uit de cursus ‘Kosmische krachten aan het werk‘ (hoofdstuk 6 ) – maart 1978
Het denken
Als je begint te filosoferen, en dat doen mensen nogal eens, dan zeg je op een gegeven ogenblik: ik denk, dus ben ik. Of denkt een ander dat ik denk dat ik ben?
Het is voor ons altijd een beetje moeilijk om ons te realiseren hoe betrekkelijk de werkelijkheid is. Dan krijg je vragen als: bestaat er nog iets anders buiten de gedachte? Het antwoord is: de ervaring. En als de ervaring een werkelijkheid is, dan kun je wel zeggen: het is de gedachte die de werkelijkheid maakt en dat kan waar zijn, maar desalniettemin hebben wij die werkelijkheid en hebben wij daarmee af te rekenen. Met andere woorden: als je denkt dat er een steen op je tenen valt en je hebt pijn, een gebroken teen en al die andere dingen die erbij kunnen komen, dan kun je wel zeggen: ik denk het, maar het is echt.
Werkelijkheid ontstaat op het ogenblik dat het besef – al dan niet op basis van feiten die met anderen worden gedeeld – zich zo volledig onderwerpt aan het gestelde dat het niet in staat is de wetten van zijn wereld zonder meer te veranderen. Het denken is dus inderdaad belangrijker dan we zouden veronderstellen.
We kunnen zelfs nog veel verder gaan en zeggen: wij hebben nu ruimte en tijd maar in feite zijn ze één en hetzelfde. Ruimte en tijd zijn twee verschijnselen van iets. Wat is dat iets? Is dat het denken? Vermoedelijk een goddelijke denken maar voor ons denken is het een werkelijkheid. U kunt wel denken dat uw tijd anders is. U kunt mogelijk uw eigen reacties veranderen zodat voor u het tijdsverloop een andere wordt maar u kunt niet de wereld als geheel veranderen. U kunt zich het tijdsritme van de wereld niet voorstellen. Dan kunnen we stellen dat tijd een abstractie is maar die abstractie kan wel betekenen dat u uw trein mist omdat u uw persoonlijke tijd wilt aanhouden; op dat ogenblik is het weer een werkelijkheid.
De kosmische krachten op zichzelf zou men volgens mij kunnen omschrijven als de structuur van het denken. Niet alleen van ons denken maar van de totaliteit van alle mogelijke gedachten, alle mogelijke voorstellingen, alle mogelijke krachten. Want als ik word geconfronteerd met een kosmische kracht en ik ga haar geheel ontleden, dan blijkt op de achtergrond daarvan een denkbeeld te zijn. Neem de Christusgeest. Als je die gaat ontleden, dan kom je bij gevoelens van eenheid terecht. Ontleed je die nog verder, dan kom je tot de eindconclusie: alles is Eén. Alles is één maar alles reageert verschillend. Dientengevolge is de Christusgeest het herstellen van de eenheid, ongeacht het verschil in uiting en denken.
De vorige maal hebben wij ons beziggehouden met o.m. de verschillende niveaus. U herinnert zich misschien dat wij dat hebben aangegeven als een aantal lijntjes met verschillende golvingen en dat je dan met je besef van het ene lijntje naar het andere moet gaan. Dat is de uitdrukking van een kosmisch verschijnsel. Op het ogenblik dat het denken een andere wereld als werkelijkheid ervaart, beschikt het ego over de waarden, de mogelijkheden en werkingen van die wereld maar is gelijktijdig onderhevig aan alle wetten die daarin bestaan. En dan zien we dat voor ons de kosmos door het denken wordt bepaald.
Bestaat er daarbuiten een realiteit? Ja, volgens mij wel. Maar wie ben ik. Een werkelijkheid is in feite niets anders dan een zo groot aantal gemeenschappelijke waarden en belevingsmogelijkheden dat wij ten aanzien van elkaar een volledig begrip kunnen vormen voor het geheel van het gebeuren. En daar zit je dan mee. Hoe moet ik dan proberen die gehele kosmos te zien?
Als ik begin met een denkbeeld, dan is dat natuurlijk heel mooi maar ik kom er niet verder mee. Als ik stel dat er verschillende werelden zijn, dan heb ik tot op zekere hoogte gelijk. Het blijkt echter dat die verschillende werelden op een zeker moment weer met elkaar kunnen versmelten en weer een eenheid kunnen vormen. Er is dus geen concrete en blijvende verandering van een wereld in de kosmos. Er is een groot aantal variabelen waarbij wereldbesef en wereldbeleving eveneens verschuiven. Indien daarachter waarden zijn, dan moeten we die dus heel primair zien.
Dan stel ik: voor een mens is er de materie. Dat die materie in wezen energie is en dat energie door werveling plus veldproductie haar eigen kwaliteit en structuur kan tonen welke ze alleen onder die omstandigheden van werveling enz. bezit, daaraan kunnen we voorbijgaan want het is niet onze werkelijkheid. Onze werkelijkheid is niet: hier is een groot aantal heel kleine deeltjes voortdurend aan het wervelen. Hier staat een tafel: een oneindig aantal melkwegstelseltjes samengevoegd tot een tafeltje. Als ik dat zeg t.a.v. materie, dan moet ik dat ook zeggen t.a.v. mijn eigen wereld, de geestelijke wereld.
De geestelijke wereld bestaat natuurlijk uit denkbeelden. Maar op het ogenblik dat die denkbeelden voor het totaal van mijn mogelijkheden beheersend zijn en anderen zich in diezelfde mogelijkheden bewegen met dezelfde beperkingen, mag ik toch wel van een wereld spreken; dan is dat mijn werkelijkheid.
Vraag je je af of er nog iets anders is dan het denken, dan kun je daarop geen antwoord geven. Je kunt zeggen: waarschijnlijk niet. Alles wat er bestaat, kan weer door andere gedachten en denkers dan ik worden bepaald. Maar voor mij is er een werkelijkheid.
Als ik spreek over oorzaak en gevolg, dan spreek ik over tijd. De meeste mensen begrijpen dat niet. Zij denken: oorzaak en gevolg, een kosmische wet. Neen. Oorzaak en gevolg kunnen alleen bestaan in een tijdsverband, in een opeenvolging en niet in een gelijktijdigheid. Maar als die gelijktijdigheid bestaat dat een denken buiten de tijd mogelijk is, dan is er geen oorzaak en gevolg. Dan is er alleen maar een hele reeks mogelijkheden waaruit bepaalde mogelijkheden naar voren kunnen worden gehaald en waarbij het tijdsverband wegvalt. Zoals een collega van mij eens opmerkte: mensen begrijpen vaak niet precies wat er aan de hand is. Hij zei: ik heb een tante gehad, die dacht altijd dat ze een incarnatie van Cleopatra was. Mijn oom was het er niet mee eens. Hij dacht dat ze eerder de incarnatie was van de slang die Cleopatra heeft gebeten. Dat zijn ook denkbeelden.
Als ik kijk naar de kosmische werkingen, dan zie ik de wet van gelijkblijvende velden of van evenwicht. Dat evenwicht bestaat altijd wanneer ik het tijdsbegrip uitschakel. Maar als ik de tijd uitschakel, dan is het ruimtelijk niet meer uitdrukbaar. Ik kan dan niet zeggen: het ene is hier en het andere is daar. Ik kan zeggen: deze aspecten zijn samen. Ik kan er misschien afzonderlijke aspecten in zien maar ik kan nooit de andere uitsluiten. Dan is er dus ook geen onevenwichtigheid denkbaar, geen verandering, geen verschuiving van evenwicht. En als die dan toch optreden, dan vloeit dat voort uit een begripsvermogen dat niet in staat is alles gelijktijdig te overbruggen, alles te overzien. Dus als je spreekt over kosmische krachten (dat zijn we ook nog aan het doen), dan moet je onmiddellijk stipuleren: zoals een wereld wordt bepaald door het denken van degene die door zijn gedachte het geheel van de beperkingen van die wereld op zichzelf van toepassing verklaart, zo geldt voor elke kosmische wet dat zij van toepassing is op het ogenblik dat het denken niet de mogelijkheid heeft een meeromvattende conceptie in zich te aanvaarden en vanuit zich voor zichzelf te realiseren. Dan staan we weer heel ver van de werkelijkheid af. Nu is dat niet zo erg want op het ogenblik zijn ze in de Tweede Kamer weer bezig om de werkelijkheid te ontwijken. Dat doet men elders in de wereld ook. Alleen als wij proberen praktisch te zijn, komen we voor een paar heel eigenaardige dingen te staan. Het eerste is dit: op het ogenblik dat ik denk dat iets slecht is, is het gelijktijdig een benadelen van mijn mogelijkheid tot ontplooiing. Is dat reëel? Waarschijnlijk niet. Ik geloof niet dat er goed en kwaad bestaan in een concrete uitdrukking.
Er is een kracht, zeker. Die kracht is goed en kwaad, is God en duivel, licht en duister; kortom, alle tegenstellingen bij elkaar. Dat zijn allemaal maar uitingen. Maar als ik denk dat het kwaad is, dan heb ik het gevoel dat ik het licht niet kan aanvaarden. Wanneer ik dat gevoel heb, zal ik het licht niet meer zien. Ik ontzeg mij dus de erkenning van licht. Dan leef ik in duister en ik denk: duister is ellende, dus ben ik ellendig. Zo zou het natuurlijk ook omgekeerd moeten zijn. Als ik denk dat ik bepaalde dingen niet kan doen, dan kan ik ze niet doen. Maar denk ik dat ik ze wel kan doen, wat dan? Dan zal ik mijzelf daarvan moeten overtuigen.
De mens heeft een onderbewustzijn. Maar als uw onderbewustzijn zegt ‘neen’, dan kunt u duizend keer redeneren dat het ‘ja’ moet zijn, het gebeurt niet. Maar als u zichzelf (uw gehele bewustzijn) zodanig groepeert dat iets voor u normaal en mogelijk wordt, dan gebeurt het ook. Dan kunt u dat waarmaken. U kunt die krachten hanteren. U kunt krachten aflezen. Een typerend voorbeeld dat wij in verband met lessen als deze hebben kunnen vinden, is wel de moeilijkheid die de mensen hebben om de kosmische tendensen af te lezen. Ik denk dan vooral aan de geestelijke kleurtendensen. Die mensen zegen: hoe weet ik wanneer er een roodperiode of gouden licht is? Op het moment dat ze die vraag stellen, ontzeggen zij zich de mogelijkheid om te reageren op de trilling zelf. Zij zullen het dus niet weten omdat ze zich afvragen hoe ze het moeten weten. Dat klinkt krankzinnig, dat geef ik toe, maar het is daarom niet minder waar.
Denken is een beperking van je vermogen, zeker, maar ook van je wereld. Hoe meer het denkvermogen in staat is om kosmische tendensen als normale verschijnselen in het leven te aanvaarden, hoe meer die verschijnselen – ook normaal – zullen worden waargenomen.
Als ik een wonder verwacht, dan is de kans dat er een wonder gebeurt ongeveer 100.000 maal zo groot dan wanneer ik het niet verwacht. En als er 100.000 mensen zijn die tezamen een wonder verwachten, dan is de kans dat er een wonder gebeurt misschien wel een paar miljoen maal zo groot dan als je het alleen zelf verwacht of niet verwacht. Dit zijn eenvoudige regels die je in de praktijk leert. Dat heeft niets meer te maken met grote kosmische wetten, vaste waarden en vaste maatstaven. Zij rationaliseren de zaak. Zij zeggen: het is God die werkt, of: het is een uitwerking van de wet van oorzaak en gevolg. Maar dat is rationalisatie, d.w.z. het verschaffen van een verstandelijke uitleg van een verschijnsel dat volgens onze mogelijkheden anders redelijk niet uitdrukbaar zou zijn en daardoor voor vele mensen, die de rede vereren, ook niet aanvaardbaar.
Als u gewoon denkt, vraag 1: wat is dan voor u op dit moment belangrijk?
vraag 2: acht u hetgeen u denkt, praktisch aanvaardbaar of niet?
vraag 3: beschouwt u uw gedachten als losstaand van de werkelijkheid of ziet u ze als onvermijdelijk verbonden met de werkelijkheid?
Kortom, zijn gedachten en daad voor u gescheiden waarden of zijn ze aanvullend ten opzichte van elkaar, dat uit de gedachte de daad moet voortvloeien? Als u op de vragen antwoord geeft, heeft u iets gezegd over uw denken maar u heeft ook iets gezegd over uzelf, uw mogelijkheden en zeker ook over de betekenis die kosmos en kosmische krachten voor u kunnen hebben.
Het is allemaal natuurlijk niet zo gemakkelijk. Het is niet zo: dat denk ik, en dan is het zo. Het is wel degelijk een kwestie van er helemaal ingroeien dat iets zo is. De gedachte niet meer zien als iets wat buiten de werkelijkheid staat maar als een direct deel van alles wat je werkelijkheid is. Maar bereik je dat, dan blijkt dat je vermogen tot denken je vermogen tot doen beheerst. Waar het concept is, kan de verwezenlijking onmiddellijk volgen. Naarmate die eenheid meer aanvaard is, zal meer van het voorstelbare ook in de eigen wereld en aan de eigen persoon kunnen worden waargemaakt.
Dat is natuurlijk weer typerend voor de mensen. Zij maken een scheiding. De mens zegt: God zit daar en ik zit hier. De mens denkt: theoretisch is het zo maar in de praktijk moet ik voorlopig maar anders doen. Als je zo begint, dan leef je in een mensenwereld met menselijke waarden. Iedereen zal je aanvaarden en normaal vinden want je bent iemand met mislukkingen en beperkingen. Maar wanneer je dat niet meer doet, ben je geïsoleerd van die normale wereld want ze begrijpen niet meer wat je bent, wat je denkt en wat je doet. Dientengevolge ben je iets wat wordt gevreesd, een buitenbeentje dat moet worden vervolgd of opgesloten. Maar is het daarom minder waar dat op het ogenblik dat denken en daad als eenheid worden beschouwd, de mogelijkheden van de mens enorm toenemen? Volgens mij niet.
U kunt erom lachen en zeggen: er is een wijze, die verandert even stenen in brood. Ik zie niet in waarom dat niet kan. Als hij gelooft dat hij het kan, dan is voor hem ook logisch om het te doen op het ogenblik dat er brood nodig is en er steen aanwezig is. En dan zal er brood zijn.
Kosmische krachten aan het werk ? Zeker. De hergroepering die het bewustzijn voortdurend tot stand kan brengen in alle uitingen van energie, inclusief materie. Maar het kan. De fout ligt dus eigenlijk bij jezelf. Als je zegt: is dit mogelijk of zou het mogelijk zijn?, dan heb je je kansen al veel verminderd. Dat is erg naar voor degenen die experimenteren want het is een belemmering. Aan de andere kant is de hele bewustwording, de hele inwijding in feite, een verandering van je systeem van beseffen, van bewust worden.
Elke kracht die in de kosmos voorstelbaar is, kan voor degene die zich daarmee verbonden voelt, ook een feitelijke waarde worden in de wereld waarin hij denkt te leven. Dat is ontegenzeggelijk waar.
Elk besef dat een verwerping van waarden inhoudt, sluit de inwerking van die waarden uit voor degene die verwerpt.
Elke verandering van waarden in hun betekenis ten aanzien van het als normaal geldende impliceert dat de beleving van die waarden inderdaad ook een andere wordt.
Je bent meester van je leven. Je bent meester van de kosmos dank zij je vermogen om te denken. Dat wil niet zeggen dat er helemaal niets bestaat buiten jezelf. Het zou onzin zijn om dat aan te nemen. Maar alles wat er is, wordt gezien, wordt beleefd, wordt benaderd vanuit het besef dat je daaromtrent hebt. Verander het besef en je betekenis, je werking, je invloed, je relatie met de wereld verandert. De eindconclusie is duidelijk: denken is niet het enige dat er bestaat; er is veel meer. Denken is de besefsfunctie. Zij is de sleutel tot alle krachten. En als er een God is en wij voelen die God als iets waarmee wij verwant zijn, dan zal in overeenstemming met onze visie van die God niet alleen die God voor ons kenbaar worden, maar de krachten die wij aan Hem toeschrijven worden ook voor ons toegankelijk. Het schijnbaar onmogelijke wordt mogelijk. Dat impliceert heel veel. Dat wil zeggen dat een mens ondanks alles zijn eigen leven in de hand heeft. Dat wil zeggen dat de mens ondanks alles het geheel van de kosmos voortdurend kan erkennen op het moment dat hij ervoor openstaat. Dat wil zeggen dat elke voorstelbare kosmische kracht door elke mens kan worden gebruikt op het ogenblik dat hij geen scheiding meer maakt tussen zichzelf en die kracht. Dat houdt in dat de mens in feite veel meer een beeld van God is, een weergave van het Onbekende dan hij zichzelf ooit heeft kunnen bijbrengen.
De mens kan scheppen, desnoods uit het schijnbare niet. De mens kan vernietigen; hij kan de zichtbare vorm laten overgaan in een onzichtbare.
Hij kan samenhangen veranderen. De mens kan zichzelf beïnvloeden en veranderen. Hij kan zijn bestaan, bestaansduur en belevingsmogelijkheid beïnvloeden. De kosmos is mogelijkheid plus kracht. De mens is gedefinieerde mogelijkheid en gedefinieerde mate van kracht. Verander de definitie en je verandert de mens.
Ik meen dat ik hiermee een beeld heb opgeroepen van mogelijkheden en feiten. Ik meen ook dat het een praktische betekenis heeft. Wij kijken naar de kosmische kracht en de kosmische werkingen en ook naar de achtergronden die er voor ons bij zitten. Maar mens zijn is juist leven in beperking, dat is ook duidelijk. Alleen, je kunt die beperking misschien iets verminderen. Dan zul je nog mens zijn, maar die menselijke beperking veel minder beleven.
Ik ga nu enkele punten stellen:
- Bewust denken is niet voldoende. Men moet innerlijk en met zijn gehele wezen beleven en aanvaarden. Op het ogenblik dat dit geschiedt, zijn innerlijke beleving en aanvaarding bepalend voor eigen mogelijkheden in de eigen wereld.
- Denken, terwijl we innerlijk onzeker zijn of het tegengestelde voelen, betekent dat wij slechts in de mate waarmee wij onze innerlijke factoren tijdelijk kunnen uitschakelen, deel kunnen hebben aan hetgeen er in onze gedachten als mogelijk, wenselijk en waarschijnlijk wordt gesteld.
- Onze neiging om alles in tegenstellingen uit te drukken en in gradaties weer te geven, impliceert dat wij ook een directe kracht, die een eenheid is, niet zonder meer zullen beleven, aanvaarden en kennen.
Wij zullen haar eerst dan gaan waarderen indien wij een tegengestelde waarde hebben gevonden of desnoods innerlijk hebben gesteld.
Slechts daar waar wij tussen twee waarden een keuze kunnen doen of een punt voor onszelf kunnen bepalen, zullen de kosmische krachten in, voor en door ons werkzaam kunnen zijn.
Alle verschijnselen zijn zeer waarschijnlijk terug te brengen tot de gedachte. Maar alle verschijnselen die door ons worden beleefd, zonder dat wij ze onmiddellijk en naar wens kunnen wijzigen, zijn voor ons bindend. Al datgene wat voor ons op dit moment bindend is, is onze werkelijkheid. Al datgene wat wij in die binding kunnen veranderen, betekent een verandering van onze werkelijkheid. Maar de grondwaarden van hetgeen wij als realiteit hebben ervaren, blijven behouden omdat wij ons ik‑beeld, dat daarmee verbonden is, niet zonder meer en geheel zullen kunnen veranderen.
Dan kom ik nu tot de afsluiting. Elke invloed, die in de kosmos bestaat, is, voor zover ik het kan overzien, het resultaat van besef, ook de invloed die een ster op verre afstand kan hebben op haar omgeving en zelfs tot op de aarde. Ik meen dan ook dat we alle fluctuaties van energie – ook de stoffelijke – in de ruimte moeten zien als een proces dat door het denken tot stand wordt gebracht en voortvloeit uit reacties op een omgeving, die men voor zichzelf een bepaalde waardering heeft gegeven.
Indien dit gestelde juist is – nogmaals, ik geloof dit al weet ik het niet zeker – dan vloeit hieruit voort dat wij alleen door juist te voelen en te denken, onze relatie met elke kosmische invloed en kracht zodanig kunnen veranderen dat zij voor ons eigenlijk een versterking betekent van al hetgeen wij wenselijk en mogelijk achten. Wij zijn niet de slaven van de invloeden rond ons, noch van de kosmische wetten. Slechts ons besef en de wijze waarop wij dit besef hanteren (dus denken), bepalen in hoeverre wij onderworpen zijn aan de krachten die rond ons optreden.
Met deze punten heb ik geprobeerd een eindconclusie te trekken. Ik weet dat ze theoretisch is, maar in dit alles zit een praktische mogelijkheid verborgen. Wijzig uw denken en u wijzigt uw omstandigheden. Besef, dat denken niet is redeneren tegen uzelf, maar voelen vanuit uzelf. Het beste voorbeeld van deze twee‑eenheid is een intens geloof dat zichzelf formuleert in een geloofsartikel.
Indien u kunt geloven in de goddelijke kracht in u, indien u kunt geloven in uw voortdurende verbondenheid met de harmonische mogelijkheden t.a.v. elke kosmische kracht en werking, dan zult u al deze krachten opnemen en op den duur maken tot iets wat u eigen is. Iets wat door u kan worden gebruikt om de wereld te veranderen. Zodat dit betoog over denken uitmondt in de conclusies: wat je denkt, dat ben je. Dat wat je innerlijk weet, maak je waar. Verbeter niet je wereld, maar verander jezelf.
Vragen.
Komt er niet een zeker mate van zelfsuggestie bij te pas?
U kunt soms met suggestie die dingen ook waarmaken. Laat mij u een vraag stellen: op welk ogenblik kan ik over suggestie spreken, als het gaat om zaken die waar worden?
Wanneer iemand u hypnotiseert en u zegt dat u een kip bent, dan is dat suggestie. Als u zich voorhoudt dat u een edel mens bent en u zich daardoor zo gaat gedragen, dan is ook dat suggestie, zelfsuggestie. Maar op het ogenblik dat u denkt dat u kracht heeft, uzelf suggereert dat u kracht heeft en u kunt daardoor een medemens genezen of een lamp laten branden, dan is er een effect buiten u ontstaan. Is het dan nog suggestie of is het een proces waardoor er een omschrijving wordt gevonden voor een tot dan toe niet te formuleren waarheid? Suggestie is dus alleen maar een aanduiding die de wereld geeft aan deze dingen. Zoals de wereld van veel zegt dat het niet waar is, terwijl het wel waar is en bepaalde dingen als waarheid postuleert, die in wezen niet eens bestaan. En als we dan die conclusie trekken, zeggen we: zolang de wereld gelooft dat die dingen waar zijn en daarnaar handelt, zullen de effecten daarvan de waarheid schijnen te bevestigen. Op het ogenblik dat het denken echter verandert, blijkt opeens dat het gestelde niet waar is.
Heeft het onbewust denken ook zo’n grote invloed op je doen en laten?
Dat doet mij denken aan de verhouding hoofdambtenaar ‑ minister.
De hoofdambtenaar constateert: zo is het. Dat is uw onderbewustzijn. Hij zegt dan tegen de ministers: verkoop jij het nu maar. Deze gaat dan denken, dus de beredenering volgen waardoor het innerlijk aangevoelde aanvaardbaar wordt. Maar het zijn twee factoren. Het denken kan het onderbewustzijn beïnvloeden en de ervaring ook. Omgekeerd zal het onderbewustzijn mede bepalend zijn voor de interpretatie van de ervaring en voor de teneur van het denken.
Stromen van energie.
Wat voor stromen van energie zijn er? Allereerst is er levenskracht. Levenskracht is in de mens en in alle leven in zekere mate geconcentreerd. Hoe openbaart het zich? In een voortdurende werveling. Bij de mens wordt het aura, bij een plant zien we dat als een kleine werveling, meestal buiten de plant of bij sommige bomen boven de kroon.
Hier hebben we te maken met energie die een uitwisseling kent. Wanneer mensen bij elkaar in de buurt komen, dan zien we dat sommige mensen ten aanzien van elkaar een zeker contact hebben. Wij zien een plotselinge emissie van één van de aura’s uitgaan. De andere persoon wordt daardoor getroffen en wij zien dat beide aura’s gelijkgeschakeld worden. Anders gezegd: energiestromen kunnen worden gebruikt om verschijnselen van energie in een harmonische factor samen te brengen. Wat is er nog meer?
Er is zoveel energie. De mensen hebben het steeds over atoomenergie. Atoomenergie is eigenlijk niets anders dan de energie die in alle materie aanwezig is maar in dit geval op een zodanig onbeheersbare manier is vrijgemaakt dat men bang is dat de zaak overstroomt.
De normale energiestromen echter – dat vergeten de meeste mensen – zijn geen stromen die te vergelijken zijn met water. Als water stroomt, dan gaan dezelfde deeltjes verder. Bij energie is dat niet het geval. Energie blijft op de plaats maar geeft een bepaalde impuls door aan een ander deeltje. Als je een magnetisch veld hebt, dan blijven alle veldlijnen op dezelfde plaats. Maar als er iets doorheen gaat, dan blijkt dat elke veldlijn gaat reageren op het voorwerp dat er doorheen gaat. Dientengevolge ontstaat energie uit het magnetisch veld in b.v. de geleider die er doorheen gaat. In dit geval is er dus sprake van een statische energie waarbij de stroming wordt veroorzaakt in iets anders.
U kent waarschijnlijk wel één van de gewone verschijnselen van statische energie. Heeft u wel eens een kammetje opgewreven? Als u een celluloid‑ of een schildpadkam een tijdje met een wollen lapje opwrijft, dan blijkt dat u daarmee heel veel stofjes kunt wegnemen. Ze worden aangetrokken.
Wat is hier aan de hand? Wel, de energie trekt alles aan wat anders ongeladen is. Er ontstaat een werking die niet vergelijkbaar is met de statische elektriciteit zelf maar die een soort uitstraling daarvan vormt op een ander niveau waardoor alle tegengestelde energie wordt aangetrokken. Dat duurt dan net zolang totdat zo’n stofje al zijn energie aan de kam heeft afgegeven en daarvoor de energie van de kam heeft overgenomen. En dan zegt het stofje: tabé, nu moet ik je niet meer, en verdwijnt. Zo zijn er dus bepaalde stromen van energie.
Als we zo daarover bezig zijn, dan moeten we ons ook realiseren dat wat wij zeggen voor een magnetisch veld, voor een mens, een plant ook in de kosmos moet gelden.
Als je kijkt naar een planeet, dan zie je dat die een aardmagnetisch veld heeft. Wat niets anders wil zeggen dan: als er een massa is die in zichzelf roteert, ontstaat daar omheen een veld dat magnetische eigenschappen schijnt te bezitten waardoor energie‑overdrachten mogelijk worden en gelijktijdig een zekere afscherming tegen energie van buiten zal optreden. Dat hebben alle planeten en alle sterren. Wat blijkt er verder?
Op het ogenblik dat er een verandering op het aardoppervlak is, ontstaat er een storing van het aardmagnetisch veld. Het is net alsof de krachtlijnen worden verbogen. Vanaf het punt waar dat gebeurt, ontstaat er wat men noemt weer een emissie, d.w.z. een projectie in de ruimte. Als nu een ander die projectie opvangt, zal hij die energie opnemen. Wat gebeurt er wanneer u in de zon zit? U wordt dan mooi bruin. Nu weten we wel dat daardoor o.a. vitaminen A, D en E en nog andere producten in de huid worden opgenomen maar in feite ontvangt u een aantal stralingen van verschillende snelheid. Die gaan van ultraviolet tot infrarood. Ze komen van de zon, niet van de aarde. Hoe komen ze van de zon af? Dan moeten we nagaan wat er op de zon gebeurt.
Als we goed kijken, dan zien we dat ze een eigen veld heeft. Dit wordt heel vaak door enorme erupties verbroken. Men kent dat als protuberans omdat het alleen te zien is als men de zon afdekt. Dan ziet men dat de zon enorme steekvlammen de ruimte in gooit. Met die steekvlammen gaat niet alleen materie mee maar wordt ook het rotatieveld van de zon op dat punt verzwakt. Er ontstaan emissies van kracht in een bepaalde richting die veel sterker zijn dan de normale stralingsafgifte van de ster. Als u dit goed onthoudt, dan kunt u zich voorstellen dat sterren op deze manier elkaar kunnen stimuleren, dat ze voor elkaar een zekere betekenis kunnen krijgen en dat de gehele ruimte vol kan zijn van allerlei banen van zo’n energie die misschien meer dan honderd lichtjaren ver door de ruimte gaan en daarbij iets van hun vaart en betekenis verliezen maar toch nog sterk genoeg bij andere sterren aankomen om weer een reactie te wekken.
Stel nu dat er iets in zo’n energiegolf binnenkomt. Wat ontstaat er dan? Er zijn in de ruimte allerlei stofdeeltjes, ongeveer één of twee moleculen per kubieke meter. Die deeltjes komen in de straling en ze beginnen opeens veel sneller te bewegen; ze gaan wentelen. Er ontstaat een tijdelijke verdichting van die op zich zeer ijle materiegolfjes. Het resultaat is dat er een magnetisch veld wordt geproduceerd. Dat veld beweegt zich over het algemeen onder een hoek t.a.v. de bestaande straling. Wanneer u daarmee in contact zou komen in de ruimte, dan heeft u te maken met een magnetische wervelstorm. Zo’n magnetische wervelstorm in de ruimte kan dus nooit ontstaan wanneer geen materiedeeltjes daarbij betrokken zijn.
Dit zijn allemaal dingen die op stoffelijk niveau liggen. Al die stromen van energie komen zo nu en dan ook wel eens op de aarde terecht. De aarde reageert daarop. Maar omdat het voor de gehele aarde gelijk is, merkt u het niet. Het is net alsof u in een trein zit die in beweging is. Maar als u niet naar buiten kijkt en de trein goed veert, dan merkt u niet eens dat u rijdt. En soms, als uw trein stilstaat en naast u vertrekt een trein in een andere richting, dan denkt u dat uw trein al rijdt. Dat is een kwestie van bewustzijn, van beseffen.
Wanneer dergelijke stralingen dus de aarde bereiken, dan zal hierdoor de situatie op aarde veranderen. Hetzij door veranderingen van de ionisatielagen, veranderingen in het magnetisch veld van de aarde en misschien zelfs in de eigen straling van de aarde. Degenen die op aarde zijn, ondergaan dat allemaal geleidelijk en daardoor wordt het niet bemerkt. De gevolgen daarvan merkt men echter wel want dan blijkt dat de mensen plotseling erg onvoorzichtig worden. Ze zien dat dan als een falen en zeggen: dat is een karakterfout of stemmingsfout. Maar dat is niet waar. Die mensen hebben in zich ook energiegolfjes: het zenuwstelsel. Het zenuwstelsel met zijn doorgeven van signalen bepaalt weer de reactiesnelheid.
Nu is het zo dat bij bepaalde stralingen de reactiesnelheid van de mens vermindert. Het is niet altijd een borrel waardoor dit gebeurt, het kan ook door een straling die uit de ruimte komt. Er ontstaan dan enorm veel verschijnselen op aarde die daarmee verwant zijn. Als u dat weet en u houdt er rekening mee, dan zult u zien dat u de ene keer wat vlugger, de andere keer wat minder vlug moet zijn. Er zijn natuurlijk heel wat meer dingen dan alleen maar sterren en planeten. Er zijn ook geestelijke zonnen.
Wat is een geestelijke zon? Een geestelijke zon is een hoeveelheid geestelijke energie die in en vanuit zichzelf reageert op alle soortgelijke vormen van energie in de omgeving. Zo’n geestelijke zon straalt. U heeft ook een geest, dus wat is het gevolg? Dat u ook iets van die straal krijgt. Dat is nu het wonderlijke.
Geestelijk gezien bent u namelijk niet beperkt. U bent niet aan ruimte gebonden, zelfs niet aan een maximale inhoud of een maximaal vermogen. Als u zich, wanneer u wordt geraakt door zo’n straal, nu openstelt, dan neemt u enorm veel energie op. Die energie moet u dan weer kwijt en dat kan dan door uw uitstraling. Het kan zijn dat u het deels omvormt tot lichamelijke stralingen. In 9 van de 10 gevallen zien we het vooral optreden als een lading in de aura.
Zo zit de hele ruimte, de hele kosmos vol met stralen van energie. En als we er nu toch mee bezig zijn, dan kunnen we ons afvragen hoe het dan zit met persoonlijkheden.
Er is een persoonlijkheid. Stel u voor dat een persoonlijkheid 10 á 20 miljoen maal sterker in zijn geestelijke uitstraling is dan een mens. Die persoonlijkheid denkt. Wat gebeurt er? Zolang zijn denken evenwichtig is, niets want dat blijft gelijkmatig in zijn uitstraling, zijn aura. Op het ogenblik echter dat hij zich concentreert op een punt is het evenwicht verbroken en zal op dat punt de energie zich ontladen maar hij is wel 20 miljoen maal sterker dan een gewoon mens. Dat wil zeggen dat een gedachte dan plotseling een signaal wordt, zo sterk dat zelfs een telepaat denkt dat hij een stem hoort. Die persoonlijkheid kan dan een levenskracht uitstralen waardoor niet één mens maar misschien wel honderd mensen vreugdig en joviaal beginnen te worden. En dat kan nog verder gaan.
Die entiteit kan die straal een zeer lange tijd aanhouden. Dat betekent dat alle leven wat in die straal terechtkomt, zich op die straling gaat oriënteren. Haar eigen krachtsverbruik, haar verdeling van krachten is op die energiestroom gebaseerd. Als je daaruit komt, dan weet je het niet meer, dan heb je het niet meer, dan ben je er niet meer. Daarom zegt men dat een mens tot een bepaalde straal behoort. Het is gewoon een energiestroom die uitgaat van een enorm groot bewustzijn. Dan is 20 miljoen maal sterker natuurlijk niets, dat begrijpt u ook wel. Het is zo intens en zo sterk dat iemand daardoor wordt georiënteerd maar gelijktijdig neemt hij ook eigenschappen over. Want het is duidelijk dat, als zo’n straal voortdurend de nadruk legt op een bepaalde manier van reageren, van denken en van aanvoelen, dat het wezen dat tot die straal behoort op den duur dit als normaal gaat zien.
Stromen van energie door de ruimte, in de kosmos – geestelijk zowel als anderszins – zijn conditionerend zolang ze een behoorlijke tijd aanhouden en gelijk blijven. Ze zijn dan conditionerend voor alle leven dat daarin bestaat en bepalen de mogelijkheden maar ook de bestrevingen en de tendensen die vanuit dit leven ten opzichte van hun omgeving tot stand komen.
Dan hebben we niet alleen degenen die zich bezighouden met de ontwikkeling van bewustzijn en leven maar er zijn er ook die zich alleen bezighouden met bewustzijn. Dat zijn de Heren van Wijsheid. Dat zijn wezens die, vanuit een menselijk standpunt, soms ook vanuit een geestelijk standpunt gezien, helemaal abstract zijn. Wat zij beleven, is eigenlijk iets van de samenhang en de structuur van het bestaan. Ieder op zijn manier is daarmee zo bezig dat hij dat uitstraalt.
Nu is er ergens op aarde een vergelijkbaar bewustzijn dat tot welke straal dan ook kan behoren. Wat doet die Heer van Wijsheid? Hij zegt: overeenstemming? Zijn ideeën stromen daar naartoe want ik krijg een aanvulling terug. Er ontstaat een wisselwerking. Dit is wel heel zwak maar het is voor die grote entiteit toch belangrijk. Het is een toevoeging. Gelijktijdig ontlaadt hij zijn hele weten. En als een mens daarvan nu een behoorlijk deel verwerkt, wat gebeurt er dan? Dan is hij ingewijd! Ingewijd waarin? Dat weten we niet. Dat ligt in de eerste plaats eraan met welke Heer van Wijsheid hij heeft gewerkt. In de tweede plaats, wat hij daarvan heeft kunnen accepteren en hoe hij het heeft kunnen verwerken. Die inwijding komt voort uit de Heren van Wijsheid. Het is in feite een inzicht in de essentie der dingen.
Zo zijn er ook Heren van Macht. Een Heer van Macht is iemand, die zich bezighoudt met het verloop van de energie in de kosmos. Dus ook weer een heel hoge geest met een enorme hoeveelheid energie. Deze houdt zich alleen maar bezig met alle wijzigingen van kracht – en dat zijn er nogal wat – overal in de kosmos te registreren. Komt er nu een onregelmatigheid, dan kan het zijn dat zo’n Heer van Macht zegt: die krachtsverhoudingen interesseren mij wel niet maar het is storend. Ik ga het aanvullen. En dan is het maar de vraag of die aanvulling terecht is.
Het kan zijn dat b.v. een ster tijdelijk iets minder straalt op een bepaald punt en dat zo’n Heer van Macht zegt: dat bevalt mij niet. Ik geef meer energie. Die kracht moet gelijk zijn. Maar daardoor wordt die kracht gelijk op een ogenblik dat de ster niet in staat is haar eigen processen te beteugelen en dan komt er een nova: een enorm vlam in de ruimte. Geen planeet is er meer over in de buurt.
Een mens zegt soms: ik wil graag macht hebben. Er zitten andere mensen die ook aan macht denken. Dan kan er een moment komen dat die mens macht krijgt. Hij krijgt namelijk de energie waardoor hij zichzelf a.h.w. kan opleggen aan anderen want hij is, gezien vanuit een Heer van Macht, stabiel. Maar zijn beeld van de wereld vervreemdt daardoor. Hij krijgt het gevoel : alles wat ik zeg en doe, is juist en waar. Als ik het maar zeg, dan gebeurt het.
Nu kun je dat natuurlijk wel tegen mensen zeggen en misschien aan bepaalde dieren opleggen, maar als het op een gegeven moment begint te regenen, dan kun je met die macht niet zeggen: het moet droog zijn, tenzij je precies weet hoe die kracht te gebruiken. En dan ontstaat er iets wat op zwarte magie lijkt. Daarom gaan veel mensen die macht begeren, aan macht ten onder. Ze hebben wel die kosmische band maar ze zijn niet in staat om dit goed te verwerken. Ze zijn niet in staat om de macht die ze ontvangen, op een evenwichtige wijze uit te stralen. Zodra het onevenwichtig wordt, is er storing; dan krijgt iets anders macht. Bom… nova! De val van een dictator of iets dergelijks.
Zo zit geestelijk gezien de zaak ook vol met allerlei stromingen en stralingen. Wij maken het maar eenvoudig. Wij zeggen: er zijn 7 Heren van Stralen, 3 Heren van Wijsheid, 5 Heren van Macht. Al deze energiestromingen zijn allemaal positief op het ogenblik dat je weet wat je ermee kunt doen. Als je dat niet weet en het niet kunt verwerken, is het negatief.
Zonder ultraviolet zou er op aarde geen leven zijn. Die ultravioletstraling is wel degelijk nodig om de huidige vorm van leven, inclusief de chlorofyl‑omzettingscyclus enz. in stand te houden. Maar komt er teveel, dan gaat al het leven daaraan te gronde. Dus teveel is vernietigend. Dat is een probleem waarmee wij altijd te maken zullen hebben.
Er zijn stromen van kracht van zeer veel verschillende soorten. Zolang wij in staat zijn een kracht te verwerken, kunnen wij.er positieve dingen mee doen. Zodra wij niet meer in staat zijn ze te verwerken of ze niet evenwichtig kunnen verwerken, ontstaat er over het algemeen een soort kortsluiting en worden wij daarvan het slachtoffer. Dit is zo ongeveer wat hierover te zeggen valt in kort bestek.
Maar is het tussen mensen ook niet zo? Mensen zullen vaak energie uitwisselen, zelfs moeten uitwisselen, want alleen daardoor worden ze evenwichtig en krijgen ze grotere mogelijkheden. Maar als iemand kracht uitwisselt met een ander die het niet kan verwerken, dan is het niet zo dat die ander daaraan te gronde gaat; neen, hij krijgt zelf de terugslag. Dat is nu weer het principe dat men in de magie vindt.
In de magie wordt gezegd wanneer je een kracht zendt naar een ander en die schermt zich af, dan keert de kracht naar jezelf terug. Je zou eigenlijk moeten zeggen: op het ogenblik dat ik een kracht gebruik die haar bestemming niet bereikt – waar ik op gerekend heb – krijg ik de klap omdat ik daarop ben ingesteld. Het is je eigen evenwicht dat bepaalt welke onevenwichtigheden uit de wereld je kunnen bereiken. Dat is heel eigenaardig.
Mensen onder elkaar kennen verschillende manieren van uitstralen, van het geven van werkingen e.d. Magie is er één van. Maar het is net zo goed het gewone menselijke contact. Het is zelfs de emotie die je van de ander tegemoet straalt. Je staat als mens eigenlijk voortdurend onder invloed van de uitstraling van je omgeving. Als u gewoon gaat winkelen en u loopt door een drukke winkelstraat, dan denkt u misschien dat u handig uw weg zoekt door een niet al te druk verkeer. Maar u loopt gelijktijdig spitsroede. Van alle kanten komen de stralingen en stromingen op u af. U bent geconditioneerd. U bent niet in staat om al die dingen te verwerken. Op den duur wordt u misschien wat kooplustiger of strijdlustiger omdat u die invloed van alle kanten tegelijk krijgt. Maar zolang die invloeden voldoende verdeeld zijn, doen ze u niets. Maar u leeft wel te midden van die stromingen. Als u dat gaat begrijpen, dan weet u op een gegeven ogenblik: ik herken een bepaalde stroming.
Daarvoor geldt een eenvoudig regeltje: als je een bepaalde stroom of straling herkent, kun je je daarvoor afsluiten door haar bestaan voor jezelf te ontkennen. Hierdoor verdeel je het geheel van de inkomende kracht over het geheel van je wezen en zal er hoogstens een verandering in je eigen energiegehalte optreden maar niet in je persoonlijkheid of je persoonlijk evenwicht.
U kunt daar ook op antwoorden. Wanneer u antwoordt, moet u zich goed realiseren dat elk antwoord – hoe beperkt ook – altijd het geheel van de ontvangen kracht bevat zodat zelfs het geringste antwoord altijd de intensiteit van uitwisseling zo groot maakt dat u zich verder én in uw bewustzijn en in uw gedrag en leven niet meer aan de uiting van de ander kunt onttrekken. (zie noot).
Noot
Als een stroming op u af komt en u herkent die – op welke wijze dan ook – dan is het antwoord dat u deze energie in u opneemt. Wilt u bewust antwoorden, beschouw die stroming dan als een persoonlijkheid. Spreek tegen de persoonlijkheid die u in u ervaart en u moduleert gelijktijdig het antwoord dat u nu aan de andere factor geeft. Is het een kwestie van gevoel, dan straalt u dat gevoel terug. Is het een kwestie van redelijkheid, dan straalt u een redelijk argument terug enz. U geeft dus altijd iets terug op het ogenblik dat u beseft dat het er is. Als u dat besef voor uzelf preciseert, dan kunt u ook preciseren wat de hoofdtoon van het antwoord is, dat u geeft aan de straling. U kunt zich echter niet onttrekken aan het geheel dat naar u toe is gekomen. U kunt alleen op een bepaald deel ervan in het bijzonder ingaan en daarbij niet het andere deel geheel buiten beschouwing laten. Het blijft een rol spelen.
Wij zitten hier bij elkaar. We bouwen een bepaald sfeertje op. Of dat sfeertje nu prettig is of niet, doet minder ter zake. Het is een gezamenlijk uitstraling waarop u moet gaan reageren. En nu weer iets typisch: wanneer die sterk verschilt van uw eigen uitstraling, dan zult u er misschien een tijdlang door worden gedomineerd. Maar als die invloed niet continu is maar ze zich steeds weer herhaalt en als hetzelfde optreedt, dan ontstaat er een afwijzing: u ontvangt de invloed niet meer. Maar zodra er in de bijeenkomst invloeden ontstaan, die wel weer bij uw persoonlijkheid passen, dan ondergaat u ze veel intenser dan een ander want u bent er veel gevoeliger voor en u reageert er veel directer op.
Zo is een bijeenkomst als deze in feite vaak een spel van allerlei krachten, krachtlijnen en krachtschermen. Een vloed van energie, overal. Stromen van energie, die van het ene eind van de schepping naar het andere razen. Maar ook stromingen van energie die bijna microscopisch klein heen en weer flitsen tussen mensen en tussen levende wezens, zelfs tussen mensen en materie. U kunt zich er niet aan onttrekken. Maar u kunt ongetwijfeld beseffen dat ze bestaan en u daardoor gemakkelijker aanpassen aan de krachten die u beroeren en die u niet kunt afwijzen.
Niet denken.
Wanneer ik denk dat ik niet denk, zo denk ik. Wanneer ik niet wil denken, zo denk ik aan datgene wat ik wil en denk ik, ook al denk ik dat ik niet meer denk.
Niet denken is een toestand waardoor de onbelangrijkheid der dingen langzaam doet insluimeren al wat er in mij bestaat en wat voor MIJ telt. Een toestand van sluimering waarin de beelden voorbijgaan zonder dat ik ze beschouw en de woorden in mij klinken, zonder dat ik hoor wat ze betekenen. En in dit niet denken spreken dan andere dingen, die belangrijker zijn misschien op hun wijze, tot mij. Ik kan ze dan opeens begrijpen omdat mijn aandacht niet meer is geboeid door al datgene wat zich voortdurend in en rond mij afspeelt.
Niet denken is echter iets anders dan niet beseffen. Wie niet beseft, bestaat niet. Maar wie beseft, behoeft niet noodzakelijkerwijs – indelend en redenen gevend – bezig te zijn met alles wat hem beroert. Hij kan – verkerend in een toestand van onverschilligheid – het aan zich voorbij laten gaan. En dan zullen zich steeds nieuwe indrukken in hen tonen totdat er iets komt waarop hij wel moet reageren. Dan is het niet denken geworden tot een beseffen op hoger niveau waaruit echter weer het denken voortkomt.
.Als u denkt dat u in staat bent om werkelijk niet te denken, dan moet u zich wel bedenken. Want denken zult u altijd weer doen, zelfs wanneer u soms een ogenblik sluimert, totdat een indruk in u de processen van uw bewustzijn weer gewekt hebben tot een zeer persoonlijke reactie en combinatie.