2 februari 1968
Allereerst wil ik u er aan herinneren dat wij niet alwetend of onfeilbaar zijn. Vorm uzelf dus een oordeel. Maar als u eenmaal een conclusie heb bereikt, handel er dan naar. Ons onderwerp: Het nut van mens-zijn.
Wanneer wij over het nut van het mens-zijn willen spreken, moeten wij vooraf stellen dat dit probleem van vele kanten benaderd kan worden. Wanneer je als mens in de wereld leeft, is je wereld gelijktijdig je gehele bestaan. Indien de geest leeft in een sfeer, is haar wereld echter niet altijd haar hele bestaan. De sfeer is voor de geest de uitdrukking van haar wezen. Zij leeft daarin, kent de wetten en krachten daarvan, maar kan zich niet, zoals de mens, tegen de daar geldende regels en krachten verzetten. Indien ik mij zou verzetten tegen een regel, die in mijn eigen sfeer geldt, zo kan ik dit alleen bereiken door zelf gelijktijdig een ander niveau van bewustzijn – en dus in wezen een andere sfeer – voor mijn bestaan te aanvaarden.
Het zal u reeds hierdoor duidelijk worden dat de conflicten, die men in het menselijk bestaan zo gaarne vermijdt, voor de geest juist een bijzonder belang kunnen hebben. Ook wanneer dit lijden betreft geldt dit, want een geest kan wel lijden, maar niet in de zin waarin dit op aarde mogelijk is. De geest heeft bijvoorbeeld niet de mogelijkheid vreugde en lijden met elkander te doen afwisselen. Haar bestaan is in feite een continue toestand, waarbij een langzame verandering nog wel mogelijk lijkt, maar nimmer felle contrasten bereikbaar zijn. Het menselijke leven daarentegen is juist vol van dergelijke tegenstellingen zoals u aan den lijve zult hebben geconstateerd. Daarom juist is het menselijke leven voor de geest waar het om conflicten gaat veelal belangrijker, dan een dergelijke situatie en een dergelijk verloop van het leven vanuit een zuiver menselijk standpunt zou zijn.
Wie als mens in zich gaat zoeken naar waarheid – esoterie – wordt geconfronteerd met de problemen van eigen bestaan. Rond hem is een wereld die er voor hem anders uitziet dan zij in wezen is. De geest die in zich zou willen zoeken, zal daarin alleen de dingen kunnen ontdekken die zij reeds buiten zich ontmoet. De wereld die voor de geest waarneembaar is, de sfeer waarin zij bestaat, waarvan zij de regels en krachten kent, is de wereld die zij ook in zichzelf draagt.
Op aarde kan een sterk verschil bestaan tussen exoterisch en esoterisch streven. In de geest is dit niet denkbaar. Voor de geest is wat buiten haar bestaat gelijk aan hetgeen innerlijk bij haar aanwezig is. Een wijziging van haar innerlijk betekent voor haar een wijziging van haar uiterlijke omstandigheden op gelijke wijze.
Het nut van het leven op aarde als mens is, vanuit de geest, dan ook wel vooral gelegen in de mogelijkheid vele sterke contacten zowel als overtreding van in het Ik toch erkende wetten enzovoort te kunnen beleven. Indien ik dit meer menselijk zou moeten uitdrukken zou ik het als volgt stellen:
Voor de geest is het bestaan in de materie zoiets als een vakantie, waarin men alle gekende waarden, gewoonten en wetten tijdelijk overboord zet en tot een gehele reeks van nieuwe gedachten en belevingen kan komen, die op de duur ook het eigen – normale – bestaan kunnen gaan beïnvloeden. Voor de mens in de stof is de wereld waarin hij leeft in feite een strijdtoneel, waarop hij voortdurend, geslingerd tussen hoop en wanhoop, tussen de uitersten van vreugden en de diepste ellende, zich een weg tracht te banen naar de eeuwige gelijkmatigheid van een Lichtende eeuwige wereld.
Misschien overdrijf ik met dit laatste enigszins. Toch is het beeld als geheel juist genoeg, om te stellen dat er tussen de waarderingen van geest en stof vaak een groot verschil zal bestaan, zoals er een verschil is tussen de uiterlijke bestrevingen en daden van een mens en zijn gedachten. Zoals er ook een groot verschil blijkt te zijn tussen de vraagstukken die de mens innerlijk als werkelijk belangrijk beschouwt en datgene, wat hij uiterlijk voorgeeft van het hoogste belang te vinden. Het innerlijk als belangrijk erkende zal in vele gevallen een indirecte resonans zijn van de ware factoren, die voor de geest, het innerlijk wezen van werkelijk belang kunnen zijn – ervaringen, enzovoort.
Indien men in het licht van dit alles de esoterie in het menselijke leven wil bezien, zal men er niet aan ontkomen enkele conclusies te stellen, die voor menig esotericus nogal verwarrend zullen klinken.
- De poging van de mens zich in het bestaan geheel op het geestelijke leven te concentreren, betekent tevens een frustreren van alles wat door de geest met het leven in menselijke vorm wordt beoogd.
- Innerlijke bewustwording van hogere waarden zal – in de beste zin – een op redelijk vlak erkennen van hetgeen je zelf als hoger ego in je draagt en daarmede een op aarde beter en sneller verwerkelijken van hetgeen je werkelijk – kosmisch – bent.
- De vragen die in het menselijk leven moeten worden opgelost, zijn geen vragen die zich bezig houden met alles wat buiten het Ik bestaat of wat men buiten dit ik veronderstelt. Het zijn juist de vragen die het ik zelf betreffen. De mens wil meestal graag alle raadselen buiten zijn Ik tot oplossing brengen. Esoterisch en geestelijk gezien is het echter belangrijker alle strijdigheden en onvolledigheden in eigen wezen op te lossen, daar hierdoor de benadering van het bestaan juister kan zijn.
Er is een groot verschil tussen de zo graag gehanteerde beelden omtrent wereldlijke bewustwording als het beklimmen van vele treden, om uiteindelijk de hemelpoort geestelijk te bereiken, en het verwezenlijken in de stof van hetgeen voor eigen geest, eigen ware persoonlijkheid belangrijk en noodzakelijk is.
De mens leeft in een wereld waarin hij de hem werkelijk beperkende wetten niet erkent. Dit geldt voor de geest alleen in de toestand die men als “schemerwerelden” omschrijft. Zowel in de duistere als de Lichtsferen kent de geest haar begrenzingen en weet precies wat haar mogelijk of onmogelijk zal zijn binnen het kader van de sfeer waarin zij bestaat. Zij beseft ook zeer wel de consequenties van een handelen tegen of buiten de regels, namelijk het verlaten van haar sfeer voor een andere.
In het stoffelijke leven stelt men echter in feite eigen wetten die alle zogenaamde algemene wetten superviseren. Zijn werkelijke wet vloeit uit zijn eigen wezen voort. De consequentie van een overtreden van de in hem bestaande wetten beseft hij niet en zo brengt hij slechts zeer zelden in de praktijk wat hij innerlijk als juist of noodzakelijk erkent. Iets wat dus de geest niet mogelijk is. Wanneer ik als mens een wet, die in mij leeft, overtreedt, ontstaat een conflict in mij. In dit conflict moet ik mij met een nieuw bewustzijn ten aanzien van mijn wereld opnieuw oriënteren en, zo ik innerlijk evenwicht wil vinden, zal ik de – volgens mij – begane fouten trachten te compenseren. Kortom: Ik word als stofmens dan geconfronteerd met de onvolledigheid van eigen wezen, de noodzaken van het zelf gestelde, maar zal daarnaast, wanneer ik open genoeg ben, ook door de feiten in mijn wereld de werkelijke betekenis en noodzaken gedemonstreerd zien.
De feitelijkheid in de wereld verschilt nogal eens wat van hetgeen de mens – meer bewust – als wet beschouwt. Er zijn reeds vele malen voorbeelden hieromtrent gegeven. Ik volsta dus met een enkel, zeer eenvoudig voorbeeld: de 10 geboden. In hun oorspronkelijke vorm en betekenis zijn deze geboden volmaakt, en wel voor een volk dat samengesteld is uit vele verschillende groepen, van stand, geloof, ras of stam, die als één enkel volk verder moeten leven en die gezamenlijk een gevaarlijke reis moeten ondernemen, zodat onderlinge twisten, aantasting van gezag enzovoort ten koste van alles moeten worden vermeden, wil men een doel kunnen bereiken.
Wie de 10 geboden vanuit dit standpunt beziet, zal daarin inderdaad alles aantreffen, wat in zo’n geval belangrijk en noodzakelijk is. De bepaling van de godsdienstige waarheid – inclusief het verbod beelden te maken – maakt het theocratische gezag praktisch onaantastbaar en vermijdt strijd over godsvoorstellingen. Verder treffen wij een regeling van de menselijke relaties aan plus een omschrijving van de strafbare feiten, die de menselijke relaties zouden kunnen verstoren. In feite bevatten de 7 laatste geboden een algemene regeling van alles wat maar tot twist, ongeregeldheden enzovoort aanleiding kan zijn. Zelfs het: “Gij zult niet begeren …” Dit in zijn oorspronkelijke vorm nogal uitgebreid artikel geeft aan dat je niets van een ander moogt begeren – waarbij een dergelijk verlangen zonder dit gebod zou kunnen voeren tot pogingen, het begeerde ook te verkrijgen, met alle gevolgen van dien. In een besloten gemeenschap zou dit tot partijvorming, moord en doodslag voeren. Dit is dus wel een zeer mooie wet. Maar wanneer je die zelfde perfecte wetten nu, in hun oude vorm en interpretatie, in het heden zou willen gaan toepassen, blijkt zij opeens geen praktische wet meer te zijn.
Men moet dan ook het geheel veranderen in een soort geestelijke wet en in de plaats van de letterlijke vertaling een interpretatie hanteren. Daar deze wet echter ook vandaag nog door velen als hoogste gebod wordt erkend, zal in de plaats van de erkende noodzaken een vorm van dressuur ontstaan, een aanpraten van begrippen, waardoor een soort reactie wordt uitgelokt van mens en wereld. Deze reacties zijn echter niet meer op de feitelijke mogelijkheden en noodzaken gebaseerd, maar op voorstellingen omtrent goed en kwaad, die in de praktijk niet meer te hanteren zijn. Zelfs indien men de goddelijke oorsprong van deze geboden niet in twijfel trekt, blijft het een vraag of de interpretaties, die men nu aan deze geboden als wereldomspannende wet en dus niet alleen geldende in eigen kring wil geven, nog wel juist zijn. Het blijkt dat een letterlijke interpretatie niet meer hanteerbaar is. Gij zult niet doden, zal bijvoorbeeld oorlog en dergelijke evenzeer veroordelen als moord. De kerken hebben in hun interpretaties dan ook steeds weer een aanpassing aan de werkelijke behoeften en noodzaken van de tijd en het heersende gezag gezocht. En dit manoeuvreren heeft, volgens mijn mening, fatale gevolgen gehad voor de innerlijke vrijheid van de mens, die één en dezelfde wet nu in vele verschillende betekenissen moet gaan interpreteren. Hierdoor zal de wet zelf in feite vervangen worden door de willekeur van degenen die haar interpreteren, maar gelijktijdig als goddelijk en onschendbaar moeten gelden voor de eenling.
Ik stel dan ook dat deze wet in de huidige tijd niet meer hanteerbaar is volgens de regels die de kerken daarin zien. Een mens echter zal deze wet als goddelijk gebod beschouwende, de overtreding van een gebod – bijvoorbeeld het “eer uw vader en uw moeder”- innerlijk als een onvrede ervaren. In de moderne wereld is de ontwikkeling zodanig snel, dat de jongeren de ouderen wel haast moeten verwerpen, zeker zover het hun stellingen en gezag betreft. Aan de andere kant wordt het begrip vader en moeder vrij algemeen uitgebreid tot ouderen in meer algemene zin. De mens die in zijn milieu de geboden als goddelijke wet heeft leren waarderen, zal, gedwongen door de omstandigheden en de tijdsgeest, tegen dit gebod zondigen. Hij zal echter niet in staat zijn de werkelijke betekenis van zijn daad te overzien en ondanks alle rationalisaties door een schuldgevoel worden gekweld. Zijn reacties hierop, positief of negatief, liggen buiten zijn eigen sfeer van denken en beleven, zodat hij in een reeks van belevingen terecht komt die niet geheel bij zijn wezen en noodzaken passen. Hij zal dan ook het stuur, de beheersing over zichzelf en zijn daden, vaak tijdelijk of zelfs soms blijvend, als gevolg hiervan verliezen.
Exoterisch gezien kan een dergelijk probleem hopeloos en onnodig schijnen. Esoterisch gezien blijkt echter een dergelijke reeks van belevingen vooral voor de mens, die een bewustwording moet ondergaan, zeer belangrijk te zijn. Indien de mens immers beseft, dat hij stuurloos is en zoekt naar de reden daarvan, kan hij door het begrip voor eigen wezen en daden, dat er wordt verworven, zijn innerlijke wereld uitbreiden. Bovendien zal zijn begrip niet alleen zijn eigen wezen omvatten, maar een inzicht geven in de wereld rond hem en het mogelijk maken meer van de totale kosmos en alle daarin aanwezige – voor de mens vaak tegengestelde – waarden te omvatten. Wie op deze wijze over het menselijke leven nadenkt, zal beseffen dat het in alle aspecten zeer nuttig is voor het werkelijke Ik en belangrijk kan zijn voor de geest. De innerlijke waarheden van de mens betekenen voor iemand in de stof: Waarden.
De moeilijkheid is daarbij dat mogelijkheden en waarden nimmer in directe termen kunnen worden omschreven, maar moeten worden omgezet in termen van de eigen wereld en begrippen die men in de stofwereld heeft leren hanteren. Om een bekende uitspraak te citeren: Dat wat de mens zich de waarheid noemt – op aarde dus – is een rationalisatie van hetgeen hij in die werkelijkheid niet begrijpt en hetgeen hij in zijn werkelijkheid niet wenst te begrijpen. Daarbij komt dat de mens vaak dingen interpreteert op een wijze die naar hij meent met zijn belangen stroken. Zo zal de uitbreiding van het “eert uw vader en moeder” tot de feitelijke regel “eert allen die ouder zijn dan gij” voortkomen uit de erkenning dat men zelf steeds ouder zal worden en een aanvaarding door de jongeren dan wel zeer van node zal hebben. In dit geval blijkt het spreken over verschuldigde eerbied feitelijk eerder een rationalisatie te zijn van de menselijke behoefte aan zekerheid.
Wanneer men u predikt dat het denken over God en zelfs het stellen van de vraag, of Hij, en zo ja, hoe Hij bestaat, slecht, verkeerd, verboden is, zo is dit in feite vaak een rationalisatie waardoor men zichzelf tracht te onttrekken aan een in het ik levende twijfel, die zich bezig houdt met eindigheid of oneindigheid van eigen bestaan enzovoort. De twijfelaar tracht zich door een dergelijke regel zeker te stellen voor eigen onzekerheden; degene die aan eigen nut in het leven twijfelt, zal zich op dergelijke wijze trachten te ontworstelen aan eigen gevoel van nutteloosheid.
Degene die stelt dat God de zijnen uitverkiest, doet dit meestal, omdat hij dan kan geloven zelf uitverkoren te zijn. Anders gezegd: men rationaliseert een in het Ik bestaand besef van minderwaardigheid tot een meerderwaardigheid door een God bedoelingen toe te kennen op een wijze die eigen gevoel van minderwaardigheid van node blijkt te hebben. Dat dergelijke reacties en rationalisaties niet alleen in de praktijk een rol spelen, zal een ieder zonder meer begrijpen.
Het gevolg is dan ook dat de menselijke filosofie, de wijsbegeerte enzovoort, tot zelfs het innerlijk streven, ascetische praktijken enzovoort, door dergelijke rationalisaties voor de enkeling een bijzondere betekenis krijgen en zo het gedrag en denken van de mensen zeer sterk beïnvloeden, zelfs via de denkbeelden van anderen.
De mens wil niet graag toegeven dat hij voor een groot deel leeft in een wereld van verbeeldingen. Hij meent dat hij, door toe te geven dat een bepaald iets gefundeerd is op fantasie, dit mede inhoudt dat het als geheel waardeloos zal zijn. Wanneer ik toegeef dat de God, die ik in mijzelf beleef, niet noodzakelijkerwijze ook een werkelijk zo bestaande eeuwige God moet zijn, dat dit alles een deel van eigen verbeeldingskracht zou kunnen zijn, heeft men het gevoel geheel losgeslagen te zijn. Maar aan de andere kant zal er, wanneer ik die God beleef en daaruit troost of kracht put, toch wel iets zijn, dat op mij inwerkt. En wanneer ik bereid ben eens na te gaan wat ik werkelijk door of dankzij die God in mij tot stand kan brengen, wat die God in wezen voor mij betekent, en daarbij alle beredeneringen, formules en stellingen terzijde stellende, zal ik iets overhouden wat mij confronteert met de werkingen en mogelijkheden die deze God voor mijzelf betekent. Hierdoor wordt het mogelijk meer bewust deze waarden te onderzoeken en dus ook in het leven meer bewust en met een grotere beheersing van deze factoren verder te gaan.
Misschien kent u de geschiedenis van Mesmer. Hij is degene, die de theorieën over het dierlijke magnetisme voor het eerst in de nu lopende periode heeft geformuleerd. Hij stelde onder meer dat dit dierlijk magnetisme in voorwerpen kon worden vastgelegd. Het bleek dat hij met zijn werkwijze in staat was patiënten te genezen die andere dokters niet konden genezen. Het resultaat was, zoals zo vaak, dat men hem van alle zijden aanviel. Zijn praktijken werden officieel veroordeeld en eenieder, die zich met het mesmerisme bezig hield werd dan ook officieel als charlatan gebrandmerkt. Enige tijd later kwam echter een minder bevooroordeeld mens, die stelde dat men de bereikte resultaten niet kon loochenen door de stellingen als onjuist te kwalificeren. Er volgde een onderzoek. Hierbij bleek al snel dat, zo men de theorieën – en rationalisaties – die Mesmer gebuikte, terzijde stelde en het werkelijk actieve element ging zoeken, een werkelijke beïnvloeding van personen vaststelbaar was. Door onderzoek bleek dat in de meeste – in ieder geval in alle verklaarbare – gevallen deze invloed suggestief was. Dit had niets te maken met het zonder meer bestaan van dierlijk magnetisme op zich. Bij één van de proeven werd een boom gemagnetiseerd. De sujetten bij deze proef wisten echter niet, welke boom dit was. Een jonge man, die onder de invloed van het magnetisme een soort epileptische aanvallen kreeg, werd geblinddoekt en tussen de bomen gebracht. Bij een boom kwam inderdaad een aanval. Het was echter niet de gemagnetiseerde boom, maar een boom die het sujet daarvoor hield.
De latere ook in de geneeskunde zeer van belang geachte theorieën omtrent hypnose en suggestie plus de praktische aanduidingen van de wijze waarop deze gebruikt konden worden, dankt men dus aan dit onderzoek van een reeks stellingen die in feite fantasie waren, maar in zich toch weer een werkelijke bereiking en mogelijkheid verborgen hielden. De nu vaak gebruikte therapeutische hypnose en in de psychiatrie vaak gebruikte suggestieve technieken zijn dus in feite te danken aan de ontdekking van Mesmer, ofschoon zijn verklaringen voor deze verschijnselen vanuit wetenschappelijk standpunt ook nu nog algemeen als onzinnig worden beschouwd. In een fantastische voorstelling of wereldinterpretatie kunnen werkzame bestanddelen schuilen. Kan men die ontdekken en gaat men daar van uit, dan kan men werkelijke krachten en mogelijkheden ontdekken.
Menigeen die in zich God zoekt te vinden, reageert ongeveer als Mesmer eens deed: hij constateert bepaalde feiten, knoopt daaraan een theorie vast en meent dan dat hij een enige en eenmalige waarheid heeft gevonden. Hij kan zijn stellingen wel niet bewijzen of anderen duidelijk maken, maar meent dat dit de enige waarheid moet zijn, omdat dit de enige wijze is waarop hij voor zich alles kan verklaren en begrijpen. Stel nu eens dat Mesmer zich vrij had gevoeld eigen resultaten afzonderlijk na te gaan en niet slechts zijn resultaten had beschouwd als de bevestiging van zijn stellingen, dan zou men toch mogen veronderstellen dat men in deze tijd veel verder zou gekomen zijn met het gebruik van hypnose enzovoort. Hij zou dan niet alleen een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de geneeskunde van zijn dagen, maar daarnaast een geheel nieuwe richting hebben gegeven aan de psychologie, die, zoals u weet, in zijn dagen nog niet beoefend werd.
Ik stel dan ook dat de mens in de esoterie niet uit moet gaan van de stelling, de verklaringen omtrent de methode die hij gebruikt om iets te benaderen of te bereiken, maar van de resultaten van de benadering zelf. Al het andere is een rationalisatie of kan dit in ieder geval voor een groot deel zijn. Een kenbaar resultaat, of dit een gevoelswaarde in het ik is – die men desnoods met suggestie af kan doen -, dan wel een feitelijke vergroting van vermogen en kwaliteiten in de materie, hoeft daarbij voorlopig geen al te grote rol te spelen. Zodra men namelijk zijn resultaten registreert en alleen daarmede rekening houdt, kan men experimenteren zonder de vrijheid van denken en reageren geheel of grotendeels prijs te geven.
Esoterie is niet de vaak wat zoetelijke inwijdingsleer, de leergang, die men zich maar al te vaak onder dit begrip voorstelt. Esoterie is het voortdurend experiment met de krachten die men kan ervaren, wanneer men in zichzelf zoekt naar waarheden. Dit betekent dat men nooit van eigen stellingen mag uitgaan, maar steeds uit moet gaan van het einde, van het resultaat. Het gaat er om, wat ik in mijzelf erken, beleef, bereiken kan. Vooral wanneer men de wijze van benadering varieert, zullen aspecten kenbaar blijven die gelijk zijn. Hierdoor wordt het geheel ook redelijk hanteerbaar in de stoffelijke wereld. Hierdoor bereikt men op de duur dat men in staat is het zo mogelijke en het onmogelijke van elkander te scheiden.
Elke wandeling in het eigen ik is in feite een reis in de fantasie. Achter de fantastische beelden kan vaak iets geheel anders schuil gaan, zoals achter de reizen van Gulliver in feite een scherp politiek pamflet stak, ofschoon de oppervlakkige lezer daarin niet veel meer dan een sprookje zag. Wanneer wij onszelf een beschrijving geven van hetgeen wij in het innerlijk beleven, een beeld geven van de dwaaltuin, waardoor wij ons een weg moeten zoeken, de wilde dieren – symbolen van angst en lust – die wij daarin ontmoeten, zo is dit beeld in zich onjuist, al is het een aardige omschrijving van onze gevoelens. Het gaat er niet om, dat wij in een tuin zijn met roofdieren enzovoort. Dit is geen werkelijkheid. De werkelijkheid is, dat men door een bepaalde houding in zich moeilijkheden kan overwinnen en remmen kan verwijderen.
De resultaten blijken echter voor het ik zeker geen fantasieën te zijn. Men blijkt bijvoorbeeld een innerlijke toestand te kunnen wekken waardoor men zich zekerder gevoelt, zal bepaalde krachten in zich kunnen wekken, zal meer van het leven en eigen ik leren begrijpen, zodat men over een groter inzicht gaat beschikken, ook in de feitelijke omstandigheden van eigen wereld enzovoort. De mens zal geneigd zijn dergelijke bereikingen toe te schrijven aan een God of aan grote leermeesters. Maar dit zal hij nooit kunnen bewijzen, wel is het bewijs te leveren dat men op een bepaalde wijze eigen instelling ten aanzien van eigen wereld zodanig kan wijzigen, dat men hierdoor de dingen anders ziet, en slagen kan in gevallen waarin men anders bijna zeker zou falen. De conclusie is duidelijk: de tocht door de tuin en het bereiken van de bergen, waarop de tempel der inwijding staat, is slechts een dichterlijk beeld en, zo men daarin gelooft, niets anders dan een rationalisatie van innerlijke processen. Maar wat men bereikt, is wel degelijk echt.
De mens kan niet, zoals de geest, uitgaan van een vaste wereld. Hij moet leven in een wereld, waarin waarden en betekenissen voortdurend wisselen. Hij kan niet stellen dat hij met zijn sfeer of wereld het product is van eigen bewustzijn, zodat hijzelf de omstandigheden bepaalt van de wereld waartoe bij behoort. De mens moet juist zeggen: ik maak in mijzelf en vanuit mijzelf de dingen waar, die in mij leven, ondanks alle tegenstellingen en strijd. Daarbij is de verklaring die ik daaraan geef niet van belang, wel moet ik mij steeds weer op mijn resultaten baseren. Dit houdt een ontwikkeling in, die andere mogelijkheden en feiten doet ervaren dan welke in een geestelijke sfeer mogelijk zouden zijn. De geest kan deel hebben hieraan en zo eigen inzicht en wereld veranderen. Het nut van het mens-zijn is dus, vanuit de geest gezien, wel zeer groot. Er is een zo grote tegenstelling tussen het stoffelijke en het geestelijke bestaan dat alleen de capriolen die de mens maakt om zijn geloof of stellingen toch nog maar waar te kunnen noemen, of om eigen belangrijkheid en wetenschap tegen de erkenningen en stellingen van anderen te verdedigen, voor de geest reeds zeer leerzaam zullen zijn en humoristisch. Een vriend van mij heeft dan ook eens gezegd: “God heeft de mens geschapen. Dit alleen bewijst reeds dat Hij een goed humorist is.” Ik meen dat ook wij van de geest, maar dan eerst wanneer wij ons zelf niet zo ernstig meer nemen, de humor van eigen bestaan en het menselijke bestaan in kunnen zien.
Ik meen dat niemand een hoog esoterisch of geestelijk vlak van bewustzijn zal kunnen bereiken, zonder gelijktijdig een mildheid en een glimlach te vinden voor het gehele leven en eigen wezen.
Sta mij een opmerking toe. Werkelijk lachen – de glimlach van begrip inbegrepen – is, zoals men vaak zegt, een typisch menselijke eigenschap. Men meent op aarde echter maar al te vaak dat juist de geest deze eigenschap meestal ontbeert. Maar de geest, die wat hoger stijgt in de sferen, zal zeker dit gevoel voor humor ontwikkelen of terug vinden. Een geest, die tot een wat hogere sfeer behoort, – dat kunt u van mij wel aannemen, – heeft gevoel voor humor en weet met zichzelf, de wereld en het leven vaak te spotten. Wie dit kan doen, zonder daarbij tot veroordelingen te komen, behoort als geest zeker niet tot lagere of zelfs duistere sferen. Want om zo te reageren, moet men een zekere vrijheid in zichzelf bereiken, die men alleen kan vinden via het menselijk bestaan, via een erkennen van de stupiditeit van eigen en menselijke reacties, de dwaasheid van de wijze waarop men de eeuwigheid steeds weer te lijf tracht te gaan en de voortdurende reeks van misverstanden, die het gevolg daarvan pleegt te zijn. Want wie een vrijheid van ervaren en erkennen heeft bereikt, ziet eerst goed, hoe mens en geest, vooral wanneer het om God en dergelijke grote zaken gaat, geneigd is een vliegenhoopje tot heilige berg te benoemen.
Te begrijpen hoe dit alles in elkaar zit is nogal moeilijk. Je moet het eigenlijk zelf beleren. Maar zelfs u, die in de materie leeft kunt wel begrijpen dat men niet alleen verandert in uiterlijk – ouder worden bijvoorbeeld -, maar ook in zijn geestelijke kwaliteit. Daarbij kunnen wij in uw eigen wereld zien, dat de meeste mensen verstarren, naarmate zij ouder worden. Maar gelukkige enkelingen lijken wel steeds plooibaarder, steeds leniger van geest te worden, naarmate hun leeftijd toeneemt. Dergelijke mensen kunnen zich bij alles aanpassen, weten altijd weer een inzicht en overzicht van de werkelijkheid te vinden, spelen voor hun genoegen nog een flitsend spel van denkbeelden en woorden op een tijd, dat anderen mentaal reeds dreigen te verzinken in het moeras der herinneringen, zo zich voorbereidende op een laatste indommeling. Juist dergelijke mensen vertonen ook op hogere leeftijd nog steeds werkelijke vreugde in het leven en ondergaan nog steeds hun bestaan in hoogste intensiteit.
U kent het misschien wel: Tussen vele ouden van dagen, die eigenlijk bijna zielige gevallen zijn, mensen, die hebben afgedaan en alleen nog in hun eigen kleine wereldje leven, vind je er opeens een van misschien 70 of 80 jaar oud, die bewonderenswaardig actief blijft, die de wereld met een zekere spot, die zelfspot omvat, beziet en gelijktijdig een grote mildheid toont tegenover alle zorgen in het leven. Deze mensen krijgen ook het aanzien dat hen toekomt en bereiken zelfs op hoge leeftijd nog veel, ondanks de kritiek, die leeftijdgenoten met stijvere gedachten natuurlijk op hen zullen hebben. Dit is in feite een van de resultaten van een bewustwording in de stof.
Wanneer u voor uzelf moet kiezen tussen de stijfheid van denken, waarin u dogmatisch wordt ten aanzien van elke opvatting die u nog kunt formuleren, of deze voortdurende vrijheid van werken en streven, dit geestelijks spel, dat steeds meer inhoud geeft aan het leven, en verliezen in feite terzijde schuift, zult u zeker voor het tweede kiezen. U meent daarmede misschien het grootste geluk te kiezen, maar in wezen kiest u dan voor die vorm van leven waarin de geestelijke waarden het sterkst tot uiting komen. Misschien begeert u dit? Dan kunt u zich misschien voorstellen, hoe nuttig en begeerlijk een dergelijke ontwikkeling van het stofbestaan wel moet zijn voor de geest. Een ontwikkeling, waarin het stoffelijke denken langzaam maar zeker in staat is de grens tussen geest en stof te doorbreken, eigen taboes en schuldgevoelens achter zich te laten, waardoor de geest alles, wat zijzelf aan inhoud bezit in de grote mildheid van uiting kan projecteren, zodat zij zich in de laatste jaren van een stoffelijk bestaan te midden van de haar vreemde stoffelijke wereld eerst werkelijk en met al haar vermogens kan openbaren.
Voor de geest zijn dergelijke dingen niet alleen nuttig, maar zelfs boven alles belangrijk. Misschien vindt u dit niet erg esoterisch. Maar hoe moet ik het dan noemen?
Een mens begint in het leven steeds weer met geloven wat hem wordt verteld. Dan begint hij te geloven wat, naar hij meent, nuttig voor hem is. Hij gaat verder met alles te geloven waardoor hij zijn angsten kan overwinnen en zal op de duur weer bereid zijn om alles te geloven waarmede hij niet onmiddellijk geconfronteerd wordt. Hij gelooft het dan allemaal wel. En aan het einde zien wij dat de men zich vast begint te klampen aan de dogma’s van zijn geloof, omdat hij geen zekerheden meer in het leven weet te vinden. Maar dit alles is geen werkelijk levend geloof. Een mens, die een levend geloof heeft, zal altijd geheel in dit geloof opgaan, er steeds meer eigen elementen en ervaringen in verwerken, zodat het geloof voortdurend verandert en niet kan worden vastgelegd in dogma’s. Natuurlijk zal vanuit stoffelijk standpunt de mens altijd terecht komen bij iets wat niet meer rationeel is. Hij komt tot het erkennen van een God, die niet aantoonbaar is, of een vertrouwen in de mensheid en haar ontwikkeling die in strijd is met alle feiten die hij nu rond zich kan zien.
Dit is echter niet belangrijk. Een mens met een levend geloof ontwikkelt zich steeds. Daarbij blijkt dat de mens geen vast geloof aan waarden buiten zich van node heeft. Dit is slechts vorm.
De mens in zich leeft in feite met zijn God. Zijn ideaal is iets waarmede hij niet langer worstelt.
Hij beseft zelfs zeer wel dat een deel van dit ideaal niet juist geformuleerd kan worden. Maar voor hem telt niet meer de formule, maar de wijze waarop hij in dit ideaal kan leven, de wijze waarop hij de belangrijkheid van zijn leven waar kan maken en de innerlijke waarden van zijn wezen het beste kan uiten. Je kunt dit geheel niet meer op slechts redelijke gronden ontleden, zonder tot geheel verkeerde conclusies te komen. Slechts wie het innerlijk van de mens tracht te begrijpen, zal zich van alles wat zo tot stand komt een begrip kunnen vormen. Dit nu kunnen wij omschrijven als een proces van innerlijke bewustwording. En zo ook voor de geest het hoogste nut dat van een menselijk bestaan verwacht kan worden.
Misschien vraagt u zich nu af of er dan wel zoveel ellende op aarde noodzakelijk is. Men tracht als mens dit voor zichzelf aannemelijk te maken, maar beseft de werkelijke redenen immers niet. Zo zegt men dat alleen God weet wat goed voor ons is. Wat wel heel aardig is en erg gemakkelijk, maar een vreemd licht werpt op een God, die alles geschapen heeft, dus ook deze noodzaak en bovendien de mens niet verder brengt in zijn begrip van het lijden. Wanneer men zegt dat alle ellende alleen maar het gevolg is van eigen instelling, klinkt dit niet alleen onvriendelijk en maakt het mensen ongelukkig, omdat zij vrezen dat dit misschien waar zou zijn, maar geven de feiten bovendien aan dat dit althans deels onjuist moet zijn. Wel kan men aanvaardbaar maken dat ellende in zeer vele gevallen ontstaat door een verkeerd beeld van het leven of een verkeerde reactie op omstandigheden. Dan kun je wel stellen dat beelden van rechten en plichten in het leven verkeerd zijn, dat men juist ten aanzien van hetgeen men in het leven meent te mogen verwachten en de wijze waarop men meent te moeten leven vele misvattingen kent.
Denkbeelden omtrent rechten en verplichtingen worden niet alleen in de eigen – in casu stoffelijke – wereld beleefd. Wij dragen ons eigen beeld van verplichtingen en rechten maar al te vaak over op anderen, zonder in staat te zijn hun werkelijke mogelijkheden, relaties en bestaanswaarden te beseffen. Voorbeeld: Iemand zegt: “Ik heb altijd zoveel voor de Orde gedaan, waarom hebben zij mij nu in mijn omstandigheden niet geholpen?” Daarbij is men blind voor de wijze waarop de Orde alles beziet, en verbindt men eenvoudig een consequentie aan eigen handelen die voor anderen geldt. De mens beschouwt maar al te vaak zijn wijze van leven en handelen als deel van een soort ruilhandel: “Lieve God, ik zal in mijn leven steeds braaf zijn, maar dan moet U wel zorgen dat ik zo dadelijk in de eeuwigheid ook niet over U te klagen heb…”
Dit beeld van de wereld, van het leven en de daarin bestaande mogelijkheden en wetten is natuurlijk onjuist. Lijden en pijn komen grotendeels voort uit een verkeerd besef van bezit. Men stelt in feite: “Ik ben deugdzaam en dit geeft mij rechten”. Neen. “Ik ben deugdzaam en zal hierdoor een zekere voldoening en vreugde ervaren”, zou men moeten zeggen en er aan toe moeten voegen: “Wanneer ik dit gevoel van vrede in mij zelf hierdoor niet bereik, is het de moeite niet waard om deugdzaam te zijn”. Deze benadering komt de werkelijkheid meer nabij.
Wat ik ben, moet ik zijn, omdat het zo in mij leeft, niet omdat het zo door anderen wordt verkondigd, of omdat ik er beter van hoop te worden. Ik heb geen mensen die van mij kunnen zijn, of dit nu kinderen, ouders, man, vrouw of iemand anders is. Zij zijn niet van mij, maar vormen voor mij een relatie die voor mij geestelijk gezien slechts zinvol kan zijn, wanneer ik leer mijn projectie in die anderen niet te beschouwen als een recht op de ander, maar als een eigen actie, waardoor ik mijn eigen wezen meer waar weet te maken. Niet wisselwerking dus, maar mogelijkheid.
De geest kent overal wel vaste verhoudingen, in tegenstelling dus met al hetgeen ik nu over de stof heb gezegd. Daardoor zal zij al te vaak geheel opgaan in haar eigen wereld. Zij meent op den duur – een fout, die u ook wel terug kunt vinden bij geesten, die zich op aarde uiten, zelfs in onze groep – dat er een vaste relatie moet bestaan buiten het ik. Zij gaan er van uit dat er niet slechts in het ego, maar ook naar buiten toe, een zekerheid kan bestaan. Het grote nut van het mens-zijn voor de geest is, naar mij dunkt, vooral wel dat je leert dat er geen vaste waarde of zekerheid kan bestaan buiten het eigen zijn. Je moet leren dat je niets werkelijk en blijvend voor jezelf kunt ervaren, wanneer het actief moet zijn buiten jezelf. Je kunt bijvoorbeeld geen verdienste vergaren, die je recht geeft op een plaats in de hemel, geen goederen, die altijd van jou zullen blijven en zelfs geen kennis, die altijd waar en waardevol zal blijven. Het enige wat men voor zichzelf waarlijk kan bereiken is een ontwikkeling van eigen wezen. Men kan door zijn deugd een vermogen tot harmonie gewinnen. Deze ontstaat echter op het ogenblik zelf en kan zich steeds uitbreiden. Het is dus niet iets wat later eens gegeven zal worden, maar iets, wat men nu reeds bezit. Je kunt geld verwerven en daarmede leren wat je zelf wilt doen, wat anderen voor geld willen doen enzovoort. Je kunt vooral zien welke fouten anderen met bezit maken en voorkomen dat je zelf dergelijke fouten maakt. Hierdoor kan bezit er toe bij dragen dat men een grotere innerlijke vrijheid bereikt en zich ontworstelen aan het de mens vaak beheersende denkbeeld dat bezit in de eerste plaats voor een goed bestaan noodzakelijk is.
Ik kan nog meerdere dergelijke voorbeelden geven. In wezen leert de geest dus van de stof dat zij vrij moet worden van haar eigen sfeer, haar beperkte wereldje en de wetten daarvan. Hoe belangrijk dit is hebt u reeds kunnen horen in de eerste woorden van mijn betoog: De geest moet, wanneer zij verder wil gaan, bewuster en gelukkiger wil worden, bepaalde regels van haar eigen sfeer opzij leren zetten; zij moet gewoonten, vaste regels doorbreken …. om zo, overgaande naar een onbekende wereld, te leren leven in een steeds nieuwe en steeds grotere dimensie van besef.
Iemand die gewend is alles in vage verhoudingen te zien, zal op aarde vaak voornamelijk over de noodzaak tot discipline spreken en zichzelf daaraan ook zonder meer steeds onderwerpen.
Dat zal dan mogelijk een zeer goede mens zijn, maar hij zal zeker niet behoren tot hen die op aarde reeds een groot geestelijk bewustzijn hebben bereikt of geestelijk reeds zeer ver gevorderd zijn in de sferen. Waarom niet? Omdat zo iemand, evenals de geesten – vooral in lagere werelden – plegen te doen, alleen meent te kunnen leven volgens een vaste regel. Niet hij leeft, maar de regel leeft hem en maakt alles wat buiten de regels bestaat voor hem onaanvaardbaar, onbereikbaar of zelfs ondenkbaar. Zelfs in Lichtende werelden treft men zo nu en dan geesten aan die niet meer zelf streven en leven, maar eenvoudig zich laten domineren door de harmonieën van hun omgeving, die zij zelf in feite hebben veroorzaakt. Zo een geest zal mens moeten worden, wil hij ooit verder kunnen gaan, want de ervaringen van het mens-zijn kunnen zelfs een dergelijke geest op de duur doen beseffen dat het beter kan zijn wetten en regels te verwaarlozen en te breken, dat het vaak beter is met jezelf en de gehele wereld te strijden om een uitbreiding van bewustzijn en beter besef van het Ik te vinden, dan zich zonder meer aan de regels te houden. Een geest, die zo haar lessen heeft geleerd, zal dan uiteindelijk in staat zijn de ban van eigen bewustzijnsniveau te doorbreken en zo contact met nieuwe werelden en entiteiten te vinden. Dan kan het ego weer verder zich uitbreiden, kan het weer groeien. Dit maakt het leven als mens in de stof dus voor de geest wel zeer belangrijk en nuttig.
Ik besef zeer wel, dat alles wat ik u vertel, niet bewezen kan worden in uw wereld. Het zou voor u dus een rationalisatie kunnen zijn, al ken ik het als werkelijkheid. Voor u kan het een redelijke, pseudo-redelijke verklaring zijn van dingen waarmede een mens anders geen vrede zou kunnen vinden. Daarom is het goed wanneer u niet alleen deze dingen zonder meer aanneemt, maar er met uzelf eens mee worstelt. De mens houdt niet van onzekerheden, houdt niet van een streven waarbij niet vaststaat of zijn moeiten ook beloond zullen worden. Dit maakt het in de esoterie vaak gemakkelijk bepaalde stellingen te huldigen als bijvoorbeeld: Wanneer ik maar lang genoeg streef, komt er een Meester en die vertelt mij dan meer. Maar het is beter te stellen: Wanneer ik zo leef dat ik mijn eigen aanpassing ten aanzien van de wereld en innerlijke erkenning steeds weer kan aanpassen aan mijn werkelijk streven en ervaren, zal er een ogenblik komen waarop niet-actieve delen van mijn ego, die ik wel ken maar niet weet te gebruiken, op beheersbare wijze tot actie zullen komen. Dan leef ik in feite in een ruimere, hogere wereld. Maar omdat de mens een dergelijk contact niet zonder meer als deel van het Ik kan aanvaarden, noemt hij dit vaak een Meester.
Als mens kun je zeggen: “Ik geloof en uit dit geloof kan ik onnoemelijk veel volbrengen”. Dit is zeker waar. Maar op het ogenblik dat men volbrengt, maar van het geloof alle formules overboord werpt wat men niet van node heeft om te kunnen presteren, om te kunnen volbrengen, begint men de waarheid te benaderen die achter het geloof verborgen is. Men benadert deze dan op een wijze, waardoor men ze voor zichzelf kan verwerken en begrijpen. Vergelijkenderwijs: je weet ook dan nog niet precies wat elektriciteit is, maar je weet in ieder geval hoe je het knopje om moet draaien en zo nodig een nieuwe zekering in moet zetten. Esoterie is geen wereldvervreemding of een zoeken naar oneindigheid zonder meer. Indien dit de waarheid omtrent esoterie was, zou zij als deel van het menselijke leven onnuttig, ja, zelfs schadelijk zijn. De esoterie vormt in wezen een oriëntatie van het eigen innerlijk, zodat men de kracht en mogelijkheden die bestaan in dit wezen en voor dit wezen kunt hanteren. Nogmaals een vergelijking: Een kind gaat leren lopen. Denkt u dat het dit kan leren door omschrijvingen aan te horen van de wijze, waarop de spieren in dit geval moeten werken? Het realiseert zich slechts wat het doen wil. Dit gaat vaak zover dat het kind eerst beseft dat het werkelijk gelopen heeft wanneer het neervalt of een deel van zijn weg heeft afgelegd. Niet kennis omtrent het mechanisme van het lopen, maar de begeerte ergens heen te gaan bepaalt de resultaten en vormt de feitelijke leerschool. Een kind, dat moet leren spreken, denkt er niet over na, hoe een taal nu eigenlijk in elkaar zit en welke regels daarbij gelden, maar zal in zijn behoefte tot communicatie klanken uitstoten, die het steeds meer tracht aan te passen aan klanken van anderen, die kennelijk iets bepaalds betekenen. Op soortgelijke wijze leert de geest zichzelf hanteren, zichzelf zijn. Zij leert in een eeuwige werkelijkheid als het ware lopen en spreken.
Aangezien haar eigen normale wereld daartoe geen voldoende en voldoende duidelijke stimuli bevat, zal zij op een bepaald moment haar besloten sfeer moeten leren verlaten. Het kind moet, wanneer het werkelijk moet leren lopen, zo nu en dan uit de box worden gehaald. De geest zal alleen tot een goede verdere ontwikkeling van haar mogelijkheden komen, wanneer zij buiten de zekerheden van eigen sfeer zo nu en dan geconfronteerd wordt met tegenstellingen, gevaren en zelfs teleurstellingen.
Dit is voor haar dan de waarde van het menselijke leven. Dit schept voor de geest een mogelijkheid zichzelf te leren kennen, zichzelf te leren beheersen en eigen mogelijkheden juist te leren hanteren. En wanneer die geest eenmaal heeft leren lopen en spreken, komt er voor haar een ogenblik dat ook zij “op school gaat”. Maar dit zal zij zeer waarschijnlijk niet meer in menselijke vorm doen. Want het menselijke leven geeft, geestelijk gezien, niet zo veel mogelijkheden de kosmos beter te leren kennen en begrijpen. Daarvoor is het menselijke denken te beperkt, is de menselijke wereld te klein en dringt de werkelijkheid in de menselijke wereld zich voortdurend te zeer aan je op, om rustig meer kosmische waarden te leren begrijpen. Laat ons daarom echter niet treuren. Wanneer het menselijk leven nut heeft, is dit reeds genoeg, dunkt mij. En hoe kunnen wij de werkelijkheid, die de mens innerlijk voortdurend zoekt, vinden en hoe zouden wij onszelf ooit waarlijk waar kunnen maken, wanneer wij niet juist door conflicten en de mogelijkheid tegen onszelf en anderen te zondigen, door oordeel en verkeerd oordelen, steeds weer geconfronteerd zouden worden met dat wat wij werkelijk zijn?
Het nut van het leven is niet slechts een zich voorbereiden op het leven na de dood, of een examen, afgenomen om te behalen of de mens tot een eeuwige zaligheid kan worden toegelaten.
Het is praktischer en eenvoudiger: het leven in de stof is een opgave waarin wij onszelf moeten leren vinden als een wezen dat niet afhankelijk is van milieuwetten, maar door erkenning van eigen wezen, de wetten van milieu steeds weer kan beheersen en aanpassen aan hetgeen het is of verlangt te zijn. Want alleen degene, die opgroeit in deze richting zal eens de alleen nog door het Wezen Gods begrensde oneindigheid, waarin alles mogelijk is, kunnen aanvaarden, beleven en daarin, als deel van het geheel, zich toch van zichzelf bewust kunnen zijn.
Ik meen dat dit als onderwerp met meer esoterische inhoud, zoals u wenste te horen, wel voldoende is. Daar het voor u moeilijk is hierop vragen te stellen of onmiddellijk commentaren te geven, rest mij nog slechts het geheel af te sluiten. Ik zou dan willen zeggen:
Begrijp dat in uw leven het enige werkelijk belangrijke, ook geestelijk, de wijze is, waarop u uzelf leert hanteren en richten. Het gaat er om dat u eigen krachten en gaven leert kennen en gebruiken. De waan, die om u heen is, is daarbij niet zo belangrijk. Zelfs datgene wat u op dit ogenblik als uw innerlijke werkelijkheid omschrijft, is deel van die waan. Maar dit alles zijn slechts vormen, niet het wezen. Wat u zelf werkelijk bent, is belangrijk. Indien u waar weet te maken wat u als mogelijkheid in uzelf draagt, geeft u daarmede het gehele ik, de geest in dit geval, de mogelijkheid zich te ontworstelen aan sferen, die haar door regels en grenzen tot nu toe beperkten en van God in zijn werkelijkheid verwijderd hielden. Dan zal het stoffelijk bestaan u helpen dat ene voor u aanvaardbare, ja, in feite noodzakelijke punt te vinden, waarbij ongehoorzaamheid aan de geldende regels van eigen sfeer een poort wordt, welke ons inwijdt, ons de mogelijkheid geeft binnen te gaan in een hogere, ruimere, wereld.
Ik hoop dat het u allen gegeven zal zijn uit de vele ervaringen van uw leven – de goede zowel als de kwade – te leren, dat beheersing van eigen wezen en gebruik van eigen mogelijkheden, zo harmonisch als mogelijk, maar steeds weer op het eigen ik gebaseerd, het enig belangrijke is in het bestaan. Eerst dan zult u, esoterisch, belangrijk werk kunnen doen in uzelf en zult u, door uw gedrag naar buiten toe, voor eigen geest een bewijs scheppen van mogelijkheden, die zij in eigen wereld nog niet kende, zonder hierdoor anderen ooit te belemmeren in hun persoonlijke ontwikkeling en uiting.
0-0-0-0-0-0-0-0-0-0-0
Een aantal losse esoterische punten.
Daar hebben jullie wat moois uitgehaald. Jullie hebben gevraagd met iets over esoterie te beginnen, daarop kregen jullie een onderwerp over esoterie en nu zit ik zonder onderwerp en zonder esoterie. Wat moet ik nu beginnen? Ik zal maar eens een aantal opmerkingen maken, gewoon zo losse punten. En om te beginnen:
Vele mensen zijn bang voor de duivel, maar de duivel is altijd de ander. Wat begrijpelijk is. Want de eigen misdaden kun je begrijpen en vergeven, maar de vergissingen van een ander zie je als onbegrijpelijk en onvergeeflijk. In de wereld zie je steeds weer situaties, die hieruit voortkomen en wanneer je je afvraagt, hoe dat alles nu in elkaar past, kun je er eenvoudig niet achter komen.
Ik zou haast zeggen dat er op elk terrein steeds meer sprake is van discriminatie.
En wat is discriminatie: de praktijk die voortvloeit uit de overtuiging dat je zelf beter bent dan alle anderen en dat de ander bovendien nog niet deugt ook.
Neem nu bijvoorbeeld een lezer van de Telegraaf hier in Nederland. Daar wordt door vele tegen gediscrimineerd. Zo iemand is uiterst rechts en op sensaties belust. Iemand die bovendien nog erg stompzinnig moet zijn, wanneer je tenminste geloven mag wat de concurrentie zegt. Maar in feite is die Telegraaflezer alleen maar iemand die de zelfde leugens liever smakelijker opgediend krijgt. Een vreemde zaak, nietwaar. Maar overal zie je hetzelfde. Wanneer iets uitermate vervelend is, bijvoorbeeld in concertleven, toneel en dergelijke dan is het ontzettend cultureel. Maar als je je er bij amuseert is het volgens de ingewijden niet cultureel meer. Met andere woorden, wanneer iets niet meer goed genoeg is om een mens te amuseren, moet het wel cultureel belangrijk zijn? Vandaar dat er zoveel cultuur is in deze dagen – als je de kritiek en subsidiegevers mag geloven.
Volgens mij is dit alles een voorbeeld van een geheel verkeerde instelling. Maar ja, ik begrijp deze zaken misschien met goed. Ik vind het bijvoorbeeld wel erg mooi dat men zoveel voorzorgen treft om onmiddellijk te kunnen ingrijpen wanneer er een ramp gebeurt. Ik vind het alleen maar wreed dat zij zo weinig doen om te voorkomen dat er een ramp komt. Maar ja: Men heeft in Nederland een rampenfonds. Ik kan mij indenken dat de mensen zitten te springen tot er weer eens een ramp komt en zij dus weer eens iets te doen krijgen. Maar of het daardoor nu nodig is alle voorzorgen, die tot een voorkomen van rampen zouden kunnen voeren op grond van kosten of andere uitvluchten, voorlopig maar uit te stellen? Misschien is dat wel politiek, maar ik vind het maar een vreemde denkwijze die tot een dergelijke politiek voert. Ik kan er tenminste met mijn hersens niet meer bij – nu heb ik die niet meer, dus dat is nogal gemakkelijk verklaarbaar.
Wanneer ik zie wat voor gewichtige mensen dure en gewichtige reizen maken om problemen op te lossen, die in hun eigen land – en naar zij schijnen te menen, ook op internationaal vlak – bestaan, ben ik geneigd mij af te vragen wat het resultaat zou zijn, wanneer men alle gelden die daaraan verspild worden nu eens besteed werden voor hulp aan onderontwikkelde gebieden – men zou die zaken mijn inziens ook wel telefonisch en per post af kunnen doen. Ik vraag mij af, of men door deze – omvangrijke – extra hulp aan de behoeftige niet aan veel van de nu bestaande internationale problemen een einde gemaakt zou hebben en die gelden binnenlands nuttig gebruikende, ook binnenlandse problemen niet grotendeels zonder tekorten op de begroting zou kunnen oplossen. Maar ja, dan ontstaat er misschien weer een voedselprobleem voor politici, want wat moeten die arme mensen weer doen zonder hun onkostenvergoedingen, hun leuke reisjes, gezellige diners? Bovendien zouden er minder mensen nodig zijn om dergelijke bijeenkomsten op topniveau voor te bereiden, zodat de werkeloosheid er misschien groter door zou worden.
Ook in het kerkelijke leven kom ik vreemde dingen tegen. Zoals u weet, is Ottaviani afgetreden. Naar men zegt, omdat hij zich verslikt heeft in de pil. Hij heeft daarna zijn beleid via pers, televisie en radio verdedigd. Maar de waarheid kwam er niet uit. Toch blijkt uit alles dat hij een restant was uit de oude Franse mentaliteit. Zeiden de Lodewijken “L’ Etat, c’ est moi”, leek het er immer op of deze kardinaal dacht “L’ église, c’ est Ottaviani”. Maar deze heer wist in ieder geval wat hij wilde. En als in zo vele gevallen blijft ons de vraag, of de pogingen tot sanering ook hier niet veel meer schade en kosten zullen berokkenen dan een poging tot redelijke restauratie.
Overal is men in de wereld bezig van alles te saneren. Nu begrijp ik dit woord misschien niet goed, want ik meende altijd dat het gezond maken betekende, maar tegenwoordig schijnt het eerder een synoniem voor in de grond stampen te zijn, maar hoe het ook zij, overal is men aan het saneren. Men saneert bedrijven, bedrijfstakken, staten, steden, internationale verhoudingen en blijkt voortdurend daarbij bezig te zijn het bestaande zo goed en snel mogelijk af te breken zonder er voorlopig iets anders voor in de plaats te kunnen zetten dan plannen.
Ik vraag mij af hoe het eigenlijk zit. Wanneer een huisvrouw op een gegeven ogenblik zou besluiten dat het schillen van aardappelen tijdsverspilling is en daarom de volgende dag geen aardappelen op tafel zou brengen, maar tegen pa zou zeggen: “geen aardappelen meer, maar ik heb wel grote plannen voor de toekomst”, zo ben ik toch nieuwsgierig, wat het antwoord zou zijn. Geen jubel, naar ik meen, maar harde woorden, al zal het misschien niet meteen een reden tot echtscheiding zijn. Ik wil er niet voor instaan dat de argumenten niet slagvaardig onderstreept zouden worden als ma bij haar sanering van het huishoudelijke beleid zou blijven.
Toch neemt een ieder aan dat in de gemeenschap, iets dergelijks wel kan, ja nuttig is. Men spreekt over de overbelasting van de economie bijvoorbeeld. Men gaat die dan saneren door een werktijdverkorting van een kwartier voor mensen, die toch in het bedrijf al overuren maken, zodat het product door meer overuren alleen maar duurder wordt en dus minder verkoopbaar. Vreemd.
Begrijpt u de wereld van vandaag nog? Ik niet. Om de doodeenvoudige reden overigens dat men schijnt aan te nemen dat alle mensen gelijke rechten en plichten hebben en zich zonder verdere redenen aan deze rechten en plichten zullen houden. Want daarvan gaat men zelf nu nog uit, ofschoon niemand zich schijnt te interesseren voor zijn plichten, een ieder schreeuwt om meer rechten en waardoor van alle mooie plannen maar heel weinig terecht blijkt te komen. Wel is men er langzaamaan van overtuigd dat het goed is meer inzicht te geven, meer helderheid.
Maar weet u wat helderheid in de politiek betekent? Een nieuwe sluier van woorden over de verouderde sluiers, waarachter de werkelijke bedoelingen verborgen zijn. En bij de belastingen betekent het geen vereenvoudiging van het systeem, maar een nieuw studiewerk waaruit je kunt leren hoe het aangifteformulier beter en juister in te vullen.
Maar er zijn meer vreemde dingen. Zo blijkt voor velen oecumene in de praktijk te betekenen met anderen samengaan zolang je denkt er iets mee te winnen, maar de zaak onmiddellijk afschaffen en aanvallen, zodra je denkt er iets door te kunnen verliezen. Alles natuurlijk op grond van zeer ethische argumenten. Ook andere termen blijken vreemde betekenis gekregen te hebben. Zo blijken christelijke broederliefde en sociaal geweten in deze dagen neer te komen op de neiging anderen van andermans geld veel te geven, zonder dat men er zelf iets voor hoeft te offeren.
Alles bij elkaar ben ik zelfs geneigd om te stellen dat eerlijkheid in deze dagen iets is wat slechts in het zeer verborgene kan bloeien. Iemand die eerlijk is, zou immers eerlijk moeten zeggen wat hij denkt. Maar als je dat doet, word je dit door eenieder, die niet eerlijk is of een andere overtuiging heeft, kwalijk genomen. De oneerlijken zullen wel toegeven dat je gelijk hebt wanneer het niet anders kan. Maar zij zullen je ondanks je eerlijkheid en de waarheid van het gestelde stilletjes zoveel trappen achterna geven, dat je wat er van jou en je mogelijkheden overblijft beter onder het hoofd “ruïnes en andere cultuurmonumenten” geregistreerd kan worden. Iemand die niet eerlijk is, kan het in deze dagen ver brengen, zolang hij maar weet op welke wijze oneerlijk te zijn. In deze dagen mag je namelijk niet oneerlijk zijn door onmiddellijk iets voor jezelf te nemen of te eisen. Stelen is echter toegestaan, mits je het officieel en voor anderen doet. Nog beter is het natuurlijk er op aan te sturen dat er een algemene heffing wordt opgelegd aan de mensen ten bate van het “goede doel”, waarvan je zelf dan 10% kunt toucheren. En vooral dit laatste gebeurt meer en meer.
Men spreekt tegenwoordig veel over de noodzaak onderontwikkelde gebieden te steunen. Maar wat zijn dit dan voor landen? In feite gebieden die door het Westen zodanig gesaneerd en beïnvloed werden, dat zij niet meer in staat zijn de eigen cultuur te handhaven, maar ook niet in staat zijn de Westerse cultuur en methoden over te nemen. De verwarring die daaruit voortkomt, heet dan onderontwikkeling, die moet worden opgeheven door gelden van vele staten – die dit weer nemen van hun onderdanen en er dus geen pijn aan hebben – waardoor deze landen steeds meer kunnen krijgen zonder er veel voor te doen. Het gevolg is, dat deze staten snel een topklasse van rijke heersers ontwikkelen met goede Westerse manieren, terwijl het volk zelf een steeds armer wordende en steeds minder cultuur bezittende massa wordt.
Neen. Ik begrijp de wereld van vandaag niet goed. Of misschien snap ik er te veel van. Dat is ook mogelijk. Maar als je het mij vraagt, is dit maar een waanzinnige tijd. Ik vind het een waanzinnige periode, wanneer men aan de ene kant rustig de meisjes op straat laat lopen met minirokjes, die als een soort ruche de onderdelen accentueert, terwijl je aan de andere kant protesteert tegen bloot in de reclame en de tv. En nog vreemder vind ik het dat men in het dagelijkse leven dingen afkeurt en bestraft, die opeens kunst heten, hogere kunst zelfs, wanneer zij op een bühne via toneel of ballet aan de massa worden gedemonstreerd. Mijn conclusie is dan ook dat de mensen van vandaag niet meer met twee maten meten, maar met een stuk of zeven, zonder zelf te weten welke maat zij toevallig gebruiken. En volgens mij moet een mens, die in het leven vooruit wil komen en ook geestelijk iets wil bereiken, voor zich en de wereld toch allereerst wel leren slechts één enkele maatstaf voor alles te hanteren. Wanneer je werkelijk iets wilt bereiken voor jezelf en de wereld, moet je volgens mij eerst maar eens één ding afwerken en waarmaken, voor je aan het volgende begint.
Aangezien dit standpunt echter te ouderwets is en misschien zelfs te reactionair, durft men een dergelijke eenvoudige en doeltreffende procedure in deze dagen kennelijk niet meer aan.
Veel mensen weten dat zij iets moeten doen, maar beseffen ook dat, zo zij werkelijk iets zouden gaan doen, zij niet meer in, hip, bij de tijd zouden zijn. Daarom praten zij onmetelijk veel over hetgeen zij tot stand zouden brengen, wanneer zij in staat zouden worden gesteld er aan te beginnen, maar voorlopig zeker niet kunnen beginnen, omdat men allereerst “in” moet blijven ten aanzien van de huidige trend.
Maar misschien wilt u dit geklets van mij niet langer aanhoren en hoort u liever iets anders. Daarom begin ik dan maar met enkele definities. De eerste is:
Internationale veiligheid is iets wat bestaat volgens de deskundigen wanneer je atoombommen niet onmiddellijk ontploffen wanneer er per ongeluk een vliegtuig met die dingen aan boord neerstort.
Strijd voor de internationale vrede: Bombarderen tot je geen tegenstanders meer hebt.
Internationaal recht: Een compromis waardoor beide partijen kunnen voorgeven tevreden te zijn en toch hun plannen na kunnen streven, zonder daarbij in eigen ogen of die van anderen aan eer of aanzien in te boeten.
De rechten van de mens: Een fraaie theorie, die ieder zegt te aanvaarden, maar die in de praktijk door een ieder voortdurend ontkend wordt.
God vandaag: iets, wat dood of levend, als reclameslogan wordt gebruikt, maar slechts zelden wordt beleefd als werkelijkheid, omdat men eenvoudig geen tijd meer heeft zich in alle verwikkelingen ook met Hem nog ernstig bezig te houden.
Eeuwigheid: iets wat men tegenwoordig niet meer op prijs stelt, omdat men meer en meer gewend is tijd in werkuren uit te drukken en de loonkosten dan te hoog acht.
Innerlijke vrede: iets wat een enkeling kan bereiken wanneer hij zich niets van een ander en diens mening aantrekt, maar dan bij anderen weer onvrede schijnt te scheppen, daar de meeste mensen niet gelukkig zijn wanneer iemand zich van hun zienswijzen en oordeel niets aantrekt.
Dilemma’s: de voortdurend onmogelijk schijnende keuze waarvoor de mens komt te staan, wanneer hij niet bereid blijkt voor zichzelf uit te maken wat hij wil, maar zich genoopt voelt steeds weer te kiezen uit de mogelijkheden, die anderen hem voorhouden.
Links en recht in de politiek: twee aanduidingen van precies de zelfde bestreving, maar door andere personen uitgedrukt in andere termen.
Bewustwording: iets waar de meeste mensen niet aan toe komen, omdat zij zo druk bezig zijn de fouten van anderen te registreren.
Esoterie: een innerlijke weg tot het Licht die menigeen slechts zover volgt tot hij Licht genoeg meent te hebben om eigen Licht voor anderen te laten schijnen. Dit is dan schijn. En zo kunnen wij nog wel een tijdje verder gaan. Maar vergeet niet dat dergelijke definities, naarmate zij ernstiger zijn, ook hatelijker klinken. Ik tracht echter slechts de waarheid te omschrijven zoals ik die zie, niet om u of iemand anders te beledigen.
Sociale zorg: Het liefdevol zorgen van het eigen bestaansrecht van je medemensen uit menslievend onbegrip.
Gemeenschappelijke verantwoordelijkheid: Een veel gebruikte term waardoor men een ieder van zijn persoonlijke aansprakelijkheden weet te ontheffen.
Ambtelijk gezag: een term voor een willekeur die door voorschriften en regels schijnbaar gerechtvaardigd wordt.
Levensvreugde: iets wat de meeste mensen trachten te kopen en daarom nooit kunnen vinden.
Liefde: iets wat bestaat uit een wederkerige erkenning en aanvaarding, maar nimmer blijft bestaan wanneer het wordt gezien als product van een bepaalde overeenkomst of actie.
Brandweer: een moedig korps waarvoor men materieel veel overheeft, omdat het werkzaam wordt wanneer de dreiging van een ramp reeds ontstaan is.
Maar ik praat en praat maar. Misschien weet u iets, waarover u mijn menig wilt horen?
Geweld en reactie op geweld?
Geweld is een vorm van energie, voortkomende uit gebrek aan andere mogelijkheden of angst. Het is een vorm van verdringing van eigen gevoelens van onzekerheid. Wanneer geweld geweld ontmoet, ontstaat en terugslag die tot herhalingen noopt. Wanneer de reactie op geweld geweld is, ontstaat den soort machinegeweervuur waarbij steeds weer dezelfde elementen steeds weer gewelddadig tot uiting komen. Wanneer geweld niet met geweld wordt bestreden of ontmoet, vallen er misschien doden, maar zal er eerder vrede, een periode van rust kunnen ontstaan. Besef, dat degene, die geweld gebruikt, altijd weer iemand is, die zich op ander terrein de zwakkere weet of acht. Wie in een argumentatie naar geweld grijpt, geeft daarmede reeds toe dat hij innerlijk weet geen gelijk te hebben. Degene die geweldloosheid voor zich kan aanvaarden, is zo zeker van de juistheid van zijn zaak en houding, dat hij bereid is daarvoor zelfs te sterven. Hij leeft daardoor, ook in de ogen van mensen, langer en Lichtender dan een ieder, die geweld toepast of uitlokt.
Overigens, hierbij is de fout van de meeste mensen dat zij redeneren: dood is maar dood en ik heb nog zoveel hier te doen. Zij vergeten dat er niets, letterlijk niets op aarde is gedaan door een mens dat ook niet door anderen gedaan kon worden. Maar trouw zijn aan uzelf kunt alleen u. Slechts hij, die waarlijk trouw is aan zichzelf, is waarlijk mens. Wie gelooft, dat geweld verkeerd is, moet dan ook bereid zijn aan zijn geweldloosheid zo nodig ten onder te gaan in deze wereld, hoe bitter dit overigens ook voor hem moge zijn.
En dat was het dan. Nog een paar definities?
Geweld is een slagvaardigheid, die tot uiting komt bij gebrek aan redelijke argumenten.
Geweldloosheid is een mooie leuze, die men niet meer in de praktijk pleegt om te zetten op het ogenblik dat men meent dat anderen toe zullen slaan.
Levenswijsheid: Deze ontstaat door de wijze van leven. Want de wijze leeft op een wijze waarin hij door zijn begrip en wijsheid ten aanzien van het leven zichzelf waarmaakt en zo door een wijze van leven voor zich de ware vreugde van het leven doet ontstaan, voor anderen een grotere levensvreugde mogelijk maakt zonder daarbij ooit de werkelijkheid, die hij in zich erkent, te verloochenen.
Dat is een goede. U moet er eens over nadenken. Want wijsheid is heel iets anders dan onderwijs. Weet u wat onderwijs is?
Onderwijs is het moeizaam bijbrengen van kennis en kundigheden aan kinderen en mensen, die zij onmiddellijk zullen vergeten, zodra zij de kans zien om geld te verdienen.
Universitaire opleiding: een nuttige reeks van kennis en kundigheden, zozeer ingewikkeld in nutteloosheden en pretenties, overgeleverde gebruiken en verouderde stellingen, dat de doorsnee mens die als academicus iets bereikt, niet meer in staat is te beseffen wat hij feitelijk waard is, en zichzelf, zijn kunde, kennis en status meestal overschat en een grote onderwaardering toont voor het gezonde verstand van anderen, dat voortkomt uit een erkennen van de werkelijke problemen in het leven. Academici, hier aanwezig, dit zou voor u een mooie aanleiding kunnen zijn tot een onderlinge discussie op academisch niveau.
Zeeroverij: een wijze van onrechtmatige verwerving, die vroeger het monopolie van vrijbuiters en piraten was, maar nu slechts wordt uitgevoerd door staten, politici en door hen gesanctioneerde organen. Vandaar dat echte zeerovers op het land plegen te incarneren, omdat daar ambtelijk de piraterij gemakkelijker te volvoeren is. Dit laatste vooral ook buiten dit land.
Korea: een Siamese tweeling waarvan de twee hoofden voortdurend ruzie hebben, zodat de mogelijkheid bestaat dat zij uit nijd tegen elkander het hart, dat zij gezamenlijk bezitten, vernietigen.
Harttransplantatie: overplanting van een orgaan, waarbij een verkeerd beeld van de functie van het orgaan bij velen een zodanige emotionele reactie tot stand brengt, dat de emotionele reactie van anderen de eventuele organische reacties overspoelen en God als rechtvaardiging van eigen oordeel hierover wordt aangeroepen, bij gebrek aan beter controleerbare argumenten.
Denkt u over dit alles maar eens na. Dan voelt u misschien, wat ik met al deze schijnbare grappen bedoel. En daarmede ben ik dan werkelijk aan het einde van mijn bijdrage. Ik sluit met raad, die u in de komende dagen misschien te pas komt: Al vielen de dingen de laatste tijd wel eens tegen, berg toch je pessimisme maar op. Dan zullen de ontwikkelingen van de komende dagen veel van de nadelen neutraliseren of opheffen. Wie echter pessimistisch blijft, zal het goede van de komende dagen niet kunnen genieten. Reageer op anderen niet plotseling, maar wel vastbesloten. Weet wat je wilt, dit geeft voordeel. Te snel reageren daarentegen kan je moeilijkheden bezorgen.