Het duizendjarige rijk

image_pdf

uit de cursus ‘De vernieuwing in deze tijd’ (hoofdstuk 8)- mei 1981

Het duizendjarige rijk.

Bij ervan bewust zijnde dat deze term vooral in de meidagen in Nederland niet met grote sympathie zal worden ontvangen, moet ik er toch op wijzen dat bijna altijd weer in profetieën, in openbaringen dergelijke termen voorkomen. Altijd weer voorspelt men dat, voordat het einde der wereld zal komen, er een tijd komt van welvaart onder een vredesworst waarin alle rechtvaardigen en alle gelukzaligen zullen samenleven.

Het Duizendjarig Rijk op zichzelf is natuurlijk een droom. Maar die droom moet een reden hebben. Elke mens voelt voortdurend, zeker als hij ouder wordt, dat er iets in zijn wereld aan de gang is. Het is wat men noemt de “generation gap”, de kloof tussen de generaties. Als je ouder wordt, dan lijkt het soms of de jongeren steeds niet begrijpender worden. De wereld verruwd, alles verandert en je weet er geen raad meer mee. Dat zal ongetwijfeld ook vele profeten zijn overkomen.

Zij werden geconfronteerd met een snel veranderende wereld, met vernieuwingen waarmee ze geen raad wisten en ze hebben zich voortdurend afgevraagd; wat gaat er nu eigenlijk gebeuren? Zij hebben toen gezegd: Dat moet allemaal eerst worden weggewerkt: Er moeten grote rampen komen, er moeten grote vijanden komen. Legers zullen over de aarde trekken. Ziekten zullen de mensen uitroeien enz., want daardoor kan dan de oude wereld waarvan wij dromen als een soort hemels Jeruzalem opnieuw ontstaan.

Nu vind ik vrede op aarde op zichzelf een wonderlijke droom. Want als we kijken naar het leven van de mensheid, dan is er eigenlijk nooit werkelijk vrede geweest. O, er zijn wel mensen geweest die hebben gezegd: Kinderen voeren toch geen oorlog. Neen, ze zijn alleen maar sadistisch tegen elkaar. Dat is ook een vorm van oorlog voeren waarvan de ergste gevolgen meestal worden voorkomen door de ouderen, tenzij het jeugdbenden worden waarmee de ouderen weer geen raad weten. Dus, laten we eerlijk zijn. Er is eigenlijk nooit vrede in de zin waarin men ervan droomt.

Er is geen lichtend Duizendjarig Rijk waarin alles in perfecte harmonie samengaat. Waarbij het overigens de vraag blijft, of een dergelijk rijk nog enigszins aanvaardbaar zou zijn om in te leven.

Als we kijken naar de tijd waarin wij leven, dan wordt duidelijk dat de vernieuwingen en veranderingen onvoorstelbaar snel gaan. Er is een tijd geweest dat een wat blote foto niet mocht, dat ze werd weggevaagd uit de populaire tijdschriften, dat ze werd weggeknipt uit de verschillende films en dat ook de kostuums in de verschillende shows aan zeer gedegen normen moesten beantwoorden. Het mocht wel onthullend lijken, maar het mocht het niet zijn. Om het anders te zeggen strategische punten moesten altijd uitstekend verhuld zijn. Nu is dat anders geworden. Er is een tijd geweest dat men over pornografie zijn nek brak. Het waren de vieze plaatjes die je in Parijs en Brussel kon kopen. Tegenwoordig heb je hele winkels die daarvan bestaan. Vroeger werd gesproken over het huwelijk als een onaantastbaar instituut. Tegenwoordig vraag je je eerder af, of het misschien belastingtechnisch interessant is of niet, want voor de rest behoef je je er heus niet mee bezig te houden. Er is een tijd geweest dat de mensen zeiden dat je moest werken om te le­ven. Nu zegt men dat het een gek is die werkt om een ander in leven te houden. Het klinkt allemaal misschien cynisch maar zo is het toch.

Ik wil hier alleen maar mee aangeven dat zelfs in een dertigtal jaren, veel meer is het niet, een enorme ommekeer in mentaliteit heeft plaatsgevonden in Nederland. Datzelfde kunnen we echter ook elders con­stateren: Veranderingen in visie in de U.S.A. die mede aanleiding zijn geweest tot de verkiezing van Reagan en de zeer grote campagnefondsen waarover de man kon beschikken. De grote veranderingen in Duitsland in de laatste tijd. De onrust in Zwitserland. Ik noem maar een paar voorbeelden. Ik zou er de hele cur­sus mee kunnen vullen. In al die gevallen zien we dat oude patronen ineens worden doorbroken en dat er dan nieuwe gedaanten opduiken. Maar ze zijn eigenlijk niet te fixeren, ze veranderen te veel.

Een mens, die in de nieuwe tijd staat en met die veranderingen wordt geconfronteerd zonder dat hij een vaste lijn, zonder dat hij een einddoel ziet, is dan geneigd te dromen van een Duizendjarig Rijk. Hij denkt aan de ondergang van de wereld, de uittocht van de engelen, het verbreken van de Zegels van het Boek en tenslotte natuurlijk voor eenieder die orthodox genoeg is: de glorieuze verheffing onder in­vloed van de H. Geest tezamen met de heer Gijsen.

Deze mentaliteit moet je begrijpen. Want in de hele wereld zijn er vandaag de dag onheilsprofeten. Het einde van de wereld wordt aan­gekondigd door vervuiling, atoomenergie, verhongering, klimatologi­sche veranderingen, het ontstaan van giflagen in de atmosfeer en alle gevolgen daarvan. Ik noem maar weer een paar stellingen die hier en daar naar voren worden gebracht. Er zijn veel mensen die daarin geloven.

Wij hebben op het ogenblik te maken met een mensheid die altijd be­zig is te kijken naar uiterlijke verschijnselen zonder te beseffen dat er wel degelijk innerlijke veranderingen plaatsvinden die meer dan voldoende opwegen tegen alle uiterlijke veranderingen die wat minder zijn. Je kunt nu eenmaal niet een wereld bewaren zoals ze is. Vooruitgang betekent verandering. Verandering is niet altijd in de eerste plaats iets dat je goed vindt, want je moet afscheid nemen van zaken die je dierbaar zijn. Maar verandering betekent ook dat er nieuwe mogelijkheden ontstaan, dat er nieuwe wegen worden gebaand en dat een mens, die geestelijk rijp genoeg is, daardoor ook nieuwe mogelijkheden krijgt.

De profeten zien deze weg niet. Het Laatste Oordeel is al vele malen aangekondigd. Er zijn bij de Adventisten, mensen die zeggen dat het over drie jaar gaat gebeuren. Er is een andere groepering die het al vijfmaal heeft aangekondigd in deze lopende periode en die nu de zaak wel even heeft uitgesteld tot 1984. Maar, of u het gelooft of niet, gaan zult u, zo zeggen zij. Waarom? Zij kunnen de nieuwe wereld eenvoudig niet aan.

Wat is kenmerkend voor die nieuwe wereld? Dat de mens, die gebon­den is in zekerheden door het verkrijgen van misschien te grote stof­felijke mogelijkheden en zekerheden, langzaam maar zeker geestelijk is gaan zoeken en is gaan dwalen.

Een mens heeft een houvast nodig. Maar als je verzorgd bent van de wieg tot het graf, dan kun je je weleens permitteren te filosoferen over geestelijke waarden, dan ben je niet meer zo gebonden aan de gemeenschap waar je bij hoort omdat je alleen daarvan hulp en steun kunt verwachten als het nodig is.

Die verandering betekent het opleven van een totaal nieuw denken, een nieuwe benadering van het bestaan, een zoeken misschien ook van vreugdiger elementen in het leven. Maar het betekent wel het teloor gaan van veel discipline die men tot nu toe hoog heilig heeft verklaard.

U kunt niet ‑ of u dat gelooft of niet ‑ één vaste regel blijven toepassen over vele geslachten. Iedereen, die de geschiedenis bekijkt, ziet dat gemiddeld per twee generaties er één zo aanmerkelijke trendverandering plaatsheeft dat zelfs de interpretatie van wetten anders wordt, dat in het maatschappelijk bestel geheel nieuwe waarden gaan gelden. Als dat zo is, dan betekent dat natuurlijk niet het einde van de wereld. Maar de toestand die dan ontstaat zal zich weer stabiliseren.

Er zullen weer nieuwe krachten en mogelijkheden komen. Door hun anders denken en geloven gaan de mensen anders handelen. Maar in dat denken scheppen ze wel degelijk een leefbare wereld: De enige moeilijkheid is natuurlijk, het is niet meer de wereld die men zo graag zou willen hebben. En als je dan eenmaal hebt ontdekt dat het dan toch weer goed is gekomen, misschien dat je dan gaat geloven dat je nu toch leeft in een Duizendjarig Rijk. Maar ook dat is niet waar. Duizendjarige Rijken leven meestal niet langer dan een jaar of dertig ‑ veertig. Want een Duizendjarig Rijk is een structuur, het is een organisatie. Mensheid kun je niet zien als een organisatie. Je moet haar zien als een mechanisme.

Wie zich dus wil bezighouden met de vernieuwingen in deze tijd, moet in de eerste plaats kijken naar de geestelijke veranderingen die plaatsvinden. Zeker, we kunnen dan weer heel erg negatief worden. Wij hebben ze al meer opgesomd al die verschillende cultusjes en groepjes waarin eigenlijk de goedgelovigheid en de gebondenheid van de mens wordt geëxploiteerd, hersenspoeling plaatsvindt en wat dies meer zij. Maar daarnaast zijn er steeds meer mensen die zich bezighouden met filosofie, die denken in de termen van bv. de yogi, die zoeken in de richting van reïncarnatie en daardoor een andere visie krijgen op het leven.

Er zijn mensen die zoeken naar een persoonlijk contact met een andere wereld of een andere sfeer, desnoods met een eigen God, en die zich niets meer laten gezeggen door degenen die zich als hoogwaardigheidsbekleders en vertegenwoordigers van de Heer zelf voorstellen.

Vrijheid op geestelijk terrein. Maar dat betekent, dat er een conflict komt dat er steeds meer verschillende denkwijzen komen. Het betekent dat ‑ geestelijk gezien ‑ het benauwde, of tot een zaad ineengeperste geestelijke leven van de mensheid zich kan ontplooien zoals ‑ om het bijbels te zeggen ‑ uit het mosterdzaadje de mosterdplant opschiet.

Dan krijgen we eindelijk geestelijk en daardoor ook moreel en sociaal een klimaat waarin de wereld anders kan functioneren. Ik zeg niet, dat de wereld opeens kan veranderen. Maar het eigenbelang en het materiële denken waardoor men bankrekeningen nog stelt boven het eigen leven, waardoor men macht stelt boven het welzijn van vele mensen, zullen steeds meer worden aangetast En dan komen we toch een beetje in de richting van iets dat op een Duizendjarig Rijk zou kunnen lijken, als er gelijktijdig door dit alles niet materiele moeilijkheden zouden ontstaan die ongetwijfeld ook weer overwonnen zullen worden.

Oorlogen zullen er blijven. Maar misschien dat de strijd nu eens niet zal gaan van mens tegen mens, maar van mens tegen zaken die de mensheid bedreigen.

Vernieuwing betekent niet alleen dat er gewoon iets nieuws komt voor het oude, zoiets van: ik heb nu lang genoeg tegen mijn bankstel aangekeken en we hebben toevallig een meevaller, laten wij er wat nieuws neerzetten. Het is niet alleen maar een veranderen van de stoffering. Het is zelfs de verandering van de techniek van de woning. Niet meer het huis als het besloten nest, maar het huis als een verlengstuk van de natuur waarin je bescherming kunt vinden zonder ooit van de omgeving werkelijk afgesloten te zijn. Meubels niet meer te zien als sieraden en dienaren van het gemak zonder meer, maar eerder als een functioneel sa­mengaan waardoor alle noodzaken van het menselijk lichaam op de beste manier tot hun recht komen zonder dat gelijktijdig alle geestelijke acti­viteiten worden afgeremd. Om u een voorbeeld te geven: Ik kan mij voorstellen dat men zelfs een audio‑circuit maakt aan de t.v. en de radio zodat, als iemand zijn stem verheft dat apparaat tijdelijk zijn mond houdt. Het zou een grote bijdrage zijn tot het herwin­nen van de kunst van het spreken.

Hier wordt ons Duizendjarig Rijk al heel iets anders; het wordt een mentaliteit. Mentaliteit betekent een uitstraling. Als steeds meer mensen geestelijk bewust gaan denken, als steeds meer mensen zoeken ‑ juist op geestelijk terrein ‑ naar nieuwe wegen en mogelijkheden om te ontkomen aan een moeras waarin ze menen vast te zitten, dan ontstaat er een nieuwe uitstraling.

Mensen hebben nu eenmaal een uitstraling. Noem het gedachtekracht, noem het aura, noem het gemeenschappelijk bewustzijn. Als dit verandert, dan verandert niet alleen de mensheid daardoor. Dan verandert de rela­tie tussen mens en aarde, maar ook tussen mens en sferen. Dan worden er relaties mogelijk die in feite tot op dat ogenblik nooit hebben bestaan. Dan kan de mens misschien rustig spreken met zijn dierbare overledenen en zal dat een normaal verschijnsel zijn. Dan kan de mens aanvoelen wat de aarde wel en niet zal gaan doen en zal hij gewoon rekening houden met al datgene wat er in het klimaat of elders gebeurt.

Hij zal vooruitlopen op datgene wat stoffelijk onvermijdelijk is. Hij zal aanpassen datgene wat hij kan aanpassen, zoals bv. droogte be­strijding en een mate van klimaatbeheersing. Dat heeft niets meer te ma­ken met alleen techniek. Het is wel degelijk een kwestie van visie, van aanvoelen en in heel veel gevallen ook van psychische kracht.

Een wereld die zo wordt opgebouwd is een wereld waarin de profe­tieën zoals ze nu worden gehanteerd (het Boek der Openbaringen etc.) niet eens bruikbaar zijn. Daarin kun je met die dingen niets meer doen.

Wat moet ik doen met een wereld waarin het einde der tijden wordt aangekondigd als de enorme strijd van God tegen Magog. We zouden ook kunnen zeggen; van de agoog tegen de demagoog. Dat is de moderne term. Ik geloof, dat je dat niet moet zien in termen van een stoffelijke oor­log zonder meer. Dergelijke dingen moet je begrijpen als juist een con­flict tussen geestelijke invloeden, tussen mentaliteiten. Die zijn veel belangrijker dan alle stoffelijke wapens.

Dan komt er een ogenblik dat men zegt: Er zullen ziekten over de wereld gaan. Maar kunnen dat dan geen geestesziekten zijn? Kan dat niet een kwestie zijn van mensen die dol worden omdat ze de hele wereld, waarin ze meenden zelf iets te kunnen zijn en te kunnen betekenen, zien afbrokkelen? Dat ze niet alleen hun macht, hun greep, hun betekenis verliezen, maar ook al datgene wat voor hen waardevol was, in de ogen van anderen waardeloos is geworden: Dat zal weer vaak voorkomen. Er zijn elders wel van die mensen geweest.

Zij, die het huidig Indonesië in zijn vroegere gedaante hebben ge­kend, hebben misschien de kreet ‘amok’ weleens gehoord. De razernij. Een mens die geen raad meer weet met zichzelf, die zich gekwetst voelt door het een of ander en dan niet meer weet wat hij moet doen en zijn hele wereld wil aanvallen en vernietigen. Geestelijk, mentaal, zakelijk, sociaal zal hetzelfde wel gebeuren. Als je dat nu strijd noemt, dan ben ik het direct met u eens. Dan bestaat die strijd, dan bestaan de ziekten. Maar dit zijn geen zaken die je kunt uitleggen als de ondergang van de wereld zonder meer: Integendeel, je kunt het eerder beschrijven als de geboorteweeën van een nieuwe era waarin de mensheid  op een totaal nieuwe manier gaat leven, gaat denken en ook zijn geestelijke mogelijkheden onmiddellijk gaat uitbreiden.

Ik kan begrijpen dat er mensen zijn die zeggen: Ach, wat hebben wij daar nu aan. Laten we eens een paar punten nemen.

Denkt u, dat 50 jaar geleden een bijeenkomst als deze en de taal die hier wordt gesproken aanvaardbaar zou zijn geweest? Denkt u niet, dat er alle maatregelen zouden zijn genomen niet alleen om het medium verder optreden te verhinderen, maar ook om uzelf weer terug te voeren, naar de veilige gemeenschap of u tot uitgeworpenen der aarde te verklaren? Precies zoals het omstreeks 1900 met de socialisten is gegaan. Dat is dus veranderd. Laten we een ander voorbeeld nemen:

U leeft op het ogenblik in een wereld waarin grenzen zijn, helaas, maar waarin de hele wereld toch naar u toekomt en u ook naar grote delen van de wereld kunt gaan. Uw wereld is niet meer begrensd en beperkt. Realiseert u zich dat minder dan 70 jaar geleden er nog heel veel mensen waren voor wie het een grote gebeurtenis was, als ze een plaats op tien km van hun woonplaats konden bezoeken? Die hun hele leven nooit verder kwamen, die niets anders zagen dan dat eigen benauwde kringetje waarin ze leefden? Ik zeg niet dat ze ongelukkig waren, maar ze waren beperkt.

Uw wereld is ruimer, rijker geworden. Als u een foto wordt getoond dan kijkt u en zegt: Dat is het Suikerbrood, dat is Buenos Aires. Dat is de Eifeltoren, dus dat is Parijs. Dat moet Londen zijn, dat is een brug over de Thames. U kent dat allemaal. Uw wereld is een andere geworden of u het beseft of niet.

Als ze vroeger iets vertelden over een gebeurtenis in Afrika, dan wisten ze hier in Nederland niet veel meer dan wat een missionaris vertelde; dat kwam dan meestal neer op het breien van jaegerhemdjes. Nu houdt u zich niet alleen bezig met de armoede die ze daar hebben, de ellende, de hongersnoden, maar u houdt zich ook bezig met de politiek. U bent precies op de hoogte hoe het gaat met deze wantoestanden, hoe het gaat met gene blanke nederzetting. U weet precies wat er gebeurt in alle landen en als u het niet precies weet, dan veronderstelt u voldoende in overeenstemming met bekende feiten om u toch een denkbeeld te kunnen maken, zelfs van geheimzinnige rijken als China, Rusland en al die andere landen die zich verbergen achter een soort ijzeren masker of om Churchill te citerend het ijzeren gordijn, Realiseer u dit.

Uw wereld is een heel andere dan in uw jeugd. Maar het is niet alleen feitelijk een andere wereld. U denkt anders. Mondiaal denken was vroeger bijna niet denkbaar. Het bestond eenvoudig niet. Geloven op een manier waarin God een realiteit blijft en gelijktijdig het gezag van velen wordt ontkend, was ondenkbaar. Nu is het eigenlijk meer dan normaal.

Bijna overal vind je mensen die een zeker voorbehoud hebben, zelfs onder de trouwe kerkgangers. De mensen doen zelf, ze leven zelf. Hun wereld is een andere geworden. Ze worden geconfronteerd met werkingen, met conflicten, met feiten waarover we vroeger nooit hebben nagedacht, al gaat het alleen maar over de vergiftiging van de bodem of de invloed van kunstmest op het gehele milieu. Als je beseft hoezeer de mensheid is veranderd, dan wordt het ook veel gemakkelijker te aanvaarden dat hieruit geen Duizendjarig Rijk kan voortkomen, omdat we in een versneld proces van verandering zijn. Dan kan er wel een tijdelijke stilstand zijn, maar dat zal nooit meer de stilstand zijn van eens, toen de mens in kleine dorpen, geregeerd door op paarden gezeten heren, in horige lijdzaamheid hun leven sleten. Die tijd is voorbij. Er is te veel kennis, er is te veel inzicht, teveel innerlijke vrijheid gekomen.

Een Duizendjarig Rijk kan een rijk zijn van mensen die samenleven, maar het is geen geordend rijk. Het is geen bureaucratie, een theocra­tie of iets dergelijks. Het is een samengaan van mensen.

De werkelijkheid van de openbaringen smelt weg als we kijken naar de feiten. Zeker, er zal vuur uit de hemel vallen. Er zijn zoveel pro­feten die het daarover hebben gehad dat het heus wel is gebeurd. Maar was dat ook niet het geval in ’43 – ’44 in Engeland en Duitsland? Daar viel ook het vuur uit de hemel.

Men spreekt over grote vernietigingen. Er zijn soms bepaalde vol­keren bijna of geheel uitgeroeid of uit hun land verdreven ook in de laatste 50 jaar. Maar is de wereld daardoor veranderd?

Alles wat eens in het verleden door de mens werd gezien als bepa­lend voor het geheel, als een direct ingrijpen van God, zijn veranderd in factoren van historische ontwikkeling, van verschuiving van machts­verhoudingen, van een vraag‑en‑aanbod kwestie zelfs in internationaal opzicht. Dan is het duidelijk dat ook de duidingen die men geeft aan een Duizendjarig Rijk, aan een Laatste Oordeel niet zonder meer aan­vaardbaar meer zijn.

Dan is het ook duidelijk, dat het verhaal van de goden die op aar­de zullen wandelen en de mensen zullen uitverkiezen en het merkteken geven op het voorhoofd, indien ze waardig zijn om als lagere goden mee te leven in de hemelwereld, dat dat een illusie is.

Dan wordt duidelijk, dat het een kwestie is van de mens zelf die groeit uit een stoffelijk geheel naar een geestelijk begrip waarbij de stof wel degelijk belangrijk blijft, maar nu een voertuig is geworden van geestelijke waarden en niet meer in de eerste plaats met al zijn lusten, al zijn tekorten, met al zijn goede kanten ook de mens eigenlijk dwingt in een geestelijk keurslijf. Openheid en eerlijkheid kunnen steeds meer naar voren komen, als de mensen maar leren met elkaar meer contact te hebben. Dat is zeker noodzakelijk. Je ziet dat het in deze dagen onvermijdelijk is dat mensen naar elkaar gaan luisteren, willen ze elkaar niet vernietigen. Dan is het ook duidelijk, dat ze op den duur zullen ontdekken dat ze zoveel gemeen hebben dat het meestal de moeite loont om over geschilpunten even niet te vechten.

Een Duizendjarig Rijk. Maar dan geen rijk als dat van Hitler of zelfs dat van bepaalde theocratisch denkende mensen die het Boek der Openbaringen doorbladeren. Neen, een rijk dat wordt geboren in de geest van de mens. Een rijk van wederkerig begrip, van verantwoordelijkheid, van een samenwerking die eigenlijk niet te verklaren is in zuiver ra­tionele termen, die alogisch is in vele van zijn gedragingen, maar die desalniettemin voor de mens een nieuw besef, een nieuw leven mogelijk maakt.

Ik heb dit onderwerp het Duizendjarig Rijk genoemd. Er zijn op het ogenblik weer mensen die van een dergelijk rijk dromen. Arme mensen, die verstard in hun onvermogen om de gang der tijden te volgen dromen van dictatuur, van geweld, van de uitstoting van anderen. Ik heb willen aan­tonen dat hun rijk niet kan bestaan, dat de vernieuwing in deze tijd van Aquarius zich steeds verder voltrekt en zeker de tegenstellingen soms scherper doet schijnen dan ze zijn. Laat mij weer een voorbeeld geven: Er is een tijd geweest dat heel Amerika praktisch achter de president stond en achter de maatregelen van de generaals toen het ging om Korea en Zuid‑Vietnam. Nu worden de woorden van de generaals in datzelfde land vaak door een meerderheid van burgers bekritiseerd en ook door degenen die klak­keloos lopen met de minderheid. Dat is een heel grote verandering. Een verandering die nog niet zo’n lange tijd heeft gevergd. Het is deze ver­nieuwing, deze verandering die ik wil aanduiden.

De omwenteling in de Aquariustijd is niet een kwestie die tussen staten kan worden uitgevochten omdat ze zich afspeelt tussen de mensen. Misschien dat er dan een enkele zinsnede uit de Openbaring bruikbaar is. Dat elk huis verdeeld kan zijn tegen zichzelf, dat de kinderen tegen de ouders en de ouders tegen de kinderen, de broeder tegen de broeder, de zuster‑’tegen de broeder zullen opstaan. Dat is onvermijdelijk, omdat een rollenpatroon wordt onderbroken, omdat een vorm van gewichtigheid wordt onderbroken. Het is iets dat zich afspeelt op de niveaus van de gezinsvorming en van de gemeenschapsvorm, niet in nationaal of internationaal belang.

In het afsterven van de betekenis der leuzen, in de aantasting van de schijnbare onfeilbaarheid van de leiders ligt net ochtendgloren van een nieuwe tijd. En als u die dan aarzelend toch een Duizendjarig Rijk wilt noemen, dan zal ik het u niet beletten. Maar bedenk wel, dat een dergelijke verandering niet in jaren of in eeuwen is te meten maar alleen in termen van geestelijke bewustwording.

Vragen.

  • Heeft bewustwording ook niet met reïncarnatie te maken? De zelfbewustwording van generatie op generatie, welke invloed kan ze hebben?

De zelfbewustwording van generatie op generatie is niets anders dan een zich afzetten tegen datgene waardoor men wordt gevormd. In feite is het dus een conditionering die pretendeert een deconditionering te zijn omdat de factoren, die zich verzetten tegen de aantasting van de ik‑waarde, voortkomen uit een omgeving waarin men gelijktijdig ook alle dwingende fac­toren probeert te bestrijden en te verwerpen. Als zodanig is het dus geen direct bewustwordingsproces dat zich hier voltrekt. Het is eerder een in wat uitbundiger termen zich manifesterend generatieconflict dat zich ont­wikkelt. Maar er zit wel iets anders aan vast. Hierdoor zullen de termen van dwingende aard, die in het verleden toch steeds aanwezig zijn geweest hetzij in sociale hetzij in religieuze vorm, minder belangrijk zijn. Dit maakt het zoeken gemakkelijker. Wij zullen dan tot onze verbazing merken dat het ik‑bewustzijn moet plaatsmaken voor een jij‑bewustzijn, als ik het zo mag formuleren, omdat het niet mogelijk is alleen met een besef van jezelf te leven, als je het besef van het werkelijke wezen van de ander blijft afwijzen. Je moet zoeken naar de samen­werking en niet naar de confrontatie.

De ik‑erkenning zal wat incarnatie betreft geen verandering bete­kenen. Maar het besef van de ander en het vinden van het contact met de ander betekent een enorme verrijking van de besefswaarde. En dat zou weer inhouden dat hierdoor de incarnatienoodzaak minder zou kunnen worden of dat de incarnatie op zichzelf bewuster en onder meer harmonische factoren zal plaatsvinden. Als dat het geval is, krijgen we dus een aanmerkelijke verbetering van het peil der incarnerenden.

  • Waarom stelt u jij‑bewustzijn en niet wij‑bewustzijn?

Omdat wij-bewustzijn nog niet bereikbaar is. Wij‑bewustzijn voert ons in de richting van solidariteitsbegrippen‑ wij horen samen. Men vergeet echter daarbij dat het ‘wij zoals dit wordt gehanteerd eigenlijk maar een zeer algemene norm is die als dekmantel dient voor alle ik‑gevoelens van degenen die samen dat ‘wij’ uitmaken. Het jij‑bewustzijn is echter een persoonlijker reactie op de ander. Het is niet een vervreemding van het geheel door je samen te voegen met anderen die ook ontevreden zijn. Neen, het is eerder het vinden van een harmonie en daardoor het uitdragen van een groter harmonisch vermogen. En aangezien uw vraag in de eerste plaats ook betrekking had op de incarnatiemogelijkheid en noodzaak die daaruit voortvloeien, meende ik dus jij-bewustzijn hier te moeten kiezen als de meest perfecte vorm die noodzakelijk en onvermijdelijk is volgens mij in de verdere ontwikkeling van de mens van heden en van de toekomst.

Inwerkingen die wij verwachten.

(Wessac‑bijeenkomst ong. 19 mei ’81)

Nu wij bezig zijn ons te richten op al datgene wat op ons afkomt en het Wessac-feest dichterbij komt, gaan wij ons een beeld vormen van dat wat er waarschijnlijk aanwezig zal zijn op die bijeenkomst, al weten wij nog niet in welke verhoudingen dat precies zal plaatsvinden.

In de eerste plaats moeten wij wel zeggen dat er een zeer sterke wit‑werking te verwachten is. Wij hebben zelfs het gevoel dat het een zilver en bijna verblindend licht zal zijn dat de kern gaat vormen van de plechtigheid en de uiting op het Altaar.

Van wit kunnen we altijd zeggen dat het een enorme ontplooiing betekent van allerlei feiten. Als ik daarnaast zie dat er nogal wat blauw‑invloeden zijn van veel belang (ik neem ook aan dat deze zich in pilaar‑, zuil‑ of slangvorm zullen manifesteren), dan moeten we ook aannemen dat het daarbij voor een groot gedeelte gaat over kennis die er tegenwoordig bestaat.

Dan verwachten wij op grond van deze invloeden dat het komende jaar zich door allerlei onthullingen zal kenmerken. Er zullen geheimen bekend worden die misschien al bijna vergeten waren. Er zullen mensen op een geheel nieuwe manier in het licht van de belangstelling komen te staan. Ongetwijfeld zullen er ook allerlei geheimen uitlekken waardoor hier en daar wat strategische moeilijkheden ontstaan.

Helaas moeten we ook constateren dat er ook een aantal rood-invloeden zijn te verwachten van minder prettige aard. Aangezien wij een dergelijke rood‑invloed eigenlijk nu al in aanloop beleven met een duur van ongeveer 3 weken, ben ik geneigd aan te nemen dat die rood-invloeden zeer veelvuldig ook in het volgende jaar zullen optreden en dat ze daarbij bijzonder veel nadruk zullen leggen op menselijke conflicten, uitbarstingen van drift, geweld enerzijds en hartstocht, ook hartstochtelijke verering anderzijds.

Zo tekent zich het beeld af van een komende periode waarin het ingrijpen van de Witte Broederschap ongetwijfeld in de eerste plaats gericht zal zijn op de openbaring van geheimen, het geven van de juiste inspiraties en daarnaast naar ik veronderstel het voor de mensheid toegankelijk maken van een aantal processen die op dit ogenblik nog geheim zijn, maar die in medische en andere wetenschappen toch voor de gezondheid van de mens van heel groot belang kunnen worden.

Ik denk ook dat we te maken zullen krijgen met een groot aantal nieuwe uitvindingen. Aangezien de blauwe‑invloed ook nogal mystieke bijtonen vertoont (dat gaat bijna tot heel diepblauw), neem ik aan dat daarbij ook bepaalde geestelijke zaken naar buiten zullen komen. Maar ik mag niet vergeten dat het voor een groot gedeelte gaat over bekende zaken. Dat zou erop kunnen wijzen dat feiten naar voren zullen komen over bijvoorbeeld geschriften betrekking hebbend op het geloof die nu in de belangstelling komen te staan. Ik denk daarbij ook aan allerlei geheimen die plotseling worden geopenbaard in verband met het verleden, maar in wezen ook met de toekomst en de werkelijke verhoudingen. Ik geloof dat wij door die diepe bijtonen ook mogen veronderstellen dat er een mystiek kantje aan zal zitten.

Nu is mystiek goed, indien ze samengaat met wit‑licht of met het blauwe licht van het weten, de wetenschap, Maar aangezien wij ook de rood‑invloed hebben is er hier en daar ook de neiging tot mystificatie en zal er sprake zijn van politieke en sociale mystiek. Dat is niet erg aangenaam.

Een zeer opvallende invloed waarvan ik niet weet op welke manier deze zich zal kunnen manifesteren op het Wessac-feest is groen. Dat kan gebeuren in een aantal losse lijnen. Het zou ook kunnen in één kleurbundel. Zou het in één kleurbundel zijn, dan zouden we daaruit kunnen concluderen dat de mensheid innerlijk toch een nieuw geloof, een nieuw houvast vindt en zeer waarschijnlijk een nieuwe weg tot God. Maar ik ben bang dat het meer verdeeld blijft en dan zou het weleens warrig kunnen worden.

Ik heb het gevoel dat allerlei waarheden elkaar gaan bestrijden, terwijl ze elkaar eigenlijk zouden moeten aanvullen. Dat heeft dan zeker niet alleen betrekking op de erkende geloofsrichtingen, maar ook op allerlei filosofische richtingen. Mogelijkerwijze zal dat ook op het gebied van massapsychologie, agogie e.d. een rol spelen.

De economie zal wel niet veel beter worden met al dergelijke uitstralingen. Maar er is één lichte hoop. Wij hebben namelijk een golf geel licht te verwachten. Ik weet op dit moment niet hoe we die in de tijd moeten plaatsen. Zou het in het begin van het jaar zijn, dan zou dat natuurlijk schitterend zijn. Maar de kans is groter dat dat gebeurt tegen het einde van het jaar.

Die gele invloed geeft niet alleen gezondheid, ze geeft ook meer veerkracht en zeer waarschijnlijk tevens mooi weer om u een kleine troost te geven. Ze geeft daarbij ook een hernieuwd economisch evenwicht. Dat zou kunnen betekenen dat de mogelijkheden voor de economie wat beter worden en dat er dus ook nieuwe wegen kunnen worden gevonden in verband met het werkloosheidsvraagstuk e.d.

Als ik dat allemaal zo zit te vertellen, dan zitten sommigen geïnteresseerd te luisteren, anderen steunen en denken: moet dat nou. Hoe wij eraan komen dat heeft u waarschijnlijk nooit gehoord.

Wij zijn in staat om in de sferen te zien welke veranderingen zich in de verte aankondigen. Dat is zoiets als wanneer u naar de lucht kijkt en zegt. Ik geloof dat er regen komt. Dat zien wij dan in een bepaalde trilling. Die trilling kunnen wij vertalen in kleur. Voor ons zijn natuurlijk het duidelijkst kenbaar de invloeden die kosmisch zijn; d.w.z., die uit de stoffelijke kosmos op de aarde afkomen. Dat betekent dat wij gemakkelijker kunnen definiëren wat de blauw‑factoren gaan betekenen dan dat we de groen‑factor kunnen definiëren.

Dat wij het wit, een zilveren bijtoon zien hebben, zou kunnen betekenen dat een geestelijke wit‑invloed met een stoffelijke invloed samenvalt. Dat die wit‑invloed komt, kunnen wij in de geest al vooruitzien. Wij zien als het ware in de verte een stralenbundel door het wolkendek breken en weten dat de wolken en dus ook de stralenbundel zich langzaam in onze richting bewegen. Hier is dus sprake, van observatie die in verschillende sferen geschiedt.

Zolang het gaat om de stoffelijke kosmos is het nogal eenvoudig. Je houdt gewoon rekening met de relatie tussen de aarde en het cen­trum van het Melkwegstelsel. Alles wat je daar aan invloeden ziet die bijzonder sterk zijn, is te vertalen in een bepaalde kleur, in een bepaal­de werking. Dan kun je tijd die verloopt tussen het ogenblik dat die straling in het centrum ontstaat en ze waarschijnlijk de aarde zal be­reiken wel niet helemaal overzien. Maar door die bijzondere plechtig­heid op het Wessac-feest kun je toch wel ongeveer uitrekenen wanneer ze op de aarde terecht zal komen.

Als wij te maken hebben met de sferen, dus met geestelijke invloe­den, dan wordt het veel moeilijker. Invloeden, die voor onze wereld echt zijn, zullen uw wereld ook beroeren, want u bent ook geestelijk aanwezig op aarde. Aan de andere kant, het tijdservaren dat aan een stoffelijk contact is gebonden geldt niet voor die geestelijke invloe­den. Dat wil zeggen, dat ze niet een vast tempo, een vaste progressie vertonen, dat ze dus veel meer fluctueren in tempo dan in aard. Hierdoor is het heel erg moeilijk te zeggen wanneer die krachten nu precies de aarde zullen treffen.

Bij het Wessac-feest probeert men dat voor een groot gedeelte op te lossen door uit alle sferen alle daarin aanwezige krachten (daarvoor heb je werkelijk hoge jongens nodig om dat te doen) zodanig te bundelen dat ze eigenlijk als een geheel op het Altaar, het centrum van de plechtigheid, terecht komen. Dan kun je daarin wel kleine verschillen zien. Vooral de hogen van de Grote Raad weten dat. Zij kunnen daardoor waar­schijnlijk de tijdstippen aflezen maar nooit de definitieve.

Wat wij daarnaast zien aan kleuren omvat altijd mede de stoffelijk ­kosmische invloeden. Hier is een tijdsdefinitie dus veel gemakkelijker. Aan de hand daarvan bouwt men al van tevoren een verwachtingsplan op. U zult zeggen: Waarvoor heb je dat nu nodig? Je kunt het toch zien, wanneer de Wessac-bijeenkomst plaatsvindt. U heeft wel gelijk, maar er zit nog een kleine moeilijkheid aan vast.

Wat wij op het Wessac-feest doen, is een kenbaar maken van het ge­heel. Als je nu niet weet wat je kunt verwachten, dan zie je aan een hoop kleine afwijkingen voorbij. Dan word je getroffen door bv. het groen en niet door het feit, dat het zich in een bepaalde vorm manifesteert. En dan kun je daardoor worden misleid omdat het op zichzelf ook weleens wisselend is wat zich daar toont. Het is niet een stilstaand beeld; het leeft.

Heb je echter een verwachtingspatroon opgebouwd, dan kun je aan de hand van dat schema veel gemakkelijker afwijkingen zien. Daardoor kun je ook veel eenvoudiger komen tot een redelijke interpretatie van de kosmisch stoffelijke invloeden waarbij je dan de geestelijke invloeden interpreteert als een mogelijke modulatie, behalve op zuiver geestelijk terrein waar het een beslissende modulatie is. Zo heb je dus een uit­gangspunt.

Wat de Grote Raad doet, is heus niet alleen zeggen: Nu zijn die invloeden daar, wat kunnen wij daarmee doen. Men gaat eenvoudig na, wat is er op dit ogenblik op aarde? Dat wordt weer afgelezen aan de hand van wat u kunt vergelijken met kleuren.

De mensen hebben een uitstraling. Grote groepen mensen hebben dus doorgaans een overheersende uitstraling. Daarin zijn bepaalde trillingen duidelijk kenbaar. Die trillingen zijn vaak op plaats te bepalen. Wij kun­nen zelfs zeggen bij wijze van spreken: In Pittsburgh zal dit gebeuren. Wij menen dat ergens voorbij Chicago een andere invloed werkzaam is. Op die manier ontstaat er dus een soort landkaart. Die landkaart is het aantal invloeden dat nu inwerkt. Een dergelijk schema wordt gemaakt meest­al de week ervoor, in deze tijd begint men  dus met het Wessacfeest.

Er zijn een groot aantal entiteiten bij betrokken. Meestal zijn het er tussen de duizend en de tienduizend, helemaal precies kun je dat nooit zeggen. Ieder geeft zijn observatie door. Stelt u zich dan maar voor, dat die op een stafkaart worden ingetekend.

Als wij nu weten dat er wit licht komt en we hebben ergens te maken met een zeer warrige toestand (duister‑rood en nog zowat van die tinten), dan is het duidelijk dat daar een brandpunt van verwarring komt. Die verwarring zou kunnen omslaan in een opstand, maar ze zou ook kunnen voeren tot een geestelijk reveille. Als je nu weet welke invloeden behalve die wit‑invloed, aanwezig zijn, dan kun je soms van de andere invloeden gebruikmaken om het evenwicht net een beetje te laten omslaan in een bepaalde richting.

Daar komt natuurlijk bij dat de Grote Raad nu niet direct in mensvriendelijke termen denkt, zoals u dat beschouwt. De Raad zegt niet: Laten wij de mensen alle lijden besparen. De Raad zegt: Wat is het best voor de bewustwording van de mensheid? Dat lijden, nu ja, dat is toch van betrekkelijk korte duur. Ze komen bij ons en dan wordt er wel voor hen gezorgd, dus dat moeten we dan maar op de koop toe nemen. Het is zoiets als een lijstaanvoerder die zegt: Wij kunnen Nederland terugvoeren naar welvaart, maar dan zal het financieel pijn doen. En er dan niet over nadenkt dat het misschien voor sommigen een beetje te veel pijn wordt. Op die manier gaat dat dus.

Alle invloeden die op ons afkomen uit de kosmos inschatten, dat vraagt een mate van deskundigheid. Het vreemde hierbij is, dat degenen die de waarde inschatten vaak heel anderen zijn dan zij die de beslissingen nemen. U zou het kunnen beschouwen als een specialisme waarmee vooral op bepaalde gebieden super‑gevoelige entiteiten die invloeden gemakkelijker en langere tijd van tevoren kunnen aanvoelen en kunnen zien aankomen en wat ze betekenen, dan degenen die misschien veel bewuster zijn, maar die door een algemeen aanvoelen zo’n invloed niet meer in haar essentie zien: Zij zien de details niet meer, ze zien alleen maar de grote lijnen.

Ik heb geprobeerd duidelijk te maken hoe wij werken. Maar werken, dat moet u goed begrijpen, is ook voor de Witte Broederschap afhankelijk van de krachten die er zijn. Je kunt nu eenmaal niet tegen de stroom op zwemmen. Misschien dat het onder omstandigheden mogelijk is met zeer veel entiteiten, die zich tijdelijk tot een eenheid verenigen, tegen de stroom van het gebeuren in te gaan en de gebeurtenissen a.h.w. tot stilstand te dwingen. Maar dat kun je niet blijven volhouden. Je kunt geen evolutie stilzetten, want als je een ogenblik verzwakt, gaat ze toch weer haar weg. Die weg zal dan wel een klein beetje afwijken, maar veel zal dat niet het geval zijn. Dat heeft de ervaring wel geleerd. Daarom moeten wij rekening houden met de factoren die niet door ons worden bepaald.

Heel kort voor degenen die het nog niet weten: De invloeden die uit het centrum van het Melkwegstelsel komen, zijn over het algemeen directe stralingsinvloeden, die ontstaan door nova’s in dat gebied, de onderlinge wisselwerking van de zeer grote sterren die daar aanwezig zijn en de grote magnetische- en stralingsvelden die daardoor worden veroorzaakt. Het is dus een straling die stoffelijk en semi‑stoffelijk is zuiver stoffelijk en astraal.

De geestelijke invloeden komen van entiteiten die zo ver boven ons staan dat we niet precies weten wat ze zijn. Wij weten ook niet, of we hen als persoonlijkheden moeten aanspreken, als eigenschappen van het Goddelijke of als iets anders. Wij geven hun meestal namen. Wij spreken van de Heren van de Stralen, van Wijsheid etc. Maar of het personen zijn dat weten wij niet. Wel weten wij, dat er een aantal geestelijke brandpunten zijn van waaruit wisselende golven van licht de sferen door worden gestuurd, soms op een zodanige manier dat ze de aarde en ook andere delen van de stoffelijke kosmos bereiken en daar inwerken.

Om deze stralen te kunnen definiëren naar bron dat heeft eigenlijk weinig zin. Zeker, als u weet dat een invloed wordt uitgezonden door de Heer van uw eigen Straal (de meeste mensen leven ook in een bewustwordingsgebied dat met diezelfde straal verbonden is) dan kan het zijn dat het voor u veel meer betekent dan voor een ander. Maar dat zijn zo van die incidentele zaken. Dat zou ik voor eenieder apart moeten bekijken. Daarom laten wij de bronnen over het algemeen een beetje buiten beschouwing. Wij noemen ze niet, maar wij weten waar ze vandaan komen.

Het typerende hierbij is, dat die krachten niet op een bepaalde plaats ontstaan. Op aarde (in de materie) lijken het bundels te zijn. Maar het is een lichtbron die geestelijk gezien praktisch diffuus is. Als ik zo-even een beeld heb gebruikt van: je ziet het gat in de wolken en je ziet de bundel licht op je afkomen, dan zou je dat eerder moeten zeggen in een vergelijking van sterkte. Het is meer een toenemende sterkte dan een afstand. Afstand is voor u gemakkelijker voorstelbaar en eenvoudiger over te dragen in tijd.

Zo bereiden wij ons dan voor op het Wessac-feest, dat overigens niet op de bekende plaats wordt gehouden, maar reeds enige tijd in Zuid-Amerika. Wij verwachten daar een gering aantal mensen die nog in de stof leven. Ik denk dat dat veel minder zal zijn dan de voorgaande jaren. De reden daarvoor schijnt o.a. te liggen in de situatie over de hele wereld: politiek, economisch, vervoersmoeilijkheden, er zit van alles en nog wat bij. Wel heeft men besloten om de gebieden tijdelijk te isoleren. Dat zal heel waarschijnlijk gewoon geschieden door beïnvloeding van het weer. Als je bepaalde berggebieden nu voldoende storm en regen geeft, dan is er geen kip die verder kan komen en zit je rustig in het midden. Misschien dat ze ook nog hier en daar een kleine aardverschuiving veroorzaken, maar dat is bijkomstig.

Die geïsoleerde plaats zal deze keer ook als gasten ontvangen een aantal zeer hoge geesten. U moet dan denken in de termen van Jezus, Boeddha, Mohammed, de grote godsdienststichters, maar ook de wezens die als Aartsengelen en hoge engelen worden aangesproken. Zij behoren niet meer tot de stoffelijke kringloop maar zijn wel betrokken bij het lot van de mensheid en het lot van de aarde. Wij nemen aan dat die grote krachten niet voor niets worden bijeengebracht. Maar dat is nu weer de ellende als je bij de kleintjes behoort. Als daarover wordt gesproken, dan is het zoiets van; niet voor de kinderen. Het is net code. Dat overkomt ons dus ook. Weten dat deze entiteiten er zijn en dat ze op aarde samenkomen juist op deze Wessac-bijeenkomst (het schijnt een hele tijd geleden te zijn dat het ooit in die intensiteit is gebeurd) doet verwachten dat de Witte Broederschap zich voorbereid op een zeer sterk ingrijpen op aarde.

Wat dat ten gevolge heeft? Misschien hoort u dat later. De werkelijk uitgewerkte plannen van de Raad komen meestal pas vrij in juli of augustus. Voor die tijd kun je alleen maar details geven en geen overzicht. Maar als er wat dit betreft bijzondere gegevens zijn, dan zullen ze natuurlijk door de Orde onmiddellijk worden doorgegeven op de eerstvolgende bijeenkomst.

Wat mij betreft, heb ik u willen confronteren met de invloeden die van buitenaf komen, de krachten die de aarde beïnvloeden en waarbij wij eigenlijk alleen maar de lezers zijn die proberen voor u een vertaling te geven van de betekenis die wij hebben ontdekt.

Vragen.

  • Zijn de invloeden die in de astrologie bekend zijn, onderdeel van de stoffelijk‑kosmische invloeden die u noemt?

Ja, maar betrekkelijk onbelangrijk. Als u namelijk met astrologie werkt, dan heeft u eigenlijk voornamelijk te maken met het evenwicht binnen het zonnestelsel en de verplaatsing van het evenwichtspunt door de planeetbewegingen. In het beste geval houdt u nog rekening met de invloeden die worden berekend aan de hand van de stand en de waarde van een aantal vaste sterren. Verder komt U niet. Dat wil dus zeggen dat u alleen het plaatselijke nieuws geeft, terwijl wij op de Wessac-bijeen­komst te maken krijgen met invloeden die in vergelijking daarmee inter­nationaal nieuws zijn. Er is dus enig verschil.

  • Wat is politieke en sociale mystiek?

Als u wilt weten wat politieke mystiek is, dan moet u denken aan de manier waarop bepaalde IRA‑mensen zich gedragen in Ierland. Dit heeft niets meer te maken met rationaliteit. Dit is gewoon een mystiek jezelf innerlijk verheffen aan de hand van je doen boven het geheel van het normale menselijk zijn. Politieke mystiek kan ook zijn het optreden van een SS‑er bv. Hij is het er zelf misschien niet mee eens, maar wordt gedreven door zijn ge­loof in zijn bestemming en de waarde van zijn leider. Dat zie je overal in vele vormen. Je moet niet denken dat fascisme de enige vorm is waarin deze mentaliteit van leiders en volgelingen voorkomt. Sociale mystiek. In sociale mystiek krijg je te maken met denk­beelden omtrent het wezen van de maatschappij. Maar in die mystiek wordt niet gevraagd wat mogelijk is en wat de mensen zelf zijn. Daar wordt al­leen maar rekening gehouden met dat abstracte beeld. Men vlucht a.h.w. in dat abstracte beeld zonder de feiten te zien. Men reageert dus van­uit een hoger bewustzijn waardoor men situaties schept die een gewoon mens niet meer aan kan.

  • Omschrijft u de geestelijke invloeden ook naar kleur?

Wij omschrijven ze naar kleur, omdat kleur hier de vergelijking is die we kunnen maken voor trillingsgetal en de trillingsverhouding. Het spreken in kleuren vanuit onze kant heeft dus niets te maken met feitelijke kleuren, maar met vibraties, die ‑ vergeleken met elkaar ‑ zouden kunnen worden ingepast in een bepaald kleurenschema en daar­door gemakkelijk met een eenvoudige aanduiding ten aanzien van elkaar kunnen worden onderscheiden in het taalgebruik.

  • Hoe moeten wij het ons voorstellen als de energieën op het Altaar worden uitgestort. Welke persoonlijkheden doen dat?

Stelt u zich voor een soort stenen tafel. Het kan ook een platte rots zijn die geladen is met psychische kracht. In vroegere tijden heeft men er wel magneetsteen voor gebruikt, tegenwoordig doet men dat geloof ik niet meer. Heel vaak is het wel een steen die ertshoudend is zodat er ook nog gemakkelijk bepaalde dingen kunnen worden ingelegd en ingegrift. Daaromheen bestaat de groep uit de hogepriesters. Dat zijn degenen die de krachten bundelen en op de steen richten en bovendien de kracht van het geheel (van de geest en van de stof) samen naar boven richten om een soort geleidingspad te maken waarlangs de manifestatie mogelijk wordt. Om het dan heel eenvoudig te zeggen: Stel u voor dat er voor de stenen tafel een vierkante ruimte is, een soort Phalanx zoals de Romeinen kenden. Degenen die daarin staan zijn allemaal meesters o. a. in concentratie en conceptie. Dezen geven met hun zeer sterke concentratie aan het Altaar de betekenis, de inhoud van straling waardoor het zo dadelijk de kracht kan verdragen en bovendien het mogelijk maakt dat die kracht een tijdlang zichtbaar blijft. Daarachter bevindt zich een halve cirkel, de z.g. maan. Het heeft niets met de maan te maken. Deze halve cirkel concentreert zich niet op het Altaar, maar op het punt achter het Altaar. De mensen daarin zijn wat concentratie en conceptie betreft minder gevoelig dan degenen die in het vierkant staan, maar het zijn over het algemeen nog adepten en adepten‑minor. Hun concentratie vormt een soort scherm, maar tevens ook een halfgeleidende koepel waardoor datgene wat in het vierkant wordt gedaan beter tot zijn recht komt. Dan zijn daar achter de zogenaamde vleugels. Je zou kunnen zeggen, dat zijn de tribunes of het ‘paradijs’ in de schouwburg. Daar bevinden zich een aantal mensen, die niet bij de directe actie betrokken zijn, maar wel aanwezig kunnen zijn en er deel aan mogen hebben. Daar bevinden zich ook een zeer groot aantal entiteiten die niet direct erbij betrokken zijn.

Ten laatste hebben we nog ‑ maar die is niet direct zichtbaar (mis­schien voor de priesters maar niet voor ons) ‑ de cirkel of het brand­glas. Dit zijn een aantal zeer lichtende entiteiten die kennelijk die krach­ten in brandpunt brengen, dus eigenlijk de ontlading in stralen en allerlei pilaren en figuren mogelijk maken. Hoe ze dat doen weet ik niet.

  • De mensen die in de stof aanwezig zijn kunnen die dat alleen geeste­lijk waarnemen? Als ze daar persoonlijk zijn, dan zien ze niets.

 Zij zien het wel. Degenen die aanwezig zijn hebben geleerd waar te nemen ook op geestelijk niveau

Licht.

Vanuit het punt van licht in diepe duister ontplooit zich een straal ‑ en de luister van het zijn wordt kenbaar overal waar de straal het zijn beroert. Het schijnbaar onbekende wordt nu kenbaar door die stip van licht. Maar al wat rond mij is, wordt kenbaar als het licht dat alles treft en zo maakt tot een werkelijkheid waarin ik leven kan en streven kan. Het wordt een invloed en een kracht waardoor de macht in mij ontstaat en mogelijkheid mij geeft om uit mijzelf te zijn ten aanzien van wat ik rond mij dan erken, meer misschien ook dan wat ik volgens ik‑beseffen ben en zo mijzelf verweef met al wat voor die tijd door mij niet werd gekend.

Eén punt van licht in het duister van de kosmos is genoeg. Eén speldenprik in het duistere zwerk van onbegrepenheid. Er ontstaat een straal van licht die wordt tot ruimte, tot tijd en niet slechts al onthult wat is verbonden met degene die ziet, maar bovendien hem krachten geeft die uit het schijnbaar Niet leven in de mens. En door die mens ook verder gaan na het erkende en zo het gehele bestaan door­drenkend met de kracht die uit een speldenprik van licht uit het diepe duister komt.

image_pdf