Het ‘ik’ en de kosmos

image_pdf

uit de cursus ‘Kosmische aspecten’ (hoofdstuk 2) – november 1971

Het ‘ik’ en de kosmos.

Het ego van de mens ondergaat natuurlijk alle invloeden, die uit de kosmos de gehele wereld bereiken. Daarnaast heeft deze mens zijn persoonlijke relaties met allerlei invloeden en krachten, die in de kosmos bestaan en die niet slechts hem maar ook anderen soms kunnen beroeren. Er zijn er nogal wat op te noemen. Ik zal trachten mij tot de hoofdzaken te beperken.
Wij kennen in de eerste plaats de z.g. lijn van origine. De lijn van origine, poëtisch wel een bepaalde straal genoemd, geeft aan dat men behoort tot een bepaalde ontwikkeling, die in de kosmos heeft plaatsgehad. Men stelt daarboven de Heren der stralen, die u zich het best kunt voorstellen als zeer wetende entiteiten, die vormend inwerken op alles wat tot hen behoort. Hoe zit dat alles nu in elkaar? In het begin is er het ogenblik van creatie, het moment van ontstaan van de persoonlijkheid. Het ‘ik’ is geboren; het heeft nog geen concept van zichzelf of van de wereld. In deze periode heeft het de neiging de aangename ervaring te zoeken. Er wordt onderscheid gemaakt tussen aangenaam en niet‑aangenaam. Maar niet iedereen vindt hetzelfde aangenaam en dat is nu het wonderlijke van de zaak. Er komt dus, op grond van deze voorkeur, een zekere sortering. Bij deze sortering ontstaat er een bijna gelijkluidende ontwikkeling, voor zover dat de geestelijke sferen en het eerste afdalen in vorm betreft. Vanaf dat ogenblik word je in eventuele incarnaties beïnvloed door natuurgeesten, door de krachten waaronder je valt, de rassen‑ en soortgeesten. Toch is die eerste geneigdheid bepalend geweest voor de instelling, die je geestelijk hebt. Het is a.h.w. de ervaringswijze, die voor het ego in zijn totaliteit bestaat; het punt van uitgang, van waaruit elke verdere bewustwording zal plaatsvinden. Je kunt als mens misschien uiterlijk wel van de ene naar de andere straal overgaan maar je kunt je geestelijke origine nooit zover verloochenen dat je werkelijk geen contact meer hebt met de oerlijn waaruit je nu eenmaal bent voortgekomen.
Maar op het ogenblik van de schepping van de ego’s werd niet slechts mensheid geschapen. Er werd kosmos geschapen en met die kosmos een groot aantal krachten. Deze krachten zijn het geweest, die inwerkten op dit primaire ego en dus de aangename en onaangename impulsen voortbrachten. De ontstane selectie werd mee veroorzaakt door impulsen, die op dat ogenblik in de kosmos aanwezig waren en die ten aanzien van het bewustzijn van het ego voortdurend vormend hebben ingegrepen.
Daarbij hebben wij dus gekozen vóór bepaalde krachten en tegen andere. Stellen wij nu de mens op aarde: Hij leeft normaal als mens. O zeker, hij staat onder invloed van een bepaalde straal, maar zijn bewustzijn wordt toch hoofdzakelijk beheerst door de totaliteit der mensheid. Hij ondergaat de gemeenschappelijke invloeden over het algemeen veel bewuster dan datgene wat er op hemzelf inwerkt, want van jezelf ben je altijd ten dele onbewust. Nu komen er op de wereld invloeden voor die uitvloeisels zijn van iets wat wij vroeger eens als onaangenaam hebben ervaren. Dat betekent dat wij daartegen in verweer worden gebracht. Wij kunnen onszelf niet beheersen (het is een instinctieve reactie) en dus ontstaat er spanning. Andere invloeden zijn voor ons zo volledig aanvaardbaar dat wij ze prettig vinden. Wij voelen ons daarin geborgen, wij accepteren die, er ontstaat geen spanning. Integendeel, we hebben een gevoel van vitaliteit. We kunnen gemakkelijk verdergaan, we hebben succes, we hebben een zeker voordeel. En dat is belangrijk. Onze lijn van origine bepaalt onze persoonlijke relatie met de krachten, die uit de kosmos op aarde inwerken en met heel veel krachten, die op aarde in de een of andere vorm manifest zijn. En dan blijkt alweer dat de invloeden, die uit de kosmos de gehele mensheid beroeren, niet voor iedereen een gelijke betekenis kunnen hebben. Wij hebben een persoonlijke relatie met de kosmos. Deze drukt zich voor ons over het algemeen uit in verweer en gespannenheid indien het onaangename van vroeger ons weer beroert of in een gevoel van ontspanning, van gemakkelijk verder kunnen gaan, indien wij worden beroerd door dingen, die ons aangenaam aandoen.
Nu wil ik hier graag een noot bij plaatsen, voordat wij verdergaan.
Het zal u duidelijk zijn dat deze gevoelens niets te maken hebben met de uiterlijke verschijningsvorm. Er zijn dingen die voor iedereen volgens de stoffelijke maatstaven onaangenaam zijn, maar bepaalde mensen vinden daarin een ontspanning waardoor zij er eigenlijk van profiteren. En er zijn dingen, die voor iedereen volgens de stoffelijke norm aangenaam zijn, maar bepaalde mensen worden er door in spanning en verwarring gebracht. Het resultaat voor hen is dat daaruit strijd, ongeluk, mislukking kan worden geboren. U moet dus niet meten met stoffelijke normen van aangenaam of onaangenaam. U moet uitgaan van de eens gedane keuze t.a.v. aanvaardbaar ‑ niet aanvaardbaar, aangenaam ‑ onaangenaam.
Naast de lijn van origine hebben wij onze z.g. ontwikkelingsverwantschap. De meeste mensen realiseren zich niet hoeveel vormen zij hebben bekleed en in hoeveel werelden zij hebben bestaan, voordat zij als mens op aarde kwamen. En dat is misschien maar goed ook. Stel dat je een bepaalde lijn hebt gevolgd. Je bent b.v. via een vis, die zich met infusoriën heeft gevoed, gegaan naar een boomsoort. Van die boomsoort ben je overgesprongen in de richting van b.v. een roofdier. Dan zal in het latere leven de sympathie en antipathie door die verwantschap mee kunnen worden bepaald. En dat houdt in dat als een natuurgeest, behorende tot de boom waartoe wij eens hebben behoord, in onze nabijheid is, wij daarmee een zeker rapport hebben. Daaruit kan iets voortkomen. Indien wij te maken hebben gehad met de katachtigen als familie, dan voelen wij ons daarbij thuis, terwijl wij voor andere dieren bang zijn. Maar er zijn ook mensen, die tot de reptielen hebben behoord. Voor hen is de slang aanvaardbaar, terwijl ze voor de katachtigen bang zijn.
Als je dit alles in de termen van incarnatie zet, dan blijkt reeds dat er uit de vorige vorming een zekere preferentie en ook een zekere afkeer kan voortvloeien. Wij hebben echter niet alleen maar geleefd in stoffelijke vormen. Wij hebben ook in allerlei sferen geleefd, in werelden van de geest. En werelden van de geest staan heel vaak in verband met kosmische entiteiten. Misschien mag ik hier ook een noot bij plaatsen.
Sferen, vooral van de meer onbewusten, worden meestal gedomineerd door één enkele bewuste entiteit, die voor die sfeer zo ongeveer optreedt als een groeps‑ of rassengeest op aarde, maar dan met dien verstande dat hij vorm en gestalte geeft aan die wereld. Dergelijke grote geestelijke krachten of entiteiten hebben daarnaast vaak functies in de meer stoffelijke kosmos. Het is b.v. denkbaar dat een kracht, die een ster bezielt, gelijktijdig ook nog dominant is in een bepaalde geestelijke wereld, dus op een bepaald bewustzijnsniveau in de geest. Heb je tot die wereld behoord, dan bestaat er tussen jou en die entiteit een rapport en dat kan stoffelijk betekenis hebben. Want al zal dat misschien niet in een geboortehoroscoop tot uiting komen, de stralingen van die bepaalde ster of planeet, ja, van een bepaalde kracht ergens, zal indien ze de aarde beroert, jou bijzonder sterk beroeren. Je bent a.h.w. daarop afgestemd.
Er ontstaan dan zeer grote geestelijke invloeden, die meestal tot uiting komen in een toename van geestkracht, maar gelijktijdig ook in een in het gedachteleven terug dromen naar die voorstellingswereld, zoals ze je door die entiteit eens werd opgelegd. En daaruit komen ook weer vreemde strijdigheden voort.
Er zijn mensen, die dromen bepaalde dromen, die nooit waar kunnen worden. Die dromen hebben allerlei onlogische en meestal zelfs aan de materie vreemde elementen in zich. Die dromen keren bij tijden terug en zijn soms misschien 3 of 4 dagen, een week of zelfs een maand lang een soort vervolgverhaal. Dan breekt de zaak af maar jaren nadien pak je ineens datzelfde verhaal, diezelfde situatie, diezelfde droom weer op en heb je de neiging om dat naar buiten toe waar te maken. Je gedrag wordt beïnvloed door deze verwantschap.
Ik meen dat ook dit punt duidelijk genoeg is gesteld. Ik wil u erop wijzen dat een groot deel van de krachten, die er in de kosmos bestaan, ofwel direct bezield zijn, dus een geheel eigen ego hebben, dan wel ‑ wat ook kan voorkomen ‑ een projectie zijn uit verschillende ego’s. En daarmee komen wij vanzelf tot de derde invloed, die het ‘ik’ op aarde bijzonder sterk kan beroeren. Er bestaan projecties. Wat is een projectie? Dat is heel eenvoudig dit: Indien een aantal ego’s zich gezamenlijk richten op een stuk materie of een stuk ruimte (het behoeft dus niet stoffelijk definieerbaar te zijn; het kan ook een stofwolk zijn), dan ontstaat daarin een soort composietbeeld, zoals dit gevormd kan worden als mensen gezamenlijk denken of mediteren. Wat er ontstaat, is een beeld (we zeggen: een astraal beeld om het eenvoudig te maken) dat een composiet is van al wat ze allen hebben bijgedragen. Het is een compromis aan de ene kant en een overeenkomst aan de andere kant.
Nu zijn dergelijke invloeden voor heel veel mensen vaak van belang want op grond van wat ik in het vorige punt al heb gezegd over de wereldverwantschap in de geest met bepaalde grote entiteiten, zal er bij hen ook een bijzondere gevoeligheid bestaan voor hun projecties en dat heeft een invloed die, stoffelijk gezien, nu niet zo prettig is. Misschien kan ik dat het best als volgt formuleren: Een composietbeeld, ontstaan door werkingen van hoge entiteiten in de kosmos, waarvan een van die entiteiten eens een van onze leefwerelden van het ego heeft beheerst, zal op ons onmiddellijk inwerken en tijdelijk ons werkelijkheidsbesef ten dele verdringen.
En daar zit nu het haakje. Een kosmische invloed kan dus een soort hallucinatie tot stand brengen. Wij zien dingen zoals zij niet zijn. Wij beleven dingen, die niet werkelijk bestaan. Die vervreemding van de stoffelijke feiten zal op een bepaald ogenblik ophouden, want het is een kosmische invloed. Ze kan misschien een dag, een jaar, misschien tien jaar bestaan, maar eens is ze ten einde. Op het moment dat ze ophoudt, staan we plotseling weer geconfronteerd met een werkelijkheid, die wij dan niet kunnen verwezenlijken, waarin wij niet meer kunnen leven, waaruit we willen wegtrekken. Dit is één van de verschijnselen, die u in deze tijd vaak kunt waarnemen.
Er zijn nu verschillende grote kosmische invloeden aan de gang en daaronder zijn er enkele van composieten. Deze werken vooral in op de idealisten. De mensen die eerst idealen hadden, welke op de materie waren gebaseerd, maar die nu ineens de werkelijkheid, de feiten niet meer kunnen zien. Het resultaat is een werkelijkheidsvervreemding waardoor hun acties in strijd zijn met de feitelijke mogelijkheden. Iets wat voor henzelf en voor anderen soms fatale gevolgen kan hebben en dat kan leiden tot een volkomen afwijkend gedragsniveau maar daarnaast – en dat is toch ook belangrijk ‑ leidt tot een aantal vreemde belevingen, die voor de bewustwording alleen belangrijk kunnen zijn indien je je onjuistheid t.a.v. de feiten van de wereld, waarin je leeft, kunt accepteren. U ziet, de kosmos heeft voor het ego heel wat in de melk te brokkelen.
We zouden natuurlijk ook op heel eenvoudige dingen kunnen wijzen, op d maan b.v. De maan heeft invloed op het menselijk lichaam evenals op praktisch alle organismen. Misschien vindt u de maan zo dichtbij dat u ternauwernood ‘kosmisch’ kunt zeggen tegen een dergelijke invloed. Maar dan moeten wij ons toch eens afvragen hoe het komt dat sommige mensen bijzonder sterk maangevoelig zijn, terwijl anderen die fasen praktisch onbewust en zonder uiterlijk erkennen of verschijnsel aan zich voorbij laten trekken. Wij kunnen dat verklaren met genetische afwijkingen maar als wij alle gevallen op de keper beschouwen, klopt het niet. Wij kunnen spreken over epilepsie, hysterie, die door het gepolariseerde maanlicht wordt veroorzaakt, maar het is wel vreemd dat diezelfde verschijnselen ook voorkomen als de volle maan helemaal niet schijnt omdat ze achter een wolkendek verborgen is. Er is hier dus sprake van een lichamelijke gebondenheid aan een invloed van buitenaf. Ook daarover wil ik nog een paar opmerkingen maken.
Wat de maan doet, is hier op aarde nogal goed merkbaar. Wij weten dat we de instabiliteit waardoor die maangevoeligheid optreedt, lichamelijk voor een groot gedeelte kunnen onderdrukken. We kunnen die gevoeligheid echter niet volledig wegnemen; dat is medisch vastgesteld. Maar we kunnen ons niet goed realiseren hoe het komt dat de maan dat doet. Wij kunnen spreken over aantrekkingskracht, maar dat is niet voldoende want de afwijkende gedragsbeelden welke onder die maaninvloed ontstaan, zijn bijna overal dezelfde en komen dan vreemd genoeg tot uiting in vormen van: a. strijdlust, b. zelfbestrijding, c. vruchtbaarheid. Drie facetten, waarin de maan een rol speelt.
Gaan we kijken wat de maan geestelijk doet, dan ontdekken wij ook weer wat vreemds. De maan schept nl. helderheid van denken bij veel mensen. Maar met de maanfasen verandert die helderheid van denken in een zekere verwarring en op een gegeven ogenblik is die mens wel daadactief maar kan niet meer komen tot een nieuw denken. Hij kan alleen repeteren wat er al is en dat vaak nog zeer fragmentarisch. Hier moet dus een invloed zijn die het mentaal vermogen van de mens bereikt. Je kunt ook hier weer zeggen: Er zijn stoffelijke invloeden. Maar eerlijk gezegd, emotie en denken alleen zijn niet voldoende om nu alles te verklaren. Wij zien nl. ook het geestesleven, de uitstraling van sommige mensen sterk mee fluctueren. Nu zou u denken dat dat alleen maar een lineaire gebondenheid is waarin de maan een rol speelt. Er is nog iets anders.
Als u op aarde bent, dan leeft u op één kind van de familie. Die familie heeft bloedbanden met alle andere planeten. Daardoor is de onderlinge evenwichtigheid en de onderlinge beïnvloeding aanmerkelijk groter dan de invloeden, die van buitenaf komen, voor zover het materieel althans belangrijk is. Maar de geestelijke beïnvloeding is gebaseerd op de afstemming, die deze planeten naar buiten toe hebben. U zult wel eens hebben gehoord over het ‘spreken van de sterren’. Dat zijn stralingen, die zij uitzenden. Eén woord kan een jaar duren; maar de vibraties van dat woord beïnvloeden alle organismen. Wat meer is, de gedachte daarvan kan dominerend zijn voor de ontwikkeling. Daaraan zijn zelfs rassen‑ en groepsgeesten tijdelijk onderworpen. En dan wordt het duidelijk.
De harmonie, die er bestaat tussen een deel van het zonnestelsel en een deel van de kosmos, schept een stoffelijke beïnvloeding. De geestelijke beïnvloeding echter zal in vele gevallen mee worden bepaald door de eigen afstemming. Hierdoor kunnen bij een conversatie van, laten we zeggen, 20 sterren 2 sterren eruit springen. Deze twee worden dan in je leven uitermate belangrijk. Waarom? Eigenlijk alleen maar omdat ze op je denken invloed hebben. Dit denken is dan de weerspiegeling van hoofdzakelijk geestelijke processen, die zich op onderbewust niveau plegen af te spelen maar die de eigen relatie van de mens met het gemeenschappelijk bovenbewustzijn van de mensheid bepaalt en tevens invloed heeft op zijn beleving van eigen contact met geestelijke werelden. Een typisch verschijnsel. Zou die mens dan verder vrij zijn? Was dat maar waar!
Stel dat u op aarde heeft geleefd en u bent eens een kever geweest, een insect. Er zijn kevers van de soort waartoe u heeft behoord, aanwezig. Het zijn eenvoudige dieren die door een drangbegeerte, eventueel een angstpatroon worden beheerst. Hun impulspatroon bereikt u. Het is bekend dat als de soldados (de trekmier in de Amazonegebieden) trekken, er indianen zijn die op een afstand van vele kilometers precies kunnen zeggen waar de mieren heen trekken, of ze buit vinden of niet, of ze hongerig zijn of niet. Dat is dan die sympathie. Houdt u dit even voor gesteld.
De mensheid denkt. Nu kan de zon of een andere grote entiteit, misschien een Heer van een straal, ons weliswaar onder zijn vleugelen hebben, maar wij zijn deel van de mensheid. En dat betekent dat we deelhebben aan die grote entiteit. Die hoge kracht wordt door ons beïnvloed. Niet dat het ‘ik’ zelf in staat is de kosmos te bepalen maar door zijn persoonlijke relatie met bepaalde hoge geestelijke krachten of kosmische krachten, stromingen en stralingen draagt de mens de inhoud van de mensheid ‑ en wel zoals hij deze beleeft of ondergaat ‑ over aan de kosmische entiteit. Er is een wisselwerking die misschien niet eens bewust wordt gerealiseerd. Maar wat doet u als u jeuk heeft en er geen gezelschap is? Denkt u na? Neen, u krabt.
Maar als zo’n grote geest zich gaat krabben, dan is dat een reorganisatie van begrippen. Op grond hiervan kan worden gesteld:
Kosmische invloeden, die de aarde beroeren en waarmee van de aarde uit ‑ hoe beperkt dan ook ‑ een zekere harmonie bestaat, reageren op de spanningen op aarde door hun invloeden, hun wereldbeeld, hun denkbeelden, hun straling te wijzigen.
Wij spreken zó vaak ook over de kleur die op een gegeven moment de aarde vanuit de kosmos beroert. Dat is alleen maar een codering van invloeden, die anders moeilijk te beschrijven zijn. Het houdt in dat b.v. de kleur rood die helderheid en levenskracht brengt, alleen doordat er een harmonie met de wereld bestaat. Maar als op de wereld die kracht verkeerd wordt gebruikt, dan kan dat overslaan in toorn, razernij, of misschien plotseling wegvallen in een totale matheid. Als u dat begrijpt, dan gaat u ook begrijpen hoe belangrijk het soms voor de mens kan zijn om zijn harmonieën juist te bepalen.
De mens leeft op aarde op een bepaalde manier. Hij heeft zijn eigen leefwijze, zijn eigen filosofie. De één is hip en de ander orthodox. De één is homo, de ander hetero en de derde zoekt nog weer iets anders. Ieder heeft zijn eigen wijze van bestaan en dat is best. Daartegen is geen bezwaar. Maar die wijze van leven en bestaan gaat uit van een harmonie met een kracht, met een geestelijke wereld, met bepaalde scheppende kosmische krachten, met rassengeesten of misschien met bepaalde soorten. Op het ogenblik dat er in die mens een heel grote spanning ontstaat ‑ dat kan wel eens voorkomen ‑ hebben wij te maken met: de bewustzijnscrisis.
De bewustzijnscrisis speelt zich af op geestelijk niveau. Indien de crisis hevig genoeg is, kan ze bepaalde secundaire banden verbreken en zelfs daarvoor in de plaats andere harmonieën stellen. Het gehele gedragspatroon van de mens, het beïnvloedingspatroon waarin hij bestaat, verandert hierdoor ofschoon hij zijn eigen lineaire lijn niet kan onderbreken. Daarmee blijft hij verbonden want daaruit is hij voortgekomen en daaraan zal hij gebonden blijven praktisch tot het einde van zijn dagen. Hij kan wel eens wisselen maar die wisseling brengt hem toch altijd weer terug tot die oude harmonie, die hij niet geheel van zich kan afschudden.
Hieruit volgt weer dat een mens onder bepaalde omstandigheden niet alleen een stoffelijke verandering ondergaat maar dat hij ook geestelijk een totale verandering ondergaat waardoor zijn harmonieën en zelfs de werelden en sferen, waarmee hij in contact kan komen en waarmee hij harmonisch kan zijn, worden gewijzigd. Dit is voor de mensen vaak onbegrijpelijk. Men vindt dat dan een psychologisch fenomeen. Het is in feite heel natuurlijk. Je leeft de kracht waarmee je in harmonie bent want die beïnvloedt je, die geeft je stimuli, die neemt energie van je af of voegt energie aan je toe op bepaalde momenten en in relatie met bepaalde gebeurtenissen, toestanden, zelfs bepaalde stoffelijke vormen en normen.
Hier heb ik dan de mens zelf getekend als een brandpunt van kosmische krachten. Niet dat hij daarin alleen staat. Maar voor zichzelf en vanuit zichzelf denkende, bestaan er directe relaties en wisselwerkingen met zeer hoge krachten, met vreemde werelden, met ruimtelijke toestanden, waarin een bezieling plaatsvindt. Zou het een wonder zijn indien wij daaruit nog enkele conclusies konden trekken t.a.v. gevoeligheid?
Sommige mensen zijn voor bepaalde frequenties gevoelig. Dat klinkt op zichzelf wat dwaas. Waarom zou de één op Cis beter reageren dan op C en omgekeerd? Maar de gevoeligheid is er. Er is, wat men noemt, een trillingsharmonie. Die trillingsharmonie wordt in de magie heel veel gebruikt als men werkt met incantaties, het uitzenden van krachten, ja, zelfs als men zich instelt via meditatie en andere zaken op ontvankelijkheid van buitenaf. Hier is een eigen trillingsgetal waardoor de gevoeligheid en ook de contactmogelijkheid worden bepaald.
Dan kunnen wij nog een stap verdergaan. Want indien dit zelfs zuiver stoffelijk al juist is, dan moet dit ook juist zijn voor elke uiting van de mens en voor elke innerlijke mogelijkheid. En dan komen wij vanzelf op het trillingsgetal terecht.
Trillingsgetal is een mooie term, die wij gebruiken om aan te geven welke gemiddelde fluctuatie er plaatsvindt in een bepaald deel van de aura. Maar die fluctuatie betekent gelijktijdig dat alle gelijksoortige fluctuaties worden versterkt. Ons normale ‘ik’ verscherpt alle pieken en dalen van de vreemde invloed, terwijl invloeden die niet harmonisch zijn, ten dele worden genivelleerd, dus afgezwakt. Dat geldt ten aanzien van wat er op onze wereld bestaat. Het kan zelfs je vermogen om met een bepaalde materie te werken, bepalen. Zo zal de ene mens beter werken met metaal, de andere beter met klei en een derde met steen of hout, terwijl nog een andere eigenlijk alleen maar kan werken met illusies of met delen van het menselijk denken. Het is een soort collage‑mentaliteit. Dit alles t.a.v. delen van de materie, van mensen en van hogere krachten.
Nu blijkt dat wij, ongeacht onze lineaire afstamming, in alles wat ermee samenhangt nog buitengewoon selectief kunnen zijn. Wij hebben een geestelijk patroon, dat zo persoonlijk is als een vingerafdruk. Het is maar zelden dat er een gelijkheid wordt gevonden tot 9,99 als wij 10 als maximum aannemen. Hierdoor kunnen wij uit de kosmos onze eigen specifieke krachten ontvangen, ontstaat er in ons een versterking van elementen, die voor onszelf belangrijk zijn en versterken wij bepaalde delen van ons wezen als zij naar buiten treden. Denkt u maar aan de wisselwerking.
Nu krijgt u iets heel vreemds. Sommige mensen kunnen bidden en krijgen nooit antwoord. Andere mensen bidden en er is een onmiddellijk antwoord. Hoe komt dat? Men zegt dan dat God de één wel antwoord geeft en de ander niet. Ik vraag mij af of God tijd heeft om zo te selecteren en wel of niet antwoord te geven. Maar de één heeft een trillingsgetal dat in overeenstemming is met datgene wat hij in zijn bede uitdrukt. Dientengevolge projecteert hij scherp en zuiver wat er in hem leeft en wekt in de kosmos reflexen. Deze echo’s keren tot hem terug en vormen een antwoord. De ander kan niet met deze overgave en eenheid van persoonlijkheid bidden. Dientengevolge krijgt hij geen reactie.
Als u bidden hier te vroom vindt klinken, zegt u dan maar: het je beroepen op de geest, het zoeken naar een geestelijke Meester of iets dergelijks. Het is dus niet je eigen schuld als een gebed niet wordt verhoord. Het is niet je eigen schuld als de één altijd rond geestelijke Meesters loopt ‑ als ze echt zijn ‑ en de ander er nooit één kan vinden. Het is een kwestie van: waar ben ik voor geschikt? Wat ben ik? Wat is de sleutel tot mijn wezen? Want de hele kosmos is vol met krachten en invloeden en het ‘ik’ kan die alle tot zich trekken, ze ondergaan, ja, ze in zich omzetten tot een kracht, die voor dat ‘ik’ op zijn eigen wereld bruikbaar is. Maar dan moet er een harmonie bestaan en deze is alleen dan mogelijk, indien er een reëel contact tot stand komt.
Iemand, die zijn harmonische mogelijkheden wil proberen te bepalen ‑ dat lijkt mij belangrijk ‑ zal met de volgende factoren rekening moeten houden:

  1. Ik heb een lineaire afstamming. Welke deze is (dus hoe ik die moet noemen), is niet belangrijk. Wel is belangrijk dat ik besef dat de grondeigenschappen zoals ze in mijn persoonlijkheid bestaan mee de sleutel vormen tot alle krachten en werelden waaruit ik ben voortgekomen want ze zijn het product daarvan. Vooral de innerlijke werkingen en de geestelijke gevoelens zijn hierbij natuurlijk zeer belangrijk.
  2. Ik kan slechts werkelijk krachten projecteren ‑ hetzij naar een wereld van de geest, hetzij naar de hoogste krachten, hetzij naar God zelf ‑ indien ik dit doe op een wijze, die in overeenstemming is met mijn trillingsgetal, met mijn wezen.
  3. Wat is mijn trillingsgetal? De één zegt g.v.d. soms tot de 25e macht, als hij eigenlijk wil zeggen: God, ik dank U voor wat Gij mij hebt gegeven. Als je God wilt aanspreken, moet je niet proberen plechtige woorden te gebruiken want dan word je niet gehoord. Zo eenvoudig is het. Sommige mensen proberen een geest op te roepen met allerlei plechtige gebaren en magische bijkomstigheden, terwijl het eigenlijk voor hen voldoende is om naar die geest toe te denken, om zich daarmee verbonden te gevoelen. Hoe ze die verbondenheid dan verder uitdrukken, doet ook nog niet eens ter zake. Alleen die verbondenheid is belangrijk. De formule kan dienen om het ‘ik’ verder af te stemmen of vooral het denkvermogen te richten, maar in heel veel gevallen is het gelijktijdig hinderlijk voor het werkelijke contact.
  4. Wat kan ik daarmee doen? Je kunt niet je leven ermee veranderen. Je kunt wel de geestelijke inhoud van je leven aanmerkelijk wijzigen en daarnaast bepaalde facetten van je bestaan een andere inhoud geven. Je kunt hiermee niet de kracht krijgen om anderen te overmeesteren, maar je kunt hierin wel de kracht vinden om meer en juister tot uitdrukking te brengen wat je bent. Je kunt niet een ander trillingsgetal krijgen, maar wel je eigen trillingsgetal op harmonische wijze versterken en daardoor de krachten, daartoe behorende, ook gemakkelijker, juister en beter gericht gebruiken.Wat er niet allemaal aan dat ‘ik’ en die kosmos vastzit! Niet alleen een kosmische bewustwording, die ergens in een wat vreemde oneindigheid begonnen is, een gang door vele vormen en werelden heen, die voor u tot resultaat heeft uw ogenblikkelijk verblijf op aarde, maar daarnaast de vermogens die u bezit, de impulsen en de krachten die voor u van betekenis en van belang zijn. Ja, zelfs uw reactie op wat u geestelijk, mentaal en zuiver zintuiglijk aan feiten ontvangt. Het is goed dit te overwegen. Mijn betoog besluitend, moet ik toch wel opmerken dat het ‘ik’ veel meer banden heeft met de kosmos dan men over het algemeen beseft en dat het ‘ik’ juist door te trachten zijn eigen wezen te doorgronden ook zijn harmonie en zijn mogelijkheden vanuit die harmonie met de kosmos aanmerkelijk vergroot.

De drie karakters van de mens.

Uiterlijk schijnt de mens een eenheid te zijn, maar innerlijk is hij drie persoonlijkheden. Hij is de dromer van het avontuur, hij is de strever van het alledaagse en hij is degene, die wegvlucht voor de duivels die hem kwellen. Elk van deze facetten van de persoonlijkheid heeft de neiging de mens mee te bepalen. Toch zijn de eigenschappen vaak strijdig. De avontuurlijke kant van de mens geeft hem een doorzettingsvermogen en een moed, die regelrecht in strijd zijn met zijn karakteristiek van vluchtende. En datgene wat hij als vluchtende in zich beleeft en vreest, is vaak in tegenstelling met de aldag waarin hij bestaat zodat hij niet meer realistisch die aldag kan ondergaan. Zo leeft de mens met gescheiden karakteristieken in zijn wezen.
Nu bestaat er een magisch woord, dat eigenlijk uit de kracht en de leer van Manu stamt, waarin wordt gesteld:

“Indien ik in mijzelf mijn moed gebruik om mijn angst te begrijpen, zal ik mijn dagen beheersen.” Hierin ligt een groot gedeelte van de werkelijkheid. Want wij kunnen het alledaagse bestaan niet aanvaarden zoals het is, tenzij wij eerst in onszelf harmonie en eenheid hebben gevonden.
Hierin spelen uit de aard der zaak ook invloeden van buitenaf een grote rol. Want als ik heb geleefd in een lichtende wereld, dan zal in mij de kracht van het avontuur, het zoeken naar het onbekende, de uitbreiding van mijn wereld mij innerlijk zodanig verrukken, dat ik hiermee mijn angsten kan overspelen. Maar hij, die gevlucht is uit een bestaan van halfduistere kwellingen naar een stoffelijk leven als mens, zal het moeilijk hebben om deze angsten, deze beperkingen, die hij zichzelf uit vrees voortdurend heeft opgelegd, te overwinnen. En zo zal hij komen tot een te beperkte uiting van de persoonlijkheid, die hij in feite zou moeten zijn, de persoonlijkheid die de kosmos leert kennen en daarin opgaat.
In vele gevallen zijn wij met één van de delen, één van de karakters van ons stoffelijk wezen in het bijzonder gebonden aan de hogere machten en krachten, die er in het Al bestaan. Soms ben je door je zoeken naar nieuwe velden en oorden verbonden met sferen, die onmetelijk ver boven je verheven zijn en klinken er in je stemmen, die je ternauwernood begrijpt. Soms ben je ook door je alledaagsheid blind geworden voor vele krachten, die hoog boven het menselijk bestaan liggen en word je voortdurend belaagd door de krachten van de natuur en zijn de natuurgeesten wezens, die in de aldag tot je spreken en die je kunt begrijpen. En soms word je ook zozeer door je angsten belaagd dat je harmonie er één is met demonen.
Maar demonen zijn niet slechts wezens, die leven in een enkele sfeer of bestaan op een enkele wereld. Er zijn sterren met glorieuze en schitterende entiteiten, die vanuit menselijk standpunt demonen moeten worden genoemd. Dergelijke sterren vreten dan met hun invloed op de mens in, die ze moet ondergaan.
Het is wonderlijk hoe de mens in zijn verdeeldheid vaak verbonden is met de krachten van een grote wereld, die hij met zijn menselijk denken niet eens kan omschrijven. Soms weet hij iets daarvan terug te brengen naar zijn eigen wereld.
Japanners plegen met wat korrels zand, een steen, één enkele plant, een klein beetje water misschien, met één enkele goudkarper een landschap na te bootsen van onmetelijke grootheid. Een paar stenen worden tot een Fujiyama. Eén enkele boom wordt tot een woud en zandkorrels zijn de oneindigheid van een woestijn. Zo bouwen wij soms uit de complexiteit van onze verbondenheid voor onszelf een wereld op die, zo ze wel niet de werkelijkheid is en in wezen daaruit vervreemd, dan toch op zichzelf een complete weergave is van alles wat kosmisch kan leven en kan bestaan. De woestijnen waarin wij met onze angsten worstelen, de hoge bergen waarop wij met onze lust tot avontuur alle dingen overzien, de bomen die het woud zijn van de dagelijkse gebeurtenissen, wij hebben ze alle uitgetekend in miniatuur. Ons leven wordt gekentekend door kleine, schijnbaar onbelangrijke feiten, die in ons leven beslissend zijn geworden. Dergelijke mensen reageren op een wijze, die moeilijk te verstaan is. Soms zijn ze door één woord, dat misschien niet eens kwaad bedoeld was, oneindig beledigd. Soms zijn ze gelukkig met iets waaraan zelfs een kind nog voorbij zou gaan.
De intensiteit van het kleine speelt zich vooral daar af waar de drie karakters, die de mens in zich draagt, zijn samengekomen en gezamenlijk niet slechts een temperament hebben omschreven, maar een werkelijk wereldbeeld hebben geschapen. Want van buitenaf dringen soms in de tuin zaken binnen, die niet op schaalgrootte zijn.
Als je naar een Japanse tuin kijkt, klein en vol schoonheid, en een grote vogel vliegt daar binnen, dan is het ineens een miniatuur; en met een enkele stap van zijn poten kan hij misschien bergen uitwissen, die een ogenblik tevoren voor jou in volle grootheid bestonden.
Zo kunnen kleine woorden, kleine daden, kleine impulsen, die tot een flits van gedachten worden in een evenwichtig mens grote veranderingen veroorzaken. En misschien is dit wel het meest kentekenende: niet zij, die onevenwichtig zijn, die tegen zichzelf verdeeld blijven, zijn kwetsbaar, maar juist zij, die zich een innerlijke eenheid van persoonlijkheid hebben opgebouwd, zonder dat zij die op de schaal hebben weten te brengen van de werkelijkheid, waarin zij bestaan.
Soms denk ik aan een mens als aan de draak van een legende. Overdag gaat hij rond; een edel en waardig heer, handeldrijvend misschien, in de theetuinen rustend en genietend. Maar in de avond wordt hij een enorm monster dat zich neerlegt over een rivier om een overstroming te veroorzaken. In de mens zijn de strijdigheden zo groot. Maar je kunt die ‘mens pas begrijpen indien je zijn innerlijke verdeeldheid ziet.
In oude legenden wordt wel eens gezegd dat er in één mens vele persoonlijkheden kunnen huizen. Daarmee bedoelen ze niet alleen maar die karakters; ze bedoelen een verveelvoudiging van die karakters en een verveelvoudiging van de persoonlijkheidsstructuur. Ook daar is harmonie mogelijk. Maar waar vele persoonlijkheden samen komen tot de eenheid, de landschappelijke eenheid a.h.w. van al wat er in hen bestaat, daar is het miniatuur niet meer aanwezig, daar is het op volle grootheid. Dan staat het in de wereld, dan leeft het er in en past het er in. Maar indien zij tegen zichzelf verdeeld zijn, dan is dit een verdeeldheid zo groot en zo ernstig, dat zij daaraan meestal te gronde gaan.
Soms trekken dergelijke personen uit en jagen ze met een drom volgelingen als een storm over de landen, of ze nu Attila heten of Djenghis Khan, Napoleon, Alexander of Adolf. Dergelijke mensen dragen meestal vele persoonlijkheden in zich. Daarom is hun persoonlijke uitstraling groot en sterk, maar de karakters in hen zijn niet slechts de drie, welke in elke mens plegen te bestaan; ze zijn een veelvoud daarvan. Misschien zou men voor deze mensen een woord uit het Evangelie kunnen aanhalen: Want als je vraagt: Wat is je naam, zo zouden zij moeten antwoorden: legio. Want zij zijn velen.
Ook in u huist niet die simpele eenvoud, die ge denkt dat er in u bestaat. Ook in u is niet die eenheid, waardoor ge ten aanzien van invloeden uit de kosmos en gebeurtenissen in de wereld voortdurend zuiver en juist reageert. U bent in uzelf verdeeld. U handelt vaak tegen uw angsten of tegen uw werkelijke behoeften in. U handelt vaak tegen uw alledaagsheid in, omdat ge zoudt willen breken met een sleur, die toch uw bestaan vormt.
Drie zijn de karakters van de mens. En waar het avontuur en de angst een verbond hebben gesloten, daar moet de aldag nog een plaats vinden. Want hij, die zich buiten de aldag plaatst, gaat ten onder aan de verschillen tussen zijn leven en de werkelijkheid.
Je moet jezelf tot eenheid maken. Om één te kunnen zijn met jezelf, moet je de plaats weten in de wereld, die je werkelijk toekomt. Of dat nu een plaats is die je graag hebt of een wereld die je zou willen veranderen omdat je zo­ niet zou willen leven. Je moet aanvaarden wat je bent. Je moet jezelf aanvaarden in de verdeeldheid van je wezen. Pas als je uitgaat van de aanvaarding van al wat er bestaat, is het mogelijk dat de eigenschappen, die uit andere karakters komen, samensmelten met de uiterlijkheid en de vorm.
Men heeft eens gezegd: “Als je een vrouw ziet, is zij uiterlijk een droom van stille verrukking, innerlijk is zij een verslindende draak vol kwaad en gelijktijdig een angstige vogel, die wegvlucht voor elk gerucht.” U zult me vergeven dat ik een spreuk aanhaal over de vrouw, want daarover is meer gesproken door vele filosofen dan over de man. Voor de man zou men ook iets dergelijks kunnen zeggen.
Verdeeld ben je hulpeloos. Als de uiterlijke schoonheid gepaard gaat met de vurigheid, de vernietigende kracht van de draak, is de schoonheid zonder betekenis en verliest zij op de duur elke werkelijke mogelijkheid. En als de schuwheid niet in staat is zich in de aldag te integreren in het gedrag, in de reactie, dan zal zij de mens voortdurend dwingen dingen te doen, die niet bij hem passen, die anders zijn dan hij verlangt. Komen tot eenheid, is één van de grote dingen.
Soms zegt men: Een mens heeft een lot en dat lot kan hij niet ontgaan. Maar ik zeg u: De mens is zijn eigen lot door de karakters, die er in hem leven. Hij is in de bepaaldheid, die kosmisch kan bestaan, vrij om zichzelf te zijn indien hij de eenheid in zichzelf weet te vinden. Zo kan men ook zeggen dat eerst hij, die in zichzelf de eenheid heeft gevonden, waarlijk kan spreken tot de goden en kan opgaan tot het hof van de Hemelse Keizer om daar duidelijk te zeggen wat zijn wensen en verlangens zijn. Maar hij, die tegen zichzelf verdeeld is, valt uiteen als hij probeert de grenzen van zijn bestaan te overschrijden. Hij gaat ten onder aan zijn verdeeldheid.
Daarom wilde ik ditmaal wijzen op de drie karakters van de mens. Want wij allen, als wij mens zijn en soms nog lange tijd als wij in de geest leven, kennen deze verscheidenheid van eigenschappen, die in ons verborgen zijn: de afgeronde en aan elkaar tegengestelde eenheden, die toch tezamen ons ‘ik’ vormen. Eerst als wij begrijpen dat wij, onszelf erkennende in onszelf, een eenheid moeten bereiken voordat wij verder kunnen gaan, zullen wij in staat zijn de grootste krachten uit de kosmos tegemoet te treden met onbevangenheid, met eerlijkheid. Eerst dan zullen wij in staat zijn de pijlen, die op ons worden afgevuurd door de onzichtbare boogschutters aan de hemel, af te weren met het schild van onze niet‑aanvaarding, of de vruchten (de zilverklompen die zij ons toewerpen) op te vangen in de handen, die wij dan tot een beker kunnen vormen.

Voortvarendheid.

Welk een westers woord! Het voortgaan zonder het overdenken van de daden. Het voortstormen door de tijd, zonder een ogenblik van bezinning en werkelijkheidsbesef in jezelf te vinden.
Voortvarendheid is slechts dan zinvol indien wij weten waar te gaan en hoe te gaan, uit welke kracht te leven, met welke werkelijkheid te worstelen. De voortvarendheid, die dit alles niet kent, is als de aanloop van een dwaas die in de ruimte springt omdat hij niet ziet hoe hij een andere weg kan inslaan.
Zeker kan voortvarendheid ons soms helpen, want de mogelijkheden rond ons zijn vastgesteld en neergeschreven en wij maken soms per ongeluk een mogelijkheid waar, die goed en juist is. Toch raad ik u geen daadloosheid aan, maar bedachtzaamheid. Want waarlijk, hij die, wetend wat zijn doel is, wetend wat zijn mogelijkheden zijn, voortvarend is, bereikt grote resultaten. Maar hij, die uit angst of beraad achterblijft als hij weet wat waar en noodzakelijk is, gaat te gronde aan zichzelf. En hij, die in zijn voortvarendheid zich niet afvraagt wat zijn doel, zijn behoeven en werkelijk ­kunnen is, gaat ten onder aan de wereld, die hij bestormt met wapens die niet geschikt zijn.
Zo laat ons zeggen: Mens‑zijn betekent de beperkingen van je mens-zijn kennen, te leven uit die beperking en je mogelijkheden in een voortdurend streven, daarbij harmonisch te zijn met alle krachten, die rond je zijn, zodat je in de volheid van deze harmonie moogt bereiken, zelfs indien dat bereiken soms menselijk een ogenblik onmogelijk mocht lijken.
Ik hoop dat ik in mijn betoog gelijktijdig bedachtzaam en voortvarend genoeg ben geweest. Zo dit niet het geval is geweest, als gebruikelijk mijn excuses. Zo u vindt: dit is een wijs woord, misschien kunt ge dan die wijsheid voor uzelf gebruiken, al is het maar om voor mij een verbinding te vinden tussen de drie verdeelde karakters, die zo menig mens nog plagen.

image_pdf