Het innerlijke pad en de grote waarheden van het bestaan

image_pdf

11 oktober 1968

Deze bijeenkomst zou ik graag willen gebruiken om weer eens iets te zeggen over het innerlijk pad, de innerlijke mens en de grote waarheden van het bestaan.

Ik zou willen beginnen met de stelling: elke mens heeft een geloof. Hoe hij eraan komt weet hij vaak niet. Het is soms net een griep, die opkomt zonder dat je weet van waar of hoe, en voor je het weet, geloof je. Dat geloof op zich is meestal zo onredelijk en vaak zelfs zo dwaas als je je maar denken kunt. Er zijn zelfs mensen die een geloof eigenlijk maar een onzindelijk iets vinden. Zij geloven dan ook dat zij zoveel weten, dat zij kunnen stellen dat geloof een onzindelijk iets is. Daarbij is hun eigen benadering van het leven er altijd weer een die in essentie op geloof, al is het maar in de waardigheid van de mens en dergelijke dingen, gebaseerd blijft en zich zeker niet beperkt tot de constateerbare feiten.

Geloof geeft ons een bepaald zicht op de wereld. Toen ik nog klein was had je in sommige speeltuinen raampjes van gekleurd glas staan. Wanneer je daardoor keek zag je de gehele wereld opeens rood of blauw of geel. Geloof is iets dergelijks: je ziet de wereld anders. Dat is natuurlijk goed zolang dit geloof voor ons een persoonlijke beleving blijft. Maar wij zijn al te zeer geneigd om ons gehele innerlijke leven, onze bewustwording zowel als onze levenspraktijk, op dit geloof te baseren en alles alleen vanuit het standpunt van ons geloof te bezien. Dan veranderen de feiten en worden tot een vorm van illusie, daar wij de kleuren anders zien dan zij zijn, en wensen dat alles volgens de door ons gekozen kleur zal reageren.

Zo ontstaat dan een enorme strijd die in de eerste plaats met de feiten en de werkelijkheid gevoerd wordt. Hierdoor heeft men het gevoel van machteloosheid en al snel wordt het geloof niet meer in de eerste plaats een werkelijke innerlijke beleving, maar eerder een pretentie die je nodig hebt om te ontkomen aan de twijfels die rijzen zowel ten aanzien van jezelf als ten aanzien van je geloof. U begrijpt wel dat dat niet bepaald de meest juiste weg is.

Wil je de innerlijke weg op een meer reële wijze gaan, dan moet je eigenlijk beginnen zonder dat een bepaald geloof – dat in een dergelijk geval immers tot een vooroordeel wordt – voor je benadering en reactie bepalend moet zijn. Ga niet uit ven algemene stellingen maar van je eigen waarden. Eenieder heeft wel bepaalde gevoelens ten opzichte van zichzelf en eigen leven, de zin van eigen bestaan enzovoort. Ga van daaruit verder. Je komt dan tot een aantal vragen waarop je zelf een antwoord kunt vinden, terwijl een geloof dat geformuleerd is, vaak het antwoord reeds schijnt te geven zonder dat de betekenis daarvan voldoende wordt doorvoeld of beseft. De eerste vraag, waartoe men dan komt luidt: wie ben ik?

Deze vraag rijst door confrontatie met de kennis van anderen, de opvattingen van anderen etcetera. Het lijkt er wel op of eenieder beter weet wie en wat je bent dan je zelf. Het is nodig daaraan iets te doen en zo begin je je eigen wezen te onderzoeken en deels te erkennen.

Hierdoor kom je tot een tweede fase waarin je niet alleen meer vraagt, wie of wat ben ik, maar ook daaraan een ‘waarom’ toevoegt. Op het ‘waarom’ is vaak geen redelijk antwoord te geven, zeker niet wanneer, zoals in dit geval, de vraag de essentie van het gehele bestaan betreft.

Zover het je denken, redeneren, zoeken betreft is er echter wel een – zij het beperkt – antwoord. Waarom bijvoorbeeld gelooft u in de geest. Dat is een kwestie van het innerlijke pad en niet alleen een uiterlijke zaak. Er is een reden voor. Leer de redenen kennen die je bewegen en je beseft op den duur dat de vraag ‘waarom?’ alleen geen antwoord kan geven op  de belangrijkste onzekerheden. Daarom vul je haar aan met de vraag : Hoe? Het lijkt een beetje op een school voor reporters: Wie, waarom, hoe? Alleen het wat en waar is er tussenuit gebleven. Men leert echter door deze wijze van denken op den duur antwoorden vinden, die zonder dit niet bereikt zouden worden. Indien ik wil weten, wat ik ben, waarom ik ben, zal ik het beste uit kunnen gaan van de vragen hoe ik in wezen leef, hoe ik besta, hoe ik handel, enzovoort. Deze maken het mogelijk uit de benadering die men heeft ten aanzien van de verschillende waarden in het leven, enige gevolgtrekkingen te maken omtrent de mogelijke zin van het bestaan.

Het is noodzakelijk dat men steeds weer, dag na dag, als het ware met deze vragen bezig is.

Dit lijkt op het eerste gezicht zeer moeilijk, ja, haast ondoenlijk. Maar wanneer je er eenmaal mee begint bemerk je al snel, dat het eigenlijk een normaal deel van het bestaan wordt, eenvoudigweg een wijze van leven en denken. Al past dit alles wel degelijk ook binnen het kader van het alledaagse menselijk bestaan, zo brengt de wijze van leven en denken toch een zekere verinnerlijking te weeg. Want juist de mens, die niet uitgaat van vooropgezette stellingen, maar steeds weer zoekt naar de feiten omtrent eigen leven, werken en denken, zal ook de uiterlijkheden van het bestaan steeds meer gaan betrekken bij het innerlijke pad. Voor hem is er een voortdurende bereiking van het innerlijk besef, maar gelijktijdig daardoor een  haast automatisch anders reageren in de wereld. En dit anders betekent tevens beter, daar harmonie in de wereld van groot belang is.

Is men eenmaal zover gekomen, dan zal men vaak het gevoel hebben dat men nu verder geestelijk streven en denken in feite niet meer van node heeft, men reageert haast altijd voor langere of kortere tijd op alles, wat het innerlijk pad nog verder zou kunnen bevatten met een ‘ik kan daar wel buiten’. Het Ik reageert zo, omdat het meent het overbodige, ja overdadige beter af te kunnen wijzen. Na enige tijd beseft men echter, dat ook dit de juiste weg niet is. Al hetgeen men als overbodig of overdadig heeft afgewezen blijkt na enige tijd juist de stimulans te zijn geweest tot streven, de kracht, waardoor de bewustwording mogelijk werd en een nieuw en steeds meer omvattend begrip voor de geest zowel als de stoffelijke wereld mogelijk was. Eerst op dit punt pleegt – de strevende – mens zich de vraag te stellen: ‘Wat is nodig’?’ en daarbij rekent men niet alleen met geestelijke waarden, maar wel degelijk ook met stoffelijke mogelijkheden en noodzaken.

Misschien klinkt het nogal materialistisch, wanneer ik u het innerlijke pad op deze wijze beschrijf. Toch is dit alles werkelijk een zaak van de geest en haar ontwikkeling. Elke keer bereikt men een eindpunt van een fase. Geestelijk treedt dan een toestand op die men vriendelijkheid halve een rustpauze pleegt te noemen, maar die in wezen eerder een periode van verwarring en hernieuwde oriëntatie omvat. Ondertussen gaat echter voor de mens het stoffelijke leven verder. De continuïteit ligt dus in feite vooral in de prikkels en noodzaken die vanuit de stof onvermijdelijk het ik belagen.

Maar toch brengen vooral de stoffelijke zaken een soort irritatie met zich. De mens komt ertoe deze gehele wereld af te willen wijzen. Hij heeft overal kritiek op. Wanneer men de wereld beziet, zal men op den duur wel enige vrede vinden en alles met een welwillende glimlach gadeslaan, maar innerlijk begrijpt men eenvoudig niet hoe het komt dat al die andere mensen zo dwaas zijn. Nu komt iets dergelijks ook wel eens voor, zonder dat hier een geestelijk proces aan vooraf ging, maar dan is de oorzaak in de meeste gevallen gelegen in het feit, dat men eigen dwaasheid niet beseft.

Degene die het innerlijke pad gaat, zal echter na enige tijd van onrust en lichte erger over de wereld, beseffen dat hij verder moet gaan. De vraag die hij zich dan zal stellen luidt: ‘Kan ik iets doen?’. Bij het begin van de bewustwording die door het gaan langs de innerlijke weg ontstaat, zijn wij reeds tevreden wanneer wij iets beseffen. Maar nu komt de tijd dat wij willen doen, dat wij willen werken. Dit werken valt dan weer uiteen in het geestelijke en het meer praktische werk. Heeft men de bewustwordingsgang gevolgd, zoals ik die omschreven heb, dan is het praktische werk iets dat voortvloeit uit het bereikte innerlijk besef. Het is als het ware een voortzetting van de innerlijke wereld buiten het ik, waarbij alles wat men in de stof als taak aanvaardt, verklaard kan worden vanuit het innerlijke en geestelijke standpunt.

Het geestelijke werk bestaat in deze periode vooral uit het zoeken naar nieuwe waarden. Juist hierdoor gaat de betekenis van elk geloof dat je nog in je draagt, langzaamaan verbleken! De kleurtjes houden niet meer. Steeds verdergaande nieuwe erkenningen en belevingen maken het onmogelijk een eenvoudig geloof nog te aanvaarden en de eenzijdigheid van de meeste menselijke standpunten maakt het onmogelijk daarin nog langer deel te hebben.

In deze periode komt men vaak in strijd met begrippen als God, Christus en dergelijke. Niet dat men het wezen daarvan verwerpt, maar men beseft dat het beeld dat de mens zich van dergelijke dingen gevormd heeft niet deugdelijk is en kan niet altijd onmiddellijk het verschil beseffen tussen de voorstelling – waaraan men waarschijnlijk nog tot voor kort deel had – en de feiten zoals men die nu leert zien.

Een God, zoals die algemeen door de mens wordt weergegeven en voorgesteld, bestaat eenvoudig niet. Je voelt wanneer je dit beeld wilt benaderen dat je alleen maar tegen een soort leeg masker aanpraat waar niemand achter schuilt. Je voelt dat, wanneer je je bezig houdt met de verlossing door de Christus, je niet met feiten te doen hebt, maar met een soort patentmiddel tegen zonden. Je voelt dat de gangbare beelden niet meer kloppen, dat de werkelijkheid anders moet zijn.

In deze periode van verwerping zijn er vele mensen, die het stuur kwijtraken. Zij hadden een geloof, dat aan hun leven inhoud en richting gaf. Nu is het geloof weg en zij weten niet meer wat zij met zichzelf moeten beginnen. Zodra het gemis dat door het wegvallen van de vertrouwde waarden van menselijk geloof ontstaat het wezen gaat domineren, staat de gehele bewustwording stil en zien wij in het gedragspatroon van zo iemand ook vaak naar buiten toe opeens detoriatieverschijnselen optreden. Eenieder zal deze tijd van teleurstellingen en eenzaamheid wel door moeten maken, maar voor de meesten gaat die periode toch gelukkig nogal snel voorbij.

In de plaats van geloof komen nu feiten, die voor het ik volkomen vaststaan, omdat dit ego zelf ze beleeft en bewijst. Wanneer men nu preekt over God, dan bedoelt men daarmede niet meer een wezen dat ergens ver weg in een hemel woont, maar eerder een beleving die men in zichzelf kent. Spreekt men van de Christus, dan heeft men het niet meer over een mannetje dat eens in het verleden wonderen heeft gedaan en gestorven is, een ‘stoffelijke zoon van God’, maar over een levend iets, een gevoel, een persoonlijkheid en kracht, die men mede in zichzelf leert beleven. Het ik wordt dan deel van de dingen.

Voor een mens is dat deel zijn, ook van de hogere waarden, die ééns alleen via geloof, sprookjes en verhalen enigszins duidelijk en aanvaardbaar konden worden gemaakt, de meest belangrijke stap in zijn geestelijk bestaan. Een mens verkrijgt hierdoor onder meer de bekwaamheid om symbolen op de juiste wijze te hanteren en te creëren. Belangrijker nog is het dat men nu leert de lijnen van het leven te zien die achter de uiterlijkheden verborgen liggen en men gaat de essentie van het leven beseffen en daardoor wordt men zich weer meer bewust van de gelijkheid van waarden. Dan spreekt men niet alleen maar over een hypothetisch: ‘zo boven, zo beneden’, maar beleeft zelf dat alles, wat beneden wordt erkend, ook in de hogere werelden voor het ik toegankelijk wordt, terwijl alles wat in de hogere werelden wordt erkend, ook in de eigen wereld of beneden bruikbaar is geworden.

Het ik wordt een soort transformator voor de krachten van het Hogere, die naar de eigen stoffelijke wereld vloeien, maar tevens voor besef uit eigen wereld, dat zich in de hogere wereld openbaart en mogelijkheden tot samenwerking van hogere en lagere werelden opent.

In deze fase van het innerlijk ontwaken, staat men op de grens van het werkelijke adeptschap, de werkelijke algehele inwijding. Nog is men gebonden aan de vormen, die men rond zich ziet.

Daar men de achtergronden van alle vormen en feiten gaat zien, worden de uiterlijkheden echter steeds minder belangrijk. Er komt een ogenblik, waarop men zal leren zeggen: niet de vorm is bepalend, maar mijn besef is bepalend. Dan kun je misschien, zoals Mozes, water uit de rotsen slaan, of, als andere magiërs gezegd worden te kunnen, brood van stenen maken. Je kunt goud maken uit lood en nog veel meer. Je kunt nu uit het leven maken wat je wilt. Je bent meester geworden van het stoffelijke leven. Wat weer gevaren in zich bergt.

De adept, die gevoelt meester van de materie en daarmede van een groot deel van het materiële bestaan te zijn, is maar al te vaak geneigd dit als een bereiking te zien, in plaats van een verplichting. Degene die zich blijft afvragen: ‘Wie ben ik, hoe ben ik’ enzovoort, zal al snel na de eerste verbazing over eigen mogelijkheden beseffen: ik moet nu mijn wijze van leven veranderen, tot zij in overeenstemming is met mijn mogelijkheden en zo het hoogste in mij vormgeven op een wijze, die voor allen zin heeft. Op het ogenblik dat dit beseft wordt, komt het ogenblik dat voor de ingewijden alle grenzen tussen hogere en lagere werelden werkelijk wegvallen. De mens is nu niet meer een wezen, dat in een lagere wereld staat en naar een hogere wereld toe groeit, of een wezen, dat soms voor een enkel ogenblik de stof kan vergeten om in een hogere wereld te vertoeven en vandaar naar beneden te zien. Hij wordt tot een wezen, dat alle sferen gelijktijdig beleeft en geen scheiding meer erkent tussen de verschillende sferen en werelden. De werkelijke adept zoekt zichzelf niet meer. Hij is tot middel geworden en beschouwt zichzelf, niet meer als doel. Hij is deel van elke wereld en kan actief zijn in elke wereld, waarop hij zijn aandacht wenst te vestigen. Voor hem is het kijken naar een andere wereld even eenvoudig geworden als voor u eens zien naar links of naar rechts.

Tot nu toe heeft de ingewijde nog steeds eigen daden als een belangrijk en exceptioneel deel van eigen zijn beschouwd. Nu is het voor hem noodzakelijk te gaan beseffen dat zijn daden alleen maar deel uit maken van een groot kosmisch patroon. Hij kan natuurlijk nog steeds tegen hetgeen hij als kosmisch patroon beseft ingaan, zo hij dit wenst, maar vanaf dit ogenblik is er voor hem nog maar één enkele vorm van harmonie met de kosmos mogelijk. Deze harmonie vloeit voort uit zijn besef, zijn wezen, plus de erkende krachten in hem. Zodra dit het geval wordt, komt hij tot een soort daadloosheid, waarbij hij niet meer zelf beslist of handelt, maar alleen nog maar reageert op de noodzaken en behoeften in de werelden rond hem volgens de harmonie die hij in zich draagt.

Daar de ingewijde nu in feite tot een deel van het geheel is geworden en dit beseft, zal hij voortaan in wezen een bewust deel van het geheel blijven en deel hebben aan het bewustzijn van dit geheel. De grenzen van het bewustzijn vallen weg. De ingewijde weet nu, hoe een ander leeft, wat hij denkt, wat hij voelt, wat de ander is. Hij weet wat morgen zal zijn, zo goed als vandaag beseft wordt. Hij kan gisteren en morgen als het ware tegelijkertijd zien en beleven. Toch blijft hij ook dan nog mens. Tot het ogenblik dat hij zijn menselijk lichaam prijs geeft, omdat hij beseft hierdoor een grotere betekenis te verkrijgen in het geheel en zo zijn plaats in het geheel beter tot uitdrukking brengt dan door een stoffelijk voortbestaan mogelijk zou zijn.

Wat een heel verhaal over de innerlijke weg is en bovendien klinkt als iets, wat voor een mens haast onbereikbaar is. Maar het onbereikbare ontstaat voor een mens bijna altijd vooral, wanneer hij te ver vooruit kijkt en zo geen aandacht meer aan het heden geeft. Indien je de trappen van een wolkenkrabber zou moeten beklimmen en het gebouw allereerst nauwkeurig zou bezien, zou je als mens reageren met een: dit is onmogelijk. Maar wanneer je eenvoudig begint te klimmen, rustende waar het nodig is, zonder zelfs maar tijdens de rust uit te rekenen hoever je nu wel gevorderd bent, kom je uiteindelijk aan je doel. In een schijnbaar gezapig verdergaan, met alle tijd voor een praatje hier, en een pauze daar, bereik je nog het snelste je doel.

Ook de mens, die het innerlijk pad wil gaan volgen, moet niet al te zeer naar boven kijken. Kijk steeds een stap verder dan je bent, meer niet. Maar zorg er dan ook voor dat je die stap doet en blijf niet rusten, alleen maar omdat u meent iets bereikt te hebben. Rust alleen, wanneer u voelt dat het noodzakelijk is en ga voor de rest eenvoudig verder, zonder haast, zonder aarzelingen. En wanneer u eens het gevoel hebt dat u wat meer aandacht aan de stof moet geven, doe dit dan rustig, zolang het u er niet toe brengt te vergeten dat u innerlijk verder moet gaan. Aanvaardt men de geleidelijkheid in het streven, dan komt men meestal veel verder op het pad, dan men bij een ernstig overwegen mogelijk had geacht. Want niet het verdergaan zelf, maar de poging uit te maken, hoever je nu wel gevorderd bent en hoever je nog zult moeten gaan, vermoeit het meest en schaadt daardoor ook het sterkst de vooruitgang.

Misschien meent u, dat dergelijke dingen al te vaak gezegd zijn. Ik constateer echter, dat zeer weinigen daardoor tot nu toe tot resultaten zijn gekomen en acht daarom dit betoog opportuun: de mens leert mijns inziens meestal eerst door veelvuldige herhaling. Zoals een mens eerst werkelijk zichzelf leert zijn, wanneer hij bij voortduring gefrustreerd wordt in het aannemen van de schijn van hetgeen hij zou willen zijn. De mens is nu eenmaal meestal een komediant, die zich achter vele maskers verschuilt voor zichzelf. Vandaar dat men waarheden als de voorgaande nog wel aan wil horen en zelfs waarderen wil, maar er niet mee durft te werken omdat dit betekent dat men achter zijn masker vandaan zal moeten komen. Kortom, bewustwording is een zeer eenvoudige zaak, zodra wij de moed vinden om eerlijk te zijn tegen onszelf. Het innerlijk pad is eigenlijk een hele wereld waarin wij onze eigen wegen moeten zoeken, niet een vastgelegd en smal pad dat wij angstvallig moeten gaan. Zoeken naar de waarheid is niet het ziften van een hooiberg om een naald te vinden maar eenvoudig een beseffen, dat het strand waarover je loopt uit korrels zand bestaat.

Tracht de dingen niet tot iets uitzonderlijks te verheffen. Besef dat de normaliteit juist van het innerlijke pad en voor een innerlijke bewustwording noodzakelijk is. Zolang deze dingen voor u niet normaal zijn, zult u niet verder komen. Besef te behoren tot een normale wereld en een normale bewustwording door te maken. Juist deze houding maakt het erkennen van een waarheid mogelijk. Vandaar mijn betoog.

Ik sluit met enkele korte omschrijvingen.

Degenen, die zich het luidst esotericus noemen, kennen de grootste angsten wanneer zij zelf de waarheden van de esoterie aan den lijve moeten beleven.

Ingewijde is een titel, die anderen u misschien kunnen toekennen maar nimmer een titel die u rechtens voor uzelf kunt opeisen.

Waarheid is iets, wat voor de mens onbereikbaar lijkt. Eerlijkheid is echter altijd wel bereikbaar. Streef daarom allereerst naar eerlijkheid, misschien dat u daardoor dan ook meer van de waarheid zult kunnen vinden.

Wees vrij in uw leven en denken, maar zoek geen vrijheid die buiten uw eigen wezen staat.

Vrijheid betekent jezelf kunnen zijn, niet jezelf verloochenen om daardoor de regels die anderen stellen te kunnen overtreden.

Spreek niet teveel over liefde als de factor die alle dingen goed moet maken. Waar werkelijke liefde bestaat, is zij vanzelfsprekend; daar, waar zij adverteert met haar grote waarde en betekenis, blijkt zij in de meeste gevallen slechts een reclame te zijn voor een vorm van egoïsme.

Vrees de dood niet. U kunt de vrees voor de dood overwinnen, wanneer u niet meer bang bent voor hetgeen u volgens eigen besef bent en waart tijdens eigen stoffelijk leven.

Vrees het leven niet. U kunt de vrees voor het leven overwinnen, wanneer u beseft dat elke mislukking, die juist verwerkt wordt, slechts een schrede verder is op het pad naar succes.

Zoek de eenvoud. De eenvoud geeft u datgene wat u van node hebt, bruikbaarder en juister dan meer correcte, maar ingewikkelder definities, die u toch niet geheel kunt volgen of begrijpen.

image_pdf