Het Licht

image_pdf

21 december 1970

Licht is een eigenaardig verschijnsel dat niemand thuis kan brengen. Dat is met het geestelijk licht precies hetzelfde. Licht in jezelf vind je vanuit jezelf. De wereld buiten je kan je geen licht geven, maar wanneer je licht hebt, dan wordt de buitenwereld licht: een verschijnsel dat – naar u zult begrijpen – voor ons in de esoterie enigszins verbluffend werkt. Want je bent altijd geneigd om van buitenaf naar binnen te werken. Je zegt: ik moet licht vinden in die wereld, dan kan ik dat in mijzelf concretiseren.

Ik zou u over het licht een paar punten willen voorleggen, waarover u eens kunt nadenken. Licht is een plotseling besef. Het besef dat ik in mijzelf krijg, kan ik niet definiëren. Er is geen kenbare reden voor. Op het ogenblik dat dit besef mij beroert, ben ik geneigd om dit direct in verbinding te brengen met alle gebeurtenissen rond mij, maar ik moet daarbij heel voorzichtig zijn. Want dit licht in mij is slechts een erkenning die van mijzelf uitgaat. Door het licht dat ik ben, bepaal ik wat ik erkennen kan in de wereld buiten mij. En zo zult u begrijpen dat zelfs het Goddelijk Licht, wanneer het zich in een mens openbaart, in de eerste plaats kenbaar maakt wat in die mens leeft. Een mens is over het algemeen een eigenaardig samenraapsel van erkenningen, bewustzijn en complexen.

Wanneer ik in mijzelf licht ervaar, dan breng ik dat tot uiting, volgens datgene wat in mij bestaat. D.w.z. dat elk complex, waaronder je lijdt in dat licht a.h.w. plotseling kenbaar wordt in de wereld. Het is geen oplossing van de dingen. Men denkt heel vaak dat innerlijk licht iets is dat verkregen kan worden door lang genoeg er achteraan te lopen. In de praktijk blijkt het omgekeerde het geval te zijn. Juist wanneer ik kom tot ontspanning, wanneer ik mij niet bezighoud met dit licht, zal het zich manifesteren. Wanneer ik er krampachtig achteraan jaag, blijkt het voortdurend verder weg te liggen en raak ik steeds méér verwikkeld in een doolhof van eigen problematiek.

De situatie in de wereld zelf kan bijdragen tot het ontstaan van het licht en wel op het ogenblik, dat ik die wereld zie als iets, waarin ik zelf niet bestemmen kan. Zodra ik probeer mijn wereld zelf te regelen, belet ik a.h.w. mijzelf om tot ontspanning komen, waarbij ik mijn werkelijkheid leer zien.

Zie het als volgt: Het werkelijke Licht is voor ons van Goddelijke origine, omdat het de totaliteit van mogelijkheden omvat. Voor ons wordt slechts kenbaar, wat wij in onszelf reeds dragen. De erkenning, die wij op die manier voor onszelf ondervinden, bepaalt onze juiste wijze van handelen, niet de waarheid van de wereld, waarin wij leven.

Gaan wij vanuit deze verlichting, dit innerlijk erkennen, verder, dan blijkt dat wij vaak die verlichting niet kunnen herhalen. Bijna elke mens heeft in zijn leven een ogenblik dat dit licht ineens komt dat hij een reeks denkbeelden krijgt en zegt: nu weet ik, waar ik aan toe ben. Maar waar is dat niet. Hij denkt: nu weet ik, wat ik doen zal en ook dat is niet waar. Want je doel wordt voor een groot gedeelte bepaald door de wereld, waarin je leeft. Slechts weinig mensen zijn in staat door die wereld heen te zien. Wat je zelf ondergaat en beleeft, wordt bepaald door de houding die je tegenover je wereld aanneemt. Omdat je de werkelijkheid van die wereld niet helemaal beseft en de verhoudingen, tijd‑ en plaats verhoudingen, menselijke verhoudingen, etc. eenvoudig probeert in te passen in je ogenblikkelijke denken, kom je ook daar niet verder.

Wanneer ik licht krijg in mijzelf, dan zal elke flits van licht mij vaak een ander beeld van mijzelf en van de wereld geven.

Want het licht is niet altijd gelijk. Mensen zeggen: Gods licht is liefde. Dat kan waar zijn op het ogenblik, dat de werkelijke liefde, dus de niet‑persoonlijke, niet‑eisende liefde, in mij leeft. Maar ik kan net zo goed zeggen: Gods toorn of Gods rechtvaardigheid, ligt in dit licht. Mijn eigen instelling bepaalt de betekenis van het licht. Je kunt dus nooit herhalen. Je bent altijd weer gebonden aan nieuwe verschijnselen en je moet proberen de ervaringen in jezelf aaneen te rijgen, totdat ze een soort volgorde, een soort beeldroman van je eigen ontwikkeling gaat vormen.

Hierbij zijn veel mensen die zeggen, er moet samenhang zijn. Die is er inderdaad. Maar die samenhang ligt niet in het Goddelijke of in het kosmische, die ligt zelfs niet in hetgeen men vanuit de kosmos van u verlangt. Die ligt in uzelf. U verandert elke dag weer. Wat vandaag mogelijk lijkt, ziet u morgen als onmogelijk. De denkbeelden, die u vandaag koestert, zijn gevaarlijk en gericht tegen de hele wereld, terwijl morgen uw denken alleen zegenrijk voor die wereld is. Die dingen plus voldoende ontspannenheid bepalen wat zich in u kan openbaren en uiten. De samenhang ligt dus in datgene, wat ik ben, niet in de samenhang van de lichtverschijnselen op zichzelf.

Het is een tijd, waarin men over het licht nogal wat filosofeert. Het zonnewendefeest, het licht van kerstfeest, de kerstster e.d. spelen nu eenmaal in het menselijk denken, vooral hier in het Westen, een grote rol. Maar dat zijn denkbeelden. Kan ik het licht bepalen? Kan ik zeggen: dit is het zonnewendelicht, de verandering van duister naar licht? Kan ik zeggen: dit is de Goddelijke liefde, het kerstlicht, dat zich in mij openbaart? Ik weet het niet. Ik geef er een naam aan. Om de betekenis van dit licht voor mijzelf te vinden, zou ik mijzelf moeten kunnen analyseren. Maar de analyse, die ik van mijzelf maak, is slechts mijn persoonlijke interpretatie van die dingen die ik in mijzelf heb opgemerkt. Dat wordt lastig.

Dus het licht zou je moeten zien als verschijnsel zonder meer. Niet als iets, waarnaar je voortdurend streeft, maar naar iets dat zonder dat je de regels er precies van kent in verschijning treedt, wanneer je zelf een bepaalde toestand bereikt. Die toestand is niet herhaalbaar. Op deze manier gaan wij zien dat het licht inderdaad de zelfopenbaring is, die zonder dat wij precies de aanleiding kunnen vaststellen, voortdurend weer in het eigen leven een rol speelt. En die zelfopenbaring – dat moet ik er bij zeggen – is vanuit menselijk standpunt zelden vleiend. Wanneer je in dat licht kijkt naar je eigen beweegredenen, wanneer je in de wereld plotseling je eigen houding, streven en denken gereproduceerd ziet, dat ben je daar niet erg gelukkig mee. Dit te accepteren is erg moeilijk. Maar wanneer u het verwerpt, dan hebt u het hele licht eenvoudig waardeloos gemaakt.

Stel, dat ik de liefde voor de wereld een ogenblik beleef, dan is er in jezelf inderdaad een gevoel van verrukking, een gouden tinteling van welbehagen en je zou die hele wereld op dat moment willen omhelzen. Vergetende dat die wereld misschien op dat moment niet op omhelzen gesteld is. Het resultaat is dat je nijdig wordt, omdat het licht niet wordt erkend. Want u verwacht een antwoord. Wanneer het licht in u in verschijning treedt, dan betekent dit niet dat de wereld u een antwoord schuldig is. Dat betekent alleen maar dat u een ervaring hebt, waardoor u in uw wereld aspecten en mogelijkheden ziet en die moogt u in uw eigen leven en denken voortaan verwezenlijken en verwerken. U kunt ze nooit aan anderen opdringen, u kunt nooit eisen, dat anderen begrijpen wat u bedoelt.

Een typerend iets voor de mens is heel vaak juist dat hij zijn eigen onevenwichtigheden tot deugden maakt. Mensen, die in feite gedreven worden door een haat tegen de wereld, omdat ze het gevoel hebben die wereld niet aan te kunnen, zijn geneigd hun wereldhaat als juiste vroomheid uit te leggen en te zeggen: door de verwerping van de wereld, sta ik dichter bij God. Dat is niet waar. Die mensen hebben gewoon een probleem, een complex. En dat complex zouden zij moeten erkennen als iets wat niet op die wereld betrekking heeft, maar alleen op henzelf. Andere mensen zullen misschien juist beweren dat alles in de wereld mag en mogelijk is, omdat alles toelaatbaar is. Dat kan voor hen waar zijn, maar, is het ook voor anderen volledig waar?

Een van de meesters uit een nabij verleden heeft eens gezegd: “De mens vormt in zichzelf de wet, waarnaar hij leven moet. Deze wet geldt voor hem volledig, maar verder voor niemand. Wij kunnen zien wat voor ons de regels van het spel van het leven zijn, niet wat die regels voor de wereld betekenen of wat in die wereld volgens die regels gedaan kan worden. Ken onszelf.” De verlichting, die je ondergaat, maakt – zelfs wanneer je je eigen complexen wilt erkennen – niet meer duidelijk dan wat voor jou de juiste wijze van leven en handelen is. Hier komen enkele principes bij te pas, die wij ook in de magie vaak aantreffen. Men zegt weleens: wanneer in het ik het Goddelijk Licht zich openbaart, versmelt het ik zich met waarden, die door dit licht onthuld worden.

Identificatie. Omdat ik in  het licht een beeld of een voorstelling zie, wil ik daarmee één zijn; maar ik kan er niet één mee zijn. Ik kan het andere zijn naast mijzelf. Dat is misschien een wat kleinzielig lijkende onderscheiding en toch is het erg belangrijk. Stel dat het licht mij doet zien dat vrede op aarde noodzakelijk is. In mijzelf heb ik een beeld van vrede. Het beeld van vrede dat in die wereld bestaat, zal anders zijn. Dan kan ik werken in de wereld voor de vrede die in die wereld mogelijk is, zolang ik hierdoor de vrede die in mijzelf is niet verlies. En het vreemde is dat ik door deze vreemde tweeledigheid het licht voortdurend voor mijzelf blijf realiseren, want de kracht die het licht in mij betekend heeft, wordt via een soort herinneringsbeeld – zoiets als het nagloeien – dat je soms ziet in het oog, wanneer je naar een verlicht vlak hebt gekeken voortdurend weer geprojecteerd in de wereld. Ik herhaal dan het licht. Probeer ik echter mijn vrede en de vrede die ik in die wereld wil zien, tot een eenheid te maken, dan ontstaat het conflict tussen de wereld en mijzelf en daarin verlies ik het licht.

Er zijn meer overeenkomsten te vinden. Wij kennen in de magie en in bepaalde occulte leringen de projectie van de persoonlijkheid. Ik kan mijzelf projecteren, maar ik kan mijzelf slechts projecteren daar, waar mijn projectie betekenis heeft. Heb ik licht in mijzelf, dan kan ik mijzelf met dat licht projecteren. Maar alleen daar, waar het betekenis heeft. Dat is een heel eigenaardig verschijnsel. Ik kan dus elke projectie vanuit het duister doen, omdat in elke mens duister is. Maar het licht kan ik alleen op geselecteerde punten a.h.w. projecteren en daar kan ik, strevende vanuit het licht, dan ook zelf aanwezig zijn. Op het ogenblik, dat ik mij projecteer, dien ik op te treden als deel van het geheel, waarin ik mijzelf projecteer. Een heel eenvoudig voorbeeld: U projecteert u als Nederlander ergens naar een negercommuniteit in Afrika. Dan kunt u natuurlijk dat licht in uzelf kenbaar maken, maar alleen als u zich dan ook als neger, als gelijkwaardige, wilt beschouwen. En een typerend verschijnsel is daarbij dat ik dergelijke projecties kan beladen met een taak. Zolang deze taak negatief is, kan ik ze bij praktisch elke mens die negatief is tot ontlading brengen. Is de lading positief, vanuit mijn standpunt lichtend, dan kan ik ze alleen daar ontladen, waar dit licht reeds aanwezig is.

U ziet, dat er aan dat licht wel het één en ander vastzit. En nu ga ik u nog een paar punten voorleggen.

  1. Het licht, dat in de mens in verschijning kan treden, is slechts een deel van het werkelijke licht. Het ik kan een bepaalde kleur uit de totaliteit opnemen, maar nooit het totaal. Door deze eenzijdigheid zal het licht in onszelf nimmer een kosmische betekenis hebben, doch altijd moeten worden herleid tot een zuiver persoonlijke betekenis.
  2. De eeuwigheid, waaruit dit licht stamt, is onvoorstelbaar. De werking van het licht in ons is wel degelijk eeuwig, maar ons besef beperkt het tot een fractie van een seconde. Alweer: wij zijn zelf regulerend en bepalend.
  3. Indien ik in mijzelf het licht zoek, zoek ik het volgens mijn persoonlijke voorstelling. Juist hierdoor zal ik het totale licht dat noodzakelijk is, ook voor de persoonlijke openbaring, van mij drijven. Wat ik vind in mijn streven, is in feite een variant van duisternis – van negativiteit – niet de totaliteit van het positieve, geuit binnen mijn middelen en mogelijkheden. Een situatie, waar u weer eens over na kunt denken.

Nu brengt licht vaak voor de mens voorstellingen met zich mee. En hier zou ik het punt willen aansnijden, dat schijnbaar afwijkt van het onderwerp zelf. Wanneer ik een flits van het licht ontvang, dan kan ik dit omzetten in droombeelden. Deze droombeelden geven niet het licht weer, maar o.a. uitingen van mijn angsten en mijn begeerteleven. Wanneer ik iets niet kan aanvaarden in mijzelf – in mijn relatie in de wereld – wat mij door het licht wordt geopenbaard, dan zal ik een duister visioen hebben. De duisternis, die ik zie, is mijn instelling tegenover de wereld. Maar zelfs wanneer het duister mij zou beroeren en ik aanvaard deze duisternis, zoals ik ze zie in de wereld, dan is dit voor mij een lichte droom, een zelfbevestiging. De visioenen en dromen van de mens hebben geen relatie met een werkelijkheid, maar bepalen de verhouding, die de mens voor zich erkent tussen zichzelf en een gebeuren, al dan niet in de onmiddellijke werkelijkheid geprojecteerd. En daarmee wordt iets vreemds kenbaar. De mens bepaalt voor zich in de wereld wel degelijk licht en duister. De invloeden, die in u bestaan, hebben weinig te maken met de visioenen, die u krijgt. De beloften, die de eeuwigheid u schijnt te geven, zijn in 9 van de 10 gevallen – zodra u ze in de wereld buiten u stelt – slechts de wensen die in u leven, gekleed met het gewaad van het bovennatuurlijke of het licht.

Het is belangrijk dit te beseffen. Want juist in het menselijk droomleven, denken en soms ook in de gevoeligheid als helderziendheid e.d., is voor ons eigenlijk alleen maar een vaststelling van onze verhoudingen tot het andere. Het licht is dus niet een waarde die het duister tot licht maakt, maar die ons doet zien, wat voor ons duister en licht is. En dat betekent dat wij de visioenen, die vanuit het licht geboren worden, kunnen gebruiken. Wij kunnen daarmee de wereld veranderen. Wanneer ik een visioen heb en ik zie daarin duister, dan betekent dat niet dat die duisternis onvoorwaardelijk waar zal worden. Het betekent slechts dat ik mijn eigen houding zodanig moet veranderen dat hetgeen ik nu als duister, dus verwerpelijk en afkeurenswaardig meestal ervaar, in feite voor mij licht wordt. Ik moet mijn eigen denkwereld omzetten. En op dezelfde wijze moet ik bij iets, dat ik als erg lichtend en mooi zie, mij toch wel even afvragen: wat is voor mij de tegenstelling daartoe? Wat is de werkelijke betekenis? Ik kan misschien alles wat ik voor mijzelf mooi vind, nu wel in die wereld waarmaken, maar is dat wel zo mooi? Is dat wel zo schitterend en lichtend als ik het mij voorstel? Het licht geeft u nu eenmaal niet de mogelijkheid om eventjes uit te maken, wat goed en verkeerd is in de wereld. Het geeft u de mogelijkheid de lichtende kracht in u te bepalen, wat voor u licht en duister is. En de mens, die oprecht en eerlijk naar het lichtende streeft, zal trachten het duister dat hij ziet, voor zich tot licht te maken.

Er zijn mensen, die hebben gezegd: je kunt de wereld niet goed maken. Dat kun je inderdaad niet. Je kunt niet één zijn met de hele wereld. Maar je kunt wel degelijk het duister in de wereld verwaarlozen door het goede uit alle dingen te nemen en daar de aandacht op te vestigen. Je kunt in jezelf daardoor een heel nieuw wereldbesef opbouwen en daar elke mens in zichzelf een eigen wereld creëert en ook in stand houdt, is dat wel heel erg belangrijk.

Ik citeer weer een meester: “De wereld van licht, die ik in mijzelf draag, is sterker dan alle duisternis, die mij belaagt. Doch een grein van duister, dat ik in mijzelf meedraag en berg, is in staat mijn wereld in duisternis te hullen”. De overdrachtelijkheid speelt hier natuurlijk een rol. U weet precies hoe het gaat. Als je mazelen hebt en iemand is niet immuun, dan krijgt hij ook de mazelen. Dat is inderdaad mogelijk. Dat besmettingsprincipe bestaat t.a.v. ons innerlijk leven heel sterk. Wanneer ik een zwakheid in een ander zie, dan kan ik alleen door het zien van die zwakheid, die zwakheid vergroten, voor zover het mij betreft. Wanneer ik van iemand een houding ten goede verwacht, is dat voor mij een lichtend beeld. Dan zal die houding door die andere persoon sneller worden uitgevoerd

De denkbeelden, de wereld die ik in mijzelf draag, draag ik voor een groot gedeelte op anderen over. Het is goed hiermee rekening te houden. Wanneer ik een misdadiger heb, dan zijn er bepaalde dingen, die ik in die mens niet veranderen kan, maar ik kan wel mijn relatie met de misdadiger veranderen door het goede te zien dat in hem leeft en slechts op dit goede a.h.w. mijzelf te baseren. Ik schakel het slechte er niet mee uit, maar ik breng het goede zodanig op de voorgrond dat je met het slechte kunt leven. Het is weer de besmetting, de overdracht: wat ik in mijzelf draag, geef ik ook aan een ander.

Nu zijn er mensen die daar onmiddellijk een tegenwoord voor hebben. Maar ja, al te goed is buurman ’s gek, natuurlijk. Maar alleen omdat u het gevoel hebt, dat u al te goed bent. Op het ogenblik dat je weet, dat je alleen maar juist reageert vanuit jezelf, zal je uit de wereld positieve antwoorden krijgen. Op het ogenblik, dat je meent dat je toch wel erg goed bent tegenover die anderen, onderschat je in feite die ander. Je denkt in feite negatief over de ander en t.a.v. jezelf zal dan dat negatieve aspect op de voorgrond treden. In menselijke verhoudingen is dat voortdurend weer te constateren. Het is gelijktijdig ook in geestelijke relaties kentekenend. De manier, waarop ik iets in de geest zie en verwacht, bepaalt de openbaring van de geest voor zover ze mij betreft. Maar ook elke invloed uit de geest, de hulp of de hinder, die ik vanuit de geest zal ervaren. De manier, waarop je er zelf tegenover staat is belangrijk. En dat zou ook de verklaring kunnen zijn, waarom voor vele mensen geesten zoiets onwezenlijks zijn. Voor hen is de geest iets, wat niet bestaat. Er is dus geen antwoord, er is geen vibratie. Het negeren van de geest veroorzaakt een negatie vanuit de geest. Zelfs hier bestaat dat. En als je het zo beziet, wordt het hele licht, zoals het in jezelf bestaat, eigenlijk een instrument, waardoor je de harmonie met het zijn bepalen kunt en kunt vergroten.

Er zijn vele wijzen en filosofen geweest, die hebben gezegd: “Het werkelijke licht is de absolute openbaring.” Ik ben het niet met hen eens. Het absolute licht – wanneer je het al voor een ogenblik moogt ondergaan in zijn totaliteit – is voor de mens absolute verblinding. Het is eenvoudig niet zien. Het is misschien kracht, energie absorberen, een gevoel van harmonie misschien vinden, maar meer niet. Voor de mens is het licht pas van betekenis, wanneer het dus beperkt tot uiting komt.

Laten we het zo zeggen. De wijzen van het Oosten trekken achter de ster aan. Wanneer die ster een zon zou zijn geweest, zou ze de hele wereld licht gemaakt hebben, maar ze zou geen richting meer aangegeven hebben. Het feit, dat ze veraf, dat ze beperkt was, deed haar een functie hebben voor die wijzen. Op soortgelijke wijze kun je voor jezelf zeggen: het totale licht kan mij als mens eigenlijk niet helpen. Maar een deel van het licht kan mij wel helpen en naarmate het deel van het licht dat ik ontvang, méér in overeenstemming is met mijn menselijkheid – of als geest met mijn geestelijk niveau van bestaan – zal ik hierdoor betere harmonieën kunnen vinden, betere krachten kunnen ontwikkelen.

Ik heb u hiermede iets voorgelegd dat praktisch van grote betekenis is. U leeft in deze wereld. In deze wereld wordt u o.m. door sterren beïnvloed. De astrologie vertelt u dat. U wordt beïnvloed door vreemde invloeden, die vanuit de kosmos uw aarde beroeren en die uw emotionaliteit bepalen en zelfs uw redelijkheid en uw mogelijkheid tot redelijk zijn voor een deel vastleggen. Beïnvloedingen zijn allemaal zonder meer een feit. Maar wanneer je weet, wat je met het licht kunt doen, dan zal je visie misschien door die invloeden bepaald worden, maar niet je bestaan, want je hebt geleerd om harmonie te scheppen, om duister om te bouwen tot licht, om alles wat in licht ervaren wordt als goed, als voor het ik juist te ervaren. Je vindt je harmonische levensgang, je bent niet gebonden aan de wetten van de kosmos op het ogenblik, dat je je – ongeacht die wetten en invloeden van de kosmos – voegt in het meest harmonische patroon dat voor zelf denkbaar is.

En daarmee kom je tot het laatste punt van dit betoog: wat doe je ermee?

  1. Zoek niet naar het licht. Het licht is er altijd. Er zal altijd een ogenblik zijn, waarop het even tot u doordringt. Probeer het niet te zien als een erkenning van uw hoogheid of uw redelijkheid, maar vraag u wel af hoe zag ik de wereld kort daarna? Dit is in alle begoocheling de enige werkelijkheid, waarop u zich kunt baseren.
  2. Werk met de kracht die in je is. Niet om de wereld je eigen beeld op te leggen, maar wel om je eigen verhouding met die wereld voor jezelf voortdurend als harmonisch juist en lichtend voort te zetten.
  3. Wanneer ik u een vonk van licht zou kunnen geven, dan zou u daar veel energie uit kunnen putten. Gebruik die energie voornamelijk geestelijk. Een gevoel van welbehagen is bedrieglijk. Het brengt je vaak tot allerlei lichamelijke activiteiten. Maar het licht is in de eerste plaats van een geestelijke origine voor u. Het ligt dichter bij uw geestelijke en mentale mogelijkheden dan bij uw zenuw‑ en spierstelsel. Denk en voel en probeer in uzelf op te bouwen. Licht projecteer je niet met een daad, maar met gedachte.

Kerstmis.

Wonderlijk woord. Met zoveel associaties in uw dagen en toch gelijktijdig een klankassociatie met kermis. Waarschijnlijk zijn beide uit kerkmis voortgekomen.

Kerstmis betekent voor de mens de tederheid van het geboren worden, de hulpeloosheid van het kind; de beschermende liefde van engelen, die de wacht houden. Maar is dit waar? Wanneer wij beseffen dat de zoon des mensen geboren wordt om aan het kruis geofferd te worden, dan zullen wij ook beseffen dat kerstmis nooit kan zijn alleen maar feest van geborgenheid en vertedering. Er is misschien een beginpunt, een ogenblik, waarin wij alle lichte krachten in ons samenballen, om de weg te kunnen gaan, ongeacht de offers, die hij vraagt. Kerstmis is niet in de eerste plaats de vriendelijkheid van een kind in het kribbetje, maar het is de verplichting van een leven, dat daarop volgen zal. Kerstmis is de wet van de eeuwigheid, die zich voor een ogenblik uitdrukt in een mens. Het kerstgebeuren is als Jezus’ hele leven: de uitdrukking van een liefde, die verdergaat dan een mens zich kan voorstellen. Of dit Goddelijke liefde genoemd mag worden is een vraag, maar zeker is, dat het een enorme mensenliefde is en een enorme sympathie voor allen en alles, waardoor Jezus hele leven wordt gedreven, waardoor zijn incarnatie bepaald werd.

Laten wij dan in kerstmis niet zoeken naar de vertederende stilte en wijding van een kort ogenblik, maar naar die lichtende kracht, dit Goddelijk gericht zijn in het leven. Waarlijk kerstmis vieren betekent: beseffen hoe je eigen leven gericht is op een einddoel, een eindbestemming. Het is vanuit jezelf beseffen de noodzaak om, ongeacht de offers, zelfs de dood die het gevolg kan zijn van het streven, het streven gestalte te geven. Kerstmis is een vrede op aarde brengen door vrede te zijn. Niet door vrede op te leggen. Het is het vrome feest, waarin Jezus leer vaak sterft onder de sentimentaliteit van hen, die slechts één moment van een leven als afzonderlijke waarde willen zien. Maar er is een eeuwig licht, eens in Jezus, nu in allen. Het licht, dat in ons tot actie wordt, tot offer en gerichtheid, is het geboren zijn in de kerstnacht. Het gaat misschien tot Golgotha en verder, maar ook de zekerheid van een herrijzenis, wanneer ons doel vervuld is. Niets kan eeuwig ondergaan, wanneer het de weg van het licht volgt. Niets is zinloos, wanneer het uit de werkelijke liefde tot alle mensen geboren wordt. Niets is waardeloos, wanneer het in het ik de uitdrukking is van het doel dat wij zien. De vervulling van de Goddelijke liefde in alle mensen van goede wil.

Ik heb hiermede vroegtijdig een kerstpreek weggegeven. Toch is dit de enige meditatie die mij passend lijkt bij het opgegeven woord. Kerstmis is een menselijk feest, maar het is ook de aanduiding van de mogelijkheid dat licht geboren wordt in de mens en die mens brengt tot de heropstanding in het licht. Kerstmis blijft het beeld van engeltjes, die op de velden herders komen wekken, die koningen aansporen om hulde te gaan brengen en die Maria en Jozef verzorgen met alle zoetheid en gezang, die denkbaar zijn. Maar ik geloof dat kerstmis daarmee weinig te maken heeft. Ik geloof dat kerstmis het gebeuren in jezelf is, waaruit je de Goddelijke liefde op aarde doet leven. Daarom kon ik niet anders reageren.

Ik hoop u echter toch een punt van overweging gegeven te hebben.

Ik wens u bovenal een innerlijk kerstgebeuren, waardoor u uw taak en betekenis in deze wereld opnieuw en juist leert zien.

image_pdf