11 maart 1974
Wij kennen allen de uitdrukking: mirakel. Wij passen dat soms op mensen toe – ten onrechte naar ik meen. Wij passen het ook toe voor al die gebeurtenissen die niet verklaarbaar zijn. Een mirakel, een wonder, is een gebeurtenis die niet natuurlijk verklaarbaar is, omdat men niet over de middelen beschikt om de oorzaak- en gevolgwerking daarin te begrijpen. Maar mirakelen gebeuren nog steeds, ook al worden ze voortdurend ontkend. En het onverklaarbare speelt nog steeds in het leven een rol, tot iemand eindelijk begint te beseffen waar het aan ligt. Dit is dan mijn uitgangspunt voor vanavond.
Wie zegt dat een wonder bovennatuurlijk is, maakt een vergissing, want de natuur is gebaseerd op een groot aantal wetten en de voor ons meest sprekende daarbij is oorzaak en gevolg. Er kan geen wonder gebeuren zonder dat er een oorzaak is en het gevolg moet daar onmiddellijk van af te leiden zijn. Ik stel het volgende:
Daar waar het bewustzijn van de mens niet beperkt wordt door zijn eigen waarnemingsvermogen, functioneert hij meerdimensionaal en is hij als oorzaak in staat gevolgen tot stand te brengen die niet passen binnen het concept van zijn eigen kleinere wereld.
Wanneer de mens zijn bewustzijn los kan maken van welke beperking dan ook, wordt hierdoor zijn eigen vermogen tot ervaren, maar ook tot het stellen van daden en het wekken van krachten, evenredig groter.
De innerlijke wereld van de mens is niet identiek met zijn uiterlijke wereld. Hij beseft dit wel, maar verdringt dit ten dele. Waar hij probeert die eigen wereld meer te benaderen, grijpt hij zonder meer naar het religieuze; het magische, het occulte of het esoterische. Termen die allemaal hetzelfde gebied beschrijven, alleen vanuit een andere benadering.
Indien een mens in zich een weten bezit, dan kan dat weten zich openbaren op het ogenblik dat daarvoor de noodzakelijke gegevens ook buiten hem aanwezig zijn.
Verduidelijking: Op het ogenblik dat u bezig bent te spreken over een bepaald onderwerp, zullen u een aantal gegevens te binnen schieten met betrekking tot dat onderwerp, waar u misschien in jaren niet aan gedacht hebt. Dat betekent dus dat er een aanleiding moet zijn om een bepaalde gedachtegang te volgen. Nu is de moeilijkheid bij de mens veelal dat hij altijd redeneert vanuit zijn wereld en omstandigheden. Op het ogenblik echter dat hij vanuit welk begrip dan ook of vanuit welke benadering dan ook verdergaat dan het redelijke, komt hij terecht in datgene wat zijn wereld het bovenredelijke of bovenzinnelijke noemt. Hij zal dan uit zichzelf gegevens naar voren kunnen brengen die behoren tot een meer omvattende wereld dan de stoffelijke.
En daar zitten wij met een soort slang die zichzelf in de staart bijt. Want wat gebeurt er? Wij komen niet tot de ontdekking van onze inhoud, omdat wij refereren aan onze wereld. Maar omdat wij refereren aan onze wereld, komen wij niet tot ervaringen die het ons mogelijk maken de verdere inhoud van ons wezen te leren kennen. Maar nu onderbreken wij steeds weer deze keten.
Op het ogenblik dat een mens verkeert in een situatie waarin hij niet redelijk kan komen, hetzij tot zekerheid, bevrediging of op andere wijze, een bevestiging van zichzelf, grijpt hij n.l. naar stellingen die in zichzelf volledig onbelangrijk zijn, maar in ieder geval niets meer te maken hebben met het redelijke. Wie God aanroept, is onredelijk. God bestaat wel. Maar hij is niet manifest, is niet kenbaar en maakt geen deel uit van je wereld. Wanneer je je op Hem beroept, dan beroep je je op iets dat niet tot je wereld behoort. Maar is het dan ook niet duidelijk dat een mens, die dit met volle inzet en met volle overtuiging doet, daardoor eigenlijk- de grens doorbreekt die ligt tussen zijn normale bewustzijn en zijn bewustzijn van hogere waarden? Ik meen van wel.
Datzelfde kan gebeuren wanneer u zich bezighoudt met incantaties, met seances, noemt u maar op. Op het ogenblik dat wij de rede tijdelijk uitschakelen en daarvoor in de plaats een niet redelijk beeld scheppen, zo zal – mits iets van dat beeld correspondeert met de werkelijkheid in onze persoonlijkheid – een groter aantal factoren uit onze persoonlijkheid in ons functioneren.
Als je dat zo zegt, dan moet je een stap verdergaan en zeggen: Op het ogenblik dat ik een besef heb dat niet behoort tot mijn redelijke wereld, kan het oorzakelijk worden voor een ontwikkeling in mijn persoonlijkheid of door mijn persoonlijkheid, welke al dan niet ook in die driedimensionaal menselijke wereld kenbaar wordt. En dat klinkt allemaal mooi, want nu kunnen wij het mirakel verklaren. Er gebeurt iets buiten de dimensies van de mens en daardoor brengt die mens een reactie tot stand, die in de dimensies van de mensen kenbaar wordt.
Aan alle voorwaarden is voldaan. Helaas blijven die wonderen meestal uit. En dat komt omdat wij geneigd zijn al datgene wat wij aan kennis in onszelf verwerven omtrent niet-menselijke waarden, toch weer te herleiden tot menselijke waarden.
Een vriend van mij die in zijn tijd in de veeteelt heeft gezeten, maakte eens de volgende opmerking: Wie een bovenzinnelijke ervaring tracht uit te leggen in redelijke termen, castreert zijn eigen vermogens. M.a.w.: de ervaring wordt onvruchtbaar en brengt geen verschijnselen voort. Dan vloeit daaruit voort, dat je nooit eerst moet vragen: Is hetgeen ik nu besef redelijk? Je moet alleen jezelf afvragen: Is dit mijn waarheid? Indien ik iets wat ik in mijzelf als waarheid erken, projecteer zonder dat daar twijfels bij te pas komen of iets anders, dan zullen alle krachten werkzaam zijn die tot mijn wezen behoren en zo goed als een wil om te lopen, zonder wetenschap van al wat daarbij te pas komt; betekent het bewegen van de benen en het handhaven van evenwicht etc. Zo zal in een hoger niveau het bestaan van een wil tot bewegen, het geheel van het wezen en alle daarin gerichte krachten in beweging brengen.
Ik probeer u een paar punten voor te leggen die in mijn eigen ervaringen een grote rol hebben gespeeld en die, mij dunkt, ook bij u vaak een grote rol zullen spelen, wanneer u probeert u bezig te houden met het bovenzinnelijke etc.
Je hebt een wil of verlangen dat bestaat in je eigen wereld; dus gebonden aan driedimensionale ontwikkelingen en gebeurtenissen. Op het ogenblik dat ik tracht een geestelijke erkenning in de termen van mijn verlangens in de stof om te zetten, dan zal ik altijd komen tot een misvatting. Ik kom tot een verkeerde interpretatie en door die interpretatie breek ik de band van mogelijkheden die in mij bestaan, tijdelijk af. Ik veroorzaak door het leggen van een beperking in de ervaring gelijktijdig een onmacht in mijzelf. Nu stel ik daartegenover dat wanneer ik dat niet doe, ik niet kan definiëren in mijn wereld.
Een mens die probeert een ander iets duidelijk te maken, moet dat doen in de termen van zijn eigen wereld. Maar daar spelen juist al die inzichten, verlangens van die eigen wereld een grote rol. Wat moeten wij dus stellen? Op het ogenblik dat wij krachten willen gebruiken of werkelijke geestelijke inhouden of ontdekkingen duidelijk willen maken, zullen wij afstand moeten doen van de redelijke verklaring. We zullen eenvoudig het willen moeten beseffen, zonder dit te binden aan een stoffelijk feit. En dan komen wij vanzelf weer in de richting van het mirakel, want de samenhang is niet te overzien. Maar het feit wordt veroorzaakt door een erkenning die in mij bestaat en die vanuit mijzelf door mijn wil wordt overgedragen aan de wereld.
Alles wat een mens in zijn eigen wereld vreest of verlangt, is niet beperkt tot de stoffelijke vorm waarin hij het erkent. Uw verlangen en uw vrees zijn mede gebaseerd (soms zelfs grotendeels) op geestelijke erkenningen en inhouden die u in de stof niet kunt thuisbrengen. En dat wordt interessant. Want wanneer wij nu proberen onze innerlijke weg te volgen, dan worden wij geconfronteerd met onze angsten en begeerten. Maar die angsten en begeerten kunnen wij niet meer aanvaarden in hun stoffelijke vorm.
Wat dat betreft weet ik dat in mijn tijd sommige mensen huwden omdat zij een moeder wilden hebben en zeker niet voor hun kinderen, maar voor zichzelf. Dat hebben ze nooit begrepen, maar ze zochten geborgenheid. Wanneer zij deze geborgenheid beseft hadden en niet hadden geprojecteerd in iets anders, dan zou het eigen leven en vermoedelijk ook dat van hun gade aanmerkelijk beter zijn verlopen.
Wanneer ik een vrees heb, dan moet ik beseffen dat deze vrees voor mij een aanleiding is om mijzelf te confronteren met mijn gehele persoonlijkheid. Ik moet deze vrees doorleven, niet omschrijven. In de doorleving ontstaat in mij een nieuwe reactie. Het feit dat ik mijn vrees niet probeer weg te praten of probeer te beperken tot de termen van mijn eigen wereld, maakt het mij mogelijk die vrees als een kracht te beleven in het totaal van mijn wezen. Maar mijn gehele wezen verdedigt zich evenzeer als het stoffelijk deel daarvan pleegt te doen. Er wordt dan een afweer gecreëerd die op het geheel van de persoonlijkheid betrekking heeft en niet – zoals veelal gebeurt – op verstandelijke basis. Waarbij het verdere deel van de persoonlijkheid, ongeacht alle maatregelen, de werkelijke vrees blijft behouden.
En voor het begeren is het precies hetzelfde. Wanneer ik een begeren formuleer, betekent het een driedimensionale gerichtheid. Wanneer ik het begeren in mijzelf beleef, zonder het op mijn wereld verder te richten en in mijzelf doorleef, dan kan daaruit een erkennen van begeren in het geheel van de persoonlijkheid voortkomen. Dat brengt ons dan weer tot het feit dat ons werkelijk begeren altijd een harmonische factor is. Wij proberen n.l. onze eigen zekerheid en geborgenheid – door ons beleefd als harmonie – binnen een kosmisch geheel zo goed mogelijk tot uiting te brengen. Wanneer ons innerlijk wezen deze stuwkracht heeft, ontstaat wel degelijk een verandering van relatie die ook in de eigen wereld een weerslag vindt. Maar zij is nu gebaseerd op totale harmonie.
Het geheel van ons wezen heroriënteert zich op het ogenblik dat het bevrijd wordt van de meer stoffelijke gerichtheid, de meer stoffelijke impulsen. Hierdoor kan het een grotere harmonie bereiken en een juistere verdediging tegen het gevreesde vinden. Maar wanneer dat het geval is, krijg ik te maken met een eigen persoonlijkheid die juister georiënteerd is t.a.v. de kosmos, ook op dit moment van materie-gebonden of geestelijk-gebonden bestaan. Harmonisch zijnde met de kosmos, ben ik verweven met de krachten daarvan. De krachten in de kosmos kunnen uitgedrukt worden als vormen van energie, maar evenzeer als vormen van weten, omdat zij het geheel omvatten van al wat er in de kosmos aanwezig kan zijn. Alle mogelijkheden zijn dus behouden in die energie. Een persoon, die in zichzelf harmonisch is, zal op die krachten en energieën een beroep kunnen doen. Dan ontstaat een aanpassing van eigen materieel bewustzijn aan de harmonische waarden, die kosmisch gezien bestaan.
Stel: U bent kosmisch harmonisch. Dan zijn niet alleen uw relaties met de wereld veranderd, maar ook uw functionaliteit t.a.v. de wereld verandert. Want oorzaak is de verandering ofwel het geuite, waardoor een verdere verandering in verdere uitingen tot stand komt. Waar een verandering plaatsvindt in mij en vanuit mij, gebaseerd op kosmische harmonie, ontstaan door mij niet te begrijpen veranderingen en zal ik vaak materieel gezien onder valse voorstellingen ageren en reageren. Ik ben n.l. niet in staat om de werkelijkheid te overzien, daar de kosmische tendens in mij te sterk wordt uitgedrukt krachtens die harmonie. Maar ik volbreng dan wel die dingen die noodzakelijk zijn vanuit die kosmische harmonie, ook al interpreteer ik deze verkeerd en probeer ik in mijzelf andere redenen te geven – voor dat wat ik volbreng – dan de werkelijke reden.
Op eenvoudige wijze kunnen wij dan stellen, dat op het ogenblik dat de persoonlijkheid in kosmische zin zijn eigen harmonie nastreeft of bereikt, er een verandering in gedrag, maar ook in wereldconcept ontstaat, waarbij de concepten van de gehele persoonlijkheid nimmer geheel redelijk kunnen worden geacht voor de beperkte wereld, waarin je bestaat. Een mens die uit een hoger bewustzijn handelt, handelt stoffelijk gezien onredelijk. Wat overigens niet betekent, dat iedereen die in de stof onredelijk handelt, dat doet vanuit een hoog geestelijk besef. Anders zouden er veel bewuste mensen op deze wereld rondlopen.
Het belangrijke is dat oorzaak en gevolg niet door kenbare factoren met elkaar verbonden zijn, omdat ons bewustzijn niet in staat is een voldoende groot deel van onze persoonlijke inhoud bewust te bevatten. Het mirakel is veelal iets wat wij zelf tot stand brengen krachtens een harmonie in onze persoonlijkheid die onze eigen dimensies te boven gaat. Maar daardoor oorzaken schept, waarvan de gevolgen voor ons onverklaarbaar zijn en daar ze met ons harmonisch zijn, prompt als mirakel worden uitgekreten. Dan kan elke mens mirakelen of wonderen doen.
Nu is er nog een factor die onze aandacht vraagt. En dat is bewustzijn. Ik heb u reeds gezegd dat het een energie kan zijn, maar het kan evengoed een bewustzijn zijn dat in die kosmische kracht voor ons aanwezig is. Op een ogenblik dat ik hoe dan ook en hoe onredelijk dan ook, een harmonie bereik die verdergaat dan mijn eigen bestaan en leven in een bepaalde sfeer of wereld, zal ik de kennis bezitten die ik nodig heb om doeleinden te bereiken die ik mede in mijn eigen wereld nastreef. Niet als ze alleen van mijn wereld zijn, wel als ze deel van mijn persoonlijkheid en persoonlijkheidsuiting in een wereld zijn.
Wij kunnen dan zeggen: inspiratie, geestelijke leiding e.d. zijn vaak slechts de termen die wij gebruiken voor een overvloeien van innerlijke kennis uit het geheel van onze persoonlijkheid naar de beperking van een stoffelijke- of geestelijke persoonlijkheid in een bepaalde wereld.
Zolang ik uitga van een beperking van kracht of bewustzijn, zal die voor mij bestaan. Hoe minder ik daarvan uitga, hoe groter het aantal gegevens dat ik kan verwerven. Hoe groter de krachten die ik kan manipuleren, hoe groter de inzichten die er in mij bestaan. Maar om daarmede in mijn eigen wereld te kunnen werken, moet ik ze herleiden tot datgene wat in mijn eigen wereld hanteerbaar is. Alleen waar ik geen redelijke communicatie met mijn wereld nodig heb, kan ik de kracht onvervormd zijn weg laten kiezen. Dan ontstaat deze situatie: een mens heeft een innerlijk weten dat ver gaat boven al datgene wat in de stof maar uitdrukbaar kan zijn.
Om een voorbeeld te geven: Iemand kent innerlijk een totaal van het levend organisme in al zijn samenhangen, in al zijn onderlinge reacties, de oorzaken en de gevolgen, die daarin een rol spelen en de wetmatigheden, die daar regeren. Nu kan die mens misschien dansen. Dan zal hij in staat zijn intuïtief tot een reeks dansprestaties te komen die ver, hetgeen normaal van het lichaam verwacht kan worden, te boven gaan. Hij zal dan niet kunnen uitleggen hoe hij het doet, zelfs niet waarom hij het doet. Hij zal hoogstens een systeem kunnen opbouwen waardoor hij anderen brengt tot een mate van imitatie, maar nooit tot een gelijke bereiking.
Nu kan het ook anders zijn. Laten we zeggen, dat deze mens chirurg is. Deze chirurg heeft dezelfde erkenning. Zijn specialisatie is b.v. het zenuwstelsel. Hij ontdekt nu op grond hiervan disharmoniën in het zenuwstelsel als zijnde gelieerd met moeilijkheden elders of bepaalde gebreken elders. Dan zal hij wel in staat zijn een theorie op te bouwen, waardoor deze samenhang wordt verklaard. Hij zal ze met feiten kunnen bewijzen, maar hij zal niet kunnen bewijzen hoe hij gekomen is tot de stelling. Hier hebt u een zeer typisch gebeuren. Een mens kan komen tot een plotselinge prestatie die ver zijn redelijke vermogens te boven schijnt te gaan en vanuit deze prestatie komt hij tot een redelijke opbouw die pas veel later door anderen in een redelijk verband kan worden geplaatst tot alles wat aan deze ingeving voorafging. Ook iets dergelijks is in wezen een mirakel.
En hiermede heb ik wat mij betreft dit onderwerp afgehandeld.
Wat ik heb gezegd, is voor zover mij bekend – en het reikt dacht ik toch iets verder dan uw gemiddelde kennis – geheel juist. Maar nu stel ik dat ik zelf een wezen ben dat in een andere wereld leeft. In deze andere wereld werken de wetten anders. De samenhangen zijn dus niet meer materieel redelijk uit te drukken. Maar nu het wonderlijke: Het materieel redelijke kan worden gezien als de lijnverbinding tussen de letters, terwijl de letters zelf datgene zijn wat u intuïtieve contacten noemt. Wat ik dus uitdruk op redelijke wijze, komt eerder voort uit het verbinden van bepaalde innerlijke erkenningen met elkaar, dan in de inhoud van hetgeen ik zeg als zodanig. Wat voor mij zo is, is ook voor u zo. Alleen bent u er zich minder van bewust dan ik.
U bestaat kosmisch. Wie kosmisch bestaat, bestaat in elke denkbare context waarin contact met een ander wezen denkbaar is voor u. U kunt dus contact hebben met degenen die pas zijn overgegaan. U kunt evengoed contact hebben met entiteiten die lang geleden zijn overgegaan. U kunt contact hebben met de hoogste geesten en krachten en u kunt het natuurlijk ook zoeken in de lagere regionen van vereenzaming, waarin eveneens entiteiten aanwezig zijn die zich aan hun erkenning van werkelijkheid proberen te onttrekken. Er is in deze geen limiet gesteld, behalve de limiet die u zichzelf oplegt.
Nu zeggen de mensen weleens: “Ik heb de aanleg niet om een mirakel te doen.” Of: “Ik moet toch een redelijk mens blijven, want in het onredelijke gaat mijn menselijke waardigheid teloor.” Laten we dan trachten eerst deze punten op te lossen. Wanneer u begint met iets, hoe onredelijk het ook moge lijken, zal het een oorzaak vormen waarvan de gevolgen door u ook redelijk geïnterpreteerd kunnen worden, waardoor een verandering van uw leven en persoonlijkheid tot stand komt en uw betekenis in het geheel verandert. En wanneer u meent dat het uw menselijke waardigheid is waardoor u de rede nodig hebt, dan wil ik erop wijzen dat het menselijk bestaan voor de meeste mensen bestaat uit een aaneen vlechting van onredelijkheden waarvoor voortdurend weer redelijke verklaringen gevonden worden. Dus die argumenten doen niet ter zake. Het onredelijk element speelt nu eenmaal een grote rol in de mens, of hij wil of niet.
Net zo in mijn wereld. Het redelijke is niet bestemd om een verklaring te geven van allerlei dingen, maar wel om het verband tussen deze dingen voor onszelf te kunnen begrijpen en aanvaarden. De rede is de verbinding tussen deze feiten, niet de verklaring van een wetmatigheid als oorzaak en gevolg in verband met die feiten. Het is zeker geen omschrijving van een feit in zichzelf zonder meer. Elk feit dat wij erkennen en redelijk trachten te omschrijven, blijkt een inhoud te bezitten die groter is dan ons redelijk erkennen van dit ogenblik. Naarmate we die erkenning uitbreiden zal het feit meer omvatten, maar gelijktijdig minder sterk gedefinieerd, dus minder sterk omschreven worden. Tot wij op een punt komen dat wij wel een theorie hebben, maar het gebied waarin ze actief is, niet verder meer kunnen omschrijven.
Zo hebben wij hier gezamenlijk vastgesteld dat u veel meer kunt dan u doet – een enkeling daargelaten misschien. Dat u veel meer bent dan u denkt. Dat u veel minder belangrijk bent dan u veronderstelt. En wij hebben daarnaast geconstateerd dat u een onredelijk wezen bent in stoffelijke zin, maar dat u in geestelijke zin de continuïteit van uw eigen beleven en bestaan door de rede juist kunt vastleggen.
Tenslotte: in uzelf schuilt een werkelijkheid. Probeer die werkelijkheid niet te formuleren. Op het ogenblik dat u met uw gedachtenprocessen redelijk probeert te benaderen wat er in u bestaat, zult u falen. U zult zeker niet komen tot een erkennen van de werkelijkheid. De erkenning van de werkelijkheid kan alleen door uw gehele wezen plaatsvinden en is in feite voor u meer instinctmatig dan raisonnabel. Probeer de kracht die in u is dan ook niet redelijk te dirigeren, maar ga gewoon uit van haar bestaan zowel t.a.v. bewustwording, intuïties, als krachten die u naar buiten toe gebruikt en projecteer die. De gevolgen maken u duidelijk, in hoeverre de door u geschapen oorzaak onvolledig was.
Daar u met geheel uw wezen reageert, bestaat er nimmer voorkeur voor het werken met geestelijke of andere kracht. De werking van uw wezen wordt door het geheel bepaald en zal plaatsvinden op elk niveau waarop dat op een bepaald moment dienstig is. Probeer u dan ook niet geheel aan geestelijke of heel andere taken te wijden. Breng eerder in uzelf het besef van hetgeen u bent. Dan draagt u op de wereld meer over dan u beseft. Maar door die overdracht – en dat is het belangrijke – maakt u zichzelf meer harmonisch waar in het geheel en verrijkt u uw eigen bronnen van kracht en kennis.
Alles wat je bent, alles wat je doet, bevat kosmische waarde, kosmische kracht. Je kunt de waarde of de betekenis daarvan nooit zelf en redelijk beoordelen. Je kunt het alleen in jezelf beleven. Wanneer je in jezelf een mate van blijheid beleeft, kun je aannemen dat je functioneren t.a.v. het Al, t.a.v. de kosmos op dit moment juist is. Dan kan je een beroep doen op verdere krachten, je kunt een beroep doen op de kennis die in jezelf ligt en stellen: dit is voor mij belangrijk. Wanneer de vervulling spontaan in u ontstaat, aanvaard haar eerst, fixeer haar desnoods door het vast te leggen en onderwerp het later aan uw redelijke processen, om het in uw eigen wereld te kunnen invoegen.
U krijgt na de pauze een gastspreker. U moet bij gastsprekers altijd letten op de overdracht en niet op de woorden. Omdat de zinrijkheid van woorden in wezen niet belangrijk is, maar wel de kracht, de werkelijkheid die erachter staat. Dan behoeven die woorden niet redelijk te zijn om een enorme kosmische en harmonische inhoud te hebben. Probeer die inhoud een beetje te vatten, want ze is waardevoller dan alles wat in woorden gezegd kan worden.
De Gastspreker.
Men heeft mij gevraagd u het één en ander te vertellen over mijn eigen denkwijze. Dat is altijd een moeilijke zaak, want je denkt soms dat je weet wat je denkt, maar als je dan nadenkt, denk je dat je er toch niet genoeg van weet! Een zinsnede, die ik heb overgenomen van een zeer gewaardeerde vriend, die mij altijd wat huiverig heeft gemaakt wanneer ik toch probeerde om iets van mijn denken en geloven over te brengen. Dat moet u maar meteen goed onthouden. Ik spreek niet omdat ik denk volledig te kunnen zijn, maar alleen omdat ik geloof dat je bepaalde dingen beter kunt uiten, hoe dan ook.
De kern van mijn bestaan is wat men wel “liefde” noemt. Liefde in de zin van: je één willen voelen met alle dingen. Want op het ogenblik dat je jezelf aan grenzen en aan banden gaat leggen, terwijl je niet waarlijk liefhebt – onverschillig hoe – ga je ten gronde aan jezelf. Een mens is geschapen om deel te zijn van de kosmos en de kern van alles, wat wij leven en beleven, is een licht waarin wij steeds meer van die kosmos zien. Wij beletten ons dat vaak omdat wij beperkingen aanbrengen waar ze niet behoren te zijn of omdat wij tegenstellingen kweken waar die niet nodig zijn.
Mijn denken is lange tijd erg redelijk geweest en ik moet eerlijk zeggen, dat ik in mijn leven de heiligen belachelijk heb gemaakt. Men heeft mij daar na de dood geen verwijten van gemaakt, omdat er geen heiligen bij ons zijn. Alleen bij u in de kerk zijn die aanwezig. Wat je altijd wilt begrijpen als mens is: is er een God? Waar is een God? En: hoe is een God? Zo komt men ertoe zich een God voor te stellen. Ik heb altijd gedacht: al die sprookjes, Hans en Grietje bestaan niet, Sneeuwwitje is er niet geweest. Waarom zou onze Lieve Heer er wel zijn? En ik ben nu tot de conclusie gekomen dat er iets is wat ik God noem. Maar die God is helemaal geen persoon. Het is een onmetelijke genegenheid, liefde of eenheid. En daarin besta je als geest en ook als mens, wanneer je dat begrijpt. Het is zo gemakkelijk om in je leven te zeggen: dit is verkeerd en dat deugt niet. Het is als geest zo gemakkelijk om te zeggen: die staat beneden mij en die staat boven mij. Maar in werkelijkheid zijn wij niet verschillend van elkaar. Wij zijn allemaal precies hetzelfde en wanneer de één daarvoor wat meer begrip heeft dan de ander, dan is dat alleen maar een uiterlijk verschil, maar het wezen is hetzelfde.
U kunt zeggen: planten kunnen verschillend zijn, maar de aarde, waaruit ze zich voeden is dezelfde. Zo zou ik willen zeggen: God is de aarde die ons voedt met onze vormen en ons bewustzijn, maar wij behoren eigenlijk tot die aarde en wij kunnen niet anders. Wij behoren in God. Wij zijn deel van God en wat wij zijn en hoe wij bestaan kan alleen gerechtvaardigd worden door die eenheid, dat contact met die godheid.
Ik ben geen hoge geest, helemaal niet. Ik heb alleen wat meer contact misschien met iets wat ik werkelijkheid noem, dan een ander. Dat is het enige verschil. U leeft hier en ik leef daar. Dat lijkt zo, maar wanneer ik hier zo spreek, leef ik toch ook bij u. Wanneer wij gedachten hebben, die elkaar ergens kunnen benaderen en iets gemeen kunnen hebben, dan zijn wij toch verbonden. Er is geen scheiding denkbaar. Ook niet door werelden en sferen en al die andere dingen. Het is zo gemakkelijk om te zeggen: “Ja maar, op aarde leven, het aardse tranendal” – alsof grienen een verdienste is – Het is niet zo: Hier zitten wij om te boeten en te huilen en morgen gaan we ergens naar toe waar wij “halleluja” mogen roepen. Wat ook een vervelende zaak is, als u het mij vraagt. Het is doodgewoon: Wij zijn. Wij bestaan en in alle vormen van existentie vinden wij vormen van het andere dat bestaat.
Ik heb Jezus nooit belachelijk willen maken, omdat juist Jezus een figuur is die probeert om met eenieder contact te hebben. En zo zijn er meer geweest. Wanneer u mij vraagt of wat sommige z.g. heiligen gedaan hebben, iets met God te maken heeft gehad, dan moet ik het ontkennen. Maar er zijn er onder hen geweest, die geleefd hebben voor anderen. Die geprobeerd hebben te begrijpen wat andere mensen zijn en betekenen en daarvoor acht ik ze. Niet voor al dat andere. Ze hebben een beetje meer contact met de werkelijkheid gehad. Ze zijn iets meer uitgebreide persoonlijkheden geweest. Het zijn gewoon mensen die meeleven met het leven van anderen en dat is het belangrijkste wat je je denken kunt.
Van mijn standpunt uit heb ik natuurlijk gemakkelijk praten. Een geest kan onnoemelijk gemakkelijk praten over wat de mensen moeten zijn en wat ze moeten doen, omdat hij er zelf geen last van heeft. Ik wil u zeker niet allemaal proberen te zeggen hoe u moet leven. Zoekt u dat zelf maar uit. Maar onthoud wel één ding: Pas wanneer je in je leven overal een band hebt met anderen, met het andere, wanneer je een liefde hebt voor het leven, ondanks alles en niet alleen voor het stoffelijk bestaan, maar vooral voor het levende, voor al wat rond je bestaat, dan leef je pas echt. En dan leef je op een manier die niet meer beperkt kan worden tot één wereldje.
God is een kracht die je ergens beleeft en als ze mij vragen: “Weet u of God bestaat?” Dan zeg ik tegenwoordig nog “Ja” ook. En dat is mij niet zo gemakkelijk gevallen, omdat ik altijd gezegd heb, dat Hij er niet is. Maar inderdaad: er is een God. Maar het is zeker niet zo’n vrome idioot als de meeste mensen van Hem maken. God houdt zich heus niet bezig met wat er bij u in de slaapkamer gebeurt. En Hij houdt zich ook helemaal niet bezig met al uw eerlijkheden en oneerlijkheden. Dat heeft men ervan gemaakt. Maar God houdt zich met het bestaan bezig. Met al het bestaande en juist wanneer je in het bestaande probeert mee te leven, dan voel je zijn aanwezigheid. En dan kun je niet zeggen: Hij is zus of zo, maar kun je alleen zeggen: Hij is.
Laat mij het zo zeggen: God is een madeliefje, een roos en een brandnetel tegelijk. Of anders: God is de paus, een ketter, Mao, Nixon en wie je maar noemen wilt. Hij is overal en in alle dingen. Dat merk je pas wanneer je niet meer gaat zeggen: “Ik ben en laat de rest maar lopen.” Het is de liefde of naastenliefde of hoe u het maar noemen wilt, die belangrijk is.
Nu zegt men weleens: “Ja maar, jullie in de geest, jullie hebben macht, kracht en grootheid.” Nu, mijn macht is alleen maar geleend. Wanneer ik die heb, dan is die niet van mijzelf. En zo gaat het met u ook.
U denkt misschien dat u iets van uzelf hebt, maar dit is niet zo. Een hele geruststelling, niet? U denkt misschien, dat u een groter begrip hebt dan een ander of meer recht hebt dan een ander. In uw wereld mag u het onder elkaar uitmaken, maar kosmisch gezien: niets daarvan. Kosmisch zijn wij een geheel. En in dat geheel werken we.
In dat geheel is geluk, bewustwording en noemt u maar op. Al de mooie woorden, die u ooit gehoord hebt, zijn daarin aanwezig. Het is niet: “Broeder, laat mij eens met u praten over hetgeen u denkt.” Neen, het is: “Wij bestaan tezamen en uw gedachten zijn maar een nevenverschijnsel. Die verdwijnen hier wel.” Alle dingen, die ik geschreven heb, … goede God. (Nu ziet u: ik roep Hem zelf aan.) Eén ding had ik indertijd wel in de gaten en dat is dat de mens het paradijs verloren heeft op het moment, dat hij op uiterlijkheden is gaan letten. Het is niet een kwestie van “wat ben je” of “hoe ben je”, maar van: “hoe zie je eruit en wat heb je?” Het paradijs is toen verloren gegaan en je kunt het paradijs pas weer vinden, wanneer je die schijngrenzen weer kunt gaan overschrijden.
Ik zal trachten te zeggen wat volgens mij voor u waar is. Wat bent u? U bent hetzelfde als een lichtstraal. Als er geen bron is, is er geen straal. U beroert iets. Maar beroert een lichtstraal b.v. de aarde omdat hij dat wil? Neen. Hij doet dat, omdat de zon er is, omdat de zon zo schijnt, dat die lichtstraal toevallig op aarde komt. En zo zijn wij.
Wij denken misschien dat wij door onze eigen verdiensten of door iets anders terecht zijn gekomen in dit leven of in een ander leven en dat wij misschien door hetgeen wij ontberen morgen meer zullen zijn. Of dat wij meer recht hebben door wat wij bezitten en die dingen meer. Dat is niet waar. Wij zijn alleen maar lichtstralen. Noem die zon voor mijn part God, maar besef één ding: je bent een verschijnsel van kracht. Meer niet. U weet dat een zonnestraal een verschijnsel is, maar als de zon niet schijnt, is de aarde dood. Dan kan er niets groeien en bloeien.
Op die manier maken wij iets waar in de wereld van de vormen, de wereld van de materie o.m. Wij zijn uit de bron gekomen en door ons kan datgene, wat nog niet tot die bron kan terugkeren, zijn vorm krijgen. Het kan leven en vibreren. Wij zijn kracht die leven geeft en leven brengt. Niet omdat wij leven zijn, maar omdat de kracht die leven is, ons doet uitgaan.
Wat bent u nog meer? U bent een hoopje gedachten. U hebt heel veel gedacht in uzelf. Soms schijnbaar belangrijk en soms onbelangrijk. Maar eerlijk gezegd zie ik het verschil in belangrijkheid niet tussen het aannaaien van een drukknoopje en een theologisch dispuut. De belangrijkheid van onze gedachten ligt niet in het feit dat wij op een bepaalde manier denken en iets omzetten in een bepaalde handeling, maar ze ligt in het feit dat het denken in ons een weergave is van het licht, waaruit wij voortkomen. Wij reproduceren iets van de werkelijkheid.
Wat bent u nog meer? U bent over het algemeen – als ik het zo mag zeggen – geesten op herhalingsoefening. U hebt het menselijke allemaal al eens een keer geproefd, zoals ik u hier bij elkaar zie en u zult misschien nog weleens een mens worden. Maar is dat nu zo belangrijk? Het belangrijkste is, dat je je één kunt voelen met het Zijn. Wanneer ik alle dingen ben, b.v. een oceaan, maakt dan één druppel water verschil uit? Wij zijn a.h.w. deel van een oceaan van kracht. Wij zijn de uiting van een bron van leven en of wij nu toevallig een keer als man of als vrouw herboren worden of niet is niet belangrijk.
Zodra wij afstand kunnen doen van onze eigen belangrijkheid en daarvoor in de plaats de eenheid kunnen aanvaarden met alles wat er is, dan beginnen wij pas echt te leven. Als een mens begint te leven, begint hij de weg naar de dood. Maar als je innerlijk begint te leven, dan ben je leven en dan is het verschijnsel leven of dood alleen maar de weergave van iets wat in dat leven mee begrepen is. Het verandert je niet meer.
Wanneer je nog een beetje verdergaat – u bent allemaal deel van een geheel. Als ik zie hoeveel er hier bij elkaar zijn die b.v. op grond van vroegere incarnaties ergens al op elkaar ingespeeld zijn op de één of andere manier – is er niemand bij die kan zeggen: Ik heb geen enkele relatie door incarnatie met één van de andere aanwezigen. Er zijn er zelfs bij, die met mij een relatie hebben gehad vroeger in de stof. Wij zijn één geheel, al de vormen, al de dingen. Ze zijn een voortdurende uitdrukking van wat je bent. Meer niet.
Soms zit er tussen de zon en de aarde een wolk en dan valt er wat minder licht. Dan hebt u wat men noemt een beetje miezerige incarnatie. En een volgende keer is die wolk weg en dan kom je in je volle gloed. En soms trekt de wolk weg terwijl je bezig bent en dan kun je ineens met grote kracht a.h.w. de vormgeving mogelijk maken, de verandering, die de zin is van je bestaan.
Jullie zijn – als ik het zo bekijk – allemaal krachten die verandering moeten brengen. En dan zeggen de mensen: “in mijzelf.” Als u denkt dat het allemaal in uzelf ligt, dan kunt u ook wel zeggen, dat de wijsheid van de wereld ligt opgeslagen op een zolder vol stoffige oude kranten. Want het is veel meer wat je hebt. Een registratie van het leven, is dat wijsheid? Neen, nu zijn; het feit van “nu zijn”, dat is wijsheid.
Je innerlijk kennen kan geen kwaad. Schrikt u niet. Ik heb mijzelf leren kennen en ben erg geschrokken. Ik hoop dat het u niet overkomt, maar als u werkelijk begrijpt wat u bent, dan is het besef van vandaag het meest belangrijke en daarna het besef dat wat je vandaag bent, deel is van een geheel.
U denkt waarschijnlijk dat u weleens fouten heeft gemaakt. Klopt. Maar zonder die fouten zou het geheel niet zijn wat het nu is. En u denkt dat u weleens wat nieuws heeft bedacht. U denkt dat het leven u onrechtvaardig heeft behandeld. U denkt dat er nog veranderingen moeten komen en dat het geestelijk toch veel beter en mooier zou moeten zijn. U heeft allemaal gelijk vanuit uw eigen standpunt. Maar zonder dat wat u nu bent, zou de kosmos niet zijn wat ze is. Alle mensen met hun goed en kwaad zouden zonder u een tikkeltje anders zijn.
Uw betekenis ligt in hetgeen u bent in en met anderen. Dan zegt u: “Maar dan heeft een gangster net zoveel betekenis als iemand die goed doet.” Klopt. Het klinkt misschien krankzinnig, maar een moordenaar en een kraamvrouw staan dicht bij elkaar, ofschoon de één volgens u leven in de wereld brengt en de ander het eruit helpt. Dat maakt geen verschil uit met wat we zijn. Want wij zijn één geheel en geen stukje. Voor onszelf moeten wij zijn – of we willen of niet – wat we in het geheel betekenen. Wij kunnen wel trachten het te veranderen, maar het gaat eenvoudig niet. Wij kunnen ons beeld ervan veranderen, onze reactie erop en onze gevoelens erover. Die kunnen wij veranderen, maar wat wij niet kunnen veranderen is: “wat wij zijn in het geheel.” En dat zijn en dat blijven we.
Wanneer wij dat begrijpen, dan gaan we kijken naar het geheel en niet naar onszelf. Daar ligt de knoop, want wanneer je kijkt naar het geheel, dan beoordeel je het vanuit jezelf. Maar als je jezelf ziet als deel van het geheel, dan kom je een heel stuk dichter bij één van de uitspraken van Jezus: “Dat u uw naasten moet beminnen gelijk uzelf.”
De werkelijkheid is: wij moeten weten dat die ander en wij eigenlijk hetzelfde zijn. Het is een kwestie van kracht. Men houdt er zich zo mee bezig. “Kracht van het innerlijk licht”! Dan hebben ze een kaars in hun hersenen opgestoken en dan denken ze dat ze het licht van een scheppende kosmos te pakken hebben. Ik was ook zo. Het werkelijke licht en de werkelijke kracht liggen in datgene wat wij met elkaar zijn. Het werkelijke bewustzijn ligt in het geheel. U kunt niet iets weten uit uzelf alleen. U kunt alleen iets weten, omdat u deel bent van iets anders. U kunt geen kracht hebben alleen uit uzelf. Maar u kunt kracht in uzelf hebben omdat u deel bent van wat anders.
Datgene waarvan wij deel zijn, bewust of onbewust, is datgene waaruit wij weten, waaruit wij leven, waaruit wij bewuster worden. En aanvaarden wij het feit, dat niet onze eigen persoonlijkheid zoals wij die zien, maar het geheel waartoe wij behoren, de bron is van onze kracht. Dan voelen wij ons niet zo beperkt, niet zo armetierig. Het is zo zielig als je mensen ziet die neerknielen voor een stukje misvormd gips met een kleurtje en die aanroepen met de bede: zorg er s.v.p. voor dat … noem maar op: een goede oogst, de varkens niet ziek worden, etc. Als je dat moet vragen aan zo’n stukje gips dan ben je toch wel een arme bliksem. Dat je niet eens kunt begrijpen dat die kracht in jezelf is. Dat het openstaan daarvoor niet noodzakelijkerwijze betekent dat die varkens niet ziek zullen worden of dat er een goede oogst is, maar dat het betekent dat alles gaat zoals het moet.
Degene die mij heeft uitgenodigd, heeft gezegd: “Ga eens kijken of je niet een stukje van jezelf kunt geven en laat eens wat proeven van de kracht, die in jezelf is.” Hoe kan ik dat nu eigenlijk doen? Ik kan u n.l. geen kracht geven. Ik kan u hoogstens bewust maken van datgene wat u in uzelf hebt. En als u dat nog niet weet, dan bent u nog niet erg ver. Dan heeft u nog een afstand te gaan.
Laten we het zo zeggen: We zitten hier bij elkaar. Wij willen inzicht en bewustwording. Eigenlijk willen wij alleen maar thuiskomen. Wij willen van al die grensjes af, van al dat hunkeren en van de teleurstellingen en van al die dwaasheden. Wij willen gewoon naar huis. En nu is het gekke, dat we hier thuis zijn. Zoals wij hier zitten zijn we thuis, wanneer we het maar willen beseffen. Er is niets dat ons scheiden kan van die hele kosmische kracht. Er is geen God die ons staat te veroordelen. Er staat geen engelbewaarder zijn geestelijke vinger blauw te schrijven met zonden en deugden.
Eigenlijk is er geen enkele kracht, die wij nodig hebben, die we niet hebben. Probeer dat nu eens te beseffen. U moet niet zo bang zijn voor wat er gaat komen. Dat is helemaal niet nodig. Die kracht is er en het gaat goed. Je moet je helemaal niet zo druk maken over hoe het nu verder zus of zo zal gaan. Want je hebt in je leven al datgene gedaan wat nodig is en die kracht is er om het waar te maken. En als je voor jezelf zegt: “Ja maar, ik wil een beetje meer bewust zijn, probeer dan alleen maar te voelen: ik sta niet alleen. Ik ben deel van een geheel. Ik behoor bij die wereld. Kijk desnoods rond je en zeg: hier zijn wij. Wij zijn iets.
Omschrijf niet wat je bent. Leef die kracht. Het is als een kloppend hart dat de energie door je heen jaagt. Denk niet dat je vandaag van je eigen kracht moet geven en dat je morgen arm en hulpeloos die kracht moet ontvangen. Sommige mensen hebben kracht om te geven, anderen hebben de leegte om die kracht te ontvangen. Dat hoort nu eenmaal zo. Maar ieder die kracht ontvangt, heeft ook weer een kracht die hij of zij geven kan.
Wij zijn niet hulpeloos, niet machteloos. Wij hebben iets van die eeuwigheid in onszelf. En in welke vorm wij ook ooit geleefd hebben of zullen leven, dat is altijd aanwezig. Uw kracht en de mijne. Onze kracht die niets is, wanneer de zon boven niet schijnt. Wanneer God er niet is, die ons als lichtstralen de mogelijkheid geeft om te leven, om leven te doen ontstaan. Om vormen te maken uit het niets. Om in de chaos Zijn ordening te scheppen en gelijktijdig in die ordening de totale verandering te zien, waardoor alles tot het vormloze kan terugkeren zonder zichzelf te vergeten. Dat is onze kracht. Heb ik nu kracht? Welnee, jullie hebben kracht, jullie hebben op het ogenblik een klein beetje van je eigen kracht uitgestraald. Daarom is er ineens zo’n vreemd sfeertje. Dat kunt u altijd doen als u wilt. Maar de kracht die er is, is een kracht die uit ons voortkomt. Niet uit één van u.
En als u alleen bent en u roept die kracht, dan is het nog de kracht die uit ons voortkomt en niet alleen uit u. De kracht die wij zijn, omdat er Iets is dat die kracht in ons gelegd heeft. Dat is de waarheid.
Heb ik u nu kracht laten zien? Neen. Ik hoop dat ik u iets heb laten zien van uw eigen kracht. Een beetje licht. Licht is iets wat wij zijn. Maar pas wanneer wij beseffen dat wij licht zijn, zijn wij een beetje bewust van wat wij doen. Wat ik u nu gezegd heb over Licht, dat is de enige waarheid die altijd telt. En wat ik u heb gezegd over dat begrip van eenheid, van verbondenheid met elkaar zoals u hier zit, maar ook met alle dingen, het tijdloze ik laat zich door alle vormen stralen. Dat is belangrijk.
Wees vandaag wat u vandaag moet zijn en praat er niet over hoe het verder moet. Alleen: besef dat u nooit helemaal alleen staat. Dat alles wat je bent en alles wat je doet samenhangt met alle anderen, met het leven, met de levende kracht. Dat is een filosofie, maar een filosofie die mijn ervaringen dekt. En daarom zeg ik u nog eens nadrukkelijk: wij zijn één kracht. Het is God die deze kracht in stand houdt. Wij zijn het, allemaal bij elkaar die die kracht vormen. Wij zijn één leven, ongeacht leven en dood en de schijnbare verscheidenheid van vormen. Wij zijn één leven. En wanneer een ander een beetje sterft, sterf je zelf een beetje Vergeet dat niet. Alleen wanneer je het licht in jezelf laat leven, het licht dat boven de dood staat, dan kun je niet door anderen sterven, maar dan kun je anderen wel het leven geven.
Wees niet mystiek, tenzij u het met alle geweld wilt. En geloof desnoods niet alles wat ik zeg, want u zult zelf wel ervaren in hoeverre het waar is. Maar geloof in de kracht. Geloof in dat licht dat wij samen zijn en dat licht dat voor u – zoals u zich ervaart en voor ons zoals wij in de totaliteit bestaan – het enige is waar je werkelijk en altijd op kunt bouwen. Waar je altijd uit kunt putten en waardoor je altijd deel kunt zijn van die scheppende verandering. U zult geen heiligen worden en geen duivels. U zult gewoon zijn, delen van het licht en meer niet. Maar het is een bevrediging als deel van het licht het licht te beseffen en te weten dat je alleen niets bent en dat je met anderen samen de ziel bent van de schepping.
Wanneer u denkt: ik ben alleen, probeer dan eens even aan licht te denken. En te denken: ik leef in al die anderen, in al dat andere. Ik ben licht. Dan zult u zien, dat de stof en de verveling langzaam verdwijnen en dat het idee van eenzaamheid en hulpeloosheid verdwijnt en het gevoel van meer- of minderwaardigheid en dat je daarvoor in de plaats bent en leeft en jezelf richt op de werkelijkheid die je bent, mede met al het zijnde.
Ik heb getracht u te zeggen wat ik ben en om een klein beetje te laten voelen wat wij zijn. Ik hoop dat u daar iets verder mee komt. Misschien word ik er dan ook iets beter van. Want ik kan niet beter worden als u niet beter wordt en omgekeerd. Ik doe mijn best.