20 september 1959
Uit de vele menselijke problemen is er altijd één, dat op de voorgrond treedt. Een heel simpele vraag; “Heeft mijn leven nu eigenlijk wel nut?”
Nu is het natuurlijk niet zo, dat de hele wereld vol is van mensen, die met treurige gezichten dag in dag uit niets anders doen dan zich af te vragen; “Heeft mijn leven wel nut?” Het is eerder een vraag, die je jezelf in het verborgene stelt in ogenblikken, dat je alleen bent, dat de wereld je met rust laat. En dit toont ons dat er voor de mens een paar motiveringen zijn in het leven, die belangrijk kunnen blijken. Want als je je gaat afvragen: “Heeft mijn leven nut, heeft mijn leven een doel?” dan blijkt uit die vraag zelf reeds, dat je een doel begeert, dat je er naar verlangt nuttig te zijn, betekenis te hebben.
Nu vinden we het antwoord op de vraag niet zo gemakkelijk als het wel lijkt. U zult waarschijnlijk zeggen: “Als we naar een kerk gaan, dan vertellen ze ons dat ons leven nut heeft en dat we een doel hebben.” Neen, dat vertellen ze u nu juist niet. Ze vertellen u dat u braaf moet zijn, zeker, en misschien vertellen ze u dat u “ja en amen” moet zeggen, dat is heel goed mogelijk.
Ze zullen u vertellen dat God u het leed zendt als een beproeving, dat Hij u lief heeft en dat u moet lijden door Zijn wil en werken. Wat is het nut, wat is het nut van uw leven? Wat is het doel van uw leven? “Dat vinden we in de Bijbel,” hoor ik zo zeggen, “ingaan tot het Koninkrijk Gods.” Maar is dat nu wel waar? Daar horen we nu wel veel over, maar is dat reëel? Want o.a. in psalmen kunnen wij een uitspraak vinden, die zegt, dat de mens uit aarde is gemaakt en tot aarde terugkeert, zoals Gods adem (het leven) tot God terugkeert. En als je iets wat je geleend hebt moet teruggeven, dan heb je niets. Als je het goed interpreteert, zou je eigenlijk moeten constateren, dat zelfs de ziel sterft. Een argument, dat sommigen dan ook aanvoeren.
Men zegt u dat u goed moet doen, goed zijn voor de armen, goed zijn voor de kinderen. U moet goed zijn voor uw medemens, maar niemand zegt u erbij “waarom”. O ja, dan kom je in de hemel. Maar vertelt u mij nu eens: Waar staat die hemel ergens omschreven? Waar vinden we een openbaring, waarin die hemel ons wordt voorgesteld als een realiteit? Het is heel erg moeilijk om dat te vinden, want buiten de strijd in de hemelen in Genesis vinden we in de hele Bijbel geen enkele daadwerkelijke vermelding van een hemel als een realiteit. Er zijn gelijkenissen, die mogelijkerwijze een hemel impliceren. In de Evangeliën o.a. over de bedelaars, u weet wel: Een heer had gasten genodigd, maar zij waren allen verhinderd. Hij zond zijn knechten uit langs de wegen en zij brachten de bedelaars binnen. Er waren erbij, die zich opknapten, die zich netjes maakten, er waren er ook die zeiden: “Wij komen zo wel.” Die onbeschofte gooide hij toen de deur uit. Zij kwamen terecht in de buitenste duisternis. “Dus,” zegt men, “dan is er een hemel. Dat is dat huis, waarin de gastheer ons ontvangt.” Een ander zegt: “Er is natuurlijk een levensdoel, de hemel, want staat er niet geschreven: In het Huis mijns Vaders zijn vele woningen?” Wat is dat huis des Vaders? Waarom moet dat ergens anders bestaan? Bestaat het misschien hier op aarde?
Dan komt er een andere christen, die het eindelijk heeft gevonden: “Ja, maar Jezus zegt: Ik ga heen om u een plaats te bereiden.” Dan kunt u zeggen: “Ja, dan is er toch een plaats.” Maar is dat de hemel? Is dat het doel? Of is dat alleen maar het gevolg van ons bestaan?
Misschien dat u, die zoveel over geestelijke waarden hebt gehoord, daar al wat anders over denkt of dat u zich op deze wijze nog nooit met het probleem hebt beziggehouden. Het lijkt mij goed om vanmorgen eens na te gaan wat er waar is van dat nut van ons leven en dat doel van ons leven, zoals dit gesteld wordt in de verschillende openbaringen door de mensen opgetekend. O, wij vertellen het u ook; Het nut van uw leven is gelegen in de lering, de bewustwording die u opdoet en daarmee is het doel van het leven vervuld. Bewustwording opdoen, terwijl u verder gaat. Het einddoel is een terugkeer tot God. We hebben zo een antwoord. Maar wat zegt die mensheid ervan? Nu zult u vreemd opkijken. Er is namelijk in alle religieuze literatuur sprake van een “beloofd land”. Er staat nooit bij dat het in de geest is. Wij kunnen uit de wijsgerige betogen duizendmaal aantonen, dat men in de mens een doel ziet, dat zijn leven van nut moet zijn, maar men is zo druk bezig zijn weg naar dat doel, zijn nuttigheid op aarde, verder te definiëren en te bepalen, dat niemand vertelt wat hij er zelf aan heeft. Op een enkele uitzondering na. Van deze uitzonderingen in de Openbaringen en de wijsgerige geschriften wil ik er een paar met u beluisteren. Allereerst een Tibetaanse monnik, een “ingewijde”, geen onwetende of een eenzijdig mens. Sprekende over het doel van het leven zei hij:
“Hoe kunnen wij aan het leven een ander doel toekennen dan te leven. Leven is doel in zichzelf.” Dat weten wij dan alweer. “Leven is doel in zichzelf.” Dat zou allemaal erg onduidelijk zijn, wanneer hij niet, gelukkig, ook vertelt wat leven naar zijn mening is. Hij stelt dan: “Waarlijk te leven betekent; te zijn in alle dingen. Alle mogelijkheden te gebruiken, alle gaven uit te buiten. Zonder echter ooit de slaaf te zijn van wat buiten het “ik” bestaat en steeds weer voor zich kiezend en bepalend welke weg men gaan zal.”
Je zou kunnen zeggen: Wij zijn op een vakantiereis. Dan kun je je afvragen wat het nut ervan is in een vakantiereis te gaan lopen, wat het doel. En dan zal degene, die op vakantie is antwoorden, dat het niet eens verstandig is om te lopen, maar dat hij de omgeving wil leren kennen, nieuwe indrukken opdoen; zijn doel is zich te ontspannen. Het nut van zijn wandeling is dat het deze ontspanning op een voor hem aangename wijze mogelijk maakt. Zo redeneert onze Tibetaan.
Dat er heel andere opvattingen bestaan blijkt wel uit een Afrikaanse geheimleer, eigenlijk een geheime ritus van Monbagala. Daar kent men helaas geen zuiver schriftelijke overlevering en moeten we het dus doen met van geslacht op geslacht doorgegeven lering. Die leer vertelt ook iets over het doel van het leven en zegt: “Het doel van het leven is in vreugde te bestaan, zonder de vrede met de goden te verstoren.” Wat hebben wij daar nu aan, de vrede met de goden te verstoren? En dan zeggen ze er nog bij: “Het nut van het leven is, dat men zich een band met de goden vlecht, waardoor men beschermd is na de dood,”
Dus een soort verzekering. Maar als je dat zo hoort dan vertaal ik het nog en dan klinkt het veel fatsoenlijker dan de oorspronkelijke versie luidt ga je je ook weer afvragen: “Wat bedoelen ze ermee. En dan kom je tot de conclusie, dat de neger een zeer sterke band aanvoelt tussen zich en de geestelijke factoren. Hij noemt dezen goden sommigen ervan zijn gewoon astrale wezens, opgebouwd door suggestie en de gedachtekracht van de mensen, anderen zijn reële entiteiten die leiding geven of misschien alleen proberen zichzelf uit te leven. Het is dus belangrijk, het is ons doel, dat wij de vrede met de goden niet verstoren. Wanneer wij dat nu zouden moeten formuleren, zouden we zeggen: “Het doel van het leven is de perfecte harmonie met alle dingen in zich voortdurend bewaren.”
Dat klinkt al een heleboel beter. Eigenlijk is het precies hetzelfde. En dan het nut: de bescherming van de goden te verwerven. Wanneer wij dat nu ook eens in onze taal gaan omzetten, in onze “vaktermen” anders kan ik het haast niet noemen. Per slot van rekening, wanneer een theoloog praat over engelen, tronen, heerschappijen, zijn dat vaktermen, waarmee hij in een theologisch dispuut nog vaak probeert een ander dood te slaan of de mond te snoeren, zouden wij zeggen:
“Het nut van het leven is een geperfectioneerde harmonie, waardoor wij in de schepping geborgen zijn en door de schepping gedragen worden.” Dat is niet gek, Ik heb nog steeds geen hemel gevonden, maar ik heb in ieder geval al iets anders. Ik ontdek dat men klaarblijkelijk in het leven de harmonie een belangrijke factor vindt en dat deze harmonie niet beëindigd is, wanneer een mens doodgaat, volgens deze stellingen, maar dat zij voor het “ik” een andere betekenis krijgt. Pas als we zover zijn? kunnen wij gaan kijken naar wat ons meer bekend is en dan vinden wij o.a. de leer van “de zuivere weg” of Tao. Daarin wordt gezegd:
“Wanneer je je plaats in de schepping inneemt op de juiste wijze en handelt met volle rechtvaardigheid, dan alleen heeft je leven zin.”
Nu hebben volgelingen deze uitspraak later geïnterpreteerd: “En ga je in tot je voorvaderen met eer en glorie, met bezit a.h.w.,” maar dat staat nergens: De filosoof heeft het er zelf niet bij gezegd. Toch is het goed dat we hier een bevestiging zien van de meer primitieve stelling, die ik zo even citeerde. Luisteren we naar de Boeddha, dan valt ons op dat we alweer niet te maken hebben met een hemelbelofte. Wij horen van een onthechting, een bevrijding. Wanneer je in harmonie bent met de oneindigheid, word je bevrijd van de waan dat de kleine dingen belangrijk zijn, druk het nu zo maar uit. Indien je dat bereikt, word je zo harmonisch, dat je opgaat in het Nirwana, in het levende Niet. Dat begint op onze hemel te lijken. Nog wel niet vol met glorie, met gouden tronen, diamanten vloeren en pap met zilveren lepeltjes, maar in dit “in harmonie zijn” gaan we toch wel een heleboel ontdekken, dat lijkt op ons concept van een uiteindelijke oplossing.
Dan gaan we eens kijken naar wat Mohammed zegt. Mohammed komt aandragen met een hemel en niet eens met een hemel, dat is niet genoeg. Hij komt met zeven hemelen tegelijk aandragen. Vandaar dat er zoveel mensen op aarde zo nu en dan in de zevende hemel zijn. Maar bij die zevende hemel geeft hij bewust of onbewust in zijn beschrijving van zijn tocht door de hemelen niet behorende overigens tot de geopenbaarde geschriften van de Koran een versie, die ons doet denken aan sfeer. En wat is nu zijn doel? God. Hij verlangt in het leven alleen maar weer naar een zekere harmonie, dus het vinden van een eenheid met hogere kracht. Daarin vindt hij dan een glorie, die hij zeer laat ik zeggen uitgebreid beschrijft. Ik moet zeggen dat zijn schone maagden in de lagere afdelingen van het paradijs en zijn engelen in de hogere, levendiger zijn dan die in de predicaties van zijn volgelingen tegenwoordig.
Jezus zelf legt, vreemd genoeg, op de hemel maar heel weinig nadruk. Toch heeft hij een paar punten, die juist in dit verband opvallen; “Ik ben u het nieuwe Verbond.” Er is een band tussen mens en God, harmonie. Ik heb zo even al een paar punten aangehaald, waardoor ik heb aangegeven dat een verkeerde interpretatie m.i. verkeerd binnen de kerken heel gebruikelijk is. Verder spreekt Jezus nog over het bekende Koninkrijk Gods dat in ons is, aan welke uitspraak hij tevens de aansporing toevoegt om in te gaan tot het Koninkrijk Gods. Wij kennen de gelijkenis, waarin hij vertelt dat het moeilijker is voor een rijke om in te gaan in het Koninkrijk der Hemelen dan voor een kameel om door het oog van een naald te gaan. In te gaan in het Koninkrijk der Hemelen is dat eigenlijk niet een andere uitdrukking voor het koninkrijk dat in ons is? Dat zou mogelijk zijn. Vooral als wij er rekening mode houden, dat Jezus zeker niet heeft geprobeerd om een kameel door een stopnaald heen te halen, maar dat hij wel degelijk daarbij dacht aan een poort die poort had een zigzag en naar haar structuur noemde men die wel eens “het oog van de naald”; ook wel naar de scheidstoren die daar stond, die de oudere en de nieuwere stad van elkaar scheidde. De stad was doorgaans in aparte wijken verdeeld, omgeven door muren.
Wanneer ik nu eens aanneem, dat al deze ingewijden in zekere zin hetzelfde bedoeld hebben, dan zou ik door een soort synthese van hun gedachten voor mijzelf op te stellen een antwoord moeten kunnen geven op de vraag, die ik in het begin van mijn betoog. heb gesteld. Nu moet u het niet erg vinden, dat ik u een stel citaten cadeau geef. Het gaat mij om de hoofdstelling.
Het nut van het leven is tweeledig. Het wordt bepaald enerzijds door onze betekenis voor de wereld, anderzijds door de betekenis, die het leven in onszelf gewint. Het leven is een functie die direct deel uitmaakt van het Goddelijke en, verder uitgedrukt, een facet is van de eeuwigheid en in onze persoon geopenbaard. Door dit leven zelf actief te doen worden dus licht te geven, leven te geven wordt de continuering van de eeuwigheid in onszelf voor ons bewustzijn mogelijk. Uit de vergetelheid kunnen de schimmen opdoemen van wat geweest is. Wij zullen in staat zijn de ervaringen van het verleden hernieuwd uit te drukken in het heden en deze te verrijken met totaal nieuwe elementen. Wanneer er geen eeuwigheid zou zijn, zou men voor het leven op aarde slechts een nut kunnen noemen nl., gelukkig te zijn met jezelf, tevreden te zijn. Je kunt echter niet met jezelf tevreden zijn, wanneer je niet gelijktijdig de eeuwigheidsfacetten in je persoonlijkheid a.h.w. doet leven, de ervaringen opgedaan in een vroeger bestaan omzet in een nieuwe praktijk, een betere praktijk. Voor het geluk van het mensdom is het nodig, dat elke mens zichzelf zo nu en dan eens goedkeurend kan bezien en zeggen: “Je hebt het er toch nog niet zo kwaad afgebracht.” Dat is de behoefte. Dus het nut voor de persoonlijkheid volgens de overtuiging, dat er geen voortbestaan is en geen verder bestaan, kan soms alleen zijn; tevredenheid. Dat is ook een vorm van harmonie. Degene, die iets meer beseft van de realiteit, waarin hij bestaat en van zijn eigen wezen, ziet als nut verder de mogelijkheid niet om een nieuw leven voor te bereiden maar om in het bewustzijn een continuering van goddelijke Kracht te verkrijgen, zodat hij steeds meer van zijn wezen bewust wordt. Dat is het punt.
Degenen, die denken dat het leven een soort van wachtkamer is met een bespreekbureau waar je je plaats voor de eerstvolgende voorstelling in de hemel kunt reserveren, zitten er lelijk naast. Die denken dat ze fauteuil d’orchestre kunnen zitten, terwijl ze in feite nog maar in hun eentje zitten. Dan het doel. Het nut en het doel zullen voor ons vaak parallel zijn. Ze kunnen niet volledig identiek zijn, omdat niet alles wat nuttig is ook zo blijft, een definitief doel genoemd kan worden. Laten wij eens dieper graven. “Het Koninkrijk Gods, ligt in u.” Doel: in mij één worden met God, mijzelf in mijn beperking verliezen en daarvoor in de plaats bewust zijn in een hoger vermogen. Het doel is de plaats in te nemen, waarop men behoort. Dat is niet alleen de wet van Tao, maar het is ook hot logisch begrip van de volmaakte schepping, waarin wij een omschreven en vast deel zijn, Wij moeten ons;bewust worden van onze plaats in het Goddelijke. Het doel “direct” is verder verzadiging. Nu kan men zich afvragen, wat dat ermee te maken heeft. Als je werkelijk honger hebt, is het heel erg moeilijk om te werken. Dan denk je aan je honger. Als je anderen ontzettend benijd, zal dit benijden heel vaak de praktische beleving, het praktisch werken in de weg staan. Wij hebben in ons een honger, die heel wat verder gaat dan de stof. Het zou voor veel mensen gemakkelijker zijn, wanneer zij hun geweten konden stillen met een broodje kaas, maar dat gaat nu eenmaal niet. Wij moeten klaarblijkelijk beantwoorden aan een boven ons begrip liggende norm. Doen wij dat, dan treedt verzadiging op; doen wij dat niet, dan ontstaat honger. Is die honger zeer sterk, dan ontstaat pijn; ontstaat pijn, dan ontstaat verzet, rebellie, die een zelfondergang in het bestaan, waarin u op dit ogenblik bent, kan veroorzaken.
Nu ben ik bang dat ik nogal veel heb zitten babbelen en daarom misschien verwarrend ben geweest. We zullen dus trachten zuiver en kort de zaak te formuleren. Aan de hand van het voorgaande plus een reeks citaten, die ik niet heb genoemd, kom ik tot de conclusie, dat het doel van het leven in zichzelf is: het vinden van een eenheid met de wereld, waardoor men voor zichzelf vrede en geluk vindt en gelijktijdig betekenis gewint voor anderen. Indien wij dit doel nastreven blijkt, dat wij onszelf eisen stellen die verdergaan, zodat moet worden aangenomen, dat wij bovendien een betekenis en een harmonie willen verwerven t.o.v., de oneindigheid. Elke bevrediging, die het leven ons geeft en geheel ons wezen beroert, schenkt een ervaring, die ons duidelijker maakt waar wij staan. Wij leren onszelf kennen. Van uit dit onszelf-leren-kennen groeit eerst de volledige zelfkennis, waarna de realisatie van het totale levensdoel, de bewuste eenheid met de schepping op een bewust erkende plaats in het totaal van de kosmos mogelijk is.
Als ik jullie op aarde zo zie leven en ik denk eraan hoe ik vroeger zelf geleefd heb, vallen mij natuurlijk bepaalde punten sterk op. Dat is het nut van mijn vroeger stoffelijk leven voor mij. In de eerste plaats zie ik dat men de belangrijkheid der dingen altijd weer verkeerd schat. In de tweede plaats zie ik, dat eenzijdigheid een wapen wordt van de mens, wanneer hij zich verzetten wil tegen bepaalde kosmische krachten. Hoe dat met elkaar te rijmen is? Wel, wanneer een mens leeft, heeft hij ervaring nodig. Ervaringen brengen hem op een afzonderlijke plaats in de schepping. Wat je ervaart, brengt je niet – zo maar – in de perfecte eenheid. Neen, het zondert je even af van de rest. Die afzondering begeren de meeste mensen niet. Er zijn mensen, die oesters eten, omdat het zo hoort. Ze zeggen dat ze lekker zijn, terwijl ze innerlijk zitten te rillen tegen die dingen, die zo langzaam naar binnen schuiven, met of zonder citroen. Nu moet je dat die mensen niet kwalijk nemen, maar in hun poging om conformiteit met de massa te bereiken. verloochenen zij zich zelf.
Indien wij voor onszelf handelen, staan wij enigszins apart van de rest. Wij zijn onszelf, geen kopie van anderen. Dat is natuurlijk heel erg mooi. Maar nu zijn er mensen die, zelfs wanneer zij apart durven staan van anderen, dus een persoonlijkheid ontwikkelen onafhankelijk van de omgeving, delen van zichzelf verwerpen. Dat is erg dwaas. Ik geloof niet dat u ooit op het idee zult komen: Nu, wat vind ik dit een leuk huis, een schitterende voorgevel, maar de achterkant bevalt mij niet laten wij die er maar afhalen. Dat is dwaasheid, want zo zegt u dan zouden wij in de open lucht zitten, dan zou die gevel ook geen nut hebben. De mens begint de eenzijdigheid over het algemeen, doordat hij in zichzelf bepaalde dingen bijzonder waardeert en zich voor andere schaamt. Waarom hij zich schaamt, doet niet ter zake. Er zijn zelfs mensen, die schamen zich, omdat ze een neus hebben die anders is dan de neus van anderen. Het kan het onbenulligste zijn of het kan iets ernstigs zijn, het kan ontstaan door verschillen van beleven t.o.v. zede en moraal. Het kan ook een kwestie zijn van een niet-passen-bij. Maar die schaamte nu, kan de mens ertoe brengen om één bepaalde kant van zijn wezen naar voren te brengen. Zoiets als een etalage van een Russische staatswinkels veel moois in de uitstalkast en binnen niets te krijgen, als ik de laatste rapporten mag geloven. Die mens gaat dan zeggen; “Omdat ik zo’n mooie etalage heb, moeten jullie ook allemaal zo mooi etaleren. En denk erom dat ik nu niets van jullie zie wat niet mooi is, want anders…..” In zijn eenzijdigheid verwerpt deze mens niet alleen een groot deel van zijn eigen belevingen, die hij hard nodig hoeft voor zijn bewustwording, maar hij gaat bovendien anderen de les lezen. Dan kunnen wij natuurlijk weer naar de Bijbel grijpen, die zegt; “Oordeel niet, opdat gij niet geoordeeld worde,” maar wij kunnen misschien gemakkelijker bij andere filosofen terecht. Bijvoorbeeld bij die oude Griek, die zei; “Voor menigeen is het oordeel een middel tot zelf rechtvaardiging.”
Als wij ons hele wezen niet willen erkennen, wat moeten wij dan? In harmonie komen met God? Een teckel kan een heel lange hond zijn, maar zelfs die heel lange hond kan niet twee kanten tegelijk uit lopen. Dat kan een mens ook niet. Je kunt niet twee kanten tegelijk uit. U kunt niet uzelf zijn en gelijktijdig uzelf verloochenen. Om tot God te komen moet u uzelf erkennen voor wat u bent. Dat kunnen we nooit, wanneer we met de façade voortdurend aan het manoeuvreren zijn tegenover anderen. Zo heb ik wel eens het idee, dat het nut van het leven voor velen verloren gaat, omdat ze het vertikken te erkennen wat ze zijn, met licht en duister, met deugden en met fouten. Als de mens zover zou kunnen komen, dat hij dat werkelijk doet, reëel, zonder zichzelf fouten aan te praten, die hij niet heeft en aan de andere kant ook zonder zich te verheffen op deugden, die hij niet of in beperkte mate of misschien zelfs heel erg bezit, dan zouden we verder komen. En nu zal ik een klein stukje eigen filosofie er achteraan geven ik heb zoveel van anderen verteld.
U weet allemaal, dat in het leven van een mens altijd dingen voorkomen, die hij liever niet heeft. De een heeft reumatiek, de ander kiespijn, de derde hoofdpijn en een vierde raakt zijn geheugen kwijt. Het zijn misschien normaal stoffelijke verschijnselen, maar in de meeste gevallen staat het in direct verband met wat je moet leren, de noodzaken, de behoeften die je hebt. Als je nog niet in staat bent om werkelijk jezelf te zijn, dan leer je dat. En je leert het juist door de beperkingen, die je worden opgelegd. Het is erg moeilijk beperkingen te aanvaarden, maar je moet leren je tot jezelf te beperken. Hoe intenser je in jezelf leeft, hoe intenser je jezelf meester bent. Ik zeg niets overwinnen. Neen, dat zou betekenen dat je iets moet onderdrukken. Neen, je moet meester zijn van jezelf, waardoor uit je schijnbaar onbelangrijk leven belangrijke invloeden komen, die je a.h.w., polijsten. Voor de mens, die strijdig is in zichzelf, is het lijden de slijpsteen waarop facet na facet van zijn wezen wordt geslepen tot het een volle glans heeft. Wij kunnen daaraan niet ontkomen om de doodeenvoudige reden, dat al klinkt het gek bij de meeste mensen de fouten van vroeger of de overdrevenheid van vandaag eenvoudig in de botten gaat zitten. U moet helemaal niet vreemd kijken als iemand spit krijgt omdat hij zich van een schuld bewust is en iemand hoofdpijn heeft, omdat hij niet wil erkennen voor welke feiten hij vandaag moet staan. En dat gaat met de ernstiger kwesties van lijden net zo. U moet het helemaal niet vreemd vinden, dat sommige mensen in diep lijden en diepe rouw zijn gedompeld, omdat zij nu pas zich realiseren dat zij in feite tekort zijn geschoten. Ik zeg niet, dat elke rouw dat inhoudt of elke kiespijn, maar het komt vaak voor. Het feit, dat je op die manier langzaam maar zeker op je nummer wordt gezet door de verschijnselen, die uit je eigen verdeeldheid voortspruiten, uit je eigen onvolledigheid, zou een reden te meer zijn om zoveel mogelijk te zorgen dat wij harmonisch zijn; te onthouden dat geen enkele stoffelijke harmonie voldoende is, tenzij zij tevens verder grijpt.
Denk nu maar weer aan die Afrikanen, die ik daarnet citeerde. Bevriend zijn met de goden a.h.w.. Dat grijpt verder dan ons eigen leven. Dan vinden we pas geluk. Typisch valt dan dit geluk, deze innerlijke vrede, precies gelijk met ons doel: God. Dus zolang iemand een lang gezicht trekt en hij vertelt dat hij God heeft gevonden, moet u hem vertellen, dat hij zich waarschijnlijk heeft vergist en dat hij nog eens goed naar de naam moet informeren en dat hij waarschijnlijk eerder bij Beëlzebub aan huis is dan bij de Heer Zelf. Vreugde, werkelijke innerlijke vreugde, vreugde die je hele wezen tot een eenheid smeedt, is gelijk aan harmonie. Harmonie met de wereld, met jezelf, maar bovenal met het Goddelijke. Dat dit in het leven weinig voorkomt, betekent nog niet dat dit niet ons doel is. En wanneer wij dan met een hele hoop ellende soms te strijden hebben en heel veel onplezierigheden, dan mogen wij daarbij niet vergeten, dat dit ons zal leren om tot zelfbeheersing te komen en dat daarin het nut van ons leven is gelegen. Het nut van ons leven is, dat wij langzaam maar zeker de noodzaak ervan inzien om in onszelf harmonie te vinden, in onszelf vreugde te vinden, omdat wij het buiten ons niet meer krijgen kunnen. Uit die vreugde en uit die harmonie ontstaat dan wederom bereiking van het doel.
o-o-o-o-o
Mijn voorganger heeft het nogal op zijn gemakje aan gedaan en vandaar dat de tijd alweer aardig is opgeschoten. Maar nu mag ik toch ook wel met een beschouwing komen. Ik begin dat is nu eenmaal zo te definiëren.
Allereerst: Leven.
Leven is de realisatie van eigen bestaan, ongeacht de waarden, die daarmee verbonden zijn. Zoiets als: “Ik denk, dus ben ik.” Op het ogenblik, dat ik mij realiseer dat er iets bestaat, moet ik leven, want anders zou ik het mij niet kunnen realiseren. Iets moeilijker wordt het, wanneer wij gaan definiëren: het nut van het leven.
Het nut van het leven is een zuiver persoonlijke reeks van ervaringen, waardoor de werkelijkheid van het leven steeds duidelijker wordt gerealiseerd. U begrijpt, ons leven heeft voor God waarschijnlijk geen nut. Hij heeft dat gewild. Wij weten niet waarom, maar we zeggen: “Baas, we zijn blij, dat Je het zover hebt geschopt dat Je ons ook hebt geschapen en voor de rest geloven we het wel.” Voor ons ligt het nut van het leven echter in de ervaring, nietwaar? Het beleven in zichzelf is het enig nuttige dat het leven ons geeft. Wat is het doel van het leven? Dat is gemakkelijk, hé? Doel van het leven is het opgaan in God. Had je gedacht! De definitie is waar, maar is dermate abstract, dat ze geen feitelijke betekenis meer heeft. Laat ik het dus eens anders zeggen. Het doel van het leven is een steeds meer beseffen van de betekenis van alle dingen voor jou met een gelijkelijk erkennen van de betekenis die jij voor alle dingen hebt teneinde uit het begrip van het geheel de perfectie van geluk en bestaan gelijktijdig te distilleren.
En nu mag ik er natuurlijk bij opmerken dat dit hetzelfde is als bij gedistilleerd. Er zijn mensen, die zijn al een heel eind omhoog maar het is nog maar 30 %. Ze moeten de volle 100 % halen, voor ze eigenlijk kunnen zeggen? “Nu ben ik er.” Met die definities zijn we nog lang niet ver genoeg, want ik heb er nog een paar op stok. “Ken uzelf.” Een stelling, waarbij de noodzaak tot zelfkennis wel wordt gesteld, maar de middelen daartoe over het algemeen verborgen worden. “Dit zijt gij”, “tat svam asi”, de aanwijzing waarin de mens zich kan herkennen, indien hij buiten zich de dingen beschouwt. Niets kan bestaan buiten zijn wezen en zijn erkenning voor hem. Nadere definitie: Wanneer ik leef, leeft de wereld, wanneer ik niet leef, leeft de wereld niet voor mij. Of ze verder bestaat, kan ik dan niet constateren.
“Panta Rhei”, alles vloeit, alles beweegt. Gezien het feit dat de waarneming van de mens in de tijd ligt, zullen de opeenvolgende momenten hem alles doen zien niet als een vast verschijnsel, maar als een opeenvolgende reeks van vormen en verschijnselen, waarin veranderingen optreden, die in feite slechts delen zijn van een perfect geheel, dat door de gebondenheid aan tijd niet ervaren wordt. Dus als ik een hele worst heb, waar ik van ga snijden en ik zie nu alle en de plakjes die vallen, dan zeg ik; “dit is geen worst, maar een vloed van plakjes.” Wat wij doen met ons bewustzijn, dat is steeds momenten van de tijd afhakken. Daarom zeggen wij, dat wij leven in een heelal, waarin alles verandert, terwijl wij niet begrijpen dat in feite het heelal gefixeerd is.
Definitie van een ingewijde:
Een ingewijde behoort te zijn; iemand, die zover in de waarheid van zijn eigen wezen is doorgedrongen, dat hij de wereld beschouwt als deel daarvan en zo zichzelf corrigeert in de wereld.
Een ingewijde is vaak iemand, die enkele geheimen kent, die voor anderen nog niet ontsluierd zijn en zich daarop verheft.
En dan hebben wij ook nog een ingewijde, die zich ingewijde noemt, terwijl hij weet dat hij het niet is, maar hoopt dat anderen zullen geloven, dat hij nog meer betekent dan hij weet te doen.
In die paar definities heb ik, zoals u misschien merkte, eerst de onderwerpen genomen van de eerste spreker, daarna een paar bekende spreuken en daarna de ingewijde en die heb ik ook in drie moten gehakt. Wanneer u zich afvraagt, waarom ik dat heb gedaan, laat dat dan maar aan mij over. Doel van het leven en nut van het leven zijn voor ons een geruststelling, meer niet. Wij kunnen geen van beide vermijden. Of wij het nut van het leven beseffen of niet, nut heeft het. Of we het doel van het leven beseffen of niet, we moeten er toch terecht komen. Dit zijn goddelijke wetten, waaraan wij niet kunnen ontsnappen. Het is daarom belangrijk, dat wij ons realiseren wat de slagzinnen doen, die ten doel hebben de mens te helpen het nut van het leven te erkennen en het doel van het leven te bereiken. En dan zijn er drie, die gezamenlijk een heel wereldbeeld geven; “Ken uzelf.” Het enige dat je kennen kunt, ben je zelf. Leer jezelf volledig kennen, dan kom je een stapje verder. Maar men doet het meestal andersom, vandaar de definitie, Als ik mijzelf ken, ben ik nog niet helemaal klaar, want ik beperk mij tot mijzelf. Vandaar dat ik als tweede spreuk aanhaalde; “Dit zijt gij.” Je bent in alle dingen, die je waarneemt. Al wat je waarneemt, beleeft en kent, wat je je herinnert of wat je vermoedt, is deel van je wezen. Het hoort dus wel degelijk bij het “Ken jezelf,” Maar zelfs wanneer ik de hele wereld van dit ogenblik neem en zeg; “Ik ben dat.” dan schrik ik me een hoedje en zeg ik: “Tjonge, tjonge, wat verander je, kerel.” Dat komt, omdat ik niet begrijp wat ik in feite ben, Je denkt dat je jezelf kunt fixeren op een bepaald ogenblik en dat is niet waar. Want men zegt; “Panta rhei” “alles vloeit”, omdat de waarneming van de mens dit verschijnsel doet ontstaan. De wisselingen, die we zien, zijn niet reëel, die komen van ons uit, onze manier van leven, denken. Voertuigen zijn niet deel van ons werkelijk “ik”. Wij moeten dus niet alleen beseffen dat wij de wereld die wij kennen en waarnemen, zijn, maar gelijktijdig dat elke realisatie op elk ogenblik een klein deeltje is van onze grote werkelijkheid; die uit alle momenten tezamen is opgebouwd.
Waarmee ik, voor mijn reputatie, een aardig stukje esoterische wijsheid zit weg te geven. Nu is de bedoeling van dit alles het volgende: Als jullie je realiseren, dat alles wat je geweest bent met vreugde en trots en misschien met spijt, tezamen met alles wat je nog zijn zult, een geheel is, dan zul je je waarschijnlijk wat minder zorgen gaan maken over het mooie en het lelijke van de zaak. Maar je zult je meer zorgen gaan maken over het weten, het hoe en wat. Want laten wij eerlijk zijn, “als je eenmaal geboren bent met een groeivermogen dat je verheft tot 1.50 m, dan kun je niet groter worden. Maar je kunt wel jezelf zuiverder kennen, je zuiver bewegen. En hoeveel kleine mensen zijn er niet, die door hun charme en hun manier van optreden helemaal laten vergeten dat zij klein zijn. Hoeveel misvormde mensen zijn er niet – en dat mag ik wel terecht zeggen – die leren zich zo in de wereld te stellen, dat hun misvormd zijn op de duur niet opvalt, al zijn ze er zich misschien zelf heel zwaar van bewust.
Wat wij nodig hebben is, dat wij leren ons in de wereld te stellen, ongeacht wat wij nu zijn of wat we ooit geweest zijn. Dat is deel van ons wezen, daaraan veranderen wij niets. Belangrijk is wat wij met dit wezen kunnen doen! Wij zijn deel van Gods volmaaktheid, helemaal zoals wij zijn. Met alles wat de wereld zonde noemt, wat ze schuld noemt, wat ze deugd noemt, waar je medailles voor krijgt of een schop onder je achterwerk. Allemaal deel van de goddelijke volmaaktheid waarvoor je geschapen bent. Dit aanvaarden, dit kennen, betekent dat je in het heden dit mootje tijd, waar je op het ogenblik in leeft steeds meer je bewust kunt worden van je werkelijke relatie met de wereld en dus met God. Eigenlijk zou je daarvoor componisten moeten hebben, zoals de Duitsers het vroeger hadden. Maar ja, aan de andere kant …. ik zal je vertellen wat mij in de gedachten schiet. Die Duitsers hadden een liedje en daarvan was het refrein steeds: “Und wir fahren gegen England.” Zover ik weet is het er zelfs niet een gelukt er tegenaan te botsen, maar dat is weer een andere kwestie.
Wij zouden kunnen zeggen: Elk erkennen is een gaan tegen God, dus een poging om God te veroveren. God is de Onbekende en God is in ons. En als wij nu ook zon liedje hadden, dan zouden we het misschien net zo hard gaan geloven als de Duitsers eens geloofd hebben dat ze Engeland zouden nemen. En dat geloof hebben we verduveld hard nodig, omdat de meeste mensen mislukken in geestelijk en stoffelijk opzicht door gebrek aan zelfvertrouwen en door gebrek aan begrip voor wat noodzakelijk is.
Noodzakelijk is; God kennen in het heden zo goed je kunt met geen drukte over gisteren en geen drukte over morgen.
Wat noodzakelijk is, is jezelf accepteren zoals je bent, maar door te begrijpen wat je in de wereld bent steeds zuiverder je taak, je weg, je wezen jezelf voor ogen stellen.
Op die manier kom je vanzelf tot wat ze noemen een inwijding. Het enig leuke is daarbij dat, wanneer je zo gaat leren leven en je bereikt de eerste inzichten, dan zegt de hele wereld: “Dat is een ingewijde.” behalve jijzelf. Jij zegt tegen jezelf: “Wat ben ik een stommeling, dat ik dat niet eerder gesnapt heb.”