20 november 1967
Het Oosten is op het ogenblik wel een brandpunt van belangstelling voor de gehele wereld. Er zijn een aantal ontwikkelingen aan de gang, die op zijn minst genomen verbazingwekkend zijn. Wij kunnen hierbij denken aan de zeer snelle verandering van een land als bv. Japan, dat zich in zeer korte tijd wist om te schakelen tot een praktisch westerse industriestaat.
We hebben China, dat na een tweetal revoluties niet alleen een wereldmacht aan het worden is, maar zijn hele habitus, zijn gewoonteleven aan het veranderen is. We hebben te maken met de massa’s van India, waarin een enorme gisting in deze tijd plaats vindt. We zien de wereld van de Pakistani, die vaak met een haast sobere hartstocht werken aan een nieuwe positie, een nieuw begin. Daaronder zien we dan wat kleinere staten, die misschien nog niet helemaal die zelfstandigheid hebben gevonden welke ze wensen, maar die ook voortdurend bezig zijn om op de een of andere manier van het Westen profijt te trekken.
Dit Oosten is ontwaakt. Het is geconfronteerd met de mogelijkheden en eisen van een andere wereld. Zo op het eerste gezicht heeft men hier alleen te doen met een nader ontwikkeld gebied, gestimuleerd ongetwijfeld ook door kolonisatoren. Dit geldt ook voor China. Denkt u maar eens aan degenen, die er zijn binnengedrongen om het te exploiteren. De oliehandelaren en niet te vergeten de gelicentieerde opiumverkoop.
Japan is open geforceerd door het Westen. Men denkt dus heel snel. Hier is sprake van landen, die eigenlijk het Westen nodig hadden om wakker te worden. Maar als men probeert nader door te dringen in de geest van het Oosten, dan ziet het er heel anders uit. In een tijd, dat ‑ al was er hier en daar in Europa ongetwijfeld beschaving ‑ de westerse mens toch eigenlijk nog aan het beginpunt stond, waren er juist in datzelfde Oosten grote koninkrijken, werden grootse gedachten opgetekend, schitteren de steden opgebouwd, beheerste men vele kunsten tot in de perfectie. Het Oosten heeft in het verleden een periode doorgemaakt van een bijna stormachtige ontwikkeling. Van de boerenstaten met hun enkele feodale landheren heeft het zich in een tijd van nog geen 500 jaren ontwikkeld tot een aantal koninkrijken, die een eigen kunst hadden, heeft zich de overlevering gestabiliseerd, is het oude toch weer vastgelegd en zijn er nieuwe denkers bij gekomen. Al deze factoren bij elkaar maken het nodig dit ontwakend Oosten nader te ontleden; en dat zou ik dan vanavond met u willen doen. Ik meen, dat dit ook van direct en praktisch belang is, omdat de westerse mens het Oosten benadert vanuit zijn westerse mentaliteit en de processen, die zich daar afspelen eenvoudig niet kan begrijpen.
De achtergrond van bv. China is een voorvaderverering. Die voorvaderverering maakt het veel eenvoudiger te komen tot een verering van leiders, die de figuur van oudste, van vader gaan, innemen, die de hele hiërarchie (en macht), die eens aan het hof van een hemelse keizer bestond, nu zelf bezitten. Maar daarachter schuilt de filosofie van een Confucius, een Lao tse en van vele andere denkers. Deze denkers hebben een systeem opgebouwd van maatschappelijke ordening.
De Chinees zelf was betrekkelijk vrij; veel vrijer dan u zich kunt voorstellen, ongeacht de grote massa’s, die er waren. Hij had vele mogelijkheden, maar bekwaamheid moest hij zich eerst verwerven. Je kon geboren worden in rang en stand, maar je moest je waardig tonen. De eigen prestatie heeft dus in het verleden van China al een veel grotere rol gespeeld dan in het Westen, dat toch tot voor kort ‑ laten we zeggen vóór 1850 ‑ hoofdzakelijk op hereditaire gronden de grootheid der mensen bepaalde. Typerend is dan ook, dat wij in de methodiek van bv. Mao (de spreuken van zijn boekje) iets terugvinden van de oude denkers, de oude filosofen, in zijn formulering, in zijn dichterlijkheid maar ook in zijn neiging om paradoxen te stellen. Zo’n paradox voor het Westen is voor de Chinees geen paradox. Hij ziet de tegenstellingen eenvoudig als een normale samenhang. Ze zijn voor hem niet een probleem dat je oplost, maar een bepaling van je mogelijkheden. Voor hem is de onderwerping aan de hiërarchie niet een je vernederen, maar een plaats innemen in een gemeenschap waarin jij of je kinderen kunt stijgen.
Zelfs de verwerping van het bijgeloof van de ouderen is eigenlijk niet zo intens en zo waar, als men u dat voorspiegelt. Want de verhoudingen zijn misschien veranderd, maar in de plaats van de familie is de commune gekomen. In de plaats van de continuïteit van goddelijke kracht in de familie is er de uiting van de wil en de kracht van de partij weer via de oudste van de commune.
Er is in feite weinig veranderd. Alleen het tempo, waarin men werkt, is veranderd in dier voege, dat vroeger een ieder voor zich werkte, op zijn eigen plaats, en dat nu een ieder zijn plaats alleen bepaalt in verhouding tot anderen. Het teamwork, dat vroeger de grote Taiwan, de grote handelaren hadden in een grote kongsi, is langzaam maar zeker doorgedrongen tot het laagste niveau. Zelfs de straatvegers hebben iets wat je met een kongsi kunt vergelijken; iets waarmee ze taken verdelen en voor hun rechten opkomen, maar ook de noodzakelijke arbeid, de bijdrage van een ieder bepalen.
Het ontwaken van het Oosten is dan ook niet, zoals men denkt, alleen maar een westers worden van het Oosten of het bezitten van allerhande politieke ambities. Het is ‑ zeker wat China betreft ‑ eerder een hergroepering, waardoor een verstarde maatschappij, zonder haar werkelijke achtergrond en begrippen helemaal prijs te geven, is gekomen tot een nieuwe actie, waarin het oude feitelijk wordt voortgezet.
Ook voor de Chinees van vandaag is het rijk van het midden nog steeds het centrum van de wereld. Voor de Chinees van vandaag is het aanzien van dit rijk het meest belangrijke dat er bestaat. Veel belangrijker dan hijzelf, want zijn eer en zijn wezen zijn ergens gelieerd met dit rijk. En dat geldt niet alleen voor de Chinees, die in China woont; dat geldt ook voor menigeen, die ‑ misschien al geslachten geleden ‑ is weggetrokken naar andere plaatsen (Singapore of misschien een van de Indonesische eilanden of van de Filipijnen) en zich daar nu nog Chinees voelt.
Dit is een zeer beslissende factor in de relatie tot de buitenwereld; en dat moogt u nooit vergeten. Het is ook een beslissende factor in de geestelijke ontwikkeling van deze mens. Het hiërarchisch denken, het communiteitsdenken, zoals dit in de familie bestond, heeft zich voortgezet in de hele Chinese gemeenschap. Door het zoeken naar zelfuiting, als je geen aanzien genoeg kunt verwerven, kun je je buiten de gemeenschap stellen. De brigandage, het rover worden, eertijds een erkend middel voor iemand, die bv. failliet was gegaan om zijn positie en aanzien te herwinnen, speelt binnenlands een nog even grote rol als vroeger. Ook nu gaat men niet een opstand beginnen, omdat men iets tegen het regime heeft, maar omdat men voor zich een positie nodig heeft, omdat men voor zich een verloren gegaan bezit misschien zou willen terugwinnen.
Wat het Westen aan de opstanden in China vastknoopt, is uit zichzelf dus al dwaas. Deze mensen zijn in feite nog steeds ‑ al lijkt het er niet erg op ‑ de oude filosofen. Die oude filosofen waren ook zeer strijdvaardig. Lao Tse is verbannen geweest van het hof en heeft zelfs een tijd buiten de erkende provincies gewoond om de doodeenvoudige reden, dat hij een opstandeling was; en dat komt vandaag nog voor. De Chinees is niet zo kalm en gesloten als men pleegt te denken. Hij kan veel hartstochtelijker zijn dan menig westerling. Hij kan vooral onderling conversaties voeren, waarbij zelfs het vaak geroemde vuur van de Italiaan niet veel meer is dan het sissen van een natte voetzoeker. Indien u dit voor China beziet, kunnen we iets naar het zuiden afzakken.
Aangezien Siberië, ofschoon deel van Azië, zozeer een westers kolonisatiegebied is geworden, dat alleen de Mansjoerij eventueel zou kunnen worden bezien als een afzonderlijk Aziatisch gebied, kunnen we zeggen dat de nomadengewoonten van het volk daar nog steeds voortleven al industrialiseert men, en dat daardoor de ordening veel meer op een belangengemeenschap per groep is gesteld, waarbij de groep niet de leden bindt, maar van leden verwisselt om zichzelf in stand te houden. Dat is eigenlijk het enige. De denkwijzen, de filosofie, zijn verder ongeveer hetzelfde als die van de Chinees, zij het dat men wat minder idealistisch denkt en wat meer let op de penningen; en ook dat is begrijpelijk, want vroeger was dit een terrein van grote rovers.
Als we India beschouwen, dan hebben we te maken met een massa, die men niet helemaal goed kan begrijpen. Een massa, die heel sterk in standen is verdeeld, waarbij de welvaart van de een en de armoede van de ander kunnen samengaan, zonder dat de rijke de arme minder acht, of omgekeerd, de arme de rijkere noodzakelijk meer behoeft te achten. Hier is de relatie een zuiver persoonlijke. De rijke, die voor de arme zorgt, zonder zijn rijkdom te verliezen, is een wijs man. Hij moet dus geëerd worden. De rijke, die zoveel van zijn rijkdom weggeeft dat hij zelf armer wordt, is een dwaas, ook in de ogen van degenen, die hij geschenken geeft.
Hier ligt op de achtergrond de hindoe-leer (het kastensysteem), dat misschien officieel is uitgebannen, maar dat ook de mentaliteit van het volk sterk heeft beïnvloed. We hebben hier te doen met een wereld, waarin de goden voortdurend op aarde leven. Een wereld, waarin de goden (of de Boeddha, want boeddhisten vinden we er veel, zoals u weet) in feite vlakbij zijn. Het ingrijpen van de hogere machten is zo natuurlijk, dat een zich ertegen verzetten ergens een dwaasheid is. Als deze krachten een landstreek met hongersnood slaan, dan is daar een reden voor, waartegen men zich eigenlijk niet wil verzetten. Als anderen zich daartegen gaan verzetten, dan laat men het angstig toe en hoopt, dat er niet te veel kwaad van zal komen, want die goden zouden boos kunnen worden. Alweer iets wat het Westen niet helemaal kan begrijpen. Het Westen maakt zich druk over ideeën van heilige koeien en heilige ratten en zegt, dat ze de economie schaden. Dat kan zijn, maar de verbondenheid met de natuur van voorheen is in die massa’s nog ergens blijven bestaan. De verbondenheid met de goden, met de geesten van de voorvaderen, die overal geïncarneerd doorleven, is nu eenmaal een behoefte. En als men daar een nieuwe economie wil gaan opbouwen, dan kan men dit nooit doen door het volk deze eigenschappen eenvoudig te ontnemen.
Men zal moeten begrijpen, dat het omkoopgeld in India belangrijk maar ook natuurlijk is. Als iemand iets voor je gaat kopen, dan legt hij rustig 10 % op de aankoopprijs erbij, dat is heel natuurlijk. Die paar anna’s meer voor hem, dat hoort er zo bij. Dan is hij een eerlijk man, want hij doet iets voor u en daarvoor bent u hem iets verschuldigd. Ook al betaalt u hem om dat te doen, dan is de daad op zichzelf iets, wat voor een handig man beloning meebrengt. Ook die mentaliteit zal uit de aard der zaak voor de westerling onaanvaardbaar zijn.
Ik wil nu niet wijzen op Indonesië waar de situatie weer enigszins anders ligt, ofschoon ook daar de omkoopbaarheid van ambtenaren bijna spreekwoordelijk is en de noodzaak om steeds weer met flinke fooien te werken voor een ieder, die er ooit is geweest, bekend zal zijn, want hier hebben we weer te maken met de onmogelijkheid om van je vaste inkomen te leven.
We gaan nog even terug naar India. In India is de godsdienst het directe contact met de godheid. Dat directe contact kun je zelf vinden, zoals de heilige mannen, de yogi’s, de fakirs misschien ook (ofschoon de laatsten meestal pretenderen zoiets te doen) in een soort trancetoestand communiceren met het Al. Deze communicatie is normaal. Wanneer u in een gezin in India als gast komt en u zegt: “Ik wil alleen zijn, ik wil mediteren,”, dan zal iedereen u zonder meer respecteren en niemand zal denken; Wat is dat een rare kerel; of; Wat een rare vrouw is dat. Men zal eenvoudig uw taken, indien u taken hebt in die omgeving, zolang voor u waarnemen, opdat u uw geestelijke behoefte zelf kunt vervullen en u dit innerlijk contact kunt vinden waaruit u in feite leeft.
Het westers materialisme heeft hierop natuurlijk invloed, dat is begrijpelijk. Want elke mens heeft graag bezit, maar de achtergrond van dit contact met het hogere blijft een rol spelen, die veel groter is dan men beseft, zeker in het Westen. Want als je rijk bent, maar je kunt niet in jezelf keren en in jezelf tot rust komen, kracht en vrede vinden, dan leef je niet, volgens velen, althans in India. U zult begrijpen, dat ook hier de godsdienstigheid eigenlijk weer een uitdrukking is van het eigen wezen. En die uitdrukking mag aangepast zijn aan de moderne tijd, maar zij kan niet worden verloochend ter wille van de moderne tijd.
In Pakistan vinden we hetzelfde. Zeker, hier heerst de Islam, maar wie de islamieten van Pakistan kent, weet hoe zij naast de werkelijke godsdienst die Mohammed verkondigde een groot aantal eigen praktijken hebben, waarvan vele kunnen worden teruggebracht tot de Perzische tijd en misschien verder. De oude Sanskriet‑wijsheden spelen heus niet alleen in India, maar ook in Pakistan een grote rol. Ook hier weer de drang om te bereiken. De godsdienstige achtergrond is een iets andere. Hier ligt de geest van de strijd veel sterker op de voorgrond dan in India. In India kan de massa losbarsten in verontwaardiging. In Pakistan organiseert de massa zich en gaat op een heilige oorlog.
Een laatste punt nog om af te ronden buiten Indonesië om: Japan. In Japan is de achtergrond eigenlijk de heldensage. Japan leefde in de tijd, dat het Westen daar invloed begon te krijgen en directe toegang had, dank zij Amerikaanse kanonneerboten in een riddertijdperk. De Daimo’s hadden legenden, overleveringen en ook praktijken, die ons doen denken aan de Tafelronde van koning Arthur. Het geloof aan spoken en heksen was er levendiger dan in de vroege middeleeuwen in Europa. Deze dingen kun je niet verdringen. Zeker, de vossen zijn misschien niet meer actief in de duistere wouden en de watergeesten zweven niet meer in de nevels door de kustbossen, en op de bergen wonen misschien geen goden meer, maar de verbondenheid met deze krachten van de natuur en de afhankelijkheid ervan is blijven bestaan, ook in de grote steden. Zelfs in steden als Tokio ziet u bij veel mensen de hang om de buitenwereld terug te vinden; en er zijn ‑ verbaas u niet ‑ midden in de stad gelegenheden gemaakt waar u aan bergbeklimmen kunt doen, waar u kunt skilopen, ja zelfs waar u desnoods binnenshuis kunt vissen, waar u in een kanaaltje met kunstmatige golfslag kunt varen, enz..
De achtergrond is hier de ridderlijkheid en daarmee niet alleen het aanzien in de ogen van anderen, maar vooral het inherente zelfrespect. Het respect voor jezelf, het erkennen van je waardigheid en het waarmaken van wat je meent te zijn. Hier spelen vele godsdiensten op de achtergrond een rol. Maar ik geloof, dat wij er twee mogen noemen als de belangrijkste n.l.: het shintoïsme, dat ook weer een groot gedeelte van de confusiaanse filosofie in zich heeft opgenomen en het Zen‑boeddhisme, waarin wij naast de boeddhistische stellingen veel terugvinden van de verschillende yoga‑leringen, van bepaalde geheimleren en wederom van de Chinese filosofie.
Dit volk kan produceren, omdat de productie, het maken van een product dat aanvaardbaar is, iets is als de slag tegen een draak. Degene, die een nieuwe auto ontwerpt, is een St. Joris, die uittrekt om de draak van de concurrentie te overwinnen. De eenvoudige man, die u door zijn hoffelijkheid maar ook door u duidelijk te maken waar u staat, want zo beleefd als u denkt is men ook weer niet, a.h.w. een eigen plaats geeft in de gemeenschap, doet dit niet voor u. Hij doet het voor zichzelf. Zijn beleefdheid, zijn dienstvaardigheid is de uitdrukking van zijn persoonlijkheid; en zijn onachtzaamheid tegenover u, indien hij niets met u te maken heeft of vindt dat u hem onwaardig behandelt, vloeit eenvoudig voort uit het feit dat hij u dan in wezen veracht. Indien hij zijn taak dan toch nog verder uitvoert, is dat alleen omdat hij door in zijn taak te falen zichzelf zou moeten verachten.
Dit zijn dan, kort omschreven, de landen van het Oosten. U begrijpt, er is veel meer van te zeggen. Deze landen ontwaken. Goed, maar kan dat ontwaken ooit plaats vinden op bv. christelijke wijze? Dat is niet denkbaar. Het christendom brengt een offerleer, die in een bepaalde versie misschien aanvaardbaar zou zijn, maar de westerse nadruk op de godsdienstelementen maakt het zeer moeilijk voor zowel de Japanners als de Indiërs, de Chinezen, de Pakistani om te aanvaarden. Hier zijn elementen, die zo vreemd zijn aan het wezen, dat men met de idee van de verlossing niet kan werken. Wat het Oosten nodig heeft is iets, waardoor je jezelf a.h.w. kunt testen. Iets, waardoor je je plaats in de kosmos kunt veranderen. Iets, waardoor je je innerlijk wezen kunt veranderen. Het christendom kan daaraan niet voldoen. Elke maatschappij, die van het christendom uitgaat in zijn benadering van deze landen, zal falen.
Is er dan misschien de mogelijkheid om een godsdienst te vinden, die voor Oost en West gezamenlijk kan gelden?
Alweer geloof ik dat hier die mogelijkheid niet zo groot is, want het Westen beleeft zijn godsdienst als uiterlijkheid, neem me niet kwalijk dat ik het zeg. Het zijn uiterlijke dingen, die met een betrekkelijk simpele aanvaarding gepaard plegen te gaan. Alle gedragsnormen uit de godsdienst zijn gebaseerd op een eenvoudige waarheid: “Ik wil in de hemel komen en niet in de hel en daarom moet ik zo handelen en daarom moet een ander ook zo doen en niet anders.”
Doch de oosterling denkt er heel anders over. Hij heeft behoefte aan de uiterlijkheid, dat is waar. Maar voor hem is de godsdienstige plechtigheid ofwel een persoonlijke toewijding die niets meer te maken heeft met de ander en waarvoor hij dan van die ander geen stilte of een meedoen verlangt, maar waarvan hij alleen verlangt dat hij zich daaraan kan schenken, dat hij kan beleven,, dan wel hij heeft behoefte aan de dichterlijkheid van een vertoning, waardoor in hem de gedachten worden wakker geroepen, die hij dan later voor zich en vanuit zich overweegt. Kijk, en dat kun je niet in een gewone godsdienst geven. De behoefte aan godsdienst kan in het Oosten alleen worden vervuld door bv. een godsdienst, die direct met het spiritisme in verband staat. Een godsdienst, die paranormale genezing geeft die sociale status verleent, die geestelijke raad geeft, maar je ook de kans biedt om zelf meer te worden. Een godsdienst, die de openbaring van wijzen en voorvaders geeft, zou een rol kunnen spelen. We zien daarvan verschillende aspecten.
In Japan zijn enkele cultussen (sekten) ontstaan, vaak zelfs met honderdduizenden of miljoenen aanhangers, die eerlijk gezegd meer vat hebben op hun gelovigen dan alle godsdiensten, zelfs het shintoïsme bij elkaar.
In India ‑ en wat dat betreft ook in Thailand e.d. staten ‑ hebben bepaalde zelfs militante godsdiensten bestaan, die zelfs onder hun goden of profeten ook westerlingen rekenden als Victor Hugo. Er is behoefte aan een bewijs; en dan niet alleen het bewijs in feite, maar vooral het innerlijk bewijs, dat je zelf iets bent.
Het zal u duidelijk zijn, dat hier de vraag: “Is of wel of niet een God?” steeds minder een rol gaat spelen. De vraag, die een rol speelt is: “Wat ben ik zelf?” Juist nu men ontwaakt na een lange sociale verstarring en begint te streven (met vakbonden, met industrialisering, planning en projecten), wordt die behoefte groter. Een godsdienst zou volgens mij voor Azië praktisch altijd voortkomen uit een inwijdingsgedachte, een inwijdingsleer. Wijsheid, innerlijk begrip, innerlijke status, is het belangrijkst. Dan zouden de oude inwijdingswegen misschien weer open moeten gaan. Maar die oude inwijdingswegen leren je afstand te doen van bezit; en dat kan niet in een moderne maatschappij.
In die oude, betrekkelijk stationaire gemeenschap was er voor de zwervende heilige veel meer plaats dan in de jachtige tijd van heden. De priester had een veel grotere rol en een veel groter aanzien toen hij zich nog kon beperken tot wijsgerige en godsdienstige problemen. Nu hij tevens ingenieur, officier of dokter is, is dat aanzien veranderd. Zijn rang blijft bestaan. Ik stel daarom voor Azië ’t volgende; Het ontwaken van Azië heeft geleid tot chaotische toestanden, waarin echter langzaam maar zeker nieuwe versies van de oude, in het volk verankerde praktijken en geloofsnormen zijn terug te vinden. Het is duidelijk, dat een aanpassing aan het Westen, althans qua levenstempo en milieubeheersing noodzakelijk is. Maar tevens zal het dan noodzakelijk zijn te beantwoorden aan de innerlijke statusbehoefte.
De oude inwijdingswegen zijn niet meer voldoende. Maar de oude filosofieën en de oude inwijdingswegen kunnen worden omgebogen tot wijsheden en waarheden, die praktisch bruikbaar zijn in het dagelijks leven, waardoor men innerlijk een gevoel van verbondenheid met het andere kan verwerven en men ten slotte in staat zal zijn zelf meer te presteren en naar buiten toe meer te betekenen. Ik meen, dat het ontwakende Oosten binnen niet al te lange tijd vorm zal geven aan nieuwe esoterische en wijsgerige, gedachtegangen, die voor het Westen weliswaar onbegrijpelijk zijn, vooral voor een praktische implicatie, maar die evenwel de hergeboorte vormen van de oude inwijdingsleren van het oude magische contact tussen de mens en datgene, wat buiten de menselijke wereld leeft.
U zult gemerkt hebben, dat ik Indonesië niet heb genoemd. Ik heb dat niet gedaan, omdat enerzijds Nederland sterk met Indonesië verbonden is en er ook grote invloed heeft gehad; anderzijds omdat de toestand van Indonesië juist in deze tijd niet stabiel is. U weet allen hoe Indonesië vrij is geworden. Misschien heeft u ook enig begrip voor hetgeen daaraan vooraf is gegaan: de behoefte om gelijke te zijn, de behoefte om op te klimmen van de status van de mindere, zelfs als je capaciteiten hebt, tot de status van de beslissende. Deze statuszoekerij vindt bijna door heel Indonesië plaats, overal. Een ieder is er min of meer bij betrokken; en heel wat rampokpartijen zijn niet alleen door nood, maar ook door statusbehoefte ingegeven.
De projecten, die verwezenlijkt werden en nog worden in Indonesië zijn voor een groot gedeelte statusprojecten. Het is natuurlijk mooi, dat men het analfabetisme aan het uitroeien is, maar het leren lezen is status. Het is een bereiken van waardigheid, van aanzien; niet alleen maar het verwerven van de nuttige kennis.
Wie dit begrijpt en ook nog begrijpt hoe met alle bindingen de zedelijke samenhang van de Indonesische maatschappij een andere is dan die van het Westen, kan misschien ook begrijpen dat juist de godsdiensten zich in een land als Indonesië in deze tijd zeer sterk moeten uitkristalliseren. Wij krijgen toenemende tegenstellingen tussen islam, christendom, boeddhisme, hindoeïsme, kortom tussen al die verschillende denkwijzen die er bestaan. Hierbij grijpt men terug naar de groep, zoals men vroeger staten vormde. Bendevorming is normaal. Studenten, die optreden om iets te bereiken, doen dat niet alleen, omdat ze het niet eens zijn met het gezag. Zij doen het vooral om te laten merken, dat zij als student een gezag hebben, dat zij iemand zijn. Dat klinkt allemaal natuurlijk overdreven en misschien wat dwaas in uw oren.
Maar dit Indonesië is altijd een smeltketel geweest van vele gedachten; en dat is ook begrijpelijk. Dit eilandenrijk omvat eigenlijk van alles. Je hebt er de primitieve zwervers in de bossen. Je hebt er de mensen, die in gemeenschapshuizen wonen, bij wie de gemeenschap, de grote familie a.h.w. het enige van belang is op aarde. Je hebt er de groepen met een zeer sterke familiehiërarchie en daarnaast ook de groepen van de ingeslagenen. Deze groepen tot eenheid brengen is onmogelijk. Een filosofie ontwikkelen, die hen allen kan verenigen, is ook niet mogelijk. Dat heeft zelfs onze vriend Soekarno bewezen met zijn 5 waarden die hij wilde versmelten. Ook dat was onmogelijk. De behoefte aan status zal daarom ‑ juist in Indonesië ‑ in het begin vaak sterk materialistisch zijn.
Ook het idealisme heeft een materiële inslag en grijpt naar aanzien, naar belangrijkheid, veel meer nog dan in de andere landen van Azië. Wat men wel kan zeggen, is dat het gevoel voor magie (de betovering) steeds sterker wordt. Naarmate men door de maatschappij meer wordt ontgoocheld, grijpt men terug naar het magische. Daarom signaleer ik vooral voor Indonesië een terugkeer naar het magisch denken, in het bijzonder het natuur‑magisch denken, dat zelfs b.v. islamitische en christelijke groepen zeer sterk heeft beïnvloed in het verleden en naar ik meen zowel in de islam als in het christendom en ook in het boeddhisme typische wijzigingen tot stand heeft gebracht. Ik mag wel aannemen, dat ik hiermee Azië voldoende heb behandeld.
Ik zou natuurlijk nog kunnen spreken over Korea en over problemen als Vietnam. Ik zou misschien kunnen spreken zelfs over Turkije, maar voor mijn doel heb ik toch voldoende ontleed.
Het Oosten is eens de bron geweest van de denkwijzen, die het westers denken hebben bepaald. In de leer van Jezus vinden wij een aantal gelijkenissen en gezegden terug, die wij ‑ en naar men zegt van vroegere datum ‑ ook terugvinden in India en Perzië. Wij vinden in de wijslieden van de Griekse filosofie vaak zeer sterke oosterse invloeden. De school van Alexandrië, die heus niet alleen Egyptische en pythagorese wijsheden bevatte, heeft eigenlijk de gehele Bhagavad‑gita en al die andere geschriften in het Westen geïntroduceerd; en dat niet alleen, maar ook deel gemaakt van een westerse filosofie.
Men heeft in die tijd gezegd: Ex Orient lux”. Ik geloof niet, dat dat helemaal waar is, want een denkbeeld op zichzelf is waardeloos, tenzij men er voor zichzelf een betekenis in weet te vinden. Het is de interpretatie, niet de wijsheid op zich, die de waarde ervan bepaalt. Maar ik geloof wel, dat dit Oosten met zijn filosofische inslag, met zijn totaal ander begrip voor levenswaarden, voor belangrijkheid van bestaan, zijn totaal andere visie ook op eigen rechten en mogelijkheden in de maatschappij, er niet aan kan ontkomen om niet alleen voor zichzelf nieuwe godsdiensten te stichten en een nieuwe inwijdingsweg, maar ook om een nieuwe praxis te vinden; een gemeenschap die dat kan niet anders, zal afwijken van het westers denken.
Niet voor niets is er nu een groot verschil aan te wijzen tussen het z.g. Leninistisch‑marxistisch denken van het Oosten en het verkeerd wel eens als stalinistisch beschouwd maoïstisch‑marxisme dat Azië op het ogenblik beheerst. Hier speelt de mentaliteit een rol.
De inwijdingsgang van de oosterling is altijd het verwerven van kennis. De honger naar kennis zal steeds groter worden. De toewijding, waarmee men gaat leren en studeren (met de meest beperkte middelen desnoods), is voor de westerling niet denkbaar. Het is de behoefte van weten, van erkennen, van bereiken, van het stijgen in jezelf, het meer waard worden. De innerlijke kracht van het Oosten is daarom veel groter dan men beseft. Men laat zich misschien door de manieren bedriegen.
Die innerlijke kracht zal zich echter op den duur moeten kristalliseren in denkbeelden, die de oude geschriften a.h.w. in nieuwe termen vertalen; maar meer nog: die de plaats van de mens in de maatschappij weer gaan bepalen. Want vergeet één ding niet: U streeft in het Westen naar een maatschappij zonder standen. Het Oosten streeft vanuit zich naar een maatschappij met standen. Maar de stand moet worden losgemaakt van geboorte en milieu en zij moet worden gebonden aan bereiking. Dit heeft men in het boeddhisme reeds willen doen. Deze denkwijze neemt hand over hand toe. Deze bestreving ‑ ongeacht de achtergrond, de taal die men gebruikt om dit uit te drukken ‑ is overal aanwezig. De mens moet dan ook gaan door de diepten van zijn wezen. De oosterling zal door de diepten van wanhoop gaan, maar juist zijn taaiheid (niet te verwarren met de “blague” die in het Westen voor moed doorgaat), zal volgens mij leiden tot een innerlijke hergeboorte van een aanmerkelijk deel van het Oosten
Nu heeft aan de wieg van dit tot ontwaken komend Oosten een aantal illustere figuren gestaan. In de tijd van de eerste grote revoluties tussen 1850 en 1900 waren er een aantal Grootmeesters, die ‑ vaak opererend vanuit de bergen -inwijdingen hebben gegeven. Er zijn brahmanen geweest, die ‑ zich losmakende van oude opvattingen en gebruiken ‑ kwamen tot een totaal nieuwe interpretatie van de oude wijsheden. Er waren geestelijke Meesters en profeten, die overal rondtrokken, zoals eens de Boeddha en zijn leerlingen misschien hebben gedaan. Zij allen tezamen hebben dus een achtergrond van handelen geschapen, maar ook van besef. Juist als de wanhoop je confronteert met jezelf, is er iets waarnaar je kunt grijpen; iets, wat niet alleen maar een denkwijze is, maar een beleving.
In latere tijd heeft een Wereldleraar, vooral in het zuidelijk deel van Azië, het zijne ertoe bijgedragen om vorm te geven aan de denkbeelden van vrijheid, maar ook van verantwoordelijkheid om te leren, dat je de vernieuwing niet moet verwerpen, maar dat je haar moet inpassen in je wezen.
Ik geloof, dat de oosterse mens, die loskomt uit deze innerlijke vereenzaming, deze wanhoop, voor een deel bereid zal zijn oude banden (als die van familie e.d.) wat losser te maken. Maar ik geloof ook, dat zij daarvoor in de plaats een nieuwe methode van verbondenheid gaat stellen: de verbondenheid met de machine, met het product; en onder product moet u ook het landbouwproduct verstaan.
Waar de westerling met zijn laboratoria werkt, gaat de oosterling werken met zijn begrip, zijn gevoel van eenheid. En uit dit gevoel van eenheid plus zijn innerlijke kracht, die ik u helaas niet kan beschrijven of ik moet weer de sprookjes gaan vertellen over het hypnotisch vermogen van bepaalde oosterlingen, de vreemde affiniteit voor slangen van slangenbezweerders e.d.. Maar deze gaven, deze eigenschappen zullen het Oosten in staat stellen de wereld om te vormen; maar dan met een idee.
Zeker, de heilige koeien van India zullen wel langzaam verdwijnen, maar daarvoor in de plaats komt toch iets anders. Geen heilige koe misschien, maar wel een veesoort, die aangepast is aan de behoefte van het volk, die gelijktijdig iets van de geest van het volk uitdrukt en waarschijnlijk veel intelligenter zal zijn dan alle heilige koeien van nu en gisteren. Wat overigens geen wonder is.
U heeft in Nederland ook een hele hoop heilige koeien. Dat zijn de grootste stommiteiten, die u dan als cultureel bezit pleegt te behoeden en te vereren; dus daarover behoeven we ons niet te verbazen. Zoals bv. in de landbouw. Er zijn mensen geweest, die hebben gezegd: Graan kan reageren op geluid. Het Westen heeft eerst gelachen. Daarna heeft het gezegd: Nou ja, het is een theorie. Op de achtergrond ligt ergens nog de overlevering van Krishna, de fluitspeler: vruchtbaarheid, die met een mantram (een geluid) kan worden bereikt. Je persoonlijkheid, die je aan het gewas kunt opleggen, je gedachten, die je kunt opleggen aan het lagere leven, die spelen een rol. Die rol, dat kan ik u verzekeren, is op het ogenblik al tamelijk groot.
Al hoort u er misschien weinig van (want reclame maken voor zichzelf hebben die mensen nog niet geleerd en zullen ze hopelijk niet leren), maar er worden met volgens u onvolkomen en zeer bescheiden middelen wonderen gedaan. Geneeskundig onderzoek van de mens en de menselijke psyche, biologie, biochemie, landbouw, veeteelt ondergaan wonderlijke ontwikkelingen. Indien u zich dat nu gaat realiseren als de uiting van een innerlijke ontwikkeling, dan kunt u misschien begrijpen waarom mijn uitspraak is: Wanneer het Oosten geheel ontwaakt is, zal het zijn ziel in de dingen leggen en daardoor machtiger zijn dan het Westen, maar zijn macht beter gebruiken.
Ik weet niet, of ik daar nog veel aan moet toevoegen. Ik wil alleen nog de aandacht vestigen op een aspect, waarover ook in het Westen niet al te veel bekend is. Dat is n.l. dit.
Er gebeuren in het Oosten op het ogenblik wat men noemt wonderen. Je hoort er weinig van, maar de gedachte aan het mirakel, aan het buitengewone en ook het dragen van een bepaald geluk, een bepaalde weldoende eigenschap door persen en (iets, wat door velen feitelijk wordt ervaren en metterdaad ook wordt beleefd) neemt hand over hand toe. Het magisch denken, dat ik u reeds een klein beetje heb verklaard voor Indonesië, zal ook elders toenemen. Niet als een poging om ten koste van alles je zin te krijgen, maar als een begrip van eenheid met andere krachten.
Ik ben ervan overtuigd, dat het ontwakend Oosten van vandaag de sleutel vormt tot de natuurkrachten als natuurgeesten e.d., die het Westen nog steeds ontkent, maar gelijktijdig misschien ook de Sleutel is naar de werelden na de dood, de vele werelden van het Rad. Hier wordt iets geboren, dat de komende eeuwen mede gaat bepalen, ja misschien vele millennia zal omvatten: het in jezelf een‑zijn met de dingen en daardoor het uitgrijpen boven de uiterlijke vormen en waarden der dingen.
De belangrijkheid daarvan zal in het Westen lang worden ontkend. Misschien zullen de Amerikanen het eerst op de maan zijn en de Russen het eerst landen op Mars, maar ik meen dat de mensen van India en China voor het eerst zullen doordringen tot dat geheimzinnig kerngebied van de mens, die ontoegankelijkheid die ziel heet en daarin een kracht zullen aanboren, die voor de wereld belangrijker is dan alle ruimtereizen bij elkaar.
Sta mij toe nog een paar opmerkingen te maken.
Azië is niet geheimzinnig. Het is alleen geheimzinnig, omdat u vanuit uw denkwijze en mentaliteit dit Azië niet kunt begrijpen. De processen van een ontwakend Azië zijn interessant en belangrijk, stoffelijk zowel als geestelijk. Vergis u echter niet. Deze processen hebben door de tijden heen altijd plaatsgevonden. Wanneer Azië zo dadelijk is ontwaakt, is Afrika aan de beurt. Afrika heeft op het ogenblik de groeistuipjes in de slaap, maar het zal wakker worden. Er is een proces, waarbij het centrum van ontwikkeling zich voort durend verplaatst van de een naar de ander. Dat is begrijpelijk. Want degene, die eenmaal iets heeft bereikt, is er zo trots op dat hij er geen afstand van kan doen. Hij blijft zich dan aan uiterlijkheden vastklampen, die hun innerlijke betekenis en waarde allang hebben verloren. Dat is in Azië het geval geweest, maar de omstandigheden dwingen de Aziaten om die waarden nu opnieuw te bezien. Verwacht geen Mongolenstorm, geen geel gevaar in de oude zin van het woord. Daarvoor is het geen tijd en bovendien bestaat er daartoe eigenlijk ook geen noodzaak, tenzij het Westen die zelf schept. Wat u wel goed zult moeten onthouden is dit;
Azië is door u altijd bezien als een gebied met een groot verleden en voor de rest iets, dat hulpbehoevend is. Vergis u daarin niet. Azië herwint zeer snel zijn krachten op elk terrein; en u, die nog steeds graag terugzoekt in de oude wijsheden van Azië, zult tot uw verbazing moeten ontdekken, dat de nieuwe wijsheden van Azië wel eens veel meer waard kunnen zijn dan al het oude, want het is tijd voor ontwikkeling en voor groei geworden. Indien u in staat bent die groei te beseffen ‑ ook al kunt u de achtergronden niet helemaal begrijpen ‑ indien u ziet dat dit alles leeft, dan en dan alleen kunt u als westerling meekomen. Juist het gevoel van meerwaardigheid dat het Westen ondanks alles voortdurend heeft, brengt het in het nadeel. Aan de ene kant volkeren bevrijden, aan de andere kant hen beschouwen als onbeschaafden, die je moet ontwikkelen, is voor die volkeren kwetsend en voor jezelf levensgevaarlijk. Al te veel heeft men die houding nog ten aanzien van Azië. Velen trachten de problemen daar te verhelpen, zoals ze eens borstrokjes hebben gebreid voor de negerkindertjes.
Wat nodig is, is een erkenning van gelijkwaardigheid, niet een aalmoes. Wat nodig is, is niet het begrijpen van de volksziel, want dat kun je niet, maar een begrip voor de noodzaak van een eigen ontwikkeling, die u niet kunt domineren; ook niet als u er 10.000 verschillende groepen ambtenaren, werkers e.d. neerzet.
U kunt Azië niet bedwingen. U kunt Azië zelfs niet leiden. Maar indien u Azië kunt helpen zijn oude vruchtbaarheid geestelijk te hervinden, dan zult u er ook zelf de vruchten van plukken. Ik geloof niet, dat er veel meer over te zeggen is.
Tibet is een legende, die heeft afgedaan. De Karakorums zijn van een gewijd gebied, waar de goden leefden, geworden tot een uitdaging aan verschillende bergbeklimmers. De top van de Himalaya’s is in plaats van een deel van de hemel zo langzaam maar zeker een gevaarlijke ijswoestijn geworden waar je zuurstof nodig hebt. Maar dat wil niet zeggen, dat de waarden, die men er eens projecteerde, teloor zijn gegaan. Dat wil ook niet zeggen, dat de stoffelijke representanten, die zich elders bevinden de enige werkelijke waarden zijn.
Veel van wat er gegroeid is in Azië kon alleen daar groeien, juist door het volk. Het volk, aan de ene kant zo driftig, zo hartstochtelijk, aan de andere kant ook weer zo zachtmoedig en ergens zoekend naar betekenis en waarde. Dit Azië zult u in de toekomst ontmoeten. Doe dat met respect. De leringen van dit Azië zult u ook ontmoeten, vaak in bijna absurde vormgeving. Lach er niet om. Het heeft kracht en betekenis.
Tracht vooral niet uzelf op te leggen aan het Oosten, of uzelf te maken tot een pseudo‑oosterling. Beide dingen zijn onmogelijk, maar begrijp dat u ‑ uw eigen weg gaande ‑ in het oosten begrip kunt vinden, indien u begrip wilt tonen voor het Oosten, ook toegevende dat u het niet helemaal begrijpt.