10 mei 1963
Wij wijzen u erop, dat wij niet alwetend of onfeilbaar zijn. Daarom moet u zich een eigen oordeel over al het gebrachte vormen. Deze avond zou ik u eens gewoon willen spreken over: Het leven
Ofschoon dit onderwerp misschien wat erg algemeen schijnt te zijn, is er toch heel wat mee verbonden. U hebt bv. waarschijnlijk wel opgemerkt, dat men het leven zelf, zelden noemt en klaarblijkelijk dus op zich niet al te veel waardeert. Men zegt niet tot u: “Leef prettig vanavond”, maar: “Ik hoop, dat u een leerzame avond hebt”. Zo zegt men wel, dat u een werkzaam leven hebt en wenst men u een gelukkige toekomst, want u moet in het leven van alles doen en zijn. Maar het leven zelf? Dat wordt als vanzelfsprekend beschouwd en niet verder overdacht of bezien. Toch is het feit, dat men leeft, wel heel belangrijk: zonder dit zou men niets kunnen beleven en doen.
De mens realiseert zich zijn bestaan echter enkel dan door zijn acties, wensen en angsten. Het feit van het bestaan zelf laat hem eigenlijk koud. In deze dagen zijn de mensen allen zo gejaagd, dat het wel lijkt dat zij de tijd niet meer kunnen vinden om het feit van het leven te beseffen en de wereld te zien. De eenvoudige uitwisseling van waarden tussen het Zijn en het Ik wordt steeds meer achtergesteld bij een voortdurende activiteit, waarbij men uiteindelijk slechts zichzelf ontmoet en beleeft.
Of deze nadruk op actie nu goed of verkeerd is, durf ik zonder meer niet te zeggen. Wel weet ik zeker, dat de wijze, waarop dit in doorsnee pleegt te gebeuren in uw dagen, zeker verkeerd is. Wanneer de hoofdwaarde van het leven niet wordt gezien als een contact met de wereld, een erkennen van de wereld, maar alleen wordt gewaardeerd in de hoeveelheid van contacten of werkzaamheden, zal men de grootste en hoogste waarden van het mógen leven vaak over boord zetten. Ik geef hiervan een voorbeeld:
In deze dagen ziet men overal bussen, die volgeladen zijn met mensen, die de bloemen gaan zien op de bollenvelden. Velen echter gaan om het “gezien te hebben!”. Wanneer er een mooie bloeiende boom komt, registreren zij de aanwezigheid en kijken al weer uit, of er niets mooier, iets nog groters in zicht komt. Wanneer men de kleurige vakken met bolbloemen ziet, zo tuurt men reeds, of elders misschien nog grotere en kleurige velden wachten. Niemand gunt zich de tijd meer om eens een ogenblik te zien naar de toch zo wondere bouw van een enkele bloesem, of even stil te zijn en te zien, hoe een enkele tulp op het land gloeit en zich wiegt in de wind. Daarvoor heeft men geen tijd.
Het schijnt, dat alleen veelheid telt, maar de aandacht voor het detail niet meer bestaat. En daarmede is een van de essentiële waarden van het menselijke leven aangetast: de erkenning van het eenvoudige, dat direct tot de mens spreekt, zonder hem te overweldigen, te overbluffen enz.
Het zoeken naar alles, wat veel is, wat groot is en veel biedt in weinig tijd, verwijdert de mens van de werkelijke wereld waarin hij leeft. Deze wereld is voor u een materiële wereld, die schijnbaar vast van waarden is. Maar dan ook alleen schijnbaar. Wanneer u naar een industriegebied gaat, waarin de trots van de mens wel gelegen schijnt te zijn in het feit, dat hij deel is van een massale productie, een streek, waarin alles ratelt, rommelt en kleppert, blijkt er van het leven niet veel over te blijven. Overal zien wij roet. De gehele wereld is groezelig en vuil. Het weinige groen, dat er is, lijkt verlept en vaal, aangetast als het is door de gassen en zuren die door de fabrieken worden uitgewasemd. Een bloem, die hier als per ongeluk tot bloei komt, verbruint en verdort reeds, voor zij haar volle kleurenpracht heeft kunnen ontplooien.
De mensen lijken misschien gelukkig. Zij drinken hun bier, dat met chemicaliën is bereid – dat gaat vlugger – en spelen luidruchtig met elkaar, maar op de achtergrond dreigt het geluid; de hemel is in de nachten dreigend rood gekleurd. Men kent er nooit werkelijke rust. Het lijkt wel een ouderwetse voorstelling van de hel, een plaats zonder kleuren, waar in plaats van verfrissende regen vuil, nat roet uit de hemel valt, de lucht nooit fris is en elke wind bezwangerd is met eigenaardige en onaangename geuren. De wereld schijnt daar niet zo heel ver van Dante zijn Inferno verwijderd te zijn. En toch is dit de wereld, die deze jachtige en naar snelheid strevende mensen ervan hebben gemaakt.
Het evangelie van deze bezeten mensen heet organisatie. Zij stellen niet, dat zijzelf en zonder meer moeten trachten hun medemensen te begrijpen en tegenover hen zo goed mogelijk te zijn. Voor hen geen persoonlijk tegemoet treden van de wereld, zó min als zij tijd vinden om even stil te zijn en te luisteren naar het lied van een vogel. Men beseft niet, dat de mens soms eens de tijd moet vinden om alleen maar te dromen, te zien naar het voorbij drijven van de wolken. Zij jagen en jachten en stellen, dat zij in solidariteit moeten streven om voor allen steeds meer steeds sneller te bereiken.
Maar werkelijk leven, werkelijk begrip vinden voor anderen, kunnen zij niet meer. De resultaten van dit zielloos gezamenlijk streven, de zegepraal van de onpersoonlijkheid, kunt u zien in steden en polders: overal staan krotten, bouwvallige huizen, maar in de steden zijn deze dingen verborgen achter de grote paleizen, waarin de mensen, die de solidariteit en ‘het gezamenlijke streven’ leiden moeten, onder zijn gebracht achter hun supermoderne bureaus en steeds meer dingen ‘plannen’, waaraan steeds minder mensen werkelijk deel hebben.
Is dit werkelijk nog leven? Ik meende, dat leven in de eerste plaats een innerlijk gevoel was. Dat een mens, die automatisch heen en weer drentelt, eigenlijk niet werkelijk leeft, al is hij ook nog zo trouw als belastingbetaler en werker. Beseft men niet, dat een afstand nemen van elk persoonlijk, zelfstandig en onder eigen verantwoordelijkheid leven, dodelijk kan zijn, de mens maken tot een robot, die wordt aangedreven door de niet begrepen behoeften van sociale wetgevingen en de dierlijke behoeften als eten en slapen?
Als mens leven betekent: deel hebben aan het bestaan. Dit deel hebben heeft niets te maken met strijden, leiding geven enz. Het is eerder gebaseerd op het vermogen afstand te doen van eigen belangrijkheid, om in de plaats van de gevoelens van eigenbelang een persoonlijk bewustzijn van eigen betekenis voor anderen en de waarden van anderen voor het Ik te laten spreken. Niemand heeft de belangrijkheid van dit beschouwend deel van het bestaan grootser en juister omschreven dan Jezus zelf, toen hij zijn apostelen wees op de bloemen, die in het veld bloeiden en sprak: “Ziet de leliën des velds; zij weven en zij spinnen niet. Toch zijn zij gekleed, schoner dan Salomo in al zijn heerlijkheid”. Jezus geeft hierin een vingerwijzen naar de essentiële waarden van het leven. Arbeid verwerpt Hij niet; zij kan ons helpen en is wel degelijk een deel van het menselijke bestaan. Maar men moet de moed hebben om te rusten, om eens stil te staan, zelfs op het pad van geestelijke bewustwording, om zich de wereld eens even te realiseren, om eens even te beseffen, wie en wat men eigenlijk is.
De nuchtere mens van heden zegt onmiddellijk: dat is nu wel allemaal heel aardig, maar dat kan nu eenmaal niet. Wanneer wij zeggen, dat de mensen meer vrijheid moeten hebben, horen wij weer: dat kan niet. Zeggen wij, dat de mens de moed zou moeten hebben, om zo nu en dan alles achter te laten en, gedreven door zijn innerlijke behoeften, in de wereld uit te trekken en zo werkelijk te leren leven, dan klinkt al weer: maar dat kan nu eenmaal niet, men heeft nu eenmaal zijn verantwoordelijkheden, zijn sociale positie… Soms lijkt het mij of dat eenvoudige zinnetje: “Maar dat kan nu eenmaal niet” een nagel is, die in de doodskist van menselijkheid en menselijk leven wordt gedreven. Leven is een oneindigheid van mogelijkheden en niet, zoals u misschien meent, een zeer beperkte reeks van mogelijkheden, die dan ook allemaal moeten worden geregeld, geregistreerd en uitgebuit. Het werkelijke leven is een wisselwerking tussen mens en kosmos.
Dat kan dus niet alleen van jezelf uitgaan. Wanneer u nu mystiek bent ingesteld, denkt u misschien aan gebeurtenissen, die in de maand mei ergens in het verborgene plegen plaats te hebben en roept u uit: er komen grote geestelijke krachten. Dat is heel aardig. Maar wat kunt u met die kracht doen? Heeft deze kracht werkelijke betekenis voor u? U houdt zich er mee bezig. Maar spreekt zij ook tot u? Wanneer dit niet het geval is, leeft deze kracht niet voor u. Dan kunt u er over praten, maar zij bestaat niet echt voor u. Zij heeft geen werkelijke betekenis of zin.
Je moet in staat zijn, ook te ontvangen. Dit betekent, dat je niet alleen maar moet willen geven, moet willen aanvaarden, niet alleen moet willen bepalen en leiden. Ook dit is een moeilijke zaak, wanneer je een mens ziet, die in het leven, steeds weer probeert, anderen te geven, zie je heel vaak, dat hij zo druk bezig is anderen te bekeren en te helpen, dat hij hun doodskreten niet eens hoort en zeer verontwaardigd over ondankbaarheid en onrechtvaardigheid van het leven spreekt, wanneer zij onder zijn handen sterven. Er zijn mensen, die overal belangstelling voor hebben en toch nooit werkelijk iets tot stand brengen om de doodeenvoudige reden, dat zij in wezen overal alleen zichzelf zoeken en in feite alleen naar zichzelf luisteren. Vooral dit laatste is in uw tijd een opvallend verschijnsel.
Misschien zult u bemerkt hebben, dat het leven in deze tijd vaak wat eigenaardig schijnt te worden. De zekerheden, die u altijd meende te bezitten, worden nu eens hier, dan daar aan- getast. De vijanden van gisteren moeten worden beschouwd als de vrienden van vandaag en omgekeerd; de onaantastbare waarheid van gisteren is de dwaze leugen van vandaag enz. Zelfs de natuur dient de mens niet meer. Misschien ligt het aan de wijze, waarop de mens geheel zijn wereld overzien kan in deze dagen. Maar een paar weken geleden was er een uitbarsting op Bali, een paar dagen geleden op Java en wie weet, wat er nog meer komt. De Etna spookt een beetje meer dan normaal, de Vesuvius toont meer dan normale activiteiten. Wat is er eigenlijk gaande?
Ik spreek nu nog niet eens over de nieuwe atoomwapens, die men weer heeft gemaakt, over de nieuwe raketten en de nieuwe vliegtuigen, de drones, de automatisch bestuurde gevechtsvliegtuigen, die men wel de automatische kamikazes noemt. De mens neemt er kennis van, hij voelt zich er niet aangenaam onder.
Maar wat doet hij er eigenlijk mee, met deze kennis? Wat betekent het in zijn leven? Wanneer men zich met deze feiten bezig houdt, wordt het innerlijke angstig en het denken verward. Toch zou het beter zijn zich af te vragen: wat betekent dit voor mij persoonlijk? Wat kan ik persoonlijk hiermee doen, wat kan ik er tegen doen enz. O, u hebt zich hiermede natuurlijk bezig gehouden. Maar hebt u er ook iets mee of aan gedaan?
Of heeft u zich in wezen alleen maar wat kunstmatige emoties aangemeten, zoals mensen doen, die heerlijk naar de bioscoop gaan om te genieten van het drama van de arme vrouw, die midden in de winter geheel verlaten en op straat wordt gezet met haar blinde zoontje, vol ellende door het land trekkend, tot zij door de knappe zigeunerheld wordt gered, snikkende van medelijden en emotie, zo hun eigen zelfmedelijden en beklag een uitweg verschaffend? Zo heerlijk met lieve diertjes en ondanks armoede, knappe en schone kindertjes? Kunstmatige emoties, kunstmatig enthousiasme…
Op robots beginnen de mensen van heden te gelijken. Robots in geloof: wanneer de pastoor, de dominee , de paus, de partij, het boek het zegt, is het zo. Niet de vraag, wat zegt de wereld mij, hoe voel ik dit aan, hoe is dit voor mij, hoe kan ik de wereld hiermee benaderen. Men vraagt eenvoudig: wat vertelt de wereld mij en voegt zich daarnaar.
In politiek is het al precies het zelfde. Wat zult u kiezen? De P van de A? De K van de P? De V van de D? Voelt u zich verbonden met een bepaalde groep? Ik kan het mij voorstellen. Maar waarom? Volgt u die groep, omdat het de uwe is, zoals schapen soms elkaar nalopen en zich zelfs in de afgrond storten, omdat zij te laat zelf nadachten en alleen maar plachten te volgen, omdat nu eenmaal de hamel is voorgegaan? Denkt niet, dat ik overdrijf of schamper ben.
Want dit gebeurt helaas maar al te veel, niet alleen op sociaal gebied, maar ook op religieus en esoterisch terrein. Wanneer wij hier bv. spreken over een grote kracht, die de wereld beroert, zo zijn er vele mensen die zeggen: “Ha, een kracht”. Maar zij zeggen niet: “Hoe kan ik die kracht voor mijzelf ervaren, hoe kan ik er zelf iets van bemerken, hoe kan ik er zelf iets mee doen?” Wanneer wij zeggen dat er met die kracht iets gedaan kan worden, zo zal men niet eerst die kracht trachten te erkennen, in zich op willen nemen, maar zal men eenvoudig beginnen te handelen. Want dat is toch gezegd? Sterker nog: Wanneer wij zeggen: “er is hier een mooi licht”, zo zijn er vele mensen, die onmiddellijk beamen:
“O ja, wat een mooi licht”. Zij doen, alsof zij het allemaal zien. Want de geest heeft het gezegd. Maar zij zien niets werkelijk. Misschien is er wel niets… Maar dit is toch in wezen zelfbedrog. Daar heb je niets aan. Of meent u soms van wel? Wij moeten toch eerst met de feiten rekenen, wij moeten toch alles eerst onder ogen zien en onze vooroordelen of wensen terzijde stellen, tot wij de feiten zelf hebben leren kennen? Die feiten zijn niet altijd aangenaam om te horen. Toch kan ik terecht zeggen: de stofmens is een wezen, een dier, dat door in zijn evolutie tot een verkeerde loopwijze te komen, nog vele innerlijke zwakten en defecten heeft ontwikkeld. Men hoort dit niet graag, voelt zich beledigd, meent dat wij dit niet mogen zeggen. Toch is het een feit.
Daarnaast is de mens een geest. Een geest, die verder grijpt dan de rede en het mentale vlak. Een geest, die uitrijkt tot in het vlak van de scheppende krachten zelf. Iets, wat met woorden dus niet eens werkelijk uit te drukken is, doch voor ons in een mystieke geborgenheid schuil gaat achter het onbekende. Er zijn ook mensen, die dit niet willen horen. Want hier is geen sprake meer van redelijkheid, van bewijsbaarheid. Toch is het deze geest, die op aarde werkelijk leven moet. Zij kan echter alleen leven, wanneer zij contact heeft met de wereld, die haar omgeeft, zowel de stoffelijke wereld, waarin zij tijdelijk vertoeft als met alle werelden, waarvan zij deel uitmaakt. Zonder dit contact kan geen geestelijk leven bestaan.
Zodra men menselijke realisaties en denkwijzen gaat stellen als het summa summarum, het enige en noodzakelijke uitgangspunt voor een verdere ontwikkeling, beseft men niet werkelijk. Men leeft misschien in de menselijke wereld en past daarin binnen een redelijk verband. Maar je kunt dan niet beantwoorden aan je eigen behoeften van leven, je leeft niet werkelijk. U bent op het ogenblik hier samen, omdat u hoopt, ergens iets wijzer te worden. U kunt dergelijke wijsheid zeker verkrijgen. Misschien meent u, dat meer bereikt wordt door te spreken over de vierde dimensie, of over de wijze, waarop men leeft in verschillende sferen. Maar daarmee kunt u uiteindelijk op het ogenblik niets doen. Het enige, waarmee u werkelijk iets kunt doen, is de wereld waarin u nu leeft, ook al vindt u het misschien niet prettig dat daar over wordt gesproken. Daarom koos ik voor heden dit onderwerp.
Ik zal trachten om, vanuit ons geestelijk standpunt uit de aard der zaak, het begrip ‘leven’ te omschrijven:
Je leeft pas, wanneer je je van de wereld bewust bent zonder daaraan de eis te verbinden, dat die wereld zich ook van jou bewust is. Zodra ik aan de wereld, waarin ik leef, eisen ga stellen, zal zij daaraan niet of niet geheel kunnen beantwoorden. Zodra ik echter de wereld erken, zal ik hiermede aan mijn persoonlijke behoefte om te erkennen en te leven beantwoorden.
Ik kan in die wereld slechts waarlijk leven, wanneer er in die wereld een reeks van begrippen mogelijk is, waardoor ik mijzelf een verklaring kan geven van mijzelf. De buitenwereld kan je soms gemakkelijker verklaren, dat is waar. Maar zo men zich hiertoe beperkt, loopt men vast. De beslissende factor in eigen beleven, ook in verband met alles, wat buiten je bestaat, gebeurt en leeft, ben jezelf. Daarom moet ons doel allereerst zijn onszelf zo waar mogelijk binnen die wereld te erkennen.
Een derde punt is eveneens eenvoudig. Ik moet mijzelf niet veranderen, maar mijzelf ontwikkelen, dit is een eis van het leven. Er zijn vele mensen, die menen zichzelf te kunnen veranderen. Spottenderwijs en vergelijkend: B.B. ( Brigitte Bardot ) komt in de mode. Onmiddellijk beginnen dames te vermageren en laten zij hun bovenlip een eindje optrekken. Daarmede zijn zij echter geen B.B.’s geworden. Gelukkig voor hen overigens. Zij hebben echter de illusie, dat zij met eenvoudige middelen aan hun eigen wensen tot identificatie tegemoet kunnen komen en een ander mens kunnen zijn.
Zo zijn er ook mensen, die stellen: ik ben een zondig mens, maar ik wil een ander mens worden. Toch kunnen zij niet waarlijk volgens hun voorstellingen deugdzaam worden. Want hun ‘zonden’ zijn deel van hun wezen. Zij kunnen hoogstens eens zien of zij, naast de zonden, waarvan zij zich zozeer bewust zijn, ook nog deugden hebben. Wanneer wij onszelf dus wensen te ontwikkelen, is het niet juist te zien naar alles, wat er buiten het Ik bestaat.
Men moet inventaris opmaken in zichzelf. Alles wat in mij bestaat als een gave, een behoefte, een erkenning, zal men moeten ontwikkelen, zal ik moeten ontwikkelen, om mijzelf tot een meer harmonisch wezen te maken en de eigenschappen, die mij persoonlijk a.h.w. zijn ingegroeid op de beste manier te gebruiken.
Wat ook betekent, dat je in je eigen wereld leven moet en niet ergens anders. Niet bv. in een droomwereld. Waarlijk leven wil zeggen: meester zijn van de tijd. Dat is een van de regels, die het meeste verzet vindt bij de moderne mensen. Zij stellen: wij zijn toch immers geen meester van onze tijd. Het antwoord is, omdat u geen meester van uzelf wilt zijn. Maar u hebt tijd genoeg en kunt zelfs bij de eisen, die de wereld stelt, die tijd nog goed genoeg indelen. Je kunt bv. eens een keer wat minder slapen en daardoor eens de zon op zien komen. Niet altijd natuurlijk. Maar voor een enkele keer is het a.h.w. ademhalen met je ziel en je geest tegelijk. Zo kunt u zich eens niét bezig houden met alle ongelukken, misdaden en politieke verwikkelingen in de couranten en in de plaats daarvan eens een sonnet lezen en er eens over nadenken. Of eens een concert, al is het van Van Beethoven, of de radio afzetten en in de plaats daarvan eens voor uzelf een liedje neuriën. Voor dergelijke dingen is heus altijd wel tijd te vinden.
Meester zijn over je tijd wil niet zeggen, dat je geheel je tijd naar eigen wensen in kunt delen – je leeft nu eenmaal in een maatschappij – maar eenvoudig dat je de behoeften in je eigen wezen erkent en daarvoor eenvoudig tijd maakt. Zeg: dit moet ook eens gebeuren, en neem desnoods die tijd dan van iets anders af. Want alleen door voortdurend je tijd in de eerste plaats in overeenstemming met je eigen wezen te gebruiken – voor persoonlijke noodzaken en behoeften – zonder je daardoor schuldig te gaan gevoelen, kun je als mens de toch noodzakelijke rust en innerlijke evenwichtigheid in de wereld winnen. Daarbij komt, dat een mens, die innerlijk rustig is, de tijd zo eigenaardig kan laten manoeuvreren. Soms doet hij in één uur meer af dan een ander, die vijf uren lang achtereen zit te zwoegen.
Denk niet, dat dit onjuist of mogelijk zelfs onrechtvaardig is: de een leeft, de ander leeft niet zelf, maar wordt door zijn taak, door zijn werk geleefd. Een mens, die in gedachten verzonken is, zal soms de uren voorbij zien gaan, alsof het seconden waren. Misschien lijkt u dit een verlies. Maar die mens heeft in die persoonlijke seconden van verzonkenheid een innerlijke verdieping ondergaan, waaruit hij wel dagen lang zal kunnen putten, een bron van energie aangeboord, waardoor de schijnbaar verloren tijd ruimschoots vergoed wordt. Hij heeft dus geen tijd ‘verknoeid’, maar in tegendeel juist hierdoor in wezen tijd gewonnen. Want hij heeft een stukje van de eeuwigheid weten in te lassen in de vliedende seconden van zijn leven.
U ziet dus, dat er aan het leven heel wat verbonden is. Daarbij springt in het oog, dat het leven in wezen zeer eenvoudig is. Zo eenvoudig dat de complexe mens van heden deze eenvoud eenvoudigweg niet aanvaarden kan. Dit komt onder meer tot uiting in de houding van sommigen t.a.v. leringen als deze: Waarom moeten wij daarop nog gewezen worden? Als het alles zo eenvoudig is, weten wij het heus zelf wel. Waarom moeten wij door grote krachten voortdurend tot deze eenvoud teruggebracht worden? Wij zijn immers al veel verder?
Maar werkelijk leven is juist begrip hebben voor de eenvoud. U kunt misschien een heel mooie en geheel nieuwe plastic soort ontwerpen met een moleculaire structuur die zo ingewikkeld is, dat je er van rilt wanneer je daarover alleen maar leest. Vergeet echter niet, dat de mens dit nooit zou hebben kunnen doen, wanneer er niet in de eerste plaats de eenvoudige moleculen en atomen waren geweest.
U hebt als mensen op aarde een zeer ingewikkeld leven, een leven, dat mij in deze zin ook aan plastic doet denken, omdat het vaak erg kunstmatig is. Maar kan dit leven bestaan zonder de eenvoudige waarden en dingen?
De grote fout van de mens is steeds weer, dat hij het eindproduct zoveel belangrijker acht dan de bestanddelen, dat hij deze laatsten eenvoudig vergeet of niet acht. Zoals er mensen zijn, die zeggen: “Ik heb een huis nodig. Wat kunnen mij de stenen schelen…” Zij begrijpen klaarblijkelijk niet, dat je een huis uit stenen kunt bouwen. Zij zeggen: “Ik wil muziek horen, instrumenten enz. interesseren mij niet”. Zeg je, dat men een instrument nodig heeft om muziek te kunnen horen, zo zeggen zij: “Ik niet. Ik heb een radio of een grammofoon.” Ook dan staat aan het begin echter het instrument. En het instrument is niets waard zonder de musicus, terwijl de musicus niets waard kan zijn zonder een droom van klanken, waarin ergens iets mee spreekt, of dit nu laag menselijk dan wel hoog geestelijk is.
Ik heb dit onderwerp aangesneden, omdat het in deze tijd belangrijk is. Ik kan op het ogenblik maar heel weinig zeggen over alles, wat er aan het gebeuren is. Ik zou uit de school klappen en dingen moeten gaan vertellen, waaraan men op hoger niveau nog geen uiting gaf. Maar wij weten allen, dat de spanningen in deze dagen toenemen, dat een toenemende mate van irrationaliteit optreedt. U ervaart aan den lijve, dat in deze dagen niets geheel redelijk en betrouwbaar is, vanaf uw mogelijkheid om met verlof te gaan en uw humeur af tot de reacties van anderen, de waarde van de dollar, de gulden enz.
Alles is wisselvallig. Deze versterkt optredende wisselvalligheid in en rond u, deze spanningen in de wereld en in uzelf – of u nu toegeeft dat zij bestaan of niet – moeten toch ergens een oorzaak hebben. Een van de oorzaken is zeker de grote geestelijke kracht, die de aarde beroert. Er zijn steeds meer ogenblikken, waarop het contact tussen uw wereld en werelden en toestanden, die daar normaal ver buiten liggen, bijzonder groot en sterk is.
Dit houdt weliswaar geen onmiddellijke verandering van uw wereld in, maar betekent wel, dat alles wat daarin tot uiting komt, alles, wat daarin eenmaal oorzakelijk optreedt, wordt omgebogen, zodat in het geheel een nieuw element optreedt. De kern hiervan is, zeker in uw dagen, eenvoud: geen overweldigend ingrijpen, waarbij hogere wezens de aarde behandelen als een schaakbord, waarop men hier enkele pionnen weg neemt, daar een dame naar voren schuift of een rokade maakt. Het is alles eenvoudig. Te eenvoudig misschien.
Want veel wordt bereikt, wanneer men alleen een paar remmen wegneemt of vermindert, die de mens zichzelf tot op heden had opgelegd. Hoeveel kan alleen al niet bereikt worden, wanneer de mensen gevoelig worden voor de belachelijkheid van een elkaar plechtig, met besef hiervan aan beide zijden, bedriegen, terwijl men op deze leugens toch een toekomst zegt te kunnen en te willen bouwen. Misschien is het ‘ingrijpen’ zelfs nog eenvoudiger en komt het alleen neer op een gevoel van geladenheid, van spanning en onzekerheid, waaraan je alleen kunt ontkomen, wanneer je op de juiste manier leeft.
Denk ook niet, dat het optreden van dergelijke krachten door een soort bovennatuurlijke partijraad in de hoogste sferen wordt geregeld. Natuurlijk is er een overleg tussen de hogere krachten. Maar de actie is altijd een individuele. Ook voor hen. Maar vooral voor u. Want er bestaat niets in de wereld, wat zo belangrijk is als het individu, het persoonlijk Ik, het werkelijke ego. Hieraan zullen alle krachten te allen tijde gebonden blijven.
Wij kunnen er dan ook wel verzekerd van zijn, dat er vele eenvoudige leringen en reacties zullen komen, die onderling veel schijnen te verschillen. Het is zelfs waarschijnlijk, dat deze veelheid zo groot en schijnbaar strijdig zal zijn, dat de mens dit niet geheel zal kunnen verwerken. Persoonlijke reactie en vooral een rechtlijnige reactie zal daarom noodzakelijk zijn.
Wanneer er morgen iemand naar u toekomt en zegt: “ik zal u de kracht geven om de mensheid te helpen”, wat zult u dan doen? Zult u eerst naar garanties vragen, vragen naar een contract, en wat u moet doen met uw huis en huisraad? Of zult u, innerlijk beseffende, dat dit uw verlangen is, dat dit bij u past, eenvoudig niet vragen en gaan? Dit laatste zou de juiste reactie zijn, het eerste betekent, dat men zijn kans waarschijnlijk voorbij ziet gaan.
Al is het in deze dagen uiterlijk misschien rustig, vooral in geestelijk opzicht, bouwen zich op het ogenblik enorme spanningen onder de oppervlakte op. Deze spanningen vloeien voort uit een te grote complexiteit van het maatschappelijk bestel, van denken en leefwijze. Alleen wanneer wij terug kunnen en durven grijpen op de eenvoudige elementen, waaruit dit alles is opgebouwd, desnoods veel afbrekende of achter ons latende, is het mogelijk verder te gaan, wanneer de complexe structuren in deze dagen beginnen af te brokkelen. Wat meer is, dan kunnen wij de niet meer beheersbare wereld van heden helpen omvormen tot iets, wat weer te bevatten en hanteerbaar is.
Wij allen moeten terugkeren tot de eenvoud van leven, beseffend: Ik en de wereld, wij zijn alleen. De mensheid rond je is menselijk, maar alleen wanneer die wereld rond je, je werkelijk beroert en werkelijk tot je spreekt, kun je werkelijk iets voor de mensen doen. Alleen wanneer je de mensheid kunt begrijpen, wanneer je de moed hebt om haar te zien, zoals zij is, zonder illusies, zonder verfraaiingen, zonder onderdrukking van factoren, kun je een antwoord geven op het leven, dat zowel voor de wereld als jezelf goed is.
En wanneer je jezelf toe durft geven, wie en wat je in wezen bent, zelfs tegenover de wereld, wanneer dit noodzakelijk is, kan de wereld ook op jouw wezen een werkelijk antwoord geven. Alleen dan zal de eenzaamheid van deze dagen plaats kunnen maken voor een werkelijke en innige gebondenheid.
Voor mij staat vast, dat de komende twee à drie maanden voor de mensheid en de wereld van groot belang zullen zijn, zodat vele mensen haast ademloos zullen zijn, wanneer die tijd voorbij is. De periode van rust, die hierop volgt, kan eerder een inzinking worden genoemd, omdat men in wezen niet goed meer weet, hoe verder te gaan. Het is daarom, dat het even stil zal blijven. Denk nu niet, dat ik doel op oorlog.
Ik spreek over u en uw problemen. Over u, die een oplossing zult moeten vinden voor vele dingen, die in u leven en in deze dagen vaak niet meer weet, of u nu a dan wel b moet zeggen. Ik doel in de eerste plaats op u, mensen, die niet meer precies weten, waar zij nu eigenlijk naar toe moeten gaan, of wat zij nu eigenlijk het beste zouden kunnen doen. U moet met uzelf vrede sluiten. En juist dat is in de komende maanden heel moeilijk. Dan komt er een inzinking, een tijdje rust. Maar daarna begint het zelfde weer, warriger en moeilijker dan te voren. Weer zullen zich spanningen in de mensen op gaan bouwen. En wanneer er spanningen in de mensen ontstaan, komen zij ook in de buitenwereld naar voren. Dat heeft de afgelopen tijd u, naar ik meen, reeds duidelijk aangetoond.
Wanneer de mensen, de massa, prikkelbaar wordt, wanneer men zich niet realiseert, dat men vanuit eigen Ik, eigen inzicht en weten alleen een keuze moet doen en vanuit zich het doel moet bepalen, daarbij zich baserende op alles wat in de mens leeft aan kennis op dit ogenblik – vooral niet denken, dat dit nog wel snel even kan worden aangevuld – zal men de kracht van deze tijd onbeheerst tot uiting brengen. Wanneer dit inderdaad gebeurt en men meent, met een extra plan, een extra boek, een extra vergadering, alles te kunnen redden, zal blijken, dat de massa “chaos” in haar banier heeft geschreven. Dan kunnen de meest onverwachte en meest dwaze situaties ontstaan, dan kunnen de meest dreigende ontwikkelingen voorkomen. En alles alleen maar, omdat de mensen hebben vergeten te leven. Omdat men vergeten heeft, hoe een eenvoudig mens, met een minimum aan hulpmiddelen en luxe, gelukkig kan zijn.
Jezus sprak, wijzende op de kinderen, die rond hem samengroepten, tot zijn leerlingen: “Zo gij niet wordt als dezen, voorwaar ik zeg u, dat gij niet in zult gaan tot het koninkrijk der hemelen”.
Toch zijn kinderen geen heiligen. Wanneer wij ze eerlijk bezien, ontdekken wij, dat zij kleine egoïsten zijn, leugenaars, branieschoppers, lawaaimakers, die alles aannemen als hun recht en eigenlijk maar voor weinig dingen werkelijk dankbaar zijn. O, pardon. Uw kinderen zijn natuurlijk anders. Maar dat is dan de buitenkant, vrees ik. In ieder geval zijn kinderen helemaal niet zo mooi en goed, als men aan de hand van Jezus’ woorden misschien zou vermoeden. Zoals ook onderontwikkelde gebieden en jonge staten helemaal niet zo dankbaar en betrouwbaar zijn, als men misschien denkt, zoals mensen, die niet door eigen harde ervaringen in het leven leren en tot rijpheid komen, nooit heiligen zullen worden en nooit dankbaar zullen zijn in de ware betekenis van het woord, ook zij blijven egoïsten.
Dit betekent nog niet, dat men daarom minder waard zou zijn: wanneer een kind leeft volgens zijn eigen wezen, kan het zelfs in zijn leugens vaak de waarheid nog beter benaderen, dan een grote geleerde, die, in formules gevangen, probeert de waarheid uiteen te zetten. Zoals een kind in zijn eenvoud rechtstreeks tot de kern van de zaak door zal dringen, terwijl de ‘rijpere’ volwassenen daartoe de moed niet bezitten, of zelfs eenvoudig zonder op te merken aan de kern van de zaak voorbij gaan. Jezus maakte zijn opmerking dan ook niet, omdat een kind beter is dan volwassenen, maar omdat het kind in zich eenvoudig is en rechtlijnig. Zoals wij allen zullen moeten leren, steeds eenvoudiger en rechtlijniger te zijn. Dit is de enige oplossing in deze dagen.
Ik voeg aan deze korte beschouwing nog enkele opmerkingen omtrent het geestelijk leven toe:
Geestelijk leven betekent niet: het verkrijgen van gaven, inzichten en bewustzijn, het betekent: deze dingen in jezelf laten groeien. Het is dus niet mogelijk te stellen: ik zal geestelijk bewust worden en zal dan daardoor wel meer bereiken. Men dient te stellen: in mij zal, door een juiste wijze van leven en handelen, een bewustzijn ontstaan. Mijn eigen activiteiten zullen anders moeten liggen en meer aan mijn eigen wezen beantwoorden. Eigen doel en verlangen zullen hier bepalend moeten zijn.
Geestelijk leven wil dus niet zeggen: stijgen boven het niveau van de materie – ook al kan dit hier op de duur misschien wel uit voortkomen – maar is een in jezelf het leven verwerken en beleven. Het is dus niet mogelijk alleen met vrome spreuken en misschien enige kennis omtrent andere werelden, eigen innerlijk bewustzijn, eigen leven en weten waarlijk te verbeteren, maar alleen eigen wezen veranderen en verbeteren, door zichzelf toe te staan binnen deze wereld en uit haar waarden te groeien naar een meer persoonlijk bestaan, dat gebaseerd is op uit het Ik voortkomende waarden, waarderingen etc.
Vraag u dus nooit af, of iets wel mooi genoeg of geleerd genoeg is, doch vraag u af, of het voor u wel waar genoeg is.
Alle geestelijke waarden kunnen hiertoe herleid worden. Onthoudt dat elke, nog zo mooie stelling, in en door de praktijk bewezen moet worden. Het christendom, het communisme, libertas enz. mogen mooi zijn, doch wanneer de praktijk niet beantwoordt aan de stelling, zijn zij in wezen allen even slecht. Denk zoals u wilt, gelooft wat u wilt. Wanneer u echter de stellingen, die u aanvaardt, niet eerst in u omzet tot een persoonlijke beleving en praktijk, is het alles façade, waardeloos en nutteloos.
Gezien de krachten, die op deze wereld loskomen, kunnen wij niet anders doen, dan dit nog eens nadrukkelijk stellen. Wat er aan krachten in deze dagen weer loskomt, kan ik niet beschrijven. Ik zal dit eerst moeten doorleven en beleven, voor ik hiervan ook maar een beschrijving kan geven. Het is echter zo groots, dat het mij persoonlijk overstelpt. Het zal ook u beroeren en bereiken. Alles is afhankelijk van de wijze, waarop u reageert – niet uiterlijk, maar innerlijk – en dit op de eenvoudigste wijze voor uzelf omzet in een beleven en beschouwen van uw eigen wereld, waarin niet het element tijd, maar alleen het element herkenning een rol speelt.
Vragen.
Kunt u de verschillen uiteenzetten tussen astraal en mentaal denken?
Bij het denken in de stof, met de hersenen, is er sprake van een reeks cellen, die achtereenvolgens elkaar beïnvloeden, waardoor bepaalde herinneringsbeelden in u wakker worden. Het resultaat hoeft niet aan een of meer herinneringen gebonden te zijn, maar kan als een legpuzzel uit delen van verschillende herinneringen, ervaringen enz. zijn samengesteld. Het resultaat, dat vaak weer wordt omgezet in woorden, is dan de gedachte. Wie zo denkt, wordt beperkt in zijn mogelijkheden door de betrekkelijke mogelijkheden van de hersenen en de traagheid van reacties. Er is een bepaald tempo, waardoor een logische gedachtegang altijd een zekere tijd vergt, terwijl een impuls, niet redelijk zijnde, een rationalisatie vergt.
Bij het menselijk denken is het verder niet mogelijk alles zonder meer te absorberen en ontstaat een selectieve beperking van de opgenomen feiten, ervaringen en andere gegevens. De combinatie van gedeeltelijk geabsorbeerde gegevens met herinneringen voert tot verkeerde voorstellingen en foute conclusies, die echter niet klaarblijkelijk zijn.
Wanneer men te maken heeft met de astrale wereld, zo is haar structuur zodanig fijnstoffelijk, dat de delen daarvan door eenvoudige stralingen, als bv. menselijke gedachten, kunnen worden gedreven tot een tijdelijk verband, waardoor een vorm ontstaat. De vorm wordt in deze wereld steeds weer door de gedachten bepaald, terwijl de vormen, voor wie daar leeft, nimmer de gedachten kunnen bepalen, zoals op aarde. Wanneer bij een bepaald beeld een gedachte wordt gevoegd, zal de vorm zich dus wijzigen. De vorm is zelfrealisatie en daarbij van een objectiviteit, die op aarde niet bestaat, door het ontbreken van andere selectieprocessen als harmonie.
Verder blijkt in de astrale – en in andere sferen – de mogelijkheid te bestaan, dat twee vormen tijdelijk of blijvend in elkander opgaan. Dit is alsof twee telepaten zonder enig voorbehoud elkanders denken enz. geheel zouden kunnen absorberen. Op het ogenblik is er sprake van een twee-eenheid, waardoor elk van hen zou beschikken – althans theoretisch – over de vaardigheden en kunde van de ander. In de sferen is dit normaal. Wanneer twee voldoende harmonisch kennende wezens elkander ontmoeten, is er een hechting tussen deze beiden mogelijk, waardoor beide wezens of vormen elkander doorstromen met alle eigenschappen enz., die zij bezitten. In de astrale wereld betekent dit veelal, dat uit de beide vormen een nieuwe ontstaat, het denken in de astrale wereld is verder niet beperkt tot een deel van het Ik, zoals bij de mens tot de hersenen – terwijl alleen automatische functies, reflexen e.d. nog enigszins daarbuiten kunnen zetelen – maar omvatten het gehele wezen.
Het grote verschil tussen beeld- en woorddenken illustreert het verschil tussen het denken in een sfeer en het denken op aarde: een beeld omvat veel meer. Het eigen wezen blijft steeds gelijk, maar het denkbeeld ontwikkelt zich, wanneer iemand anders daaraan deel heeft en er het zijne aan toevoegt, op deze wijze leert men in bepaalde sferen. Een belangrijk verschil hierbij is dus het feit, dat een invloed van buitenaf niet eerst verwerkt moet worden, maar onmiddellijk op het gedachtebeeld geënt wordt, waarbij het eindresultaat dus altijd onmiddellijk zichtbaar is en, naargelang het als harmonisch of niet harmonisch wordt beschouwd, zo al dan niet van volgende ‘gedachten’, die in wezen een projectie zijn van een deel van het eigen Ik, buiten dit Ik deel uit zal maken.
Er bestaan ook nog vormloze werelden. Het denken is dan een symbool denken. Groen, binnen het Ik ervaren, houdt hier niet alleen God, geloof of een bepaalde stemming in, maar tevens de erkenning van alle openbaringswerken, alle godsdiensten enz. die ooit hebben bestaan. Deze kennis wordt binnen het Ik gewekt door harmonie, waardoor kosmisch weten het symbool zijn inhoud geeft. Dit is misschien het beste te vergelijken met een soort panorama. Om als mens het geheel van zo iets te overzien, moet je de delen afzonderlijk bezien, het geheel en de samenhangen bestuderen.
In de vormloze sfeer echter wordt alles gelijktijdig erkend in wezen en samenhangen. De basiswaarde is dus eenvoudig: geloof. Dit omvat echter alle vormen van geloof en alle samenhangen daartussen, die volgens het bereikte bewustzijn kenbaar zijn. Daarbij kan worden gesteld, dat daarin in ieder geval bevat zijn alle geloofsbegrippen van lagere werelden, plus enkele begrippen uit de eigen wereld. Zelfs kunnen fragmenten van het geloof van een hogere wereld mede omvat worden.
Van een denken, zoals dit bij u bestaat, is hier dus eigenlijk geen sprake meer, waar denken in uw wereld een beredenering omvat. In de hogere werelden is denken echter het door bepaalde gevoelsinhouden afstemmen van eigen wezen op een bepaalde erkenning, die geen rationele uitdrukking of omschrijving verlangt. Het gevolg is een innerlijke of persoonlijke toestand, waarin eigen geloof – of weten – uitdrukbaar wordt in alle werelden onder het Ik, die erkend kunnen worden, terwijl in vele gevallen ook in een sfeer boven het Ik op deze wijze een uitdrukking kan worden gegeven van alles, wat het eigen Ik beweegt.
Ik gaf u slechts enkele eenvoudige voorbeelden. U zult begrijpen, dat het denken van wereld tot wereld zal blijven verschillen, omdat het mechanisme van het denken verschilt. Wanneer dit mechanisme op grote eiwitcellen berust, zal het in verhouding dus beperkt zijn.
Esoterie : De innerlijke waarden van de mens.
U zult zo dadelijk dus weer een gastspreker te horen krijgen. Dit betekent, dat ik voor mijn eigen betoog niet al te veel tijd zal hebben. Ik wil deze tijd echter toch gebruiken, om weer eens een achtergrond van de mens te belichten. Wanneer wij aan een andere mens denken, of met hem begaan zijn, zo blijkt al snel, dat wij aan deze mens onze eigen gedachten en gevoelens toe gaan kennen. Wanneer wij te maken hebben met een geest – in de sferen dus – zo is dit al moeilijker, maar toch zullen wij ook daar proberen in de andere allereerst onszelf, onze meningen en opvattingen te zien. Wanneer men als mens te maken heeft met dieren of desnoods planten, blijkt men ook daarin maar al te graag iets menselijks te willen leggen. Dit wijst op een eigenaardige eigenschap van de mens.
Hij neemt de dingen niet, zoals zij zijn, maar maakt daarvan een weerkaatsing van zijn eigen wezen, zijn eigen gevoelens, zijn eigen persoonlijkheid.
Wanneer de mens zich bezighoudt met de weg naar hoger bewustzijn, met de esoterie, zo zal hij ook in de meeste gevallen een wereld voor zich trachten op te bouwen, die niet aan de werkelijkheid beantwoordt, maar eerder beantwoordt aan zijn eigen innerlijk en daar dan ook uit voortkomt. Ook daar schrijft de mens aan goden, aan God, aan machten, zijn eigen gevoelens, verlangens en gedachten toe. Hierdoor maakt hij een structuur van geestelijke waarden, die in wezen binnen zijn Ik besloten blijft en daarbuiten geen mogelijkheden tot bestaan heeft.
Zolang de mens dit beseft, is er niets aan de hand. Dan weet hij: alles wat ik in mij opbouw, is mijn persoonlijke kosmos. Het wereldje dus, waarin ik leef en waar ik eigenlijk nooit helemaal uit zal komen. Maar op het ogenblik, dat hij gaat stellen, dat deze innerlijke wereld een waarheid is, die ook buiten hem bestaat, wordt het moeilijker. Wanneer ik werkelijk aan ga nemen, dat een geheel buiten mij bestaande God mijn gevoelens, mijn gedachten en verlangens heeft, heb ik in feite mijzelf tot een kosmische God gemaakt. Gelijktijdig zal ik echter dit beeld van God, dat ik mij heb gemaakt, beschouwen als arbiter, als absolute beoordelaar van alles, wat er geschiedt.
Wanneer er nu een werkelijkheid ontstaat, waarmee ik geen weg meer weet, zal ik zeggen: dat heeft die God gedaan, en vertel zelfs, waarom Hij dit heeft gedaan. Maar in wezen dwing ik mijzelf om te verklaren, waarom ik zelf onder omstandigheden zoiets gedaan zou hebben en erken zo – onbewust – mijn eigen rechteloosheid, door mij zelf te verloochenen en mijn innerlijk bereikte waarden te vervalsen.
Toch mag een werkelijke bewustwording of zelfs een inwijding nooit gebaseerd zijn op een uitdrukken van eigen persoonlijkheid alleen. Zodra je de eigen persoonlijkheid in alles door laat dringen en alle dingen, alleen maar wil zien als een weerkaatsing, als een weerspiegeling van het Ik, zul je blind zijn voor de feiten, waarmee je toch moet leven. Dan lijkt wat in wezen een heuveltje is, jou een berg toe, en zie je een dal, waar in feite alleen maar een klein putje is. Dan stap je natuurlijk wel eens mis. Omgekeerd zul je wel eens proberen met een enkele pas een berg op te gaan, die jou een heuvel leek, met alle gevaren van dien. Of je meent weg te kunnen stappen over een klein putje, dat in feite een groot en diep dal is, wat minstens zo gevaarlijk is.
Je waardering van waarden is dus wel geheel verkeerd, terwijl het niet mogelijk is te weten, waar je beoordeling juist en waar zij onjuist is, voordat de gevolgen merkbaar zijn geworden.
Ik geloof dat iedereen die zich bezig houdt met de mens en vooral met de innerlijke waarden van die mens, in de eerste plaats zal moeten gaan begrijpen, dat hij de anderen altijd weer benaderen zal vanuit zijn eigen standpunt. In de tweede plaats zal men, juist als esotericus, altijd weer de proef op de som moeten nemen, zonder daarvan te voren een bepaald resultaat te verwachten.
Ook dit baart voor de meeste mensen, zelfs reeds stoffelijk, de nodige moeilijkheden. Men is immers gewoon te redeneren, dat een proef bepaalde resultaten of geen resultaten moet hebben, omdat men die proef nu eenmaal met bepaalde resultaten voor ogen heeft genomen. Dat is menselijk. Maar wanneer er nu bij die proef iets anders ontstaat? Wat dan? Vele mensen mengen bij hun zoeken naar hogere waarheid de begrippen van de magie, van de esoterie en van occultisme in zich op dezelfde manier, waarop Berthold Schwartz probeerde stoffelijk goud te maken. En deze goede man werd wel zeer hoog verheven, maar op een door hem niet verwachte manier. Hij besefte immers niet, dat hij het buskruit had uitgevonden.
Nu kan dit met ons allen gebeuren – hoewel mogelijk minder luidruchtig – wanneer wij zonder enige keuze of keur onze eigen doeleinden nastreven en geheel niet letten op bijkomstigheden, op alles wat buiten dit eigen begeren en doel nog kan ontstaan. Dan zullen wij voor ons zelf bv. een oorzaak en gevolgwerking doen ontstaan, die wel degelijk explosief is en de meest onverwachte en helaas ook meestal ongewenste gevolgen heeft. Waar men eigen betrokken zijn hierbij niet erkent, wordt het beeld dat men zich van zijn God heeft gemaakt, nu geheel verstoord. Onze God is er opeens niet meer, want alles wat wij als eigenschap en mogelijkheid binnen die God hadden vastgelegd, wordt nu opeens door de feiten weersproken. Wij hadden waarschijnlijk voordien reeds 1000 malen kunnen constateren, dat ons beeld van God niet juist was, maar de aanwijzingen waren te klein en wij wensten dit niet te zien.
Wij waren immers innerlijk aan het streven? Nou dan. Dan moet je toch niet op de uiterlijkheden van de wereld letten? Het is duidelijk, dat wij met onze innerlijke beelden en voorstellingen dus wel heel erg voorzichtig moeten zijn. Realisme is uiteindelijk ook een erkennen van jezelf.
Alleen, al zoekt men dan zichzelf en eigen meningen in de wereld, toch is men dan minder kwetsbaar. De mens, die, juist wanneer hij zich bezighoudt met geestelijke krachten en geestelijke waarden, toch oplet, wat er daardoor voor hem en rond hem verandert – ook al lijkt dat geheel in strijd met zijn denkbeelden en stellingen – zal betrekkelijk veilig zijn. Hij zal door de feiten op de duur gaan beseffen, wat er zich in en rond hem afspeelt en de gevaren, die geraamd werden, vermijden. Men zal op deze wijze zijn innerlijke kosmos, zijn eigen en in het Ik besloten wereldje kunnen aanpassen aan de werkelijkheid en op de duur deze besloten wereld zelfs kunnen verwisselen voor een meer werkelijke en meer omvattende wereld.
Het is goed te zeggen, dat wij langs het innerlijke pad kunnen stijgen tot God. Maar een werkelijke God is kosmisch. Een werkelijke God moet niet alleen overal bestaan, maar moet ook overal gelijkelijk kunnen bestaan. Een persoonlijke godheid zal aan deze eis nimmer kunnen beantwoorden. Ons stijgen tot God moet voortkomen uit ons innerlijk begrip, ons besef van hogere waarden en ons beleven ervan. Maar dit kan alleen waarlijk en reëel gebeuren, wanneer wij ongeacht de innerlijke ontwikkelingen, nimmer blind zijn voor alles, wat zich als feit in en rond ons presenteert.
Beter dat wij tien malen een waarde teveel mee berekenen in ons beeld van God, dan dat wij eenmaal een belangrijke waarde weglaten. Wat wij teveel aan het beeld toevoegen vindt immers zijn plaats wel. Een teveel kan hier altijd wel gecorrigeerd worden, zonder dat wij daarom de werkelijkheid moeten verlaten. Zolang ons wezen een God heeft, die bij alle feiten past, zal het verder kunnen gaan in een voortdurend en innerlijk contact met die God. Zo zullen op de duur de niet essentiële waarden verbleken: wij zullen deze op de duur bijna vergeten. Heb je eenmaal echter een eigenschap van God weggelaten, dan is je innerlijke God niet meer identiek met een mogelijk werkelijke God. Dit betekent dan, dat je op een bepaald punt in feite in strijd bent met dé werkelijke God.
Overal waar wij leerstellingen aantreffen waarin innerlijke waarden en mystieke belevingen een rol spelen, ontmoeten wij de grote tegenstrever. Tegenover de Asen staan de reuzen, tegenover de Christus staat de antichrist enz. enz. Overal treffen wij de tegenstelling aan. Deze ontstaat, doordat men ergens een enkele factor uit het beeld van de werkelijkheid heeft weg gelaten.
Elke tegenstelling, die wij in ons zelf ontdekken, dragen wij over aan de kosmos, haar zo eveneens delen in tegengestelde en vijandige gebieden.
Elke tegenstrijdigheid, die wij in ons zelf ontdekken, is dan ook niet te zien als een bewijs voor de tweeledigheid van het Ik, maar als een aanduiding voor bepaalde factoren in de werkelijkheid die wij niet hebben erkend.
Er kunnen nu eenmaal geen twee waarheden zijn, die het Ik of de kosmos gelijkelijk kunnen beheersen en omvatten. Er kunnen geen twee Goden zijn, een van Licht en een van duister. Zo is er voor ons wezen ook geen sprake van twee wegen; er is er uiteindelijk maar één. Er zijn geen twee mogelijke eindbestemmingen, er is er uiteindelijk maar één.
Voor ons is dit, naar ik meen, de innerlijke vereenzelviging met het onbekende, dat wij God noemen, maar dan ook gelijktijdig aan de hand van de voor ons kenbare uitingen van die God.
Slechts de mens, die, uitgaande van zijn eigen wezen, bereid is de voorstelling, die hij heeft omtrent dit wezen en alle banden die dit wezen met de wereld of hogere krachten verenigen, voortdurend te wijzigen, zal op de duur de waarheid vinden. En wie de waarheid vindt, heeft daarmede – vanuit een menselijk standpunt althans – zijn eigen persoonlijkheid verloren. Want hij is niet meer een tegenstelling ten opzichte van het verder zijnde, doch vormt er een bewust, maar geheel harmonisch deel van.
Ik zal het bij deze korte beschouwing laten, opdat onze gast aan het woord kan komen. Ik hoop echter, dat u ook deze korte beschouwing zult willen beschouwen als een aanvulling van de vele esoterische lessen, die u reeds gekregen hebt. Wat onze gast van heden betreft, verzoek ik u, u te realiseren, dat er Meesters zijn, apostelen, leerlingen en onder de leerlingen staat dan de gemeente. Wij zijn zo ongeveer leden van de gemeente met misschien een goede kans om ouderling te worden. Onze vriend, die nu komt, is een leerling. Hij is dus niet een onmiddellijke volgeling van een van de grote Meesters, maar eerder een volgeling van een van de door hen gezondenen. Naar ik meen, heb ik hem daarmede voldoende geïntroduceerd.
De grote krachten van deze tijd.
Wanneer de wereld wordt getroffen door een grote kracht, zo zal deze kracht haar eigen wegen gaan. Maar zij kiest daarvoor, volgens een oude wet, steeds alle kanalen die weinig weerstand hebben, met een voorkeur voor de kanalen met werkelijk de minste weerstand. Nu zal een ieder, die zich bewust is van de grote krachten van deze tijd, gaarne daarvan ook persoonlijk iets bemerken. Daartoe is het noodzakelijk, dat men het wezen van deze kracht begrijpt, en weet, wat de grootste weerstanden kunnen zijn binnen de mens, voor deze kracht.
Ik heb de opdracht gekregen u daarover enkele dingen te zeggen, u zo meerdere mogelijkheid tot ervaring gevende.
Deze kracht heeft een zekere persoonlijkheid. Zij zal daarom zich steeds richten tot datgene in de kosmos, wat ogenblikkelijk het meest met deze kracht overeenstemt. Daarnaast zal zij zich vooral wenden tot degene of datgene, wat zich het sterkste op deze kracht concentreert en tot deze kracht richt. De kracht van de geest, die op dit ogenblik rond uw wereld is, en de kosmische kracht daarmede verbonden, zal zich in de eerste plaats richten op elk verschijnsel of gebeuren, welk met deze kracht en haar innerlijke werkingen in verband staat.
Deze verschijnselen zijn onder meer:
Een gevoel van verbondenheid met de mensheid.
Een gevoel van innerlijk zoeken naar recht.
Een emotie van haat.
Een emotie van zelfrechtvaardiging.
Een zoeken naar innerlijke wijsheid.
Een zoeken naar macht over anderen.
Al deze genoemde factoren werken dus aantrekkend op deze kracht en haar uitingen. Waar nu de grote krachten en Meesters bovendien hun eigen waarden aan deze kosmische energie hebben ingelegd, zover dit mogelijk was, zullen zij altijd weer trachten deze energie zoveel mogelijk zo te leiden, dat zij de mens beroert, waar dit een vernieuwing van waarden of een vernieuwing van inzichten kan betekenen. Daarom richten zij zich allen op die waarden in de mens, die het sterkste zijn in verband met de eigen krachten van de Meester.
Deze krachten en waarden zijn direct in verband te zien met de innerlijke krachten en werkingen van de menselijke geest. U bezit niet alleen de waarden, die u in de wereld buiten u uitdrukt: achter het uiterlijk van elke mens verschuilen zich vaak drie tot vier andere mensen, andere karakters, andere wezensinhouden, die hun synthese slechts vinden in de bewuste geest.
De kracht, wezensinhoud, dat deel van de persoonlijkheid, dat ogenblikkelijk het sterkste is, zal door de optredende kosmische energie en de hoge geestelijke kracht dan ook het sterkste beroerd worden, en een overeenstemming van deze sterkste wezensaard met een bepaalde Meester zal betekenen dat de leer, kracht en weg van deze Meester in het totale wezen sterker op de voorgrond komt, innerlijk een betere bevestiging vindt en ook als een reeks van gebeurtenissen buiten het Ik op het levenspad steeds duidelijker kenbaar wordt. De Meester, de weg, die hij onderwezen heeft, de gaven en krachten, die hij in het bijzonder tot uiting bracht, gaan het gehele Ik steeds sterker beïnvloeden, zonder ooit de vrije wil aan te tasten.
Ik wil u er verder op wijzen dat deze krachten in geen geval mogen worden beschouwd als irreëel als alleen geestelijk of zelfs als imaginatie: het is niet alleen een voorstellingswereld of een hypothetische werking, alles is volkomen feitelijk, maar onttrekt zich in wijze van werken en optreden aan uw stoffelijke wetten en regels. Zij is en blijft echter ook stoffelijk kenbaar en bruikbaar, deze kracht en alle haar openbarende werkingen. Zij zijn meer werkelijk dan veel, wat de mens als bewezen en bestaand beschouwt.
Veelal zal inwerking van deze kracht in en rond u – onredelijk zijnde – voor de mens het karakter krijgen van een magisch gebeuren. De occulte of magische waarden zullen daarom in deze dagen meer dan voorheen de aandacht vragen van de mens, aanleiding geven tot veel strijd onder de mensen, maar ook de doorsnee mens veel grotere mogelijkheden bieden dan voorheen. De krachten op zichzelf heb ik hiermede zo goed mogelijk voor u uiteengezet.
Nu moet ik u het volgende duidelijk maken:
Wanneer een wil sterk is, zal deze wil in staat zijn anderen te beheersen. Zij zal ook in staat zijn, in anderen tot dan toe verborgen facetten naar voren te brengen. Verder zal de wil in staat zijn, in elke mens verschijnselen te doen ontstaan, die soms van suggestieve aard schijnen te zijn, maar altijd weer het lichamelijk welzijn van de mens in sterke mate zullen kunnen beïnvloeden. Dit kan zowel de sterke eigen wil als een van buitenaf opgelegde wil zijn. Een dergelijke invloed zal op de lagere wezens van de wereld overheersend, op andere levende wezens stimulerend worden uitgeoefend door de Grote Broederschap, die op het ogenblik nog in vergadering bijeen is. De Grote Witte Broederschap heeft haar besluiten tot op heden nog niet volledig geformuleerd, zover zij de huidige inwerkingen betreft. Wel werden reeds grondregels voor tenminste het komende jaar, maar waarschijnlijk met gelding voor de komende drie jaren vastgesteld.
Ik geef u deze weer, zover mij dit werd opgedragen:
Ten eerste: Alle innerlijke kracht van de mens, die strijdig is met het doel van deze groep op aarde, zal op de proef worden gesteld en naar waarde worden getoetst. Men gaat er hierbij vanuit, dat ook zij, die buiten de groep en haar denkwijzen om, er in slaagt contact met of de weg tot het grote Licht te vinden, zal bijdragen in de uiteindelijke volvoering van de door de broederschap aanvaarde taak. Wie zich echter, terwijl hij innerlijk niet zeker is of niet bereid is tot voortgaan, verzet tegen de doeleinden van de broederschap, zal hierdoor vele onaangenaamheden ondergaan en zo waarschijnlijk tot een meer positieve houding gebracht kunnen worden, of zelfs door zijn ervaringen zich tot een houding, die met de doeleinden van de groep beter strookt, gedwongen worden.
Waar de toetsing de gehele mens zal betreffen, zijn meer lichamelijke effecten van deze inwerkingen mogelijk, maar zal een blijvend nadelig zijn hiervan beperkt kunnen blijven, zo de vrije wil van de mens een ingrijpen van de groep niet onmogelijk maakt. Zij, die zich van de optredende krachten niet bewust zijn, blijven althans voorlopig door de inwerkingen van de gemeenschappelijke wil van de broeders verschoond, zover als hun uitingen en bestrevingen niet onmiddellijk en op belangrijke wijze strijdig zijn met de ontwikkelingen, die de broederschap op aarde noodzakelijk of dringend wenselijk acht.
Ten tweede heeft men besloten alle krachten, die via deze grote wil gericht kunnen worden op mensen, die voor de werkzaamheden van de groep van betekenis kunnen zijn, of daaraan deel wensen te hebben, zodanig te richten, dat deze mensen voortdurend boven hun eigen vermogens worden verheven. Er zal worden gewerkt met het verschaffen van inspiratie, maar ook met het verschaffen van buitenmatige energie, innerlijke verlichting en, zover mogelijk, met meer directe contacten langs geestelijke en in uitzonderingsgevallen ook langs stoffelijke weg. Al wat in de wereld onjuist of onzuiver is, zal aan de kaak worden gesteld en belachelijk gemaakt. Al wat zuiver, eerlijk en waardevol is, zal daarentegen de mogelijkheid krijgen, zijn waarde ook naar buiten toe overtuigend te bewijzen.
Ten derde viel reeds een voor u misschien wel bijzonder belangrijk besluit. Er zal gebruik worden gemaakt van alle beschikbare kanalen om de inzichten van de mensen in korte tijd zodanig te wijzigen, dat zij binnen niet al te lange tijd een zuiver inzicht in eigen mogelijkheden en verplichtingen kunnen krijgen, een grotere vrijheid voor zich zullen wensen en aanvaarden en niet meer in staat zullen zijn hun werkelijke verantwoordelijkheden onder een rookgordijn van woorden te ontwijken. De uitwerking van dit laatste besluit zal verwacht kunnen worden als oorzaak hebbend in opzienbarende publieke debatten, opening van zaken, confrontatie van personen met eigen woorden enz.
Deze drie punten, een richtlijn gevende ten aanzien van het overleg binnen de broederschap, zijn op zichzelf reeds zeer belangrijk. Het zal later mogelijk zijn u in dit verband nog verdere inlichtingen te verschaffen. Mogelijkerwijze zal het mijzelf worden toegestaan u omtrent verdere besluiten en verwachtingen in te lichten. Als deel van mijn zending ontving ik verder het machtwoord, dat dit jaar tijdens de uitwisselingen van krachten, Licht en andere contacten met het Hogere ontstond. Waar mijn zending en vermogens beperkt zijn, zal ik dit woord niet voor u kunnen spreken. Waar ik het echter in mijzelf draag, zal ik wel trachten de werking van deze krachtbron, het woord dus, voor u voelbaar te maken. Daarbij zal ik tevens volgens de mij gegeven opdracht trachten de met dit woord en dit gebeuren verbonden invloed op u af te drukken en voor u kenbaar te maken, zover u deze kunt aanvaarden.
Als middel hiertoe gebruik ik de volgende overwegingen:
Helderheid van denken is noodzakelijk, om te komen tot juistheid van inzicht.
Kracht en wil zijn noodzakelijk, om een juist inzicht betekenis en waarde te verschaffen.
De Eeuwige Kracht is de grote waarheid. Zij is de scheppende wil. Zij is de invloed van het oneindige. Deze invloed zal zich weerspiegelen in elke mens, die innerlijk antwoord op de Kracht. Ook zij, die onbewust antwoorden, zullen de sluiers van de begoocheling zien vallen.
Uit het woord, dat de kracht van deze dagen omschrijft, vloeien deze regels voort:
Vecht niet met uw twijfel, vecht eerst met uw weten.
Strijd niet met uzelf, doch strijd om meer en meer juist uzelf te kunnen zijn.
Ten laatste: wanneer u de vibratie erkent, die uw wezen beroert, aanvaard haar zonder daarop actief in te gaan: laat haar in uw wezen toe, maar tracht niet haar te omkleden met uw gedachten. Want waarlijk zal de kracht vanuit zich werken.
De kracht zal u reinigen en u herscheppen, waar dit noodzakelijk is. Deze dagen zijn de dagen van reinigend vuur.
Uit het reinigende vuur, dat ook de gedachten loutert, wordt de kiem van de nieuwe tijd geboren.
Uit de beheersing van het eigen wezen, mede voortvloeiende uit de juiste erkenning van de kracht, zal de juiste houding voor de toekomst een ieder kenbaar en duidelijk worden gegeven.
Zoals men mij verzocht, zal ik u schenken, uit de kracht van het woord en namens de gehele broederschap, de innerlijke rust en de wens tot werkelijke vrede, opdat u zult beseffen, dat vrede niet is: Onderwerping en strijdloosheid, maar de erkenning en verwerkelijking vanuit het Ik van de ware rust en beheersing.
Zo zij u, uit de kracht van het woord, de vrede van de kosmos gegeven, en de plicht opgelegd van de rechtvaardiging.
Gegeven zij u alle kracht ter rechtvaardiging van uw werken en Zijn vanuit de onmetelijke bron van de kosmos, opdat gij in vrede moogt werken en zo de waarheid vernieuwen.
In de naam van het woord geef ik u, dankzij de broederschap, deze gaven, deze schenkende aan een ieder, die nu bereikt wordt en aanvaarden kan, opdat u zult weten.
Hiermede is mijn taak bij u vervuld. Tracht niet, onder de indruk van deze enkele woorden, u verheven te gevoelen. Aanvaard deze gave, zoals u een vriendelijke groet aanvaardt.
Bedenk: zo deze gave u gewordt en in u werkt, zo zult u dit in uzelf erkennen.
Mag ik als mijn persoonlijke wens een scherper bewustzijn en een groter innerlijke vrede voor u allen, hieraan nog toevoegen?