14 februari 1980
Het Licht is een uitdrukking die wij bezigen voor het Goddelijke. Het Licht in zijn werkelijke gedaante kunnen wij dus niet bevatten, daarom noemen wij het: ‘Het Verblindende Licht’. Als wij nu spreken over de sluier, dan bedoelen wij daarmee al datgene waardoor het Licht zodanig kan worden gefilterd dat het voor ons – zij het in zijn effect meer nog dan in zijn wezen – aanneembaar wordt.
De situatie waarin een mens en wat dat betreft ook een geest zich bevindt is ongeveer de volgende: Je hebt een groot aantal ervaringen. Al wat daarmee samenhangt of daarmee vergelijkbaar is, is kenbaar. Daarnaast heb je emoties. Zolang deze emoties samenhangen met het bekende zijn ze beheersbaar of ze zouden dat althans moeten zijn. Op het ogenblik, dat ik wordt geconfronteerd met het volledig onbekende en ik heb geen enkel punt van aanraking, oriëntatie of vergelijking, dan kan ik daarop niet bewust reageren. Mijn reactie hangt niet meer samen met datgene wat ik waarneem of constateer. Als er emoties ontstaan die zo sterk zijn dat ik ze niet kan herkennen in hun oorzaak of wezen, dan worden deze emoties beheersende krachten. En beheerst door die emoties ben ik niet meer rationeel zoals dat heet. Ik reageer dus niet meer beheerst, bewust of vanuit mijn eigen achtergrond.
Als wij spreken over het Licht achter de sluier, dan moeten we ook het wezen van die sluier heel goed begrijpen. Heel veel mensen zeggen: “De materie is de sluier waarachter God zijn aanschijn voor ons verhult.” Dan heeft Hij maar een rotsluier. Er zijn echter een aantal effecten die direct of indirect samenhangen met het Licht achter de sluier en toch het wezen en de geaardheid daarvan voor ons plegen te verbergen of althans minder kenbaar maken. Laten wij een eenvoudig voorbeeld nemen:
Een mens leest een boek. Bij het lezen komen er bij hem een aantal beelden op die niet in zijn ervaringen thuishoren en die hoogstens in de verte als associaties kunnen worden verenigd met het gelezene. Er ontstaat een zelfstandig denkproces. In dit denkproces komt hij tot een aantal erkenningen maar ook belevingen. Nu is het mogelijk dat dit allemaal stoffelijk geïnduceerd is. Maar de mogelijkheid bestaat wel degelijk dat hij nu enkele regels van dat boek (of dat nu de bijbel is of iets van Shakespeare, Dickens of Poe) in werking stelt. Hij herkent daarin iets wat in hem wel bestaat, maar waarvoor hij geen uitdrukkingsmogelijkheid heeft. Ik zou zeggen: De woorden die ik lees zijn dan niets anders dan een uitgangspunt. Ik beschouw ze als een basis van waaruit ik in mijn gedachten dan verder klim. Als ik dat op de juiste manier doe, dan gaat het ook gepaard met emotie. Zo ontstaat er een nieuw wereldbeeld, vaak een nieuwe visie op het eigen “ik”, die zonder dit niet zou hebben bestaan. Dan kan ik zeggen: Hier probeer ik door de sluier heen het Licht te zien. De sluier is voor mij noodzakelijk omdat ik zonder dat het Licht niet bewust kan beleven.
Een ander voorbeeld: Ik denk. In mijn denken spreek ik met een ander. Dat is telepathie, natuurlijk. Ik kan gedachten delen met de ander. Ik kan met die ander bepaalde uitwisselingen aangaan van gegevens, van emoties of anderszins. Nu is dit voor mij geen verstandelijke procedure, ook niet voor de ander. Toch blijkt later dat we wel degelijke gegevens en emoties hebben uitgewisseld. Ik ben a.h.w. buiten mijn eigen wereld getreden en ik heb schijnbaar spelend een ander stukje werkelijkheid daaraan toegevoegd. Dan blijkt dat het beeld van deze communicatie dat voor mij speels en eigenlijk meer een fantasie is, op een gegeven ogenblik realiteit gaat bevatten. Dan zeg ik: ‘Kijk, hier heb ik de sluier van de communicatie die hangt tussen mij en de grote werkelijkheid’.
Nu begint u misschien een beetje te begrijpen dat het Licht achter de sluier helemaal niet zo mystiek is als sommige mensen wel denken. Je kunt natuurlijk van Isis een stripteaser maken: Isis zonder sluier of ontsluierd. Maar daar kom je ook niet veel verder mee. Wat je nodig hebt, is een aanleiding waardoor het wezen van materie, van gedachten, van fantasie of van een droom zodanig verandert dat je daardoor nieuwe elementen van werkelijkheid gaat beseffen. Hoe dat mogelijk is? Wij kunnen dat proberen te verklaren door te zeggen: Telepathie is het uitzenden van golven. We kunnen mensen misschien een soort emotionele uitstraling toekennen en al die dingen meer, maar dan zijn we niet bij de oorzaak. We zijn dan nog steeds bij de effecten. Achter al deze verschijnselen ligt een oerkracht. Hoe we die kracht willen noemen, doet niet ter zake. Hoe we haar omschrijven al evenmin, omdat we haar namelijk niets kunnen toeschrijven wat ze voor ons niet kan zijn. We kunnen haar nooit volledig omschrijven, omdat we niet in staat zijn haar werkelijk wezen te doorgronden.
Nu is het deze oerkracht (noem haar God of ether in de zin van de Oude Grieken) waarmee wij werken. Alles wat wij aan mogelijkheden ervaren hangt hiermee direct of indirect samen. Zolang wij blijven binnen het kader van het ons gewende, dan is het Licht er wel maar het wordt niet beseft, het wordt niet gezien. Op het ogenblik echter, dat wij worden geconfronteerd met het onbekende of het niet‑normale, begint datzelfde Licht plotseling schaduw af te werpen; d.w.z. wij zien een nieuwe vorm van onszelf en worden ons gelijktijdig bewust van een kracht die deze vorm kenbaar maakt. Het wezen van het Licht volledig omschrijven is, dat is duidelijk, ook mij onmogelijk. Ik kan er echter wel een aantal kwaliteiten van opnoemen.
- Dit Licht is overal voor ons bereikbaar. Ik weet niet, of het overal is, maar waar wij zijn, daar is het kennelijk wel.
- Het Licht manifesteert zich niet als een afzonderlijk verschijnsel. Het manifesteert zich aan ons als een verdieping van verschijnselen waar we normalerwijze aan voorbij zouden gaan.
- Het Licht schijnt krachten te bevatten. Deze krachten treden soms plotseling op de voorgrond, ze geven ons allerlei onverklaarbare fenomenen en ofschoon wij die dan kunnen wegverklaren, blijft toch een emotionele betrokkenheid bestaan.
- Als wij met ons denken proberen het Licht te benaderen, dan blijkt dat we niet het Licht zien, maar dat ons denken daardoor verandert. Het is deze verandering die we zelf doormaken waaruit dan voor ons dat Licht in zekere mate kenbaar wordt.
Hier hebben we dan het Licht zoals het voor ons kenbaar is. Achter de sluier is het niet meer kenbaar. Het zou voor ons dwaas zijn om het Licht onverhuld te willen aanschouwen. Dat is hetzelfde als iemand zegt. Ik heb net een zakbatterij vastgehouden. Die 1½ V. heeft mij niets gedaan, dus is elektriciteit niet gevaarlijk. Daarop grijpt hij naar een hoogspanningsleiding en verandert in “saté humain”.
God is voor ons een hoogspanningsleiding. Licht dito dito. Het zijn krachten die wij eenvoudig niet kunnen verwerken en gelijktijdig onszelf blijven. Dat moeten we aanvaarden, ofschoon er misschien een tijd zal komen dat we dichter bij dat Licht kunnen komen of er meer van zullen kunnen begrijpen. Maar daar zijn we nu nog niet aan toe. Het zou dus dwaas zijn om op dit moment experimenten te doen om dat Licht dichterbij te brengen, terwijl we het niet kunnen verdragen. Dan de sluier. Ik heb het al aangegeven: de sluier bestaat in feite uit alles. Maar om die sluier betekenis voor ons te geven in relatie tot het Licht is het noodzakelijk dat wij het Licht in het verschijnsel beseffen. En dat is wel eens moeilijk. O ja, ik weet het wel, er bestaan algemene riten in dat opzicht. “God is met u.” Dan kun je kijken waar je wilt, maar je ziet Hem niet. “Het is de wil des Heren dat gij hier gaat.” Daar heb je niets van gemerkt. Hij heeft ook je entree niet betaald. Dat zijn allemaal leuke dingen voor de mensen. Maar als ik God erken in de sluier, dan betekent dat, dat twee factoren gelijktijdig optreden.
- Emotie. Zonder emotie is het Licht kennelijk voor ons niet beleefbaar.
- Voorstelling. Het resultaat van deze beide factoren is: een overschrijding van de grenzen die wij normalerwijze voor ons als mogelijkheid erkennen. Dus ook met de sluier zitten we goed.
We kunnen die sluier overal vinden. Dat is trouwens erg gemakkelijk. Je hebt daarvoor niet eens Khoumeini nodig om een sluier te vinden. Die kun je ook hier vinden, desnoods bij Van Agt, ofschoon die een verbale sluier gebruikt. Nu stel ik het volgende: Mensen kennen toestanden die zij als mystieke belevingen omschrijven. Een mystieke beleving is eigenlijk niets anders dan een aantal emoties waaraan men dan ‑ en meestal pas nadien ‑ bepaalde denkbeelden vastknoopt. Als een mens werkelijk in die toestand verkeert, dan blijkt hij minder vatbaar te zijn voor de wetten van de natuur. Iemand, die zich in deze mystieke trance bevindt, kan door vuur lopen, er gebeurt niets. Hij kan over het water wandelen. Het water draagt hem wel. Hij kan in de lucht zweven. De zwaartekracht haalt hem niet naar beneden. Nu klinkt dat natuurlijk gek, want zou dat dan het doel zijn van elke mystieke oefening? Wel neen, het is het nevenverschijnsel. De mystieke trance waarin de mens vertoeft en zozeer verzonken is in heb onbegrepene dat hij de beperkingen van zijn begrip niet langer toepast op zijn omgeving en dus ook niet op zichzelf. Het resultaat is, dat hij geestelijk geheel en lichamelijk voor een groot gedeelte onafhankelijk is geworden van de wetten van zijn omgeving.
Dan is de mystiek dus een poging om achter de sluier te kijken. Maar als je nu luistert naar wat er uit die trance voortkomt, dan is het ineens heel iets anders. Want wij zien deze verschijnselen optreden bij bepaalde indianenstammen. Zij vertellen dat zij met hun voorvaderen hebben gesproken. Heiligen van de christelijke kerk hebben deze trance ook gekend. Zij hebben de Here Jezus ontmoet of misschien zijn ze nog verder gegaan en hebben voor de Troon Gods gestaan. Maar daar zijn alleen staanplaatsen voor dergelijke mensen.
Dit zijn allemaal verbeeldingen. De voorvaderen zijn een begrip van continuïteit, van zekerheid voor de indianen. Maar de Here Jezus of de Troon Gods zijn soortgelijke symbolen voor de christenen. Kennelijk is het symbool voor ons noodzakelijk omdat wij het wezen niet kunnen omschrijven. Wat zijn de resultaten van die mystieke trance? Er zijn een hoop voorbeelden te vinden van mensen die daardoor totaal veranderen. Er is zelfs iemand geweest die heeft gezegd: Het lijkt wel op een geestelijke LSD‑trip. Misschien zat hij niet zo ver beneden de waarheid. Je reist in jezelf. Dat is kentekenend voor mystiek. Je gaat niet naar buiten toe. Je keert in jezelf en je wordt geconfronteerd met alle toestanden en mogelijkheden die in je bestaan. Daarna projecteer je die op de belevingen die je in de totaliteit hebt en meent dat ze ook buiten je bestaan. Blijkt nu het “ik” hierdoor te veranderen? Ja. Het karakter verandert, maar ook het gevoel van zekerheid. Angstgevoelens krijgen een totaal andere inhoud. Daarnaast blijkt dat de lichamelijke toestand in zeer korte tijd een sterke verandering kan ondergaan.
Iemand kan in een mystieke trance bv., terwijl hij lichamelijk zeer ziek is, ineens beter zijn. Maar omgekeerd kan ook een verkeerd verlopende mystieke trance ten gevolge hebben dat het lichaam nog lange tijd daarna allerlei gebreken vertoont. En dan bedoel ik niet alleen in het zenuwstelsel, maar wel degelijk ook in verschillende organen. Wij zouden eruit kunnen afleiden dat bij het beleven dus nog iets anders een rol speelt dan alleen maar de voorstelling. Dat kunnen we alleen verklaren door te zeggen, dat er een concrete kracht aanwezig is. Een concrete kracht die weliswaar niet vertaalbaar is, maar die zodanig kan inwerken zelfs op het lichaam vaan de mens dat daaruit kenbare veranderingen uit voortvloeien. Ik meen, dat we daarmee ook een beetje verder zijn gekomen in onze poging om het Licht achter de sluier enigszins te kennen.
Als je te maken hebt met het absoluut onbekende, dan bestaat er een methode om er tenminste iets over te weten te komen, namelijk dat je al het bekende dat aan het onbekende grenst zoveel mogelijk aaneensluitend beschrijft. Er blijft dan wel een witte vlek op de kaart, maar je weet nu in ieder geval waardoor deze wordt begrensd. Daaruit kun je dan iets afleiden omtrent het wezen ervan. In dit onderwerp wil ik proberen hetzelfde te doen ten aanzien van het Licht achter de sluier. In de eerste plaats: Overal waar we te maken krijgen met mystiek (belevingen die zich in de mens, in zijn brein en in de geest plegen af te spelen) zijn er gevolgen. Deze zijn kennelijk afhankelijk van de kwaliteit van de belevingen van de mens of van de geest zelf. Het is dus niet een op zichzelf gericht agerend iets. De werking van het Licht achter de sluier wordt bepaald door datgene waarop het valt of datgene waardoorheen het kenbaar wordt.
In de tweede plaats ontdekken we dat de relatie met angst of met geluk hiermee sterk samenhangt. Kort gezegd: emoties veranderen onder invloed van deze kracht. Deze veranderingen zijn over het algemeen niet alleen t.a.v. de mens zelf, maar ze hangen samen met zijn beschouwingen en erkenningen van de gehele wereld om hem heen, of het nu een geestelijke wereld is of een stoffelijke. Daaruit zouden we kunnen afleiden, dat de emoties die worden gewekt direct of indirect iets te maken hebben met ons waarnemingsvermogen of zo u wilt ons voorstellingsvermogen. Als ik dat zeg, dan moet ik aannemen dat bewustzijn, zoals wij dit kennen ofwel direct wordt beïnvloed door dan wel mede voortvloeit uit dit Licht.
In de derde plaats kom ik tot de conclusie dat we geneigd zijn om het Licht altijd ergens anders te zoeken. Wij proberen altijd het Licht daar te projecteren waar het voor ons het meest gunstig is. Wij proberen het altijd in een tegenstelling tot het duister te projecteren. Nu zijn er mensen, die vanuit een christelijk denken zeer duister werken. Dezen kennen mystieke trances waarin dat Licht zich manifesteert op precies dezelfde wijze als dit bij de christenen gebeurt. Dat zou inhouden dat het geen eigen gerichtheid bezit, althans niet volgens menselijke of geestelijke norm. Dan zijn we al een aardig eind op weg. Wij weten nu in ieder geval wat het voor ons ongeveer kan betekenen. Laten we dan proberen of we dat Licht nog verder kunnen terugvinden.
Overal in de kosmos zijn verschijnselen. Vele daarvan zijn analoog, d.w.z. vergelijkbaar, soms zelfs gelijktijdig. Als er geen kenbare oorzaak is voor deze gelijkheid en eventuele gelijktijdigheid, dan zou er toch een onbekende oorzaak kunnen zijn. Ik kom dan tot de conclusie, dat alle materie op dit Licht gelijk reageert onder gelijke omstandigheden en dat waar dit Licht een gelijke harmonie bereikt met de materie, de materie overal op dezelfde wijze zal reageren.
U zult zeggen: Dat moet je maar bewijzen. Het is heel moeilijk om dat te doen. Het is ons opgevallen dat er in de gehele sterrennevel die u kent (het is er maar één van de vele) nooit slechts één nova plaatsvindt. Wanneer één ster nova wordt, dan gebeurt dit in een zeer korte periode (kosmisch gezien) eveneens bij ongeveer 10 tot 100 sterren. Dat zou inhouden dat er dus een gemeenschappelijke factor moet zijn. Wij kunnen die niet vinden. Wij kunnen die alleen vinden in de karakteristiek van de ster zelf. Daaruit kunnen we aflezen dat ze eventueel nova zal worden; in ieder geval zeer instabiel is. Maar we kunnen niet zeggen waarom dat nu hier gebeurt en dan daar.
Gaan we de vergelijking maken, dan blijkt bovendien dat er een zekere ruimte tussen ligt (een ruimte die gemiddeld zo’n 6000 lichtjaren bedraagt) en we zien bovendien dat er over het algemeen een patroon in zit. Als je dat uitzet, dan krijg je altijd regelmatige vlakken: een octogoon of zoiets. Dat zou impliceren dat er dus wel degelijk een relatie bestaat, alleen wij kennen die niet.
Ik stel: het Licht achter de sluier beïnvloedt de werkingen en krachten die deel uitmaken van de sluier op een zodanige manier dat daarin voortdurend analoge effecten ontstaan zonder een kenbare oorzaak voor deze analogie. Nu komen we weer wat dichterbij, want we zitten in ieder geval niet met een Licht dat alleen maar op de mensen schijnt. Er zijn heel veel mensen die het erg mooi vinden, als het Licht alleen voor hen schijnt. Dat zijn degenen die vertellen dat zij van goeden wille zijn. Hun daden spreken daar wel niet van, maar hun wil is er in ieder geval. Waarom zou dit selectief zijn?
Probeer ik dan heel voorzichtig om op grond van verschillende kosmische verschijnselen rond dat nova worden een regel te vinden, dan blijkt mij dat iets wat wij harmonie kunnen noemen een rol daarbij speelt. Maar die harmonie wordt bepaald door massa en wordt niet zonder meer bepaald door werking van die massa. Het schijnt iets te zijn wat niets te maken heeft met b.v. de wisselwerkingsprocessen in een ster. Wat is het dan wel? Dan is het enige dat ik ervoor kan vinden iets wat heel dicht komt bij ons begrip emotie.
Het schijnt dat daar gevoelsresonanties zijn. Stel ik die voor de gehele dan moet ik die ook stellen voor de geest. Kijk ik in de wereld van de geest, dan blijkt dat een verlichting, een inwijding en dergelijke dingen wel degelijk voorkomen. Zij komen n.l. in golven voor. Alle mensen die zo’n inwijding of bewustwording doormaken komen onder sterke emotionele spanningen te staan, meestal ongeveer gelijktijdig. Als gevolg daarvan ondergaan zij een verandering van hun wezen, denken en waarneming. Verder blijkt dat degenen, die daardoor worden getroffen, allen mensen zijn met een bepaalde gedachte-inhoud en een bepaalde emotionele constante. Dat geldt voor de geest zowel als voor de stof.
Dan kan ik nu proberen om na alle pogingen om het onbekende een beetje te omschrijven, een conclusie te gaan trekken. Het blijkt dat de werking van het Licht achter de sluier intenser wordt op het ogenblik dat er een bepaalde emotionele constante bestaat. Dat wil zeggen: een zeer bepaalde waarde en inhoud van emotie. Als ik dit verder vergelijk met de stoffelijke processen, dan lijkt het nog het meest op een fluctuatie van uitstraling. Bij sterren is namelijk het eigen uitstralingspatroon mede van belang voor het aanbreken van die periode van instabiliteit die in een nova-wolk kan ontstaan. Dan is misschien datgene waardoor het Licht ons bereikt (het gaatje in de sluier) toch ergens de emotie. Niet de emotie zoals wij haar doormaken, maar de uitstraling die we daardoor bereiken. En dan lijkt het mij redelijk om als volgt verder te gaan:
Als mijn eigen uitstraling op de juiste wijze is afgestemd, dan zal hierdoor vanuit het Licht iets naar mij overvloeien. Ik kan het niet beschrijven, maar het betekent een enorme intensivering van datgene wat ik ben. Het betekent tevens dat mijn eigen uitstralingspatroon a.h.w. wordt bijgesteld, wordt getrokken naar een optimale norm voor mijn wezen, mijn soort kwaliteit. Zolang ik die emotie dan kan begeleiden met bewustzijn, ontstaat een rijping van de persoonlijkheid. Ben ik niet in staat om tot een beheersing te komen van de emotionele veranderingen die in mij zijn ontstaan, dan ben ik daardoor ineens niet meer in staat de processen te beheersen. Er is een toenemende onevenwichtigheid die kan resulteren in een tijdelijke of misschien blijvende vernietiging van de persoonlijkheid of een deel daarvan. Dan is het Licht voor ons ook wel gevaarlijk als het door de sluier komt.
Probeer ik het Licht te omschrijven en niet alleen te omgrenzen zoals ik heb gedaan, dan kan ik weer dat grote aantal eigenschappen gaan opsommen. Misschien is het verstandiger, als ik de gevoelsreacties die ik persoonlijk ken op grond van enkele ontmoetingen met wat volgens mij het Licht was, nader toelicht.
Allereerst is zo’n ervaring voor mij een ogenblik van absolute sereniteit. Het is alsof ik er niet meer ben en toch zelf aanwezig ben om te constateren dat ik er niet ben. Het feit, dat ik er niet ben, maakt dat deel van mij dat constateert dan onnoemelijk gelukkig. Er is een oplossen van de tegenstellingen in mijn wezen zowel innerlijk als t.a.v. de erkende wereld. Dat Licht kan ik niet zien. Het is geen zichtbaar iets, het is een werking. Maar soms dring je daar toch wel een beetje in door en dan betekent die werking voor mij ineens het zich afspelen van een aantal droombeelden, hallucinaties e.d. in mijn persoonlijk bestaan. Het wonderlijke is, dat ze allemaal een gelijke betekenis hebben. In alle gevallen ben ik bezig te stijgen.
Het begrip ‘stijgen’ is natuurlijk dwaas met betrekking tot een geestelijk bestaan of het Licht zelf. Stijgen zou misschien moeten worden vertaald als een poging om te ontkomen aan je eigen beperktheid. Het is een poging om inzicht te krijgen in samenhangen. Een poging om dat Licht ook nog te beleven op een andere manier. Het brengt wonderlijk genoeg met zich mee dat voor mij alle wetten en regels plotseling schijnen te zijn weggevallen.
Er bestaan voor een ogenblik geen grenzen, tenzij ik die zelf zou stellen. In dit grenzenloze echter is ook de motivering, de daad a.h.w. weggevallen. De daad speelt geen rol meer; het is hoogstens een begeleidingsverschijnsel. De werkelijkheid die er achter staat is van een eeuwige gelijkmatigheid. Wat ik uitdruk in de beperktheid van mijn wezen is eigenlijk alleen maar het onbeperkte waarvoor ik op een andere manier geen uiting kan vinden. Dat is ten aanzien van mijzelf gedacht. De inwerking is dus altijd weer een wegvallen van verschillen, van begrenzingen. Dan is volgens mij dit Licht in ieder geval iets wat in zichzelf niet begrensd is en niet indeelbaar.
Het woord ‘totaliteit’ dringt zich natuurlijk op. Dat is bijna doodgepraat. Als je de mensen spreekt over totaliteit, dan beginnen ze onmiddellijk over het weer of over de goudprijs. Dus heeft het weinig zin om dat zo te zeggen. Alles is als een gelijkmatigheid. Ik zou het misschien anders moeten zeggen: een door niets begrensde potentie, een vermogen en een mogelijkheid waarin echter de noodzaak tot uiting wegvalt. En dan zit ik heel dichtbij begrippen als Nirwana. Is het Licht zelf Nirwana? Ik geloof het niet. Maar ik geloof wel, dat de omschrijving van de toestand ‘Nirwana’ heel dicht komt bij het beleven van het Licht, terwijl de sluier erg dun is geworden. Ik heb zo het gevoel, zeker nu ik in een geestelijke toestand verkeer, dat de sluier door ons vaak dikker wordt gemaakt dan nodig is. Wij zijn steeds bezig om alles te reguleren, in te delen en alle waarden uit te drukken op onze eigen manier. Daardoor is het Licht te herleiden tot een functie van door ons in aanzijn gebrachte afzonderlijke elementen die niet waarlijk als zodanig bestaan.
Stel nu dat iemand zegt: “Kom, o heilige Geest” en hoopt op grond daarvan een kosmische of goddelijke waarheid te kunnen zeggen. Altijd zijn er mensen geweest die Thor hebben aangeroepen. Ze hebben zelfs nimfen en elfen aangeroepen. Oberon was daarvoor erg geliefd bij sommigen. Iedereen had zo’n beetje zijn eigen God of Godheid. Wat is nu het verschil tussen die roep van “Kom, o heilige Geest, daal op mij neer” en “Thor sta me bij”. “Odin, versterk mijn krachten” e.d. In feite nihil, want de H. Geest zoals wij die ons voorstellen, bestaat niet. Er zijn al duiven genoeg.
Thor of Odin, zoals men zich die heeft voorgesteld, hebben nooit bestaan. Het waren legendarische figuren aan wie men hemelse kwaliteiten toeschreef. Ik denk, dat het dat juist is. Wij schrijven aan allerlei dingen betekenissen en waarden toe. Wij zeggen: Dit is Gods wil. Dat staat in de Wet. Dat vergt het goede fatsoen. Dat is menselijk. Kortom, wij scheppen kwaliteiten die in wezen over het algemeen niet of niet zo bestaan. Voor ons is elke werking van dat Licht te vertalen in die uiting van menselijkheid, goddelijke wil of goddelijke openbaring, Wet en wat u nog meer wilt. Maar dat is dan onze vertaling. Misschien zijn wij wel bang voor het Licht achter de sluier en maken we juist daardoor die sluier steeds dichter.
Het is opvallend, dat er mensen zijn die leven in een kerk die is gebaseerd op de wonderen die eens zijn gedaan. Diezelfde mensen zijn voor niets zo bang als voor een wonder, want dat wonder zou een aantasting kunnen betekenen van hun formulering. Kijk, daar heb je dat alweer! Het wonder, de anomalie in de verschijnselen op zichzelf, is aanvaardbaar zolang het iets bevestigt wat men al dacht. Op het ogenblik, dat het denken een complete structuur is geworden, is echter elke anomalie op zichzelf een bedreiging van de onfeilbaarheid van het systeem. Nu zeggen wij dat over een kerk en dan gelooft u dat onmiddellijk. Maar is het bij u niet precies zo?
Ook u heeft een waarde oordeel opgebouwd. U heeft allerlei dingen een naam gegeven, benoemd. Ze zijn alle mede manifestaties van het Licht. Maar u kunt dat Licht alleen toelaten zolang het bevestigt wat u al heeft geconstateerd; en daardoor wordt de sluier steeds dichter. Het omgekeerde is natuurlijk ook waar: Als wij het Licht zonder meer toelaten waar blijven dan de regels en wetten? Ik kan mij voorstellen dat er iemand is die op een gegeven ogenblik zegt: Ik geloof zozeer in dit mystieke Licht, in deze werkelijkheid dat ik mij niet meer aan de zwaartekracht gebonden voel. En hij vliegt weg. Mij wordt op de volgende straathoek aangehouden door een agent: Heeft u een brevet? Want vliegen gaat namelijk voor een mens samen met kunde en niet met kwaliteit. Dat is voor een vogel, niet voor een mens. Die stomme dingen zie je eigenlijk overal.
Ik heb iets gedaan wat niet hoort. Waarom hoort het niet? Misschien hoort het niet omdat de mensen regels hebben gesteld en hebben gezegd: Het Licht kan ons alleen op die manier bereiken. Het is een beetje een raadsel. Het Licht achter de sluier is zo alomvattend dat wij bewust of onbewust proberen om steeds meer delen daarvan te onderdrukken. Laten wij dan ook weten dat wij het méde zijn die de sluier veroorzaakt. Laten wij begrijpen dat wij die sluier zelf opbouwen omdat wij niet in staat zijn het Licht te verdragen of te begrijpen. Het is het bekende verhaal van de boer in de dierentuin. Hij ziet een giraffe en zegt: Zo’n beest kan niet bestaan. Zo zijn wij, als het gaat om het Licht. Wanneer het zich manifesteert en het is iets wat niet past in onze regels, dan zeggen we: Dat kan niet bestaan. En als het dan nog kenbaar wordt, zeggen we: Dat is vast het werk van de duivel. Of: Ze belazeren ons. Wij weten niet hoe het wordt gedaan, maar dat is niet echt. Op die manier gaan wij te keer.
Wij bouwen zelf voor een groot gedeelte de sluier op. En als wij het niet zouden doen, dan zouden we waarschijnlijk niet in staat zijn om recht in het Licht te kijken, om die werkelijkheid volledig en ineens te bevatten, om ons bewust te worden van die werkelijkheid. Maar wij zouden misschien wel veel helderder kunnen zien wie en wat we zijn. Wij zouden aan de schaduwen van het zijnde kunnen aflezen wat de werkelijkheid is en hoe de werkelijkheid van het Licht ons benadert. Ik meen, dat dat ook wel iets is.
Wij worden ‑ of wij het beseffen of niet ‑ voor een groot gedeelte gestuwd door dit Licht. Ook onze schijnbare redelijkheid, onze innerlijke belevingen zijn grotendeels eigenlijk mystiek. Het zijn emotiorationele waarden die we in onszelf produceren zonder te weten waarom en waaruit. Volgens mij werkt het Licht in ons. Het is de stuwkracht die voor een deel althans de richting bepaalt die we inslaan. Het is deze stuwkracht die ons voortdurend brengt tot bepaalde frustraties, omdat we de zin en de werkelijke betekenis van de dingen nog niet hebben kunnen begrijpen. Aan de andere kant drijft ze ons soms voort totdat wij het gevoel hebben dat wij met één sprong over de breedste kloof ter wereld kunnen springen; en soms doen we dat zelfs. Ik geloof, dat het Licht ons stuwt. Maar dit gestuwd worden is voor ons weer niet aanvaardbaar, omdat we niet weten waar we naartoe gaan. Daarom is het voor ons beter om ons dan maar een doel af te schilderen in de richting waarin we toevallig al gedreven worden. Daarom is het voor ons aanvaardbaarder om een kracht te stellen die ons verbiedt die dingen te doen waarvoor we, in ons het onvermogen steeds weer vrezen.
Ik denk dat wij onze wereldvoorstelling aanpassen aan het Licht en niet omgekeerd, dat het Licht onze wereldvoorstelling bouwt. Ik ben ervan overtuigd dat deze kracht, als we haar ooit in onszelf volledig zouden kunnen ervaren, ons gelijktijdig zou kunnen vrij maken van alle wetten en regels waardoor de dingen t.a.v. elkaar verdeeld worden. Onze tijd zou afstand worden en onze afstand zou tijd worden. Onze droom zou werkelijkheid en onze werkelijkheid zou droom worden naar verkiezing. Wij zouden leven in een zelfgeschapen wereld, totdat we beseffen dat zelfs de vormen die je schept op den duur vermoeiend worden en in het wegebben van die vormen misschien eens leren de werkelijkheid van het goddelijke Licht te aanvaarden. Pas wanneer we zover zijn, denk ik dat we de sluier terzijde kunnen schuiven. Dan is het niet meer nodig de ogen af te schermen. Dan kunnen we voor het eerst de bron van het Licht werkelijk zien. Hier heeft u een basis voor eventuele discussies. Bij onderwerpen als deze is het niet belangrijk dat wij ons begeven alleen maar in de filosofie. Wij moeten altijd proberen om het meer praktisch te betrekken op onszelf, op onze eigen wereld. Ik heb getracht dat te doen. Maar ik weet dat ik hier en daar heb gefaald, want mijn beleven, mijn kracht is vanuit een geestelijk wezen; dat is een beetje anders dan een stoffelijke wereld. Toch ben ik vandaar uitgegaan, omdat naar ik meen een ieder alleen vanuit zichzelf dit Licht kan benaderen en zo de sluier tussen dit Licht en hemzelf althans enigszins dunner te maken.
Vrienden, ik ben ervan overtuigd dat ook een schijnbaar mystiek onderwerp als dit een praktische betekenis moet hebben. Mystiek zonder praktische waarde is zelfbedrog. Maar mystiek met praktische waarde is de nog niet omschrijfbare werkelijkheid waarin je reeds leeft en waaruit je al levend zelf krachten put om beter te zijn wat je voelt binnen het geheel te moeten vertegenwoordigen. Daarom heb ik het zo ingekleed.
Soms kun je je voorstellen dat je licht ziet of dat je omringd bent door licht. Zijn daar bepaalde kosmische regels voor om dat licht aan te spreken en het naar binnen te halen?
De kikker zat in de vijver. Toen het begon te regenen zei hij: Ik zie mij omringd door water, maar het is zo moeilijk om het in mijn vijver binnen te halen.
Kijk, u kunt niet leven zonder dat u op welke wijze dan ook deel bent van het Licht. Laten we dat nu maar vooropstellen. Het is de oerkracht, de basiskracht. Zonder deze kunt u niet bestaan. Als u probeert het Licht naar binnen te halen, dan probeert u dus iets binnen te krijgen wat u al binnen heeft. Het gevolg is, dat u door het miskennen van het licht dat in u bestaat, tracht meer licht binnen te halen dan u kunt verdragen. Dit impliceert dat u ofwel niet slaagt in uw opzet, danwel dat u onberekenbare resultaten verkrijgt die waarschijnlijk het best te vergelijken zijn met de bekende fabel van de kikker, die zo groot wilde zijn als een stier. Hij leek tenslotte meer op een geklapte band. Als u het praktisch wilt stellen, dan moet u het anders doen. Als ik het Licht rond mij erken (dat kan op een ogenblik voorkomen), dan moet ik proberen te beseffen dat dit Licht in mij bestaat. Ik moet het niet naar binnen halen, maar ik moet het beseffen als deel van mijzelf. Op het ogenblik, dat ik dit doe, verbreek ik de begrenzing tussen het licht in mij en het andere Licht. Ik kan daaruit dan kracht putten omdat dat andere Licht nu voor mij even bruikbaar is als het licht in mij. Het is o.a. levenskracht en geestelijke kracht. In de praktijk is het dus belangrijk dat je het licht in jezelf erkent. Op het ogenblik, dat je probeert het binnen te halen, heb je grote kans dat je het kwijt raakt.
De meeste mensen denken: Licht, als ik dat nu maar eerst te pakken kan krijgen. Heel vaak doen ze me dan denken aan iemand, die een waxinelichtje zo belangrijk vindt, ongeacht het feit dat hij elektrisch licht heeft, dat hij daarmee de gordijnen in brand steekt. Het klinkt een beetje cru. De mensen doen toch zo hun best. Het Licht achter de sluier kunnen we niet helemaal beseffen zoals het is. Maar we kunnen er meer van beseffen dan we gewoonlijk doen. Willen we echter het Licht beseffen, dan moeten we niet gaan kijken waar het ergens buiten ons te vinden is, dan moeten we eerst eens beginnen het in onszelf te vinden. Als wij door de wereld buiten ons aan dat Licht worden herinnerd, dan worden we herinnerd aan iets wat in ons bestaat, niet aan iets wat we niet bezitten. Door te ontkennen wat er in ons bestaat, maken wij het ons onmogelijk werkelijk gebruik te maken van datgene wat buiten ons is. Hiermee zijn we gekomen aan een paar punten die ook nog interessant zijn.
Licht is maar een aanduiding. Wij noemen het Licht omdat door het bestaan van deze kracht wij kunnen waarnemen, kunnen beseffen wat er rond ons is. Die kracht is er altijd. Dat voor ons bepaalde delen misschien gemakkelijker hanteerbaar zijn dan andere, dat bepaalde invloeden voor ons in dat Licht gemakkelijker kenbaar worden dan andere, is een kwestie die van ons afhankelijk is, niet van het Licht als zodanig. Wij kunnen ook niet zeggen: Ik ben zo geschapen en dus kan ik niet anders. Het is misschien nog mogelijk als je een mannetje of vrouwtje bent, maar geestelijk gezien is een dergelijke verklaring zinloos. Als je uitgaat van jezelf als deel van het Licht, dan zul je nog niet altijd het gehele Licht kunnen zien. Je zult nog steeds worden geconfronteerd met verschijnselen daarvan, met bepaalde deelkleuren misschien, zoals in een van de vragen werd gesuggereerd. Maar je kunt er dan mee werken, omdat je beseft ermee verbonden te zijn, eraan verwant, één ermee te zijn. Dat is heel erg belangrijk.
Ik voel ontzettend veel voor mystiek als ze de mens kan voeren tot een praktische bereiking, een praktische beleving. Zonder dit lijkt mij mystiek betrekkelijk waardeloos. Ik kan ontzettend veel voelen voor geestelijke krachten, mits de mens die geestelijke krachten niet alleen poneert, maar in zich en rond zich beseft en daardoor iets kan presteren, hoe klein of hoe gering het ook moge zijn. Daarom zou ik zeggen dat je ook het Licht achter de sluier alleen maar moet benaderen vanuit een praktisch standpunt. De meeste mensen nemen je dat kwalijk. Zij zeggen: Dat is een ontwaarding van God. Dat is helemaal niet waar. Kijk, als ik deel ben van God dat God mij heeft geschapen en in stand houdt, dan mag ik toch wel proberen om die kracht, die deel van mij is, op de een of andere manier zo te gebruiken dat ze voor mij kenbaar wordt.
Als ik te maken heb met het kosmische Licht (volgens mij is dat de aanduiding van de werkelijke levende Kracht), dan kan die wel versluierd zijn omdat wij het niet in zijn totaliteit en werkelijkheid beseffen, maar of wij daar nu dicht bij zijn of veraf wat maakt dat voor verschil uit, tenzij wij het kunnen gebruiken. Het is reuze leuk om een zaklantaarn bij je te hebben, maar als je geen batterij erin hebt, geeft ze geen licht. Het is heel mooi om de edelste leringen te hebben en een hele bibliotheek vol esoterische werken, maar als je daar dan niet dat innerlijk besef bij hebt, dan geeft het geheel nog geen licht; dan is het alleen maar een vorm van duisternis.
Mystiek, benadering van het Licht, godsdienst alles wat u maar wilt is pas aanvaardbaar, indien het een praktische en directe betekenis heeft. En dat kan alleen, indien de mens in zichzelf die waarde zodanig kan hanteren, beseffen, verwerken, beleven dat hij daardoor tot een grotere harmonie komt met de werkelijkheid van de kracht die buiten hem bestaat. Er zijn veel mensen die zeggen: Je mag God niet uitdagen. Ik vind dat zo gek. Waarom mag ik nu wel spreken over het Licht achter de sluier en mag ik niet zeggen dat de mens die sluier zelf maakt? Waarom mag ik wel spreken over de Heilige Geest en mag ik niet zeggen dat hij mij dan maar moet vertellen wat ik moet zeggen? waarom mag ik mij wel beroepen op het wonder dat is gebeurd 2000 jaar geleden, maar mag ik niet vragen dat dat wonder ook vandaag voor mij zijn werking heeft? Waarom moet ik afstand nemen van die dingen? Dat moet je je werkelijk eens afvragen. Waarom mag ik mij wel bezighouden met bv. het CDA‑verkiezingsprogramma, maar niet met hetgeen de heren uitvoeren? Daar komt het toch op neer?
Een praktische betekenis wil zeggen dat je ziet wat een stelling of een beleving voor uitwerking heeft. Ik zeg u dat een mens, die het Licht ‑ al is het maar een heel klein beetje ‑ in zich leert beseffen, zijn belevingen in het Licht niet alleen ziet als een tijdelijke uittreding uit de werkelijkheid, maar als een ogenblik beseffen van iets wat in hem bestaat en uit hem kan worden voortgezet, dat die mens in staat is om met het Licht dat in hem woont en met het Licht dat rond hem bestaat ‑ ongeacht de sluiers die voor dat besef hangen ‑ te werken, iets te doen, iets tot stand te brengen. Als u dan zegt: Voor mij is dat geestelijke genezing. Best. Een andere zal weer zeggen: Ik zie er de toekomst in. Weer een andere zegt: Ik krijg er de levensmoed uit die ik nodig heb. Misschien dat er ook nog iemand is die zegt: Daardoor kunnen de dobbelstenen rollen zoals ik ze nodig heb. Dat alles maakt voor mij geen verschil uit.
Het gaat er mij om dat de kracht wordt gebruikt. Wat hebben wij aan een kosmos vol van goden die alleen maar zitten te kijken hou de mensen hun stommiteiten uithalen. God is pas een God, indien Hij zich als zodanig manifesteert aan de mens. Of Hij dat ten goede of ten kwade doet, Hij moet zich kenbaar maken anders bestaat Hij niet. Een kracht is alleen maar een kracht, indien ze optreedt. In welke vorm ze dat dan doet, is minder belangrijk, maar ze moet optreden. Als er een kracht in mij is, is het niet belangrijk dat ik stel, dat in mij een ziel woont, al dan niet gewassen. Dan is het alleen maar belangrijk dat ik zeg: In mij is de goddelijke Kracht en kan die goddelijke Kracht ook vanuit mij kenbaar worden. Daar gaat het om.
Als ik spreek over het kosmische Licht, dan gaat het niet erom dat ergens een kosmisch Licht brandt. Dan gaat het er doodgewoon om dat ik zelf een licht in mij draag. En als ik dat niet tot stand kan brengen, dan zal al het andere waardeloos zijn. De sluier van het Licht is iets wat we zelf maken. Ik heb ook geprobeerd ten dele aan te duiden waarom: Omdat we bang zijn voor de werkelijkheid van dat Licht. Omdat we het nog niet kunnen verdragen. Omdat we vrezen eraan ten onder te gaan. Maar laten we dan tenminste beseffen dat die sluier bestaat. Het gaat er niet om dat die sluier moet verdwijnen. Misschien zouden we het niet overleven. Het gaat er doodgewoon om dat we weten dat ze er is; dat we weten, dat wij haar zelf in stand houden en dus ook beseffen dat we haar soms wat minder dicht kunnen maken. Het wezen van de dingen begrijpen betekent ook praktisch iets ermee kunnen doen. Het betekent zelf veranderen, maar ook je invloed en je relatie met de wereld veranderen.
Het Licht achter de sluier krijgt eerst dan betekenis, als de mens leert om ook door de sluier met het Licht te werken. De sluier heeft alleen zin, indien wij haar erkennen voor wat ze is en daardoor haar dichthuid, haar structuur leren aanpassen aan datgene wat voor ons t.a.v. het Licht in ons en het Licht buiten ons het meest begeerlijke, het meest noodzakelijke is.
Ik stel, dat elke mens in staat is te werken met de krachten uit het Licht. Hoe? Dat moet hij zelf weten. Met welk doel? Dat mag hij zelf bepalen. Maar hij moet er iets mee doen. Pas als dat gebeurt, heeft het zin te spreken over het Licht achter de sluier. Dan heeft het zin in te gaan op de geheimen van de kosmos. Zolang wij ons alleen maar bezighouden met een waas van woorden en daarin gelaten voortslepen met dezelfde tred van altijd, hebben alle begrippen weinig of geen betekenis. Pas als wij erdoor veranderen, onze relatie met onze wereld kan veranderen, hebben ze zin.
Neemt u mij niet kwalijk dat ik een deel van uw kostbare tijd heb gevraagd om dit nog eens duidelijk te zeggen. Al te vaak, werkelijk al te vaak neemt men het woord voor het ding. Maar het om, zoals de Duitser zegt, ‘Das Ding an sich’. De woorden kunnen het niet vervangen. De mooiste theorieën kunnen de werkelijkheid niet veranderen. Maar de kracht die erkend is aan de hand van de theorie, kan praktisch worden toegepast om de werkelijkheid te veranderen. Als wij vanavond niets anders hebben bereikt, dan hoop ik tenminste dat we dit hebben bereikt: dat u beseft, dat alle mooie woorden over de geest, over God, over wat u maar wilt zinloos zijn, tenzij u zelf daardoor iets beseft en vanuit u iets kenbaar kunt maken. En als u dat doet, dan kan ik alleen maar zeggen:
Het Licht achter de sluier is de kracht waaruit u leeft. De sluier zal steeds ijler worden naarmate u leert het Licht meer te beseffen in alle sferen en werelden waarin u bestaat.