Het existentialisme

image_pdf

25 november 1955

Aan het begin van deze bijeenkomst moet u mij toestaan – ondanks de veelvuldige herhaling – u erop te wijzen, dat wij niet alle dingen kunnen weten en wij ondanks ons streven naar het weergeven van de waarheid misschien toch een fout zouden kunnen maken. U wordt dan ook verzocht om zoveel mogelijk zelfstandig na te denken.  Zelf te zoeken naar die waarden in hetgeen wij brengen: die voor u aanneembaar zijn en u helpen een betere wereldbeschouwing op te bouwen.

Existentialisme, Bestaansleer, existentialisme is zeker niet, zoals men soms aanneemt, het sombere. “Leeft er nu maar op los en ervaar alles in het leven, want dan is het voorbij”. Het is ook niet de somberheid, die men, naar ik meen, valselijk gevonden meent te hebben in de grootmeester, van wat men het existentialisme geliefd te noemen bv. In St.Germain des Pré: Sartre. Uiteindelijk is het existentialisme de leer van het bestaan, dat moet worden uitgebuit. Daar komt het op neer. Ik geloof niet, dat er iemand is, die zou willen bestrijden, dat je in het bestaan inderdaad alle tijd moet gebruiken en alle ervaring. Alleen: Hoe wil je dit richten?

Je kunt het doen in negatieve zin. Gooi alle remmen maar los, dan ervaar je wat. Dat is ook een soort van existentialisme, maar m.i, dwaasheid. Want als je alle remmen losgooit, kom je al heel gauw in de verwarringen terecht. Dan komen er botsingen met de maatschappij, met jezelf. Dan eindig je als een diep ongelukkig mens, die juist door zijn diepe zelfgebondenheid en droefheid niet meer in staat is het leven te begrijpen. Ik zou de term: Existentialisme, vooral i.v.m. bewustwording een klein beetje anders geïnterpreteerd willen zien. Exister: bestaan. Wij allen bestaan ongetwijfeld. Dat hebben wij reeds vastgesteld. Of is er hier iemand, die dit standpunt wenst te bestrijden? Wie bestaat er niet hier? Juist, dus wij bestaan allemaal. Dat betekent, dat elke bestaansleer, die gebaseerd is op de activiteiten door ons bestaan mogelijk gemaakt met ware rede: existentialisme genoemd kan worden. Dan moet er dus velerlei existentialisme zijn. M.i. een christelijke en een mohammedaanse en nog andere existentialisme’s. Voor mijn part een Boogie – Woogie – existentialisme, wanneer u dat als een levensstijl beschouwt.

Elke mens moet een doel kiezen in het leven en dat doel moet je kiezen in jezelf. Dat ben ik absoluut eens met de moderne grootmeesters, die iets dergelijks verkondigen. Maar ik kan het niet eens zijn met hen, dat dit qua bewustwording alleen belangrijk wordt, wanneer je jezelf uitleeft. Je moet jezelf beleven. Je moet het gehele leven wijden aan het beleven van alles, wat het leven je biedt. Maar als je je alleen maar gaat wijden aan jezelf, dan wordt het existentialisme eigenlijk tot een a-sociaal egoïsme. En een asociaal egoïsme beperkt de existentie van de mens, doordat het zijn gezichtsbereik, zowel als zijn ervaringsgebied, sterk beperkt tot alleen met het “ik” gebonden waarden. Daar kan dus de bewustwording ongetwijfeld weinig aan winnen. Per slot van rekening moet u wanneer u een landschap wilt zien, niet in een wagen met dichte gordijnen door dat landschap gaan rijden: Wat menige existentialist doet, omdat hij meent, dat de wereld hem nu eenmaal toch niet begrijpt.

Ik geloof, dat wij het wel met elkaar eens zijn, dat een dergelijk existentialisme uit den boze is. Dat is een manier van leven, die zich uit in excentriciteit, amoreel leven, kroeggeest en misschien nog wat kunst, die eerder een intellectuele uitspatting is dan iets anders. Dergelijke dingen kunnen wij natuurlijk niet hebben.

Onze bewustwording vraagt van ons, dat wij uit alle gebeurtenissen in het leven de volst mogelijke waarde putten. Verder vraagt zij van ons, dat wij zelf richting geven aan het beleven en ervaren, zover ons dit mogelijk is. Het vraagt van ons, dat wij in staat zijn om ons zelf te kunnen zijn en te beheersen. Eerst dan is er van exister, van werkelijk bestaan binnen de rede, werkelijk sprake.

Wanneer ik besta door alleen naar het leven over mij heen te laten spoelen en toe te geven aan alle drijfveren, die mij nu eens deze, dan gene richting uitstuwen, dan zal ik nooit komen tot een vergroting van mijn bewustzijn, omdat ik nooit de wereld buiten mij zal kunnen begrijpen. Ik verdrink dan in een vloed van woorden, waarmee ik mijzelf tracht te rechtvaardigen en gelijktijdig de wereld te veroordelen. Al is dat alleen maar als een bourgeois warboel. Dit is natuurlijk niet acceptabel. Ik moet integendeel in de wereld niet slechts mijzelf zijn, maar bovendien die wereld zover tot de mijne maken, dat de ervaringen van de wereld tot de mijne worden gemaakt. Dan is er n.l. sprake van een veel groter bewustzijn.

Elk existentialisme is dus gebaseerd op de grondstellingen, die in ons leven. Ons geloof bv., onze denkwijze. De filosofie, die wij als waar zien. Door deze uit te leven in haar volste consequentie zonder hiervoor anderen van ons af te stoten, integendeel trachtende deze anderen tot ons te voeren, met hen in contact te komen en hen te begrijpen, dan vergroot zich steeds het beeld, dat wij hebben van de wereld. Ons bestaan wordt rijker en voller. Hebben wij deze volheid kunnen bereiken in ons leven, dan mogen wij er ook zeker van zijn, dat ook geestelijk dit leven zeer veel aan waardevolle ervaringen heeft ingehouden waardoor wij een uitbreiding van ons geestelijke bewustzijn, na eerst een periode van beschouwing misschien nog – kunnen verwachten.

Existentialisme in de juiste vorm lijkt mij noodzakelijk voor de bewustwording. Het lijkt mij evenzeer noodzakelijk voor het beleven van onverschillig welk geloof, of welke gedachterichting dan ook. Wanneer een priester onder de armen gaat werken, zoals in Parijs en daar voortdurend zijn hele wezen en leven aan offert, dan is deze mens in wezen een existentialist. Maar een existentialist, die, bouwend op zijn eigen geloof en ook overtuiging een werk verricht, dat ook voor hem een vergroting van bewustzijn betekent. En voor de wereld een grote zegen. Ja, u heeft het juist. Ik sprak over Abbé Pierre. Deze Pierre is een uitzonderlijke figuur, doordat hij, dank zij verschillende omstandigheden, in de openbaarheid is gekomen. Hij heeft in het openbaar op moeten treden en propaganda moeten naken. Maar hij is lang de enige niet.

Wij hebben de werklieden-priesters. Maar wij kennen ook de verpleegsters, die misschien haar wijkdienstje doen en waar niemand iets bijzonders in ziet. Die toch haar hele wezen en geloof: “Ik moet de mensheid helpen”, uitleven in haar eigen bestaan, die daar alles voor over hebben. Dat zijn eigenlijk de ware existentialisten van deze tijd. Dat zijn de mensen, die een waar bewustzijn vinden omtrent de waarden van het menselijke leven, zowel als een vergroting van geestelijk bewustzijn, die zich bevrijden door zichzelf te zijn met en niet tegen de wereld. Ja, op deze wijze zou ik dat dit onderwerpje willen belichten. Ik heb het natuurlijk ondertussen gedaan, maar ik vind dat: “Zou ik het belichten” altijd zo buitengewoon aardig. Ik zou n.l. ook kunnen zeggen, ofschoon ik dat natuurlijk niet behoor te doen. wie ik ben? Henri.

Kijkt u eens, er zijn altijd verschillende mogelijkheden. Misschien ben ik op mijn manier ook een klein beetje een existentialist. D.w.z., ik besta en beleef het bestaan op mijn manier zo volledig mogelijk. Ik probeer mijzelf te zijn. Ook wanneer dat met zich brengt, dat men mij wel eens wat lichtzinnig vindt, of men vindt, dat ik soms wel wat scherp, wat flauw ben, of wel wat hatelijk. Ik wil mijzelf zijn. Maar ik wil mijzelf zijn met de wereld. Met de geest, met u en met alle anderen. Ik wil wat in mij leeft als een overtuiging, zo beleven, dat de gehele wereld mede wordt betrokken in mijn bestaan, opdat ik daardoor zelf een bewustwording moge ervaren. Hopende, dat ik zo in goede zin op de wereld een stempel zal mogen achterlaten van mijn bestaan. Nu ik deze deftige woorden allemaal heb geuit, kan ik jullie wel vertellen, dat ik het reuze leuk gevonden heb.

  • 1 Kunnen wij de esoterische kennis van de theosofische loge zo maar aannemen?
  • 2 Hebben voedingsstoffen invloed op het karakter, dit i.v.m. de voedingsleer van Steiner?
  • 3 Hoe moet ik mediteren? Kan ik een willekeurige leider aanroepen?

In de eerste plaats: kan men onomstotelijk de wijsheid van de theosofen aannemen? Ik zou hier een wat weifelend antwoord op moeten geven, wetend, hoeveel waarde er verscholen ligt in het werk der theosofen en ook in hun leerstellingen, aarzel ik deze terzijde te stellen, of af te breken. Ik moet echter opmerken, dat de theosofie, begonnen als een esoterische lering, gebaseerd op een soort openbaring, een oud esoterisch werk, n.l. het z.g. boek Dschian -, toch langzamerhand door de uitleggingen er aan gegeven, door de persoonlijke effecten door verschillende leraren daarin gelegd, is geworden tot een dogmatisch geloofje, dat zich van de andere geloofssoorten alleen door een zeer eigene terminologie onderscheidt. Ik zou dan als volgt willen antwoorden: Het is redelijk de grondstellingen der Theosofen te bestuderen en de boeken daarover geschreven? “Kosmologie” en “Isis ontsluierd” te onderzoeken, daarbij rekening houdende met het feit, dat de oude wijsheid inderdaad volledig waar is, terwijl de interpretatie daarvan, gegeven door de schrijfster over het algemeen door persoonlijke stemmingen en oordelen gekleurd is. Ook wanneer dit op zichzelf niet geheel onjuist kan worden geacht. Hetzelfde geldt o.a. voor de werken van Leadbeater, die, ondanks dat zij o.i. te veel normen leggen voor werelden, die nu eenmaal slechts subjectief door de persoonlijkheid beleefbaar zijn, toch zeer waardevol is. De leer vraagt m.i. van u niet een volledig aanvaarden, maar verdient zeer zeker een beschouwen, aangezien er zeer voel waardevolle punten van beschouwing, zowel als kennis in zijn neergelegd.

2 T.a.v. de tweede vraag zou ik het volgende vast willen stellen: Het menselijk organisme is op een zodanige manier samengesteld, dat voedingsstoffen mede veranderingen in het innerlijk evenwicht kunnen veroorzaken. Het komt nu eenmaal voor, dat bepaalde klierafscheidingen worden geprikkeld door een bepaalde voedingsstof, terwijl een andere voedingsstof daarentegen juist de activiteit zal doen verminderen. Hiermede wordt dus wel degelijk een reeks van lichamelijke neigingen en eigenschappen sterk beïnvloed. Verder moet men rekening houden met het feit, dat vele dierlijke eiwitten, vetten etc, een vorming hebben ondergaan. Zij zijn reeds in een bepaalde vorm vastgelegd en dragen eigenschappen in zich, die moeten door het lichaam, ofwel worden vernietigd – extra strijd en inspanning bij het verteren der spijzen ten nadele van de stofwisseling – ofwel niet hun eigenschappen over gaan in het lichaam en daardoor deze eigenschappen ook, zij het in mindere mate, in het lichaam uiten. Ik geloof dus, dat wij aan kunnen nemen, dat de voedingsleer van Steiner inderdaad juist is.

3 T.a.v. het derde en laatste punt van de reeks vragen, zou ik op willen merken, dat het niet goed is m.i. een willekeurige leider of meester te roepen. Uiteindelijk zal de meester u antwoorden, zodra gij door uw gedachten hem waardig bent. Die meester op te roepen is dus in de eerste plaats altijd een onbeleefdheid, in de tweede plaats wordt het vaak tot een poging pressie uit te oefenen op de hogere geest. Ik zou u willen zeggen: Wanneer u mediteert, mediteer dan zoveel mogelijk vanuit het Goddelijke, of kosmische standpunt, zover U dit mogelijk is. Goddelijk, of kosmisch standpunt betekent: Uitschakelen van de eigen persoonlijkheid, terwijl men een zo groot mogelijk overzicht tracht te verwerven over de werkelijke waarde en inhoud van de punten, die U meditatief beschouwt.

Op deze wijze mediterende, zo mogelijk in afzondering Uzelf ontspannend ofwel – indien u in staat bent hiertoe – u plaatsende in een houding, die de lichaamsstromen in zo gunstig mogelijke wijze door het lichaam doet gaan, maakt u het zich mogelijk een concentratie te bereiken, waarin ongetwijfeld u een meester zult ontmoeten, ook wanneer u deze niet roept.

  • De gedachte is een recapitulatie van ondergane prikkels, komende van buiten mij, in mij geprojecteerd en afgewogen tegenover andere in mij aanwezige waarden. Is deze definitie ook toepasselijk t.o.v. de gedachte Gods, die de Schepping veroorzaakte?

Deze vraag kan ik moeilijk beantwoorden, daar de gedachte Gods zo groots en alomvattend is, dat het mij vermetel lijkt, mij als schepsel over deze gedachte een mening te vormen. Ik neem aan dat er een gedachte is, omdat ik mij geen vormgeving zonder gedachte voor kan stellen, ik geef onmiddellijk toe, dat er in het Goddelijke wel andere krachten kunnen bestaan, die niet bij onze gedachten kunnen worden vergeleken, die in zich een volledige waarheid is en uitbaar kunnen zijn, zonder daarom gedachte te zijn in de zin, zoals door ons gerubriceerd. U moet mij dus niet kwalijk nemen, dat ik hierop geen direct antwoord kan geven.

  • Welke taak hebben de Heren der Schepping t.a.v. de opbouw der stoffelijke lichamen, in het bijzonder de mens? Is de naam: Heren der Schepping synoniem met groepsgeesten?

Neen. De naam: Heren der Schepping is niet synoniem met groepsgeesten. Hun taak is een zeer bijzondere. Zij dragen er zorg voor, dat door middel van de geesten, die aan hen onderdanig zijn, of zich aan hen onderwerpen en hun taak delen, een stoffelijke opbouw geschiedt, waarin een zo groot mogelijke geestelijke rijping plaats kan vinden op een zo juist mogelijke wijze. De opbouw van het menselijke lichaam bv. valt dus niet onmiddellijk, maar slechts middellijk onder de Heren der Schepping. Dat een voertuig tot stand wordt gebracht, dat deze uitingsmogelijkheden biedt, is echter wel weer hun onmiddellijke verantwoordelijkheid. Zij bouwen dus het menselijke lichaam niet zelf op, of andere lichamen, noch zenden zij kracht uit, die de wording ervan onmiddellijk beïnvloedt qua vormgeving, mechanisme enz. wel zullen zij zorgen, dat er een voertuig aanwezig is voor de geest, die bewustwording zoekt en daarvoor een stoffelijk voertuig nodig heeft. De vorming zelf geschiedt door groepsgeesten. Is dit voldoende?

  • Gaat de vormgeving van het lichaam dan min of meer automatisch uit van de kiemcel?

Zover het de onmiddellijke vormgeving binnen een bestaand ras aangaat, zeker. De vormgeving van het lichaam, zoals het op het ogenblik bestaat, is, zo u weet, een kwestie van chromosomen. Chromosomen kunnen het best worden verklaard als zijnde een moleculaire structuur van speciale samenhang met eigen rotatie, die temidden van de kiemcel een aantal eigenschappen opdringt en meegeeft aan alle cellen, die door celdeling door deze cel worden afgescheiden. Hieruit ontstaat dan de uiteindelijke vorm van het lichaam plus een reeks van lichamelijke eigenschappen, plus een reeks van speciale automatismen voor dit ene lichaam.

Hier is dus inderdaad sprake van een “automatisch” gebeuren, dat door de geest misschien enigszins, maar in geen geval volledig kan worden beïnvloed. Wel kan dit worden beïnvloed door bv. sterke emoties, die tijdens de groei optreden in het moederlichaam. Deze cellen in opbouw kunnen beïnvloeden en daarbij zelfs in het begin de reeds iets losser geworden structuur der chromosomen kunnen wijzigen en verstoren. Hierdoor kunnen groeistoringen ontstaan, misvormingen, maar ook bv. reeds vastgelegde gedachtefixaties. Dus bepaalde herinneringen, die bij het begin reeds zo sterk in de gedachten zijn vastgelegd, dat bij een latere groei dit beeld overheersend blijft. Ik geloof, dat ik u hiermede duidelijk genoeg heb bewezen, dat het lichaam als zodanig automatisch wordt opgebouwd. Wij moeten er echter rekening mee houden, dat de chromosomen voortdurend worden geregeerd door de uiterlijke omstandigheden plus de reeds aanwezige waarden. De chromosoom zal dus steeds trachten in zich een waarde te scheppen, die beantwoordt aan de uiterlijke omstandigheden plus het wezen waarvan het deel uitmaakt. Het resultaat is, dat door uiterlijke omstandigheden de opbouw van een lichaam in een bepaalde richting kan worden geleid.

  • Hoe kunnen wij ons realiseren in hoeverre de geest in ons werkzaam is en wij niet stoffelijk, maar geestelijk sensitief zijn?

Ik geloof, dat deze relatie vanuit het stoffelijk standpunt wel moeilijk moet zijn. Slechts de mens, die in staat zou zijn om geheel het functioneren van het eigen onderbewustzijn te erkennen en ook de invloeden van het gemeenschappelijk- of boven bewustzijn af te zonderen van zijn eigen ervaringen, zal een duidelijk beeld kunnen verwerven van wat onmiddellijke geestelijke werkingen in het bewustzijn van de mens zijn. Een mens kan aannemen, dat bepaalde tendensen uit de geest komen. Dit aannemende kan de mens zich hieraan houden. Hij moet echter er rekening mee houden, dat de geest zich uitdrukt door een stoffelijk bewustzijn, zodat de geestelijke impuls a.h.w. wordt vertaald in een stoffelijk reeds bekend beeld, opdat hier een gedachte geuit zal kunnen worden. Denk aan de definitie, der gedachte, zoals die vanavond in één der vragen werd herhaald.

  • Wat is de arbeid van de wezens, die niet naar de aarde terugkeren? Wordt hen de bezigheid geadviseerd door hogere intelligenties?

Neen. Wij hebben geen Gewestelijk Arbeidsbureau. De arbeid, die wij opnemen, of het werk, dat wij accepteren…..Het is niet altijd “arbeid”. Ik bedoel, geen verplicht werken. het is vaak iets, dat eerder een hobby genoemd kan worden dan arbeid. Het zoeken naar en aanvaarden van werk komt voort uit onze behoefte om bepaalde dingen te verrichten. Dus om onszelf te uiten. Want ook de geest, heeft de behoefte om zichzelf te uiten. Zij zal deze uiting zoeken in de voor haar het eenvoudigst bereikbare richtingen. Wanneer zij er echter mee begint, ontdekt zij, dat hierin alleen geen volledige zelfuitingen en dus bevrediging, mogelijk is. Zij zoekt daarop deskundige steun – de hogere geest -, die zij verzoekt om haar te leiden. Deze leiding wordt dus niet van bovenaf opgelegd, maar door de geest in lagere sferen gezocht. Een structuur, die dus nog enigszins verschilt van de als achtergrond van de gestelde vraag optredende. De werkzaamheden, die wij verrichten, zijn natuurlijk van vaak geheel verschillende aard. Maar over het algemeen betekenen zij een ons bezighouden met onze medeschepselen. En wel, omdat de medeschepselen een bewustzijn in zich dragen en dit bewustzijn het ons mogelijk maakt ons hierin te uiten en daaruit indrukken terug te ontvangen. Enkele voorbeelden wil ik u graag noemen van bezigheden, die a.h.w. door specialisten worden volbracht:

Het leiden van de pogingen om licht te brengen in lagere sferen. Licht brengen en hulp verlenen in de lagere sferen is een taak, die niet alleen door de specialisten wordt verricht, maar door geesten, die zich hiervoor mede beschikbaar stellen, zij het dan vaak voor een betrekkelijk klein gedeelte van hun totale tijd.

Dat “tijd” moet dan natuurlijk tussen aanhalingstekens, want dat is bij ons een zeer relatief iets. Dit kunnen ook geesten zijn, die nog op Uw eigen wereld leven en die uittredende, dus ook in deze lagere werelden trachten bewustzijn te brengen. De leiders echter wijden zich hieraan geheel en gaan hier dan ook geheel in op. Dan kennen wij verder de zoekers. Zoekers zijn geesten, die zich geheel specialiseren op onderzoek in bepaalde richtingen. Zij worden hierbij vaak geleid door de hogere geest en bevatten o.a. de volgende mogelijkheden: Historisch onderzoek. D.w.z. een terugzoeken in bv. het ontstaan van de wereld, of het Al, of de materie, waarbij, dank zij het kosmisch geheugen kan worden gereconstrueerd, hoe de werkelijke samenhang was. Hieruit worden dan over het algemeen bepaalde wetmatigheden en formules geconstrueerd, die dan worden medegedeeld aan anderen, opdat zij deze ook op hun eigen terrein van werkzaamheden toe zullen kunnen passen. Dan kennen wij studies, die worden afgewisseld met hulp verlenen, of leiding geven. Hieronder behoort o.a. wat noemt, de medische studie. Hierbij wordt over het algemeen vooral ingegaan op de mogelijkheid de geest te genezen en in de geest een zeker evenwicht te scheppen. Daarnaast houdt men zich over het algemeen bezig, zover men zich richt tot de aarde, of de sferen, die zich nog in een aards beeld denken te leven, een zekere kennis van het aards organisme en hetgeen daarin op kan treden. Dergelijke geneesheren kunnen soms, door mediums optredende, trachten hulp te geven. Wij moeten echter altijd bedenken, dat de interpretatie, die doorkomt wel eens kan verschillen van hetgeen er door de geest werd bedoeld, zodat dergelijke diagnosen en voorschriften alleen met voorbehoud aanvaardbaar zijn. Maar niet zonder voorbehoud.

Dan kennen wij bv, de sprekers. Zoals wij dus bv. zijn: Onze hoofdtaak bestaat in het waarnemen der mensen, het bestuderen der mensen en het trachten onze eigen meningen en inzichten over deze mensen en over geestelijke waarden aan deze mensen mede te delen, hopende hierdoor een verbetering in het leven der mensen tot stand te brengen. Dan kennen wij de specialisten, die zich vooral bezig houden met de z.g. overgang. Zij werden vroeger wel eens de gerechtsdienaren genoemd, omdat elke mens, geconfronteerd met zijn eigen leven, over dit leven en dus over zichzelf in deze periode een oordeel uitspreekt. Zij zijn de speciale geleiders bij de overgang, vaak niet hulp van vrijwilligers. Zij weten precies, hoe het gebeurt. Zij zorgen, dat een geest wordt opgevangen en wordt binnengeleid tot in de sfeer, waarin de zelfbeschouwing plaatsvindt. Verder geleiden doen zij over het algemeen niet. Dan kennen wij verder de scheppende geesten. Deze stellen zich tot taak het eigen wezen in eigen sfeer te uiten. Daarbij zoekend naar een steeds hoger bewustzijn, zodat zij de bewustzijnswaarden van een andere sfeer in zich kunnen bevattende, deze kunnen reproduceren in hun eigen sfeer, hetzij als licht, hetzij als vorm, of als klank. Er zijn natuurlijk nog voel andere bezigheden. Ik meen echter te kunnen volstaan met het genoemde.

  • U zegt, dat er ook op aarde mensen zijn, die reeds helpen licht te verspreiden in lagere regionen. Is het mogelijk, dat deze aardgebonden mensen zich daarvan nog totaal onbewust zijn? Hoe zullen zij het aan moeten leggen om tot een bewustzijn daarvan te komen?

Wanneer zij daar volledig onbewust van zijn, iets wat inderdaad mogelijk is, dan zou een ontwikkeling nodig zijn van hun geheugen voor geestelijke belevenissen. D.w.z. dat zij dan een training door moeten maken, die wij wel eens een keertje hebben aangeraden. Daarbij maken zij hun denkleven zo ledig mogelijk voor het inslapen en onmiddellijk na het ontwaken, ook midden in de nacht moeten zij dan de droomimpressie, die zij hebben, neerschrijven. Dezen worden dan later vergeleken met mogelijke droomprikkels van de voorgaande avond, of de nacht en zo komt men dan tot het elimineren van stoffelijke waarden en waarnemingen. Dan kunnen zij op de duur leren een zeker beeld van hun eigen bezigheid te verwerven. Over het algemeen kan worden gezegd, dat de geesten, die hieraan deelnemen, reeds in meerder mate bewust zijn, dat zij verder, wanneer zij ook maar enigszins geestelijk leven en streven, een bewustzijn omtrent hun werk zullen verwerven. Dat zij hun hulp verlenen gedurende een periode van sluimering, dan wel gedurende een kortere periode – ten hoogste enkele uren – gedurende de slaap. Wanneer een zware taak is uitgevoerd in deze periode, kan het voorkomen, dat men na de slaap een lichte vermoeidheid gevoelt. Deze vermoeidheid – ondanks een redelijke slaap – zal langzaam verdwijnen. Men heeft later dan vaak op diezelfde dag een buitengewoon vreugdig en opgewekt gevoel. Dat is dan de reactie op een geslaagde zending. Een zending, die wel heel veel krachten heeft gekost, maar ook zoveel innerlijke vrede heeft gegeven, dat men de nodige krachten gemakkelijk op kan vangen uit de kosmos. Ik kan hier helaas verder niet veel meer over zeggen.

  • Zoudt u een verhandeling willen geven over begoocheling – Maya-? Zijn concentratiekampen, rampen, pijnlijke operaties e.d. ook begoocheling. Is Karma ook begoocheling?

Uiteraard zal ik de beschouwing kort moeten houden, omdat dit nu eenmaal een vragenrubriek is. Inderdaad, Al deze dingen zijn begoocheling. Want: zo zij geschieden, geschieden zij niet, zoals u meent, aan uw ware persoonlijkheid: maar slechts aan een vorm, waaraan gij zelf deel hebt. Zij maken als zodanig in het geheel van uw bestaan weinig of niets uit. De wijze, waarop gij deze wijze ondergaat, is op zichzelf dus reeds begoocheling. Hetzelfde geldt voor oorlogen, rampen enz.. Hetzelfde geldt voor wonderen.

Begoocheling: wil niet zeggen, dat hetgeen wij begoocheling noemen, niet bestaat. Het woord wil juist uitdrukken, dat wij omtrent de werkelijke verhoudingen worden bedrogen, of ons zelf bedriegen. Wat doet een goochelaar? Maakt hij u iets niet bestaande voor? Welneen. Hij handelt wel degelijk met bestaande waarde en dingen. Maar weet u het? De hand is vlugger dan het oog. U ziet de zaken niet, zoals zij werkelijk gaan en zijn. Dat is begoocheling. Anders zouden wij moeten gaan spreken over schijn. Of zelfs over het onware leven.

Laten wij nu even het Karma nagaan, dat hier wordt aangehaald. Karma is noodlot. Maar bestaan wij dan alleen maar fase na fase? Of zijn wij een eeuwig wezen, dat uit God stamt? Zo gij het laatste, gelijk ook ik doe, bevestigend beantwoord, zult gij moeten toegeven, dat alle Karma begoocheling is. Omdat wij uit één God geboren zijnde en uit en in één God levende, volledig zijn en niet meer of minder kunnen worden, dan wij werkelijk zijn. Slechts het bewustzijn, dat wij van onze waarheid hebben, doet ons Karma ondergaan. Het resultaat is dus, dat Karma wel degelijk een begoocheling is. Een valse waardering van op zich bestaande waarden, waarbij de ware verhoudingen uit het oog verloren worden en daardoor de vaak smartelijke en pijnlijke ervaringen naar voren komen, die ons dan in verzet brengen tegen Schepping en Schepper. Ik hoop, dat ik met deze woorden althans iets heb duidelijk kunnen maken omtrent het begrip: begoocheling.

  • Maar gevoelens dan? Ons leven dan? Die zijn toch werkelijk. Anders…..

Ook dit is begoocheling. Het schijnt mijn noodlot te zijn voortdurend u te herhalen, wat één van onze vrienden heeft gezegd: Uit Maya wordt Boeddha geboren. Uit begoocheling ontstaat de waarheid. Het is alles begoocheling, wat wij geloven. Maar juist, doordat het een begoocheling is en wij voortdurend en bij herhaling met hetzelfde worden geconfronteerd, leren wij op het laatst datgene te zien, wat ons tot nog toe ontdaan is, waardoor wij, in plaats van de schijn, die wij tot nu toe ondergingen, nu de waarheid naar voren zien komen.

Deze waarheid ligt in ons wezen. Het beleven, wat je doet: is ook begoocheling, want ook dat komt voort uit een onjuist waarderen der dingen. Het is voor u een werkelijkheid en het betekent voor uw bewustwording een werkelijkheid, dat ben ik met u eens. Maar vanuit Goddelijk standpunt, of vanuit de kosmos gezien, is alles begoocheling. Wij kunnen dus zeggen: Onze werkelijkheid is een begoocheling, waar zij ons niet de volledige waarheid, toont, maar slechts een deel ervan: Waar wij de waarheid echter geheel zullen kennen, zullen de dingen, die nu ons leven uitmaken in een zodanig ander daglicht komen te staan, een zodanig andere waardering vanuit ons wezen verwerven, dat zij voor ons, inplaats van onvolmaaktheid, juist de volmaaktheid gaan betekenen.

  • Komt het dan ook hierdoor, dat twee mensen op hetzelfde zo geheel verschillend reageren?

Inderdaad. Dat komt ook voort uit de begoocheling. Laten wij het maar heel zuiver uitdrukken.Alles, wat hier gebeurt, is begoocheling. Niet, dat wat wij zeggen, onwaar is uit ons standpunt, of omdat er hier ook maar op enigerlei wijze iets wordt gedaan, dat onzuiver is, maar om de reden, dat u uit al hetgeen er gesproken wordt, alleen datgene accepteert en in u opneemt, wat voor u op het ogenblik begrijpelijk is. Datgene, wat ik zeg en wat voor mij heel duidelijk is, zuiver en waar, wat u echter op het ogenblik niet kunt begrijpen, of aanvaarden, dat gaat u rustig voorbij. U zegt dan wel, dat wij dit of dat zo en zo gezegd hebben, maar u vergeet er bij, dat u meestal niet weergeeft, wat wij gezegd hebben, maar daarvoor in de plaats de interpretatie stelt, die geeft van onze woorden. Waarbij deze uiting ook weer een begoocheling wordt.

  • Vindt u dat woord: begoocheling, dan niet slecht gekozen?

Ach neen, wanneer ik zeg: goochelen, dan denk ik aan een bedrog, waarvan ik weet, dat het bedrog is, maar dat niet zo gemakkelijk kan worden gezien. Wanneer men nu begrijpt, dat het bedrog is, amuseert men zich met iets, waar men zich anders aan zou ergeren. Denk maar eens aan het bekende kunstje van een horloge, dat wordt geleend en dan lustig in stukken wordt geslagen. Het is dus geen werkelijk bedrog, maar begoocheling. Een valse voorstelling van waarden. Waardoor dan natuurlijk in u een geheel verkeerde voorstelling van waarden kan rijzen. Daarom vind ik het woord eerlijk gezegd zeer gelukkig gekozen.

  • Maar die interpretatie komt toch uit mijzelf?

Daarom is het juist begoocheling. Als u juist net zo vlug en handig was als die goochelaar, zoudt u immers precies alles weten, wat hij deed? U zoudt zich misschien nog wel amuseren door de vlugge en aardige manier, waarop hij alles tot stand brengt, maar niets zou u meer een geheim zijn. Juist, dat, wat u niet ziet, maakt de dingen voor u raadselachtig en geheimzinnig. Ik blijf begoocheling een mooi woord vinden. Maar ja, meningen kunnen verschillen en een deel van wat ik waar geloof, is ongetwijfeld ook nog begoocheling, waar ik niet de waarheid bezie, zoals zij is, maar haar bezie door mijn eigen bewustzijn.

  • Maar er zijn toch dingen in ons, die niet verloren gaan? Hoe wilt u dat dan rijmen ?

M.a.w. er zijn waarden, die zo dicht bij de waarheid liggen, zelfs in ons beleven, dat zij nooit worden uitgeblust. Maar zij zullen in de waarheid ongetwijfeld een andere betekenis hebben dan die, die wij er aan geven.

  • Maar dan is alles een afzetterij in het leven.

U denkt meteen aan bedrog? Ik heb toch reeds gezegd, dat het bij begoocheling zo is, dat er waarden bestaan, die wel aanwezig zijn, maar anders zijn dan wij ze zien.

  • Begoocheling is dus hetzelfde als Maya?

Het betekent precies hetzelfde. Maya is begoocheling. Niet schijn, hoor! Waan is eigenlijk de juiste vertaling. Niet schijn. Maar goed ook. Want schijn ligt buiten ons, maar waan gaat van onszelf uit. Sta mij toe, dat ik hierop nog even uitdrukkelijk wijs. Schijn is iets, dat buiten ons een valse, onjuist voorkomen aanneemt. Schijn is het bv., wanneer je geen cent in je zak hebt en je loopt met een bontjas. Maar het is waan, wanneer je denkt, dat je door die bontjas meer wordt, dan je al werkelijk bent. Dat was dus even een kleine definitie. Dan gaan wij maar weer verder.

  • Wat is de strekking van de mededeling door een overgegane: Ik zal u helpen. Hoe kan zo’n geest ingrijpen in de stoffelijke wereld?

Heeft u wel eens gewed op de renbaan? Ja? Een enkeling heeft het wel eens gedaan. De anderen komen er liever niet voor uit, of hebben er nooit een dubbeltje voor over gehad. Goed. Wanneer je op de renbaan gaat wedden, zet je normalerwijze zelf in, nietwaar? Je bent dus zelf de wedder. Maar nu kan er iemand komen, die wat meer weet van de paarden. Hij heeft ze bv. zien proeflopen. Die zegt U nu: “In de 2e draverij moet je maar wedden op dat paard.” U kunt dat doen en u kunt het laten. Maar als u nu merkt, dat hij haast geregeld gelijk heeft dan doe je dat op de duur. Met het gevolg, dat je door het eigen wedden winsten maakt.

Zo heeft de geest vaak een zuiverder inzicht in de situaties in de stof, dan uzelf. Omdat de geest meeromvattend en meer overziend, een duidelijker beeld der feiten heeft. Die geest kan dan iets in uw gedachten op doen komen, inspiratie, zoals men dat noemt, waardoor het u mogelijk wordt gemaakt op de feiten, op de meest juiste wijze te reageren. U zult echter zelf uit moeten maken, of u de inspiratie verwerpt, of niet. Maar wanneer de geest zegt: “Ik zal helpen”, dan bedoelt zij dus, dat zij door het scheppen van een sfeer rond u, of het leggen van gedachten in u zal trachten het u mogelijk te maken met de bestaande levenswaarden het grootst mogelijk en het gunstigste resultaat te bereiken.

  • Wanneer verliest een incarnerende geest de herinnering aan de sferen, waar hij vandaan komt? Gebeurt dit onmiddellijk na de conceptie?

Een incarnerende geest, of reïncarnerende geest, verliest eigenlijk niet de herinnering aan de sfeer, van waar zij komt, noch de herinnering aan vroegere levens. Maar als geest gaat zij zich concentreren op het stoffelijk bestaan. Meestal kort na de conceptie reeds. En wel zo, dat zij reeds in de 6e á 7e maand geheel komt tot een concentreren van haar persoonlijkheid binnen de wordende mens. De eerste 3 maanden verkeert zij eigenlijk nog vrijelijk in haar eigen sfeer. Alleen zal zij steeds terug keren en rust zoeken bij het gekozen lichaam. De daarop volgende periode gaat zij steeds minder in haar eigen sfeer leven en zich meer concentreren in de stof, tot uiteindelijk dan genoemde vereenzelviging plaats vindt. Na de geboorte is zelfs nog enig bewustzijn omtrent de sfeer, zowel als omtrent de vroegere stoffelijke bestaanswaarden nog aanwezig. Echter is er dan lichamelijk nog geen mogelijkheid om daaraan uitdrukking te geven. Onderwijl heeft het kind stoffelijke zintuigen en begint deze te ontwikkelen.

Het oog van het jonge kind bv. begint met het onderscheiden van licht en donker en komt langzamerhand tot het – eerst nog vaag – onderscheiden van vormen. Uiteindelijk wordt het beeld scherp waar genomen met alle details. Dit steeds scherper worden van de waarneming door middel van de zintuigen brengt een zodanige reeks van dan belangrijke ervaringen met zich, dat de geest er niet toe komt sterk haar eigen beeld en wezen in de hersens vast te gaan leggen in de periode, dat dit haar mogelijk is. D.w.z., dat over het algemeen tussen het 3e en het 4e jaar de laatste herinneringen aan vroegere sfeer en levens verloren gaan. Terwijl dit bij enkelingen wat langer kan duren, waar zij in fantasie de vroegere levensomstandigheden of feiten uit hun sfeer nog steeds weer naar voren brengen. Deze verliezen het meestal dan pas op 7 á 8 jarige leeftijd, wanneer het zwaardere onderricht een werkelijke aanvang neemt. In dergelijke gevallen krijgen zij dit echter vaak weer terug, nadat het ingespannen stoffelijk streven voorbij is, In de meeste gevallen dus ongeveer na de 40 jaar.

  • Is het mogelijk, dat de ouders, bv. door het kind voortdurend terug te voeren tot oudere tijden, het kind deze herinneringen bewust kunnen doen bewaren?

De mogelijkheid bestaat wel, maar is m.i. niet zeer groot, omdat de ouders voortdurend zouden moeten spreken met het kind over oude dingen op een zodanige wijze, dat het zich ontwikkelende kind er door wordt geboeid en het begrijpt. De grote moeilijkheid zou dan worden een onderscheid te maken tussen hetgeen uit eigen wezen voortkomt en hetgeen de ouders hebben verteld. Maar het is ook helemaal niet nodig, dat je op aarde weet, wat je vroeger geweest bent. Vroeger is zo onbelangrijk. Wat je nu bent en wat je morgen zult zijn, is veel belangrijker, dan wat je gisteren geweest bent. Dat is op het ogenblik afgedaan voor je.

  • Is de hoogste stofvorm op deze aarde de huidige mensvorm?

Ik hoop en voor de mens en voor de aarde, dat dit niet het geval zal zijn op het ogenblik, dat de aarde haar stoffelijke voltooiing heeft bereikt. Op het ogenblik – sta mij toe de uitdrukking – is de mens eigenlijk de grootste parasiet op aarde, die met de meeste veerkracht al het andere heeft verwonnen en daardoor een status heeft gekregen en een uitdrukkingsmogelijkheid voor zichzelf heeft gekregen, die geestelijke bewustwording mogelijk maakt.

  • Daar kunnen wij het voorlopig wel mee doen.

Het is de waarheid. De mens is zeer zeker stoffelijk niet superieur aan andere levensvormen, hij dankt aan zijn intellect en aan de wijze, waarop hij misbruik maakt van andere wezens het feit, dat hij uiteindelijk tot heerser der aarde is geworden: Dit is biologisch juist. Dus mogen wij deze stoffelijke vorm niet gaan beschouwen als iets wonderbaarlijks, omdat wij het toevallig zelf zijn, of geweest zijn. Maar wij kunnen er bij zeggen, dat, naarmate het bewustzijn zich verder in ons zal ontwikkelen, de geest, die mens is, of de geest, die nog mens moet worden, de vorm zal moeten worden aangepast aan het bewustzijn, waardoor het parasitaire karakter van de uiterlijke vorm meer en meer verloren zal gaan. Zodat zij veredeld en aangepast zal worden tot het wezen, dat dan misschien ook nog mens zal heten in perfecte harmonie en symbiose met zijn omgeving leeft en een groot bewustzijn verwerft. Maar dat zal waarschijnlijk pas over langere tijd zijn. U moet dit mij niet kwalijk nemen, hoor. Het is niet stellig, maar vaststellend bedoeld.

  • Er zijn helderzienden, die een mens dubbelzien, dus naast de stoffelijke mens een zelfde mens, maar meer etherisch. Is dat wat men het etherisch dubbel noemt?

Ik geloof, dat het een etherisch dubbel kan zijn. Maar slechts, wanneer deze mens buiten zich zelf is. Niet van vreugde of zo, maar doordat het lichaam in rust verkeert en de geest actief is met haar verdere lagere voertuigen samen. Ik vind de uitdrukking dubbelzien ook niet zeer gelukkig. Een helderziende kan ook de mens waarnemen – dat is niet dubbel, maar wel in zijn geheel -, n.l. de stoffelijke vorm plus de uitstralingen daar omheen. Dit geeft dan de stoffelijke, mens plus zijn aura, waarin zowel het etherisch dubbel, als de lichaamsuitstraling aanwezig is.

  • Is er nog een andere mogelijkheid om dubbel te zien?

Ja, er zijn zelfs meerdere mogelijkheden om dubbel te zien, maar ik voor mij geloof niet, dat deze wereld zo attractief is, dat men wenst haar in haar geheel dubbel te aanschouwen.

  • Wanneer u spreekt met uw vrienden in de sferen, hoe gebeurt dit? Kunt u de gedachten in beelden, of zinnen uiten en hoe verstaan, of zien uw vrienden dit?

Laat ik u het voorbeeld geven. Ik kan het toch niet helemaal duidelijk vertellen, dat ik een zin aan een vriend toe wil zenden, n.l.: De aap klimt in een boom. Een heel eenvoudig zinnetje. Dan begin ik te denken aan een aap en een boom. Die vriend ziet dan een beeld, n.l. hier een aap en daar een boom. Daarachter vult hij misschien zelf een wazig landschap in, maar één ding is zeker. Hij ziet de aap en de boom. De aap begeeft zich naar de boom en klimt. Dan is hiermede dus voor mijn vriend uitgedrukt: de aap klimt in de boom. Beeld dus. Nu zegt mijn vriend terug: Je bent gek. Hij klimt niet, hij vliegt. Dan zendt hij mij een beeld van een grijns en een aap, die vleugeltjes heeft, waarmede hij ijverig langs de boom omhoog fladdert. Dan vinden wij het een heel goede grap, omdat dit een belachelijk beeld is. Misschien dat wij met beelden eigenlijk tegen elkaar gaan zeggen: Eigenlijk moesten er ook vliegende apen zijn. Weet u waarom? De mensen vliegen tegenwoordig ook al. Waarom dan de apen niet ter gegevener tijd? Er zijn wel meer dergelijke dieren. Denkt u maar eens aan, vliegende honden enz.

Natuurlijk is dit maar een zotternijtje. Wat zegt uiteindelijk een naam? Ik geloof, dat deze vraag echter voldoende beantwoord is. Ik kan u niet vertellen, hoe dat in een kruisconversatie is, want dat is een hele kunst. Er bestaat bv. een soort spelletje bij ons. U kunt zeggen een amusant debat. Daarbij gaat het er om om gedachtebeelden zodanig tegenover elkaar te stellen, dat zij samen een compositie maken. D.w.z., dat het beeld, dat ieder zelf uitzendt tezamen met de beelden van anderen een weer meer omvattende betekenis krijgt en bovendien zekere schoonheid behoudt. Een heel ingewikkeld iets, hoor! Je moet het eerst zelf eens gedaan hebben, anders kun je het je haast niet voorstellen.

  • Is het dan niet een soort gedachtelezen?

Neen, het is geen gedachtelezen. Het is meer een gedachten beleven. Dat kan ik u toch niet duidelijk maken. Dan moet u maar wachten. Het duurt toch zo lang niet, nietwaar? Dan leert u het vanzelf. Je zoudt kunnen zeggen, dat het een soort beeldentelepathie is. Wanneer u zegt: de Nacht wacht van Rembrandt, dan projecteren wij het gehele schilderij. Als wij zeggen: de Stier van Potter, dan kan een ander daar weer een grapje van maken. Ik projecteer bv. de Stier van Potter, waar ik iets over te zeggen heb, bv. dat die ene vlieg er zo buitengewoon natuurlijk bij zit. Dan zegt de ander: Ach, wat, stamboekvee en maakt er meteen een hele stal van.

  • Dus een soort geestelijke televisie?

Juist, een heel aardig beeld. Dat zal ik onthouden. Dat kunnen wij dan misschien de volgende keer eens gebruiken. Ik hoop, dat de zaak iets duidelijker is geworden. Maar nogmaals, wat het is, kun je nooit precies weten, vóór je het zelf hebt meegemaakt.

  • Ik las in de courant, dat ergens een professor uit de materie in een laboratorium iets levend kan produceren. Zelfs een kleine ziekteverwekker. Hoe denkt u daarover? Kan dode materie getransformeerd worden in levende materie?

Theoretisch is het in ieder geval mogelijk en wel op basis van het volgende: Alle leven, zoals het op het ogenblik op aarde bestaat, is gewekt door bestraling in een zekere oplossing. Dus in vloeistof, waarin opgelost een groot aantal andere stoffen aanwezig zijn. Alle levende wezens op aarde bestaan dan ook van 3/4 tot 9/10 uit water. Daaruit blijkt dus wel, dat wij hier in hoofdzaak nog te maken hebben met water, dat wordt omgeven door iets, dat daar eerst in opgelost was. Wanneer u de proeven nadoet, die tijdens de Schepping als toestand zijn voorgekomen, zult u ontdekken, dat wanneer een salinesolutie op een zekere temperatuur bestraald wordt met stralen van zekere hardheid gedurende een zeker ogenblik – ik geef niet de gegevens, zo u bemerkt -, een wezen ontstaat, dat een eiwitcel genoemd zou kunnen worden. Wanneer deze cel dan verder in een zouter wordende solutie kan blijven bestaan, terwijl de bestraling langzaam vermindert, dan zien wij een organisme ontstaan, dat zich als levend gaat gedragen. Zij is nog geen leven in de ware zin van het woord. Er komt nog een celdeling of voortplanting. Past men echter een wisselende bestraling toe, dan zien wij hieruit celdeling en ééncellige wezens voortkomen. Een ziekteverwekker zou hoogstens een amoebe kunnen zijn, indien zij zo op een laboratorium tot stand wordt gebracht. Ik geloof niet, dat men er in een laboratorium in zal slagen, zonder te beginnen met reeds levende materie een leven te scheppen groter, of hoger dan de amoebe. Deze zou echter, volgens mijn idee, nog wel niet de huidige middelen te maken zijn uit bestaande stoffen. Wanneer andere ziekteverwekkers daarin voorkomen, vraag ik mij af, of wel afdoende maatregelen zijn getroffen om levende ziekteverwekkers weg te houden.

Er bestaan n.l ook bepaalde virii, die in een dergelijke solutie kunnen veranderen in – of beter nog – het aanzijn kunnen geven aan microben. Het virus zelf zal daarbij sterk verminderen. Er kan echter na verloop van tijd een fase van groei ontstaan, waar wij dan op de duur een lichte verkleuring zullen zien in de vloeistof en alle daarin aanwezige levens een versnelde groei gaan doormaken .

  • De proeven moeten inderdaad onder controle nogmaals worden genomen. Het ging hier om een virus. Maar dat is toch ook een levend organisme?

Een virus is geen levend virus. Mag ik dus hierover met u van mening verschillen? Virii behoren tot de half-levenden. D.w.z., dat zij bestaan uit speciaal samengestelde zouten en mineralen, die, mits geplaatst in de juiste omstandigheden, zich gedragen als een levend wezen.

  • Er is hier veel strijd over. De één zegt, dat het een levend organisme is, de ander, dat het dood is.

Het is half levend. Een virus kunt u extraheren, nemen wij aan, dat dat kan en dat u er voldoende van heeft. Dan zoudt u een paar milligram gedroogd virus kunnen bewaren. Het zou zich in deze toestand gedragen als dode stof en aan alle werkingen der dode stof onderhevig zijn, tot het ogenblik, dat het gunstige omstandigheden en voedingsbodem vindt en zich wederom verbindend met andere stoffen zijn viriliteit, dus levende eigenschappen terug krijgt.

  • Het plant zich voort, dus leeft het!

Inderdaad. Maar zodra voedingsbodem ophoudt te zijn, valt het virus terug tot zijn oorspronkelijke vorm en blijft voortbestaan tot het wederom een voedingsbodem vindt en het levensproces weer voortzet, vandaar half-leven

  • Het kan toch sterven?

Gedurende de levensperiode wel. In andere gevallen gedraagt het zich als dode stof. Het is dan onsterfelijk, terwijl het gedurende de periode van leven en voortplanting een betrekkelijk grote sterfte heeft.

  • Wanneer je een virus in carbol brengt, sterft het.

Dan is het niet dood misschien, maar anders van compositie en daardoor onschadelijk voor u. Wanneer het virus in de fase “leven” is, ‘kunt u met carbol het virus doden. Maar u kunt het dode virus in carbol leggen, of bestralen met de hardste stralen, zonder dat het daardoor sterfelijk wordt. U kunt het in luchtledig, of onder hoge druk brengen, het sterft niet, het verandert misschien wel zijn compositie. Maar het sterft niet, dat is alleen mogelijk bij een levend, viriel virus, dat dus reeds een voedingsbodem heeft gevonden.

image_pdf