15 oktober 1975
Ditmaal mag ik het eerste gedeelte voor u behandelen en z0als u weet is het de bedoeling van deze cursus om ons bezig te houden met het Goddelijke. Wanneer wij ons afvragen wat de betekenis is van het Goddelijke, dan zijn er zoveel verschillende benaderingen mogelijk dat ik, bewust van mijn onvermogen, kies voor een zeer simpele, maar daarom ook praktisch van betekenis zijnde benadering.
Ik stel namelijk: In Al is God. Al is in God. God is Al.
Hierin liggen een paar moeilijkheden voor veel mensen. Zij zullen zeggen: Kan ik dan God zijn? Het antwoord is: Ja. Het geheel van je bestaan en je leven is opgebouwd uit de energie die wij God noemen. Je bent dus God. Niet de totaliteit, maar een betrekkelijk deel daarvan en als dit deel kun je de totaliteit tot uitdrukking brengen binnen de beperkingen van je eigen mogelijkheden.
Je leeft in God. Er is geen bestaan mogelijk, waarin wij niet omringd worden door het geheel van het Goddelijke. Want alleen daarin is kenbaarheid en onze wereld impliceert kenbaarheid. God is Al. Dat is de sleutel, waarvan wij deze avond moeten uitgaan.
Het geheel van het zijnde bestaat uit in wezen dezelfde kracht. Elk wezen dat binnen het geheel bestaat, is niets anders dan een variant die bestaat uit dezelfde kracht met een andere straling, een andere trilling. Dan kan ik ook niet meer zeggen, dat er reëel gescheiden werelden zijn. Ik kan slechts zeggen: Mijn besef verandert en daar mijn erkenning van het Goddelijke op het verschijnsel is gebaseerd, zal mijn erkenning van het Goddelijke zich wijzigen. Maar het is mijn besef dat zich wijzigt, niet de werkelijkheid.
Wie binnen gaat in andere en grotere werelden, wie binnen gaat door de veelkleurige poorten, zoekt in de verblinding van een oneindigheid die niet bevatbaar is. Hij leeft – al denkt hij misschien ver verwijderd te zijn van de materie en de wereld – in precies dezelfde kracht, precies dezelfde wereld. U leeft. Maar wat is uw leven eigenlijk? Wanneer u zegt: Bestaan is leven, is dit niet helemaal juist. U leeft omdat u waarneemt, omdat u bewust bent. Maar indien leven en bewustzijn identiek zijn, kunnen wij zeggen: Het leven is niet Goddelijk. Het leven is voor ons menselijk. Het bestaan daarentegen, waarin dit leven en bewustzijn mogelijk is, is Goddelijk.
Een problematiek waar heel veel mensen – en dat kan ik ook heel goed begrijpen – zich met een licht schouderophalen vanaf maken. Want ze zeggen: Wat maakt het uit waarin ik leef wanneer het voor mij een werkelijkheid is? En waarom is het belangrijk een scheiding te maken tussen leven – dus bewustzijnsvorm – en bestaan? (existentie zonder meer). Maar voor ons kan het belangrijk zijn. Mijn bewustzijn is in staat voortdurend veranderingen te ondergaan. Het is in staat voortdurend nieuwe krachten te ervaren en het is ook in staat voortdurend nieuwe conclusies te trekken. Het is in staat voortdurend nieuwe krachten te ervaren. Het is ook in staat voortdurend nieuwe conclusies te trekken, die echter steeds maar weer voor een beperkt deel van het totaal beleefbaar en bepalend kunnen zijn.
Laat ons een eenvoudig voorbeeld nemen. U traint voor hardlopen. U gaat uit van het ritme van uw eigen lichaam, de beheersing van uw adem, het juist aanpassen van zuurstofverbruik aan beweging. U gaat over. Wat hebt u daar nog aan? U hebt geen longen meer. U hebt geen echte benen meer. Het enige wat overblijft is de wil tot voortbewegen. Maar deze wil functioneert op een heel andere wijze. Dan is duidelijk, dat veel van hetgeen je als mens doet, vanuit de eeuwigheid gezien, zinloos is. Het is een nevenverschijnsel van het bestaan. Het is echter voor het bewustzijn de uitdrukking van eigen wil.
Als ik zeg dat er geen God is, verandert dit niets aan de toestand. Wanneer ik zeg dat er geen leven na de dood is, verandert dit niets aan de feitelijke toestand. Iets wat ook voor mensen moeilijk valt te begrijpen, maar de ontkenning verandert niets. Je leeft met datgene wat op dit moment waar is. Wanneer je die waarheid uitbreidt, dan blijft er nog steeds één waarheid. Je kunt niet zeggen: Nu leef ik op de aarde beperkt door stoffelijke waarden en middelen en ik droom; ik treed uit en ik beleef plotseling een totaal nieuwe Goddelijke wereld. Dat denk je misschien. Dat is jouw interpretatie. Maar is het niet hetzelfde ego, dat in de stof leeft en dat zich in de geest beweegt? Daarom zijn wij zo graag begrenzende persoonlijkheden. Want als wij toegeven dat die wereld van hoog licht die wij betreden, die werkelijke eenheid die wij voor een kort ogenblik doorvoelen, hetzelfde is als ons stoffelijk bestaan, dan schieten wij in ons stoffelijk bestaan tekort. Dan kunnen wij geen weg meer vinden in datgene wat wij werkelijkheid noemen en wat in feite een reeks door menselijke traditie opgebouwde illusies is, die de werkelijkheid versluieren.
Wij moeten dus de begrenzing aanvaarden zover het ons onmogelijk is haar te overwinnen. Wij behoeven niet te ontkennen dat er andere waarden, mogelijkheden en krachten zijn, maar wij moeten wel degelijk erkennen, dat wij moeten leven met de krachten en mogelijkheden die wij op dit moment vanuit onszelf menen te bezitten. Dan moeten wij niet zeggen: Dat andere is God, maar erkennen: Dit wat nu is, voor mij is, is God. Wanneer ik die God disharmonisch beleef, dan vloeit dit uit mijn bewustzijn voort, niet uit het wezen van kracht waaruit ik besta. Het is mijn leven; de wijze waarop ik mijn bewustzijn heb opgebouwd; de wijze waarop ik – met mijn bewustzijn – voortdurend de totaliteit probeer te verdelen in tegendelen; waaruit mijn werkelijkheid zoals ik ze zie is geboren.
Nu stel ik het volgende: Gods Kracht, Al-Kracht is overal, ook nu. Ook in dit lichaam, ook in de beperking die ik mijn wereld noem.
Op het ogenblik dat mijn bewustzijn zich t.a.v. mijn wereld verandert, zal voor mij – dus niet wezenlijk, maar voor mijn besef en mogelijkheden – de kracht van het Goddelijke veranderen. Dan is het veranderen van mijn besef het belangrijkste wat er bestaat, omdat ik door de verandering van besef kom tot een verandering van mijn wereld plus mijn eigen mogelijkheden.
Nu ga ik nog wat verder. Daar in mij alleen een verandering van bewustzijn noodzakelijk is, kan ik mijn eigen relatie met het Goddelijke en met de wereld op elk ogenblik veranderen, wanneer ik in staat ben mijn eigen bewustzijn te beheersen.
Een sterke stelling en een moeilijke, want hoe beheers ik mijn eigen bewustzijn? Het eigen bewustzijn van de mens is opgebouwd uit een aantal erkende mogelijkheden. Daarnaast stelt die mens onmogelijkheden. Door deze verdeling van de wereld, zijn eigen relatie met de wereld en met de godheid, bouwt hij zich een beperkte persoonlijkheid op met beperkte vermogens.
Als ik op een bepaald moment zou vergeten, dat er voor mij beperkingen bestaan, dan zullen die beperkingen in een veel mindere mate een rol spelen. Ze blijven aanwezig, want ze zijn in het totaal van wezen en persoonlijkheid neergelegd als grenzen. Het is langzaam maar zeker een instinctieve drang om begrenzingen te handhaven, maar veel minder op het ogenblik dat ik vergeet bewust een onderscheid te maken tussen mogelijk en onmogelijk. Dan is mijn mogelijkheid onbeperkt, zodra ik in staat ben dit te erkennen.
Het denken van een mens moet af van beperkingen. En hoe kan hij dit doen? Hij kan uitgaan van God. Ten eerste omdat God vaag is en beantwoordt aan de emotionele behoefte die de mens door alle tijden heen gevoeld heeft, kunnen wij veel in God projecteren wat wij in onszelf zouden ontkennen. Voor ons bewustzijn, is de aanvaarding van God gelijktijdig een aanvulling van ons wezen tot een vollediger mogelijkheid. De erkenning van het levende licht betekent niet, dat wij wezenlijk veranderen in de ogen van anderen. Maar het betekent, dat wij in dit levende licht zelf anders zijn geworden, dat wij in onszelf nieuwe krachten, nieuwe erkenningen aanvaarden en daardoor anders gaan handelen, gaan denken, gaan werken.
Wanneer je kijkt naar de wereld van die christenen, dan vind je daar die wonderbaarlijke verdeling van het kruis. Maar kijken wij naar de oude wereld, dan vinden wij het kruis eveneens gekanteld staan in de cirkel. Wij hebben een grens nodig. Wij verdelen. Maar op het ogenblik dat een mens zegt: Er is een band tussen mij en de hoogste kracht en wat opzij ligt interesseert mij niet, dan ruimt hij een groot gedeelte van die verdeling in hogere en lagere wereld op. Ze is niet meer. Is God dan meer concreet? Ja, God is een openbaring geworden die ik nu, doordat mijn eigen wezen temidden van het Goddelijke geprojecteerd is, zal kunnen onderscheiden in wat voor mij misschien nog duister en wat nog licht is. Maar ik zal in dat geheel niet meer in staat zijn te zeggen: Hier houdt mijn wereld op. Dat is belangrijk.
Wanneer het eigen besef van de mens de oneindigheid aanvaardt, het onbegrensde bestaan dat niet wacht, dat niet in tijd beperkt is, dat niet verdeeld kan worden in sferen en werelden, maar één geheel is, dan aanvaardt de mens de kracht, die in het geheel bestaat en uit de kracht die in het geheel is, vormt hij uit zichzelf de openbaring van de totaliteit, waarin alle dingen onbegrensd zijn omdat, waar het ik zichzelf als verdeler en begrenzer van het Goddelijke vergeet, het Goddelijke in zijn geheel en onbegrensd tegenwoordig is.
Bewustzijn is leven. Beperkt bewustzijn is beperkt leven. Minder beperkt bewustzijn is vollediger leven. Beperkt geconsenteerd bewustzijn betekent intenser leven. Aanvaarding van het geheel betekent overbrugging van de grenzen van het leven.
U leeft. U bent bewust. U leeft in een wereld zonder grenzen. U bestaat in een totaliteit, waarin niets onmogelijk is, omdat alle mogelijkheden voortkomen uit dezelfde kracht die het geheel omvat. Al is in God. God is in Al. De kracht van het geheel kan zich op elk ogenblik en op elk punt van het besefte openbaren, ook in het niet-besefte, maar dat doet mij niets, want dat ken ik niet.
Laat ons dan stellen: Wie denkt, moet denken zonder grenzen in tijd, moet denken zonder grenzen in wereld. Hij moet denken in aanvaarding van het gehele zijn door de gehele persoonlijkheid. Dat is theorie. Een wijs man sprak eens: “Niets kan mij hinderen, want mijn bewustzijn verheft zich tot boven de wolken”. Toen viel er een steen en raakte zijn hoofd en ziet: zijn bewustzijn daalde terug tot op aarde, want hij was nog niet één met de werkelijkheid.
Ook dit is een fase, die wij voortdurend zullen ontmoeten. We weten dat er geen grens is. Maar op het ogenblik dat het lichaam pijn doet, denken wij niet aan de onbegrensdheid, maar zijn wij intens geconcentreerd op dit kleine stuk leven waarin het leed, waarin het pijnlijke is opgesloten. Ons bewustzijn geeft de pijn haar recht, omdat ons bewustzijn de wereld vernauwt totdat er alleen nog plaats is voor de pijn. Ons bewustzijn wordt door onze ervaringen voor een deel bepaald. De begrenzingen van ons bewustzijn komen voor een groot gedeelte voort uit datgene wat wij beleven in de wereld waarin wij bestaan. Zolang onze ervaringen door ons niet worden ervaren, beleefd en erkend als iets wat een geheel omvat en niet alleen de eigen persoonlijkheid beroert, zullen wij daardoor voortdurend worden teruggestoten in begrensde werelden.
Leven is bewustzijn. Wat is God? Is God bewustzijn? Als God bewustzijn is, kan Hij tot ons spreken in ons bewustzijn, wanneer God is een erkenning, die leeft uit het geheel van de kracht, niet een erkenning die de relatie met de kracht bepaalt, dan zal Gods bewustzijn niet in ons bewustzijn kunnen spreken, omdat het een andere vorm van erkenning is dan de onze.
Het is ongetwijfeld te stoutmoedig wat ik wil beweren en toch: God kan niet tot ons spreken. Wij kunnen slechts God erkennen. Want de totaliteit is bewust op een andere wijze dan wij bewust zijn. Dan zal elk contact dat ik maak met God een contact zijn met mijzelf; de erkenning van mijzelf als deel van de kracht tegenover de erkenning van mijzelf als beperkt bewustzijn in een beperkte wereld.
Ik kan niet verwachten dat God mij openbaart wat ik ben, waarheen ik moet gaan, hoe ik moet leven. Die openbaringen doe ik alleen mijzelf, wanneer mijn hoger ik spreekt door het wereldbeperkte denken. De reeks van illusies en grenzen, die ik wereld noem.
Nu stel ik dat ik niet kan verwachten, dat God tot mij spreekt. Moet ik dan niet trachten het woord te ontvangen van God? Maar de kracht waaruit ik ben, is altijd God. Ik ben God, beperkt, temidden van veel meer dat ook God is. Maar ik ben ook God. Ik behoef niet te denken, ik behoef slechts mijn ervaren open te stellen voor alles wat rond mij is. En daaruit ontstaat als vanzelf het grote teken van beleven. Mijn bewustzijn wordt anders, 0mdat ik – in de aanvaarding van God en God-zijn, van oneindigheid en oneindig-zijn in mijzelf eindelijk gezegd heb: Illusie, je bent waardeloos.
Het is het ervaren van allen. Laat je zintuigen overdonderen door het lawaai van de vleugels van een vlinder. Laat je ogen verblind worden door een enkele flonkering in het duister. Laat de tast de leegte voelen en daarin de totaliteit van het zijn.
Grenzen bestaan niet wanneer wij ze niet bouwen. Wij zijn God. Wij zijn in God. God is in Al. Ook in ons. Dat is het raadsel van het onnoembare, waartegen je je kunt verzetten, maar wat je niet kunt uitschakelen. Het is het antwoord op je lijden, je innerlijke spanningen, op je wanhoop en je verwachtingen.
Er zijn geen grenzen buiten de grenzen die ik mijzelf stel. De grenzen, die ik mijzelf stel, zijn geschapen grenzen, want ik ben God. Als God schep ik mijn wereld. Maar indien ik besef: ik ben ook deel van God in God, God is in mij, dan laat ik het andere toe in mijn bewustzijn. Ik beperk de schepping die ik zelf heb voortgebracht en die zich later zal oplossen als een nevel in de warmte van de zon.
Vrijheid is mogelijk, want wij zijn vrij omdat wij God zijn. Onbegrensdheid is mogelijk, omdat God in ons is en rond ons slechts God is, zodat wij één kunnen zijn met allen. Wij zijn de dwazen, die wijsheid puren uit het begrenzende. Wij zijn de dwazen, die – grenzen vergetend – de wijsheid vinden van een werkelijkheid die onbeperkt bestaat. Dat is voor mij de betekenis van God. En daarmee heb ik mijn visie aan u voorgelegd.
Het is misschien goed u te realiseren, dat wat ik gezegd heb, ook voor u waar is. Maar dat u het niet waar kunt maken met één gedachte. Wanneer u lang gelopen hebt en u vergeet te zeggen, bewust: “Ik moet stilstaan”, dan gaan uw benen automatisch voort op de weg. Wanneer u denkt – en denken is een gewoonte – en u denkt in beperkingen, kunt u zeggen: “Dit denken is zinloos”, maar het staat niet onmiddellijk stil.
Doorbreken naar de werkelijkheid betekent ook: onszelf voortdurend trainen om niet door gewoonten beheerst te worden. Gewoonten van rationaliteit, van zelfbeklag, van zelfverheerlijking. Gewoonten van onderscheid tussen het ik en het andere. Slechts wanneer wij die gewoonten kunnen beheersen, wordt het steeds meer mogelijk te treden in de werkelijkheid, die God is. Die werkelijkheid, waarin wij God zijn. Die werkelijkheid, waarin alles bevat is. Die in één en dezelfde kracht en het besef in al wat in die kracht kan bestaan, zichzelf herkent en beleeft.
Innerlijke werelden en sferen.
Is de les van de vorige keer begrijpelijk gebleken?
“Leer het wezen dat je bent te richten op al de punten van bekende, onbekende punten waarmee je verwant bent.” Wilt u dat uitleggen?
U bent verwant met veel meer dan u bewust kunt erkennen. Wanneer u nu uw wezen richt op al datgene, waarmee u verwant bent, dan ontstaat er een verandering in uw bewustzijn. Het ik richten op alle bekende en onbekende punten impliceert alleen maar, dat u zich gaat realiseren, waar in feite al een verbondenheid bestaat zonder dat u ze tot nu toe heeft beseft.
Maar hoe kun je je richten op datgene, wat je niet beseft?
Door niet bewust te denken aan een bepaald punt, maar door u te richten op al datgene, waarmee u verwant bent.
Dus zo iets als transcendentale meditatie?
Het gaat een stukje die kant uit.
Vorige maal hebben wij getracht om veel dingen in een enkele les uit te werken en u zult begrijpen, dat men met een inleiding moet beginnen en een inleiding is altijd erg moeilijk. Ik begrijp dat er mensen zijn die zeggen: “Voor mij hoeft dit niet” of: “Ik vind dit onzin.” Niet dat wij onzin vertellen, maar wat je er dan zelf van maakt is onzin.
We staan nu voor het punt, dat wij ons gaan bezighouden met de innerlijke werelden, en de daarmee corresponderende sferen.
Wanneer je diep in jezelf gaat, dan daal je niet alleen af naar de kern van je wezen, maar je treedt gelijktijdig uit naar de werelden, waartoe je in je hoogste bewustzijn behoort. Dat klinkt als een raadselspreuk, maar het is het helemaal niet, want het bewustzijn dat wij bezitten bestaat voor een groot gedeelte uit uiterlijkheden. (De eerste spreker zou daar ook het een en ander over zeggen).
Wanneer wij doordringen naar de kern van ons wezen, dan gaan wij steeds meer die uiterlijkheden, aan de hand waarvan wij werelden hebben gedefinieerd en onze relatie in de wereld hebben bepaald, terzijde schuiven. Maar terzijde schuiven van beperkingen betekent gelijktijdig dichter bij de werkelijkheid komen. Daarom is het voor ons erg belangrijk dat wij, ook wanneer wij gaan uittreden of wanneer wij proberen om contact te krijgen met een hogere wereld, wij dat niet doen door naar buiten toe te gaan – dat komt vanzelf wel – maar door eerst in onszelf door te dringen naar die punten die voor ons essentieel zijn. Nu horen daar allerlei nevenverschijnselen bij.
Wanneer ik op aarde moet incarneren – hopelijk duurt dat nog een tijdje voor het weer zover is – dan wordt mijn besef tijdelijk aan de stof gebonden. Maar ik ben als wezen met heel wat meer entiteiten verbonden. Wanneer je op aarde leeft, besef je dat niet zo. Maar overal in je bestaan ontmoet je persoonlijkheden: geesten, mensen of hoge engelen, z0nnegeesten, noem maar op, van wie je iets hebt 0ntvangen. Van wie je iets hebt geleerd.
Nu is het vreemde, dat dat leren gelijktijdig betekent: een deel van die ander absorberen. Je kunt nl. niets overnemen van de inhoud van een ander wezen, een andere persoonlijkheid, zonder gelijktijdig voor zover die overname reikt, binding te hebben met die andere persoonlijkheid. Je bent dus door alle tijden heen met enorm veel krachten verbonden en dat besef je op aarde niet; maar die relatie blijft toch wel bestaan. Het zijn niet alleen de mensen die je in verschillende incarnatiecycli hebt leren kennen, maar het zijn ook de meesters, die je in de één of andere sfeer les hebben gegeven. Het is het licht van misschien een grote ster, die je geleerd heeft voor het eerst je bewustzijn af te zetten tegen stoffelijke verschijnselen. Die horen allemaal bij je.
Wanneer je nu diep in jezelf gaat, dan ga je eigenlijk tevens naar die verbondenheid terug. Iemand die uittreedt, kan niet zeggen: “Ik treed willekeurig uit.” Wanneer je uittreedt, treed je in wezen uit naar een wereld waarmee je verwant bent. En die verwantschap kan alleen bestaan doordat je ofwel zelf geestelijk tot die wereld behoort, dan wel een deel in je draagt van het bewustzijn of besef van een persoon, die in die wereld vertoeft.
Hier wordt dus duidelijk waarom wij zo vaak moeilijkheden hebben bij uittreden, wanneer wij een bepaalde wereld nastreven. Het wil gewoon niet. Het gaat niet en als wij nagaan waarom, dan blijkt dat wij in onszelf niet de juiste verbondenheid hebben gevonden, niet de juiste afstemming. Of misschien zelfs dat wij pretenties hebben een wereld te bereiken, waarin wij niet thuis horen.
Ga je nu uitgetreden verder, dan kom je van sfeer naar sfeer. Daarover hebben wij vorige maal nogal uitvoerig gesproken en een enkele keer ontmoet je wat men noemt: poorten. Nu is een poort een grote reeks van vibraties. De mens denkt dan, dat dat iets kosmisch is. Dit is niet helemaal waar. In de kosmos zijn alle vibraties mogelijk. Maar ik heb in mijzelf eveneens vibraties. Nu ben ik daardoor verbonden met delen van de kosmos.
Wanneer ik door een poort ga, dan aanvaard ik in wezen mijn erfdeel. Ik win verbondenheden terug met sferen, met wezens, met bewustzijn, kort0m met de inhoud, die mede door anderen in mij is ontstaan en daardoor kan ik verder gaan in een nieuwe wereld. Als je dat ouderwets bekijkt – en waarom zouden wij dat niet doen – dan lijkt dat enorm veel op een dodenboek. Je moet de magische kreten kennen, die nodig zijn om voorbij te gaan aan de slangen, de leeuwen, enz., die uitgestald staan op de trap, die voert naar de hal der herinneringen. De magische kreet die wij nodig hebben, is de verwantschap met een ander. Het is geen toverwoord, maar het is in onszelf het besef vinden van een verwantschap, van een verb0ndenheid, die niet bepaald wordt door onze eigen wereld, maar die gewoon bepaald wordt doordat geestelijk ergens een uitwisseling van waarden heeft plaatsgehad. Dan kun je de meest krankzinnige dingen meemaken.
Ik ken iemand, die eens in vroeg-Griekenland met een meester is gaan wandelen. Hij vond onderweg allerlei madeliefjes, bergbloemen en kamillen, die hem schijnbaar erg getroffen hadden. Nu bleek, dat deze mens later in +/- 1950 kon uittreden, omdat hij zich een madeliefje voorstelde of iets vergelijkbaars.
Nu zegt u: “Hoe kan dat? Waarom was dat de sleutel voor die uittreding?” Dat is heel begrijpelijk. Zijn vroegere leermeester – die overigens geestelijk veel verder was en nog is dan de persoon in kwestie – was bereikbaar wanneer er op hem werd ingesteld. Maar wie herinnert zich nu in 1950, dat hij zo ongeveer 500 jaar voor Christus met een filosoof op een bergweide heeft gewandeld? Laat staan dat je weet hoe die filosoof er uit zag, hoe hij heette en de rest. Maar de sfeer – en dat wil zeggen de lering, het besef dat werd opgenomen – is ergens met dat beeld van een madeliefje verknoopt geraakt. Doordat de persoon op een gegeven moment, eigenlijk haast instinctief, bij zijn meditatie dat madeliefje in zichzelf zag als een bron van licht en zei: “Nu ga ik naar dat madeliefje kijken”. Toen kreeg hij het gevoel, dat hij er doorheen viel en dat hij wakker werd in een veel grotere wereld. Het was een uittreding, natuurlijk, maar het was een uittreding, waarbij de relatie die ik zo even noemde, een heel grote rol heeft gespeeld.
Een mens kan natuurlijk ook zonder dat uittreden, dat is duidelijk. Je bent een geest en kunt dat lichaam verlaten. Wanneer je de zenuwkrachten van het lichaam op de juiste wijze samenvoegt met de levensstromen, dan komt er een ogenblik dat je dat lichaam verlaat. Dan verander je a.h.w. de kracht die in je is tot een voertuig, waarin je besef buiten de stof kan bestaan. En dan kun je ook allerlei werelden bezoeken. Maar al die werelden zul je blijven interpreteren aan de hand van je stoffelijk besef.
Zomerland is zo’n wereld en daarom zullen de meeste mensen gemakkelijk naar Zomerland kunnen uittreden. Maar andere werelden zijn moeilijker bereikbaar. Dat is te begrijpen, want wanneer onze uittreding namelijk niet gebaseerd is op iets wat in het geheel van ons wezen als belangrijk is vastgelegd, maar wanneer we alleen uitgaan van ons huidig besef en onze huidige behoefte, komen we altijd terecht in een wereld, die uitdrukbaar is in termen van ons huidig bestaan.
Hier is dus duidelijk waarom je zo diep in jezelf moet proberen te kijken. Want een gewone uittreding kan erg gezellig zijn. Zomerland is leuk, veel beter dan Disneyland, maar de werkelijkheid die je daar ziet blijkt altijd een beetje getint. Waarom zien zoveel mensen Zomerland eigenlijk in fondantkleurtjes? Waarschijnlijk omdat ze innerlijk de behoefte hebben aan dat waaraan in de keukenmeidenromans zo lang is tegemoetgekomen: een zekere romantiek. En wanneer ze die in Zomerland zoeken, dan vinden ze die, omdat ze a.h.w. zelf het kleurtje scheppen, waarin hun ervaringen gedompeld worden. Aan de andere kant is het nu niet direct een bewustzijn brengende uittreding. Daarom geldt altijd, dat wanneer je goed wilt uittreden, je diep in jezelf moet keren.
Wanneer ik probeer om met het hoogste bewustzijn dat in mij bestaat te werken, dan zal ik daarbij ook alle andere waarden, die daarmede in bevat zijn, activeren. Ik word mij niet slechts bewust van de hoogste wereld, maar ook die andere belevingen, die andere banden gaan een rol spelen. Ik ga niet alleen meer door poorten van inwijding met hun verschillende trilling, neen, ik ga bovendien vaak over de brug van licht. Dat is een ervaring, die u misschien ook wel eens zult meemaken: dat u het gevoel hebt dat u ergens in een lichtstraal wordt opgezogen, ergens naartoe. Dat lijkt heel erg vervelend, want u bent uw wilsvrijheid kwijt.
Er zijn veel mensen, die erg bang zijn. Die denken: Wat gaat er nou gebeuren? Dadelijk is mijn geest hier en waar blijft dan mijn lichaam? En ik moet nog belasting betalen en bovendien zit ik nog steeds in de lotto! Zo zijn mensen nu eenmaal en dan krijgen we dus het verzet.
Wanneer je nu in de situatie verkeert, dat je op de brug van licht bent, kijk dan niet naar het punt waarheen je je beweegt. Dit is namelijk voor jou op het moment dat je er nog niet één mee bent geworden, altijd verblindend. Het is zo wit als een oven, die tot de hoogste temperatuur is opgestookt. Het doet je ogen pijn. Kijk tijdens deze beleving opzij. Dat klinkt vreemd, maar wanneer je rekening houdt met de zijkant, dan worden delen van je eigen besef plotseling voor jou kenbaar. Je gaat erkennen: daar heb ik een stukje Oud-Indiase wijsheid, daar een stukje Afrika en hé, ben ik in zo’n beschaving geweest? Heeft dat ooit bestaan? Er komen flarden van het verleden terug en doordat die flarden dan geaccepteerd kunnen worden – want dat doe je dan gemakkelijker – heb je ook de kans, dat je iets bewuster omtrent jezelf terugkeert naar de wereld. Want de beleving op het hoogste niveau kun je over het algemeen niet naar de stof terugbrengen, maar een groot gedeelte van de bouwsteentjes waaruit die mogelijkheid is opgebouwd, kun je althans ten dele terugbrengen als een soort droombeleving.
Nu zitten wij met de droombeleving. Wel, als het gebeurt, wat doen we er dan mee? Wel, dat is eenvoudig. Die dromen zullen meerdere malen terugkeren, want iemand die bewust geprobeerd heeft te begrijpen waarom hij naar een bepaald punt toegetrokken wordt, zal over het algemeen dat punt ook gemakkelijker terugvinden. Dan zijn er een paar ervaringen die in die droom terugkomen. Zeg dan niet: “Dat is onzin” of: “Dat is een vroeger leven van mij.” Dat zal het wel zijn, maar dat doet niet terzake. Zeg: “Dit zijn bepaalde formules of factoren, die in mijn leven en mijn denken van het allergrootste belang moeten zijn.
Soms zijn het eenvoudige zinsneden, soms is het een voorstelling van een vorm of een kleur. Onthoud die dingen. Zeg niet: “Dat is een droom en het was mooi.” Probeer dit in je gewone stoffelijke, alledaagse besef te fixeren en probeer je daar voortdurend mee bezig te houden. Het zijn vaak de sleutels die je helpen om problemen op te lossen, maar ook sleutels, die je kunnen helpen om kracht in jezelf te vinden. Want dat is ook een punt waarover wij in dit geval even moeten spreken.
Nu zal die krachtsituatie de meesten van u bekend zijn. Het is met kracht zo: Naarmate de sfeer waarin ze gewekt wordt hoger is, omvat ze meer het doordringingsvermogen van alle trillingen waarbinnen ze tot uiting komt.
Vergelijk: Wanneer ik een steentje laat vallen van 1 meter hoogte is er niets aan de hand. Laat ik hetzelfde steentje vallen van 100 km hoogte, dan kan er een aardige krater ontstaan. Op die manier moet u het zien.
Naarmate ik hogere krachten kan manifesteren, heb ik meer mogelijkheden in de wereld waarin ik mij op dit moment bewust ben. Een uittreding, die je alleen maar van de wereld wegbrengt is wel mooi, maar ze helpt zo weinig. Daarom moeten wij proberen die kracht terug te brengen. En nu blijkt dat de sfeer, waarmee we door een bepaald begrip verbonden zijn, voor ons toegankelijk wordt wanneer wij dat begrip opnieuw en nu vanuit het stofbewustzijn kunnen hanteren.
Voorbeeld: Laten wij aannemen dat u in de sfeer van kleuren een band hebt met violet. Die band met violet is ontstaan doordat u in een vroeger leven, toen u misschien – laten wij eens een gek voorbeeld nemen: indianenhoofdman was – hebt zitten babbelen met een slaaf, die ergens uit het verre Zuiden kwam en daardoor iets begrepen hebt van een godenleer en een godenwereld. Nu hebt u die kleur gevonden, maar in die kleur komen dan vaak gestalten, gedaanten terug. Zeg dat voor u die sleutel wordt: tomahawk (strijdbijl) of een vredespijp. Dan zult u voortaan – als u zich hiervan bewust bent geworden – denken aan die vredespijp of aan die strijdbijl en u daarop concentrerende zeggen: “Deze kracht wil ik uiten!”
Nu is het violet licht en dat heeft voornamelijk mystieke inwerkingen. Als ik vanuit deze kracht put kan ik a.h.w. de werkelijkheid van een mens veranderen. Ik kan daarmee zijn gedachten veranderen, maar ik kan er ook wat beter mee genezen. Ik kan hem bepaalde gedachten toesturen, die hij dan als een innerlijke, emotionele beleving ontvangt, maar die hij verwerkt. Dit is erg vereenvoudigd verteld, maar voor u werkt het ongeveer zo. De kracht van die sfeer is aanmerkelijk hoger dan normaal.
Stel nu dat u in gevaar komt in een astrale wereld. U kunt dan een beroep doen door datzelfde beeld te gebruiken en u ontvangt dan de kracht van de hogere sfeer, waardoor u onaantastbaar bent geworden voor alle daarmee disharmonische krachten.
Zo zijn de banden die wij hebben vaak te herleiden tot symbolen of zinsneden; soms is het een woord of een klank. Wanneer wij daarop een beroep doen, ontvangen wij daardoor de kracht uit die sfeer, omdat wij onze eenheid met die sfeer daardoor voor onszelf concretiseren.
Dan stel ik het volgende: Op grond van de verbondenheden, die wij hebben in alle werelden die voor ons innerlijk bereikbaar zijn, zullen wij ook beschikken over de krachten van die werelden en sferen, mits wij in staat zijn in het stoffelijk besef daarvoor een uitdrukking te vinden en zo de band met die wereld of sfeer tot stand te brengen. Is die band tot stand gebracht, dan zal vanuit ons wezen de kracht van die sfeer in een zo sterke mate te uiten zijn, dat ze door onze wil geleid kan worden en dat ze daarbij gelijktijdig onszelf beschermt tegen alle lagere inwerkingen. Dat zijn allemaal dingen waarover u eens moet nadenken. Het is niet onzinnig wanneer u leert wat u er mee kunt doen.
Volgende punt: Op het ogenblik dat het ik een bepaalde wereld aanvaardt, aanvaardt het niet een nieuwe wereld, maar een nieuw besef, waarin alle oude werelden bevat zijn. Ik kan nooit een hogere sfeer betreden en gelijktijdig alles achter mij laten. Wel wordt alles wat ik tot nu toe beleefd heb teruggebracht tot een meer wezenlijke belangrijkheid vanuit het licht van die nieuwe sfeer of wereld. Wanneer ik één of meer poorten ben doorgegaan, dan zal ik in veel gevallen een aarzeling gaan krijgen. Die aarzeling komt dan voort uit mijn onvermogen om alles wat ik achter mij heb gelaten te verwerken in het licht van mijn nieuwe wereld.
Geestelijk heb je dan die aarzeling, maar materieel heb je dan vaak het gevoel: ik kan nog hoger, ik moet verdergaan. Doe dit a.u.b. niet. Wees bereid om eerst altijd weer het geheel van het verleden te leren erkennen, want daaruit alleen ontstaat een inwijding, waardoor de werelden die u bereikt hebt, voortdurend toegankelijk en bereikbaar blijven.
Een nogal eenvoudige les. Nu kunnen wij dit gaan uitdrukken in allerlei termen. Sommige mensen spreken van de ene straal na de andere. Daar zijn we niet zo voor, omdat we dan denken aan de Heren der Stralen en dan klopt het niet. Anderen zeggen: “lk bereik een bepaalde graad.” Dat doet mij altijd denken aan het kookpunt! Hoe u het ook indeelt, u moet dit onthouden: Elke keer dat u een nieuwe wereld betreedt, zo’n nieuw besef heeft, moet er een uitbreiding zijn van uw bewustzijn. Zonder dat is dit niet mogelijk. Maar die uitbreiding van bewustzijn kan alleen zinvol worden, wanneer je bereid bent om alle andere levenswaarden, de visie op het leven, je oordeel omtrent het leven, opnieuw te groeperen.
Inwijding, bewustwording betekent niet alleen het bereiken van het hogere, maar ook het hergroeperen van het reeds bekende. Het ego moet zich voortdurend, ook in zijn stoffelijke vorm, aanpassen aan de hoogste besefswaarde die het bereikt heeft en het zal die besefswaarde in alle stoffelijke uitingen mee moeten uitbeelden, omdat alleen op die wijze de volledige kracht van de bereikte inwijding voortdurend middels het ik werkzaam zal kunnen zijn.
We zijn op dit moment weer wat verder gekomen en zoals u gemerkt heeft – en dat is meteen een organisatorische kwestie – hebt u niet altijd dezelfde eerste spreker. Ik kan u ook niet garanderen dat degene die vanavond gesproken heeft, de volgende keer weer aanwezig zal zijn. Het is zelfs vraagwaardig of ik aanwezig zal zijn. De volgende keren is het mogelijk, dat u voor het tweede gedeelte gastsprekers krijgt. En dat heeft een bedoeling. Wij zijn vandaag weer heel wat systematischer te werk gegaan dan vorige keer. Ook wat compacter. We gaan proberen – voor zover dit mogelijk is – vanuit deskundigen en vanuit het bewustzijn u inzicht te geven in de relaties tussen die werelden. Omdat je daarbij vaak, wanneer je een goede gastspreker hebt, in de mens bepaalde begrippen kunt wekken, die veel dieper dan het woordbegrip gaan, zullen wij proberen u een klein beetje naar die diepere waarden in uzelf te voeren. (De mens die werkelijk de kern van zijn eigen wezen bereikt.)
Als je de mens in staat stelt om dieper door te dringen in zichzelf, stel je hem gelijktijdig in staat om grotere geestelijke werelden te aanvaarden en te beleven. Eerst de mens, die een hogere en grotere wereld aanvaardt en beleeft, zal in staat zijn de krachten daaraan verbonden op de juiste wijze te uiten en hij zal gelijktijdig daarin de zekerheden vinden om vanuit zijn besef, levende op aarde en in de geest, alles waar te maken, wat noodzakelijk is voor een verbreiding van de waarden die in die sfeer behoren.
Voor u allen betekent dit, dat wij vandaag theoretisch een stapje verder zijn gegaan en dat in het eerste gedeelte al een klein beetje een beroep is gedaan op snaren in uzelf, die misschien net iets verdergaan dan de rede. De gehele cursus moet afgestemd blijven op u en uw mogelijkheden. We zullen proberen u de middelen te geven om iets verder te komen.
Tot nu toe schijnt voor mijn baas “het gemiddelde bereiken” nogal bevredigend te zijn. Op grond daarvan mogen wij aannemen, dat de volgende lezingen steeds intenser die innerlijke waarden en wachtwoorden gaan bevatten, waardoor u in uzelf misschien nieuwe mogelijkheden vindt om het licht bewuster te kennen en te beleven.
Meditatie: Paars licht.
Wonderlijke trilling. Het licht dat haast zichzelf verliest in de onzichtbaarheid en toch nog in een vage vorm omschrijft al wat bestaat. Het paarse licht. Het licht, waarin het gevoel een ogenblik verstilt haast en het verstand een ogenblik geloven wil al denkt de rede nog. Een nieuwe kracht, een stil beleven, waarin verweven van oneindigheden met het heden samen namen doet ontstaan.
Je bidt, je zegt de grote naam. Je roept Hem: Jah, Jahw, Jahwe en gaat voort totdat ook na Jehova de laatste klank diep in jezelf een echo wordt gehoord die wordt tot begrip. Die uit het paarse licht getreden weer bestaan kan in een werkelijkheid, die je als mens begrijpt. Het levend licht dat in zijn zachtheid een ogenblik vergeten doet, hoe fel het witte licht soms teistert je denken om een werkelijkheid, oh, paars licht.
Het licht, dat in zijn stille glanzen illusies roept en weer verdrijft. Het licht, waarin in stille krachten de eeuwigheid zich namen schrijft, opdat zelfs zij, die nog niet beleven licht van eenheid en totaliteit, in zich de sleutel vinden voor een verder streven, dat hen tot achter het verblindend witte licht geleidt.
U wilde denken over het paarse licht. Ik heb u van die kleur gesproken en van de trilling die ze is en van het woord, dat half verdoken de werkelijkheid onthult. Paars licht van rouw, van rouwen en berouw. Besef van schuld en onvolkomenheid. Maar ook het licht waardoor het ik opnieuw zijn God beseft en roepend uit zichzelf diep in zichzelf toch vindt die nieuwe kracht, waardoor je van de leerling wordt tot aarzelend adept, die verdergaat de weg naar de volkomenheid.
Leef dan uw paarse licht. Leef in uw gouden gloed. Leef in het levengevend geel, speel wat met rood en laat het blauw de reden voor u nog een keer omschrijven, wanneer u maar beseft hoezeer dit sleutels zijn. Krachten die omschrijven het licht, dat zonder grens de mens met eeuwigheid verbindt. Sleutels voor die tijd en tijdl00sheid, waarin het ik bewust zichzelf hervindt en deel wordt van totaliteit.
Ik heb het zo samengevat en misschien voelt u wat ik ermee bedoel. Ik neem afscheid van u. Ik heb getracht het geheel zo zakelijk mogelijk te brengen. De volgende keer krijgt u misschien anderen die het op hun manier doen, maar zou ik er weer mogen zijn, dan toch weer om te werken vanuit de beperking naar het diepste innerlijk licht, waaruit de openbaring van de werkelijkheid voor ons allen mogelijk is.