2 augustus 1957
Aan het begin van deze bijeenkomst moet ik u erop wijzen, dat wij helaas niet alwetend of onfeilbaar zijn. Dit houdt in, dat het voor u noodzakelijk is zelfstandig na te denken, wil deze bijeenkomst – geestelijk – voor u vruchten af kunnen werpen. Voor vanavond heb ik een onderwerp gekozen, dat in overeenstemming is met de vakantietijd en als titel draagt: Het geheim van de levende Boeddha.
Naast de overleveringen, die er bestaan omtrent de voortdurend incarnerende, levende Boeddha zijn er ook ware figuren die een meermalige incarnatie in een verlossingsfunctie doormaken. Er moet dus verschil worden gemaakt tussen de levende Boeddha, zoals wij die bv. in Tibet aantreffen en de levende Boeddha die voor ons belangrijk is. Het verschil tussen beiden wordt onmiddellijk duidelijk wanneer wij beiden in hun eigen omgeving waarnemen.
De levende Boeddha is een klein soort God in zijn klooster. In zijn klooster troont hij in verheven afzondering, verleent goedgunstige audiënties en slurpende aan zijn thee met boter, beroert hij een enkele gunsteling met zijn bijzondere kwast, een wijwaterkwast, als grote zegen. Zijn taak is niet het lering geven. Hij is eerder het centrum voor het geloof van velen. Als zodanig een brandpunt van geestelijke kracht. Veel van deze levende Boeddha’s bezitten inderdaad geestelijke kwaliteiten die buiten het normale liggen. Toch kan men over hen niet spreken als werkelijk ingewijden.
Vaak gaat hun belangstelling in feite uit naar al datgene wat zorgvuldig van hen wordt weggehouden. De raadselen van de Westerse techniek, de problemen van het leven die ze – jong in een klooster gebracht – zelden of niet leren kennen.
Daarnaast echter kent men een soort levende Boeddha wiens taak een geheel andere is.
Voorbeeld: Een levende Boeddha wordt ontdekt. Hij is de opvolger van een van deze grote heiligen, die als abt van een klooster buitengewoon belangwekkend was. In een tijd van ongeveer 30 jaar van zijn vorige leven had hij gehele reeksen leringen gegeven, die naarstig te boek werden gesteld. Nu keert een jong kind van ongeveer 12 jaar terug naar dit klooster. Hij wordt daar gebracht met de gebruikelijke pronk en praal, kortom, met de ietwat exotische pracht – het voor ons idee overdreven ceremonieel – dat nu eenmaal bij deze volkeren schijnt te behoren, tot het invoeren van een zo hoge persoonlijkheid tot zijn eigen gebied. De levende Boeddha neemt geen vrede met de zgn. Boeddhaplaats, een verhoging waarop hij tussen kussens kan neerhurken. Hij gaat verder en zoekt zich in de beeldengalerij die zich rond het tempelplein uitstrekt, een zetel. Vanaf deze stenen zetel herhaalt hij een deel van de laatste lezing die hij in zijn vorige incarnatie in dit klooster heeft gegeven en zet deze lering voort. Deze levende Boeddha heeft ruim 20 jaren nog zijn leringen voortgezet en maakte zo de reeks van lezingen die hij – volgens overleveringen drie levens – heeft gegeven binnen dit klooster, tot een afgesloten geheel. Hij weigerde echter deel te hebben aan ceremoniën, waarbij hij bv. een lint beroerde dat dan de gelovigen – tegen betaling – op hun beurt konden beroeren. Ook weigerde hij aan allerhande staatsie ontvangsten deel te nemen, terwijl hij zich terzijde hield van veel van de tempeldansen die op bepaalde jaardagen in die streek gebruikelijk zijn.
Toen hij zijn lezingen had beëindigd, verdween de abt uit het klooster. Hij is niet gestorven, maar trok zich terug in de eenzaamheid, waar hij nog een aantal jaren als kluizenaar leefde. In deze periode sprak hij regelmatig lerarend tot de eenvoudige Sherpa’s, de bergbevolking dus, een volk dat hij op deze manier inzicht probeerde te geven in de werkelijkheid van de Goden die op de bergen zetelen.
Het verschil wordt duidelijk. De levende Boeddha die wordt aangewezen, kan wel een incarnatie zijn van iemand die ook vroeger een dergelijke plaats heeft bekleed, maar het begrip ‘Boeddha-Verloste’ is daarin niet aanwezig. In de lerarende functie daarentegen vinden wij het voortzetten van een geestelijke ontwikkeling. Het is dus zeer duidelijk, zou ik zeggen, dat wij niet mogen aannemen dat deze levende Boeddha’s allen werkelijk verlosten zijn. Verdergaande zouden wij kunnen zeggen, dat degene die tot de werkelijk levende Boeddha’s gerekend kunnen worden, in feite personen zijn die de laatste delen van hun levensweg afleggen, hun laatste fase van bestaan doormaken door zich lerarend te wenden tot de mensheid en zo afstand te doen, zelfs van hun eigen begeren, om op te gaan in de grote wereld.
Nu hebben deze levende Boeddha’s zekere geheimen die ik rustig hier herhalen kan. Degenen onder u die ze niet helemaal begrijpen, moeten mij niet euvel duiden dat ik daaraan geen uitgebreide uitleg aan toevoeg. Eerst zij die in staat zijn hun betekenis geheel of gedeeltelijk zelf te beleven, kunnen hier ook werkelijk vruchten van plukken, voor de anderen is het onwaarschijnlijk onbegrijpelijk of gevaarlijk.
De stelling van de levende Boeddha is deze: wanneer ik mijzelf bevrijd van alle begeren, moet ik mij ook bevrijden van het begeren naar mijzelf. Het naar-je-zelf-begeren belet het werkelijk opgaan in de Grote Kracht en de volmaakte vrijwording van het Rad. Om van het Rad bevrijd te worden moet men zichzelf geheel uitschakelen en zo elke fase van het leven, in welke wereldsfeer deze ook ligt, geheel wijden aan de totaliteit van mens-zijn, van leven. Dit geheim is het geheim van de onmiddellijke verlossing. Alle werelden zijn tezamen verbonden. Er is geen enkele mogelijkheid om een scherpe grens te stellen tussen wat men bv. op aarde en in een bepaalde sfeer volbrengt.
De levende Boeddha streeft dus naar een continuïteit. Deze continuïteit komt sterk tot uiting in een volgende lering, ook afkomstig van een levende Boeddha, die op het ogenblik nog vertoeft in een klooster in Noord Tibet:
“De afwisseling van stoffelijk en geestelijk leven is een afwisseling van realisatie, lering en belering. Stoffelijk leven betekent ervaren, denken en leraren. De korte periode van stoffelijk leven wordt gevolgd door een kortere periode van geestelijk bestaan. In dit geestelijk bestaan wordt de ervaring opgedaan die het mogelijk maakt ook stoffelijk werk voort te zetten in een zoveel mogelijk gelijke vorm.”
Deze zoveel mogelijk gelijke vorm is begeerlijk uit Tibetaans standpunt. Zoals u weet, neemt men aan: een zeer spoedige reïncarnatie die niet altijd een feit wordt, maar die ongetwijfeld voor deze hoge strevende geesten wel voortdurend vast mag worden aangenomen. Wanneer het geestelijk bestaan de mens bevrijdt uit zijn stoffelijke omgeving, kan hij alles wat hij in dat stoffelijk streven heeft willen volbrengen in een nieuwe verhouding zien, begrijpen en dus een nieuw streven vaststellen dat gedurende een stoffelijk bestaan de leidraad zal zijn van eigen streven en eigen werken.
Nu leraren zij verder omtrent het Boeddha worden: Elke mens draagt in zich het zaad van eindigheid. Elke mens kent in zich ook de plant van de gebondenheid. Wie nu in zich de gebondenheid kan terugdringen, opdat een oneindigheid ontkiemt, bereikt in zich een begrip dat de wereld niet kan bieden en de geest u niet kan openbaren. Dit begrip is de aanvaarding van de eeuwigheid die de kern is van het Rad des Levens en het weten van Nirwana.
Daarnaast geven zij eigenaardig technische aanwijzingen. Het staat niet aan mij om deze hier te behandelen. Toch wil ik enkele voor u interessante punten aanstippen. Zo wordt een ieder die streeft naar een bevrijding uit de stof de raad gegeven: “Onthoudt u, opdat de onthouding u tot behoefte is, doch niet omdat zij een dwang is die u uzelf oplegt, zonder dat in u een begeren daartoe ontstaat.”
Keer u regelmatig af van de wereld en tracht tenminste elk jaar, in ogenblikken van eenzaamheid te komen tot een bewustzijn van uw eigen betekenis. Indien u regelmatig wilt contempleren, zo zult u trachten voor uzelf een plaats te vinden, waarin de hoofdkleuren blauw en grijs zijn, waarin het licht getemperd is, maar de zon binnen uw bereik blijft.
Een van hen vervolgt daarbij nog: Een contemplatie in de nacht is een ontvluchting van eigen wereld, want in de nacht valt de wereld zo u ze kent weg. Het is echter gemakkelijk een wereld te ontvluchten of te overwinnen die zich tijdelijk aan uw kenvermogen onttrekt. Slechts zij die overdag, wanneer het volle leven de aandacht trekt, in staat zijn dit leven tijdelijk te verwerpen, zullen de werkelijke vruchten van de contemplatie voor zichzelf kunnen plukken.
De mens is niet alleen. Vooral het Tibetaanse geloof is doordrongen van een tovenarij die door menige dorjen wordt uitgeoefend, een tovenarij die berust op het bestaan van veel demonen.
Het Boeddhisme ontkent dit niet. In de termen van dit geloof waarschuwt men: “Bedenk mens dat uw begeerten tot demonen worden, dat demonen uw wil knevelen. Zoek dus eerst de demonen die uit uzelf zijn voortgekomen.”
Ik zal zo vrij zijn deze laatste aanhaling in een voor u meer Europees begrip te vertalen: “Elke werking in de mens zelf is een invloed op de omgeving.” Dat heeft u de vorige maal al kunnen horen. Elke werking op de omgeving houdt tevens in: een reflexwerking op jezelf. Naarmate je in de wereld meer intense gedachten zendt die gebonden zijn aan stoffelijke begeerten, dan wordt in die wereld een reflex gewekt die voor u de stoffelijkheid versterkt, de stoffelijke ervaring bevordert en u dus aan de materie bindt. Het is begrijpelijk dat die krachten van buitenaf zo sterk kunnen zijn, dat zij het ons onmogelijk maken onmiddellijk te ontvluchten in een rijk van zuiver geestelijk bestaan. Daarom moeten wij de demonen overwinnen. Wij kunnen ze echter in de wereld niet verslaan. Wij kunnen slechts de band tussen onszelf en de wereld vernietigen wanneer wij door de begeerte die in ons leeft, tot zuiver leven en zogenaamd Goddelijk Leven de krachten van buiten eenvoudig van ons afsluiten.
Een bekend Duits gezegde luidt: “Dem Reinen ist alles rein”. In ieder geval: “Wie rein is, zal slechts het reine plukken uit de wereld.” Vreemd genoeg komt een levende Boeddha in zijn leringen tot een soortgelijke conclusie. De levende Boeddha zegt: “Wie het goede vanuit zich voortbrengt, zal het goede uit de wereld oogsten, want het kwaad erkent hij niet, noch kent hij het en zo zal hij het niet ondergaan.”
Jammer genoeg voegde hij er aan toe: “Daar echter het begeren naar macht velen van onze hoogsten té sterk is geworden, trekken zij de strijd van de macht tot zich en vernietigen zij de geestelijke kracht en zo zal de profetie vervuld worden.”
Ik haal dit laatste aan om u duidelijk te maken dat ook een dergelijke levende Boeddha soms zeer duidelijke uitspraken doet over politiek. De machtsstrijd die in Tibet bestond is thans geworden tot een ondergang van Tibet, daar zij aan China de grote macht heeft gegeven.
Nu heb ik hier voortdurend hoofdzakelijk Tibetaanse gezegden aangehaald. Het zal echter duidelijk zijn dat deze levende Boeddha’s niet alleen in Tibet leven. Integendeel. Zij leven overal op de wereld. Overal waar een centrum is dat een geestelijke ontplooiing en een leraarschap mogelijk maakt, zal ook een dergelijke Boeddha op de wereld verschijnen. Deze herboren Verlichten zijn leraren en hun leraarschap is vooral buiten de kerkelijke omgeving, die in Tibet nog altijd bestaat, aan enkele eigenaardige regels onderworpen.
Ook dit is eens zeer zuiver geformuleerd, zodat ik hier weer citeer:
“Het deel van de bevrijde Levende Kracht, de levende Boeddha, zal te allen tijden het Licht geven aan hen die vragen, doch nooit aan hen die niet vragen. Het Licht dringt overal door, maar het Licht is een dubbele werking, er is een verschil tussen zijn wezen en zijn verschijningsvorm.”
De levende Boeddha beantwoordt hieraan door zich te tonen als een deel van de mensheid en te zijn een deel van het Geestelijk Licht. In zijn wezen van Geestelijk Licht doordringt hij de ziel van de mensen, doch zal hij niet met de menselijke vorm beantwoorden aan de voorstelling die men zich maakt. De eenvoud van zijn lering kan soms de diepte van zijn geestelijke werking voor de mensheid verbergen. Een levende Boeddha die als zodanig erkend wordt, zal zich moeten bevrijden van de banden van zijn volgelingen, dan wel de wereld verlaten.
Het geheel van de levende Boeddha is het vrij zijn van banden. Op het ogenblik dat een aantal volgelingen zich van de levende Boeddha meester maken, heeft zijn leven geen zin meer, want elke lering die hij op deze wijze moet brengen, betekent een binding. Een gebondenheid die hem het Licht van het begeerteloos zijn en vrij zijn, ontneemt. Zo is hij gedwongen om te blijven in de kleinheid van zijn wezen, zijn totale bereiking bemantelen (afdekken; Red.) in de schijnbare eenvoud, zich vermommende a.h.w. in menselijk opzicht, opdat zijn Geestelijke Kracht zal doordringen tot degenen die aan dit Licht behoefte hebben en daarom vragen.
Dit geheim is voor u belangrijk. In u allen zit een zekere behoefte tot geestelijke vooruitgang. Menigeen zoekt naar een weg die met weinig moeite grote geestelijke resultaten geeft. Wanneer u echter in uzelf besluit een vrijwording van al te grote aardgebondenheid te bereiken, dan vraagt u, alleen door uw streven, om de Kracht en het Licht van een dergelijke hoog geestelijke persoonlijkheid, tijdelijk op aarde geopenbaard.
De meester vindt door het streven van de leerling de leerling en geeft zijn lessen niet langs de weg die voor de leerling het makkelijkst of het meest aanvaardbaar is, maar langs de weg die zonder banden voor hemzelf te scheppen de grootst mogelijke doordringing betekent in het leven van de leerling. Dit mag voor u een lering zijn. Want alleen het eigen bereiken, het eigen streven kan u de werkelijke inhoud geven van het bestaan.
Eens heeft men gezegd: “Boeddha zijn, verlost te zijn, is een eigen toestand die niet gegeven kan worden.”
Alle uitspraken van de Grote Geesten op deze wereld bevestigen dit. Niemand kan u een bevrijding geven, maar wel kunt u uzelf een bevrijding verdienen. Naarmate u zelf meer streeft naar vrijwording, zullen de Krachten die in u werken vanuit deze Groten sterker worden en zo de bevordering van uw streven inhouden. Naarmate uw bereiken groter wordt, wordt uw ontvankelijkheid voor deze Kracht tevens groter en wordt het mogelijk niet slechts kracht te geven, maar een leiding van denken, van beleven, een openbaring van het eigen “Ik” door middel van gedachten van de meester die in u leeft. Daarna zal stoffelijk, lang niet altijd, een contact plaatshebben waardoor de taak van de levende Boeddha a.h.w. op u kan worden overgedragen, geheel of ten dele. Wie deze weg aanvaardt moet er rekening mee houden dat niet meer de eigen bevrijding doel is, maar eigen deel zijn aan het Licht.
Eigen deel zijn van het Licht betekent: Werkzaamheid als leraar, als werkelijk levend verloste op de werelden waar behoefte bestaat aan Geestelijk Licht.
Hebt u nog bijzondere vragen te stellen?
Wat bedoelt u precies met aardgebonden?
Dit betekent gebonden zijn aan eigenschappen, voorstellingen en kwaliteiten die specifiek tot de stof behoren. Voor de mens houdt dit in: al het dierlijke op aarde, daarnaast elke uiting die een stoffelijke verwerkelijking vraagt. Hoe groter eigen begeren en hartstocht zijn in stoffelijk uitgedrukte vorm, hoe groter dus de aard- of stofgebondenheid. Hoe meer het begeren gericht is op toestanden en realisaties die liggen buiten het stoffelijk bestaan, hoe kleiner de stofgebondenheid.
Deel 2 : Het bruikbaar maken van etherische krachten
Etherische krachten zijn voor een groot gedeelte veld- en stralingskrachten die vaak aan de stof verwant zijn, maar door eigen frequentie, trillingsgetal of stralingsverhouding buiten het grondstoffelijk (elementair; Red.) kenbare liggen. Dit etherische gebied omvat ook verschillende verschijnselen die op het ogenblik op aarde wetenschappelijk bekend zijn. Men gaat dan ook in de eerste plaats op zoek om deze krachten voor zichzelf te gebruiken. Nu is het eigenaardige dat deze etherische kracht op de eerste plaats een transmuterende werking heeft op alle materie.
Anders gezegd: wanneer ik de etherische kracht zou gebruiken om een veld te vormen, dan zouden slechts zogenaamde evenwichtige vormen daarin kunnen bestaan. Niet evenwichtige vormen zouden eenvoudig in moleculen worden opgelost, omdat zij de hoge frequentie die nu eenmaal in dit veld bestaat van een eigen trilling, een resonantie dus, eenvoudig niet kunnen verdragen. Zo een veld kan gegenereerd worden door de mens zelf, maar er zijn slechts enkelen die daartoe in staat zijn. Een soort mensen die daarvan gebruik maken zijn de Lon-gumpa’s, dat zijn de lichtvoetige snellopers van Tibet, van wie men vertelt dat zij met zeer hoge snelheid dagen achtereen kunnen doorgaan. Zij gebruiken een bepaalde ademmethode, een zekere geestelijke instelling, hebben een grote training, voeding is aangepast aan alles en wanneer zij voorbijgaan – zo zegt men – dan buigen zich de punten van het gras niet eens, zo licht weten zij zichzelf te maken.
Een verdere vorm waardoor de etherische kracht ook stoffelijk kenbaar wordt voor de mens is bijvoorbeeld de levitatie. Ook hier weer het scheppen van een eigen uitstraling die eenvoudig andere velden van wat grovere geaardheid uitschakelt.
Dan kan men nog verder voorbeelden geven van de mens die zijn kracht zodanig doet uittreden dat hij daarmee tegenstanders verslaat. Dat klinkt u misschien erg onvriendelijk, maar het is soms voor de vrede nodig de anderen de mogelijkheid tot geweld te ontnemen. Zo iemand kan dan de etherische krachten omzetten tot een straling.
Die heeft een heel hoge frequentie en doet denken aan een fel verblindend wit licht, maar gelijktijdig voor degene die erdoor beroerd wordt, komt het gelijk met een hoogfrequente elektrische stroom van een behoorlijk voltage. Hij krijgt als het ware een verblinding, gelijktijdig een elektrische schok en is niet meer in staat zich lichamelijk te beheersen. Dat kan zodanig geïntensifieerd worden dat daar desnoods veel mensen gedood zouden kunnen worden.
Een ingewijde doet dat natuurlijk nooit, maar ja, de mogelijkheid bestaat toch. Dat zijn dus mensen die de ongelukkige gave hebben om niet alleen te zeggen: “Vent, val dood” maar ook hun wensen tot werkelijkheid maken. Het is dan ook maar goed dat zij geestelijk te hoog staan om dergelijke wensen nog uit te spreken.
In deze gevallen hebben wij allemaal te maken met de mens zelf. Dit wil zeggen dat zijn hele organisme moet worden afgesteld als het ware door middel van geestelijke kracht, op het aannemen van deze etherische kracht, het verzamelen ervan en het projecteren ervan. Dat kan niet gewoon gebeuren. U weet zelf wel, u kunt niet zeggen: Ik neem hier een strookje elektronen en dat leid ik even daarheen… daar heeft u een tussenstof voor nodig. Maar u kunt ook een ander effect gebruiken.
Je kunt nl. ionisatie gebruiken en je kunt ook een sterk gerichte veldstraling gebruiken. In beide gevallen wordt het mogelijk om zonder geleider, elektriciteit dus, over te brengen. Wat meer is, je zou onder omstandigheden, door velden, een bepaalde kromming zelfs van elektrische stromen kunnen bepalen. Je kunt dus a.h.w. die stroom laten kwispelen ook nog.
In het menselijk lichaam gebeurt er iets dergelijks. Wij weten dat de mens een zeker elektrisch motorisch vermogen heeft. Dit is misschien betrekkelijk gering, maar het is voldoende om in dit lichaam een reeks van magnetische velden te produceren. In feite is het een magnetische flux, waarbij het fluïde tegengesteld gericht wordt. Nu kan ik daarmee dus een invloed scheppen, die in staat is deze etherische krachten aan te trekken, te geleiden, eventueel zelfs te versterken en enigszins te transformeren. De geaardheid blijft gelijk, maar de werkingskracht, de verschijningsvorm wordt enigszins veranderd.
Wanneer je dat met het menselijk lichaam kan doen, dan moet je dat ook kunnen doen met andere middelen. Men heeft er in de oudheid verschillende methoden voor gebruikt.
Een daarvan was een grote bol van bijzonder zuiver bergkristal, die zeer nauwkeurig bepaalde afmetingen had, zeer glad was geslepen en in draaiing werd gebracht tussen een paar punten, waarbij een magneetsteen – aan de ene kant magnetische ijzererts, aan de andere kant eigenaardig genoeg barnsteen – een rol speelde. Die draaiing werd tot stand gebracht met een zijden koord zoals u tegenwoordig buitenboordmotors start. Wanneer die draaiing begon, was dit – als wij mogen geloven wat erover is gezegd – een soort perpetuum mobile. Dit wil zeggen: de bal bleef draaien en naarmate hij sneller begon te draaien, bracht hij in zichzelf een lichtende substantie tot stand. Een licht dat op de duur de gehele bol vulde.
Nu konden door gebruik te maken van een tweede stuk bergkristal, plus een contact dat van brons werd gemaakt, omgeven met klei, zo nodig die vonken gericht ontladen. Overigens is dit geheim betrekkelijk snel teloor gegaan, omdat degenen die daarvan wisten, niet wilden dat het voor geweld zou worden gebruikt. Wel kon het in het begin gebruikt worden voor verplaatsing van zware voorwerpen en werd het ook wel eens gebruikt om de afscherming van een bepaald gebied te verzekeren.
Wanneer ik nl. zo een apparaat heb, dan kan ik ook een klein stralend stukje op de bol zelf vastmaken. Dan krijg ik dus een straal die voortdurend de omgeving beroert. Nu bleek het mogelijk om die kristallen bal af te stellen. Dat afstellen: daar mag ik, helaas, verder niets over vertellen. Het zou trouwens te technisch zijn ook. Dat bracht met zich mee dat men bij voorkeur de innerlijke gesteldheid: vriendschap of vijandschap bepalend kon maken, voor het al of niet je kunnen bewegen binnen het bereik waarin deze straal zich bewoog. Zo wist men sommige heilige plaatsen te beschermen op een perfecte manier. Want ieder die er vriendschappelijk naartoe kwam, voelde niets, bemerkte niets. Degene echter die de grens overtrad, werd ook beroerd door deze straling die zich door materie praktisch niet laat remmen – in geringe mate – en onderging daardoor een kramptoestand. Hij viel bewusteloos en bevond hij zich te lang in dat gebied, dan ging hij er heel vaak aan dood. Zo leerde men die kracht dan ook hanteren.
Toen men technischer begon te denken en van magneten het gebruik kende – zoals in het oude China het geval geweest is – leerde men dat ook een gewoon magnetisch veld door omstandigheden bruikbaar is, maar het mag niet stilstaan, het moet in beweging zijn. De combinaties die daar optreden om die kracht te leiden, zijn niet meer eenvoudige voorwerpen – zeer ingewikkeld vaak – maar eerder velden waarvan men de richting bepaalt door het eenvoudig verschuiven van een magneet. Gelijktijdig gebruikt men hier kleinere bollen van andere materie en in sommige gevallen grote edelstenen. Die edelstenen zijn ook ongeveer rond geslepen. Over het algemeen verwekt men door wrijving statische elektriciteit, zodat zij ook – elektrisch gezien – een eigen lading bezitten t.o.v. de aarde.
Nog later begint men deze etherische krachten te zien als iets wat gemanipuleerd kan worden door middel van de apparatuur, versterkt kan worden door een apparatuur, maar één ding mankeert. Zover mij bekend, is er niemand geweest in de hele wereld van de magie, die in staat was om deze krachten onmiddellijk in een apparatuur te projecteren, zonder dat een daarvoor geschoolde persoon de eerste kracht daarin gaf. Zo heeft dus elke apparatuur de mens nodig om gebruik te maken van deze etherische krachten, hetzij om fantasieën, illusies te wekken – kortom – wat voor doel het ook mocht hebben, is niemand erin geslaagd om dit te doen alleen met een machine en dat is misschien maar goed ook. Want zou alleen de machine dit tot stand kunnen brengen, dan zou de grote rem, de grote beheersing weg zijn gevallen van de mens. De bewuste mens moet uiteindelijk bepalen wat er gebeurt. Deze is verantwoordelijk.
Kosmische krachten kun je overal gebruiken. Je kunt ze gebruiken bv. door zeer hoge – buiten het normale verschijnselgebied liggende – trillingen te wekken binnen een lichaam, daar het weefsel te vernietigen of op te bouwen. Je zou het kunnen gebruiken om bij iemand die uitgetreden is, of iemand die dood is, door middel van deze kracht de binding tussen geest en stof langer in stand te houden, of zelfs definitief weer te bevestigen en zo dus iemand als het ware weer op te doen staan uit de dood. Er zijn onnoemelijk veel mogelijkheden die berusten op het gebruik van etherische krachten, omdat zij op aarde niet onmiddellijk merkbaar zijn, wel in hun verschijnsel.
Zoals u bemerkt hebt, heb ik de technische kant ontweken. Daarnaast heb ik een poging gedaan om u een voorbeeld te geven van wat die kracht dan toch is en hoe ze wel eens gebruikt werd.
Vragen
Is de opwekking van Lazarus ook zo’n geval?
Dit ging uitsluitend door de mens die hiermee het enige instrument geworden was tot bundeling en uitzending van krachten. Daar kwam dus niet de mekanieker bij te pas waarover wij nu hebben gesproken. Dit was de daad van de zuivere mens.
Is de initiërende kracht een ionisatie?
U kunt zich een gedachteconcentratie en gedachte-uitstraling voorstellen. Dit is geen ionisatie in technische zin. Wel is het een verandering van geleidingsvermogen in de omgeving.
Dit is dan de oorspronkelijke kracht die men heeft. Hierdoor wordt het mij mogelijk binnen het zo geschapen veld etherische krachten te doen werken. De reactie die hierdoor ontstaat, kan elektrische verschijnselen veroorzaken, daarbij is technische ionisatie slechts een van vele.
Daarnaast zien wij wisselende velden ontstaan, evenals een ongelijkmatige elektrische flux.
Verder uitwisselen van statische krachten waardoor aantrekking en afstoting zelfs ritmisch kunnen wisselen. De lading keert hierbij als het ware om in polariteit. Dat is eigenlijk de beginkracht in de door mij genoemde gevallen. Hierdoor werd het noodzakelijk dat altijd de mens als startmotor optrad. Gebruikt men een ingewikkeld mechanisme dan kan de mens de eerste kracht leveren. Het mechanisme neemt dit op, waarbij het een veld genereert, in sommige opzichten gelijk aan het oorspronkelijke veld van de mens. Dit schijnt een perpetuum mobile doch neemt de mens de originerende kracht weg, dan valt de motor stil.
Hoe wekt hij wervelingen op?
De mens wekt deze niet op, doch zij zijn een verschijnsel, dat door de juiste gedachte- uitstraling ontstaat. Zuiver mechanisch is dit m.i. nooit succesvol verwekt of gebruikt.
Heel de aarde is vol van gedachte-uitstraling. Deze gaat niet alleen uit van mensen maar ook van dieren en planten, zelfs van elementaire krachten. Deze gedachte-uitstralingen zijn ook velden die niet altijd op gelijke hoogte liggen met de gedachtekracht, die wij gegenereerd hebben om de etherische krachten werkzaam te doen worden. Daardoor ontstaat dan een condenserende werking in een door ons uitgestraald veld en later in een door de machine in stand gehouden veld. Die werveling betekent eigenlijk een soort beveiliging van eenieder die zich binnen het bereik van die kracht bevindt tegen storingen van buitenaf. Deze kracht genereert a.h.w. magische afscherming die ongeveer gelijk te stellen is aan de kooi van Faraday. Er wordt dus een soort filtering aangelegd, waardoor elke elektrische ontlading van buiten wordt afgesloten, terwijl daarnaast een filterende werking ontstaat t.o.v. bepaalde elektrische krachten, zowel door de aarde opgewekt als door andere planeten en sterren.
Als je diep ademhaalt, dan kun je toch een zwaar voorwerp optillen?
Het is niet helemaal precies hetzelfde. Dat diep ademhalen, vooral in ritme aangepast aan uw eigen persoonlijkheid betekent een tot u nemen van een meer dan gewone hoeveelheid voor het leven noodzakelijke kracht. Dat betekent ook, dat in u een versterking plaatsvindt van het zenuwstelsel, terwijl een grotere vitaliteit aan het weefsel wordt toegevoerd. Wanneer u dat gelijkmatig hebt gedaan met deze intentie om iets op te tillen dan zien wij het eigenaardige verschijnsel dat deze kracht gericht wordt en dat in de eerste plaats de illusie van zwaarte gedeeltelijk verdwijnt, u denkt niet meer aan zwaarte. Hierdoor coördineren uw spieren makkelijker, zij hebben bovendien een grotere vitaliteit en daardoor kunt u dus inderdaad deze proef volbrengen.
Wanneer ik diep ademhaal, voel ik mij soms ook zo licht als een strootje.
Dat is vooral voor degenen die daar niet op gedacht zijn, eigenlijk eerder een verschijnsel als anderen hebben wanneer zij een paar borrels op hebben. Er ontstaat een zekere lichthoofdigheid, er kan zelfs een soort dronkenschap ontstaan door een meer dan normale toevoer van zuurstof, plus de daarin behouden levenskracht naar de longen en zo naar het lichaam. Wanneer u het niet gelooft, moet u maar eens proberen wat zuurstof in te ademen, dan zult u bemerken dat u datzelfde gevoel van lichtheid krijgt. Het is een gevoelskwestie, maar wanneer u op een weegschaal gaat staan en u ademt totdat u dat gevoel van lichtheid hebt, dan ziet u, dat het verschil praktisch nihil is. In een gunstig geval misschien een half ons, maar dat zou je toch niet zo moeten voelen.
Invloeden in de buitenwereld en esoterie
Gaarne zou ik deze avond behandelen enkele invloeden die buiten ons aan het werk zijn. Misschien meent u, dat dit met esoterie niet onmiddellijk samenhangt, maar ik kan u verzekeren, dat juist de kennis van de ingewijden de verbanden zeer sterk doen begrijpen.
Allereerst wil ik wijzen op de grote machtshonger die op het ogenblik op deze wereld heerst. Velen van de groteren en kleinen van de onbewuste wereld zijn bevangen door een zware roes, waarin zij zo veel mogelijk kracht, macht en verantwoording bij zichzelf willen samenbrengen.
Gelijktijdig zien wij, dat velen van hen door een innerlijke onrust en een begrip van onvermogen vroegtijdig door ziekten worden getroffen en uitgeschakeld worden. Wat is de oorzaak van deze eigenaardige verschijningsvorm van zelfuiting en zelfverhoging?
Rond de wereld bevinden zich krachten, die gezamenlijk voortdurend de levensgang op aarde mee beïnvloeden. Deze invloed kan zelfs gepersonifieerd worden en mag dan worden gezien als een soort Godheid of misschien een werkzaam Goddelijk ingrijpen.
Deze persoonlijkheden betekenen de vernieuwing, maar op het ogenblik dat een vernieuwing plaatsvindt op de wereld voor de mensen, zal ook gelijktijdig de oude kracht moeten heengaan. Wanneer deze oude kracht nu te zeer nu zijn wortels heeft gevonden in het aardse bestaan, dan zal juist de onbewuste – in een voortdurende weerstand tegen de vernieuwing – alle maatregelen treffen die schijnbaar het leven en voortbestaan van de oude krachten en de daaruit voortgesproten toestanden helpen handhaven.
Er is dus in feite in deze machtsdrang een verzet tegen een opkomende vernieuwing te zien. Deze vernieuwing moet zich uiten en openbaren. Niet alleen in de mens, maar in alle dingen, zowel van natuurlijke als van meer geestelijke geaardheid.
Dit wetende, vragen wij ons af: hoe zal voor ons, indien wij in staat zijn deze nieuwe toestand in onszelf te aanvaarden, de beleving zijn van de komende jaren? Wat zal de openbaring zijn van menselijk beleving en Goddelijk ingrijpen voor hen die zoeken naar de oorzaak van alle dingen?
In de allereerste plaats zullen wij leren begrijpen, hoe tragisch het onvermogen is, dat zich verbergt achter de krampachtige maatregelen om de oude toestand te handhaven. In de tweede plaats zullen wij ons genoopt voelen om de medemensen te troosten, ja, zelfs de onbewuste geesten door ons medegevoel en ons pogen hen Licht te geven, op te voeren tot begrip van de werkelijke toestand.
Daarnaast kunnen wij verwachten dat de werkingen in de onbewuste materie sterker en eerder voelbaar worden dan in het denkend vermogen, waarin immers de oude kracht zijn meeste wortels heeft vastgeslagen, dankzij het daarin levend denken.
Zo zal de natuur allereerst trachten de oude krachten te verstoren. Een verstoring van deze oude krachten mag niet worden gezien als een demonische aanval op de wereld. Want wat goed was, is tot demon geworden, omdat het een terughouden betekent van de noodzakelijke vooruitgang en bewustwording.
Zo zal de natuur de maatregelen treffen die noodzakelijk zijn om de mensheid tot een verandering te dwingen. Onder de invloed van de nieuwe kracht zal zij weigeren vruchten te baren, dan wel overvloedig vruchten baren op zodanige plaatsen en tijdstippen, dat hierdoor de oude toestanden zowel economisch dan wel qua levensstandaard aanmerkelijk in gevaar komen. Daarna zal de natuur ingrijpen door het verstoren van bestaande verhoudingen in toestanden van rampen.
Een ramp is niet anders dan een uiting van de natuur, mijn waarde vrienden, die gelijktijdig nadruk legt op de noodzaak tot verandering. Wie zich tegen de natuur keert, wordt door de natuur voortdurend bedreigd. Wie in zijn vooruitgang blijft bij de mogelijkheden en ontwikkelingen die in de natuur zijn gelegd, zal dus evenzeer de tegenstand van de natuur ondervinden.
Wij weten, dat dit gebeurt. Zo passen wij ons aan bij de natuur en de heersende vernieuwing. In deze aanpassing openbaart zich niet slechts voor ons een nieuw gebeuren, maar gelijktijdig wordt ons inzicht verdiept omtrent al datgene wat toch uiteindelijk de basis was vóór deze vernieuwing nl. de oude toestand. Er mag dus worden gezegd dat de grote krachten deze vorming van mens en stof voortdurend trachten te helpen en te bevorderen en hun onderlinge volgorde en strijd voor ons kenbaar wordt afgebeeld in de wereld. Deze wereld doet ons tevens zien, wat zich in ons eigen wezen afspeelt. Weten wat in onszelf gebeurt, betekent een beheersing over onszelf gewinnen, waardoor wij onafhankelijk kunnen worden van de omgeving.
Een van de grootste verschijnselen van deze tijd is de voortdurende illusie. De illusie wordt geschapen door de behoefte aan ‘niet-waar-zijnde’ toestanden. Een ‘niet-waar-zijnde’ toestand kan als voorbeeld worden gegeven: de kwestie van de vliegende schotels.
De wel bekende gegevens worden niet gepubliceerd omdat men wenst dat deze er niet zouden zijn. Zo handelt men, alsof zij er niet waren. Toch kan men de werkelijke betekenis, uiteindelijk de invloed op de geschiedenis van de aarde, daarmee niet teniet doen.
Een ander voorbeeld: geleerden over de hele wereld constateren de gevaren van voortdurende atoomproeven onder duidelijke verhoudingen. Toch verklaart men openlijk dat het helemaal zo’n vaart niet loopt, dat dit overdreven is, dat het niet waar is. Men doet dit, omdat men nu eenmaal een toestand niet wil accepteren waarin een beperking hierin noodzakelijk zou zijn.
Wanneer ik echter deze grote voorbeelden noem, dan mogen wij niet vergeten, dat evenzeer kleinere voorbeelden in ons eigen leven bestaan. Ik weet bv. dat ik niet in staat ben een bepaalde taak te volvoeren. Ik beken dit niet, maar ik volbreng de taak ten halve. De daaruit voortvloeiende onaangenaamheden neem ik dan op de koop toe en schrijf ze toe: niet aan mijn eigen falen of aan mijn eigen doorzetten tegen beter weten, maar aan een wreed noodlot of een ongelukkig toeval.
Indien wij deze voorbeelden erkennen als waar – ik hoop dat u in staat zult zijn deze als waar aan te nemen – dan volgt hieruit de conclusie: dat geen enkel mens het recht heeft door illusies zich aan de werkelijkheid te onttrekken. Dat voor elke mens een voortdurend testen van zijn eigen vermogen noodzakelijk is. Verder volgt hieruit onmiddellijk, dat elk mens die weigert dit te doen, door het toegeven aan illusies, voor zichzelf een toestand van voortdurend dichtere waan schept en in deze waan teloorgaat.
De werelden van waan bevatten een grote reeks van invloeden die onmiddellijk in ons eigen leven ingrijpen. Naarmate wij deze invloeden bevorderen, door de waarheid van ons eigen bestaan te ontkennen, zullen wij juist de negatieve invloeden sterker in ons wezen tot uiting zien komen tot zij op de duur onverbrekelijk met ons verbonden lijken. Toch zullen ook deze negatieve krachten eens verbroken worden, hetzij in de stof, hetzij in de geest. Wij voelen dit dan als het verlies van een doel van onze eigen persoonlijkheid. Dit is waar. Onze eigen persoonlijkheid kan niet gedeeld worden, maar onze illusies die wij als deel van de persoonlijkheid zien, zullen te allen tijde en moeten te allen tijde gebroken worden, omdat met deze illusies geen verdere bewustwording mogelijk is.
Nu zijn er op het ogenblik in de wereld verschillende stromingen waarover ik graag een paar woorden zou willen spreken. Dat ik mij verstout dit te doen, is te danken aan het feit dat ik uw begrip voor mijn boodschap zeer hoog aansla.
Wij zien dat in veel gevallen het geloof in deze tijden vermindert. De betekenis van het geloof is sterk aan het verminderen en wordt vervangen door een materialistischer beschouwing. Dit in Azië. Daarnaast ontdekken wij, dat ook in het Westen de betekenis van het geloof meer en meer verschuift naar economische en politieke betekenis, terwijl de geloofsbetekenis als beleving zeer sterk afneemt. Daartegenover ontdekken wij dat bijgeloof, d.w.z. een zeker fatalisme gebonden aan allerhande niet reële voorstellingen, hand over hand toeneemt.
Hiervoor moet een oorzaak aan te duiden zijn. In de vorige periode wordt een persoonlijk geziene God nog aanvaardbaar voor de mensheid. Het was zelfs noodzakelijk een gevormde God te zien, omdat zonder dit een Godsbeleving voor de mens nog niet mogelijk was.
Door de ontwikkeling van de tijden echter, is deze gevormde God zo onwaarschijnlijk geworden dat een hogere, niet persoonlijke God de enige aanvaardbare oplossing is. Een niet persoonlijke God echter kan niet meer worden ondergebracht in een religieuze beschouwing, in een geloof dat berust op vaststaande stellingen. Als resultaat zoekt men naar een houvast, dat niet te verwerven is en geeft men liever grote beduiding aan op zichzelf onbetekenende voorvallen en toestanden, dan toe te geven dat men de werkelijke kern van dit innerlijk beleven, de vreugde van het leven in God, verloren heeft. Dat de godsdienst daardoor in wezen verandert, moet duidelijk zijn. De religie neemt meer en meer een zuiver sociale betekenis aan. Deze sociale betekenis is een bevordering van het monopolie zoeken dat wij ook op andere gebieden kennen.
Elke monopoliestelling wordt geboren uit eigen begrip van onvermogen, om zonder beheersing van anderen, eigen wensen en gedachten te vergelijken. Als zodanig is elke poging – zowel geestelijk als commercieel en productief – tot kartelvorming, tot beheersing op dictatoriale wijze niet anders dan een erkennen van het onvermogen te komen tot een juiste oplossing. Dit vloeit voort uit het feit, dat de nieuwe tijd gebouwd moet zijn op de broederschap van de mensen. De broederschap van de mensen veronderstelt een gelijkheid van alle mensen.
Velen van degenen, die aan de oude tijd gebonden zijn, eisen voor zichzelf rechten op die zij in feite niet bezitten. Zij menen een beroep te mogen doen op anderen om aan hun behoeften tegemoet te komen, terwijl zij weigeren dit in gelijke mate voor anderen te doen. Hieruit zal een sociale omwenteling moeten voortvloeien. Deze omwenteling betekent echter gelijktijdig een vernietiging van het vast bestaande. Vandaar dat elke richting van denken en handelen, zich voorlopig nog in de richting van trust, monopolie en kartelstelsel zal blijven bewegen.
Verder zijn er begrippen geboren, waarbij de broederschap verkeerd wordt gezien. Dit is volgens de Christelijke lering: leer uw broeders hoeder zijn. D.w.z.: mee verantwoording dragen voor anderen. Het betekent echter niet uw broeder van alle verantwoordingen en werkzaamheden ontheffen en daardoor zelf de mogelijkheid tot bewustwording, beleving en bereiking ontnemen. Hier wordt wederom gezondigd tegen de invloeden van de nieuwe tijd.
In de nieuwe tijd is het het eigen persoonlijke bereiken, dat voor het “Ik” belangrijk is. Het gewint echter zijn werkelijke geestelijke betekenis eerst, wanneer de persoonlijke verrijking gelijktijdig geuit wordt in een helpen van de maatschappij tot gelijke bereiking. Dit persoonlijk element wordt op het ogenblik achtergesteld. Ook dit is begrijpelijk. De afgelopen periode was gebouwd op een standenstelsel. Al zeer lang is de mensheid verdeeld in verschillende groepen waarvan de belangen grotendeels bevredigd worden geacht en die ten opzichte van elkaar een voortdurend spel van macht en handel spelen. Dit is noodzakelijk geweest om een volle ontwikkeling tot deze strijd mogelijk te maken. Daar echter thans het technisch en economisch peil van de wereld zodanig is geworden, dat een verwerkelijking van een broederlijk samenleven mogelijk is, mag dit standenverschil niet meer remmen. Dat men tracht dit toch te handhaven is weerom een blijk van eigen onzekerheid, van een bedreigd voelen van innerlijke waarden die niet berusten op realiteit maar op illusie.
Het is gemakkelijk gevolgtrekkingen te maken die in de vorm van een voorspelling worden gegoten. Ik zou willen voorspellen dat de komende vijf jaar worden gekentekend door een steeds sterkere klassenstrijd. Dat verder een groot gedeelte van de thans regerende partijen in de oppositie zullen gaan om zo te bemantelen dat zij zelf gefaald hebben.
Ik durf verder te voorspellen dat praktisch overal een staatsbankroet dreigt en in mogelijke vervulling in verschillende staten zal leiden tot het aanvaarden van nieuwe economische standaarden die schijnbaar aan de oude verwant, in feite een geheel nieuwe betekenis krijgen. Ik durf te voorspellen, dat de steeds toenemende krachtmetingen in de vorm van stakingen, opstanden en revoluties zullen worden onderstreept door een reeks van natuurrampen die eigenaardig genoeg grotere bevolkingscentra zullen treffen. De natuur zal hier antwoorden op de gedachten die van de mensen uitgaan.
Wanneer ik deze zeer algemene voorspellingen naar voren breng doe ik dit zeker niet om uw belangstelling te wekken of om u te wijzen op mogelijkheden in de toekomst. Ik tracht u duidelijk te maken hoe al deze stellingen te samen een wereldverandering betekenen. Deze wereldverandering zal uiteindelijk worden bekroond door het herrijzen van de Heer der Wereld.
De Heer der Wereld mag worden gezien als een Groot geestelijke Leraar die terugkerend op aarde een nieuwe lering zodanig doet doordringen dat Hij – evenals het christendom en de islam in hun tijd – een vernieuwing betekent. Deze vernieuwing zal niet tot één godsdienst bepaald blijven maar zich over alle godsdiensten en opvattingen kunnen uitbreiden.
Deze wedergeboorte van de Grote Geestelijke Kracht op de wereld betekent esoterisch het volgende: Wanneer het Licht is uitgegaan en het maximum heeft bereikt van afstand t.o.v. de bron, wordt het afgebroken en keert het tot de bron terug. De wereld is ver genoeg gegaan van de Geestelijke Kracht die haar heeft voortgebracht. Zij zal – of zij wil of niet – door de omstandigheden in haar loop worden afgebogen en teruggebracht tot het primitief menselijke misschien, maar gelijktijdig Hoog geestelijke dat de Bron was van het menselijk ontstaan, de gebondenheid met Goddelijke Krachten en Bewustzijn van Goddelijk Licht, het werken niet met materialistische maar met geestelijke waarden.
Voor u die op het ogenblik leeft, is een begrip van deze toestand noodzakelijk. Hebt u zich dit eigen gemaakt dan zult u zich niet meer verwijtend verzetten tegen maatregelen die naar uw inzicht onrechtvaardig of onredelijk zijn. U zult begrijpen, dat het de noodzaak tot zelfhandhaving is van degenen die nog geen bewustzijn en Licht kennen die hiertoe leidt. U zult ook begrijpen, dat dit verzet uwerzijds in stoffelijke zin geen enkele reden heeft. Want materialisme met materialisme bestrijden, stoffelijke maatregelen met stoffelijke tegenweer beantwoorden, betekent slechts de stoffelijke strijd intensifiëren en daardoor een verlies van geestelijk inzicht, geestelijke kracht en mogelijkheid tot bewustwording.
Het antwoord op alle toestanden blijft steeds ons denken. Een wekken van toestanden in ons wezen en bewustzijn maar vooral ook een intensifiëren van ons geloof. Dit geloof moet beantwoorden aan de eisen van de nieuwe tijd: geen persoonlijke God maar het kennen van een Grote Kracht waarin wij zijn opgenomen. Geen personen, die als bemiddelaars onmiddellijke toegang tot die God hebben. Maar wel persoonlijkheden die als uiting van Goddelijke eigenschappen begrensd zijn en zo voor ons kenbaar kunnen worden. Voor ons geen onmiddellijk opgaan in het Goddelijke, wel een weg waarbij wij door identificatie met steeds hogere uiting van de Goddelijke Krachten uiteindelijk onszelf de mogelijkheid tot inzicht in een aanvaarding van het Werkelijke Wezen van God scheppen.
Is het waar, dat er een schone bom uitgevonden is?
Mijn waarde vriend, zij die spreken over een schone bom, doen mij denken aan een luie wasvrouw die haar wasgoed slechts eenmaal door de rivier haalt, daarna een keer uitslaat op een steen om dan te zeggen: “Zie, hoe smetteloos is thans mijn was geworden.”
Het is dus niet waar?
Het is niet waar in de zin waarin het publiek dit verstaat. Ongetwijfeld bereikte men een verbetering t.o.v. het tot dan bestaande, doch vooral door moeilijkheden bij ontsteking kan men er nog niet in slagen een bom te construeren, waarbij schadelijke uitval of overmatige straling werkelijk kan worden voorkomen.
En de kobaltbom?
De kobaltbom is een van de meest dodelijke wapens. Radioactief kobalt in de atmosfeer betekent een schadelijke invloed, die honderden jaren actief kan blijven. De erfelijke eigenschappen worden hierdoor aangetast, terwijl beenderrot en dergelijke slepende ziekten hierdoor sterk bevorderd worden. Het is dan ook een van de meest immorele wapens die ik mij voor kan stellen.
Gaat dit alles, wat u voor vijf jaren voorspelt, geleidelijk, of gaat het in plotselinge stappen, waardoor de mens zijn aandacht er op vestigen moet?
Ik geloof, dat gezien het proces dat op het ogenblik aan de gang is in de wereld, reeds werkelijke schokken heeft gebracht en ook in de toekomst binnen de geschetste ontwikkelingen spannende toestanden kunnen worden verwacht. De aandacht van de mensen wordt hierop dus wel degelijk gevestigd. Het is echter te vrezen dat een groot deel van de mensheid blind zal zijn, of kunstmatig blind wordt gehouden voor de werkelijke consequenties van veel gebeurtenissen.
Men wenst zich niet te realiseren dat het werkelijke einde van deze periode reeds zo nabij is.
Gaat het met oorlog gepaard?
Indien men onder oorlog verstaat een wereldomvattend conflict, meen ik dit te mogen ontkennen. Oorlog in de zin van broeders die elkaar doden omwille van zaken waarvan zij de betekenis niet kunnen bevatten, dan zal er ongetwijfeld nog veel oorlog in de komende jaren zijn.
U zult het waarschijnlijk noemen: bloedige opstanden en economische crisissen die velen – zelfs van het voor het levensnoodzakelijke – zullen ontbloten. Dit laatste geldt voor uw eigen land voorlopig slechts in mindere mate. De toestand is hier nl. anders dan in de gebieden waar opstand en nood het sterkst tot uiting zullen komen.
U spreekt negatief over monopolies en kartels. Kent u ook de positieve zijde van de zaak?
Ik ken deze inderdaad. Maar men mag niet vergeten dat een positieve verantwoording dragen een verantwoordelijkheid betekent van een zeer kleine groep, voor al wat monopolie en kartel voor de gemeenschap betekenen. Dit bewustzijn van verantwoordelijkheid is geheel gericht op oude opvattingen, dus op de oude tijd. De laatste tijd heeft men getracht deze opvattingen te wijzigen in verband met een sociale wetenschap die gebaseerd is op theorieën, veronderstellingen uit de oudheid, plus vaak op onjuiste grafieken is gebaseerd, niet op de realiteit. Het resultaat is dat de monopolies en kartels op het ogenblik voor velen initiatiefdodend werken terwijl zij daartegenover niet een sociaal feilloos functioneren kunnen kennen. Het is juist dit gevaar – in de toekomst groter dan ooit – dat mij dwingt tot een negatieve beschouwing.
Mij lijkt het belangrijker dat mensen, zij het in armoede gelukkig zijn, gepaard gaande met bewustwording en werkelijke levensinhoud dan dat de mens – in een niet verdiende overvloed hem door anderen verschaft – zijn geestelijk bestaan verstikt in een voortdurende onvrede, waarvan hij de oorzaken niet kent. Het is begrijpelijk dat op het ogenblik ons beider standpunt verschilt. Dit neemt echter niet weg dat ik om voorgaande redenen op mijn standpunt moet blijven staan.
In verschillende landen is kartelvorming toch verboden?
Men kan, mijn waarde vriend, een kartel wel verbieden in zijn openlijke vorm, maar niet in zijn feitelijke werking. Een openbaar kartel – met zijn contracten – kan men vervolgen. Maar het maken van onderlinge afspraken omtrent prijs en kwaliteit is niet te voorkomen. Niemand kan beslissen, hoe ver dergelijke afspraken gaan en met welk doel zij zijn gemaakt, tenzij zij schriftelijk zijn vastgelegd. Indien men al in staat is tot handelen over te gaan, is het gevolg vaak dat de staat de rechten maar ook de plichten van het kartel overneemt. Opvallend was een dergelijke handelwijze in de Verenigde Staten, waar men bij het bestrijden van de kartels door bijzondere wetten, het grootste deel van de mogelijkheden en bevoegdheden overhevelde naar staatsinstanties. In de communistische gebieden zijn kartel en staat tot één en hetzelfde geworden.
Maar de zedelijke verwildering van de totale concurrentie als tegenstelling tot monopolie en kartel.
Ongetwijfeld. Ik geef toe dat in het oude tijdperk, zowel monopolie als kartel redenen van bestaan hadden. U zult echter begrijpen, dat waar broederschap heerst, monopolie en kartelvorming niet meer noodzakelijk zullen zijn. Onderling gevoel voor verantwoordelijkheid ten opzichte van de naaste zal in de nieuwe tijd unfaire methoden automatisch uitsluiten. Mijn betoog doelde dan ook op een nieuwe tijd, waarin zedelijke normen hoger liggen dan in het verleden. De grondwaarden hiervan zijn reeds aanwezig. Slechts heeft men thans in groepen een gevoel van eenheid en verantwoording, waardoor men ertoe komt onredelijke eisen te stellen aan de ‘buitenwereld’. Eerst indien men leert in plaats daarvan allereerst eisen te stellen aan zichzelf, is de toekomst geboren.
Uit de negatieve ontwikkeling van heden wordt de positieve wereld van morgen geboren. In deze toekomst zal een strenge regulering niet meer noodzakelijk zijn, omdat niemand meer zal trachten zich aan rechtmatige eisen te onttrekken.
Is de euromarkt een voorloper hiervan?
In haar praktijk zeker niet, theoretisch wel. Grenzen en tolmuren vormen een even grote belemmering voor de stoffelijke bewustwording van de mens als vooroordelen. Een juiste verdeling van industrieën en productiemogelijkheden over een groot gebied maakt juistere, voordeliger en kwalitatief betere productie mogelijk, dan, genomen over het geheel van de industrie elk land voor zichzelf kan.
Dit is zuiver economisch gesproken, daarnaast zal blijken dat, wanneer elke gebied slechts datgene produceert wat het werkelijk goed en voordelig kan voortbrengen, er van concurrentiestrijd geen sprake kan zijn. Een ieder zal trachten te produceren voor redelijke prijs en met een redelijke winst, waar uitwisseling en afzet van producten een noodzakelijkheid wordt.
Een te hoog stijgen van prijzen betekent dat men het product door andere vervangt ofwel elders opnieuw de productie begint. Het automatisch reguleren van de markt via vraag en aanbod is zonder schade en eenvoudiger mogelijk in een groot gebied. De industrie kan zich bovendien makkelijker aanpassen aan de behoefte van een groter gebied, daar hierdoor normalisatie mogelijk wordt. Dit bevordert het gevoel van eenheid. Ook in de wereld van de toekomst is dus wel degelijk plaats voor genormaliseerde massaproductie. Zij mag echter niet meer persoonlijk streven en persoonlijk verantwoordelijkheidsgevoel of arbeidsvreugde uitschakelen. Dat men dit laatste in deze tijd nogal verwaarloost, is een bewijs voor de zwakte van het heersende systeem.
Denkt u, dat de natuur zal reageren op de verhoogde radioactiviteit?
De natuur kan er beter tegen dan de mens. Zij zal dus hierop reageren zoals zij dit ook doet op kleine zonnevlekken, m.a.w.: magnetische storingen, verhoging van de vulkanische activiteit, onregelmatigheden in regenval en zonneschijn. Voor de aarde betekent dit niets, voor de mensheid of delen ervan kan het echter beslissend zijn.
Is dit de oorzaak dat het op de Noordpool heeft geonweerd?
Dit staat in verband met de ogenblikkelijke toestand van de zon. Hierdoor ontstaat sterke ionisatie in de hogere luchtlagen. Ook bij de pool waar de atmosfeer lager is dan elders.
Hierdoor ontstaan wrijvingen en spanningen die eventueel door vonkoverslag naar de aarde een oplossing zoeken. In dit zomerseizoen nu is de werking van de zon op de pool maximaal. En wel in dezelfde periode waarin de magnetische storingen door de invloed van de zon eveneens maximaal zijn.
Dat is de toekomst en daarmee, vrienden, besluiten wij deze bijeenkomst. Wij hopen, dat u ook op deze avond iets heeft leren begrijpen van hetgeen ons beweegt, wanneer wij hier komen en proberen om tot u te spreken. Wij kunnen niet altijd ondergaan in de techniek van de mensheid.
Wij kunnen niet altijd zweven boven het peil van de mensheid en ons slechts om het zuiver geestelijke leven bekommeren. Toch trachten wij één met u te zijn omdat ook onze toekomst, onze verlossing van het “Ik” afhankelijk is van de broederschap die ons als geest en stof zal verbinden en broederschap die u op aarde zult leren nastreven, een broederschap die geestelijke verlichting betekent voor mens en voor geest, een bewustwording, een bevrijding.
Ik meen dan ook deze avond niet beter te kunnen besluiten dan u toe te wensen: deelgenootschap in de grote broederschap van strevende mens en van strevende geest, zodat ook u het Licht zult vinden dat wij thans nog God noemen.