18 april 1977
Mij is de eervolle taak toebedeeld om hier de inleiding te houden. Zoals altijd een wat moeilijke zaak. We zitten namelijk met de moeilijkheid dat we anders de gastspreker die ons past, zoeken en wij ons medium aanpassen. Deze keer moesten we een gastspreker zoeken die zich aan het medium aan kon passen en niet iedereen stapt graag zo’n eind omlaag. Dit heeft dus enige moeilijkheden met zich gebracht.
We zijn tenslotte terecht gekomen bij een vroeger nogal burgerlijk persoon die de mogelijkheid heeft gevonden om het geestelijk toch wat verder te brengen. Dat betekent dat er ook voor u allen nog hoop is!
De problemen die hij zou moeten behandelen — je weet natuurlijk nooit wat ze gaan zeggen — liggen in de grootorde van innerlijk licht en nog zo’n paar van die dingen. Omdat ik als inleider tijdig was aangewezen, ben ik gaan vragen wat hij daar onder verstond. Kennelijk leeft hij nog in de sfeer van het olielampje. De snotneus. Zijn innerlijk licht is eerder, als u het mij vraagt, een soort caleidoscoop van voortdurend wisselende maar wel innerlijk besefte beïnvloedingen. Ik heb hem dan ook gevraagd of hij dacht dat dat het innerlijk licht was.
Hij zei tegen mij: “Kijk eens, als de zon in een kerk schijnt, dan kan dat gebeuren door een glas-in-loodraam. Maar het blijft de zon die schijnt.”
“Daar hebt u gelijk in. Maar ik zie hem liever door een glas port dan door een glas in lood.” Hij kon dat wel begrijpen, maar hij vond dat toch eigenlijk een zeker misbruik. Zijn visie is: Port wordt gedronken nadat de zon is ondergegaan. Ik zie niet in waarom dit zongerijpte product aan dergelijke beperkingen zou moeten worden onderworpen.
Ik zei: “Luister, ik vind het erg prettig dat u gastspreker bent.”
Gast: “Nu, dat is er dan tenminste één.
Inleider: “Ik moet u inleiden.”
Gast: “Dat wordt moeilijk.”
Inleider: “Als u mij nu vertelt wat u gaat zeggen, dan zal ik zeggen wat u gaat zeggen.”
Gast: “Dan hoef ik het niet meer te zeggen.”
Inleider: “Waarover zal het gaan?”
Gast: “Kijk eens, in elke mens zijn een groot aantal verschillende krachten werkzaam.”
Inleider: “Ja, dat merk je vooral als er een glas port te veel binnen is. Dan hoor je de geluiden van de werkplaats in je hoofd galmen.”
Gast: “De hele kosmos bestaat uit allerhande invloeden.”
Inleider: “Dat zal wel zo zijn.”
Gast: “Al die invloeden tezamen maken uit wat je op een bepaald ogenblik als goddelijk of als licht kunt ervaren.”
Inleider: Hij zegt het, het zal wel waar zijn. Maar ik vond toch dat hij die invloeden een klein beetje beter moest omschrijven en dat heeft hij op zijn manier gedaan.
Ik zei al: Hij is uit een burgerlijk milieu omhoog geschoten. Uiteraard was hij Nederlander en christen. Je hebt in Nederland namelijk twee soorten mensen: de christenen (spreek uit met g) en de christenen (spreek uit met k). Er is ook nog wat ander tuig, maar daar praat je niet over.
Als christen (g) is het duidelijk dat hij zich richt op wat hij de Christus (g) noemt. Ik heb hem dan ook gevraagd, we waren toch bezig, nietwaar en je moet toch je tijd vol maken, niet alleen voor u maar met hem ook: “Vertel me eens, wat is dat, die Christus in u ?”
Gast: “Dat is heel eenvoudig. Vroeger heb ik altijd gedacht: Het is een mannetje. Maar die heb ik niet kunnen vinden. Maar die Christus wel. Want overal waar je bestaat en waar je leeft, is er iets wat je aanvaardt. Wat je omhult.”
Inleider: “Dus het is eigenlijk een soort verpakkingsmateriaal?” Gast: “Nee, het is juist datgene waardoor je kunt weten wat je bent.”
Inleider: “Dus niet liefde?”
Gast: “Ik heb lief gehad in mijn leven. Ik ben getrouwd geweest, heb negentien kinderen gehad.”
Inleider: “In ieder geval een productief mens….”
Gast: “Ik heb ook nog wel eens een keer, nou ja, wat illegaals gedaan. Maar dat vind ik daarin niet terug. Liefde is eigenlijk een beetje jezelf aanbidden en in een ander een verering zien die waarschijnlijk niet bestaat. Vooral voor het huwelijk is dat zo. Dan denk je dat je vereerd wordt. Na het huwelijk ontdek je soms dat het anders uitvalt. Die Christus is voor mij datgene waar ik door omringd word, waardoor ik weet wat ik ben. En dat is niet alleen liefde. Dat is veel meer. Het is de mogelijkheid om je bewust te worden van jezelf.”
Inleider “Dat is dan ook niet veel. “
Gast: “Let wel, als jij je bewust wordt van jezelf, word je je bewust van God.”
Inleider: Ik had geen ander argument verwacht van zo iemand, hoor, maar goed. Ik vroeg: “Wat betekent dat dan weer voor u?” Je moet toch zien dat je er achter komt wat zo iemand bedoelt. En toen viel hij mij ontzettend mee.
Hij zei: “Ik heb gedacht dat God een mannetje was.”
Inleider: “Met een baard?”
Gast: “Ja, “
Inleider : “Heb je ook niet gevonden?”
Gast: “Nee, heb ik ook niet gevonden. Maar ik heb wat anders gevonden: Overal is kracht.”
Inleider : “Dat heb ik ook ontdekt.” Ik knikte welwillend.
Gast: “Die kracht valt voor ons uiteen in een heel groot aantal verschillende invloeden. Als we die invloeden afzonderlijk bezien, dan vinden we God daarin niet terug. Dan vinden we geen werkelijkheid. Maar op het ogenblik dat we dat allemaal samen weten te pakken en het in ons tot een eenheid weten te maken, dan zien we eigenlijk wat de kracht is waar we uit voortkomen.”
Dat was natuurlijk een zeer roerend bet0og en ik moet ook zeggen: niet geheel zonder overtuigingskracht. Als ik het zelf had geformuleerd, was het overtuigender geweest. Maar hij deed het toch heel aardig.
Daarna heb ik eens met hem gepraat over de vraag: “Wat denkt u nu eigenlijk over wat u vroeger geweest bent?”
Hij gaf een heel mooi antwoord; het had van mij kunnen zijn: “Als je de vlinder vraagt: wat denk je van de rups, wat moet hij dan zeggen? Dat betekent niets meer, want het is anders.”
Dat is een filosofie die mij ligt. Wanneer je geest bent, dan hou je je nog met de mens bezig. Ik heb dat vele malen geprobeerd op verschillende manieren, maar ergens schiet je tekort. Niet omdat je minder bent geworden, maar omdat je anders bent geworden.
Als geest kun je niet helemaal meer terug kijken naar het mens-zijn. Je beoordeelt de dingen in het mens-zijn ook anders. Het is net of je tot jezelf zegt: Vroeger was dat misschien erg belangrijk, maar ik zie het niet meer zitten. Dingen waar je eens van hebt gedacht dat ze wereldschokkend waren, nou ja, wat blijft daar nog van over, nietwaar?
Een mens leeft naar zijn graf toe door te doen alsof hij niet sterfelijk is. Ondertussen is hij voortdurend bezig om alles te vergaren waarvan hij overtuigd is te zijner tijd afscheid te moeten nemen. Het is niet leuk misschien als je het zo zegt, maar vanuit een geestelijk standpunt is dat juist.
Een geest is eigenlijk eerder iets dat door kan waaien. Het is niet zo gesloten. In een geest komt van alles binnen. Alles treft zich. Alles verdwijnt weer. Het is a.h.w. een huis dat alleen maar uit ramen en deuren bestaat. Soms is er wel eens één dicht, maar meestal zijn ze open. Daardoor kunnen alle winden elkaar treffen, kan al het leven zich daar uiten en is dat ‘ik’ eigenlijk een verzamelplaats geworden van kosmische werkelijkheden. Het is wel eens moeilijk om dat te formuleren, maar voor mij was dit een ontstellende beleving, dat mag ik er wel aan toevoegen.
Toen heb ik gedacht: Wanneer je ouder wordt, word je vromer. Dat is mij ook gebeurd. In het begin zei ik dat mijn familieleden gek waren dat ze vroom waren. Toen ik wat ouder werd, werd ik zo vroom dat ik zelfs probeerde om althans enkele van mijn familieleden te begrijpen. Mijn zuster niet. Die had een zo hysterische vroomheid dat ik daar a.h.w. een tegenzin tegen voelde. Je had vroeger ook van die snoepjes die zo walgelijk zoet waren. Als vroomheid walgelijk zoet wordt, dan lust ik ze niet.
Je wordt vromer. Waarom?
Misschien wel omdat je eindelijk ontdekt dat je geen tijd hebt om zelf alles waar te maken, en dan hoop je maar dat iets anders of iemand anders het voor je zal doen. Op die manier kan ik ook begrijpen dat je eigenlijk als geest op een heel andere manier bestaat.
U vindt het toch niet erg — ik moet tijd vullen — dat ik dit op mijn eigen wijze doe?
Vroomheid kan ik begrijpen als een ervaren van iets, niet als een uiten van iets. Ik heb altijd het idee dat als je werkelijk naar buiten toe vroom doet, er van binnen iets mankeert. Neem een vrouw met een perfecte huid, die smeert zich ook niet vol met allerhande pasta’s. Neem iemand die een perfecte schoonheid heeft, die zal de eenvoud gebruiken om die schoonheid te onderlijnen. Iemand die zich helemaal optakelt, nou ja, dat is er dan ook eentje. Maar als alles eraf getakeld is, blijft er niet veel over dat niet afgetakeld is. Dat zijn van die verschijnselen die je haast onwillekeurig ziet.
Als je het innerlijk licht hebt, dan is dat eigenlijk een diep geloof dat geen uiting nodig heeft, dacht ik. Dat geloof krijg je pas wanneer je beseft waar je eigen beperkingen liggen.
Zolang je denkt dat er aan de tijd geen einde komt, zie je jezelf als onbeperkt. Je houdt dan geen rekening met invloeden en krachten die van buiten komen. Ze zijn er wel en je kunt ze misschien wel gebruiken, maar voor de rest, nou ja, dat zien we later wel. En dan denk je ineens als mens: Nu heb ik geen tijd meer en op dat ogenblik ga je je werkelijk druk maken. Want je wilt toch krijgen wat je je voorgenomen hebt, of’ dat nu het algeheel bewustzijn of’ de eeuwige zaligheid is.
Eeuwige zaligheid lijkt me in vele gevallen vervelend, maar daar zullen we het niet over hebben. Ik heb altijd gedacht: Nu heeft die paus weer zo’n arme ziel zalig verklaard en moet die verder niets anders doen dan glimlachen à la Jimmy Carter en zoete woorden spreken à la den Uyl, en voor de rest zich niet verroeren. Dat lijkt me vervelend.
De werkelijkheid die je zoekt, is een uitbreiding van het bestaan. Het is het wegvallen van allerlei beperkingen. Lichamelijke beperkingen. Bepaalde psychische beperkingen. Een mens denkt er niet altijd aan, maar hij heeft vaak een psyche. Pas als die psyche ook maar een tikje van slag is, kun je geniaal lijken in de ogen van je naasten, maar voor jezelf ben je toch altijd een klein beetje aangeslagen. Als je al die dingen eindelijk prijs gaat geven, blijft er alleen nog iets over wat geen pretentie meer toelaat. Ook geen vroomheid. Ook geen zaligheid. Dan blijft er een bestaan over waarin je gewoon aanvaardt wat er is.
In de 18e eeuw hadden ze slaapkamers die zeer bijzonder waren, want daar ging nooit een raam open. Het gevolg was dat je al voor je op de matras was, je in de dik geworden lucht veerde.
Dat is eigenlijk wat wij zijn op aarde. We laten er maar veel te weinig lucht in, denk ik. De eeuwigheid kan niet binnen komen. De werkelijkheid kan zich niet in ons uiten. Tot er een ogenblik komt dat we heel voorzichtig een raampje open zetten en dan roept de rest van de mensen: “Pas op, je zit op de tocht.” Nu kan ik dat ook wel begrijpen.
Hebt u wel eens een bedevaart meegemaakt? Bij een bedevaart zijn vrome mensen die naar een plaats gaan waar iets bijzonders is gebeurd. Dat kan een verschijning zijn van Maria of van een wonderdadig beeld e.d. Ze gaan daar naartoe onder aanvoering van een voorprevelaar. Ze zijn voortdurend bezig met het zingen van gezangen en tussen de gezangen en de gebeden door halen ze een wat uitgedorde boterham met ietwat hard geworden kaas uit het papier en terwijl ze knabbelen prevelen ze ‘Onze Vader die in de hemelen zijt, bla bla bla’ en zingen ze met volle mond ‘mummelmummel amen’. Schitterend!
Dat gaat dan zo door het landschap en in die schijn van vroomheid zie je ze elkaar steeds aanstoten van: moet je daar eens kijken. Maar het gekke is, ze kijken niet naar buiten. Ze kijken naar elkaar.
“Moet je eens kijken, die zit bij het ‘Onze Vader’ leverworst te eten.”
Ze zeggen niet: “Kijk eens wat een mooie bergen daarbuiten.”
Zo’n bedevaart doet me denken aan de bekrompen sfeer waarin veel mensen leven. Ze zijn voortdurend bezig met hun eigen visie van God. Met hun eigen visie van wat moet en natuurlijk hun eigen visie van wat iedereen niet mag. O, als je het zelf doet, is het een kleine zonde. Als een ander het doet, is het een doodzonde.
Dan ineens is er een die rustig voor het raampje gaat staan en naar buiten kijkt. Die ziet de bergen. Die ziet de rivier. Die ziet dorpjes voorbij razen en in het gedaas van de woordenroes, die heiligheid moet brengen, hoort hij in de verte het geluid van een overwegbel. Alles bij elkaar is hij er bij, en er niet bij, zoals een kind. Dat is geen goede bedevaartganger.
Naar buiten kijken. Openstaan. Als je door het leven heen raast, ben je maar al te vaak te veel met jezelf bezig en met de doeleinden die je nastreeft om naar buiten te kijken. Maar als je naar buiten kijkt, zie je dat de wereld mooi is. Maar je zit in de trein. Wat dat betreft, voel ik meer voor een auto, zelfs voor een bromfiets. Maar goed, je zit in die trein. Pas wanneer je uitstapt, wordt het landschap werkelijk.
Dat is iets wat mij trof toen ik met deze burgerlijk bewust geworden geest sprak. Pas als je uitstapt, is het landschap echt. Dan is ineens het leven anders. De geluiden zijn anders. Je hebt plotseling de mogelijkheid, maar ook de noodzaak om te gaan. Je moet je eigen weg zoeken en als je daaraan begint, begrijp je pas hoe groot de wereld is. Dat zie je niet als je in de trein zit, geestelijk gezien. Ik dacht dat dat iets was wat onze vriend, met al zijn praten over de Christus en al die dingen meer, eigenlijk wilde zeggen.
De wereld is zo groot wanneer je niet meer voortgedreven wordt door een bestaan. Opeens ontdek je dat je je eigen wegen kunt gaan. Natuurlijk, de meesten gaan eerst op zoek naar het hotel. Dat doet ieder van ons. Je zoekt de plaats waar je thuis bent. Maar zelfs dan ligt daarbuiten toch al die vrijheid te wachten. Je kunt je niet meer persen in één vast, voor iedereen gelijk programma. En dat lijkt me nu God te zijn.
De Christus is, dacht ik, gewoon de wereld waarin je je beweegt. Waardoor je beseft hoe klein je kunt zijn en gelijktijdig toch iets van je grootheid aan jezelf en aan de kosmos kunt bewijzen. Zoals je in zo’n vakantie bepaald wordt en ook in een bedevaart door omstandigheden buiten je controle. Denk maar eens aan het weer.
Ik heb dat een keer gezien bij een bedevaart naar Lourdes. Allemaal hele lieve en vrome en deels zelfs zeer zieke mensen. Zij kwamen daar voor een grote plechtigheid samen voor de kerk. Ze hebben binnen een hele grote kerk in de rotsen, maar dat hoort dan buiten te gebeuren. Dit buitengebeuren was net aan de gang, toen het boven begon te donderen en toen was het donderen met de plechtigheid. Men heeft iedereen tenslotte naar binnen verplaatst, maar dat waren geen hoopvolle zieke en vrome bedevaartgangers meer. Dat was een verzameling verzopen honden en katten die, ondanks zichzelf, de vroomheid nog niet geheel konden afzweren. Die regen had iets veranderd. Was het mooi weer geweest, dan was er een wonder gebeurd, maar het begon te regenen en te donderen en zelfs de echte stemming van heiligheid kwam er niet in. Ik dacht dat dat ook bij ons het geval is.
Wanneer we eenmaal staan tegenover de werkelijkheid van het leven, dan moeten we begrijpen dat al die invloeden betekenis hebben en als we die invloeden nu beschouwen als iets dat ons storen kan, bereiken we niet veel. Pas wanneer we die invloeden gaan aanvaarden als iets wat in ons wezen een rol meespeelt, dan komen we ergens.
Wanneer die mensen in Lourdes hadden gezegd: “Met die donder en die regen zegt onze Lieve Heer: “Ik ga een wonder doen” en ze hadden het echt geloofd, dan was er een wonder gebeurd. Zelfs al had de pastoor waarschijnlijk met een verbeten smoeltje zijn plechtigheden in zijn kostbare gewaden voortgezet. Dan had er iets kunnen gebeuren. Nu gebeurde er zeker niets. Dat is onze geestelijke waarheid.
Op het ogenblik dat wij ons bezig houden met de invloeden rond ons, niet als deel van onszelf, maar als iets wat ons overkomt, waaraan we ons moeten onttrekken, heb ik zo het gevoel dat alles de mist in gaat. En ja, als je de mist ingaat ben je al snel lichtelijk beneveld. Je komt dan tot een gedrag dat vaak bezopen is, hetwelk ik uit ervaring hier mag onderstrepen.
De inleiding van mij ligt niet iedereen even licht op de maag. Er zijn er een hoop die denken: “Wat kletst hij.” Ik heb alleen getracht om aan de heersende mense1ijke gebruiken in dit opzicht aan te passen, dus ook uw invloed speelt dan mede een rol.
Wat ik met deze gast voor vandaag allemaal besproken heb, reikt gelijktijdig tot aan de kosmos zelf en het blijft eigenlijk klein, zoiets als een verjaarsvisite. Aan de ene kant moet ik alles wat in mij samenkomt en mijn lot bepaalt, mij maakt tot wat ik ben op dit ogenblik, aanvaarden. Niet alleen maar als onontkoombaar, maar als een positief deel van mezelf. Aan de andere kant mag ik dan heel rustig kijken wat ik onder deze omstandigheden zelf het meest aangenaam vind.
Dat is ook heel eigenaardig als je in de werelden van de geest komt. Er zijn hele mooie sferen bij. Daar gaat het er eigenlijk helemaal niet meer om wat goed of kwaad is, heel gek. De eerste keer dat ik me dat ging realiseren, dacht ik: “Zit ik nu in de hemel of ben ik gek geworden?”
Geen goed en geen kwaad. Er is bestaan. Ik heb toen eens nagedacht en nog eens nagekeken – ik heb dat zelfs nu nog even vergeleken met de uitspraken van onze gast – en nu blijkt mij eigenlijk dat goed en kwaad van die illusies zijn die wij koesteren.
Op het ogenblik dat wij iets beoordelen, ergens indelen, maken we de grote fout dat we niet meer zelf zijn. Je kunt zeggen: “Heer, ik heb gezondigd.” Maar je zult nooit iemand horen bidden: “Heer, wat zondig ik lekker.” Het is wel zo, maar zonden worden het pas als het voorbij is, en dat is het wonderlijke.
Iets is niet goed of is niet kwaad in kosmische zin en daarom leef je in die geestelijke wereld niet met een voorbehoud. Je uit jezelf zoals je bent. Wil je gaan preken? Nou, dan preek je. Wil je gaan bazelen? Nou, dan bazel je. Zo doet iedereen wat hij gewoon wil. En het is niet goed en niet kwaad, zolang het maar deel is van jezelf.
Als je dat op aarde zou kunnen terugvinden, zou mijns inziens een nieuwe waarheid ontstaan. De waarheid dat niets verwerpelijk is. Dat niets veroordelenswaard is, maar dat alles beleefbaar is en alles verwerkbaar. Alles wat er gebeurt, verandert mij. Die verandering is normaal, die is niet goed of kwaad. Het is wel een vorming van mijn persoonlijkheid.
En dat brengt mij dan, sommigen zullen daar dankbaar voor zijn, vrees ik, aan het einde van dit inleidende betoog. Want ik vroeg onze gast voor vandaag ook: “Je moet mij toch eens vertellen, je hebt aardig wat krachten. Maar waarom dan toch gelijktijdig teruggrijpen naar iets wat ik als benepenheid ervaar?” Toen zei hij tegen mij: “Als je je bezig zou houden met de kracht die in jezelf is en die in mij is, heb je geen tijd om mij benepen te noemen. De benepenheid is het gevolg van de manier waarop je zelf probeert eigen denkbeelden in de plaats te schuiven van de werkelijkheid die ik ben.” Ik dacht: “Daar heb je wel gelijk in.” Zoals een hele hoop mensen mij ook veroordelen.
Geesten zeggen ook wel tegen mij: “Jongen, wat doe je voor stommiteiten.” Ja, waarschijnlijk vooral omdat ergens iemand iets af wil maken op aarde op zijn manier. Ze zeggen dan: “Joh, dat is veel te laat, wat doe je gek.” Misschien hebben ze gelijk.
Je moet nemen wat er is in de kracht waarin het bestaat. Niet in een beoordeling, en als je het later al wilt beoordelen, beoordeel het dan op de harmonie of disharmonie, die het voor jou betekent. Niet op wat je zijn kwaliteit noemt, want kwaliteit is in de kosmos datgene wat harmonisch is en meer niet.
Ik dacht dat ik hier wel een inleiding gepleegd had. Ik durf niet te zeggen: gegeven, want dat is weer wat anders. Ik kan alleen maar de hoop koesteren dat ik u, ondanks alles, toch een klein beetje dichter heb gebracht bij deze gast. Ik heb er misschien te weinig over gezegd. Onthoudt u dan dit maar: In de meest wonderlijke uitingen kan de meest totale kracht bestaan en tot uiting komen. Het is belangrijk dat je de kracht vindt en niet de uiting. Ik hoop dat u dat bij de gastspreker inderdaad zult aantreffen.
Ik hoop dat, wat ik tekort geschoten ben, door onze gast goed gemaakt kan worden. Ik zie wel niet precies hoe, maar dat zullen we dan wel weer zien. Ik dank u voor uw aandacht.
De gastspreker.
Ik bevind me in een voor mij wat ongewone positie. Er wordt van mij verwacht dat ik u iets ga leren. Misschien doe ik dit het eenvoudigst door wat te vertellen over mijn eigen wereld en de manier waarop ik die beleef.
De wereld waarin ik leef, is een wereld van licht. Het is geen wereld waarvan je kunt zeggen dat het maar één soort licht is. Het doet een beetje denken aan een kerstboom. Veelkleurig waarin flonkeringen zijn van elke voorstelbare tint en waarbij het geheel toch een verwondering oproept. Een schoonheid en ook wel een wonderlijke vrede. Een soort sentiment.
Al die lichtjes en lichten, die flonkeringen, bepalen de wereld buiten je, maar het wonderlijke is dat wanneer je ze toelaat tot jezelf, ze één geheel worden. Het is net of je te maken hebt met bv. een orkest.
In een orkest heb je de meest verschillende instrumenten. Een hobo, een klarinet, een fagot. Maar ook een kornet, een trompet, een trombone en misschien een saxofoon. Verschillende instrumenten met heel verschillende klanken die toch op een wonderlijke manier – terwijl ze elk, als je het goed bekijkt, een eigen melodie spelen – één geheel vormen en dat geheel is dan ook weer schoonheid.
Op die manier komen al die verschillende flonkeringen in je samen en dan ga je natuurlijk kijken wat ze voor je betekenen. Sinds ik overgegaan ben en er dus mee geconfronteerd werd, heb ik me afgevraagd: Wat doet het me eigenlijk? Wat is het? Wat betekent het? Ik heb zelfs gekeken hoe dat in mijn vroegere leven geweest moet zijn.
Laat het me zo zeggen: Elke kleur heeft een aparte betekenis en een aparte invloed. Er is een diep purper, een soort lichtend donker paars met een zilveren gloed er doorheen geweven — zoiets als een dame draagt op een heel chique receptie — en als je kijkt wat het doet, zeg je: Het is mystiek. Het transponeert in mij allerhande dingen.
Dan heb je ook blauw. Helder blauw, en als je kijkt wat dat doet, zeg je: Ja, het wekt bepaalde denkbeelden op. Het leert me om te denken. Dan is er misschien een twinkeling van rood en daarvan zeg je: Ja, dat is opgewektheid. Een soort dadendrang, zo van: de paden op, de lanen in.
Wat verder komt er een soort zonnegloed op je af, goud en geel en zelfs een beetje trillend van de hitte. Dan heb je echt het gevoel van: O, wat is het heerlijk om te zijn. Je voelt alles vol met levenskracht.
Zo zijn allerhande kleuren. Ik kan ze niet eens allemaal op gaan. Zolang je die kleuren afzonderlijk ziet, doen ze allemaal iets. Maar het wonderlijke is: ze doen het afzonderlijk.
Wanneer ik mystiek ben als mens, dan staat mijn denken stil en is mijn dadendrang tijdelijk uitgeschakeld. Ik zweef dan maar een beetje en zelfs die gloed van voldaanheid krijg ik eigenlijk pas later te pakken.
Maar als ik ze nu allemaal tegelijk heb, dan is de mystiek niet alleen een beleving, maar dan wordt het een weten. Een weten dat gesteund wordt door de drang om dat weten ook te manifesteren. Om er wat mee te doen. En die voldoening is er ook, maar dan is het niet alleen maar een je koesteren. Nee, het is gelijktijdig gebruik maken.
Ik heb me laten vertellen dat jullie tegenwoordig celletjes hebben die zonlicht omzetten in een andere vorm van energie. Elektriciteit, geloof ik. Nou, op die manier voel je je dan alsof dat allemaal wordt omgezet in kracht, waardoor je meer kunt doen, omvattender kunt doen. Het is het samensmelten van al die invloeden tot een eenheid waardoor je ineens eigenlijk ver boven jezelf uitstijgt. Een prettig gevoel.
Ja, en wat is er nog meer in mijn wereld? Er is iets buiten mij, weet u. Als je het goed bekijkt, ben ik ergens een soort hiaat in een werkelijkheid. Dat wat buiten mij is, is zo vol van aanvaarding en van erkenning, ook van wat ik ben, dat ik het altijd zie als de Christus. Ik zie dit werkelijk als de Goddelijke Liefde in zijn meest gesublimeerde vorm. Misschien heb ik geen gelijk, ik weet het niet. Maar voor mij is het eigenlijk datgene, waardoor ik me bewust word van mijzelf. Maar het is gelijktijdig ook de atmosfeer waardoor al die flonkeringen mij kunnen bereiken en dat is eigenlijk de grote rijkdom van het geestelijke leven.
Ik heb wel eens van gedachten gewisseld met anderen en niet iedereen schijnt het precies zo te zien. Het is dus een persoonlijke zaak. Maar is het belangrijk hoe ik het zie, hoe ik het uitdruk? Of is het belangrijk dat het bestaat?
Vroeger heb ik altijd gedacht dat iets pas echt kon bestaan wanneer iedereen het erover eens was. Daarom bestond er zo weinig echt voor mij en bestond er zoveel voor mij wat niet echt was. Zo kom ik tot de conclusie dat de werkelijkheid eigenlijk datgene is wat je in jezelf beleeft op het ogenblik dat je alle invloeden die je bereiken, alle krachten die je stuwen en je dirigeren misschien zelfs, laat samenvloeien totdat ze één geheel worden in jezelf.
Dat is z’n beetje mijn wereld. Ik geloof ook dat die wereld van mij eigenlijk helemaal niet zo gekenmerkt wordt door streven en door dadendrang. O, streven! Als u wist hoe ik gestreefd heb om een ander voorbij te streven op kantoor, dan zou u waarschijnlijk glimlachen. Het was een kwestie van wie eerste en wie tweede klerk zou zijn, of allebei tweede klerk. Eén van ons zou eerste worden. Ik heb er ontzettend veel zorgen over gehad. Ik heb geknipmest, ik ben lief en dienstvaardig geweest. Ik heb meer gedaan dan ik eigenlijk kon, alleen maar om eerste klerk te worden. Als ik het nu bekijk en zie wat het heeft opgeleverd, moet ik toen wel gek geweest zijn.
In de wereld waarin ik nu ben, bestaat dit niet. Ik heb niemand die ik voorbij wil streven en dat is eigenlijk heel vreemd. Ik wil alleen maar mezelf zijn. Ik wil alleen maar gewoon licht ontvangen, licht zijn. Ik wil alle invloeden in mezelf samen laten komen en wanneer ik ze uit, is dat helemaal niet omdat ik iets wil doen. Dat is gewoon alleen maar de uiting van de vreugde over datgene wat ik in mezelf ervaar.
Misschien voor u heel erg onbegrijpelijk dat je de dingen alleen maar doet omdat je blij bent. Zoals een kind misschien begint te dansen omdat het een dagje mee uit mag. Dat kind zegt niet: “Ik wil gaan dansen.” Het zegt niet eens: “Ik ben zo blij” of zo. Het moet alleen iets uiten. Op dezelfde manier werk ik dan.
Het is geen werken. Wanneer ik gelukkig ben en ik zie iets dat minder gelukkig is, zeg ik niet: “Ik ga die ander gelukkig. maken.” Ik kan alleen maar niet aanvaarden dat er ergens duisternis is wanneer dat licht zo fel in mij brandt. En misschien draag ik dan wat van dat licht over.
Ik weet niet eens of ik wel naastenliefde beoefen, nu in de geest. Zoals dat vroeger geleerd is: ‘Heb uw naasten lief gelijk uzelf.’ Een heel mooie leer, waar ook nooit iemand iets mee heeft gedaan. Maar u kunt het zich misschien zo voorstellen: Wanneer je een kamer inricht, moeten de meubels toch zo staan zoals jij wilt. Dan moet die stoel van jou precies zo staan, dat je prettig zit en dat je overal bij kunt. Er moet ruimte zijn om te kunnen lopen. Er zijn dingen die je aan de muur wilt hangen en al die dingen bij elkaar is eigenlijk helemaal niet dat je die kamer wil maken. Neen, je wilt gewoon als het ware jezelf weerkaatst zien in de omgeving waar je in zit. Daarom werk je. Daarom doe je het.
Al dat andere, het is misschien een beetje vreemd om het zo te zeggen, maar al dat andere is voor mij zoiets als een kamer. Het is een omgeving. Een milieu, zeggen ze tegenwoordig, alleen op een andere manier.
Wanneer ik bezig ben, dan ben ik niet bezig om anderen te bekeren of te helpen, of hoe dat dan mooi heet. Neen, ik ben gewoon bezig mezelf te zijn, zodat ik rond mij als het ware voel dat ik er ben. Ik wil gewoon voelen dat ik er ben. Nu kun je dat allemaal omschrijven in mooie poorten van lichten, in bloemen desnoods, noem maar op, ‘de hemelse bollenvelden’. Maar de omschrijving is eigenlijk alleen maar een poging om iets weer te geven van wat je bent.
Ik heb wel eens gedacht: Er bestaat eigenlijk niet veel. Het enige wat bestaat, is datgene wat ik in mezelf samenbreng, wat ik waar maak. Al die andere mensen, al die andere geesten zijn er omdat ik ze besef, omdat ze deel zijn van mijn wereld, van mijn wezen, van mijn werkelijkheid. En wat ik met hen uitstaande heb, wordt bepaald door het feit dat ze deel zijn van mijn wereld. U zult dit waarschijnlijk erg benepen en egoïstisch vinden, maar voor mij is dat nou eenmaal zo.
Als u in uw eigen wereld kijkt, zijn er ook zoveel dingen die bij u horen. Nu is de grote moeilijkheid dat u waarschijnlijk zult proberen om iets dat anders is dan u leuk vindt, om te bouwen totdat het zo is als u denkt dat het leuk is, en dan is er helemaal niets meer aan. Dat heb ik gezien toen ik getrouwd was. Ik ben met een schat van oen vrouw getrouwd geweest, veel kinderen gehad ook. Erg leuk. Alleen, weet u, voordat we trouwden maakte mijn vrouw mij duidelijk dat ik iemand was. Toen we getrouwd waren, begon ze onmiddellijk iemand anders van me te maken. Ik denk wel eens dat dat een deel van haar kruis op aarde is geweest. Ik was niet meer zoals eens, maar ik was ook niet wat ze van me maken wilde. Daardoor ben ik misschien wel droogstoppelig geworden. Enfin, dat is allemaal voorbij en ook zij leeft in de sferen op het ogenblik. Crash activiteiten.
Wat ik aan banden heb, ook met haar, is eigenlijk een kwestie van: het is deel van mezelf. Ik kan het niet veranderen. Ik moet alleen de plaats zoeken waar het thuis hoort.
Dat is met gedachten net zo. Je kunt heel veel dingen denken.
Vroeger was ik soms erg wijsgerig. Maar al die wij wijsgerigheid samen had geen betekenis, tenzij ik de zaak op de juiste manier groepeerde. Ik mocht de wereld eenvoudig niet veranderen. Dat kon ik ook niet en ik heb niet voldoende geleerd wat je er dan wel mee moet doen. Je moet proberen om de dingen een eigen plaats te geven in je leven. De plaats waarop zij passen, precies zoals ze zijn. Niet zoals jij ze wilt hebben.
Je moet proberen om alle krachten en alle gebeurtenissen in jezelf gewoon te accepteren zoals ze zijn. Maar ze dan wel zo in je leven plaatsen dat je het gevoel hebt dat ze werkelijk een weerkaatsing van jezelf worden.
Dit klinkt natuurlijk allemaal onzinnig. Ik ben ook nooit een groot wijsgeer geweest en ik zal het ook nooit worden. Maar als je denkt aan kracht, aan licht, dan heb je in het begin de neiging om te zeggen: Dat moet ergens van buiten af komen.
Mijn knieën waren eeltig, want daar lag ik altijd op om te kijken uit welke richting het licht zou komen dat ik nodig had. Het kwam nooit. Alleen het eelt werd dikker.
Nu kijk ik niet meer in een bepaalde richting. Ik ontvang het. Er is gewoon licht. Er is kracht. Er is vreugde. Er is bewustzijn. En ik zeg ook niet meer: “Ik ga er dit of dat mee doen.”
Ik heb met kringen als de uwe wel enige ervaring opgedaan sedert ik in de sferen ben. De meesten waren vromer dan u, althans in uiting. Dat is helemaal geen bezwaar tegen u want de gezangen die ze soms zingen, kunnen verschrikkelijk zijn. Ik denk dan altijd: Onze Lieve Heer moet toch wel erg geduldig zijn wanneer Hij ook dit als lofzang wil aanvaarden.
Er zijn ook mensen die zeggen: “Ik wil gaan genezen.” Die gaan uit genezen zoals een ander gaat vissen. Zij lopen overal te kijken waar er nog een stijve nek is om te genezen of wie er nog een pijntje heeft. Waar kan ik een zieltje even psychisch in elkaar timmeren?
Eigenlijk is dat allemaal zo overdreven. Ja, mag ik dat zeggen? Ik begrijp wel dat u het allemaal goed bedoelt als u het zo doet, maar eigenlijk is het iets wat uit jezelf oprijst.
Je wilt genezen. Je wilt er wat van weten. Best, dat mag. Ik heb in mijn tijd zelfs over politiek en economie gelezen. Niet dat ik er wijzer van geworden ben, maar ik heb toch wel geleerd hoe het zou kunnen. Maar aan die dingen heb je alleen wat op het ogenblik dat het gebeuren buiten erom vraagt. Niet wanneer jij zegt: “Kan ik het ergens plaatsen?” Neen, er moet gewoon een plaats in de wereld buiten je zijn, waarbij je ineens denkt: “Hé, nu moet ik genezen.” Dan moet je ook niet zeggen: “Nu gaan we het zus of zo doen”, dan moet je het gewoon doen.
Er zijn ogenblikken dat je zegt: “Ik weet geen raad meer met de wereld en met mezelf. Laat ik onze lieve Heer er maar bijhalen.” Kan je proberen. Je kunt ook een stelletje afgodsbeelden om je heen groeperen, maar het haalt niets uit.
Je kunt ook gewoon zeggen: “Ik aanvaard dat leven en ik beroep me op God.” Misschien te vroom voor u? Maar dan komt er een ogenblik dat ik weet: “Nu heb ik een kans, nu is er God.” Of: “Er is wat.” Ik moet er op dat moment niet over nadenken wat ik onze lieve Heer dan zal gaan vragen, maar dan Iaat ik die kracht gewoon in die hele wereld rond mij zijn. Dan staat er misschien niet een beeldje van God, maar dan gaat er een lamp aan of wat anders. Dan is de wereld veranderd.
Wanneer je bezig bent met je eigen dromen, met je eigen denkbeelden, lieve mensen, ik herinner het me zo goed, dan word je zo pessimistisch. Zo van: “Nu heb ik dit wel, maar heb ik dat weer niet.” En, dat gaat allemaal de verkeerde kant uit. Zo ben je dan bezig, en waarom zou je dat doen?
Wanneer je vandaag leeft met de kracht van vandaag en alles zo probeert te plaatsen dat het bij je past, dat het harmonisch is, dan komt er een ogenblik dat je de gebeurtenissen in jezelf ontmoet. Dan komt het van alle kanten op je aan en stroomt het naar binnen toe. Het wordt jezelf. En het gekke is dat wat eenzaamheid lijkt als je het buiten je ziet, rust wordt als het in je is. Dat wat verlatenheid is als het buiten je is, juist een verandering van besef en contact is wanneer het in je komt. Of: dat wat misschien macht lijkt als het in je terecht komt, juist blijkt helemaal machteloosheid te betekenen.
De dingen veranderen als ze in je komen en als ze samengevoegd zijn. Als al die krachten, al die lichtjes, al die twinkelingen van de oneindigheid in jou zelf samenkomen, eenheid worden, dan is het net of je stil blijft staan en gelijktijdig een vonkende explosie bent van licht. Dat licht zien anderen dan misschien als vuurwerk. U hebt wel eens gehoord wanneer zo’n pijl afgaat, dan zegt men: “Wat is dat mooi.” Maar daar hebt u niets mee te maken. U explodeert alleen maar en u blijft toch uzelf. Dat is de grote kunst van het leven.
Het is mooi om door allerhande werelden te dwalen, maar elke wereld, zeker elke geestelijke wereld, bouw je voor een groot gedeelte zelf op. Je maakt de werelden zelf.
Ik denk aan de eerste werelden waar ik in geleefd heb, schitterende architectuur. Ik was erg op architectuur gesteld, dus leefde ik in een wereld met een schitterende architectuur. De meest saillante details.
Er was een kerk bij met gargouilles. Als ik er nu nog aan denk, vraag ik me af hoe ik aan die portretten ben gekomen. Ik liep daar door straten en pleinen en ik was meneer de directeur van een kantoor. Kunt u zich dat voorstellen? Maar het was allemaal niets. Het had geen betekenis. Het was leeg. Het was een poppenspel dat ik voerde voor mezelf. Waarvan ik deed of het echt was.
Ik ben veel in andere sferen geweest en op een gegeven ogenblik krijg je er genoeg van. Gewoon genoeg van het jezelf verhalen vertellen. Dan heb je het ook niet meer nodig om te dromen van die schitterende boog van licht of dat pad van lichtend, trillend metaal waarover ik naar de eeuwigheid wandel.
Wat je dan alleen nog maar nodig hebt, is dat je steeds meer open staat. Mensen beschouwen openstaan als een soort leegte, maar dat is niet waar.
Ik ben er zelf wel, maar alles wat tot mij komt, aanvaard ik als deel van mijzelf. Laat ik het zeggen in Nederlandse termen: als een weerbericht. Als het regent, dan ben ik de regen; als de zon schijnt, ben ik het licht van de zon. Ik ben gewoon één met alles wat op me af komt en dan heb ik geen vormen meer nodig.
Ik spreek over licht en over kleuren want ik weet niet hoe ik het u anders moet vertellen, maar eigenlijk is dat zelfs niet meer te onderscheiden. Het is alleen maar een soort gevoel. Het is alleen maar een gevoel en een weten dat je eigenlijk niet eens kunt omschrijven. Het wonderlijke is dat juist door dat gevoel je ook gaat begrijpen wat er buiten je is. Dat het een eenheid is. Een eenheid waar ik misschien eens bij zal horen.
Op dit moment is het voor mij eigenlijk nog niet eens belangrijk. Ik ben nog te druk bezig om mezelf te zijn, denk ik. Maar ik weet dat het er is als een eenheid, en dat noem ik Goddelijke Liefde. Ik noem het Christus. Ik noem het God, een kwestie van een naam. Het is datgene wat mij niet afstoot, wat mij aanvaardt als een deel van zichzelf terwijl ik nog mezelf blijf, en dat vind ik iets grandioos.
Als ik praat over mijn eigen wereld, kan ik alleen maar zeggen: Het is een wereld die je in menselijke termen moeilijk omschrijft, maar het is een verrukkelijke wereld.
Nu wordt er van mij verwacht dat ik vanuit die wereld u lessen ga geven. Wat kan ik u nu leren? Hier zit u, ieder met uw eigen droom, uw eigen theorie. Ik kan u natuurlijk in oude termen precies gaan vertellen wat de Heer van u verlangt. Maar weet u, het is eigenlijk niet wat de Heer van u verlangt, het is wat u van de Heer verlangt. U maakt God door wat u van God verlangt. Weet u dat?
U maakt krachten tot iets bijzonders door de manier waarop u die kracht verlangt. Elke keer wanneer u tegen uzelf zegt: “Dat is in mij”, dan is het er ook wel. Maar zolang u het op die manier doet komt u niet verder. U zou moeten Ieren om elk ogenblik te leven met de kracht van het ogenblik.
Maak u maar geen zorgen voor morgen. Of het morgen nu regent of droog is, daar verandert u toch niets aan. Als het vandaag mooi weer is, koester u en als het vandaag regent, zorg dat u een regenjas en een paraplu bij u hebt. Zo eenvoudig is het leven eigenlijk.
Of u vandaag leeft en morgen dood gaat, of vandaag al dood gaat, maakt ook geen verschil uit. Nu ja, misschien voor uw levensverzekering, maar voor de rest is er niets aan de hand, u blijft wel bestaan, maak u geen zorgen!
Wanneer u vandaag uittreedt en u komt in een lichtende wereld, dan kunt u zeggen: “O, wat is het mooi.” Maar maakt het verschil uit? Eigenlijk niet. Het is gewoon datgene waarvan je deel bent en wat deel is van jezelf. Want anders zou je het niet kunnen vinden en zien.
Lieve mensen, heb een beetje vrede met jezelf en heb een beetje vrede met je God. Denk niet dat er een verlosser is die eventjes alles goed maakt. Er is een verlosser die het u mogelijk maakt om alles te zijn wat u bent en toch de harmonie met de totaliteit van God in uzelf te vinden. Het is wat je in jezelf vindt, anders niets.
Nu kan ik natuurlijk gewichtige woorden spreken, dat kun je zo gemakkelijk doen. Of heel plechtig. Ik heb dat ook wel eens gezien. Zo van: “Vrienden, ik ben licht en mijn licht deel ik met u.” Goed. En wat bent u dan? Een klein lichtje waarschijnlijk of een groot licht. Als u werkelijk een groot licht bent, wil ik graag in uw licht delen, als het zo uitkomt.
Ik kan u allemaal krachten gaan geven en energieën, maar ik kan u eigenlijk niets geven wat niet in uzelf bestaat. Er bestaat een mooie term die zelfs in bepaalde juridische zaken nog wel eens naar voren komt, namelijk dat geëist wordt dat u iets zult beheren. Voor dames is dat natuurlijk huismoederlijk, tenzij u zichzelf ook als huisvader wilt beschouwen. Daar bedoelen ze eigenlijk mee dat je gewoon alles zo juist mogelijk zult doen. En dat is nu eigenlijk het antwoord op het leven, op de kracht, op alles wat je nodig hebt.
U hoeft heus niet uit genezen te gaan. Als er een patiënt is die u nodig heeft, vindt hij u wel. U hoeft heus niet bezig te zijn met magische openbaringen en speciale riten tot uittreding. Als u ergens naartoe moet, komt u er wel. Het enige wat nodig is, is dat je alles wat in jezelf komt, kunt aanvaarden als een deel van uzelf. Dat je in de wereld niets afwijst maar dat je probeert alles te zien op een plaats waardoor je het kunt aanvaarden in het geheel.
Je leven is gewoon een rangschikken van de dingen. Je moet gewoon orde vinden, een orde die past bij jouw wezen en waarin plaats is voor alles. Voor pest, voor aardbevingen, voor oorlogen, zo goed als voor het lot uit de loterij, de verrukkingen van de liefde, de openbaringen misschien van de Eeuwige. Alles bij elkaar, gewoon alles op zijn plaats.
Gekke raad om aan mensen te geven, hè? Mensen die altijd worden gepredikt dat zij moeten streven naar dit en naar dat. Als u streven wilt, heb ik er geen bezwaar tegen. Ik heb gestreefd in mijn tijd en ik ben er nergens mee terecht gekomen, althans terugziende niet. Maar als u streven wilt, dan mag het. Heb ik geen bezwaar tegen. Wanneer u uw streven maar ziet als deel van uw gehele bestaan en niet als iets dat boven de rest van het bestaan staat.
Misschien mag ik toch wel een klein beetje termen gaan gebruiken, anders wordt het zo moeilijk om het allemaal te zeggen. De kosmische werkelijkheid, de kosmische waarheid is deze:
Alle krachten en alle waarden die ik erken, bestaan in mijzelf. Maar eerst als ik ze als deel van mijzelf erkend heb, zullen zij in het bestaan voor mij een uiting vormen van de kracht waar ik uit voortkom.
Alle leven, alle mogelijkheid en alle uiting is mij toegelaten, maar alleen dan wanneer ik het in mijzelf volledig aanvaard en samen met het geheel van al wat ik erken, kan zien als geheel, als eenheid. Wanneer mijn leven een eenheid is waarin ik niets ontken van hetgeen buiten mij bestaat, niets verwerp van hetgeen buiten mij bestaat en alles zie als deel van één grote werkelijkheid, dan heb ik de krachten gevonden die men ‘Koninkrijk Gods’ noemt. Of Eeuwigheid of de Vervulling.
Elke keer wanneer je in jezelf iets meer eenheid vindt, dan droom je van oneindige lichte werelden. Droom gelukkig en rust even, maar weet dat die werelden niets anders zijn dan een droom en een verwachting die weer verdwijnen moet wanneer je verder gaat.
Er is een God. Ik weet het. Ik heb Hem gezien. Niet in een vorm maar in de duizenden krachten die me bereiken, in die invloeden van alle kanten heeft Hij zich telkenmale weer gekristalliseerd als een licht in mijn wezen.
Ik weet dat er een Christus bestaat. Ik weet dat er een Liefde is, die mij aanvaardt zonder mij te dwingen om deel te zijn. Waar ik gewoon deel van kan worden wanneer het mijn tijd is en niet eerde. Die liefde is er en die weg is er.
Ik weet dat er zeer vele werelden en sferen zijn van duister en verschrikking tot de meest lichtende toe. Ik heb een deel daarvan zelf moeten proeven. Maar ik weet ook dat al die werelden uiteindelijk maar een droom zijn. Iets wat voortkomt uit jezelf. Uit de manier waarop je nog niet één bent met jezelf.
Droom rustig als je wilt, mensen. Droom maar. Maar weet dat die droom niet zegt wat waar zal worden. Uw zogenaamde voorspellende droom niet en uw toekomstdroom niet. Uw droom van wat geweest is niet, want ze vervalsen allemaal wat u bent. Droom uw droom als een ontspanning. Haal dan diep adem en zeg: hier sta ik. Open voor het heden. Voor alle krachten en werkelijkheden die er in mij komen. Op dit ogenblik hernieuw ik mijzelf door mijzelf te zijn zonder dromen, zonder illusies, maar in een eenheid met de hele wereld die ik erken.
Dat is nu eigenlijk de les. Is het een les? Misschien niet. Voor mij is het een werkelijkheid en voor u is het misschien nog een droom. Maar dat geeft niet, want zoals ik het gevonden heb, zo zult u het vinden op uw eigen manier.
Er is zoveel licht. Er is zoveel kracht. Er zijn zoveel mogelijkheden en werkelijkheden dat u altijd wel gelukkig kunt worden, wanneer u aanvaardt wat u zelf bent. Dan kunt u op uw eigen manier groeien naar een wereld, waarin u dit één geheel vormen met alle invloeden kunt ervaren, zoals ik het doe.
Wees maar niet bang voor de toekomst en treur niet teveel over het verleden of vrees niet wat is geweest. Er is gewoon vandaag. Jezelf in eenheid met alle dingen.
Er is niets om bang voor te zijn, wanneer je maar liefde hebt voor wat je zelf bent en al wat rond jezelf leeft. Alleen als deel van mijzelf kan ik het aanvaarden en beleven. Het is goed te weten dat de wereld waarin je leeft, zo vol is van dingen waarmee je je verbonden kunt voelen. Ik hoop dat iets van die verbondenheid u bereikt en dat u zegt: “Ja, dat wat er gezegd is, die persoonlijkheid die daar voor een ogenblik komt praten, is ook een beetje deel van mij. Laat ik dan ook al het andere niet verwerpen wat er in mij bestaat, dan vind ik die eenheid waarin alles samenvloeit, waarin het goede voortkomt uit het bestaan als geheel. Daar zult u het mee moeten doen
Ik ben geen goede leraar, geloof ik, maar wel eerlijk. Ik ben geen boeiende spreker. Aan de andere kant, ik ben blij met het licht, met de werkelijkheid, met alles wat er in mij is. En dat is de vreugde die door u in mij bestaat. Ik hoop alleen dat ze voor u even beleefbaar wordt op uw eigen wijze, in uw eigen wereld.
Ik ben u dankbaar dat u zo geluisterd hebt. En ik kan alleen maar zeggen: Veel, heel veel diepe innerlijk vreugde en heel veel harmonie met alles wat er gebeurt en rond u is. Dan zal de verbondenheid, die we nu misschien een beetje voelen, zich eens manifesteren als verbondenheid met alle dingen.
Tot de tijd dat we dat allemaal samen beseffen, wens ik u alleen maar heel veel vreugde en heel veel plezier.