7 april 1975
Aan het begin van de bijeenkomst wil ik u er eerst op wijzen, dat wij niet alwetend of onfeilbaar zijn. Met andere woorden: denk in ‘s hemelsnaam zelf na, want dat is het belangrijkste wat je kunt doen over deze dingen. Het onderwerp zal u bekend zijn, wij spreken over: Het gebod der liefde.
Dat is een wat zonderling onderwerp, eigenlijk, omdat de mensen bij ‘liefde’ vaak bepaalde voorstellingen hebben. Ik zou het dan ook maar zo willen doen, ik zou eerst die liefde maar eens uit elkaar willen rafelen. Ik hoop dat niemand daar bezwaar tegen heeft.
We hebben de liefde dus, de grof-materiële liefde, dat is de bezitszuchtige liefde. Dat is heel duidelijk: moeder houdt van het kind, man houdt van de vrouw, vrouw houdt van een man, enfin, noem maar op, je houdt van je vader, je moeder, enz. Dat is eigenlijk een bezitsrelatie. Die moet er zijn, zonder die liefde kun je eenvoudig niet bestaan. Wanneer je helemaal alleen staat en er is niemand waar je van houdt, en er is niemand die van jou houdt, nu ja, dan vreet dat in het leven, dan kun je niet verder. Maar het is zuiver materieel en dat moeten we niet uit het oog verliezen. Het is een kwestie, die gedomineerd wordt door menselijke instincten, zeg maar door gewoon impulsen en al die andere dingen.
We hebben daarnaast dan een liefde, die zou je de ‘mentaal geestelijke’ liefde kunnen noemen. Hierbij spreekt het verstand een hele hoop mee. Het is niet meer een kwestie van zuiver instinctieve reacties, neen, het is een beeld dat je je maakt van iemand die je bewondert eigenlijk. Niet de persoon, maar een beeld. Je bewondert een idee, maar niet een idee zoals dat existeert, maar zoals het in jou bestaat. Hier is dus het eigen denken heel sterk verweven en deze liefde is eigenlijk een selectief proces. En wanneer je denkt vanuit een mentaal standpunt, kun je nooit van iedereen houden. Bijvoorbeeld, je kunt wel zeggen: ja, ik houd van iedereen die mij bevestigt, maar wie mij niet bevestigt, die haat ik. Hier is dus altijd de haat-liefde relatie erg belangrijk. Instinctief bestaat die eigenlijk wat minder, maar mentaal krijgen we dus heel vaak dat liefde een vorm van haat inhoudt, terwijl haat vaak ook een vorm van liefde inhoudt.
Moet ik dat nog verduidelijken, of gaat dat zo wel? Ja. Nu goed.
Dan komen we aan het derde deel. Dat kunnen we dan de geestelijke liefde noemen. Kijk eens, elke mens zendt trillingen uit. Of we dat nu gedachtenimpulsen noemen, of dat we er een andere naam aan geven, of we spreken van een aura of van een geestelijke uitstraling, dat is eigenlijk niet eens belangrijk. De mens straalt iets uit. Die uitstraling heeft een eigen frequentie. Ontmoet je een ander, waarbij je een resonans vindt, dus waarbij die frequenties gelijk zijn of een harmonische vertonen, dan ontstaat ook meteen een spontane sympathie. En die sympathie wordt heel snel een grote verbondenheid.
Op deze basis kennen we dus ook wel man-vrouw relaties, maar ook gewoon vriendschappen. We kennen daar eigenlijk relaties van elke soort bij. Dat gaat van politieke leiders, die eigenlijk tegenstanders zijn, maar elkaar dus sympathiek vinden – heel gewoon – want ze zitten dikwijls op dezelfde lijn. Pilatuslijn heet dat dan wel eens, handen wassen en vooral niets doen, maar goed. Hier hebben we dus met iets te maken, wat zuiver door een soort sympathie gedicteerd wordt en waarbij we ook te maken hebben met een relatie, die zeker niet beperkt blijft tot het zuiver stoffelijke.
Dan hebben we daarboven een vorm van liefde, die zou ik dan maar ‘mystieke liefde’ willen noemen, omdat ze eigenlijk alle dingen inhoudt. Al die andere vormen van genegenheid, die zijn ergens ‘gericht’, ze worden ergens door bepaald. Mystieke liefde niet, mystieke liefde is eigenlijk een ervaren van de kosmos en dan vanuit die erkenning van die kosmos, die je bemint, de delen van die kosmos in die liefde mee opneemt.
Ik dacht dat ik het daarmee wel duidelijk had gezegd. Een kleine indeling was wel nodig. Want, als je nu begint met dat Gebod der Liefde, dan kom je voor rare dingen te staan.
“Gij zult uw naaste beminnen gelijk uzelf”. Ja, dat kan je voor problemen plaatsen. Er zijn gevallen bij, dat je zegt: ja, wat moet je daar nu in ‘s hemelsnaam mee aan? En aan de andere kant vraag je je natuurlijk ook af: wat moet dan iemand doen, die de p.… aan zichzelf heeft, want die zijn er ook.
Het is het begrip ‘naastenliefde’, dat eigenlijk doodgepraat is in het christendom, het is het idee van een perfecte verantwoordelijkheid voor onze broeders en zusters. En als je dat stelletje dan samen ziet, dan denk je ook: nou, een mooie familie. Nee, je moet het eigenlijk zo zien.
“Heb uw naaste lief gelijk uzelf”. Waar begint dat mee? Iedereen is uw gelijke. Er zijn verschillen, maar in basis zijn we gelijk. Vanuit die gelijkheid kunnen we de verschillen benaderen, maar uit de verschillen kunnen we de gelijkheid niet vinden. Dus het is: van de gelijkheid uit werken naar begrip voor de ander.
Nu, dan is er een tweede ding: wanneer ik mijzelf iets gun, dan moet ik het een ander ook gunnen. En als je zelf eet, dan moet je niet kunnen gedogen dat een ander honger lijdt. Dat is ook een heel eenvoudige conclusie. Maar er zijn aan de andere kant toch situaties waarin je je afvraagt: ja, wat moet ik nu eigenlijk gaan doen? Iemand slaat een ander dood, moet je die nu liefhebben? Moet je nu zeggen: ja maar, voor mezelf zou ik niet willen dat iemand mij daarvoor bestrafte, dan zal ik die ander ook maar even… Dat kun je natuurlijk niet doen. Want je moet ook degene die aangevallen wordt liefhebben. Je kunt niet zeggen: ik heb alleen de dader lief. Dat is de fout van de moderne rechtspleging, dat ze enorme aandacht hebben voor de dader, maar dat ze het slachtoffer eigenlijk vergeten. Nu ja, dat is zo één van velen en de dader is een exclusief persoon. Die staat buiten onze normale gemeenschap. Dat mag je natuurlijk ook niet doen. Je moet dus zeggen: ik heb beide lief. Ik zal een moord voorkomen en wanneer het niet anders kan, door de agressor leed toe te brengen. Door hem voor mijn part het ziekenhuis in te timmeren. Nu zitten er hier niet veel, waarvan ik aanneem dat ze daartoe in staat zijn, maar je kunt nooit weten. Maar dan moet je dat doen zonder haat. Je moet begrijpen: wat je doet is noodzakelijk, maar het neemt helemaal de menselijkheid, de menselijke waarde en de noodzaak tot het behoud van de menselijke relatie met die ander niet weg.
De naastenliefde is eigenlijk niet een zoetsappigheid. Naastenliefde is erkennen dat, waar je iemand kunt behoeden voor leed of voor onrecht, dan moet je het doen. Maar, wanneer iemand leed of onrecht aan anderen toevoegt, dan moet je hem daarvoor niet haten, je moet hem niet achtervolgen, je moet alleen maar zorgen dat ze het niet meer kunnen doen.
Kijk eens, Jezus was toch wel de meest verdraagzame mens in de hele wereld, hè? Nu ja, misschien denkt u er anders over, maar goed, ik zou toch zeggen; hij was eigenlijk de voorganger van het geweldloos verzet, bv. En lang voordat Mahatma Gandhi erover dacht, was er Jezus al. U weet wel, die linkerwang en de rechter. Petrus had er wat op gevonden trouwens, hoor, die was niet zo verdraagzaam. Die gaf inderdaad als ze links sloegen de rechterwang; sloegen ze daar ook, dan wachtte hij, tot ze nog een dreun wilden geven en dan sloeg hij terug en goed. Dat doet me erg denken aan de verdraagzaamheid van bepaalde christenen, waarvan sommigen wel eens vergeten, dat er nog een tweede wang is.
Waar het om gaat, is dus eigenlijk bij Jezus dit: wanneer de wisselaars in de tempel de mensen bedriegen en de handelaren in offerdieren precies hetzelfde doen, vaak in samenwerking met de lagere priesters en een paar Levieten, dan gaat Jezus daar geen preek houden. Dat heeft op dat moment absoluut geen zin. Hij neemt de zweep en hij jaagt ze eruit. Hij slaat die mensen werkelijk en raakt ze gevoelig en hij scheldt ze uit, door te zeggen wat ze doen, niet door hun persoonlijkheid te kleineren, maar door hun functie te kleineren. Zoals hij ook de Farizeeën eigenlijk niet als personen wil krenken, maar wel erop wijst wat ze zijn: gepleisterde graven, van buiten wit, van binnen vol van bederf en verrotting.
Die Jezus is zeker niet iemand waarvan we aan kunnen nemen dat hij zijn naaste niet liefheeft. Het is eigenlijk zijn gebod, waar we het een beetje over hebben, het Gebod der Liefde. Ofschoon het ook kosmisch waarde heeft. Maar dan moeten we dus begrijpen: Jezus laat niet over zich lopen. Maar, hij veroordeelt niet. En dat is een heel belangrijk ding.
We moeten in de wereld niet veroordelen, omdat overal nog iets goeds te vinden is. We kunnen een toestand bestrijden, zonder degenen die de toestand veroorzaakt hebben, daarom direct te verachten of buiten de mensheid te stellen. Kijk, daar heb je eigenlijk het begin van naastenliefde.
Maar wanneer je met die naastenliefde bezig bent, dan zit je ook al heel gauw nietwaar bij: bemin uw naaste gelijk uzelf en God boven alle dingen. En dan vraag je je wel eens af: waarom is dat zo geformuleerd “boven alle dingen”. Dat betekent dat de kracht van het leven in je veel meer waard is dan wat je ook verder ooit kunt bezitten. Het betekent dat je diep in jezelf een licht draagt dat belangrijker is dan alles, wat je ooit in de wereld kunt bereiken aan aanzien, aan status, aan bezittingen en wat je maar verder kunt denken.
“God boven alle dingen”. Dat heeft alleen zin, wanneer we God ook weer proberen te definiëren.
Als ‘t u verveelt, tussen twee haakjes, moogt u het zeggen, hoor. Het is geen predicatie, hè; dat u dat heel goed begrijpt. Want iemand die preekt, is meestal iemand, die een lesje opzegt, dat hij van tevoren geleerd heeft in overeenstemming met de regels waaraan hij moet gehoorzamen om zijn beloning te kunnen krijgen en als het dan afgelopen is, dan vraagt hij zich af waarom iedereen het nu zo mooi gevonden heeft. Dat doe ik dus niet. Als u vindt, dat het verkeerd is, wat ik zeg, dan moet u maar ‘ho’ of ‘stop’ roepen. Als u denkt: er wordt hier te veel gezwamd, zegt u het ook rustig. Dat is trouwens ook een regel, die zouden ze in de politiek moeten toepassen, dat iedereen het recht heeft om te roepen: Nu wordt er gezwamd! Dat zou een heel groot voordeel zijn. In de kerk ook trouwens en misschien in de onderling menselijke samenleving ook. Dat niemand daar boos over zou worden. Maar ja, dat vergt meer naastenliefde dan de meeste mensen op kunnen brengen.
Kijk eens. “God”. Wat is God? God is eigenlijk iets, waarvan we niets afweten. We doen wel net of we precies weten, wat God wil en wat God is, maar als we zouden kunnen weten wat hij is, zou hij geen God zijn, zou hij niet alomvattend zijn. Een wezen dat zich laat inperken binnen het begrip van de gewone mens, kan nooit een kosmische godheid zijn. Uw God is toch bekend?
Hoe moeten we God aanduiden? Ja, volgens mij als bron van alle leven. Of misschien ook wel als de bron en de som van alle leven. Dat is nog beter. Stel eens een keer dat alle kracht, de hele kosmos, deel is van één wezen. Misschien is het nog meer, dat weten we niet, maar al die kracht is deel van één wezen. Dat wezen waarvan we ook nog niet weten wat het is, dat schijnt te kunnen denken, want het heeft wetten, het kan reageren, leven. En we kunnen alléén leven dankzij die kracht. En u zit op een stoel, u bestaat uit atomen en moleculen en vezels, die kunnen alleen bestaan door die kracht. Er is dus één kracht, die alle dingen omvat. Wanneer ik die kracht liefheb, dan zal ik erkennen: dit is mijn bestaan zelf. God liefhebben gelijk jezelf, dat is eigenlijk normaal zou ik zeggen, wanneer je er over nadenkt. Je hebt het leven lief, het bestaan, al het zijn, alles wat rond je is. Zonder dat zou je niet bestaan, zou je niet gelukkig zijn. Je hebt het leven lief, maar dan moet je God ook liefhebben, want God is leven of is die kracht. En, kijk eens, wanneer ik God liefheb, dan heb ik die kracht lief in welke vorm ze ook verschijnt. Dan zeg ik niet: kijk eens, dit is God in een zeer aantrekkelijke vorm, die God heb ik lief. Maar daar komt er eentje in de vorm van mieren, terwijl ik zit te lunchen, die God heb ik niet lief.
Dat wil niet zeggen, dat ik van u “sweepers” wil maken. U weet wat sweepers zijn? Of niet? Kijk eens, “sweepers” zijn een kaste in India, een sekte, neemt u mij niet kwalijk, waarvan de leden zeggen: alle leven is heilig. En daarom hebben ze dan altijd een bezempje bij zich en wanneer ze lopen dan vegen ze voor zich, om niemand dood te trappen. Dat klinkt natuurlijk hier krankzinnig en overdreven, maar het is een eerbied voor het leven, die wij eigenlijk ook zouden moeten kennen, als het goed is. Want het leven in zichzelf, zegt de sweeper, is een balans van de Eeuwige en het is niet aan mij, als mens om die balans te verstoren. Daar zit een wijsheid in. En dat zouden een hele hoop van die experts in deze tijd eens moeten overwegen.
Nu zeg ik dus dit: Ik heb die God lief. Dan heb ik die God lief, waar hij ook is en hoe hij ook is. God is voor mij de kracht van het bestaan. Dan heb ik die kracht van het bestaan lief in elke vorm, in elke uiting. Elke medemens heeft die kracht in zich, ook wanneer ik de uiterlijkheden van mijn naaste misschien niet kan aanvaarden, moet ik nog de kracht liefhebben, waardoor hij bestaat, want hij is een uiting van de God, waaruit ook ik besta. Begint u nu te voelen, waar ik naar toe moet?
Nu is dat allemaal natuurlijk betrekkelijk. En je zegt het wel en dan klinkt het erg mooi. En dan ga je dadelijk met je nieuwe koets – pardon, met je nieuwe auto – ga je op stap. En dan komt er zo’n hark van een kinkel, die nooit van voorrangsregels heeft gehoord en die maakt een deuk en een kras in je spatbord. Nou ja, dan wil je toch wel even, nietwaar? Dan is de christelijke naastenliefde ver te zoeken. Of je moet het zeggen, zoals die geestelijke eens zei. Die werd ook aangereden in zijn autootje en kwam eruit en zei: Vriend, het is, dat God u liefheeft, anders zou ik je kapotslaan. Toen zei de ander: Eerwaarde, God heeft u lief, door u die gedachte te geven, want die kans zou je nooit krijgen, je zou eerst zelf gaan.
Nu probeer ik dus alleen maar duidelijk te maken, waar het ons om gaat: God. God is voor ons het bindende principe. Naastenliefde is eigenlijk eigenliefde, want in de naaste beminnen we datgene, waaruit we zelf bestaan. En dat betekent dat we nooit een naaste onrecht kunnen doen zonder onszelf onrecht te doen. Want als we een evenwicht verstoren door onjuist te handelen, dan kan een ander daar uiterlijk nadeel van hebben, maar innerlijk hebben wij er nadeel van. Want wij verstoren onze eigen harmonie met het totaal van die kosmos. We leven nog wel, maar beperkt. Sommige mensen zitten in hun egoïsme opgesloten als de geest in een fles. En alleen weten ze nog niet, dat ze eruit moeten.
En daarom zou ik zeggen: ja, het enige, wat eigenlijk het Gebod van de Liefde belangrijk maakt, is de mystieke liefde. De mystieke liefde is niet in uitdrukkingen te vatten. Een klein beetje kun je er iets van proeven in het Hooglied, wanneer je dat Hooglied dus niet alleen maar interpreteert als de liefde van een man voor een vrouw, maar als een lofzang van een mens aan de wereld. Als ik het voor mij zou moeten zeggen – wie ben ik, om te zeggen, maar goed, iemand moet een poging wagen: Mystieke liefde is voor mij: voelen, hoe al wat ik ben in al het andere bestaat. Mystieke liefde is voor mij: mijn geest uitzenden tussen de sterren, een beetje dartelen met de werveling van een of andere sterrennevel en dan beseffen, dat dat ene stofje, dat er in het zonlicht drijft, ook sterrennevels omvat, dat het even groot is, even werkelijk, even reëel is. Voor mij is de kosmische liefde, de erkenning, dat de gehele kosmos, die ik buiten mij ken, overal hernieuwd gemanifesteerd wordt. Ook in het denken van elke mens, ook in het gevoel van elk wezen. Een vogel vliegt in zijn eigen wereld, niet in mijn wereld. Maar die wereld is deel van mijn wereld en wanneer ik het besef, dan ben ik deel van de wereld van de vogel. En dan besef ik, hoe de vogel zijn wereld ziet, in alle gangen, in alle bepaalde trekpaden en toch met een onmetelijke vrijheid en tegelijk een onmetelijke drift om je te verdedigen. En ik zie die wereld en ik zie mijn eigen wereld en ik besef dat ze ergens aaneensluiten; Kosmische liefde.
Kosmische liefde is eigenlijk God, die in mij miljarden vormen tegelijk tegemoet treedt en waarin ik voortdurend iets van mijzelf terugvind. Waarin ik voortdurend zie dat als ik mijzelf verrijk met al wat rond mij bestaat, dat ik dichter kom bij de volledige geluk beleving, waarin ik werkelijk mijzelf wegschenk aan de kosmos. En dat alleen in dit wegschenken voor mij de vervulling van mijn bestaan te vinden is. Ja, het klinkt misschien een beetje poëtisch, een beetje abstract en misschien zelfs een beetje dwaas, voor sommigen. Het gebod van de liefde is niet alleen maar het gebod van: een medemens liefhebben. Het is ook niet een gebod dat zegt dat je het alleen op een bepaalde manier moet doen.
Want dat vind ik ook nog zo krankzinnig, hè. Dan zijn er mensen die prediken: “Heb uw naaste lief”. Maar wanneer ze de jongelui betrappen achter de dijk, dan is er geen liefde bij, dan krijgen ze hoogstens een potten-en-pannen-serenade op de avond dat ze, misschien tegen wil en dank, een verbond voor de tijd, voor het leven bevestigen. Kijk eens, dat wil er bij mij niet in, dat je dat moet uitzonderen.
Ik geloof dat liefde in alle dingen kan liggen. Liefde is het gebaar, waarmee je iemand helpt, een vreemde misschien. Liefde is de kus die je iemand geeft die je nabij is. Liefde is de zorg waarmee je een ander probeert te behoeden, óók wanneer je bv. afziet van je rechten op de weg en een ander dan maar voor laat gaan. Liefde is het geluk dat je voelt als je kijkt naar de wolken, naar de zon. Liefde dat is wanneer je durft te zeggen: Ondanks alles is het leven goed. Dat is nu liefde.
Dat vinden de meeste mensen vreemd. Dan zeggen ze: ja, maar liefde en erotiek moeten we niet met elkaar verwarren. Potverdorie, liefde is deel van je leven. En als er hier iemand is, die durft te beweren dat het menselijk leven zonder erotiek kan bestaan, dan moet hij naar school gaan en zijn leergeld terughalen.
Er zijn mensen die zeggen: ja, liefde, dat is iets voor het gezin, voor de sociale zekerheid, dat is ‘achter elkaar staan’, elkaar bijstaan, etc. etc. Dan zeg ik: ja, natuurlijk is dat liefde. Maar het betekent ook: elkaar beschermen. Het betekent ook: proberen om een ander meer te geven, om voor een ander meer te zijn. Liefde, dat is niet je afvragen, wat vind ik goed voor een ander, maar afvragen: wat vindt die ander goed voor zichzelf en kan ik hem helpen, om het te vinden of om te begrijpen, waarom het niet goed is. Liefde, dat is een volledig aanvaarden.
Het gebod van de liefde. In feite duidelijk: iemand in kosmische harmonie. En dan zie ik de mensen alweer kijken. Harmonie, dat hebben ze vaak gehoord. En ze denken zeker niet alleen aan een koper-orkest, maar wat moet die harmonie er nu weer bij. Maar is er dan verschil?
Wat is harmonie? Harmonie, dat is het op elkaar afgestemd zijn, nietwaar? Ieder zijn eigen melodie spelen, met zijn eigen tonaliteit, met zijn eigen inhoud en tóch samen met de ander verweven een geheel tot stand brengen. Nou, dat is toch de liefde, kosmische harmonie. Natuurlijk kosmische harmonie. Wanneer u kijkt en u bent dankbaar dat de zon schijnt, dan hebt u de zon een beetje lief. Als de zon, op welke wijze ook, die erkenning zou vinden, dan heeft hij u een beetje lief. Het verandert wel niets aan het weer of aan de omstandigheden, maar er is een wederkerigheid.
Harmonie, dat is eigenlijk wederkerigheid zonder meer. De meeste mensen vergeten dat wel eens. Ze denken: liefde moet van één kant komen. Dat kan nooit. Liefde is dat punt, waarop de ontmoeting mogelijk is, waarop het samenklinken, het samengaan mogelijk is. Dan wordt misschien ook duidelijk waarom Jezus met die gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan geantwoord heeft. Ze vroegen: Heer, wie is mijn naaste? Dat is heel gek eigenlijk, dat die apostelen die toch zo vaak bij Jezus waren, hem niet gevraagd hebben: Heer, wat is de liefde? Nee, Heer, wie is mijn naaste? Wanneer moeten we? Nou kijk, dat hoeft voor mij niet.
En wat zegt nu Jezus? Hij zegt: de naaste is degene die erkent wat de ander behoeft. Die man is geslagen, gevallen, is beroofd. En wat doet die Samaritaan? (Daar zit trouwens een leuk dingetje bij) een ‘Samaritaan’. Dat is zoiets, alsof je in een democratie vertelt: er was een communist, hè’? Op dezelfde manier. Het is de tegenstelling; de Samaritanen, dat waren de ketters, een beetje het minderwaardige volk. Zoals ze hier in een bepaalde periode dachten over een Jood, hè? En die Samaritaan komt en ziet die man, die overvallen is. Hij vraagt zich niet af: wat kost het mij, of gaat het mij tijd kosten en moeite, of verontreinig ik me misschien? Hij zegt: die mens heeft hulp nodig. En wat doet hij? Hij verbindt zijn wonden, neemt hem mee, brengt hem ergens, geeft hem waarschijnlijk nog een paar centen voor onderdak, want die man had niets. En dan heeft hij het zijne gedaan, hij heeft die man geholpen, klaar en hij gaat weg. Dat is ‘naaste’.
Maar dat is het wezen van liefde. Het wezen van liefde dat is, dat je er bent, wanneer een ander je nodig heeft,
Er zijn een hele hoop mensen die er anders over denken. Die denken vaak: dat is het recht, wat ik heb op een ander. Bestaat niet. Een vriend van mij gaf kortgeleden een aardige definitie voor een huwelijk. Hij zei: kijk eens, een goed huwelijk heeft eigenlijk maar weinig te maken met erotiek en zo. Een goed huwelijk, mensen, die elkaar erkennende, elkaar helpen om gelukkiger te wezen.
Dat vond ik een hele mooie omschrijving. Dat is nu eigenlijk naastenliefde. En dat is de wet van de liefde: dat wij een ander helpen om een beetje gelukkiger te leven. Dat we niet klaar staan om een ander te vertellen, wat hij moet doen, dat moet hij zelf weten, maar dat we klaar staan om die ander te helpen, wanneer hij hulp nodig heeft. Het betekent dat we zelfs degene die ons onrecht aandoen, hulp niet zullen weigeren.
Ik weet niet of u dat verhaaltje van Malchus in uw hoofd hebt? Dat was die tempelknecht, hè. En Petrus – Petrus was visser, maar hij had beter barbier kunnen worden, volgens mij – toen ze dus zeiden tegen Jezus: je bent gearresteerd” toen zei Petrus: Dat nooit, en hij trok zijn zwaard en sloeg dat oor van Malchus eraf. En wat doet Jezus? Diezelfde man, die hem meesleept naar de marteling en naar de ondergang – dat weet hij, die helpt hij. Hij geneest dat oor. Op dat ogenblik is er geen sprake van wat die man is en wat hij gaat doen. Op dat ogenblik is het feit: iemand is gewond! Jezus kan die man helpen, dus Jezus moet die man helpen. Dit is liefde.
En ik dacht dat dat eigenlijk in de gehele kosmos bestaat. Weet u, er zijn altijd een hele hoop mensen die zich af zitten te vragen, waarom wij uit de geest altijd zo druk bezig zijn met allerhande dingen. Ze zeggen: waarom komen jullie hier al die verhalen vertellen? Ja goed, omdat we hopen dat we er iemand mee kunnen helpen, er wat gelukkiger mee kunnen maken. We helpen ook vaak iemand wanneer hij overgaat. Dat kost vaak een hoop last. Ja goed, maar je kunt toch niet zeggen: dat gaat mij niets aan. Dat is toch een levende? Een levende geest, die in een nieuwe wereld komt, en of het jou nu toevallig uitkomt of niet, maar die heeft hulp nodig. Trouwens de meesten hebben hulp nodig. Die moet geholpen worden tot hij beseft, waar hij is, tot hij kan inslapen een ogenblik en zijn eigen leven herzien en aanvaarden: nu sta ik in een nieuwe wereld, en ik ben toch niet veranderd.
Wat doe je dan? Dacht u dat het zo leuk was, naar een duistere sfeer te gaan? Vergeet het maar. Weet u, een duistere sfeer, dat is zoiets als duiken in de mestput. In heel veel gevallen wel. Maar er zijn er, die eruit willen. En dan moet het maar. En als zij in hun eigen wereld gelukkig zouden zijn, dan zouden we er heus niet aan denken, om ernaartoe te gaan. Het is hun wanhoop, hun zoeken om los te komen. En voor elke entiteit, die maar een beetje licht in zich draagt, geldt: als ik kan, dan moet ik hier helpen. Dat is gewoon kosmische liefde. Anders niets.
Trouwens, ik weet niet of u al die verhalen hebt gevolgd. Maar neemt u bv. Jezus: drie dagen in de onderwereld. Maar wist u dat hetzelfde verhaal ook van de Boeddha verteld wordt? En zo zijn er nog een stelletje, Prometheus, in de Dionysosverhalen, overal kom je het tegen. Zelfs Hercules ontkomt er niet aan. Waarom? Misschien wel, omdat je dit het geheim van de inwijding zou kunnen noemen. De inwijding in de kosmische werkelijkheid. Wij kunnen de onderwereld en het duister niet verloochenen. Wij kunnen ziet zeggen: Wij staan er los van. Want zo lang er leven is in het duister en leven in ons, is het ook ons leven dat in het duister ligt. Zolang er ellende is op de wereld en we kunnen helpen, moeten we helpen. Niet omdat we vinden dat die mensen al die ellende onverdiend krijgen, maar doodgewoon omdat ze hulp nodig hebben. Het gaat er niet om, wie je helpt of wat je helpt, het gaat erom dat je helpt. Dat is leven van jouw leven. Het is diezelfde kracht, diezelfde God, diezelfde grote kosmische eenheid, die daar werkt. En juist daarom moet je helpen, want dat is de beste mogelijkheid om een harmonisch contact te krijgen, moet je altijd klaar zijn voor een ander.
Maar dan gaan we een stapje verder. Er zitten hier nogal wat jongeren bij, niet zo veel. Er zitten wat jongeren bij, er zitten wat ouderen bij. Die oudjes zijn vaak onuitstaanbaar, vind je ook niet? Die kunnen zo doorzeuren. En die jongeren van tegenwoordig, die deugen ook niet, hè’? Die doen maar! Geen respect voor niets en niemand meer, die doen gewoon maar. Ja. Als we zo gaan beginnen, zijn we liefdeloos. Wist u dat?
Kijk eens, die jongeren zoeken naar een eigen identiteit, een eigen manier van bestaan en zijn. Dat heeft u ook gedaan in uw tijd. Onder andere omstandigheden, dat weet ik wel, en andere regels en andere modes, maar u hebt er ook naar gezocht, net zo goed als de jongeren van nu. En u hebt misschien de dingen een beetje achterbaks gedaan, die zij nu openlijk doen en omgekeerd misschien. Maar u bent heus niet anders. U bent heus niet zoveel beter geweest, geloof me maar. Probeer nu te begrijpen wat er in die jongeren is. Je hoeft het er niet mee eens te zijn, maar probeer het te begrijpen. En als ze dan op een ogenblik door wat u ziet als hun stommiteit, maar wat gelijktijdig hun recht is om te zoeken naar zichzelf, naar hun eigen bestaan, in moeilijkheden komen, dan moet je niet zeggen: dat heb ik je wel altijd gezegd. Maar dan moet je zeggen: heb je rust nodig, heb je een slaapplaats nodig? Kom maar hier. Kan ik je helpen met iets.
Dat hebben die jongeren ook. Dan moet je niet zeggen: “och, ze zitten zo te zaniken”. Dan moet je ook proberen te begrijpen, wat ze willen zeggen al is die taal een beetje anders. Je moet kijken wat ze ook voor behoeften hebben.
Die ouderen, die oudjes hebben er ook behoefte aan om deel te zijn van het leven, want ze zijn net zo levend in hun uitspraak, net zo jong als de jongeren. ‘t Is toch zo?
Die tegenstelling is er eenvoudig niet, die bouw je op. Er zijn zoveel dingen, waarin de mensen elkaar kunnen ontmoeten, waarom moet je dan leven met die tegenstellingen?
Liefde, dat is zoeken naar datgene wat ons verenigt, niet naar datgene, wat ons scheidt. Dat is een gebod. En dat gebod is zeer terecht. Want op het ogenblik dat mensen of geesten gaan zoeken naar datgene wat hen scheidt van anderen, naar waar het verschil ligt, daar vinden ze vijandschap, daar vinden ze angst, daar vinden ze haat. Het andere is niet iets om te vrezen of om te verwerpen, het is iets om te aanvaarden in zijn eigen, goede kanten en dan daarnaast je eigen goede kanten in te zetten en te zeggen: hoe kunnen we het samen beter maken.
Ja, misschien hebt u over liefde wat anders verwacht. Er zijn een hele noop dingen, waarbij je zegt: kan dat, moet dat? Ik herinner me, niet zo lang geleden, dat iemand, ik was toen contactpersoon, d.w.z. er was een andere spreker, maar ik zorgde dat hij zijn informaties kreeg en die kreeg toen de vraag: “Broeder, hoe staat het met het gebruik van de erotiek voor de geestelijke bewustwording?” Nu moet u niet denken dat dat onmogelijk is, helemaal niet. Dus het is wel degelijk mogelijk. Maar het kan alleen gebeuren vanuit een zeer bepaalde mentaliteit en die mankeert meestal. Toen zei die vriend van mij ook: Ja, jongen, ik zie dat als een racewagen op platte banden, met twee mensen erachter, die staan hup, hup, in de hoop, dat dat ding vooruitgaat. Zo is dat. Je kunt natuurlijk ook met die zuiver lichamelijke contacten komen tot belevingen van eenheid, van kosmische waarde, je kunt er een eenheid met de natuur mee vinden en al die dingen meer. Maar dat kan alleen, wanneer je niet zoekt naar die beleving van de lichamelijke, wanneer die eigenlijk bijkomstig is. Dan pas kun je verder gaan. En dat begrijpen de meeste mensen niet. Ze zeggen: ja, maar wanneer het lichamelijk zo en zo is, dan moet het zus en zo zijn. Dat is niet waar. Wat bij de ene mens eigenlijk een soort beleefdheid is – bij bepaalde negerstammen en ook bij de Eskimo’s vaak – wanneer je daar als vrijgezel zou komen, nou, dan krijg je een dame aangeboden, meestal de vrouw des huizes, dat is eerbetoon. En omgekeerd, als er een vrouw alleen komt, dan is er een man die zich onmiddellijk met haar bezig zal houden. Dat is gewoon beleefdheid. Je kunt een mens niet alleen laten zitten, toch? Nu kunnen wij ons hoofd schudden en zeggen ‘tjonge, jonge’, maar ergens zit in zo’n gedachte, dacht ik, meer naastenliefde, dan in de gedachte die strenge zedenwetten verkondigt voor dit en voor dat en zich niet afvraagt of daardoor wel eens een mens alleen komt te staan.
Want die hele erotiek, lieve mensen, die is zo ontzettend overtrokken bij jullie. Het eten en drinken en dat soort dingen vind je allemaal doodnormaal. En een borreltje op zijn tijd, allemaal normaal. En een sigaretje en je vet vreten aan bonbons en gebakjes, allemaal normaal, behalve dat ene punt, dat is nu toevallig niet normaal.
Je moet het gewoon erkennen voor wat het is: het is één van de vele behoefte-elementen van de mens. En je kunt hem niet veroordelen omdat hij een behoefte heeft, en je kunt hem niet verwerpen omdat hij die behoefte niet heeft. Je moet hem gewoon aanvaarden zoals hij is. En dan gaat het voor de westerse wereld een beetje te ver wanneer je zegt: ja, wanneer een mens die behoefte heeft, moet je hem helpen. Eigenlijk zou zelfs dat zo moeten zijn.
Niet omdat het hier gaat om die contacten en zo, maar doodgewoon omdat je een mens die werkelijk behoefte heeft, onverschillig waaraan, eigenlijk zou moeten kunnen helpen, tenzij – en daar krijg je het enige voorbehoud – dit gelijktijdig destructief is voor je eigen gevoel voor harmonie en eenheid. Dan mag je het niet doen. Dat is misschien een beetje controversieel voor sommigen, maar dat is toch eerlijk waar.
De hele wereld is opgebouwd uit harmonieën. Wanneer je op de juiste manier een toon aanslaat, dan krijg je reacties. Wanneer je de juiste klanken gebruikt, de juiste intonaties, krijg je werkingen die tot diep in de astrale sfeer doorgaan. Wanneer je muziek speelt, wordt de mens daardoor emotioneel geroerd. Wanneer je de juiste kleren weet te gebruiken, dan kun je die mens veel harmonischer maken dan hij zou zijn in een andere kleur en patroon. Ga het maar eens proberen.
Neem eens een kamer en stoffeer die nu eens lekker in hardrood en feloranje en fel paars, neem de felste kleuren maar die je hebben kunt. En neem nu eens een andere kamer en richt die in in gewone rustige pasteltinten afgestemd op elkaar, tinten, die een achtergrond zijn. En als dat nu een kamer is voor bezinning, kies dan maar blauw bv. als hoofdelement. En als het een kamer is voor warmte en gezelligheid, kies dan maar alles waarin een beetje rood is en alsjeblieft niet te opvallend. En ga dan eens kijken wat het verschil is. Dan zul je ontdekken dat de ene vorm van kleur je onrustig maakt, gewoon kregel, dat je je bij bepaalde elementen als het ware niet meer beheersen kunt in je uitingen van je eigen wezen, terwijl je juist in het andere vertrek precies juist functioneert. Ook trilling, kleur is namelijk datgene dat geabsorbeerd wordt uit het totaal, de rest wordt weerkaatst, dat is dus een bepaalde frequentie geworden. En zo zijn al die trillingen van belang voor uw wezen.
Wanneer u een trilling ontmoet, die uw eigen wezen aantast, dan moet u zorgen dat u daar geen contact mee hebt. U moet hem niet verwerpen en zeggen: het is gek.
Je zou bv. kunnen zeggen: oranje, een rotkleur. Dat is helemaal niet waar. Oranje kan onder omstandigheden een schitterende kleur zijn. Maar, in een milieu kan ze te sterk stimulerend gaan werken. En wanneer dat het geval is, dan is het op dat moment niet de juiste kleur. En dat zul je in het menselijk leven ook zien. Er zijn altijd weer momenten waarvan we zeggen: dat is juist en dat is niet juist. Zolang ik neutraal ergens tegenover sta, dan kan ik altijd nog reageren, want zodra daar een behoefte-reactie ontstaat, kan ik antwoord geven. Maar als er iets is waardoor ik voel, ja, nu ben ik mijzelf niet meer, dan kan ik daar niet op reageren. Niet, omdat ik het haat of omdat ik het verwerp of omdat ik het niet helpen wil, maar omdat ik dat op dit moment niet kan. Kunt u dat volgen?
Nu, als je dit nu allemaal samenvat, met al het voorgaande erbij, dan zouden we dat Gebod van de Liefde wel eens in een paar regeltjes kunnen zetten, vindt u niet? Dan is het toch veel gemakkelijker?
Het gebod der liefde zegt: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. En dat betekent: Alle leven is uit God en ommentwille van je God, die u in leven houdt, zult gij al het levende liefhebben, alleen reeds omdat het bestaat.
In de tweede plaats: je bent niet in staat om alle dingen te weten. Daarom ben je niet in staat om te oordelen. Oordelen zal de mens slechts over zichzelf en zijn eigen daden. Anderen zal hij trachten te begrijpen, waar dat mogelijk is. En zelfs, indien hij hen niet begrijpt, trachten hen te behoeden voor overbodig leed.
Een derde punt is: Wanneer ik de kracht waaruit ik leef en besta, liefheb, dan zal ik daarin de kracht en het vermogen vinden om iedereen te helpen en bij te staan zonder daaraan zelf ten gronde te gaan. Ik heb namelijk tegenover die kracht die mij in stand houdt de plicht en het recht om mezelf te zijn, zo goed als ik kan, mezelf niet verwerpende, ook niet verheerlijkende, maar werkende met hetgeen ik ben, zodat ik zo dicht mogelijk sta bij die kosmische kracht. De beleving van die kracht als een alomvattende liefde zal mij dan in staat stellen om al datgene te doen, wat kosmisch juist en noodzakelijk is.
En dan heb ik nog een regeltje, daar moet u dan maar eens over nadenken. Er is een goddelijke trilling, waarvoor ik zelf vatbaar ben. Al hetgeen in deze trilling mee reageert en leeft, is voor mij gemakkelijker te benaderen en te begrijpen dan het andere. Ik zal niemand en niets mijn hulp en bijstand weigeren Maar het is duidelijk dat, waar ik kiezen moet, ik zal kiezen voor datgene waarmee ik het meest harmonisch ben, omdat ik daar de meest juiste hulp kan geven. Eerst wanneer daar mijn hulp overbodig wordt, zal ik verder gaan.
En ten laatste: wanneer ik mijn naaste liefheb gelijk mezelf, mag ik mijn naaste niet meer liefhebben dan mezelf. Ik moet in het besef van eenheid mezelf handhaven, zo goed als mijn naaste. En dit betekent dat ik in de strijd het recht heb om op te komen voor mezelf, zo lang als ik voel dat dit voor mijn werkelijk innerlijk bestaan noodzakelijk is. Daar waar ik mij opoffer voor anderen, kan ik dit alleen doen, omdat ik in mij een besef draag, dat sterker bevestigd wordt zodat mijn persoonlijkheid zich verder kan ontplooien door het offer.
Nu, dat was het, geloof ik. En nu maar eens kijken wat u te zeggen hebt. Ik heb een hele hoop dingen gezegd en jullie hebben allemaal heel bevestigend zitten knikken en zo nu en dan eens even met het hoofd geschud en nu wil ik toch weleens weten wat de bezwaren zijn en wat de tekorten zijn, volgens jullie.
Als je over liefde spreekt, dan kom je toch, dacht ik altijd wel in conflict met waarheid, hè. Daarover zou ik nog graag iets van U willen horen.
Ja, elke waarheid is een betrekkelijke waarheid. En dat is ook heel begrijpelijk. Kijk eens, waarheid berust op onze voorstelling van hetgeen volgens ons beperkt besef waar is; of misschien zelfs niet eens datgene wat waar is, maar wat volgens de in ons bestaande veronderstellingen waar zou moeten zijn. Er is dus geen absolute waarheid in de mens. Wel de goddelijke waarheid in die mens, die echter door die mens niet uitgedrukt, noch begrepen kan worden. De mens kan God niet begrijpen. Hij kan God liefhebben boven alle dingen. De mens kan niet weten, wat Gods wil en wet in wezen inhoudt. Maar hij kan wel leven in overeenstemming met de God, die hij in zichzelf ervaart en hij kan gelijktijdig die God dienen, zoals hij hem beseft als basis van al het andere leven.
Wat is waarheid? Waarheid is datgene, wat men graag wil geloven, vrees ik.
De Nederlanders hebben zich heldhaftig verzet tegen de Spanjaarden in de 80-jarige oorlog. Waar of niet waar? Als we kijken naar de feiten, moeten we ons op z’n minst afvragen of het nu wel helemaal klopt. De Hollanders waren goede eerlijke vechters en goede zeevaarders. Maar diezelfde piraten hebben ook kruit verkocht aan de kapers van Duinkerken, toen ze zeiden: anders willen we niet met jullie vechten. De Paus is onfeilbaar. Waar of niet waar? Als de Paus onfeilbaar was, dan zou hij toch al die stommiteiten niet uithalen.
Hé?
Ja, deze Paus probeert een politiek spel te spelen. Vergeet één ding niet, dat het belangrijker is dat de mens innerlijk gelooft en zo God dient, dan dat de mens een bepaalde vorm en beperking aanvaardt op grond van een gezag, zonder God daarin te vinden. Dat vind ik een grote stommiteit. Maar ja, dat mag misschien niet hardop gezegd worden, maar ik dacht, dat je dat toch wel eens een keer moest bekijken. Politici streven naar de vrede. Het kan niet waar zijn. Kijk eens, politiek kan alleen bestaan wanneer je voortdurend probeert je eigen belangrijkheid ten koste van anderen te bevestigen. Dus een politicus kan niet werkelijk naar vrede streven. Hij kan hoogstens zijn strijdtoneel van het ene punt naar het andere verplaatsen, van het ene gebied naar net andere. En zo kan ik doorgaan.
Wat is waar? Is het waar dat u hier leeft? Vertel me dat eens, is dat waar? Kunt u bewijzen dat u hier leeft?
Schop maar eens een keer.
Dan voelt u pijn. Bewijst dat, dat u leeft? Dat u hier leeft en nu? Of bewijst het alleen dat u mogelijk droomt dat ik tegen u spreek en dat ik u een schop geef en dat u daar pijn van heeft, omdat het voor u de enige mogelijkheid is om voor uzelf een aanvaardbaar bestaan te realiseren? Ja, ik bedoel maar, je kunt het ad absurdum voeren.
Wat is waarheid? Waarheid is het beperkte waaraan wij ons vastklampen, omdat wij het meeromvattende niet kunnen begrijpen.
Ik denk, dus ik ben: Descartes.
Ik denk. Dus denk ik dat ik ben. Maar denk ik dat ik ben, of denkt een ander mij, zodat ik, denkende dat ik ben, denk dat ik ben, omdat ik ben. Met andere woorden: ergens moeten we beginnen. En dan moogt u beginnen met de stelling: Cogito ergo sum. Ik denk, dus besta ik.
Hoe besta ik, Wat is waar? We kunnen zelfs nu aantonen dat alle menselijke zintuigen onvolkomen zijn en maar een betrekkelijk klein gedeelte van het geheel dat rond ons aanwezig is, kunnen registreren. Moeten we dan aannemen dat alles wat we nu kennen in die niet controleerbare delen precies zo werkt en bestaat? Is dat de waarheid? Of is dat onze werkhypothese, omdat het onze enige mogelijkheid is, om zo tot een uitbreiding van ons besef te komen?
Dan zeg ik: wat wij waarnemen is de werkhypothese van waaruit wij trachten de kosmos te benaderen in de hoop zo eens te bewijzen dat hetgeen wij nu bewezen achten, inderdaad waar is. Dan zeg ik u: ja, als we dan die waarheid allemaal hebben, dan blijkt dat ergens die waarheid ergens toch altijd weer zo beperkt is en zoveel kanten heeft die we niet allemaal kunnen beseffen en overzien, dat het voor de mens erg moeilijk is om te spreken over een absolute waarheid. Wanneer hij het dan ook doet, dan doet hij het meestal door zich te beroepen op een openbaring, een heilig boek of iets anders, en dan meestal vooral wanneer het hem gelijk geeft. Nee, laten we dan maar liever redelijk zijn en zeggen: het enige wat voor de mens werkelijkheid is en altijd zal blijven, is leven. En of hetgeen wij beleven buiten ons ooit zo bestaat als wij het interpreteren, is een heel grote vraag. Maar dat we het beleven, is een waarheid. En dat die beleving op een gegeven moment zó intens kan zijn, dat meerdere mensen, elk op hun eigen wijze, daaraan deelhebben en zo tot een vergelijkbaar beleven komen, dat is eveneens waar. Dan zeg ik: de emotie van een mens is tenminste zo belangrijk als zijn mentaal vermogen. En dan stel ik onmiddellijk daarna: dan is de liefde zo belangrijk als de waarheid. En omdat de emotie voor de mens een grotere scala omvat dan zijn denkvermogen, en grotere intensiteiten vooral omvat dan in zijn denken gemeenlijk op kunnen treden, is voor de doorsnee mens die emotie even betrouwbaar of misschien betrouwbaarder weg tot bewustzijn van de werkelijkheid, dan de waarheid die in mentale beelden kan worden uitgedrukt.
Men zegt wel eens: ja, de mens is een zeer bijzonder wezen, hij kan ontzettend veel, hij ziet ontzettend veel, hij leert ontzettend veel. Maar, wanneer we dit zuiver op de hersenen baseren, dan blijkt dat de mens niet meer is of meer kan dan een computer. Eerst, wanneer we de emotie en de resultaten daarvan, de intuïtieve preselectie in feite van feiten en samenhangen dus, die wij intuïtie noemen, wanneer we die dus daaraan toevoegen, dan eerst is de mens meer dan de computer. Omdat de mens zichzelf is, dankzij het feit dat hij meer bezit dan logica.
Nu, u ziet, het is een reuzeleuk ding, wat u daar naar voren hebt gebracht, daar kun je werkelijk eens even over vechten, hè?
Ja, de tegenstelling is zo groot, dacht ik. Maar, U kent het waarschijnlijk wel: “De waarheid zal u vrijmaken”.
De waarheid zal u vrijmaken, ja. Ik dacht dat u het zo moet zien, dat degenen die deze term gebruiken, in feite een beroep doen op uw emotie, en niet op de waarheid.
Ja, dan kan wel.
Want, wat zij de waarheid noemen, dat is een onbewezen leerstelling waarin zij een emotionele bevrediging vinden en die voor hen bevrijdend werkt door de conclusies die ze aan die emotie verbinden, zonder te kunnen bewijzen dat ze redelijk houdbaar of waar is. Dat is met alle dingen in het leven. Dus wanneer je dat stelt, dan zeg je: ja, lieve mensen, dat is nu allemaal heel aardig, maar welke waarheid? En welke waarheid is voor de mens benaderbaar? De kosmische? Nee, alleen zijn eigen waarheid.
Een mens kan beseffen dat, hoe relatief alles ook is, hij kan komen tot een volledig eerlijke erkenning en weergave van al wat in hem bestaat. En wanneer de mens de waarheid vindt in en omtrent zichzelf, waarbij emotionele zowel als rationele zaken een deel vormen van deze erkenning dus, dan wordt hij inderdaad vrij.
Dat ben ik met u eens. Want de mens is meestal gebonden door besefsbeperkingen, die hij aanvaardt vanuit de wereld rond hem, zonder gelijktijdig in zichzelf na te gaan of ze voor het ego waarde en betekenis hebben. Het ‘Ik’ zal misschien beperkt zijn in God, maar het is zeker veel minder beperkt dan de wereld pleegt te stellen.
Dat ben ik met u eens. En als u het over die waarheid heeft, dan zeg ik: Ja, de waarheid zal u vrijmaken. Maar dan zeg ik er onmiddellijk weer achteraan: dat is een andere dan menselijke opvatting omtrent waarheid.
Dan zou waarheid ‘liefde’ betekenen.
Uit de erkenning van de waarheid kan als enige conclusie volgens mij de wereld, waar dit type begint, hè, maar kan dus volgens mij alleen maar de kosmische liefde ontdekt en beleefd worden. Want wanneer we die hebben, dan hebben we de waarheid en wanneer we de waarheid hebben, dan zullen we de eenheid met de kosmos niet meer kunnen ontkennen. Het feit dat wij leven in en uit God bij voortduring en dat ditzelfde geldt voor al het bestaande, dat die kracht, die wij in onszelf erkennen als leven, een vreugde is en dat die vreugde daarom in al het andere moet bestaan en erkend worden. Dus dat alles moet worden herleid tot een harmonie, waarbij niet door onze eigen deelerkenningen en daardoor kunstmatige geschapen tegenstellingen, die wij voor omschrijvingen in onze redelijke zin nodig hebben, haat stellen in plaats van liefde, de botsing stellen in plaats van de vereniging en in feite de strijd baren, die niet is het zoeken naar harmonie, maar slechts het vernietigen van hetgeen voor ons op dit moment harmonisch niet aanvaardbaar is. Hè, dat is nog een mooie volzin ook, als ik dat zo bekijk.
Nu, wat denkt u ervan? Pauzeren? Het eerste gedeelte is af. U heeft er genoeg van. Het heeft ook weinig zin om elkaar met allerhande dingen om de oren te slaan. We zullen beleefd afscheid nemen. U krijgt waarschijnlijk een andere spreker na de pauze. Ik kan er niets aan doen, het is op het ogenblik een beetje druk bij ons. We hebben nog meer te doen.
En er zijn er zoveel!
Nu ja, goed. Als er zoveel zijn, dan zijn er altijd nog meer nodig, op sommige punten en sommige ogenblikken. Meestal hebben we personeel over, maar er zijn dus van die spitsuren van overgangen en andere uitstralingen, waarbij we dan een tijdelijk personeelstekort hebben, al is het alleen maar, omdat er dan inderdaad bekwaam personeel moet zijn, voor allerhande zaken. Dat betekent dat de specialisten zoveel mogelijk hun problemen als het ware moeten oplossen in hun eigen sfeer, hun eigen speciale sfeer en dan de rest maar aan een ander moeten overlaten. Het is niet dat we geen geesten hebben. Het is maar goed, dat een geest geen plaats inneemt, want anders zou er een overbevolking zijn. Miljoenen jaren achter elkaar, dat komt maar binnen. Er gaat wel weer weg ook, maar het blijft toch aardig wat. Dat is nu werkelijk “Panta rhei” als je bij ons kijkt. Dat stroomt, dat is verschrikkelijk Ik wilde dus afsluiten, dat u kunt gaan pauzeren. Dan zou ik u alleen nog één ding ter overweging willen meegeven:
Wanneer een mens leeft, leeft hij, omdat hij ergens geluk moet kennen. Want een God, die schept voor ongeluk, kan alleen een demon zijn. En ik geloof niet in een demonische God. Ik geloof in een alomvattende en in standhoudende God. Het is belangrijk dat een mens gelukkig is. Maar nog belangrijker is het, dat zijn geluk niet koopt ten koste van het geluk van een ander. Laten we proberen, om zo blij en zo gelukkig mogelijk te leven. Laten we proberen, om dat geluk, die blijheid, die intensiteit van bestaan met zoveel mogelijk mensen, ja, met zoveel mogelijk schepselen te delen, zoals we ze kennen. Laten we begrijpen dat we deel zijn van een harmonie en dat naarmate wijzelf die harmonie meer trachten te zijn en te beleven, ze ook in ons duidelijker zal spreken. Want er komt een ogenblik, dat je niet meer redelijk kunt zeggen, waarom je blij en gelukkig en sterk bent, maar je bent het toch. Dat is de werking van de kosmische harmonie in de mens.
En als afscheidswens – na de pauze moet ik het helaas aan anderen overlaten – zou ik u dit willen wensen: dat u iets moogt zien van het Licht dat in alle dingen bestaat, iets meer moogt vertrouwen in de zinvolheid van uw eigen bestaan en zo iets beter misschien ook moogt bouwen aan een harmonie, die niet alleen uw wezen of uw naaste omgeving, maar de kosmos betreft, gaande van God tot het diepste duister, opdat de beleving van het Licht in alles.
Tweede deel.
We gaan vragen beantwoorden, behalve persoonlijke vragen, want daar mag ik geen antwoord op geven. Daar krijgt u dus geen antwoord op, al mag u ze wel stellen voor mij. Maar voor de rest kan ik kijken, wat ik eruit kan halen. Wat ik niet kan, dat zal ik u vertellen. Wat ik wel kan, probeer ik ook te vertellen. En ik zal proberen het zo snel en zo kort mogelijk te doen, opdat u zoveel mogelijk kunt vragen en er zo weinig mogelijk tijd heengaat aan de uitleg van wat u heeft gevraagd.
Vragen.
Waarom is er klassenstrijd?
Klassenstrijd is gewoon onzin. Weet u waarom er klassenstrijd is? Omdat de mensen zichzelf in klassen indelen uit angst, dat een ander iets zou kunnen krijgen, wat ze voor zichzelf willen hebben.
Het is historisch toch ook wel enigszins bepaald dat er altijd een klasse ondergeschikt is aan een andere klasse en de onderste is altijd veel groter dan de bovenste. Waarom?
Nu, dat is heel eenvoudig. In deze wereld, ook al denken jullie in een democratie dat het niet meer bestaat, geldt altijd het recht van de sterkste.
Maar geldt dat altijd. Is dat geen kwestie van mentaliteitsverandering?
Ik geloof niet dat het een kwestie van mentaliteitsverandering is. Ik geloof dat het doodgewoon een natuurlijk principe is, dat overal geldt. Om de doodeenvoudige reden dat alleen de sterken, wanneer ze de kans hebben, zich volledig te ontplooien, een verbetering van het ras tot stand kunnen brengen. En dat betekent natuurlijk ook geestelijk. De zaak is zo: als de klassenstrijd wordt opgeheven en iedereen even zwakzinnig wordt als degenen, die denken dat ze door de klassenstrijd verder komen, wat hebben we dan? Dan bestaat de hele wereld uit zwakzinnigen.
Je moet reëel zijn, ik ben er helemaal niet voor dat de één beter is dan de ander. Maar ik ben er wel van overtuigd, dat die professor, die uitstekend weet uit te leggen hoe het precies zit met de ziekten van het menselijk lichaam, niet in staat is om een spijker in de muur te slaan. En er zijn anderen, die slaan spijkers met koppen de hele dag door, maar als je die voor een zieke zet, weten ze er geen raad mee. Laat iedereen datgene doen, wat hij het beste kan en laat niemand denken dat hij daardoor meer is dan een ander.
Maar toch is het zo dat bepaalde groeperingen altijd worden uitgebuit, extreem gesteld.
Ik geloof dat niemand wordt uitgebuit tenzij hij zich laat uitbuiten. De meeste mensen laten zich uitbuiten, omdat ze denken dat ze er een buit uit kunnen slepen door anderen uit te buiten, waarbij ze zelf uitgebuit worden door het feit dat ze willen uitbuiten en niet begrijpen dat ze uitgebuit worden. Heb je het door? En nu dacht ik nogal: ik zal vanavond wel met een stelletje intellectuelen zitten. Luister goed: mensen, die uitgebuit worden, worden uitgebuit door hun eigen schuld, want ze denken, dat ze een ander kunnen uitbuiten en doordat ze denken dat ze een buit uit die ander kunnen slepen, beseffen ze niet dat, terwijl ze trachten uit te buiten, ze uitgebuit worden. En zo worden ze altijd uitgebuit.
Handeling is daad en evenwicht, in de eerste helft werd dat even aangestipt, handelen in het kader van gewoon de liefde, universeel. Maar iedere handeling brengt dus een bepaalde onevenwichtigheid en toch word je door evenwicht, tenminste dat denk je, tot handelen gedreven. Waar zit dan toch die…
Nu, dat is het weegschaal principe. Het zit namelijk zo. Op het ogenblik dat ik een daad stel vanuit mijn beste weten, dan werk ik mee aan een beweging die bevorderlijk is voor het geheel van mijn persoonlijke ontwikkeling, maar ik kan niet overzien wat dat voor een ander betekent. Dat is volledig waar, maar doordat ik het zo doe, breng ik andere ontwikkelingen tot stand. En die andere ontwikkelingen brengen met zich mee: a) voor mij een ervaring, waardoor ik een volgende keer nog juister kan reageren en gelijktijdig voor een ander een actiemogelijkheid, waardoor zij tot een beslissing komen en op hun wijze ook weer gaan leren. Ja, het is natuurlijk zo, iedereen op aarde voelt voor een dolce far niente oftewel het overheerlijke en zalige nietsdoen. Maar als je een mens nu werkelijk dwingt om werkelijk niets te doen en je laat hem dat vijf uur doen, dan doet hij niets meer, want dan is hij krankzinnig. Is het dan eigenlijk niet krankzinnig voor de mens, om naar het nietsdoen, naar de rust te streven? Vrede is een innerlijke toestand, dat is niet iets, wat uiterlijk kan bestaan. Als het uiterlijk vrede is, dan is er verder niets meer. Kun je me volgen?
Nu goed. Dus dan moet je zeggen: vanuit mijzelf moet ik streven naar een zo groot mogelijke harmonie. Klaar, a). En b) Wanneer ik dat doe, zal ik daardoor daden stellen, die voor anderen wellicht niet volledig harmonisch zijn. Maar door hun aanpassing zullen zij een grotere harmonie vinden, zowel met zichzelf, met de kosmos als met mezelf. Dus: elke tegenstelling die door mijn daad wordt geschapen in een onvolledige harmonie bevordert het ontstaan van werkingen, waardoor een grotere harmonie tot stand kan komen. Of, om het heel eenvoudig menselijk te zeggen: Naarmate er meer tegengestelde meningen worden uitgedrukt, is de kans groter dat uit de synthese daarvan de waarheid geboren wordt.
‘n Sprookje.
Nee, helemaal niet. Het is geen sprookje, dat ik hier vertel. Sprookjes kan ik u ook vertellen.
Ja?
Ja, natuurlijk. Let op. Er was eens een president, die zijn plaats uit zuiver naastenliefde bekleedde, en die in een volledige rechtvaardigheid werkelijk geluk van al zijn onderdanen nastreefde. Nu zult u zeggen: Is dat een sprookje?
Ja, dat is een sprookje. Weet u waarom? Je wordt nooit president als je alleen aan een ander denkt. En je blijft geen president, wanneer je niet voortdurend onrecht schept, want daardoor schep je de illusie, dat je het beter weet dan de anderen. En daardoor blijf je president. En als je dan bovendien nog streeft naar vrede op aarde en geluk voor iedereen, nu, dan hebben ze jou niet meer nodig, Dan zit jij er mooi naast. Waar het toe voert, dat presidentschap en al die andere dingen, dat kun je mooi zien bij Nixon.
Kun je een parallel trekken tussen wat in India heet Bhakti Yoga en het onderwerp van vanavond. . .
Nu, ik geloof dat je die parallel alleen dan kunt trekken als je uitgaat van een reeks leerstellingen, zonder daarbij rekening te houden met de praktische waarde of betekenis. En wanneer je begrijpt, dat Bhakti Yoga alleen bruikbaar is voor de westerling, wanneer het westers is vertaald, dan kom je inderdaad tot een vergelijkbaarheid.
Dus het is wel aan te passen.
Ja natuurlijk. Weet u wat het is? Er is een heel mooi verhaal, een vriend van mij heeft het al honderd keer verteld, nu zal ik het ook nog een keer doen. Nu, er was eens een keer een mens, die was zo verstandig, die had de Steen der Wijzen gevonden. En je begrijpt, hij dacht: nu ben ik wijs. Maar wijs of niet, hij ging dood. Maar hij zei: Dat ding laat ik niet beneden liggen. Dus, hij met die steen onder zijn arm die ladder op. Maar je begrijpt, dat is wankel, vooral als je zo boven de 1000 treden komt. Dan op een gegeven ogenblik grijpt hij mis, valt die rotsteen naar beneden, komt dan ergens op een berg terecht, spat in splinters uit elkaar. En sedertdien vinden ze zo nu en dan een splintertje en ieder, die dat in zijn handen heeft, roept: ik heb de hele kosmische waarheid! Begrijpt u? Dat vind ik nu een mooi antwoord op uw vraag.
We interpreteren alles, omdat we de totaliteit niet kunnen overzien. En dat geldt voor de verschillenden soorten van Yoga net zo goed als voor de verschillende soorten van godsdienst,
Trouwens, dat is merkwaardig. Weet u wat godsdienst is? Godsdienst zou moeten zijn: het bewust zo leven dat je de God dient die je in jezelf erkent en daardoor een beantwoording vanuit die God in jezelf beleeft. Maar godsdienst is over het algemeen geworden: een schoolstrijd, die voor een bepaald soort onderricht, een bepaald soort leven, een bepaald soort ritueel is en voor de rest kun je doodgaan, als je maar leeft, zolang je leeft volgens de regels die anderen gesteld hebben, omdat ze zeggen dat God het zou willen. Laat ik niet verder gaan, want dan word ik misschien hatelijk.
Er is volgens mij één grote waarheid in het leven en dat is: iedereen moet zalig worden volgens zijn eigen geloof. Een tweede verhaal dat vanavond naar voren gekomen is, is het min of meer regulerend optreden als je ziet dat een ander fouten maakt. Maar dat kan duidelijk met elkaar in strijd zijn. Want degene die een fout maakt, dat hoeft voor hemzelf geen fout te zijn dat hij het doet. Hoever moet je daarmee gaan, met dat regulerend optreden zonder de ander…
Nu, dat is heel eenvoudig. Kijk, wanneer iemand ergens op een brug gaat staan en hij springt zo het kanaal in, dan weet ik nog steeds niet of hij een weddenschap wil winnen of hij wil gaan zwemmen of dat hij zelfmoord wil plegen.
Maar als ik merk dat hij beneden geen adem krijgt, dan moet ik hem er wel uithalen. Als nu blijkt dat hij daar nijdig over wordt, dan probeer ik hem duidelijk te maken dat het water vandaag veel te koud is. Gelooft hij dat niet en loopt hij de tweede keer naar boven, dan blijf ik rustig beneden wachten, Springt hij nog een keer, dan haal ik hem er weer uit. Dan vraag ik: weet je het nu wel zeker? Als hij het zeker weet, dan springt hij de derde keer en dan gaat hij zijn gang maar. Begrijpt u wat ik bedoel?
Een mens heeft het recht om zijn eigen fouten te maken. Maar hij heeft niet het recht, een ander daar het slachtoffer van te maken. En dat is nu juist wat de meeste mensen niet begrijpen. De meeste mensen zeggen: ik doe goed, wanneer ik een ander laat leven volgens mijn besef van goedheid. Nu, als je ziet wat sommigen voor goed houden, dan vind ik het maar een fout standpunt. Want de meeste mensen weten nog wel dat er een Boom is geweest met de Kennis van Goed en Kwaad, maar sedertdien hebben ze er kennelijk een stamboom van gemaakt. Dus: iedereen heeft recht op zijn eigen dwaasheden. Maar wanneer hij hulp nodig heeft, moet je hem helpen. En wanneer hij met zijn dwaasheid een ander kennelijk ongelukkig maakt, of een ander mij om hulp vraagt, dan moet ik die geven. Wanneer iemand een ander dood wil slaan, dan zal ik tussenbeide komen, behalve wanneer het gaat tussen man en vrouw, want dan krijg je er twee op je nek en dat wordt te lastig. Maar, zonder gekheid, is het duidelijker geworden, wat ik bedoel?
Ja, enigszins.
Nu, laten we dan proberen, om het nog een beetje scherper te formuleren ik houd van formuleren, wist u dat? Dat is een liefhebberij van mij. Kijk, het is zo:
Wanneer men dus voortdurend het goede doet, moet men wel weten dat men niet voortdurend een ander het goede aan moet doen, maar dat men zelf het goede moet doen en een ander aan moet laten doen, totdat blijkt dat hij het niet goed doet en dan moet je degene, die daaronder lijdt, helpen en de persoon zelf zo nodig eveneens helpen, opdat hij het beter doet, zodat het uiteindelijk weer goed gaat.
Nu, ik dacht, dat ik het probleem hiermede voldoende belicht had.
Ja, weet u wat het moeilijkst is bij de meeste mensen, die problemen belichten? Dat ze mentaal de mensen oplichten. Wist u dat? Dat komt doordat zij de problemen zo eenzijdig belichten, dat de problemen de problemen niet meer zijn, maar een schijn van problemen, waarbij zij andere problemen verzinnen die ze dan oplossen, terwijl ze de schijn wekken, dat ze de werkelijke problemen oplossen die onder een andere belichting nog volledig gelijk bestaan.
Nu goed. Nog iemand wat te vragen? Niemand, dan ga ik een spelletje met jullie spelen. Mag het? Degenen, die ja zeggen, weten wat ik bedoel. De zaak is dit: als u mij een woord geeft, zal ik proberen er een volgens mij passende omschrijving bij te vinden.
POLARISATIE. Dat is het onderstrepen van tegenstellingen, zo, dat door beide uitersten de werkelijkheid verloren gaat.
I TJING. Een wichelmethode waarbij de mens door het zoeken van de juiste verzen bij de juiste getallen, komt tot een blik in zijn eigen onderbewustzijn, zodat hij zichzelf de wijsheid voorspelt op grond van een boek van wijsheden.
VRIJMETSELARIJ. Laten we zeggen: een groepering, die in haar streven naar broederschap soms zeer ver kan komen, ofschoon zij zich metselaars noemen, maar meestal nog nooit een troffel in hun hand hebben gehad.
GRAFOLOGIE. Dat is de kunst om uit hetgeen iemand schrijft, af te lezen wat hij is. Maar waarbij ik wel moet zeggen dat degene, die alleen aan de hand van de letters duidelijk maakt wat een ander voor een karakter heeft, daarbij moet incalculeren dat zijn eigen karakter in de interpretatie zit, zodat de meeste grafologen eigenlijk zeggen, wat zij denken over iemand, die een bepaalde karakteristiek heeft, waarbij hun eigen karakteristiek verwaarloosd wordt, zodat de gegeven karakteristiek over het algemeen een zeer algemene en ten dele onjuiste karakteristiek is, omdat hij zijn eigen karakter niet voldoende kent.
ASTROLOGIE. De astrologie is de voorloper van de astronomie. De astronoom is namelijk iemand die waarneemt, zonder te weten waaraan gelooft, terwijl de astroloog is iemand, die gelooft, zonder precies te weten wat hij waarneemt.
En voor astrologie heb ik er nog één, die vindt u misschien ook wel aardig: Dat is het vermogen, om je eigen innerlijke capaciteiten aan de hand van concentratie op sterrenstanden zodanig op te zwepen, dat je aan de hand van enige algemene regels toch kunt komen tot een zeer specifieke interpretatie.
Ja, dat is ook zo, maar het één sluit het ander niet uit.
ESOTERISCHE ASTROLOGIE. Is het vermogen om de innerlijke waarde van de mens te lezen uit de sterren, wat natuurlijk niet juist is. Maar, daar men de tendensen weet, die men in zichzelf erkent aan de hand van een bepaald sterrenbeeld en daarmee een bepaald kosmisch ritme aanhaalt dat voor geestelijke ontwikkeling bepalend kan zijn, komt men tot een beeld van de esoterische mogelijkheden op grond van een astrologisch beeld, welke echter nooit geheel verwezenlijkt zullen zijn, ofschoon men denkt dat ze het wel zullen worden.
EENZAAMHEID is het onvermogen te erkennen dat er zoveel mensen eenzaam zijn, dat je nooit alleen bent.
DIERENBESCHERMING. Ik zou haast zeggen – als u mij toestaat om het zo te formuleren: Het is een bezigheid, waarbij de mens zich zozeer met het minder ontwikkelde leven bezighoudt, dat hij vaak vergeet dat een mens voor een mens toch altijd meer moet zijn dan een dier.
KABALLA. Het is een tabel van de aanwezige rangen in de hemel, op grond waarvan men een getallensysteem heeft ontworpen, dat samen met de wisselwerking van bepaalde letters kan leiden tot een ontleding van de waarden die verborgen zijn in boeken en mensen, en zo tot een totale ontleding van alles wat op de wereld gebeurt in zijn werkelijke betekenis, als je het goed kunt lezen. Maar dat kunnen de mensen niet en daarom worden veel betekenissen kabbalistisch gelezen in iets waar geen betekenis in zit.
HET DERDE OOG. Het is onder de schedel een klier die bij de meeste mensen verschrompeld is, maar die toch in zichzelf nog een zodanige kracht uitoefent te midden van de aura, dat hierdoor een centralisatie op chakra ontstaat in die aura, hetwelk, voldoende geactiveerd, inderdaad voert tot waarnemingen van bovenzintuiglijke aard, welke echter met het visueel herinneringsvermogen verbonden zijn.
GUSTAV MEIJRING Ik zou zeggen: het was een heel aardige kerel, ofschoon ik hem nooit gekend heb. Maar die man heeft zo esoterisch geschreven, dat je je afvraagt of zijn verhalen esoterisch, seksoterisch of helemaal onzinnig zijn. Dit was de literaire rubriek.
FREUD. Dat is een man die denkt dat Adam van de appel heeft gegeten, omdat Eva hem niet beviel.
KISSINGER. Een politiek joodse engel, die langzaam maar zeker in de rui begint te komen. Daarom vliegt hij niet zo veel meer.
ALBERT SCHWEITZER. Een goed organist, die overtuigd van zijn eigen gelijk ten aanzien van de naastenliefde toch veel goed voor anderen heeft gedaan.
MOZART. Iemand, wiens mystieke achtergronden niet altijd uit de muziek af te lezen zijn, maar wel degelijk aanwezig geweest.
Nu, dat waren de twee laatsten. Tjonge, jonge, nu hadden we nog een muziekrubriek er achteraan. Wat krijgen we nu? Den Haag Vandaag? Weet u wat den Haag is? Den Haag is een stad, die geen hoofdstad is en geen residentie, zich residentie noemt, een regering schijnt te hebben, ofschoon ze in werkelijkheid er meestal geen heeft en die op het ogenblik als brandpunt van het gehele land alle demonstraties tot zich trekt, die niet te maken hebben met dat relletje in Amsterdam: de metro. Nu, dat hebben we dan ook weer gehad, gaan we tot het “schone woord” over.
Drie woorden graag.
Vriendschap, metro, popmusicus.
Dat zijn drie mooie bij elkaar. Dat is die popmusicus, die de liefde leerde kennen in de metro.
Hij leeft in het ritme van guitaren
In het kleurige licht, in de wereld van de waan.
En zoekt in zichzelf achter dat alles weer een reden van bestaan
Iets, waardoor je sneller kunt komen tot iets
Tot iets van des levens waan, waard om te leven.
En zo heeft hij onbewust zichzelf toch aan de liefde gegeven zoekt de liefde en vindt haar niet
Ofschoon hij soms iets van liefde geniet
Hij zoekt naar de liefde en vindt eindelijk zichzelf in een ander.
En vindt nu het nieuwe woord, de snellere weg
Die buiten de storing, niet door muziek of de lichten gestoord
de vroede doet vinden, diep in zichzelf.
Een metro van gevoel, diep onder de stad
Terwijl boven nog steeds haar ritme en klanken
Aan kleur en applaus men zichzelf bezat
En nu maken we er nog een leuk dingetje voor jullie allemaal thuis, niet iedereen houdt van pop, heb ik gezien. Nu ja, iedereen heeft zijn tijd gehad, dat hij met poppen wilde spelen. De meisjes meestal als ze jong zijn, de jongens als ze wat ouder zijn. Maar ik zou het nu zo willen zeggen:
Wie diep in zichzelf de krachten wil oproepen
Wie diep in zichzelf haar licht voelt ontstaan
Die breken door het geheel van Zijn wezen
Van kracht en van licht een steeds ruimere baan
Opdat zij vanuit hem in zijn wereld gaan leven
Want wie leeft uit het licht en leeft uit de kracht
Hij vindt het geluk voor zijn eigen leven.
En getuigt gelijktijdig van kosmische macht.