uit de cursus ‘Inleiding tot de esoterische magie’ 1961-1962
Het principe van de esoterische magie.
Wij hebben in de afgelopen cursus getracht verschillende principes van esoterisch‑magische geaardheid te behandelen Het is echter noodzakelijk, dat wij ‑ voor wij dit geheel afsluiten ‑ eerst nog eens de esoterische magie zelf bezien, Zij berust nl. op een aantal stelregels die de doorsneemens vaak over het hoofd pleegt te zien Allereerst zijn er dan de regels die met de mens zelf te maken hebben. Deze vormen a.h.w. het esoterische deel van dit geheel.
Ten eerste: Gij zijt zelf en gij leeft zelf. Gij zijt deel van God en van de goddelijke Kracht. Al wat bestaat, al wat kenbaar is, is eveneens deel van de goddelijke Kracht. Zo gij de God in u erkent en Hem in u erkennend Zijn kracht uit, maar deze niet voor uzelf zoekend, zo zult gij uit uzelf de goddelijke Kracht zien stromen met al overweldigend vermogen en met aloverweldigende resultaten.
Ten tweede: Er wordt gesteld: De wijze weet wat hij vreest en overwint de vrees. Zo verkrijgt hij macht over zichzelf en daardoor over al dat hem zou kunnen bedreigen. De dwaas vreest niet, omdat hij het gevaar niet kent en gaat ondergaan zijn onvermogen tot erkenning.
Eenieder, die in de wereld leeft, moet goed erkennen wat zijn persoonlijke eigenschappen zijn. Uw eigen wezen, uw eigen mentaliteit, uw eigen geestelijk gehalte zowel als uw stoffelijke mogelijkheden, vormen tezamen uw mogelijkheid. Dit alles bepaalt, wat voor u gevaarlijk en wat voor u gunstig is. Slechts een mens, die zichzelf redelijk zuiver leert kennen, zal in staat zijn een besluit te nemen Hij zal in staat zijn dit besluit door te voeren want hij wordt niet door zichzelf verraden en zal – wetend wat de gevaren zijn en daarop voorbereid ‑ ze niet vrezen. Alle magie, maar ook alle bereiking in hogere sferen, berust op eerlijke zelfkennis en een juist gebruik daarvan.
Ten derde: In elke mens bestaan bepaalde harmonische mogelijkheden. Gij zult met bepaalde delen van de goddelijke Kracht sneller één zijn; gij zult deze juister aanvoelen dan andere. Het heeft geen zin een bepaald deel van het Goddelijke na te jagen of te zoeken, want gij zult dit zelden of nooit bereiken. Maar wat werkelijk in u leeft, wat ge werkelijk denkt en gelooft wat uw wezen a.h.w., voortstuwt, zal altijd ergens in de kosmos een harmonische kracht wekken. Streef eerst deze harmonie zo goed en zo volledig ge kunt na; gij zult dan uzelf beter leren kennen en uit deze harmonie zult gij reeds kracht en vermogens verwerven.
In deze drie punten ligt de reden van het esoterisch streven. Want geloof mij vrienden, alleen te streven naar zelfkennis zonder meer heeft geen zin. Alles moet een praktische waarde, een praktische betekenis hebben. Het heeft geen zin uit te roepen: Ik ben mij van mijzelf en mijn God bewust, indien gij gelijktijdig de slaaf zijt van uw onvermogen.
Het heeft geen zin uit te roepen: “Ik ken God in mijzelf” terwijl gij gelijktijdig geketend zijt aan een wereld die ge niet kunt beheersen.
Esoterie is het innerlijk pad, de innerlijke weg, die men gaat om tot besef van God te komen, dat is waar. Het is een poging uzelf te leren kennen zoals ge zijt; en daardoor de Schepper, zoals Hij voor u bestaat. Maar dat wil nog niet zeggen dat daarmee nu alles af is. De mens die uitroept: “Ik heb esoterisch bereikt, want ik heb mijn God erkent,” heeft in feite niets bereikt.
De Christenen geloven dat de mens is geschapen naar het beeld Gods en naar Diens gelijkenis. Die gelijkenis houdt in het scheppen. Een mens moet kunnen scheppen, hij moet kunnen presteren, hij moet uit zich a.h.w. een uiting scheppen van al wat in hem leeft. Eerst dan is hij een werkelijke mens geworden, eerst dan heeft hij het werkelijke beeld Gods uit zich geopenbaard.
Daarom is esoterie direct verwant aan magie. De grondslag is de samenwerking van het stoffelijke en het geestelijke. De regel is:
Het in jezelf bereiken van het hoogste en het uit jezelf uiten van het hoogste.
Daarom komt de magie vanzelf met haar wetten. De vorige maal hebben wij reeds enkele van die wetten besproken, vooral in meer kosmische zin. Ik zou ze nu nog eens willen samenvatten in enkele korte regels, die eenieder die dit pad wil gaan, duidelijk maken waar zijn mogelijkheden en waar zijn gevaren zijn gelegen.
- Gij zoekt de waarheid. Waarheid is alleen daar, waar zij kenbaar is. Onthoud dit!
- Al wat ik in mij geloof en denk, maar buiten mij niet tot werkelijkheid kan maken, behoort nog niet tot mijn waarheid.
- Elke harmonie, die ik innerlijk voel zonder haar te verwerkelijken, is slechts een schijnbeeld. Elke innerlijk gevoelde harmonie, die tot uitdrukking komt en zo voor mij in mijn wereld zowel als in mijn innerlijk wezen direct heeft bestaan, is echter een bereiking. Alles wat ik bereiken wil, is bereikbaar, indien ik in staat ben om mijn doel volkomen duidelijk te kennen en te omschrijven; de kracht die in mij woont, duidelijk te kennen en ten dele te omschrijven; en met mijn wil, mijn begeren en mijn wensen de kracht in mij bewust te richten op mijn doel.
Het zijn eenvoudige regels, vrienden. Velen zullen zich afvragen, wat voor nut het heeft de magie na te streven. Men zal luid uitroepen: “Ik voel mij niet geroepen om met bovennatuurlijke krachten hier op aarde te werken:” Maar er is praktisch geen mens, die niet op de één of andere manier met deze magie werkt. Hij doet het met zijn eedsformules en met zijn gebed; hij doet het met zijn symbolische handelingen; hij doet het misschien zelfs met het schikken van enkele bloemen in een vaas; en met het zoeken naar een juiste omschrijving van een vriend. Eenieder zoekt naar het magisch element, of hij het wil of niet. Magie is een deel van uw leven, omdat de zuiver redelijke factoren van het leven altijd tekortschieten, als ge uw volle persoonlijkheid wilt openbaren. Zeg dus niet: “Deze magie is niet voor mij bestemd.” Erken dat alle magie die in het leven bestaat, ook voor u bestaat; en dat gij ervan gebruik maakt, hetzij in positieve, hetzij in negatieve zin. Gij kunt dit niet vermijden. Dan is het dus noodzakelijk om ‑ uzelf kennende ‑ de magische gebruiken die op het ogenblik uit gewoonte of instinctmatig worden volvoerd om te zetten in een bewust hanteren, een bewust gebruiken van dezelfde mogelijkheden. We weten dat elk woord kracht heeft. Elke spreuk, elk gebaar, elke concentratie van gedachten kan kracht hebben, als ik er met mijn gehele persoonlijkheid achter sta. Kortom, krachten zijn er te over. Maar krachten hebben eerst zin, indien zij worden gericht op een doel, dat niet nauw met mijzelf is verbonden. Daarom geldt ‑ zeker in de esoterische magie ‑ de regel: Indien ik in het magisch streven slechts mijzelf zoek, ontken ik mijn God in de rest van de wereld; en daardoor zoveel van het Goddelijke in mijzelf dat ik niet feitelijk zal bereiken. Maar daar, waar ik streef voor het geheel en het geheel erken als een deel van de goddelijke schepping, zal ik binnen die schepping worden tot het kernpunt van een goddelijke uiting volgens mijn streven en denken en dit alles in overeenstemming met de kosmische harmonie.
Hier hebt ge, vrienden, weer een eenvoudige stelregel: Zoek niet uzelf, maar zoek God in alle dingen. Dit is geen vroom gezegde. Het is een volkomen reëel gezegde. Wanneer ge de schepping als geheel beziet, is zij een complete harmonie, een volmaaktheid. Zij is het leven van het goddelijke Wezen, geopenbaard in alle delen van de schepping door alle tijden heen. Het zal u dan toch duidelijk zijn dat juist een dergelijke harmonie, waarvan gij deel uitmaakt, beseft moet worden. Dat een dergelijke harmonie altijd hernieuwd moet worden uitgedrukt; en dat gij nooit tot een innerlijke bewustwording kunt komen, als gij die harmonie verwerpt; en dat gij ook, nooit aan het bewust verwerkelijken van bepaalde harmonische werkingen in de schepping kunt toekomen, als gij slechts aan uzelf denkt en niet aan het geheel. Hier hebt ge dus wel het belangrijkste punt.
Nu kan ik mij voorstellen dat men zich afvraagt: Wat hebben wij dan aan cijfers; wat hebben wij aan kabbala; wat hebben wij aan rituele magie?
Vrienden, evenals de esotericus voor zichzelf op den duur een soort kortschrift uitvindt (een aantal woorden, die direct met een ervaring of een emotie verknoopt zijn, zodat hij a.h.w. in zichzelf het leven kort kan omschrijven met ideeën en gedachten die geen ander precies zo begrijpt), zo schept de magiër, de kabbalist, zelfs de mathematicus voor zich een aantal symbolen, waarmee hij ongekende of moeilijk omschrijfbare waarden kan uitdrukken.
Harmonische krachten en waarden kan ik met een simpel teken uitdrukken. Verhoudingen kan ik met cijfers uitdrukken. De eenheid, de harmonie, de onderlinge vervangbaarheid van waarden kan ik in de kabbalistische omzetting tot uiting brengen. Wanneer ik dit alles hanteer en gebruik, dan doe ik dit alleen maar, omdat ik mijzelf binnen dit harmonisch geheel van de schepping goed moet kunnen plaatsen. Ik moet weten waar ik sta.
Wanneer gij in dit stoffelijk leven streeft naar het geestelijk hogere, dan zult ge altijd weer worden geconfronteerd met de mislukking. Want gij kunt niet alleen naar het geestelijk hogere streven en gelijktijdig uw eigen wereld terzijde schuiven. Wanneer ge alleen materialistisch streeft, zult ge precies hetzelfde zien ontstaan. In dat zuiver materialisme ontbreekt dat ene bezielende element, dat elan, dat u tot schepper zou kunnen maken. Alleen daar, waar het geestelijk en het stoffelijke samengaan, komt iets werkelijke tot stand.
Dan moeten wij ook de gehele praktijk van het leven afstellen op de kernwaarde der esoterische magie. Eenvoudig zijn misschien voor u de volgende voorbeelden:
Wanneer ik gebruik maak van de kracht in mij en haar als gedachte uitstraal naar een ander, dan zal ik er toch goed aan doen gelijktijdig door een stoffelijke handeling (al is zij maar symbolisch) aan te duiden, wat ik volbreng. Ik maak het voor mijzelf werkelijk. Wanneer ik grote geestelijke krachten wil ontvangen, dan moet ik mij volledig kunnen voorstellen dat dit geschiedt. Ik zal dus stoffelijk alle maatregelen nemen om voor mij dit ontvangen van krachten, die voor mij niet zichtbaar, maar alleen voelbaar zijn, tot uitdrukking te brengen. Dit kan geschieden door bidden, door mediteren en langs andere wegen. Maar ge zult altijd moeten zorgen, dat ge de kracht in uzelf ervaart en gelijktijdig de aanvaarding buiten u uitdrukt.
Als gij een mens wilt genezen, dan moet ge weten dat ziekte een disharmonie is. Gij moet beseffen dat het herstel van een juist evenwicht ook wanneer dit niet het volmaakte is ‑ genezing brengt. Gij moet weten dat ge de verstoring van dit evenwicht langs vele wegen ‑ stoffelijke zowel als geestelijke ‑ ongedaan kunt maken. Wetend dat gij stoffelijk iets tot stand moet brengen, zult ge ‑ wanneer ge daartoe gerechtigd zijt, overgaan tot het voorschrijven van bv. medicijnen en gelijktijdig het uitstralen van geestelijke kracht. Een van beide is misschien minder werknaam; uw medicijn, zoals ze is voorgeschreven, is misschien alleen maar suggestief. Maar het symbool van genezing in de stof en in de geest bevordert de mogelijkheid tot werkelijke genezing. Als ge spreekt over de noodzaak een goddelijke Kracht te aanvaarden, dan zal uw patiënt niet alleen die goddelijke Kracht moeten aanvaarden als iets zoals hij het wil, maar hij zal het moeten aanvaarden als iets dat uit u voortkomt en dat uw gezag bevestigt. Eerst dan kunt ge werkelijk een genezing tot stand brengen.
Gij wilt voor de mensheid meer betekenen, gij wilt goede gedachten op de wereld stellen; maar dan moet ge ook volgens uw goede gedachten leven. Als gij datgene, wat gij innerlijk beleeft, kunt uitdrukken in uw wereld, dan worden uw gedachten werkelijk delen van het kosmisch bestel. En dan kunnen die gedachten vrede brengen, waar twist is; zij kunnen gezondheid brengen, waar ziekte is; zij kunnen kracht brengen, waar zwakte is; en zelfs licht daar, waar duister heerst. Maar het moet weer een eenheid zijn.
In uzelf zijt gij een beeld van de kosmos. Dit is een deel van een wereld, maar gelijktijdig een wereld in uzelf. Zolang in uw eigen wereld een strijd gaande is, kunt gij de wereld buiten u niet beïnvloeden. Op het ogenblik dat ge echter in uzelf harmonisch bent, bezit gij een zo grote kracht tegenover die buitenwereld, dat ge daardoor het magisch geweld vindt maar gelijktijdig ook de juiste erkenning van uw eigen plaats binnen het geheel: esoterische bewustwording.
Ik geef u een heel eenvoudig beeld. Ik wil mensen helpen. Mensen helpen dient systematisch te gebeuren; d.w.z. het moet redelijk verantwoord zijn. Wanneer ik mijn gedachten alleen concentreer op het helpen van de mens en ik ben daarbij niet eveneens systematisch in mijn stoffelijk handelen, dan zal mijn poging tot helpen verwarrend zijn. Maar als ik a.h.w. mijn geestelijke krachten precies zo richt, zoals ik op een bureau mijn verschillende inkomende en uitgaande poststukken kan ordenen, lezen en overwegen, dan bereik ik resultaat.
Wanneer ik een groot gebaar maak en zeg: “De hele wereld heeft hulp nodig, dus zullen wij helpen,” dan kunt ge niet volstaan met een symbolische handeling. Dan moet ge bereid zijn om desnoods materieel te helpen. Dan eerst zal hetgeen u doet om geestelijk te helpen zijn volle geweld en zijn volle kracht krijgen.
Wat betreft de harmonieën kunnen wij op het volgende wijzen.
Een goddelijke harmonie is een alomvattende. Zij is voor ons echter in de praktijk nog niet bereikbaar. Wij kunnen slechts met een deel van het Goddelijke werkelijk harmonisch zijn. Maar elke waarde die een goddelijke of kosmische harmonie vertegenwoordigt, zal in elke sfeer en wereld bestaan, evengoed als het eigen wezen van de mens. Het is dus niet belangrijk op welk niveau de harmonie wordt bereikt, het is slechts belangrijk dat zij wordt bereikt; en of die harmonie nu stoffelijk ontstaat of op het hoogst‑geestelijke niveau, maakt geen verschil uit. De harmonie op zichzelf is belangrijk, want door die harmonie is er een samen denken, een samenleven en beleven mogelijk met de hoogste kracht.
Als gij met de één of andere kracht (een Heer van Wijsheid bv.) harmonisch kunt zijn, dan ligt die harmonie misschien in het feit van lering geven en lering ontvangen in de stof. Maar daardoor wordt uw wezen beïnvloed; de gedachten hergroeperen zich, de verhoudingen worden juister gerangschikt; gij erkent de volheid van hetgeen in de wereld ligt en gij meent misschien dat gij het zelf zijt, omdat ge de bron niet kent, maar in feite wordt ge uit die harmonie verzadigd met de wijsheid die gij nodig hebt, de wijsheid die aan de kennis pas werkelijk inhoud en zin kan geven.
Zijt ge harmonisch met één van de Heren van Licht, dan wordt dat misschien tot uiting gebracht, doordat ge tracht eenvoudig een ander te helpen: een daad van naastenliefde. Maar plotseling is die harmonie er. Het is alsof er een tinteling in uw wezen is; ge voelt u krachtiger, sterker, opgewekter, vrolijker; en daardoor kunt ge steeds meer helpen. Gij zijt als een onuitputtelijke bron, waaruit steeds meer water opwelt naarmate men meer neemt. En daarin erkent ge niet alleen de vreugde van het bestaan, maar ge realiseert u gelijktijdig iets van het goddelijke Licht, gij beleeft God intenser in uzelf.
Het is eenvoudig. De esoterische magie mag misschien in haar onderdelen hier en daar moeilijk en vermoeiend zijn, in haar werkelijk nut en toepassing is zij de eenvoud zelf; zoals alle grote en goede dingen eenvoudig zin.
Wanneer ge te maken hebt met deze wetenschap (want een wetenschap is het, zowel geestelijk als materieel), ga dan uit van het standpunt dat de eenvoudigste uitdrukking en de eenvoudigste oplossing voor u altijd de beste zijn.
Wanneer ik tot mijzelf zeg; “Ik wil God beleven, maar God spreekt niet,” dan behoeft ge niet te zeggen dat God slaapt. Dan kunt ge alleen zeggen: “Ik kan dit vandaag niet bereiken, laat mij wat anders zoeken.”
Wanneer gij zoekt naar grote wijsheid en uw gedachten ontvlieden u, alsof alle wijsheid en kennis die ge hebt bezeten, zijn als water in een zeef, zeg dan niet tot uzelf: “Ik zal mijzelf dwingen om kennis te gebruiken,” maar vraag u af, of er iets anders is, wat op dat ogenblik wel gedaan kan worden.
Eenvoud is het eerste en belangrijkste punt in elke geestelijke ontwikkeling en zij is ook het criterium van elke stoffelijke ontwikkeling. Maak de zaken niet te gecompliceerd. Want uw perfectionisme op een enkel punt zal het u onmogelijk maken op andere punten verder te werken en de waarheid te zien. Zoek niet voortdurend naar een geheimtaal, een persoonlijke reeks begrippen die ge dan met enkele anderen kunt toepassen en daardoor de wereld buitensluiten. Zoek naar de eenvoudigste en meest bruikbare begrippen die er bestaan en hanteer ze. Want de wereld draagt God in zich. De wereld spreekt tot u, ze leeft voor u, evenals gij leeft voor die wereld en voor die wereld God in u draagt.
Eenvoud, kinderlijke eenvoud is belangrijk. En even belangrijk is ‑ zeker op magisch‑esoterisch terrein ‑ de kinderlijke leergierigheid. Een kind vraagt steeds “waarom”. Waar het u mogelijk is verantwoord “waarom” te vragen, moogt ge dit niet nalaten. Vraag u af, waarom de dingen gebeuren en zeg niet slechts: Ik accepteer ze. Maar vraag u af, waarom gij op een bepaalde wijze reageert en niet op een andere. Zo alleen kunt ge leren omtrent uzelf en de macht die in u en in de wereld rond u schuilt.
Zeg nooit dat gij klein en onmachtig, of groot en machtig zijt. Zeg niet dat ge hoog‑geestelijk of laag‑stoffelijk zijt. Zeg, dat gij mens zijt. Mens‑zijn betekent het hoog‑stoffelijke en het laag‑stoffelijke, het hoog‑geestelijke en het laag‑geestelijke in jezelf dragen en in jezelf tot een zodanige harmonie te brengen, dat daarin een goddelijke uiting en openbaring direct mogelijk is.
Eenzijdigheid betekent de goddelijke openbaring onmogelijk maken. Ge weet dat ge een plaats hebt in de wereld. Die plaats, vrienden, wordt niet door uzelf bepaald. Ze wordt bepaald door omstandigheden buiten uw beheersing; door een kosmisch plan, een schema van vele eeuwen, waarin gij alleen maar een enkel voorbijgaand vluchtig moment zijt. Maar dat moment is voor uw wezen belangrijk, want het vormt uw bewustzijn, het geeft u de mogelijkheid God te erkennen, goddelijke krachten te uiten. Daarom, vraag u niet af wat was en wat wordt. Vraag u af: wat ben ik heden en hoe kan ik dat zo juist mogelijk zijn. Ge zult dan ontdekken dat hier de harmonische waarden een grote rolspelen. Want op het ogenblik dat ge met uw arbeid, met datgene wat ge volbrengen moet, wat uw plaats en taak is, harmonisch zijt, blijkt plotseling uit de gehele wereld een invloed tot u te komen, die het u mogelijk maakt die taak beter, juister en volmaakter te vervullen. Gij herziet voortdurend uw eigen inzichten, maar gelijktijdig groeit gij, innerlijk wordt u dan sterker. Gij vraagt u niet meer af, waar de kracht vandaan komt. Gij zegt: “Dit is mijn taak” en daardoor beschikt gij over een kracht die ge niet krijgt, als ge u afvraagt of u haar kunt volvoeren.
Eenvoud van vertrouwen wordt door velen bespot. Men zegt.: “Wat heb ik eraan op mijn medemensen te vertrouwen, want zij beschamen dit.” Wanneer ik de mens als eenling vertrouw, kan dit waar zijn. Maar als ik de mensheid als geheel vertrouw, is dit onjuist, want de mensheid als geheel is te vertrouwen.
Als ik zeg dat ik op een bepaalde geest, een bepaalde geestelijke leider vertrouw, dan kan deze falen. Maar als ik vertrouw op de geest Gods, geopenbaard door ontelbare kanalen, dan zal deze geest Gods nooit in gebreke blijven. Ze zal altijd juist zijn, ze zal mij helpen en kracht geven. Daarom, bepaal uw harmonie nooit alleen met een enkele geest, een enkel wezen, een enkele leerstelling en een enkele bestreving. Ga uit van wat ge zijt en van de plaats die ge in de wereld hebt. Tracht van daaruit met een zo groot mogelijk deel van de wereld een zo groot mogelijke harmonie te bereiken. Vertrouw daarbij nooit op de enkeling, op het detail maar altijd op het geheel en gij zult ervaren dat ge niet alleen uzelf juister leert kennen, maar dat ge daarnaast ‑ en misschien nog belangrijker ‑ de kracht verwerft, waarmee meer kan worden gedaan dan alleen maar het simpele minimum van de taak.
In elke mens ligt het zaad der volmaaktheid, indien hij zich niet beperkt tot wat hij schijnt te zijn, maar zich laat voeren door het totaal van zijn taak en bestemming, het overlatend aan Gods licht ‑ zoals het zaad aan zon en wind en aarde ‑ om de ontwikkeling te doen ontstaan, die noodzakelijk is.
Ik wil nu ingaan op bepaalde vormen der magie.
Nu wij eenvoud als noodzaak hebben gesteld, komt bij ons onwillekeurig de vraag op, of magie dan eigenlijk niet overbodig ingewikkeld is. Ik wil daarom enkele vergelijkingen maken.
Als ik bij een mens bepaalde gevoelens wil wekken, zal ik mijn woorden met zorg kiezen; en als ik een melodie kan vinden, welke die woorden ondersteunt, zal de werking groter zijn. Dat is een eenvoudige waarheid, die steeds weer blijkt. De Fransen drukken het aardig uit: cest le ton, qui fait la musique.
Hier ligt het principe van de incantatie. Het is uw toon, uw woordkeuze, die ook voor een groter geestelijke waarde bepalend is. Als gij op een gegeven ogenblik tot uw God wilt spreken en gij wilt dat officieel doen, gij wilt Zijn hulp vragen, dan kunt ge natuurlijk zeggen: “God, sta mij bij.” Maar dat is meestal onvoldoende. Gij moet het bewustzijn van God doen meeklinken. En als gij dan tot die God spreekt:
“Gij, allerheiligste en grootste Schepper,
Gij kracht in alle dingen, U vraag ik:
sta, mij bij en help mij.
Zend mij Uw bode Gabriel en Uw strijder Michaël.
Sta mij bij door de veelheid van krachten,
die uit u geboren zijn.
En zeg de geesten mij te beschermen en te dienen.
Want, Heer, Uw wil is in al dezen; en Uw kracht is
in al dezen; en ik tracht slechts Uw taak te volvoeren.
Zo geef mij Uw kracht, geef mij Uw licht en Uw sterkte”
Dan heb ik iets anders gezegd, maar het komt op hetzelfde neer. Mijn formulering heeft nu echter een ander geweld gekregen. Zij spreekt a.h.w. tot mijzelf, zij spreekt tot mijn omgeving, zij stemt het geheel af op een grotere kracht en maakt het zo mogelijk dat krachten, die misschien niet onmiddellijk goddelijk zijn, maar rond u in alle sfeer en wereld ‑ zelfs uw eigene ‑ tot u komen en zich openbaren.
Wanneer gij iets moet onthouden dat buitengewoon lastig is, dan maakt gij een aantekening. Gij maakt een aantekening op uw kalender. Gij schrijft het in een notitieboek, gij schrijft het op een blocnote. En als ge dat een te lang verhaal vindt, dan gebruikt ge steekwoorden; d.w.z. gij zet de hoofdbegrippen neer. Daaruit kunt ge dan weer het geheel reconstrueren.
Wanneer gij een magisch of kosmisch zegel gebruikt, dan doet ge niet anders dan dit. Dan drukt ge kosmische verhoudingen en werkingen uit met eenvoudige lijnen en ge voorziet ze van symbolen, die niets anders zijn dan steekwoorden, opdat ge ‑ het zegel ziende ‑ weten zult: dit is het kosmisch beeld. En eenmaal zo’n zegel, zo’n pentagram getekend hebbend, hebt ge dit in uzelf opgenomen; het symbool leeft in u; en waar dit symbool is, bestaat er harmonie, want uw kennis bezielt datgene, wat ge hebt voortgebracht. De harmonie met het Goddelijke in u is de kracht die door u werkt op uw zegel. Het is eenvoudig, zeer eenvoudig. Maar ge moet begrijpen, hoe het werkt.
Wanneer ge met een offerritueel begint, lijkt dat misschien dwaasheid. Want wat heeft het voor zin een offer te brengen? Waarom zou je vruchten of reukwerken doen verbranden? Waarom zou je allerhande handelingen verrichten; er is immers geen directe reden of zin voor? Dat is volledig waar. Maar op het ogenblik dat het reukwerk, het offer voor u betekenis krijgt. Gij offert bv. als dank de eerste en laatste aar van een oogst, daarmee omvat ge de gehele oogstperiode in uw dank. En dan is de rook die omhooggaat, uw besef van een gehele periode van werken en wachten, de zegen van de Hoogste, de rijkdom die gij gevoelt, de geborgenheid voor de winter.
Wanneer gij eenvoudige gebaren maakt of een symbolische dans uitvoert, dan lijkt het dwaasheid. Maar indien in u datgene leeft, wat ge geestelijk aanvoelt en wilt uitdrukken en voortbrengen, dan hebt ge door die uitbeelding uzelf en uw omgeving een werking geschapen, waarin een groter harmonie, een grotere invloed direct kenbaar is.
Rituele magie lijkt ons vaak dwaasheid. Waarom zou ik mij beroepen op de geesten van de sterren: Waarom zou ik spreken over de astrologische waarden van de loop der planeten? Het lijkt zo dwaas. Maar de magiër weet dat zijn erkennen van bepaalde verhoudingen die verhoudingen voor hem reëel maakt, vooral indien zij ergens bestaan
Gij berekent astrologisch een enkele invloed en er zijn er misschien honderd. Maar deze invloed begrijpt gij, ze is werkzaam voor u en daaraan ontleent u astrologisch inzicht. Ze is misschien ten dele suggestief, maar zij werkt op u in, zij stemt op u af en maakt het u mogelijk contacten te krijgen met andere krachten.
Gij zingt een melodie, gij spreekt een woord, gij maakt een gebaar, gij brengt een offer, gij brandt reukwerk. Het lijkt allemaal onbelangrijk, als de belangrijkheid komt te liggen in ons begrip ervan. Wanneer ik harmonie wil uitdrukken en ik doe dit met een broederkus, dan is dit voor mij het begrip van eenheid, een soort gebondenheid aan een familie, aan een groep. En door dit begrip van gebondenheid aanvaard ik mijn wereld. Maar dan aanvaard ik ook gelijktijdig de geestelijke krachten die erbij zijn.
De mensen maken van magie altijd een toverwerk, zoals zij van esoterie een filosofische bezigheid maken, die niets meer te maken heeft met de wereld en de mensheid. Ik verzeker u, deze dingen zijn volledig nuchter en praktisch bruikbaar: Indien ge weet wat ge wilt volbrengen, indien gij weet wat uw behoefte is en indien gij beseft wat uw plaats en uw taak in de wereld zijn dan zult ge ontdekken dat gij onnoemelijk veel hebt aan deze eenvoudige symbolen; dan zult ge ontdekken dat uw magisch zegel, uw voorwerpje, geladen met kracht, uw uitstraling, uw gedachte, uw meditatie, uw incantatie veel meer vermogen dan redelijk ooit denkbaar is. Want alles leeft in een harmonie; maar die harmonie, daarop moeten wij ons afstemmen.
De ether is vol geruchten van radiostemmen; maar wie van u hoort ze? Eerst wanneer ge afgestemd zijt, hoort u ze.
De kracht Gods is voortdurend rond u in vele vormen: in Tronen, Heerschappijen, in Heersers, in Geni. Zij allen zijn rond u. Maar gij hoort en ziet hen niet, gij aanvaardt hen niet. Gij moet hen kenbaar maken en daartoe stemt ge u af met hulpmiddelen: Dat is magie.
Esoterie is precies hetzelfde. In u leeft God, in u leven alle krachten. Gij zijt deel van alle werelden en sferen, maar ge beseft slechts deze ene wereld. Zo dient gij via processen van meditatie en contemplatie, door zelfonderzoek en begrip voor eigen wezen begrip te krijgen van dat andere wat in u leeft, hoe vaag het ook is. Want zelfs indien het alleen maar een aanvoelen is, dat niet eens met een woord kan worden omschreven, leeft gij opeens in die andere wereld, waarvan ge deel zijt. De krachten, het weten, het bewustzijn ervan, het licht, het Godservaren, komen tot u en zo wordt ge meer uzelf.
Wij besluiten nu deze cursus. Laten wij dan daarvoor de waardige woorden zoeken.
De mens op aarde kent alleen een zeer beperkt deel van zijn werkelijk “ik”. Maar hij is meer. Zijn werkelijk ego omvat zoveel werelden en zoveel tijden, dat de hersenen van een mens ze niet eens alle kunnen omvatten. Zijn werkelijk ego omvat krachten, zo groot als misschien in een ster leven. Zijn werkelijk “ik” is een heerschappij, groter dan die van een vorst over een land, groter dan die van het natuurgeweld of van het eenvoudige leven van de wereld. Zijn “ik” is groot en machtig; want hij is waarlijk een deel van het scheppende maar ook een deel van de Schepper. Hij is schepsel en gelijktijdig Brahma, de Verlichte, de Schepper.
Dit moet worden erkend. De mens moet zijn groter “ik”, zijn ware persoonlijkheid, die voor hem nog verborgen is achter het stoffelijk masker, tot uiting brengen in stof en geest en in alle sferen.
De mens moet leren zichzelf te zijn. En dit leren jezelf te zijn zal je altijd weer voeren naar het esoterische pad van innerlijk onderzoek; naar het gebruik van de macht naar buiten toe: de magie. Want slechts een schepper die zichzelf openbaart, erkent zichzelf. En zo zal het grote ego van de mens hem alleen duidelijk worden, indien hij zichzelf erkent en leeft tegelijkertijd.
Het leven in verscheidene werelden.
Het blijkt, dat velen moeite hebben zich een begrip te vormen van de wijze, waarop men in verscheidene werelden gelijktijdig zou kunnen leven. De grote fout, die men daarbij maakt, is dat men uitgaat van het stoffelijke standpunt, dus van het standpunt: Ik moet stoffelijk redelijk kunnen begrijpen wat er gebeurt. Ik moet mij stoffelijk ervan bewust zijn.
Maar dat is niet helemaal waar. Want een dove kan niet verwachten, dat hij hoort. En als er iets in hem is, dat op het geluid reageert en hij kan zich dat niet als klank voorstellen of tot klank herleiden, dan hoort hij niet. Dus heeft de mens, die in de stof leeft, in verhouding tot zijn totale wezen een bewustzijn dat klein is; en daardoor beseft hij datgene, wat hij in verschillende werelden gelijktijdig misschien tot stand brengt, niet volledig. Ik zal trachten u een eenvoudige voorstelling te geven van de manier, waarop u zich dat enigszins kunt indenken.
U begint in de stof met een zeer eenvoudige handeling. Laten we. Zeggen: u zet thee. Maar dat theezetten is in feite de behoefte iemand goed te doen. Deze behoefte iemand goed te doen verandert a.h.w. de waarde van het geheel; en toch staat u gewoon thee te schenken en u bent zich nergens van bewust. In een wereld, die ongeveer gelijk is aan Zomerland, is echter zo’n gevoel van genegenheid eerder een bloementuil; daar hebt u dus bloemen; nog wat hoger hebt u licht in uw handen. En nog hoger gezien, is er een bepaalde kosmische harmonie, die zozeer aanspreekt in de omgeving, dat uw potje thee of uw bloementuil daar geen licht meer is, maar een gesprek wordt, een uitwisseling van indrukken. Dan zou u dus op vier niveaus gelijktijdig iets doen, maar u bent zich daarvan stoffelijk alleen op het laagste niveau bewust.
Ik heb opzettelijk een zeer eenvoudig voorbeeld genomen, omdat elke complexe reeks handelingen, die over een langere tijd gaat, natuurlijk veel moeilijker is uit te beelden. U hebt misschien weleens de uitdrukking gehoord, dat “de mens op aarde zijn huis in de hemel bouwt”. Dat is wel heel eenvoudig en plastisch gezegd, maar er zit iets waars in. Want alles, wat je hier in de stof doet, doe je gelijktijdig in elke andere sfeer, waarin je bewust kunt leven. Voor sommige mensen is dat maar een enkele wereld. Maar er zijn er ook bij, die negen of tien verschillende geestelijke werelden hebben, waarin ze op een of ander gebied contact hebben. En dat is noodzakelijk.
Nu bent u hier aan het ploeteren, zoals iedere mens dat pleegt te doen. U bent misschien naar uw eigen opvatting niet buitengewoon goed of buitengewoon slecht, maar u gaat eenvoudig verder. In uw gedachten echter leeft daarbij toch wel voortdurend de behoefte om iets goeds te doen. Het resultaat is, dat die gedachte “goed” wordt omgezet in een waarde van licht, van vreugde. Die vreugden worden in uw leven tot een patroon. Dat patroon overziet u in de stof niet, omdat moment na moment volgt. Maar als u dat in de geest zou zien, dan zou u zeggen: Dat geschiedt gelijktijdig. Wat er dus eenmaal is gelegd aan “goed!”, is een steen; dan komt er weer “goed” en dat is een steen ernaast; daarna komt er nog weer “goed” en dat is een steen erop. Zo bouwt u zich dus a.h.w. een woning.
Maar nu kan het ook nog zo zijn, dat u in een wereld leeft, waarin dat bouwen met stenen of het bouwen met stoffelijke voorstellingen helemaal geen zin meer heeft. Maar wanneer u hier op aarde streeft om iets goeds te doen, al is het maar het meest eenvoudige: bv. een brief op de post doen, of een handtekening zetten, of wat anders, dan kan het zijn dat het totaal van uw wezen daardoor harmonisch wordt met een andere kracht. U gaat dus a.h.w. een soort spinnenweb vormen in een hogere sfeer, waarin steeds meer geestelijke waarden bij uw wezen worden betrokken; en die banden blijven bestaan, ze gaan niet teloor. Want waar ik eenmaal een contactmogelijkheid heb gevonden, moet mijn eigen persoonlijkheid wel heel sterk veranderen, eer deze werkelijk teloor gaat. En dat wil dus zeggen dat als u na het stoffelijk leven, waarin u helemaal niet hebt beseft dat u die contacten had ‑ alleen onbewust flauwtjes een inwerking hebt gevoeld ‑ in die sfeer terecht komt, u dus i.p.v. daar alleen te staan als een nieuweling al direct over relaties beschikt. U kunt a.h.w. gedachten van anderen opnemen, u kunt spreken, u kunt leren en u kunt werken. Op die manier hebt u dus ook daar iets geschapen wat buitengewoon belangrijk is.
Ik hoor u hier a.h.w. denken. Maar is dat dan gelijktijdig leven. Ja, natuurlijk. Want dat deel van uw wezen dat in die wereld waarin u dat spinnenweb bouwt, bestaat, weet dat er beneden ‑ dus als een evenbeeld daarvan ‑ een huisje wordt gebouwd; en dat er nog verder naar beneden alleen maar een brief op de post werd gebracht. Maar u weet dat niet. Misschien kunt u het zich het eenvoudigst voorstellen door een mechanische vergelijking,
Ik weet niet, of u wel eens een serie draaibanken hebt gezien die elektronisch gekoppeld zijn. Daar hebt u nl. een bank (dat is de zgn. masterbank), waarop een bepaalde bewerking wordt uitgevoerd. Elke andere bank volgt automatisch die bewerking. Nu kan ik die banken zodanig programmeren dat zij de bewerkingen in verschillende grootten uitvoeren, zodat wat hier een kwestie is van bv. centimeters, het elders een kwestie wordt van tiende centimeters en nog wat verder het tot op honderdste of duizendste millimeters nauwkeurig wordt afgewerkt. De methode om met een vergroot model te werken en dat later mechanisch te verkleinen is iets wat bv. bij het tekenen wordt gebruikt, voor publiciteit bv. U ziet een aardige kleine tekening, een aardig klein plaatje in kleur, maar u realiseert zich waarschijnlijk niet, dat dat ding eens werkelijk zo groot is geweest als een van die grote schilderstukken die u ergens in een ouderwets huis tegen de muur ziet hangen. Men heeft het verkleind, omdat het dan mogelijk is details uit te werken, die men anders niet kan uitwerken.
Nu kunt u die verschillende werelden dus zien als verschillende banken, die naast elkaar staan en die elk voor zich werken. De mastermind, de arbeider, is de bezielende kracht (zeg, de ziel) die op het ogenblik ‑ omdat hij het hier het gemakkelijkst kan uitvoeren ‑ in de stof leeft. Want in de stof moet hij eerst de details gaan uitwerken, die zo dadelijk erg belangrijk zijn voor zijn bereikingen in een van de hogere sferen. Nu zou men daaraan kunnen toevoegen: Naarmate een mens meer bewust wordt, kan hij meer verschillende banken inschakelen. Elke bank vertegenwoordigt een wereld. En zo zal elke actie die hij in de stof verricht, elders dus ‑ maar a.h.w. nog verfijnder en zuiverder ‑ weer worden uitgevoerd. En dan kan dat heel grote en schijnbaar nutteloze stuk leven met al zijn overbodige ornamentiek dat u hier vervaardigt, elders een heel klein onderdeel worden van de precisie‑machine: de kosmos.
Dus wat leeft nu eigenlijk? Leeft u? Ja, u vindt van wel. En ik zou u helemaal niet willen aanpraten dat u niet leeft. Maar de werkelijk levende kracht, zonder welke u stoffelijk niet bestaat, is uw ziel. Dat is die innerlijke kern. Dat is ook nog niet eens de geest met al haar voertuigen. Neen, dat is de ziel, de bezielende kracht. En als u spreekt en niet meer vanuit een stoffelijk standpunt, dan moet u zeggen: Ik ben een ziel, die op het ogenblik werkzaam is in de stof, maar die gelijktijdig werkzaam kan zijn: in Schaduwland, in Zomerland, in een klankwereld, in een klank‑kleur‑ (dus een klank‑licht) wereld, in een kleurwereld, in een zuivere lichtwereld, in een wit‑licht‑wereld en in meer kosmische en misschien nog hogere werelden.
Deze denkfout zullen velen maken. Want hij zegt: “Ik leef hier en mijn ziel is alleen maar de kracht waaruit ik leef: Maar dat is niet waar. Uw ziel is datgene wat leeft. En uw stoffelijk lichaam is maar een van de vele voertuigen (mogelijkheden) waarin die ziel werkzaam is.
Nu ik u dit zo verteld heb, kunt u zich misschien ook beter voorstellen, hoe het komt dat men zich die verschillende werkelijkheden zo moeilijk realiseert. Want u zou zich dus een wereld moeten voorstellen, die met uw eigen wereld betrekkelijk weinig gemeen heeft. Wat hier een eenvoudig handeling is, kan elders een zeer ingewikkeld proces worden. Wat hier grof is, wordt elders van de uiterste verfijndheid. Wat hier het vlechten van een kabel is, wordt elders het kostbare filigrain. En dat kunt u zich moeilijk indenken. Maar toch, omdat men nu eenmaal in die ziel leeft, kan ‑ als het denken daarop is afgesteld ‑ soms in dat “ik” iets worden opgevangen van een andere werkelijkheid, een andere wereld.
En hier krijgen we misschien wel de meest verwarrende factor, nl. dat men als mens kan leven en zich toch bewust kan zijn van een andere wereld of een deel daarvan. En dan gaat u automatisch zeggen: “Ik leef wel in deze wereld, maar ik zie die andere wereld, of ik beleef iets uit die andere werelden, dat is dan die tweede wereld, en dat is alles.” Neen, dat is helemaal niet waar. Er dringt alleen tot uw stoffelijk bewustzijn ‑ misschien om een vergelijking mogelijk te maken tussen wat elders en wat hier geschiedt ‑ iets door.
Nu zijn er mensen, die innerlijk of magisch zover zijn gestegen, dat ze gebruik kunnen maken van het feit dat de ziel verschillende machinebanken achter elkaar hanteert. Wanneer er nu hier op het ogenblik bv. een grove paal wordt gemaakt en ze hebben een stopnaaf nodig, dan zijn ze dus in staat om zoveel banken verder te gaan, totdat ze een factor hebben gevonden waarin de paal het formaat heeft van een stopnaald en daarvoor bruikbaar is. En dan doen ze iets dat hier onnodig is, want een oog in een paal boren, is dwaasheid, zegt de mens tenminste. Maar voor de stopnaald heb ik een oog nodig, Kan ik nu elders die stopnaald voor een ogenblik gaan halen en haar hier gebruiken, dan heb ik dus aan een paal gewerkt en ik kan toch de sokken stoppen. Dat klinkt misschien wat eenvoudig en dwaas, maar het is een deel van de magische werkelijkheid. En als ik mij nu maar bezighoud met die tweede werkelijkheid, dan kan ik mij dus voorstellen wat er daar gebeurt. Maar als ik mij kan voorstellen wat er in een deel van die andere levens gebeurt, die ik feitelijk gelijktijdig roer en ik vind daar iets, wat ik kan gebruiken (en dat is nu het mooie), dan kan ik die omstandigheid of die kracht overbrengen naar mijn eigen wereld. Alleen, als ik haar verder moet ontwikkelen, moet ze weer terug. Ik kan haar dus niet blijvend naar mijn eigen wereld overbrengen, dat gaat niet. Ik kan echter wel bepaalde krachten ontwikkelen.
Het is moeilijk om voorbeelden hiervoor te vinden. Laten we nu eens stellen dat u hier hebt geleerd om een heel klein beetje warmte te maken door in uw handen te wrijven en u hebt licht nodig. Elders wordt die beweging versneld; er is licht. Nu hebt u licht nodig. U wrijft hier in uw handen (magie), maar u stemt zich gelijktijdig af op de wereld, waarin dat licht is. U pakt a.h.w. geestelijk dat licht beet en zegt: “Dat moet in mijn wezen zijn” Dan kunt u de bron ervan wel niet zien, maar dan is het ineens rond u licht geworden. U kunt zien en kunt uw taak vervullen. Daarna wrijft u uw handen nog een keer en u zegt; “Zo, het is afgelopen. Nu gaat het licht terug. Het licht blijft in zijn eigen wereld bestaan, ik heb het hier alleen een ogenblik gebruikt.”
U zult zich nu waarschijnlijk afvragen, waar dit eigenlijk goed voor is. Die ziel werkt nu wel op al die verschillende machines, maar wat ze ten slotte moet construeren, is een harmonie; d.w.z. een samenhang, waarin alle werelden evenwichtig in elkaar passen en precies samenwerken. U zou kunnen zeggen: Al die raderen worden gedraaid. Laten we zeggen dat er kamraderen in verschillende formaten worden gemaakt. Ze hebben alle een verschillende functie. Maar als eenmaal het uurwerk van het leven in elkaar wordt gezet, dan grijpen al die radertjes zo in elkaar, dat ze precies de juiste tijd aanwijzen, zoals in een horloge. (U zult het beeld naar ik hoop, nu wel kunnen begrijpen). En dan kan er dus een ogenblik zijn dat ik een noodzakelijk deel a.h.w. moet vergelijken. Ik heb hier een groot kamrad en daar moet zo dadelijk een klein kamraadje bovenop passen, want dat moet voor de overbrenging zorgen Dan kan ik dus zeggen: Stop de machines. Ik ga naar die bank waar dat kleine kamrad wordt genaakt en ga kijken of dat wel op die verhouding past. Past het, dan kan ik dat tijdelijk samenvoegen. Ik kan desnoods een derde rad erbij halen ‑ en iets ermee in beweging brengen. Ik kan dus een overdracht van krachten tot stand brengen. Daarna moet ik ze weer allemaal terugbrengen, voordat ik de zaak verder ontwikkel.
En dat houdt in, mensen, dat u wel in verschillende werelden gelijktijdig bestaat, maar dat het uw ziel is die daarin leeft, En dat die ziel ‑ en niet ‑ in de stof als volkomen menselijk wezen ‑ de mogelijkheid heeft om tijdelijk de ontwikkeling stop te zetten en ter bereiking van een bijzonder effect of een noodzakelijke vergelijking die delen samen te voegen en daarna weer uit elkaar te houden. De verdere ontwikkeling gaat echter pas door, nadat het noodzakelijke is volbracht.
Daarom zou men kunnen zeggen dat de magiër, die hiervan gebruik maakt ‑ zij het op een beperkte manier ‑ eigenlijk de kracht van een andere wereld gebruikt om een juistere harmonie in zijn eigen wereld tot stand te brengen. Is die er eenmaal, dan is het magisch element overbodig geworden en kan hij dus rustig verdergaan. Door die bereikte harmonie werkt hij nu in de stof a.h.w. nauwkeuriger af en dus zal in elke wereld of sfeer het daar tot stand gekomen product meer verfijnd, meer geslepen en juister zijn. Gebruikt hij het verkeerd, dan kan het dus ook gebeuren dat hij een kracht naar de aarde brengt en daardoor een grote fout maakt. Dan bestaat die fout niet alleen in datgene wat hij uit de geest heeft gehaald om het hier te projecteren. Neen, die bestaat ook in zijn eigen wezen. Hij zal dat wezen dan moeten herzien en zal gelijktijdig alles in alle andere werelden, wat ook niet harmonisch is, wat niet meer past, moeten veranderen, totdat weer de juiste gelijkvormigheid is bereikt; alle banken a.h.w. weer elektronisch zijn aangepast. En dan kan hij met het draaiwerk doorgaan en de perfectie dus verder benaderen.
Ik hoop, dat deze uiteenzetting ertoe heeft bijgedragen om uw begrip voor het leven in verschillende werelden iets te vergroten.
Esoterische magie.
Wanneer ik in mijzelf keer en zoek naar licht en kracht en naar begrip omtrent mijn eigen wezen en nog meer, dan vergeet ik vaak dat alles wordt volbracht daar, waar ik leef en leer. Ik roep mijn God met duizend stemmen; maar hoor hem niet wanneer hij rond mij en niet slechts in mij Zijn woorden spreekt. Ik roep om licht dat in mij is en zie het zonlicht niet, dat buiten mij zo plotseling door de wolken breekt en ik vergeet te leven.
Magische esoterie, melodie, waarin samenvloeit het leven op de aarde en de geest, die bloeit en zich bewuster wordt; waarin de krachten zijn vermengd van sferen en van tijd, waarin de eeuwigheid spreekt in de beperking van een menselijk leven; waarin het streven wordt een eenheid, die het Al omvaamt, dat is de kracht van het Zijn. En daarom ook de weg die ge moet gaan zo ge leven vinden wilt en werkelijkheid.
Zoek naar het werkelijke licht en naar de ware kracht, de ware harmonie, die niet slechts in u leeft, verwaasd als droom en woord, maar wordt tot werkelijk akkoord dat in het leven voortbestaat, dat alle dagen met u gaat en dat ge steeds hernieuwd erkent.
Laat licht zijn kracht, waarmee ge werkt. Kracht, die ge ook zelf bent ‑ zelfs in de stof ‑ en niet slechts een lof die ge zingt van een eeuwigheid en een innerlijk wezen, dat ge nog niet verstaat.
Zoek waarheid omtrent uzelf. Wees eerlijk en waar. Gij zijt uit stof gebouwd. Dat is het voertuig waarin ge leeft. Ge zijt vertrouwd met die stof.
Maar wie geeft toe, wat die stof in werkelijkheid is? Hoe zij leeft, hoe zij is, hoe zij denkt, hoe zij begeert?
De mens leert al snel zichzelf bedriegen. En in een voortdurend liegen, breekt hij de werkelijkheid. Maar dan is er geen harmonie meer mogelijk, geen esoterisch streven, geen bewustzijn in het “ik”, geen beleven van God.
Neen, wees eerst uzelf, waar en bewust. En tracht de strijd die in de stof bestaat, eindelijk te staken. Tracht van wat nu een last u schijnt, nieuw licht, nieuwe kracht en nieuw bewustzijn te maken en zo uzelf en uw God te verstaan. En geef dan die God, een lichtende Kracht, door heel uw bestaan aan de wereld.
Maak van het esoterisch beseffen het machtwoord, het magisch woord, waarmee ge de wereld regeert.
Eerst wie dat leert, leeft waarlijk als een mens, die ‑ aan het mensdom niet ontwassen ‑ toch boven grens van mens‑zijn leeft en streeft en werkt. Die sterkt zijn wezen in het goddelijk Licht en toch zijn stoffelijke plichten niet verzuimd.
Wees, mens bewust, bewust van wat ge zijt, van de geest, die in u leeft en streeft. Maar ook van de stof, die ten slotte de banen bepaalt, die ge gaat en die het weefsel weeft, waarin zo dadelijk de geest gekleed zal gaan. En laat de lichte krachten niet stilliggen voor de grens van eigen redelijk denken en bestaan, maar laat ze doorwerken. Overal. Durf het magisch geweld te maken tot uw erkenning van een werkelijkheid; tot het zeggen: God, hier ben ik. Ik weet, dat Gij in mij bestaat. Ik weet wat ik voor eigenschappen heb en ik weet dat sommige daarvan door menselijk oordeel en menselijke haat verwerpelijk lijken. Maar ik weet, God, U leeft in mij en in al wat ik ben en niet alleen in dat, wat anderen als Uw heiligdom en Uw koninkrijk zich dromen. God, wil komen tot mij als een licht en een kracht en een wezen. Ik roep U, mijn God, leef in mij en openbaar mij Uw kracht. En laat het streven en de werkelijkheid van deze stof vereend worden met het licht van hoogste kracht en sfeer. Laat de waarheid van mijn wezen niet slechts zijn, bewustzijn, maar meer, een daad, een kracht, een volbrenging. Laat licht worden mijn wezen. Niet slechts in denken en in geest, maar in geheel het bestaan. Laat mijn vermoeidheid vlieden, mijn onrust vergaan in het licht, dat Gij zijt. Laat mij de grenzen vergeten, die ik voor mijzelf heb getrokken. God, maak mij deel van U en van Uw geheel. En laat mij bewust Uw wezen brengen en dragen, waar ik kan. Geef mij Uw magisch woord, o God, opdat ik U noemen kan bij Uw geheime naam. Geef mij de sleutel van de kracht die heel het Al omspant, God, opdat de kracht van die harmonie geopenbaard zij aan de wereld.
Als u zo denkt en zo bidt, zo in uzelf ontwaakt, dan komt het ogenblik, dat ge kunt zeggen en met waarheid:
In de naam van de God, Die in mij leeft en in mij woont, in de naam van de Kracht, met wie ik één ben en wil zijn door alle tijden en alle werelden en sferen, zeg ik U: Onvree, ga. Vermoeidheid, vlucht. Duisternis, verga. Zon, verdrijf de wolken. Mens, leef de kracht van je leven en laat je droefheid vergaan. Leef de vreugde van het bestaan. Want zie, in de naam van de God, Die in mij leeft en Die mijn plicht en mijn kracht is, zal ik uit en door mijn wezen, maar uit Zijn kracht voor alle tijd u licht en vreugdekrachten geven tot het einde van het bestaan, waarin de grenzen vallen en wij ‑ vazallen van een onbegrepen God ‑ een‑zijn op het ogenblik dat de draad van het lot breekt. En dan blijft slechts de werkelijkheid. Tot die tijd zeg ik u; krachten, wie gij ook zijt en waar gij zijt, in de naam van de God, Die in mij leeft: Geef vrede, geef vreugde, geef kracht: Laat het licht van de eeuwige jeugd heersen. Laat het bewustzijn van waarheid zich openbaren in allen. Zo waarlijk als ik leef in mijn God, zo waarlijk als ge leeft in mij, zo waarlijk zet ik het stempel van mijn wezen en mijn wil op dit alles, opdat magisch‑esoterisch uw waarheid bevestigd zij in alle wereld en in alle wezens voor alle tijd.
Zo stel ik mij de magische esoterie voor.
En daarmee zijn wij aan het einde van onze bijeenkomst gekomen. Er blijft niet veel meer over te zeggen, vrienden. Ik ben blij dat ik op deze laatste avond heb mogen spreken. Ik hoop dat u beseft dat, wat ik hier heb gezegd, voor mij meer is dan slechts een poging om aan uw wensen tegemoet te komen.
In mij is God en ik tracht die kracht uit mij te geven overal, waar ik kan. En waar ergens een harmonisch vermogen is ‑ in welke sfeer (al is ze de laagste) en in welke wereld dan ook ‑ zal ik proberen dat licht verder te geven, tot er vrede is, tot de vermoeidheid verdwijnt, tot de eeuwige vreugde komt i.p.v. de pijnlijker moeizame voortgang van zovelen.
Ik weet dat ik dit niet alleen voor mijzelf zeg, maar voor allen, die mijn broeders in de geest van onze Orde zijn en van andere. Moge het ons gegeven zijn u licht te geven, ook voor deze cursus die ten einde is.