Het geestelijk gebruiken van geestelijke en psychische achtergronden

image_pdf

30 mei 1958

Allereerst moet ik u erop wijzen, dat wij niet alwetend of onfeilbaar zijn. Het onderwerp van deze bijeenkomst heb ik genoemd: “Het geestelijk gebruiken van geestelijke en psychische achtergronden”.

Dit is uitdrukkelijk niet een gebruiksaanwijzing die dus zonder verder begrip kan worden opgevolgd. Wel wil ik trachten in dit betoog aan te tonen, dat vele van de ongeziene of geestelijke krachten van de mens, evenals zijn psychische eigenschappen, gebruikt kunnen worden om zijn streefdoelen op aarde sneller en eenvoudiger mogelijk te maken. Bovendien vindt hij hierin veelal een mogelijkheid tot het verwerven van kennis en bewustzijn voor de geest die op andere wijze dan een actief gebruiken van voornoemde kwaliteiten veel meer tijd en moeite zouden vragen. De basis ligt als volgt: Op het ogenblik, dat men op aarde incarneert, bestaat men uit stof en geest. De geest heeft een eigen bewustzijn, dat van het bewustzijn van de stof uitdrukkelijk te onderscheiden is. Men kan zeggen, dat de geest vanuit haar eigen standpunt, haar bestaan niet voert in, doch slechts naast en met het stoffelijke. Dit brengt grote voordelen met zich mee voor haar, daar het stoffelijke bestaan sterk geconditioneerd is. In de eerste plaats kennen wij in de stof al de wetten van de erfelijkheid, die al door Mendel zo uitnemend werden uitgedrukt. De chromosomen bepalen door hun ligging en samenstellingen een zeer groot deel van de celvorming, plus de interne secreties, en daarmede ook karaktereigenschappen. Dit impliceert, dat u op aarde komt in een vorm, die niet geheel uw eigen keuze is en door u niet geheel veranderd kan worden, daar zij al voor haar grondeigenschappen geheel vaststaat. Vooral de karaktereigenschappen die in de stof worden bepaald door werkingen van interne secreties, plus de wijze van zenuwreacties, zijn voor het aardse bestaan nogal belangrijk. Zij bepalen onze eerste, vaak instinctieve reactie op de wereld. Daarmede bepalen zij echter ook de indrukken, die wij uit de wereld zullen verwerven voor een groot deel. De geest heeft geheel geen belang in de verwerkelijking van stoffelijke waarden. Verloving en huwelijk, wetgeving, rijkdom en armoede e.d. laten haar geheel koud. Haar enige doel bij het leven op aarde is het opdoen van een zeker bewustzijn. Dit betekent, dat zij daardoor haar begrippen en aanvaarding van het Zijn zozeer uit kan breiden, dat zij in haar eigen toestand een grotere wereld kan beleven. Het zal duidelijk zijn, dat in vele gevallen de stoffelijke impulsen gelijk gericht zullen zijn met die van de geest. De geest kiest al incarnerende immers een omgeving, waarin de door haar begeerde belevingen en eigenschappen reeds tot uiting komen.

Toch zal dit niet altijd het geval kunnen zijn op voor de geest bevredigende wijze, vooral waar wij bv. ook de genetische terugval kennen, die zich uit in een reversie van het type van een kind tot een type, dat in de familie thans niet meer voorkomt. Een absolute zekerheid omtrent het bestaan van eenheid tussen geestelijke behoeften en stoffelijk streven bestaat niet. Een tijdelijke eenheid tussen geestelijk streven en stoffelijk werken kan dus slechts onder voorbehoud worden gesteld en aanvaard.

In de tweede plaats wordt de mens ook door zijn omgeving lichamelijk sterk geconditioneerd.

Dat begint al vroeg. In de prenatale, voor de geboorte liggende periode van het stoffelijk bestaan, wordt de mens o.a. gedeeltelijk door de emoties van de moeder geconditioneerd.

Tijdens het wordingsproces zal het groeiende lichaampje bovendien zeer gevoelig zijn voor sterke hormoonafscheidingen, adrenalineafscheidingen, etc. Deze kunnen zelfs voorgoed in het groeiende lichaampje hun sporen achterlaten. Dergelijke reacties worden ook opgewekt door sterke drank, prikkelende spijzen, verdovende middelen, en dergelijke. Is het kind eenmaal geboren, dan zal het zich al in de eerste plaats moeten gaan wennen aan de regelmaat van een wereld, die niet helemaal rekening kan houden met alle wensen van de pasgeborene. Hierdoor ontstaat een gevoel van frustratie, veelal tot uiting komende in een ernstig pogen de volwassene te overheersen. Angsten zowel als begeerten, die in deze periode ontstaan, zijn over het algemeen sterk bepalend voor het gehele verdere leven.

Nu komt de periode van de z.g. opvoeding: “Dit mag wel, dit mag niet. Geef het mooie handje. Schrijf rechts! Enz..” Dit beïnvloedt niet alleen de wijze van wereldbeschouwing en aanvaarding, maar daarnaast ook wel degelijk de lichamelijke ontwikkeling. Het feit, dat u rechts bent en niet dubbelhandig, is meestal het gevolg van een lange opvoeding in deze richting. Zelfs indien u in uw jeugd nog duidelijk dubbelhandig bent, zal men u trachten te ontwikkelen tot een rechtshandige. Kan men zich daaraan niet aanpassen, dan zal de afwijking van het normale veelal een enigszins smartelijke ervaring betekenen.

Dan komt de jonge mens in contact met de maatschappij. Die maatschappij tracht zich, ondanks alle persoonlijke bewustwordingen, vindingen en begeerten zo onveranderd mogelijk te handhaven. Het gevolg is, dat zij steeds weer met u, uw verlangens, uw moeilijkheden, weinig of geen rekening zal houden. Men dwingt u, u aan te passen bij de tendensen en regels van de maatschappij, onverschillig of deze beter dan wel slechter zijn dan de door u als redelijk erkende regels en tendensen. Dit betekent dus wederom een verdere beperking van de uitingsvrijheid en mogelijkheid in de stof. Voor de geest betekent dit vaak een noodzaak, om steeds meer tegen de stof te gaan strijden. Is de stof nu geheel niet op de hoogte van geestelijke mogelijkheden en kan de geest zich niet aan de stof kenbaar maken, dan kan een innerlijke verdeeldheid ontstaan, die voor beide delen van de persoonlijkheid grote moeilijkheden baart.

Hiermede heb ik u dan in het kort aangeduid, waar de oorzaak ligt van de vele problemen waarmee wij vaak te worstelen hebben. Stof en geest kunnen dus in streven tegengesteld zijn, maar de mens kan alleen tot een harmonisch leven komen, wanneer hij deze beide bestrevingen tot een eenheid weet te herleiden. Alles, wat je doet en bereikt op de wereld is grotendeels van deze eenheid of harmonie afhankelijk. Nu is een zekere eenzijdigheid van streven een denken voor een bereiken in de stof praktisch altijd noodzakelijk. Aan de andere kant is een veelzijdigheid van beleven noodzakelijk, om de behoefte tot ervaren, die voor de geest blijft bestaan, te kunnen bevredigen. Wij zullen dus – om een harmonie te vinden – gebruik moeten maken van alle stoffelijke kwaliteiten zoverre zij ons werkelijke vrede geven.

Daarbij geldt dan: onze geest zal zich niet bekommeren om stoffelijke normen, wel om belevingen. Elke beleving, die oneerlijk is, of als niet geoorloofd wordt ervaren, moet dus vermeden worden, wil zij geen strijdpunt tussen stof en geest gaan betekenen.

Dit klinkt zeer eenvoudig en begrijpelijk. Een werkelijk toepassen hiervan betekent voor u echter in uw leven heel wat beperkingen, die niet in wetten of regels van goed gedrag worden geëist. Aan de andere kant laat het u echter ook soms enige vrijheid, waar algemeen aanvaarde regels zich tegen een bepaalde beleving schijnen te verzetten, of deze als dwaas veroordelen.

De mens moet in de eerste plaats zorgen in zich harmonisch te zijn. Dit kan slechts, indien hij niet tegen zijn innerlijk weten in handelt. Nu komt er een ogenblik, dat u zich af gaat vragen: “is het nu goed, of fout, wat ik doe”, zonder een antwoord te weten. Dan wordt het tijd, dat wij de geest aan het woord laten. Want de geest is belangrijker dan de stof. De tijd van de stof is snel voorbij. Wat haar vandaag nog begeerlijk lijkt, is misschien morgen een bron van afschuw.

Daarom moeten wij ons wel steeds blijven baseren op de geest met haar meer eeuwige waarden. Om gebruik te maken van haar krachten, mogen wij dan een dergelijke toestand niet verder bewust overdenken. Misschien lijkt dit wat vreemd, maar het heeft een reden. Op het ogenblik, dat u een bewust overdenken van het probleem terzijde stelt, zullen de gedachteprocessen in het onderbewustzijn doorgaan. Het beeld en probleem blijft dus wel stoffelijk in u uitgedrukt, hoofdzakelijk in bepaalde delen van de hersenschors. De geest echter, die, zolang u bewust zich instelt op de wereld en u onbewust met uw problemen bezig houdt, niet tot uw wezen door kan dringen, kan nu de situatie leren kennen en haar indrukken aan de stof geven.

Wanneer u rustig een ogenblikje diep ademhaalt en desnoods denkt aan de afspraak van morgen, of het menu van gisteren, dat zo smakelijk was uitgevallen, dan krijgt u in deze pauze van nadenken een nieuwe visie. Die wordt onderbewust in het lichaam uitgedrukt. Komen wij dan na ongeveer één uur tot een hernieuwd beschouwen van het probleem, dan blijkt, dat wij een andere visie hebben gekregen. Wij zien andere mogelijkheden. Vaak lijkt het ons, of ook het probleem verschoven is. Het vinden van een oplossing is dan meestal niet zo moeilijk meer.

Op die manier kunnen wij dus vele problemen op een prettige wijze oplossen. Tenminste, zover zij in ons zelf bestaan. Bestaan zij echter in een medemens, dan is het lastiger. Je kunt je nu eenmaal nooit geheel in de toestand van een andere mens verplaatsen. Probeert u zich maar eens te verplaatsen in de moraal en het gedachteleven van een Papoea. Ik denk dat, zelfs bij een kennen, het u toch moeilijk zal vallen u in die gedachteprocessen te verplaatsen. U zult altijd weer onmiddellijk uw eigen oordeel met het probleem van anderen verbinden.

Er bestaat nog wel een andere weg dan alleen maar de rede om tot een benadering van een dergelijk probleem te komen. Wanneer je een mens beziet, met een mens kennis maakt, dan rijzen er bepaalde emoties in je. Deze hoeven wel niet sterk te zijn, maar het is een gevoelswaardering. Dat gevoel zal vaak redelijk niet aanvaardbaar zijn, want volgens stoffelijke normen hebt u meestal geheel geen reden om zo over iemand te denken. Geestelijk gezien hebt u echter hiermee uw verhouding tot die mens bepaald. U mag nooit stellen dat de ander u tegemoet moet komen. Wel kunt u, aan de hand van de in u levende gevoelens bepalen, of en in hoeverre en in welke richting het voor u aanvaardbaar is de ander tegemoet te treden. Blijkt, dat er een zekere afkeer in u bestaat, dan is een zo groot mogelijke neutraliteit gewenst. In andere gevallen zal de wijze van benadering, die door het aanvoelen bepaald wordt, u ook tonen, hoe en in hoeverre u de problemen van – of door een ander ontstaan – op kunt lossen.

Bij een overdenken van grotere problemen, die van de kosmos bv., kunnen wij van onze geest als leidraad gebruik maken. Daarbij moeten wij ons het volgende aanwennen. In de eerste plaats, leer het probleem te omschrijven. Niets is gewichtiger dan een probleem voor jezelf zo kort en duidelijk mogelijk te kunnen formuleren. Stel uw probleem of vraag niet te algemeen.

Op de vraag: “Is er een God?” zijn zoveel antwoorden mogelijk, dat hun veelheid verwarrend zal werken. Stel eerder uitvoerig bijvoorbeeld: er is zoveel wreedheid in de wereld, ik zie zoveel dingen, die mij tegen de borst stuiten, kan er wel een God bestaan die dit toelaat of goedkeurt?

Beter nog: Kan er een God zijn, die dit of dat goedkeurt? Hebt u het probleem gesteld, tracht u dan zo goed mogelijk te ontspannen. Zendt de gedachte a.h.w. uit naar een andere sfeer, uzelf binnen het redelijke gebied daarvan ontdoende. U zult zien, dat u na enige tijd het antwoord krijgt. Dit antwoord leeft in uzelf. Het staat in direct verband met uw leven in ongeziene sferen en werelden. Wanneer een mens bidt, smeekt, of vraagt, onverschillig, of dit gericht wordt tot een persoonlijke God, dan wel vaag weg in de ruimte wordt geworpen, zal hij daardoor een innerlijke verandering ondergaan. Ik zou dan willen stellen: Op het ogenblik, dat ons verlangen zich richt naar andere en hogere sferen, zullen wij met die sferen ook in contact staan. Hoe vager ons denken is, hoe minder mogelijkheid er bestaat, dat de gedachten die uit die sfeer tot ons komen, ook voor ons redelijk begrijpelijk en verstaanbaar zijn. Hoe duidelijker en scherper ons eigen denken, hoe intenser ons beleven zal zijn en hoe zuiverder dit beleven weer in de stof tot erkenning en omschrijving kan komen.

Het is echter nooit goed ons bij een bede etc. slechts tot één bepaalde persoon te richten. Blijf je je steeds weer tot een bepaalde persoon in de geest richten, dan krijgt die bede de belangrijkheid van een fanmail voor een soort geestelijke filmster. Natuurlijk, wij kunnen allen tezamen steeds weer gaan mompelen? Heilige zus of zo, help ons… Maar daar komen wij in de praktijk niet veel verder mee. Wanneer u hulp nodig hebt, terwijl u niet weet, hoe en door wie deze het meest juist gegeven kan worden, dan zult u onwillekeurig geestelijk uw noden adverteren. Misschien laat het u zelfs door een soort geestelijke radio omroepen. Op het ogenblik, dat u een innerlijk verlangen bespeurt en dit wilt richten op een andere wereld, terwijl u het gelijktijdig intens doorleeft, dan is de uitwerking voor de sfeer, waarin oplossing mogelijk is, alsof u luidkeels door een scheepstrompet tot alleen daar aanwezigen staat te roepen: help mij, dit is mijn probleem… Dan komen er vanzelf vrijwilligers die trachten u te helpen… U hebt dus uit het geheel juist die krachten kunnen activeren, die passen voor probleem, omdat zij over de capaciteiten beschikken en u kunnen waarnemen en begrijpen. Daardoor zullen juist zij u de meest afdoende hulp kunnen geven. Dit alles klinkt misschien wel heel simpel. Maar onthoudt, dat de mens aan deze dingen een zeer groot deel van zijn innerlijke vrede kan danken. Het gaat er niet om, hoeveel sferen er nu eigenlijk zijn en hoe u zich tot deze bepaalde gebieden richten kunt. Het zij u voldoende te weten, dat een gedachte, naar een dergelijk gebied uitgezonden, te allen tijde zal beantwoord worden.

Een volgend punt brengt ons tot een eigenaardige vaststelling. Wij moeten in een zekere mate geloven, willen wij in staat zijn enig nut te trekken uit de krachten en het bewustzijn, die andere werelden en sferen ons kunnen geven. Dit geldt niet alleen in de stof, maar praktisch overal.

Ik zal trachten u het “waarom” duidelijk te maken. Wanneer U niet gelooft, of niet wenst te geloven, dan bouwt u een afweer rond uzelf op. Wanneer U iets niet wilt zien, dan ziet U het meestal ook niet. Wanneer U bang bent een bepaalde herinnering te herbeleven, dan zal deze herinnering in een psychisch blok voor uw herinneren verborgen blijven. Wanneer u niet gelooft en toch wilt aanroepen, dan bouwt u rondom u een dergelijke barricade van ongevoeligheid op, waardoor u de ontvangen krachten van u afwijst. Geloof is niet zozeer noodzakelijk, omdat het een formulering is van je eigen denken en leven. Het is belangrijk, omdat het de mogelijkheid inhoudt te aanvaarden, wat u door hogere krachten gegeven wordt. Nu is het natuurlijk onzinnig om alles zo maar te geloven. Het geloof van een mens moet wel degelijk gedefinieerd en beperkt zijn. Het mag desnoods vaag zijn, maar de mens moet toch binnen dit concept de wereld en de verhouding, waarin hij tot die wereld staat, kunnen omschrijven. Daarom lijkt het mij verstandig te stellen, dat wij slechts daar een beroep zullen mogen doen op God of andere krachten, waar wij ook overtuigd zijn, dat die krachten ons inderdaad kunnen helpen. Juist bij het zich aan deze voorwaarde houden, blijkt dat geen enkel gebed onverhoord, geen enkele vraag onbeantwoord zal blijven.

Naast deze, meer met de geest verband houdende punten, zijn er nog opmerkingen te maken over de kracht van de psyche als geheel. In de stellingen van de psychologie kennen wij ook nog een algemeen of bovenbewustzijn. Dit omvat, zo zegt men, het denken van alle mensen, misschien zelfs gedurende alle tijden. In ieder geval zijn daarin behouden de kennis die op het ogenblik in de wereld paraat is en wat thans in de wereld plaats vindt. Mogelijk bovendien wat in de wereld zoeven plaats heeft gevonden, dan wel binnenkort plaats zal vinden.

Dit bovenbewustzijn maakt ook een deel van uw wezen uit. Of u het wilt of niet, u wordt ook in deze zin door uw omgeving beïnvloed. Deze beïnvloeding heeft haar weerslag in uw daden en gedrag. Soms is de invloed van dit bovenbewustzijn zelfs een tijdlang boven alle rede beslissend over uw handelen en denken. Om dit nu te kunnen gebruiken in ons dagelijks leven moeten wij leren onze gevoelens kenbaar in ons op te laten komen. U zit bijvoorbeeld met een vraag. Deze kan van materiële geaardheid zijn, mathematisch of op het gebied van de muziek. Zij mag eveneens behoren tot het terrein van de esoterie. Deze vraag moet beantwoord worden. Zij kan binnen het totale weten van de wereld van u beantwoord worden. Alleen u, deze enkele persoon, weet dit antwoord niet. Dan zegt u rustig: Ik denk hier eens rustig over na.

U omschrijft zo nauwkeurig mogelijk uw probleem en legt het opnieuw zoals in de andere door mij genoemde gevallen, terzijde. Wanneer nu de eerste flits van denken in u opkomt, pakt u een potlood en schrijft deze inval neer. Dit doet u vele malen misschien, want u zult over dit ene probleem meerdere ideeën krijgen. Deze dingen zijn mogelijke oplossingen die ofwel stammen uit het eigen onderbewustzijn, dit is zeker mogelijk, dan wel uit het bovenbewustzijn, welke mogelijkheid tenminste even groot, misschien groter is.

Op dergelijke wijze kunnen bepaalde voorgevoelens ontstaan. Ook deze moet u opschrijven. Wanneer het even kan legt u deze aantekeningen en het probleem voor een dag naast u neer.

De volgende dag gaat u de notities na. Daarbij beschouwt u nu redelijk uw probleem. Dan zal u blijken dat de aantekeningen weliswaar niet de oplossing zelf inhouden, maar wel degelijk de weg om tot een oplossing te komen aangeven. Het volgen van de zo gegeven leidraad leidt dan in het algemeen ook tot een bevredigende oplossing van praktisch alle problemen. Neem nu bijvoorbeeld dat u iets wil weten over de nabije toekomst. Stelt u zich de situatie voor. Denk mijnentwege aan de Gaulle, Eisenhouwer of aan Oom Piet uit Amerika. Stelt u zich de persoon voor. Overdenk alles wat u van hem weet. Stel daarna de vraag, hoe dit of dat verder zal gaan. Je krijgt denkbeelden, ingevingen. Soms zijn dit de vreemdste die je je maar voor kunt stellen. Stel dat de vraag is: Hoe zal het oom Piet vergaan. De eerste gedachte lijkt wel een grap. Hij zit op een dak wolken te krabben. Schrijf dit op. Denk vooral niet dat dit alleen maar waanzin hoeft te zijn. Uiteindelijk hebben wij hier te maken met associatieve beelden – door een samenvloeien van ontvangen indrukken en in het Ik bestaande beelden ontstaan – die geen absolute werkelijkheid uit kunnen drukken. Er komen natuurlijk meer beelden. Zonder te weten waarom rijmt u opeens: Dat valt mee, om drie drinkt oom Piet een kopje thee. Opschrijven, ook al lijkt het onzin. U hebt namelijk veel kans dat, wanneer u schrijft: “Oom, hebt u rond de zoveelste op een wolkenkrabber thee gedronken?” deze oom u terug zal schrijven, “Hoe weet jij dat? Ik had gasten en heb met hen op de daktuin van een wolkenkrabber thee gedronken.”

Uit de schijnbare onzin van verschillende beelden kan door de rede wel degelijk een beeld worden gevonden, dat zin heeft. Een omzetting in redelijke termen maakt het ons dan vaak mogelijk te weten, wat zich ongeveer af gaat spelen, dan wel heeft afgespeeld. U denkt weer aan oom Piet en krijgt de gedachte: hé, die maakt een ongeluk mee… Even later komt de gedachte: Die krijgt een klap op zijn kop… Het lijkt allemaal onzin. Het kan natuurlijk, maar ja, toch opschrijven. Even later denkt u: Oom Piet heeft waarschijnlijk wel een mooie auto… Later komt de gedachte: zou hij die wagen in de stad wel gebruiken? Neem nu alle opgeschreven gedachten na enige tijd door en ontleed ze. Dan komt u tot het volgende beeld: Oom Piet schijnt een ongelukje te treffen. Daarbij komt het hoofd waarschijnlijk in gevaar. Dit hangt samen met een auto, zeer waarschijnlijk aan het verkeer in de stad gekoppeld. Dan zou men dus aan Oom Piet kunnen schrijven: waarde oom, in de komende dagen moet u voorzichtig zijn wanneer u in een auto zit, vooral in de stad, want er dreigt u een ongeval, waarbij uw hoofd wel eens beschadigd zou kunnen worden.

Om dus deze ingevingen te kunnen gebruiken, moet je de onsamenhangende gedachteflitsen in het meest logische verband samen weten te brengen. Zelfs dan is deze ervaring niet een beeld van absolute zekerheid, maar een omschrijving van een zeer grote mogelijkheid. Dit laatste houdt in, dat de mogelijkheid tot verwerkelijking 9 op 10 is. In de omschreven impulsen werd de ernst van het ongeval verder niet aangeduid. Oom Piet kan dus over een kei rijden en door het hobbelen zijn hoofd stoten, maar hij kan ook een groter ongeval meemaken, waarbij hij een schedelbasisfractuur oploopt. Veelal is de ernst echter aan de hand van de impressies ook wel enigszins vast te stellen. Op vooromschreven wijze kunnen wij dus bepaalde impulsen uit het bovenbewustzijn halen en daarmede ons eigen weten aanmerkelijk vergroten, dan wel enige voorkennis verwerven. Maar dit kunnen wij alleen bereiken, wanneer wij ook werkelijk leren de vraag na stelling terzijde te leggen en gebruik te maken van de plotseling opkomende ingevingen. Het is echter noodzakelijk na enige tijd deze ingevingen aan een volkomen redelijke beschouwing te onderwerpen.

In de psyche zelf rust nog een realiteit, die wij vaak zullen kunnen gebruiken, de gewoonte om bepaalde beelden met anderen te vergelijken en te verknopen. Je ziet bv. iemand lopen en voor je het weet denk je opeens: Die loopt net als een eend, of een geit. Hoe komt men aan dat beeld? Waarom juist de vergelijking met een eend, een geit, een slang, waarom doet de een je denken aan een luxe rijtuig en de volgende aan een voddekar? Dit zijn meestal impulsen, die in een gelijkenis worden uitgedrukt. Het beeld is dus a.h.w. een uitdrukking van onbewuste waarnemingen, plus een aftasten van bepaalde geestelijke waarden. Dit laatste kan soms lopen tot boven het mentale gebied toe. De consequentie zal u duidelijk zijn: Dit beeld is zeker niet zonder waarde. Wanneer wij de persoon benaderen, kunnen wij juist dit beeld gebruiken om ons beter en scherper op die persoon in te stellen. Wanneer je een mens kunt benaderen in overeenstemming met zijn eigen wezen, zul je die mens kunnen begrijpen en je zult van die mens praktisch alles gedaan kunnen krijgen. Wanneer je deze methode weet te gebruiken, zul je zelfs van de grootste gierigaard een gulden los kunnen krijgen zonder te zeggen waarvoor.

De wijze, waarop je je medemensen weet te benaderen, is wel heel erg belangrijk. Dit bepaalt niet alleen, hoe je in de wereld vooruit zult kunnen komen, maar ook hoe je zelf die wereld zult beleven. Hoe meer je die wereld kunt zien en beleven als een eenheid, hoe meer deze wereld voor jou ook een bevestiging zal zijn van het goede, het Lichte, hoe meer je dus ook geestelijk zult kunnen gewinnen in positieve zin. Het is dan ook wel belangrijk voor ons te leren, hoe wij deze eerste impulsen voor een benadering kunnen gebruiken. Natuurlijk zult u de eerste keren de plank heus wel eens misslaan. U probeert dan nog teveel een redelijke begrijpen aan dit aanvoelen te paren. Wanneer u echter geleerd hebt de impulsen zonder meer te aanvaarden, zult u bemerken, dat zij de menselijke verhoudingen juister doen zien en daardoor de onderlinge verhoudingen zeer ten goede komen. Dit begrip maakt het u mogelijk, u op de meest juiste wijze in de wereld te bewegen. Wij allen weten, dat de wijze, waarop je je in het leven leert bewegen, bepalend kan zijn voor de waarde, die dit leven geestelijk voor jou heeft. Verwar echter nooit de impuls met een redelijk benaderen van de medemens. Dit laatste zal altijd noodzakelijk zijn. In de keuze van meerdere redelijke mogelijkheden zullen wij ons echter door de impuls altijd laten leiden.

  • Zit er meer achter de zogenaamde stille tijd van de Oxford-beweging, dan ik indertijd vermoedde?

Ongetwijfeld. De wijze, waarop van die stille tijd door sommigen gebruik werd gemaakt, was niet altijd even goed. Het feit blijft, dat in de Oxford-beweging, als in vele andere religieuze en esoterische groeperingen, deze stilte en het aan invallen gehoorzamen, of op basis daarvan besluiten nemen, toch wel algemeen optreedt en resultaten af kan werpen.

Voorbeeld: In verschillende zogenaamde loges van de VS is het de gewoonte de problemen te bespreken zonder enige orde of samenhang. Alle gestelde problemen staan vast. Alle invallen worden genoteerd. Iedereen zal terug mogen komen op elk aangesneden onderwerp, ook wanneer dit reeds uit de discussie verdwenen was. Zij kunnen ernstig of zot zijn. Niemand zal daaraan enige aanstoot nemen. Deze schijnbaar doelloze conversatie heeft het doel, de plotselinge gedachteflitsen, ideeën en fantasieën, van alle aanwezigen naar voren te brengen.

Eerst op een volgende bijeenkomst, waarbij de opmerkingen dan uit verslagen zijn samen getrokken, gaat men dezelfde problemen zakelijk bespreken. Het blijkt dat daardoor deze loges – die, zoals je weet ook in het openbare leven soms een zeer belangrijke rol kunnen spelen – meer kunnen bereiken en doen, dan anders mogelijk zou zijn. In Engeland maken bepaalde jeugdbewegingen van deze procedure een beperkt gebruik. Vreemd genoeg vooral veel i.v.m. financiële zorgen. Op het ogenblik, dat de zorgen te groot dreigen te worden, komt men samen en gaat daar gewoon over praten. Elke inval wordt genoteerd. Dergelijke samenspraken geven vaak aanleiding tot originele plannen van actie, die vele zorgen helpen opheffen.

Voorbeeld: Er was in de VS een kleine universiteit. Het ellendige was, dat men zeer veel aanvragen kreeg van minder vermogende leerlingen – en die men af moest wijzen – niet aan kon nemen. Het aantal leerlingen bleef dus eigenlijk te klein, een voortzetting van de scholing op meer moderne wijze werd daardoor onmogelijk. De school heeft een religieuze grondslag.

Na gebed vond een bespreking als vooromschreven plaats. Onder meer maakte iemand de opmerking, dat zij eigenlijk zouden moeten werken als een fabriek. Een tweede, betoogde de noodzaak de studenten de gelegenheid te verschaffen om hun eigen studiekosten, althans gedeeltelijk, te verdienen. Een derde merkte op, dat alleen een te werkstellen bij de universiteit de zekerheid zou geven, dat de studie onder het werk niet te veel zou lijden. Deze flitsen, plus vele andere, gaven een inzicht in de noodzaken en mogelijkheden, zoals die in de gedachten van het docentenkorps leefden. Het gevolg is, dat deze universiteit nu een groot aantal leerlingen telt, o.m. een eigen fabriek die kantoormeubelen exploiteert, een bekende borstelmakerij, een wasserij en gaarkeuken, waarmee men de gehele stad en omgeving kan bedienen. Daardoor kunnen op deze universiteit niet alleen meer vakken onderwezen worden door betere leerkrachten, maar vindt bovendien een zeer groot percentage armere leerlingen de mogelijkheid, door eigen arbeid de kosten van een hogere schoolopleiding te dragen.

Deze confessionele universiteit behoort thans tot de belangrijkste, dank zij deze invallen. De mogelijkheden van een periode van stilte, gevolgd door een opnemen van invallen, kan dus wel degelijk grote resultaten hebben. De hoofdzaak is hierbij wel de bezinning van de mens en het opnemen van de flitsen, die hem een ogenblik bereiken. Onmiddellijke vastlegging is hierbij wel noodzakelijk, daar anders een deel van de werkelijke betekenis en inhoud al heel snel verloren gaat. Bij een scherp doorvoeren van dit principe – zoals in de Oxfordgroep is gebeurd – wordt een dergelijke methode van werken op de duur tot een dagelijkse tijd voor contemplatie en meditatie. Vaak worden daarbij de gedachten van vele mensen tezamen aan het werk gezet om zo een bepaald doel te kunnen bereiken. Het is begrijpelijk, dat ook voor niet deelhebbers aan dergelijke grote meditaties waarden worden geschapen, die hen kunnen bewegen een doel te helpen verwerkelijken.

  • Het samengaan van stoffelijk bewustzijn en geest is toch het doel van de inwijdingsscholen?

Het ligt er aan, welk soort van inwijdingsscholen u bedoelt. Maar er zijn er inderdaad vele, die juist dit doel nastreven. Een geheime school, of inwijdingsschool, kan zich namelijk meerdere doeleinden stellen. Eén daarvan kan zijn de mens te maken tot een eenheid van stof en geest, die dan in de Schepping een perfecte verwerkelijking van het doel van de Schepper betekent. Daarnaast kan een dergelijke school ook een poging betekenen de geest zodanig vrij te maken van de stof, dat zij deze kan domineren en zo, ongeacht stoffelijke omstandigheden, haar eigen bewustwordingsproces – volgens eigen wensen – door kan maken. Een derde doel kan zijn de materie zo te leren beheersen, dat hierdoor voor zowel stoffelijke als geestelijke ervaringen een zo goed mogelijk klimaat wordt geschapen. Nu laat ik de zogenaamde kennisscholen nog buiten beschouwing. Dezen trachten voornamelijk de kennis van de deelhebbers te vergroten, ongeacht de praktijk. Ook bestaan er z.g. lichaamsscholen. Hierbij wordt de beheersing van het lichaam primair gesteld, terwijl men eerst in aanvullende scholen tracht de geest hiervan ook gebruik te laten maken. Ten laatste bestaan onder de naam “geheimschool” ook nog bepaalde magische scholingen. Hier onderwijst men het beheersen van bepaalde geestelijke en astrale factoren, om zo de leerlingen in staat te stellen eigen doeleinden – ongeacht of dezen geestelijk of stoffelijk zijn – op aarde beter te verwerkelijken. Er zijn dus onder deze naam nogal wat variëteiten mogelijk. Ik gaf natuurlijk alleen maar een verdeling in hoofdgroepen. Een school kan dus in haar onderrichtingen zeer eenzijdig zijn. Toch zal zij soms juist hierdoor aan haar doel kunnen beantwoorden. Maar een dergelijke school heeft alleen zin voor degene, die in een dergelijke eenzijdigheid vrede en geluk kan vinden. Het staat aan de mens zelf hierover te oordelen. Streven naar eenheid tussen stof en geest hoeft dus niet het doel van elke geheimschool te zijn. Wel mogen wij zeggen dat, ongeacht de scholing, dit het doel van elke geestelijke bewuste mens moet zijn. Overigens mag ik er op wijzen, dat geen enkele feitelijke beleving mogelijk is, zonder dat de emotie hiermede tevens in verband staat. Doch zelfs alleen al het leren van nuchtere feiten kan een bevrediging wekken, die als een emotie van bepaalde graad kan worden omschreven.

Mens en natuurgeest.

Er zijn bij ons innerlijke waarheden, die wij allen moeten leren kennen en moeten nagaan. In de wereld en in de sferen is hierover veel gedacht, zelfs veel gewerkt. Enkele punten hiervan zou ik dan ook graag onder uw aandacht brengen.

Wanneer je leeft als mens, dus stoffelijk, ben je je over het algemeen niet bewust van de veelheid van krachten die je omgeven. Men is zich zeker niet bewust van de krachten die er in de natuur bestaan, de levende wezens, die in een andere wereld leven, die toch weer volledig identiek is met de uwe. Ook is men zich niet bewust van de vele geestelijke krachten, die om enigerlei reden dicht bij de aarde blijven. Hier echter moet men voorzichtig zijn, men moet weten rekening te houden ook met deze invloeden, omdat men begrijpt, wat zich in het eigen leven afspeelt, opdat men niet verblind wordt door uiterlijkheden en de innerlijke wijsheid, het innerlijke weten voortdurend kan vasthouden, komende zo tot een verlichting, waarin het “ik” zichzelf vindt in volledige waarheid. Mijn eerste punt is dan: “Mens en Natuurgeest”.

Onder natuurgeest kan worden verstaan een gehele reeks van geesten, gaande van de gnoom, de kobold tot de Grote Engel, de figuur, die als een Lichtende Kracht vaak het menselijk leven tracht te zuiveren van een teveel aan kwaad. Wanneer wij leven, verbonden met de natuur, dan zullen de kleine natuurgeesten op ons leven een grote invloed hebben. Hierover wordt gezegd: Harmonie met de natuur betekent harmonie met het rijk van de ongezienen. Voor wie in de natuur leeft, leeft Pan en zijn rijk, leven de elfen en sylfen, elementaire geesten, leeft het totaal van de wereld van de andere levende krachten. Dit “andere” is belangrijk. Andere levende krachten zijn nl. de krachten die een andere weg van leven hebben dan u, een andere bewustwording, een andere realisatie van wat noodzakelijk en niet noodzakelijk is.

De kleine natuurgeesten hebben over het algemeen niet uw moraal, noch uw inzicht in de noodzakelijkheid van zelfbeschouwing. Zij leven, bewuster dan de dieren, toch eigenlijk een dierlijk bestaantje, waarbij de verschijnselen in de omgeving van groot belang zijn, maar niet te lang worden onthouden. Wanneer zij ingrijpen in uw leven, dan is dat voornamelijk omdat u een storende invloed bent in hun eigen wereld, ofwel omdat u, misschien door uw uitstraling, uw persoonlijkheid of daden, een bevordering betekent van hun aangename ervaringen van het ogenblik. Wanneer u met hen te maken krijgt, is het voldoende u te realiseren, dat de mens die vrede kent door de kleine krachten van de natuur, niet wordt gemeden en geschuwd, maar ook zeker niet gehinderd.

De grotere natuurkrachten echter zijn anders. Staat er niet geschreven: “De lichtende sylfen, geboren uit de zon, dalen neer tot de steden, dalen neer tot het land en nemen daar de lasten van het onbegrepen kwaad, dragend tot het verteert in de zonnegloed.”

Wij zouden er over moeten spreken als lichtende geesten. Maar zij hebben niet de bewustwording doorgemaakt van de mens op aarde. Veel van hetgeen u kwaad acht, wordt door hen niet eens gezien. Andere dingen, die u natuurlijk acht, als bv. een zekere mate van egoïsme, zijn voor hen het grootste kwaad, dat er kan bestaan. Deze wezens zijn zich volledig bewust. Zij kennen hun God, zij hebben een herinneringsvermogen dat zeer ver gaat en een inzicht in de innerlijke waarden. Wanneer zij in uw leven optreden, dan zullen zij voortdurend trachten om u te helpen, niet tot een menselijk goed leven, maar tot een leven, dat lichtend en rein is. “Reinheid” heeft eens de Boeddha gezegd: “is de doorzichtigheid van een zonnestraal”. Reinheid is eigenlijk denken. Wanneer het gedachteleven niet rein is, kan al het andere zuiver schijnen, het geheel is lelijk, is dor. Wanneer de uiterlijkheden onzuiver lijken, maar het innerlijk streven is volledig rein, dan bestaat er – voor de sylfen althans – slechts licht, licht, waarin zij zichzelf a.h.w. op aarde een basis vinden om van daaruit verder te strijden tegen al hetgeen wat hun wereld verontreinigt. Wanneer wij rein zijn, dan betekent dit, dat wij onze gedachten bewust richten op het goede. Maar je kunt je niet op het goede richten zonder een zekere zelfkennis. Het is juist op dit punt dat de sylfen ons soms misleiden. Hun wereld is een andere. Wanneer zij zich bij en rond ons gevestigd hebben, dan brengen wij weliswaar licht in de wereld, maar wij zijn niet meer in staat om door te dringen tot ons eigen “ik”. Het weten van de wereld vertekent en het totaal van de kennis schijnt geheel onverwachte uitkomsten te geven.

Daardoor droom je en ben je niet meer bewust van de realiteit. Daarom mogen wij de sylfen zien als helpers van de mensheid, maar nooit als krachten die ons persoonlijk kunnen geleiden of helpen bij de bewustwording. Wij mogen wel degelijk hun hulp aanvaarden wanneer zij rond ons de wereld van kwaad trachten te zuiveren, maar mogen nooit hun denkwijze en hun streven als het onze volledig accepteren.

Daarboven – door mij ook nog tot de natuurgeesten gerekend, omdat zij vaak een grote scheppende werking hebben – de wezens, die men wel engelen noemt. Deze engelen, die men heel vaak elders dewa’s noemt, zijn grote lichtende wezens, die niet de menselijke gang,

menselijke gestalte, volbracht hebbende, toch een volledig bewustzijn van de stof hebben. Zij weten, hoe de kern van het “ik” moet worden gedragen door het bewustzijn omtrent het eigen wezen. Zij weten maar al te goed, dat geen enkel stofwezen dat bewustzijn heeft, kan komen tot een rein en groot geestelijk leven zonder een kennen van het zelf. Vandaar, dat voor ons de Engel wel een steunende en helpende kracht mag zijn. Mogen wij van de lagere krachten de hulp aanvaarden wanneer het noodzakelijk is, bij de Engel mogen wij wel degelijk rekenen op een volledige leiding, zover het aangaat het bereiken van hetgeen daadwerkelijk goed is. In dat “ik” bestaat over dat goed en kwaad heel vaak strijd. Wij weten soms niet meer wat goed en kwaad is. Wij realiseren ons niet eens meer, wat nu eigenlijk de inhoud van ons leven is.

Hierbij moeten wij uitgaan van enkele algemene stelregels, die natuurlijk voor ieder afzonderlijk moeten worden aangepast, maar het kan gelden als volgt: Hoe verder u zich bewust bent van de wereld rond u en hoe meer u uzelf in die wereld terug vindt, zoveel te reiner en te rijper zal uw ervaring zijn. Het kennen van de wereld buiten u – niet als een verschijnsel, maar als een onmiddellijke reflex van uw eigen wezen – betekent bewustwording omtrent innerlijke waarden en zo bereiking van het Licht, dat in het innerlijk verborgen is. In de tweede plaats: Al wat ons streven betekent, is tijdelijk. Want stoffelijk streven zal altijd aan tijd gebonden blijven. De geest echter kent de tijd niet. De Engel, geest zijnde, zal streven naar eeuwige waarden, niet naar tijdelijke. Het zal dus wel eens noodzakelijk zijn om een stoffelijk streven een ogenblik voor te trekken bij een volledig streven naar innerlijke bewustwording.

Toch moet in het algemeen worden aanvaard, dat elke impuls die een verrijking van het “ik” betekent, aanvaardbaar en goed is. Elke impuls echter, die een begrenzing betekent voor het “ik” of een belasting daarvan, bv. door het nemen van verantwoording en het verwerven van bezit, minder goed geheten kan worden, zolang zij uiteindelijk alleen op het “ik” betrokken wordt. Het nemen van verantwoording, verwerven van bezit voor anderen echter kan goed zijn, daar hier een groter deel van de wereld als deel van het “ik” wordt beschouwd.

Boven deze door mij Engelen genoemde wezens staan de Scheppers van rassen en werelden, uiteindelijk de kernen ook van de sterren, de lichtende zonnen, die aan de hemel staan. Van hen kan worden gezegd: “Wetend omtrent alle dingen, die uit hen zijn voortgekomen, zijn zij de Kleine Scheppers. Kleine Scheppende Krachten, zijn zij tevens voor ons het middel om in hen de verwerkelijking van ons eigen wezen te vinden. De werkelijkheid van het eigen wezen is bovenal belangrijk.”

Naast de natuurgeest is het ook de geest van de overgegane mens, de demonische, of chaotische geest, die invloed kan uitoefenen op de wereld en op de mensen die daarin leven. Omtrent de overgegane geesten mogen wij stellen, tezamen met vele wijzen uit het verleden, dat de geest die sterft en terugkeert tot zijn wereld veelal kwaad betekent voor die wereld. De veranderingen van die wereld kan hij/zij niet accepteren, daarentegen zal hij/zij wel trachten de eigen wil te verwerkelijken, zo nodig door anderen hun eigen wil te ontnemen. Dit laatste is natuurlijk niet acceptabel. De wijze, waarop het tot stand wordt gebracht, in de eerste plaats door bezitneming of bezetenheid. Hierbij zal de geest het eigen wezen, de eigen persoonlijkheid van een mens zover terug dringen dat er niets meer overblijft, behalve het innerlijke “ik”. De uiterlijke daden zijn die van een ander. Een dergelijke toestand eist van een ieder, die ze moet ondergaan de volgende realisatie: Ik beheers mij waar ik kan. Ik tracht meester te blijven waar ik kan. Ik richt al mijn streven tot het goede. Ik verwerp alle kwaad. Kan ik niet aan het kwaad ontkomen, zo weiger ik dit te beschouwen als deel van mijzelf. Ik ben en blijf het Licht.

Een dergelijke levenshouding is voor een in bezit nemende geest de grootste hinderpaal die bestaat. Want het innerlijk zoeken naar Licht belemmert elk trachten tot duister te voeren, zo zal op de duur een dergelijke geest uittreden. Het “ik” keert dan weer terug tot de volledige beschikking over eigen voertuigen. Hebben wij te maken met een geest, die niet een volledig bezit bereikt, dan zien wij vaak de vorm van aanhechting, soms ook overschaduwing.

De aanhechting is in feite niets anders dan een ingrijpen in of verward geraken in de aura van de persoon die dit lot draagt, waarbij een dergelijke geest de gedachtestromen soms haast dominerend voortdurend afzet op het eigen denken van degene die geobsedeerd wordt door een dergelijke aanhechting. In een dergelijk geval ontstaat een innerlijke strijd. Deze strijd moet worden gezegd te zijn een strijd tussen het eigen “ik” en een ander “ik”. Definities als goed en kwaad maken hier weinig uit. Wel is het belangrijk, dat wij ons realiseren: wij moeten onszelf zijn. Wanneer ons iets obsedeert, bv. een drang tot daden, dan zullen wij onszelf voortdurend voorhouden, dat deze daden ook in verantwoorde en bewuste zin te stellen zijn. Wij zullen verwerpen om dit op een wijze te doen, die door ons zelf als kwaad wordt erkend. Wij zullen ons realiseren, dat er een Licht in ons is dat niet gedoofd kan worden. Dit laatste is zeer belangrijk, daar juist het voortdurend bewustzijn omtrent innerlijk Licht elke obsessie in waarde doet verminderen, en op de duur ook vaak de kracht geeft om de onaangename verbinding te verbreken.

Bij een overschaduwing, of oversluiering is het een invloed die niet slechts ons, maar ook onze omgeving betreft. Wat hier gebeurt kan het gemakkelijkst worden gekenschetst met een wolk, die voor licht in het leven schuift. Hierover werd gezegd: “Wanneer de demon macht krijgt, zo maakt hij van de dag een nacht. De nacht is de zijne in wilde dromen”. Degene, die dit heeft neergeschreven heeft zelf die toestand ervaren. Het lijkt je, of je geen uitzicht meer hebt in het leven. De hele omgeving schijnt je op een onplezierige manier tegemoet te komen.

Er schijnt geen inhoud en doel meer te zijn in je daden. Je zou alles er bij neer willen gooien, je zou in melancholie willen verstarren. Het verzet is wederom gebaseerd op het innerlijk Licht, daarnaast de realisatie dat elke beoordeling van de wereld voortdurend een verwrongen en een vervormde beoordeling betekent. Men moet zichzelf zeggen: “In mij leeft Licht. Dit Licht zoek ik in de wereld”. Men zal het dan ongetwijfeld vinden en hierdoor zal de oversluiering, zij het langzaam, afnemen.

De demonen zijn nog eigenaardiger krachten. Een demon kan u soms leiden op het pad van algemene rechtvaardigheid. Stelt u niet voor dat deze gerechtigheid in het oog van de mensen ook werkelijk rechtvaardig en goed is. Integendeel! Een demon vernietigt alle vreugde en gebruikt slechts de regels, de strakheid van gedrag, om zo verder ook alle regels te vernietigen.

Wie in het leven geen ware vreugde kan vinden, is meestal in strijd gewikkeld met een dergelijk demonisch wezen. Hier kan niet het eigen gedrag een verandering brengen.

Hier kan alleen een zoeken naar levensvreugde, zo mogelijk binnen eigen bestaan, binnen eigen geregeld leven, een oplossing geven. Rondom ons is het Goddelijk Licht. Waar wij ook gaan, dit Licht is met ons. Wanneer wij dit Licht kunnen vinden in de Schepping rond ons, in de kern van ons eigen wezen, bestaat er geen ongeluk, bestaat er geen chaos, bestaat er slechts een voortdurende vorming, die bij een vergroting van inzicht, op de duur een deelgenootschap geeft in alle zijn, in alle weten.

U ziet dat over deze wezens nog al wat te zeggen is. Dat ik van hieruit over ga op enkele minder gespecialiseerde punten, zal u hopelijk niet te veel storen.

De verlichting van het “ik” in elk leven is wijsheid, niet weten. Weten is een middel tot wijsheid, meer niet. Wijsheid nu is het toepassen van het weten op jezelf om door dit toegepaste weten in het “ik” grotere vrede en grotere vreugde te verwerven. Daar, waar de vrede in het “ik” zetelt, zal de wijsheid het weten benaderen en zal zo uw kennis worden vergroot, naarmate uw innerlijk stijgt. Er kan niet worden gesteld, dat een bewustwording zonder kennis mogelijk is.

Integendeel! Kennis is het intrinsiek deel van de bewustwording, maar zal, zijnde van secundaire betekenis, automatisch daar ontstaan waar het “ik” zelf voortdurend het Licht zoekt. Want zoekend naar het Licht worden wij gevoeliger voor de wereld, voor de sferen. In deze gevoeligheid zullen wij veel dingen zien die ons tot nu toe ontgingen, zullen wij een verband begrijpen waar ons dit eens een raadsel was. Wijsheid leidt tot het kennen van God. Wijsheid en vrede in het “ik” gerealiseerd, brengen ons ook tot een groter bewustzijn van waarden die in onszelf sluimeren.

In ons is een perfecte harmonie geborgen. Deze harmonie ontstaat door het totale “ik”, dat één is met de Scheppende Kracht, waaruit het is voortgekomen. Deze harmonie, niet gerealiseerd, doet ons leven in een wereld vol verdeeldheid. Wel gerealiseerd daarentegen brengt zij ons steeds intenser in contact met het gehele zijn. Niet door de uiterlijkheid, die uiteindelijk vaak waan is, maar door de innerlijke betekenis, die vanuit het Goddelijke beleefd, een volkomen en juiste realisatie van het zijn mogelijk maakt. Willen wij verder gaan en in onszelf bewustzijn vinden, dan zal de harmonie worden tot Schoonheid. Schoonheid wederom is een begeleidingsverschijnsel van de bewustwording met een secundair effect. Schoonheid groeit uit Harmonie.

Hoe groter de Harmonische Krachten, hoe groter ons ervaren van Schoonheid, hoe groter ook onze eigen harmonische instelling t.o.v. de wereld en de sferen. Hierin vinden wij dan a.h.w. de vreugde Gods. En deze vreugde op zijn beurt betekent voor ons activiteit, een werkzaam zijn. Het eigen “ik” moet te allen tijde werkzaam zijn.

Er is geen ogenblik, onverschillig of u sluimert, of waakt, of u werkt of een ogenblik tracht ontspanning te vinden, dat in uw “ik” een werkelijke rust bestaat. De beweging die in u leeft is eeuwig. Een voortdurend streven misschien, maar ook een voortdurend geven van waarden aan de buitenwereld en een ontvangen van waarden uit de buitenwereld. Deze voortdurende beweging is de uiting van Gods Schepping en openbaart zich in tegendelen. Het zijn twee waarden die een punt van Evenwicht vinden. Dit punt van Evenwicht is voor ons het punt van Harmonie met God.

Dit betekent, dat niet altijd goed en kwaad gelijkelijk groot behoeven te zijn. In ons ligt een schaduw gelijkelijk groot, maar wel, dat hun kracht op een bepaald punt komt tot een stoppen, een ophouden van de beweging. Kunnen wij dit punt in onszelf vinden, dan hebben wij een punt gevonden waar de absolute Schoonheid van de Goddelijke Kracht, het absolute weten omtrent onze wereld – en daarmee ook het absoluut werkzaam zijn vanuit het Goddelijke – voor ons realiseerbaar is. De verstoorde verhoudingen van goed en kwaad in de mens zullen vanzelf tot het juiste evenwicht keren, wanneer je in de eerste plaats God zoekt, niet de waarden op zichzelf.

Wie zoekt naar goed zal in het goede de onevenwichtigheid vinden en in zijn bewustzijn wordt het kwade geboren. Wie in het kwade vergetelheid zoekt, zal door zichzelf te doven, zich dwingen herboren te worden. En herboren, zal hij hernieuwd moeten leven.

Maar wie het punt vindt dat dood lijkt en het leven is, de eenheid van Krachten in het “ik”, waardoor men, als handelend deel van God kan optreden in eigen en andere werelden, die heeft de weg gevonden die alle karma verbreekt, die elke wedergeboorte onnodig maakt, die het “ik” als direct handelend deel van God in de scheppende taak van het heelal doet opnemen.

Er is geen wezen, dat geen deel heeft aan de Schepping. Ook uzelf schept voortdurend en u vernietigt. U vernietigt in uw bewustzijn, u schept in uw wereld. Dat, wat u gisteren hebt geschapen, kunt u nooit meer uitblussen, nooit meer vernietigen. Dat, wat u droomt morgen te scheppen, zult u moeten verwerkelijken, voordat het kan bestaan.

De dromen van de mensen zijn het beeld wat voor de mens kan zijn. Goede en kwade dromen. Achter de dromen de kracht, de werkzaamheid waardoor wij hetgeen in ons bestaat scheppen in de wereld buiten ons . Het is voor ons noodzakelijk om voortdurend scheppend werkzaam te zijn en ons van dit scheppende werk bewust te zijn. Elke stap die u zet, elke handeling, elke woord dat u spreekt, heeft invloed op uw wereld, bepaalt de uiteindelijke vorm, de uiteindelijke gestalte van de geschiedenis, de uiteindelijke bewustwording, vroeger of later, van al wat rond u staat.

Wees u hiervan bewust. Niet als een verantwoording die niet te dragen is, maar als een vreugdig weten, dat u mee schept met de andere Krachten. Juist in dit scheppen zult u één kunnen zijn met de Engelen, zult u de lichte krachten van de Sylfen ervaren als een weldoend bad, zult u de kleine krachten van de aarde zien, die u omringen en terzijde staan. Zo zult u doordringen tot de kern van uw eigen wezen, tot het weten omtrent uw God, de vrede, die uit Hem voortkomt.

Ik geloof, dat ik u hiermee een toelichting heb gegeven, die u bij rijpe overdenking kan helpen op uw eigen levenspad.

Spookhuizen.

U moet mij niet kwalijk nemen, als ik niet griezelig word onderweg……..

Een spookhuis is vaak een heel nuchtere kwestie. In de eerste plaats moeten wij vaststellen, dat spookhuizen vaak eerder ontstaan door de psychische spanningen van de daarin wonende personen, plus optredende natuurlijke verschijnselen, dan door het werkelijk optreden van geesten. Het volksgeloof, hechtend aan dergelijke geschiedenissen, zal door suggestieve werkingen soms op de duur zelfs in dergelijke huizen paranormale verschijnselen kunnen veroorzaken. Dit is echter betrekkelijk zelden. Dergelijke spookhuizen onderscheiden zich door het feit, dat daar, volgens het volksgeloof reeds honderden jaren bestaande spoken zich wel vertonen, maar nooit aan meer dan één mens tegelijk. M.a.w. dat autosuggestie, plus volksgeloof hier voor het merendeel aansprakelijk moeten worden gesteld.

Met de werkelijke spookhuizen is het wel iets anders gegaan. Daar moeten wij eerst een ogenblik herinneren aan een stukje theorie. De gedachten van de mens zijn krachten. Zijn wil, zijn streven kan worden vastgelegd, ook in datgene, wat hem omringt. Het is mogelijk in materie vast te leggen een reeks van gedachten en gedachtestromingen die door sensitieve personen wederom af te lezen zijn. Verder zou ik u er aan willen herinneren, dat mens en geest gelijk zijn in hun vermogen om dit in hun omgeving te bewerkstelligen.

Dus ook geestelijke emoties en krachten kunnen in vaste materie zodanig worden vastgelegd, dat voor sensitieve personen, zij later herleven. Als u dit voor ogen wilt houden, wordt het begrijpelijker, dat bv. vertrekken, huizen en plaatsen, waar buitengewone gebeurtenissen zich hebben afgespeeld – veelal gebeurtenissen in verband staande met doodsnood, met grote wanhoop, grote woede – dit vasthouden, en dat deze gevoelens afgedrukt zijn in die omgeving en dus gerealiseerd kunnen worden door een meer dan normaal sensitief persoon. Zij werken daar suggestief en zelfs soms obsederend. Deze suggestie, deze obsessie kan op haar beurt de in een gevoelig persoon berustende eigenschappen activeren.

Er bestaat dus een klasse van spookhuizen, waarin de verschijnselen afhankelijk zijn van de aanwezigheid van een sensitieve persoon. Naargelang de kwaliteiten, die in die persoon schuilen, zullen wij dan “Poltergeist” verschijnselen zien, klopverschijnselen horen, zelfs materialisaties door gangen of vertrekken zien dwalen. Dit zijn echter verschijnselen, die, ofschoon zij door meerderen worden waargenomen, zelden een buitengewone intensiteit bereiken. Verder is een dergelijk verschijnsel steeds weer afhankelijk van de sensitieven die in zo’n huis of vertrek aanwezig zijn en zal dus al heel snel kunnen worden vastgesteld, dat de reeks van verschijnselen vooral optreedt, wanneer een bepaalde persoon aanwezig is.

Een derde soort komt misschien meer het sombere nabij, wat u zich voorstelt wanneer men zegt “spookhuis”. Er kan namelijk het volgende gebeuren. Een geest, om enigerlei reden aardgebonden, heeft zich meester gemaakt van een gebouw of een vertrek, waarin bepaalde kwaliteiten zijn vastgelegd. Die kwaliteiten zijn over het algemeen: Wreedheid, magie , doodsangst, haat en toorn. Waarom vooral deze eigenschappen aantrekkingskracht hebben weet ik niet, maar ik vermoed, dat zij het meest met de geaardheid van dergelijke geesten overeenkomen. Een dergelijke geest maakt zich dan verder meester van zogenaamde schillen.

D.w.z. restanten van van anderen, half-stoffelijke voertuigen. Hierin kan deze geest komen tot een materialisatie, die niet afhankelijk is van het al of niet aanwezig zijn van sensitieven. Echter zal de levensregelmaat van een dergelijke geest wel degelijk een rol spelen. Hierbij kan dus worden gezegd, dat de verschijnselen, ongeacht het al of niet aanwezig zijn van mensen, sensitief of niet, zich voortdurend herhalen en vaak bij toeval door buitenstaanders, ook meerderen, worden waargenomen.

Om enkele van die verschijnselen nader te stipuleren: er bestaat een kasteel, waarin vroeger een hevige strijd heeft gewoed. Op bepaalde avonden – de veertiende juni meen ik en de achtentwintigste september – kan men zien, hoe midden in de nacht een vreemde gestalte die enig licht geeft, zich beweegt van de ene toren naar de ander via een lager gelegen kanteel, de tussenmuur. Zij draagt daarbij een flambouw en men hoort kreten van wanhoop.

In ditzelfde slot komen verschijnselen voor als rappings (tik- of klopverschijnselen), vaak vallen van zware voorwerpen op ogenblikken dat zij gevaarlijk kunnen zijn voor anderen, verder ook angstbeelden, die in enkele gevallen aansprakelijk worden gesteld voor dood door hartverlamming. U zult begrijpen, dat de regelmaat hiervan gepaard moet gaan met de regelmaat van de geest. In de eerste plaats de bezielende kracht, in de tweede plaats een bepaald hoogtepunt van krachten binnen de muren van dit kasteel. Een soort miasma, smetstof.

Het dringt overal door als een slechte reuk. Wanneer je daar binnenkomt, voel je je onbehagelijk, kil en klam. Niet in het gehele slot, maar in sommige delen kan men na het donker nauwelijks adem halen. Het lijkt, of kaarslicht daar minder goed functioneert, enz. Hier treedt dan op het verschijnsel: a. De werking van de geest is normalerwijze gelokaliseerd tot dat gedeelte van het gebouw, waarin de door deze geest beleefde en gebruikte invloeden het sterkst optreden. b. De kracht van deze geest groeit en neemt af i.v.m. de stand van zon en maan. Op bepaalde dagen echter schijnt er een volledige overeenstemming te kunnen bestaan tussen kosmische invloeden, die eens de gebeurtenis a.h.w. tot ontlading brachten en de nu, als gevolg daarvan, in het kasteel berustende kracht.

Hierdoor schijnt de geest juist in deze dagen bijzonder actief te kunnen zijn. Opgemerkt mag worden, dat in 97 van de 100 gevallen van werkelijk spoken, de zich vertonende verschijning niet identiek is met de figuur, die zij voorstelt of voorgeeft te zijn, dat de verschijnselen over het algemeen, ook weer 97, 98 op de 100, aanmerkelijk afwijken van de oorspronkelijke historische toestand. Hier is een soort van geestelijke soort goochelarij aan het werk.

Dan kunnen wij verder nog wijzen op de in sommige huizen en buiten voorkomende familiegeesten. Dezen zijn verschijningen, die optreden aan de vooravond van bv. een sterfgeval, dan wel bijzondere gebeurtenissen. Ook wordt van één enkele verteld dat, wanneer een nieuw kind geboren is in het huis, een geest verschijnt, die door zijn wijze van zich gedragen aangeeft hoe dit kind zal opgroeien en wat het zal zijn. Een krijgsman, een geleerde, een werker, een handelsman, etc. Deze familiegeesten moeten niet worden gezien als daadwerkelijke spoken. Ofschoon ook zij zich kunnen kenbaar maken door verschijningen wordt hier eerder gesproken over een bewustzijn van de gemeenschap van de familie door alle tijden, soms gedragen door personen uit de geest, vaker door de sensitiviteit van het geslacht, dat op deze wijze geestelijke impulsen, plus eigen onderbewustzijn in voorspellende beelden te verwerkelijken weet.

Dan hebben wij nog het laatste, misschien het ergste, de demonische huizen. Hier mag niet meer over een spookhuis worden gesproken, aangezien een dergelijk huis meestal gedurende langere tijd afgesloten van zon, licht en wind, dus wel in het bijzonder slechte invloeden herbergt. Deze huizen komen heel zelden voor. Komen zij echter voor, dan is het mogelijk, dat alleen de invloed van het huis de gezondheid van een levend mens verwoest, of bedreigt. Hier kunnen absoluut satanische verschijnselen voorkomen. Het is ook hier, dat sommigen een band met het kwaad weten te vlechten, waardoor zij wel in zo een spookhuis kunnen wonen en soms binnen die omgeving tot zeer eigenaardige resultaten komen. Hier kan worden gezegd, dat kwaadwillende geesten zich daar gevestigd hebben en van daaruit invloed trachten te bereiken in de omgeving, terwijl zij omgekeerd krachten uit die omgeving verzamelen.

Dergelijke huizen bevinden zich dan ook vaak in de nabijheid van kroegen, speelholen, e.d. De kracht, die op deze wijze vergaard wordt, wordt grotendeels neergelegd in de atmosfeer van het huis zelf, waarbinnen dan ook manifestaties op eenvoudige wijze uit de geest tot stand kunnen worden gebracht. Degene, die hiermee te maken heeft, zou ik de raad willen geven zich onmiddellijk te verwijderen, waar een degelijke bestrijding alleen door zeer bevoegden mogelijk is. Deze geesten kunnen niet door een eenvoudig mens worden uitgedreven. Het kan zijn dat een van ons zozeer gebonden is aan een bepaalde aardse toestand of gebeurtenis, dat een ziel zonder dat niet verder kan gaan. Dan zal zo iemand trachten een ieder, die suggestief genoeg is, attent te maken op zijn wezen. Hier spreekt men meestal niet van daadwerkelijke verschijningen. Veelal zijn het eerder hallucinatoire beelden, gelijk komend ongeveer met een helderziende waarneming, waarbij wordt getracht de mensen op aarde te bewegen toestanden te redresseren die de geest zelf niet meer veranderen kan. Is dit gebeurd, dan is daarmee de band met de aarde verbroken en kan de geest verder gaan. In de laatste gevallen kan praktisch iedere mens, die in staat is de geest, het spook waar te nemen, deze ook hulp bewijzen en zo diens lot milderen.

  • Zou u het half-stoffelijke nader willen definiëren?

Ik zal het proberen. Wanneer wij achter de kleinste delen van de atomen komen, blijft iets over wat nog materie is, maar niet meer beantwoordt aan de wetten van de materie zoals u die kent. Het is in zijn wezen, kracht, maar dat is nog niet vastgesteld. Het andere wel. Het bestaan van deze kracht is wetenschappelijk geconstateerd. In de Verenigde Staten. De publicatie erover is ook al verschenen. Deze kracht is dus half-stoffelijk. Zij heeft het voordeel, dat zij verdicht kan worden en dan een onmiddellijk contact vormt met de mens.

Zij kan in zich krachten opslaan, als zodanig optreden als geleider of accumulator voor levenskrachten. Verder kan zij door de gedachten in een bepaalde vorm worden gebracht, in welke vorm zij dan zonder meer blijft voortbestaan, tot andere krachten het geschapen evenwicht verstoren, met de gedachten. Hieruit vloeit voort, dat dit half-stoffelijke, dat eigenlijk nog behoort tot het rijk van de materie, maar dat het door zijn fijnheid, zijn gemakkelijke vormbaarheid, een uitstekende bemiddelaar is tussen geheel onstoffelijke wezens en zuiver stoffelijke wezens. Als zodanig wordt in verschillende gradaties van dichtheid een dergelijke half-stoffelijke toestand a.h.w. gebruikt als tussentrap voor het hoogste “ik-bewustzijn” naar het laagste “ik-bewustzijn”. Trekt dit ”ik-bewustzijn” zich terug uit de lagere werelden, dan blijven de voertuigen van half-stof achter in de gebieden waarin zij volgens hun dichtheid thuishoren.

  • Is dit het etherische dubbel?

Dat bestaat ook uit een bepaalde kwaliteit, een bepaalde dichtheid van half-stoffelijke waarden. En kan dus ook verdicht worden onder omstandigheden tot schijnbaar normaal stoffelijke dichtheid.

image_pdf