Het principe van meerdere werelden

image_pdf

8 december 1959

Wij willen heden een ogenblik stilstaan bij: Het principe van meerdere werelden. In de esoterie gaan wij natuurlijk binnendoor (d.w.z. langs de weg van onze eigen persoonlijkheden) de verschillende vlakken bezoeken, waarop wij kunnen bestaan. Die vlakken zijn zeer uitgebreid en je zou kunnen zeggen op een gegeven ogenblik lijkt hier het geheel oneindig. Toch kunnen wij aan de hand van het gelijksoortig bewustzijn van degenen rond ons een aantal vaste vlakken stellen, waarop wij beleven kunnen en die van binnenuit bereikbaar zijn, terwijl ze gelijktijdig buiten ons (dus in de wereld buiten ons) een vaste relatie hebben t.o.v. de stoffelijke wereld, waarin u leeft.

In de eerste plaats geldt hierbij als zeer belangrijk: de factor ruimte. Ruimte is niet, zoals u misschien denkt, een eenmalig verschijnsel, maar een projectie waartussen vele andere gelijksoortige projecties doorlopen. Er is dus een zekere tijdsfrequentie. Je zou kunnen zeggen? 1 seconde aardetijd en dan krijgen we een seconde van een andere tijd, weer een andere tijd, weer een andere tijd en weer aardetijd. De tussenliggende frequenties vallen voor u als ervaring uit. U leeft van aarde tot aarde. Die tussenliggende frequenties nu, waarover ik spreek, deze momenten zijn de werelden, waarmee wij innerlijk verwant zijn. Elke weg, die wij zoeken naar onszelf toe, brengt ons in steeds sterkere mate in contact met een ander continuüm. (Een continuüm, waarin ruimte en tijd gelijksoortig en gelijktijdig behouden zijn, evenals op aarde.) Deze voortduring van verschillende momenten wordt als volgt benut indien we in diepe concentratie gaan, zal op een gegeven ogenblik de normale gedachtesequentie worden uitgeschakeld. Wij denken niet meer logisch, wij denken zelfs niet meer alleen volgens de normaal stoffelijke reacties, maar wij vormen associaties, waarbij elke tijdseenheid of tijdswaardering binnen onze eigen wereld is uitgeschakeld, terwijl wij gelijktijdig in de combinatie een nieuw concept scheppen. Het concept n.l. van een wereld, die beantwoordt aan een groot gedeelte van de gedachte-eisen, die in ons leven. Deze voorstellingswereld kan worden uitgedrukt als droom. Droom of visioen. In beide gevallen is deze wereld niets anders dan onze vertaling van een totaal werkelijke wereld, waarin wij bestaan, Als zodanig zijn de schijnbaar irrelevante gedachtegangen, de schijnbaar onzinnige droombeelden, de onbegrijpelijke toevallige associaties, die zich in het menselijk denken voordoen, een direct en zeer belangrijk deel van de innerlijke bewustwording. Zij zijn de uitbreiding van het “ik” naar een andere wereld toe.

De rede die in een andere wereld, in een ander continuüm bestaat, kan geheel verschillen van de rede in uw eigen wereld. Vandaar dat onredelijke aspecten, hierbij niet te vermijden zijn. Wat betreft de krachten wil ik teruggrijpen naar een oud voorbeeld, om u iets duidelijk te maken. Aangenomen dat elke wereld een eigen kracht heeft, stellen wij deze krachten voor door reservoirs met water. We plaatsen deze reservoirs zo boven elkaar, dat elk dier reservoirs in elk volgend reservoir a.h.w. zijn vloeistof kan laten afvloeien en wel zonder dat daarbij tussen trappen noodzakelijk zijn. Wij krijgen dan een schuine opbouw van de reservoirs, waarbij elk reservoir dus op een zekere wijze kan overlopen en wij krijgen aan deze kant een soort trapsysteem. Dit trapsysteem is de normale vloed van energie. D.w.z. de energie uit de hoogste sferen, het bewustzijn uit de hoogste sferen, bereikt ons over het algemeen eerst, nadat het van fase tot fase van bewustzijn, van wereld tot wereld is getransponeerd. Het komt dus langzaam en geleidelijk aan in dat tijdsmoment, waarin uw eigen wereld bestaat en waaruit u voor uzelf de conclusies van levende ervaring of van leven zult trekken. Echter is het mogelijk om van elke wereld afzonderlijk gelijktijdig naar de laagste niveaus toe (en dat is uw stoffelijk niveau) de energie zonder meer te laten doordringen. Op het ogenblik dat wij elk redelijk gedachteproces kunnen uitschakelen, kunnen wij komen tot een absolute communicatie met het ik. Dit ik reikt tot aan de hoogste sfeer, het reikt tot aan het hoogste niveau, dat voorstelbaar is als wereld. Het resultaat is, dat bij een volledig met jezelf in contact zijn, de energieën van de hoogste sfeer onmiddellijk in het “ik” kunnen neerdalen.

Om dit te bereiken bestaan er verschillende procedures. Ik zal enkele daarvan kort beschrijven. In de eerste plaats: Er bestaat de algehele ontspanning, waarbij wij dus rusten, uitschakeling van bewustzijn, stopzetten van het denken voorzover dat bewust is, vermindering van alle bewustzijnsfactoren in het stoffelijk lichaam. Wanneer dit zeer bewust geschiedt en hierbij gelijktijdig voor het lichaam een associatie wordt gevonden met houding bv. die het mogelijk maakt een absolute geborgenheid, een afsluiting van de wereld te suggereren, dan zullen wij als gevolg daarvan in zeer korte tijd zeer veel kunnen rusten. Het is mogelijk bij een dergelijke rust In een periode van 30 tot 40 minuten de totale grafiek van diepte van slaap te beleven, die een normaal mens in een nacht van 6 tot 8 uur doormaakt. Het is tevens mogelijk ons verder te ontspannen dan in een normale 8-urige slaap mogelijk is, terwijl ook de afscheiding van gifstoffen in het lichaam sneller gaat en als zodanig het lichaam vitaler wakker wordt dan na een normale slaapperiode. Hierbij heeft men te achten op het volgende: In de eerste plaats: deze slaap of rust is een bewuste wilsfactor. Zij moet dus in het bewustzijn wel overlegd zijn en tot zelfs de duur toe van deze slaap moet van tevoren bepaald zijn. Het is een zekere vorm van zelfsuggestie, waardoor de lichamelijke functies worden gericht en gestimuleerd voor het begin van de rust en wel voor elke bezigheid, die zij tijdens de rustperiode zullen uitoefenen, terwijl gelijktijdig bepaald wordt in welke sfeer of wereld men wil trachten te vertoeven.

Ik wil hierbij niet ingaan in hoeverre hier sprake is van suggestie en in hoeverre hier de – laat ons zeggen – innerlijke waarheid op de voorgrond komt. Het is zeer moeilijk deze beide van elkaar te onderscheiden. Voldoende is het vast te stellen dat indien deze suggestie inderdaad plaatsvindt, het lichaam een ontspannen en zo gemakkelijk mogelijke houding heeft genomen, daarbij zoveel mogelijk is afgesloten van licht en een redelijke toegang heeft tot frisse lucht de bewuste slaaptoestand en ontspanning optreedt. De energie, die dan in het lichaam kan ontstaan na het ontwaken, is niet de energie van de gewone wereld alleen het is de energie van een der hogere werelden, meestal een der hoogste. Het gevolg is versnelde actie, versneld denken, versneld handelen, juister handelen, groter overzicht, doorzicht en het opmerken van die kleine, haast onzichtbare tekenen, die over het algemeen aan de mens ontsnappen. Men leest daardoor een juister beeld van de wereld af en zal sneller en juister handelen. Verder bezit men een grotere vitaliteit en is men in staat onder omstandigheden een deel van deze vitaliteit met grotere invloed en juistere richting aan anderen over te dragen.

Een tweede vorm: Wij kunnen op een gegeven ogenblik onszelf ook op een andere wijze ontspannen, n.l. in de intensiteit van arbeid. Wanneer wij, brekend met elke gewoonte, brekend met al dat gene, wat niet onze directe belangstelling heeft en dus niet een direct deel is van ons wezen, ons verzinken in de een of andere taak of arbeid, dan kan ongeacht het optreden van lichamelijke vermoeidheid een zodanige ontspanning ontstaan, dat hieruit een steeds groter energie wordt gevonden. Na deze arbeid volgt dan over het algemeen een moment van grote, diepe, innerlijke vrede. Men heeft de taak teneinde gebracht. In dit ogenblik van voldoening zal bewust of onbewust een hogere sfeer worden aangeboord. Er wordt hieruit een hoeveelheid aan kracht en energie gewonnen, die niet alleen een redelijk denken in de hand werkt, een zekere stabiliserende factor vormt in het totaal van alle geestelijke processen, maar die daarnaast een vergroting van lichaamsenergie en uithoudingsvermogen betekent. Heeft men na een dergelijke sfeer of toestand voor zichzelf de behoefte aan anderen kracht mede te delen ongeacht op welke wijze dan zal dit beter, intenser en juister kunnen gebeuren dan voordien. Verscherping van opmerkingsvermogen gaat met deze methode niet gepaard.

De derde methode is die der contemplatie. Contempleren (een onderwerp, dat wij al meerdere malen uiteen hebben gezet en waar van ik aanneem dat u het kent) kan onder omstandigheden zover worden doorgevoerd, dat niet alleen een totale ontruktheid t.o.v. de omgeving ontstaat, maar zelfs een algehele zelfvergetelheid. Op het ogenblik dat de lichamelijke vorm en alle vormen daarmee gepaard gaande door het “ik” kunnen worden vergeten, zal dit ik zich bewegen in een andere wereld. Het zal daarin zijn ervaringen opdoen en deze zullen heel vaak na afloop van de contemplatie als visioenen of belevingen blijven bestaan. Belangrijk is in de eerste plaats dat ongeacht de houding, die wordt aangenomen een zo grote energie aanwezig is tijdens deze contemplatie, dat daardoor geen overgrote vermoeidheid of overspanning kan ontstaan. In de tweede plaats: indien het onderwerp der contemplatie in overeenstemming is met het eigen ik, zal het eigen “ik” zeer sterk in zich zelf doordringen en zal vaak tijdsmomenten ervaren, die niet identiek zijn met de z.g. reële tijd van deze aarde. In de derde plaats: Hoe hoger de sfeer is, die tijdens de contemplatie bereikt wordt, hoe directer de invloed van kracht binnen het eigen wezen. Dit betekent het vermogen om bepaalde cellen te vernieuwen, herbouw functies in het lichaam aanmerkelijk te versnellen, de mogelijkheid om afvalstoffen, die normalerwijze onvolledig worden verwijderd, absoluut en geheel te verwijderen. Een zekere verjonging.

Verder: Een zodanige ontspanning, dat mits voldoende frisse lucht in de verdere periode beschikbaar blijft van vermoeidheid in de eerste 72 uur praktisch geen sprake zal zijn en geen directe en grote behoefte aan rust zal bestaan, zij het dan door de gewoontevorming. Daarnaast een vermogen tot helder en scherp denken, waarbij dit denken ver uittreedt buiten het eigen wezen. Het resultaat is dat men op deze wijze denkende in gezelschap van anderen, dezen mits zij harmonisch zijn met de gedachte mee kan opvoeren, zodat zij in zichzelf de antwoorden ontdekken op vragen, die zij anders aan u hadden willen stellen. Ten laatste: de grote hoeveelheid energie, die binnen het “ik” is ontstaan kan ook gebruikt worden tot genezing, zij kan worden gebruikt ter beïnvloeding van anderen. Deze afvloeiing van energie echter veroorzaakt dan op den duur een vermoeidheid, zodat in dit geval de periode van 72 uur zonder directe rustbehoefte, niet geldt. Ik geef u deze punten ter overweging. Zou een van deze wegen uw bijzondere belangstelling hebben, dan zullen wij daar later nog een keer op ingaan.

Het is duidelijk, dat tijdens deze belevingen de geest in een andere wereld vertoeft. En nu grijp ik terug naar het begin van mijn lezing. Zij vertoeft niet alleen buiten uw eigen wereld, maar ook buiten uw eigen tijd. Zij bevindt zich in een ander continuüm, waarin een andere tijdsverhouding geldt. Indien de geest zich daar van bewust kan worden, kan zij door het kiezen van die werelden, waarin een zeer snelle reactie t.o.v. die der aarde mogelijk is, in een zeer korte tijd zeer grote hoeveelheden beleving, zeer grote activiteiten volvoeren. Iemand die weet hoe hij deze werelden beheersen moet, kan door zich in zichzelf terug te trekken een reeks van rekenkundige, mathematische of andere bewerkingen volvoeren, die anderen uren vergen, binnen een periode van laat ons zeggen 50 tot 60 seconden. Soms ziet u dat wel eens op aarde gedemonstreerd, maar in de meeste gevallen berust dat eerder op trucs of wel een speciaal vermogen tot visualisatie. Hoe het ook zij, dit vermogen bestaat inderdaad. Wanneer wij aan esoterie doen, hebben wij de behoefte om door te dringen in de waarheid van ons eigen wezen. De Waarheid van ons eigen wezen is zeer gelimiteerd. Zij wordt n.l. gelimiteerd door ons bewustzijn. Elke uitbreiding van bewustzijn, die wij verwerven kunnen, is dus belangrijk. Hoe groter het aantal ervaringen dat wij opdoen, hoe beter. In onze eigen wereld is het opdoen van ervaringen over het algemeen niet of slechts beperkt mogelijk. Want al die beperkingen, die ons worden opgelegd, zijn zodanig kwetsend en hinderlijk, dat wij geen mogelijkheid vinden ons uit te breiden volgens ons eigen werkelijk wezen en onze werkelijke intentie. Verplaatsen wij nu juist deze noodzakelijke ervaringen op een ander vlak en niveau, dan kunnen wij in de eerste plaats in kortere tijd veel meer ervaren en zo dus steeds veel rijper verder gaan met het normaal stoffelijk leven. In de tweede plaats kunnen wij door de reeksen ervaringen ons een juist en goed gedrag nauwkeuriger definiëren, onze houding beter bepalen en zullen wij ons zelf beter begrijpen in de relatie, die tussen onszelf en anderen optreedt. Het gevolg is een aanmerkelijke vergroting van zelfkennis en een nauwkeuriger omschrijving van het geheimzinnige wezen, dat ik heet.

In sferen en werelden bestaan wezens, die aan deze werelden of sferen gebonden zijn. Er kan sprake zijn van een trapsgewijze overgang. En wordt die buitenste trap, waarover ik zo-even sprak, dus gebruikt, dan zien wij hoe de geest van beneden uit zich van energievlak tot energievlak verhoogt, door datgene wat hem belast heeft achter te laten. In een dergelijk geval is de geest of1 de ziel vergelijkbaar met een ballon, die steeds meer ballast afgooit en daardoor tot een steeds hoger niveau kan stijgen, waarin andere stromingen merkbaar zijn.

In sommige gevallen is het echter mogelijk om ook onmiddellijk omhoog te gaan. Wij hebben dan echter te maken met een behoefte aan motorisch vermogen dit motorisch vermogen kan alleen geleverd worden vanuit de wereld, waarin wij vertoeven. Het zal vaak noodzakelijk zijn om voor een directe en onmiddellijke bereiking van een hogere sfeer ons een zeer grote krachtsinspanning te getroosten. Een krachtsinspanning echter, die ons moet stuwen tot een hogere sfeer, kan alleen dan plaats vinden, wanneer daarvoor een gezonde basis aanwezig is.

Deze basis kan alleen gevonden worden in een volkomen gelijkmoedigheid en innerlijke rust. Hoe groter de innerlijke vrede en de innerlijke rust, hoe groter de mogelijkheid, dat met de kracht die wij gebruiken inderdaad een hogere wereld bereikt en beleefd kan worden.

T.g.v. deze tijdsverschuiving zijn er nog een paar andere elementen, die zij het niet direct aan de magie behorende, noch direct deel uitmakende van de esoterie toch in beide een belangrijke rol spelen. Zo ik reeds zei, in elk niveau leven wezens die daar thuishoren. Zoals het u mogelijk is op te stijgen naar een andere sfeer en contact daarmee op te nemen, zo zal het voor een wezen van een andere sfeer mogelijk zijn om met u contact op te nemen. Er zijn echter bepaalde belemmeringen, die het voor zo’n geest soms moeilijk maken u geheel te volgen. Ik wil er een paar opnoemen, die u beveiligen kunnen voor elke verschijning en elk verschijnsel van een hoge geestelijke wereld, die uw persoonlijk zijn, uw welzijn plus uw gedachtegang bedreigen.

Het punt van uitgang ligt voor de geest altijd in haar eigen wereld of sfeer. Zal zij zich vandaar z.g. naar boven toe (dus naar een hoger krachtsniveau) bewegen, dan vraagt dit van haar een enorme krachtsinspanning. Zij moet bovendien in staat zijn om alle krachten volledig te verdragen. Dit betekent een uithoudingsvermogen, dat slechts weinige geesten bezitten. Een geest uit de duistere sfeer, die een lichaam in beslag wil nemen, zal in staat moeten zijn om het totaal van lichamelijke energieën te verdragen. Het betekent voor deze geest, dat zij uit haar eigen wereld voortdurend grote energieën moet putten en over het algemeen niet in staat zal zijn een werkelijke en voortdurende beheersing binnen een menselijk lichaam vol te houden. Slechts in fasen zal zij een ogen blik overmacht kunnen gewinnen.

Wat betreft de geest van een hogere sfeer, deze daalt af. Dalen op zichzelf geeft geen moeite.

Een geest van een hogere sfeer heeft geen moeite mee uw wereld te bereiken. Haar moeilijkheid is eerder gelegen in het bereiken van uw wereld plus de terugkeer tot eigen wereld of het in standhouden van een verbinding met die wereld. Daarom kan worden gezegd, dat wanneer u door hogere sferen wordt belaagd, beëngd of bedreigd (dat kan voorkomen, indien uw bewustzijn niet in staat is het licht of de kracht van deze sferen als aanvaardbaar te zien), dan kan men zich hier wederom aan onttrekken door zich gewoon in het eigen lichaam terug te verplaatsen en activiteiten van dat lichaam aan merkelijk te bevorderen.

Het is misschien goed hierbij met een in te lassen dat voor een ieder, die van het paranormale gebruikmaakt, het belangrijk is wanneer hij een ervaring heeft gehad met de geest en zich daarvan wil vrijmaken het lichaam stimulansen toe te dienen. Hiervoor kunnen dienen thee, koffie, nicotine, alcohol onder omstandigheden, maar dan slechts in zeer kleine hoeveelheden, waar een te grote hoeveelheid alcohol remmingen losgooit en daardoor vatbaar maakt voor impulsen, die anders niet worden bemerkt. Wanneer wij echter willen ingaan naar een hogere wereld, dan zal daar logischerwijze uit volgen, dat wij ons zoveel mogelijk onthouden van datgene, wat ons daarbij zou remmen.

Wanneer er sprake is van een onzerzijds opgaan, dan zullen wij, om dit te bespoedigen en de resultaten daarvan te verbeteren, ons onthouden van alle prikkelende spijzen, van alle prikkeling veroorzakende en stimulerende giften en genotsmiddelen. Dat betekent, dat voor de hoogste geestelijke bereiking over het algemeen vol staan moet worden met een lichamelijke zuivering, soms zelfs een purgeren (dat kan onder omstandigheden nodig zijn), en verder een voeding, die zich beperkt tot het plantaardige. In ieder geval moet worden voorkomen, dat vlees van lagere dieren wordt gegeten gedurende deze periode, terwijl men tevens afstand zal moeten doen van hoeveelheden genotsmiddelen. Aanvaardbaar is wel het gebruik van suiker en het drinken van licht gezouten water. Dit laatste heeft enkele voordelen, omdat een verhoging van de hoeveelheid vloeistof in het lichaam in sommige gevallen de geleiding van het lichaam aanmerkelijk vergroot en daardoor de vatbaarheid voor bepaalde indrukken uit andere werelden aanmerkelijk kan intensifiëren.

Wanneer wij met die andere wezens in contact willen komen vanuit onze eigen sfeer, dan zullen wij dus allereerst voor onszelf moeten bepalen of wij opwaarts gaan of neerwaarts. Gaan wij naar beneden, dan moeten wij onthouden, dat alles wat wij beneden vinden zwaarder is dan bij ons. (Het is maar een vergelijking.) D.w.z. wanneer u in uw eigen wereld 100 kg. kunt hanteren en u gaat naar een sfeer, die lager is dan de uwe, u bv. maar 50 of 60 kg. zult kunnen hanteren. U hebt zich dus bij het gaan naar lagere sferen te onthouden van elke poging om de daar voorkomende verschijnselen mede te hanteren daar spijzen of dranken te gebruiken, zo u al in een vormsfeer terecht komt verder op enigerlei wijze anders dan door uitwisseling van gedachten contact te hebben met degenen, die zich in die sfeer ophouden.

Het gevaar bestaat n.l. dat u, indien u zich niet aan deze regels houdt, een groot gedeelte van uw energie zult verliezen en in een poging u aan te passen aan de lagere sfeer vervreemd raakt van uw eigen basissfeer. Het gevolg zal zijn dat u eerst aan de lagere sfeer voldoende energie zult moeten ontlenen om terug te keren tot uw wereld. Een sfeer die lager is dan de uwe, is over het algemeen niet geneigd deze zonder meer af te geven. Het gevaar daarvan is dus zeer groot.

In een hogere sfeer moet u dit onthouden. Voor zover wij daar feitelijke waarden zien (dus bv. in vorm houdende sferen, landschappen, voorwerpen en personen), zullen wij ons zoveel mogelijk van de hantering daarvan onthouden. Wij zijn te ruw en te gewelddadig. Is een sfeer te hoog, dan kan het ons zijn of wij ons bewegen in een vlam. Pijnlijk.  Zijn het sferen, die niet veel van de onze verschillen, dan is het alsof er een berserker is losgebroken, die met ontstellende kracht allerhande eenvoudige dingen doet. Als u een deur wilt opendoen in een andere sfeer, dan hebt u grote kans dat u de deur met hengsel en al eruit licht. Begrijp dit goed. Er kan dus nooit worden gezegd, dat de normale mens, die uitgaat van een esoterische en magische bewustwording op zijn eigen wereld, actief mag zijn in andere werelden volgens zijn stoffelijk bewustzijn. Alleen indien het stoffelijk bewustzijn geheel is uitgeschakeld en alle voertuigen die niet behoren tot de sfeer zijn achtergelaten, kan in een dergelijke sfeer normaal geleefd en gehanteerd worden. Hiervan zal dan geen stoffelijk bewustzijn achterblijven.

Wanneer wij dit punt hebben gehad, doe ik er misschien goed aan u een paar aanwijzingen te geven van laat ons zeggen pseudo-magisch karakter. Ook in uw eigen wereld n.l. zult u zich heel vaak gehinderd voelen. Dat kan zijn door lawaai, dat kan zijn bv, dat u het hier te domp vindt, dat kan zijn dat u een ander te rumoerig vindt, of dat men geen aandacht aan u besteedt, dat uw omgeving niet met u harmonieert, dat u zich bedreigd voelt door onzichtbare machten en wat dies meer zij. Deze bedreigingen en deze storingen zullen slechts ten dele reëel zijn. Een groot gedeelte is n.l. psychische reactie. Indien wij ons daarvan willen ontdoen, zullen wij door een symboolhandeling het door ons niet gewenste moeten uitsluiten. Die symboolhandeling kan bestaan in het trekken van een magische afweercirkel, het kan echter uit elk gewoontegebaar ontstaan. Elk gewoontegebaar kan worden verbonden door associatie met iets, wat wij wensen uit te sluiten.

Gevaarlijker wordt het wanneer wij angst hebben voor iets. Wanneer u bv. in sommige omstandigheden bang bent voor het donker, dan is het voor u heel moeilijk om daar een afweer tegen te vinden. Toch bestaat deze. Er zijn in de stof zuiver en normaal (stoffelijk dus) bepaalde dingen, die u een grote afschuw inboezemen. Dit is voor de een een rat of een muis, voor de ander een slang. Voor sommigen misschien duisternis of gaten, voor een ander een bepaalde geur of lucht. Praktisch ieder mens heeft iets, dat een soort idiosyncrasie uitlokt, een absoluut verweer, een onredelijkheid. Wanneer die onredelijkheid gepaard gaat met haat, afschuw, schrik, dan kan deze gebruikt worden als concentratiepunt om andere dingen uit te schakelen. Door voor uzelf het beeld op te roepen van het gevreesde (laten we zeggen een spin), kunt u in de gedachte aan de spin elke storing (geestelijk en stoffelijk van buitenaf) ter zijde schuiven. Wanneer u zich dan echter realiseert, dat dit gedachtebeeld door uzelf wordt opgeroepen, verliest ook dat zijn kracht. Op den duur wordt dit door oefening zelfs een automatische reactie. U bent dan – zij het niet altijd blijvend – bevrijd van de storing en kunt bij een weer optreden van de storing op dezelfde wijze naar de u ingewortelde angsten teruggrijpen om elke andere storing met hoofdzakelijk of ten dele psychische achtergronden ter zijde te stellen. Op deze manier kan men zich verzekeren van een ongestoord zijn en een onbeïnvloedbaar blijven. Er zijn dan geen angsten meer, die u werkelijk kunnen aantasten, omdat een ergere angst zijn betekenis eenvoudig wegbrandt. Doet u dit, dan blijft er voor u buiten de beelden, die u dus persoonlijk als angst erkent en waar van u de onredelijkheid inziet niets over. Het gevolg is dat wij buiten deze ene angst, waaraan de doorsneemens toch niet kan ontkomen vrij zijn om ons te bewegen en te denken en dat wij elke storing en hinderpaal kunnen uitschakelen. Wij kunnen de invloed daarvan voor ons eigen wezen zover verminderen, dat zij ons niet meer op enigerlei wijze kunnen benadelen in onze poging tot het “ik” door te dringen. Dit is pseudo-magie, omdat het voor een groot gedeelte berust op wat ik zou willen noemen psychologie, suggestie en bepaalde normale reacties binnen het menselijk denkproces. Vroeger werd iets dergelijks wel eens magie genoemd.

Er bestaat nog iets anders wat zeer hinderlijk kan zijn bij de poging het “ik” nader te komen.

Dat is een absoluut gevoel van onvermogen. Een gevoel van onvermogen komt over het algemeen voort uit een hoeveelheid te scherpe of te grote eisen, die aan het “ik” worden gesteld. Worden deze door de buitenwereld gesteld, dan is het moeilijk zich daarvan te ontdoen. Nu blijkt echter dat het grootste gedeelte van de eisen, waaronder wij ons onmachtig voelen, ons niet door de buitenwereld maar door onszelf worden opgelegd. Indien wij het stellen van eisen aan onszelf, het nauwkeurig omschrijven van hetgeen wij moeten kunnen bereiken, uitschakelen en daarvoor in de plaats stellen een mijnentwege fictief beeld, dan kunnen wij waar deze fictie buiten de werkelijkheid ligt normaal streven en weten niet te kunnen bereiken. Het gevolg is, dat wij in ons streven rustiger en overlegder handelen en uit de resultaten van ons handelen en streven een grotere zelfverzekerdheid verkrijgen.

Indien wij menen dat iets niet reëel is en wij zijn toch ge dwongen ons daarmee bezig te houden, dan is de beste handelwijze deze realiteit voor onszelf absoluut vast te stellen. Dit kan geschieden door onszelf te dwingen tot een gedrag, alsof het ge vraagde een onontkenbare werkelijkheid ware. Ik zal hierbij een voorbeeld geven: Op een gegeven ogenblik wordt van u geëist dat u met lichten de slangen en bliksems in de handen door de stad zoudt gaan. Dat is natuurlijk onzin. Maar in de oude tijd gebeurde dat wel. Wanneer u zich nu gedraagt alsof dit zo ware, dan zult u daarmee zodanig aan de eis tegemoetkomen die de wereld u stelt, dat deze zelf toevoegt wat aan feitelijkheid tekortschiet. Het is een soort mimiek. Er bestaan kleine dieren, die zich gedragen als andere, gevaarlijke dieren. Er zijn eenvoudige kevers, die bij voorkeur een schorpioen imiteren. Er bestaan kleine, zeer onschuldige insecten, die de gewoonte hebben zich plotseling in een felle, scherpe en gevaarlijke kleur te tonen, met als gevolg dat hum vijanden denken, dat zij giftig zijn. De mens kan op deze wijze ook handelen.

Het ongestoord zijn in zijn leven is voor hem zeer belangrijk, wanneer hij tot een werkelijke innerlijke bewustwording wil komen. En die bewustwording, vrienden, krijg je niet cadeau. Om te zorgen dat je dus nooit jezelf minderwaardig voelt, gedraag je je alsof je de meerwaardigheid zou bezitten, en trek alle consequenties daarvan, zodat je in het weten van je meer kunnen bereiken niet meer de noodzaak gevoelt aan anderen te tonen wat je waard bent.

Het is een zeer ingewikkelde kwestie, waarbij eigenlijk een dubbele suggestie optreedt.

Normalerwijze wordt n.l. het minder waardigheidscomplex getransponeerd in een gedrag, dat meerderwaardigheid tracht aan te tonen. Maar indien wij de minderwaardigheid zodanig aanvullen door een eenvoudige simulatie, dat ons eigen leven onberoerd blijft door de z.g. tekortkomingen, dan zal dit gedrag zelf de meerderwaardigheid reeds zo bevestigen, dat het voor ons niet noodzakelijk is verder een meerderwaardigheid te tonen. Wij kunnen dus terugkeren tot de nederigheid, die bij ons concept van het eigen wezen past.

Achter het masker.

Ware esoterie houdt niet slechts in het erkennen van het “ik” maar ook een volledig beleven van het ik. Een noodzakelijkheid je zelf uit te drukken, zoals je voelt te zijn en niet zoals de wereld verwacht dat je zult zijn, betekent een voortdurend strijdpunt. Het wordt voor de doorsneemens onnoemelijk moeilijk zich te geven voor wat hij in feite meent te zijn.

Bovendien zouden zelfmisleidingen grote conflicten kunnen veroorzaken. Het is duidelijk dat wij niet mogen stellen dat degene die esoterisch streeft, nu zonder meer zijn eigen “ik” concept op de wereld mag uitdrukken. Er komt nu eigenlijk dit bij naar voren: de persoon (vroeger een woord voor masker, zoals u weet) mag heel rustig verbergen het werkelijk ‘ik’.

Juist voor degenen die geestelijk hoog stijgen, is het noodzakelijk zich te verbergen. Niet zozeer voor zichzelf of voor een wereld die zij zouden vrezen, als wel voor de mogelijkheid dat door de juiste erkenning van het “ik” te grote conflicten in de wereld zouden ontstaan. Bij deze esoterie zullen we dan in de eerste plaats opbouwen: een uiterlijke schijn en deze uiterlijke schijn zullen wij ten koste van alles zoveel mogelijk handhaven. Alleen daar, waar wij door een volkomen sympathie, een volkomen begrip of de gevoelde behoefte van anderen, en deze anderen iets van ons werkelijk wezen menen te kunnen schenken (dus hen daarmede te verrijken), zullen wij voor een ogenblik van het conventionele masker afstand kunnen doen.

Maar zelfs dan nooit langer dan noodzakelijk is.

U zult begrijpen waarvoor dit nodig is. Op het ogenblik dat u werkelijk inwijding zoekt, moet u de uiterlijkheid achter u laten. Een esotericus die doordringt tot zijn innerlijke werelden moet in feite de wereld buiten zich op een zodanig andere manier zien dat ze weinig of geen betekenis meer heeft, Gelijktijdig is echter de stofmens gedwongen te leven in een wereld, die voor zich elke betekenis en alle belangrijkheid opeist. Zou hij met die wereld in conflict komen, dan zou zij zich wederom voor hem belangrijk maken. Want het “ik” concept betekent nog niet het aanvaarden van alle omstandigheden, die rond het “ik” kunnen optreden zonder meer. Het gevolg is, dat als een afweer een vergrote eenvoud en simpelheid moet worden gebruikt, om daarachter het bereikte te verbergen.

Toch zullen wij soms de behoefte hebben een zekere band te knopen met onze omgeving. Dat kan bv. geschieden door muziek, beschouwing van kunstwerken e.d. Laten we dan dit stellen: Voor één ieder, die esoterisch streeft en daarin enige bereiking heeft, zal de behoefte aanwezig zijn om in zoveel mogelijk eenvoudige en kunstzinnige of gevoelswaarden een aanvulling te vinden voor de gebreken, die zijn wereld t.o.v. hem toont. De gebreken van die wereld zijn die delen, die niet harmonisch zijn met het bereikte inzicht omtrent het werkelijk ik. Daarom is het belangrijk dat één ieder die naar esoterie streeft, enig begrip heeft van melodie, muziek. Dit betekent niet, dat van u verwacht wordt dat u allen in gezang zult uitbarsten. Er is niets zo ergerlijk dan een stel mensen, die staan te zingen omdat zij zingen willen. Maar het is heel begrijpelijk dat u niet alleen zult volstaan met de reproductie van muziek, die door anderen wordt gemaakt, maar dat u al is het maar door zingen, het spelen van piano, viool of iets anders zult trachten iets van deze verrukking der melodie van uit uzelf geboren te doen worden. Eerst daardoor n.l. kan de volledige verdieping ontstaan.

Hetzelfde geldt voor kunst. Het is niet voldoende de kunstwerken van anderen (schilderwerken bv.) te bewonderen. Men moet in staat zijn zelf iets te produceren en wat daarop gelijkt. Het behoeft niet dezelfde volmaaktheid en grote waarde te hebben, maar de kracht van het scheppen moet vanuit het “ik” worden uitgeoefend. Op deze wijze kan de geestelijk verder gevorderde een zeer eenvoudige aanpassing vinden aan zijn wereld. Hoe complexer men de voorstellingen maakt en hoe groter de eisen die men zich in dit opzicht aan zichzelf stelt, hoe meer de werkelijke inhoud teloorgaat. Het gaat er niet om dat u perfect piano speelt, maar het gaat er om dat u uw emotie muzikaal kunt weergeven, een taal sprekend, die voor het gevoel van anderen misschien nog wel betekenis heeft, maar die geen reden meer heeft en als zodanig niet in strijd komt met uw wereld zonder meer.

Het transponeren van een persoonlijkheidsuiting van het redelijke (uw door conventie gevormde wereld) naar het terrein van kunstenaarschap en gevoel, is over het algemeen de meest juiste. Vergeet echter niet dat anderen niet zullen begrijpen in hoeverre u zichzelf juist daarin geeft en uitleeft en dus zeker niet uw prestaties zullen waarderen volgens dat, wat ze voor u zijn. Over het algemeen zal de kunst van de esotericus een eenvoudig, wel aardig, of misschien zelfs onbeholpen kunstzinnig gestuntel genoemd worden. Dat hindert niet. De behoefte is de uitdrukkingsmogelijkheid zelf, verder niet. Indien wij tekortschieten, t.o.v. onszelf, onverschillig hoe of waar, kunnen wij vaak door een poging tot scheppen een compensatie vinden. Waar u wilt scheppen of op welke wijze u wilt scheppen, dat moet u zelf weten. De mogelijkheid van creatie loopt zover uiteen, dat voor praktisch ieder daarin iets te vinden is. Het loopt uiteen, zou ik haast zeggen, van de conference en het grapje tot Shakespeare, van do, re, mi, fa, sol tot Beethoven en van het kleipoppetje en het zandkoekje tot de denker van Rodin.

Hebt u het schandaal gehoord over Rodin? (Dit om even de spanning te breken). Hij is zeer verontwaardigd geweest. Toen de ‘penseur’ was tentoongesteld, kwam hij later weer en was er een ander bordje onder geplaatst, waarop stond: Lijdt ook gij aan verstopping? Gebruik dan dat en dat u kunt zeggen wat heeft die mop nu ineens te doen hier midden in dit verhaal?

Luister goed. Er was in de mens die deze grap uithaalde, een zekere disharmonie met het beeld. Het was hem te pretentieus. Hij wilde het terugbrengen tot de proporties die het voor hem had. Hij deed dit op een wat kwetsende wijze.

Het is voor ons niet noodzakelijk om overal, waar ons iets niet bevalt, een bordje te gaan zetten, dat onze werkelijke waardering weergeeft. Maar indien wij als esoterici dus strevend naar een innerlijke waarheid, geconfronteerd worden met waarden die wij niet kunnen bevatten zoals de wereld die waardeert, of zoals men van ons eist dat wij ze zullen zien, dan is heel vaak het herbenoemen van die dingen, het geven van een persoonlijke waardering daaraan een redmiddel. Wij kunnen de meest groteske plechtstatigheid verdragen, indien ze voor ons een andere dan volledig ernstige betekenis krijgt. Het wordt een scherts, een charade, waarin wij meespelen. Wij behoeven onze werkelijke persoonlijkheid dan niet daarin te verhullen, maar kunnen haar beleven in iets, dat voor anderen een totaal differente betekenis heeft. Laten wij niet vergeten dat de esotericus zich te allen tijde moet aanpassen aan zijn wereld. Door gebruik te maken van deze middelen kan hij als een zeer eenvoudig, simpel, oppervlakkig mens leven en toch gelijktijdig de volledige diepte van het leven beseffen en voor zichzelf steeds verder doordringen tot de kennis van het eigen ik. Ik hoop dat u ook hiervan nota wilt nemen en wanneer u suggesties nodig hebt hoe dat te doen, moet u maar eens wachten tot broeder Henri in de buurt is, die zal u ongetwijfeld daarbij gaarne van dienst zijn.

Dan komen we weer tot een volgend punt. We hebben het gehad over klanken. Ik zou u ook nog iets willen vertellen over incantaties. Een incantatie is te allen tijde een reeks van klanken. De woorden die erbij komen zijn incidenteel. Ze zijn een weergave van begrippen misschien en worden hoofdzakelijk gebruikt, omdat daar aan een zekere gevoelswaarde verbonden kan worden. Een incantatie zou kunnen worden gezegd op een dreun en door haar ritme bepaald worden. In de meeste gevallen echter wordt zij gezocht in verschillen van doordringing (hardheid), verschillen van toon en daarnaast een niet zeer ritmische breking in de stem. Gebruiken wij daarvoor de oude methode, dan gebruiken wij daarvoor de z.g. klimmende reeksen. In de oude magie begint een incantatie heel vaak praktisch bas en eindigt in een uitroep, die de bariton te boven gaat en zeer vaak doet denken aan de sopraan. Latere bezweringen en incantaties hebben de monotonie van het gemurmelde en vinden hun kracht in een zwellend geluid. De incantaties die op het ogenblik gebruikt worden, vinden over het algemeen hun kracht in het gebruik van de Gregoriaanse cantus, dus een reeks van melodiek en zang. Nu is het voor ons erg moeilijk om u even te gaan leren wat een incantatie is en hoe u die moet gebruiken. Moeilijker zou het nog zijn u duidelijk te maken welke incantaties u allemaal kunt gebruiken. Ik wil allereerst grijpen naar een incantatie, die gebruikt werd in de G.G.S. Dat was de incantatie aan Arcan.

Arcan heeft verschillende functies. Arcan is een naam, een begrip, verder niet. Men noemt hem de eerste genius van de maan en de eerste dienaar van de zon. Men noemt hem ook wel eerste genius van de zon en vorst van de maan. In ieder geval is hier sprake van tweeledigheid in een persoon. Bij een incantatie aan Arcan wordt altijd rekening gehouden met het feit dat hij krachten onder zich heeft. De opbouw van een dergelijke incantatie is dus steeds allereerst een oproeping van het kosmische. En dat kosmische kunt u uitdrukken zoals u wilt. U kunt het bv. doen als volgt: Almachtige God, sprekend in Uwe naam en werkend met Uwe kracht, vraag ik U: beveel door Uw grootmogend licht, Uw wijsheid en Uw vermogen, dat Uw dienaar Arcan tot mij snelle en mij bijstaat in de taak, die ik ga vervullen. Dat is een mogelijkheid. Het is helemaal niet een noodzaak, het is een mogelijkheid. En dan krijg ik altijd een tweede gedeelte, waarbij ik ga spreken tegen Arcan. Bv.: Heil U, machtige Arcan, heerser van de geesten der maan. Ik richt mij tot U. Kom tot mij.

Snel met Uwe dienende geesten tot mij. Drijf de kwade krachten die rond ons zijn, uit en bescherm ons zo, etc. En dat blijft dan meestal een dreun. Het eerste kan nog gemodelleerd zijn, het tweede blijft een dreun. Maar nu kom je aan het derde toe. En ja, daar ga je dan meestal ook weer een hele reeks namen noemen maar het vreemde is dat een dergelijke incantatie heel vaak haast gezongen wordt. Hier spreekt de gevoelswereld een beetje mee. Bv. (ik zal een algemene terminologie gebruiken, ik wil niet verward raken in een reeks van namen): Gij, dienaren van de Allerhoogste, gij die zijt ondersteld aan hem, die is dienaar van de zon en meester van de maan, tot u zeg ik: Komt en geeft Uwe krachten. Komt en geeft Uw licht. Opdat volvoerd worde dit werk, dat wij hier ondernemen. En ik zeg u in de naam van Hem, Die alle krachten regeert: gehoorzaam mijn stem.

Wanneer je nu die incantaties voor jezelf gaat gebruiken, dan is dat betrekkelijk lastig. Toch kun je er soms een zekere hulp van hebben. En dat is dan ook de reden waarom ik dit vanavond aansnijd. U zult heel vaak de behoefte hebben om te bidden en u weet niet wat u moet doen. Dan kunt u zichzelf, al durft u het misschien niet hardop te zeggen, een zekere incantatie denken. Stel uzelf in de plaats van een priester of een tovenaar desnoods, een magiër, een meester, die op deze wijze met het geluid de krachten van het heelal bedwingt. Wanneer u ze niet durft uit te spreken (en dat komt heel vaak voor; een mens meent al heel gauw dat hij voor gek staat, nietwaar?) denk ze dan eens van binnen. Bid niet alleen maar, zoals sommige mensen doen “God, help mij vrienden uit de geest, sta mij bij”. Het is wel mooi en goed, maar het is vaak niet voldoende. Wij moeten ons hele wezen daarmee verbinden.

Nu heeft ieder in zichzelf een voorstelling. Noem het mijnentwege een droom. Een droom waarin je de macht bezit, die je begeert. Dan kunnen we natuurlijk grijpen naar de scheingestalt als aanvulling. Maar we kunnen ook dit doen. Wij kunnen voor onszelf tijdelijk ons afsluitend van de wereld een houding aannemen, alsof wij deze priesterlijke functie, dit wonderdadig vermogen en wat dies meer zij in feite zouden bezitten. En wij kunnen dan krachtens deze voorstelling, maar steeds ons daarbij onderwerpend aan de wil van het Goddelijke, van het Scheppend Principe een reeks van woorden vinden. Het hoeft niet mooi te zijn, maar het moet van binnenuit komen. Die woorden moeten wij a.h.w. als een bezwering doen uit golven. Bezwerende stellen wij op deze wijze alleen reeds door de illusie van de klank binnen ons zij het in dit geval alleen op astraal terrein door gedachte-uitstraling een zekere harmonie met andere sferen als mogelijkheid. Wij gaan d.m.v. de incantatie buiten ons eigen bereik. Wij maken ons tijdelijk deel van een wereld van geesten en krachten, die stoffelijk misschien niet te beseffen zijn. En wij kunnen deze krachten dirigeren. Naarmate wij sterker zijn in ons vertrouwen en in ons geloof, des te meer zullen wij kunnen presteren.

Ik wil niet de avond verder vullen met reeksen van incantaties. Dat heeft weinig zin. U bent zover nog niet. Wat ik wel wil doen is dit: Ik wil u duidelijk maken waarom een incantatie werkt, hoe ze werkt en op welke wijze zij gebruikt kan worden. Elke incantatie moet bovenal een persoonlijke uiting zijn, die in zoverre is geformaliseerd, dat zij de hoofdzaken van eigen persoonlijkheid in vaste en daarom voor anderen en andere werelden aanvaardbare verhoudingen weergeeft. De formule, die daarvoor zou kunnen worden gesteld, zou dan als volgt luiden: de totale werking van een incantatie is gelijk aan wil maal concentratie, gedeeld door voorstelling van onvermogen. De uitkomst is dan: incantatie is gelijk aan bereiking.

Intensiteit van geloof betekent niet een uitschakeling van de werkelijkheid, zoals menigeen denkt, maar slechts het realiseren van een innerlijke werkelijkheid, die normalerwijze terzijde wordt gesteld, op het ogenblik dat wij proberen deze innerlijke werkelijkheid uit te drukken in geloofstermen, in een geloofsbeleving zonder meer, zullen wij in conflict komen met de rest van de wereld. Het gevolg is, dat wij komen tot een normalisering, waarbij het persoonlijke van het geloof teloor pleegt te gaan. Wanneer echter in ons een geloof bestaat en wij kunnen dit vanuit ons persoonlijk openbaren (a.h.w. door een formule van denken, streven, een moduleren van alles bewust en onderbewust. wat in ons zit) dan hebben wij daarmee op vele vlakken van onze persoonlijkheid gelijktijdig een werking ontketend. Ons gehele wezen spreekt mee. De incantatie is niet slechts de weergave van een stoffelijke formaliteit, het is niet de reproductie van klanken alleen, het is een volledige uitdrukking van eigen persoonlijkheid met een stuwende wil plus een vast geloof en vertrouwen. Een geloof is dus een innerlijke werkelijkheid. Wij realiseren ons die innerlijke werkelijkheid en maken haar suprême boven elke stoffelijke werkelijkheid, die wij normalerwijze erkennen. Krachten kunnen hieruit worden geput.

Wanneer gebruiken wij de incantatie? We zullen een incantatie zeker niet te vaak gebruiken. Een incantatie moet en zal een laatste redmiddel blijven. Wanneer wij ons n.l. te veel bezighouden met de incantatie, dan zal ofwel de intensiteit waarmee wij deze gebruiken, aanmerkelijk afnemen door gewoontevorming en de incantatie dus haar werkzaamheid verliezen dan wel wij zullen door het voortdurend leven in een intense beschouwing van niet materiële waarden de stoffelijke wereld voor een groot gedeelte uit het oog verliezen en niet meer realistisch handelen daarin. Wij mogen dus alleen in noodgevallen de incantatie gebruiken. Zij moet gebruikt worden voor die waarden, waarmee onze eigen wil en streven volledig in overeenstemming zijn. Zij moet verder worden gebruikt in afzondering.

Nooit en te nimmer temidden der massa. Altijd en te allen tijde na rijpelijk overwegen en een vaststellen van de mogelijkheid, een vaststellen van het werkelijk geloof, dat in ons leeft. Zij zal worden gericht tot alle al of niet bestaande geesten, heiligen en voorstellingen die in ons stoffelijk denken geassocieerd kunnen worden samengevat.

De gehele persoonlijkheid wordt erin geuit. Wat kan er bereikt worden met de incantatie?

In de eerste plaats: het uitdrijven van krachten, die niet harmonisch zijn met ons eigen wezen. De incantatie brengt n.l. het eigen wezen geheel in harmonie en geeft het daarmee een zodanige doordringingskracht, dat elke niet harmonische kracht daardoor verdreven wordt.

In de tweede plaats: harmonie met andere werelden en andere sferen, in zoverre ons eigen wezen de krachten en vermogens heeft om zich in die werelden te bewegen en zich met de krachten van die werelden te associëren.

In de derde plaats: beheersing van alle stoffelijke waarden, die door het denkleven beheerst kunnen worden. Alle gedachtekracht in de verschillende intensiteiten dus tot de geestelijke kracht toe kunnen worden gebruikt om in de stof bepaalde wijzigingen aan te brengen.

Wanneer wij een incantatie uitspreken, kan deze kracht indien de incantatie gericht wordt voor dit doel gebruikt worden. Bovenal wanneer wij leren de incantatie daadwerkelijk te gebruiken voor een bepaald doel en dit niet overdrijven en niet te vaak doen, zal zij ons vaak een geheel nieuw inzicht geven in ons eigen wezen en onze eigen mogelijkheden. Het bevordert onze bewustwording en geeft ons een scherpere realisatie van onze eigen vermogens.

Nu nog een klein stukje theorie op een ander terrein. Heeft u een voorstelling van God?

Probeer u God voor te stellen, onverschillig hoe. Of God voor u een leegte is of een menselijke gestalte, dat geeft niet probeer u God voor te stellen. Deze God is het symbool van de werkelijkheid. Niet alleen het symbool van de werkelijkheid van de aarde, maar van alle voor ons toegankelijke werelden. Realiseer u hoe u zich die God hebt voorgesteld. Uit de wijze waar op deze God bestaat uit zuiver menselijke of bovenmenselijke vorm, uit licht of misschien zelfs een totale afwezigheid van vorm, kunt ge nagaan, hoever uw vermogen van aanvaarding en begrip zich uit breidt buiten uw eigen wereld. Onze God is n.l., niet alleen voor ons een concept van de kosmos, van de Eeuwige, onze God is tevens voor ons een soort maatstaf, een soort waardemeter voor ons eigen wezen. Alles wat met God samenhangt, hangt tevens met onszelf samen. Onze God en dat dienen wij goed te onthouden, is te allen tijde voor ons reëel.

Hij zal misschien nooit reëel bestaan zoals wij Hem ons voorstellen, maar Hij is een deel van de goddelijke Werkelijkheid. Wat wij ons van God bewust kunnen voorstellen, is een directe weergave van ons eigen wezen in zijn opgang tot God. Zo kan elk godsbegrip en elk godsvertrouwen gebruikt worden om eigen wezen daarmee nader te definiëren.

Misschien is het wel de bedoeling van de Eeuwige geweest, toen Hij de mensen eerst godsbegrip gaf en een godsbesef, om hem een waardemeter te geven, aan de hand waarvan hij zichzelf kon erkennen in de kosmos. Het zou dwaas zijn hiervan geen gebruik te maken. De esotericus dient dan ook voortdurend na te denken over zijn God en uit het begrip van zijn God voor zichzelf een beeld van het “ik” te maken. Meer dan alles wat wij in onze eigen wereld kunnen zien rond ons, geeft het beeld van God ons een indruk van de verschillende niet stoffelijke waarderingen en werelden, die u vanuit de stof dus in uzelf erkennen kunt en bezitten. Door ons datgene wat wij boven ons eigen perceptievermogen van sferen nog kunnen erkennen of kunnen weten en ervaren.

De zekerheid, dat deze God met ons is, zou ons moeten brengen tot een identificeren van onszelf met, deze God. Let wel, er komt geen enkel ogenblik, dat wij kunnen handelen in plaats van God. Maar wij kunnen wel voortdurend handelen als een gehoorzaam deel van die God. Wij zijn werktuig. Dit werktuig zijn sluit niet een vrije wil uit, maar stelt wel, dat in onszelf voortdurend na rijp overleg een primaire weg of mogelijkheid zal worden gevonden, langs welke wij gelijktijdig tegemoet kunnen komen aan ons Godsbegrip plus onze persoonlijke behoefte. De weg, die het “ik” met zijn ogenblikkelijke behoeften, en gedachten verenigt met de eeuwigheid, zonder daarbij ooit af te wijken van het werkelijk godsconcept, is voor ons de juiste weg van handelen en leven. Handelen en leven wij juist, dan zijn wij dus een weerkaatsing van onze God, Maar wat meer is, wij zullen dan die God openbaren aan alles wat rond ons is. In deze openbaring zullen alle voor ons niet bekende facetten van het Goddelijke in de omgeving antwoorden.

Ons godsbeeld mag nooit permanent zijn. Het is een steeds wisselende waarde en indien wij goed leven een steeds groeiende waarde. Naarmate ons concept van God groeit, zullen niet alleen ons zelfbewustzijn, ons zelfbegrip en onze zelfkennis groeien, maar gelijktijdig ook ons vermogen om te heersen over die factoren binnen het totaal van de kosmos, die door onze God nog worden voorgesteld. Iemand, wiens God een vorm heeft als van een mens moet nooit proberen om bv. een wereld van klank en kleur te beheersen. Dat is onmogelijk. Die God is daar a.h.w. nog niet vol doende rijp voor. Hij staat op een te laag niveau. Toch is Hij voor u het beeld van God. Probeer echter niet u nu een God te gaan aanmeten, die zo hoog mogelijk staat, maar probeer een God u voor ogen te stellen, die inderdaad in u leeft, die u voelt a.h.w. Leer op uw gevoelens te vertrouwen. Uw gevoelens zijn juist in deze weg van innerlijke bewustwording vaak de enig juist maatstaf. De correctie daarop in het gedrag geschiedt aan de hand van de rede. Wij kunnen dit als volgt vergelijken: Onze gevoelswereld en onze innerlijke erkenning van God is als het voorstel, dat wordt gedaan om een huis of een tempel te bouwen. De rede is de architect, die het voorstel uitvoerbaar en aanvaardbaar moet maken. Indien wij ons werelds bestaan – hetzij in de stof of ergens anders – zouden willen baseren op alleen een gevoelswereld, dan zouden al onze structuren ineenstorten. We zouden nooit iets werkelijk kunnen bereiken en zeker niet wat wij wensen te bereiken. Maar indien wij steeds het gevoel en de gevoelsinhoud maken tot de stimulans van het denken en de rede gebruiken als het instrument, waarmee langs de weg van het denken de gevoelswereld kan worden omgezet in een tastbare waarde, dan scheppen wij voor ons de volmaaktheid, die in ons is, steeds meer buiten onszelf. Hierin treedt een grotere zelfverwerkelijking op en dus (denkt u terug aan het voorbeeld in het begin al gegeven over die verschillende bakken met water) wordt tussen ons en hogere niveaus een directe verbinding vastgesteld, die door de daad in stand wordt gehouden. Het is dus niet meer de gedachte, die hier de verbinding vormt met een hogere wereld, maar het is de redelijke uitvoering van het juist aangevoelde.

Onze God kent natuurlijk een zekere voor ons niet begrijpelijke redelijkheid. Onze God doet veel dingen, die wij wel aan Hem willen toeschrijven, aan Hem willen wijten, maar die wij voor onszelf niet kunnen accepteren. Hier ontstaat een strijdigheid tussen ons en onze God. Dit Is niet aanvaardbaar. Onze God moet te allen tijde in overeenstemming zijn met het voor ons draagbare en aanvaardbare. Slechts dan kunnen wij de kracht van die God gebruiken. In negen van de tien gevallen zal indien een godsvoorstelling is aangepast aan de persoonlijkheid elk falen van die God volgens menselijk concept niet aan die God te wijten zijn, maar aan de wijze waarop de mens de kracht van die God heeft weten te gebruiken.

Heel vaak beseffen wij innerlijk wat goed en juist is, maar willen wij dit niet aanvaarden. In dergelijke gevallen wordt het heel erg moeilijk. Want hier komen wij niet in strijd met God maar met onszelf. Een strijd met God is altijd aanvaardbaar. Iemand die met God strijdt, eerlijk en oprecht, zoekend naar de werkelijkheid van die God en van zichzelf, zal altijd tot een goed resultaat komen. Maar de mens die zijn eigen wensen en voorkeuren, zijn eigen angsten, verlangens of bezitslusten laat prevaleren boven de door hem erkende wil Gods, kracht Gods, zal daardoor met zichzelf in strijd tot een absolute Godverloochening komen, een bemanteling van zichzelf en een tijdelijke meestal niet blijvende daling op het vlak van bewustzijn, waardoor de innerlijke bewustwording zo zeer verminderd wordt, dat hij terugkeert tot een stoffelijk of bijna dierlijk peil. Dit geldt ook voor vele geesten in andere sferen dan de uwe.

 Vragen.

  • In een vorige les staat: Indien u dit uit een geloof doet en dan staat er tussen haakjes, dus in een klakkeloze aanvaarding. Nu kan ik geloof niet in overeenstemming brengen met een klakkeloze aanvaarding, Voor mij is geloof een der grootste hulpmiddelen om tot een verlichting te komen. En het woord klakkeloos vind ik denigrerend voor het geloof.

Dat is een verschil van opvatting. Geloof kan een hoge waarde zijn, wanneer het een innerlijke aanvaarding is. Maar in 9 van 10 gevallen is datgene, wat men geloof noemt, in feite een ontvluchting van het probleem, een weigering om er over na te denken. Ik vermoed dat in deze zin het woord klakkeloos werd gebruikt. Er zijn heel veel mensen, die zich niet eens een voorstelling maken van de mogelijkheid, dat God misschien nog op een andere manier bestaat dan het geleerd wordt. Zij nemen dat klakkeloos aan. En het is dus wel nodig, dat u in een dergelijk geval de context beziet, voordat u tot een conclusie komt. Het is helaas niet zo dat er afzonderlijke woorden bestaan voor elke aparte variant van geloof. Vandaar dat van bijgeloof tot Godserkenning alles onder geloof kan worden begrepen.

  • Wanneer u vraagt een voorstelling te maken van het godsbegrip en ik denk aan de associatie die ik heb, wanneer ik hoor zeggen de Opperbouwmeester des heel als, m.a.w. dat ik wanneer ik aan God denk aan de gehele schepping denk, zowel stoffelijk als in alle andere werelden, hoe kan ik mij daar dan een voorstelling van maken?

Het is vaak zeer moeilijk om een denkbeeld te omschrijven. En toch als u die associatie, hier uitspreekt, dan moet er een beeld van bestaan. Anders gezegd: wanneer u komt tot een omschrijving van uw associatie, moet er al een beeld zijn. Het beeld groeit vanzelf in u uit de associatie, die u naar voren brengt. Het is niet noodzakelijk om dat zonder meer verder te definiëren, maar ik neem toch aan, dat u op de een of andere manier uw God omschrijft. En ik vermoed, dat u God eerder ziet als een beweging of een activiteit dan iets anders.

  • Als een bezieling.

Goed, noemt u het bezieling, dan heeft u daarmede ook uw eigen godsvoorstelling. En naarmate u die bezieling kunt uitbreiden tot een groter aantal werelden en concepten van mogelijkheden, zult u dichter komen tot het totaal Goddelijke.

  • In verband met het eerste gedeelte over incantaties en invocaties komt het mij voor, dat al die piramideteksten en de teksten uit de Egyptische dodenboeken niet anders zijn dan incantaties en invocaties.

Niet alle piramideteksten. Want wanneer wij deze als incantaties willen beschouwen, dan is opschepperij ook vaak een incantatie. Maar als wij uitgaan van het dodenboek zelf, dan ben ik het met u eens, dat het dodenboek feitelijk niets anders is dan een samenstel van incantaties. En wanneer wij nog verdergaan en wij zouden willen spreken over het boek Thoth, dat voor u niet toegankelijk is, dan zouden wij zelfs komen te staan voor de incantatie in haar zuiverste vorm, waar n.l. de begrip loze klank identiek wordt met het scheppend woord en als zodanig een absolute beheersing van alle materie en geest inhoudt.

Incantaties zijn zo oud als de mensheid zelf, dat moet u niet vergeten. Maar naarmate de mens meer gaat leven in een drukke en materiele samenleving, zal zijn gebruik van die incantatie langzaam maar zeker een andere gestalte krijgen en op den duur uit het bewustzijn verdwijnen. Toch moet u mij niet kwalijk nemen, wanneer ik er op wijs, dat feitelijk (zij het dan ook niet qua intentie) 9 van de 10 vloeken en verwensingen hun oorsprong vinden in vroegere incantaties en als zodanig een moderne vorm daarvan kunnen heten. Een voluit gesproken g.v.d. beantwoordt n.l. aan alle eisen, die aan een incantatie gesteld kunnen worden. In de eerste plaats een associatie van hogere krachten met een bepaald doel in de tweede plaats een volledige gevoelsuiting in de derde plaats een weergave van dit geheel in een toon die de persoonlijkheid en zijn ogenblikkelijke gesteldheid in de buitenwereld brengen.

Het is maar goed, dat door gebrek aan voldoende concept deze vloeken en vervloekingen der moderne tijd niet dezelfde intensiteit van geestelijke werking vertonen, die de weloverwogen incantatie normalerwijze heeft.

  • Kunt u het bestrijden van de angst nader toelichten?

Er bestaan in elk wezen bepaalde oer angsten. Die oer angsten worden in de eerste plaats erfelijk tot stand gebracht, zodat elk menselijk voertuig een afkeer heeft van bepaalde voor hem en zijn soort gevaarlijke wezens. Deze gevaarlijkheid wordt dan mede betrokken in elke gelijkenis daarmee, zodat de angst bv. voor de slang (een geheimzinnig en vaak giftig wezen in de oudheid) langzaam maar zeker een soort afkeer voor het kruipend gedierte werd en bij sommigen zelfs nog angst voor bv. paling, die onschuldig is, met zich brengt. Dergelijke angsten veroorzaken onmiddellijke en lichamelijke reacties. Een van de reacties van een dergelijke angst of schrik is een vergrote adrenaline afscheiding in het lichaam en daardoor een verhoogde activiteit.

Daarnaast kennen wij de z.g. associatieve angsten, die bij de doorsneemens uit zijn jeugdjaren worden ingebracht. Er zijn bepaal de dingen, waarvoor het kind bang is gemaakt. Het leert later inzien, dat redelijk deze angst overdreven is en irreëel, maar de oude associatie blijft bestaan. Wanneer een dergelijk beeld herbeleefd wordt, ontstaat dezelfde onredelijke paniek ervaring, waarin wederom een verhoogde activiteit in het lichaam, verhoogde adrenaline af scheiding e.d. volgen.

In de derde plaats kennen wij dan nog vanuit het geestelijke komende angsten, waarbij erkende fouten, die echter niet in het stoffelijk bewustzijn gegrift zijn, bij het ontstaan van soortgelijke omstandigheden een absolute verstijving tot stand brengen. Men kan ineens niet meer reageren. Men staat als de vrouw van Lot. (iets wat de volksmond langzaam maar zeker heeft vervormd tot een van Lotje getikt zijn. Dat is dus ook van die vrouw van Lot en haar verstening a.h.w. afgeleid.) Ook in deze toestand heeft in het lichaam een afweermechanisme een zekere activiteit. Nu is er in dit laatste geval meestal geen aanmerkelijke verhoging van adrenaline, maar er is toch wel een reeks van reacties, die de totale spanning in het lichaam veranderen.

Nu bent u voor iets bang, onverschillig wat. Dit kan nooit zo erg zijn als deze u ingeboren angsten. En stelt u zich nu eens dit voor: U staat tegenover een groot vuur, waarvan u weet dat het u verbranden zal en u staat tegenover een rookgordijn, waar achter mogelijkerwijze monsters verborgen zijn. In 9 van de 10 gevallen zult u het onbekende gevaar gaan trotseren op het ogenblik, dat het vuur het bekende gevaar voelbaar maakt. Voor die tijd komt u niet tot een keuze. U hebt dan een zodanige impuls, dat u niet denkt aan de fantastische dreiging, het rookgordijn kunt overwinnen en zo de veiligheid vinden. Wanneer wij nu angsten hebben, zijn dat meestal dergelijke rookgordijnen. D.w.z. de doorsnee angst van de mens is grotendeels geestelijk zowel als stoffelijk gebaseerd op zijn voorstellingsleven. Wanneer het nu niet een angst is, die inherent is aan het wezen (dus direct daarmee vergroeid), dan kunnen wij door een andere angst op te wekken de gesteldheid van het lichaam en de impuls van het denken panisch maken, d.w.z. onredelijk. De vlucht voor het ingeboren gevreesde impliceert dat men het onbekende gevaar negeert, en in deze negatie heeft men een veel grotere mogelijkheid om het te overwinnen.

De consequentie van dit geheel is dus: Wanneer er iets is, waarvoor u werkelijk bang bent, dan moet u dit in de plaats stellen van het imaginaire gevaar, van datgene waardoor u geremd wordt of datgene wat het u onmogelijk maakt om juist te reageren. Ik mag misschien een voorbeeld geven.

U bent bang dat u niet kunt voldoen aan de eisen van uw omgeving bv. door een ledige portemonnee, een ledige provisiekast of iets dergelijks. Dan zult u in sommige gevallen absoluut irreëel gaan handelen. U gaat geen voorzorgen treffen, u gaat niet proberen er toch nog iets van te maken, maar u gaat zich gedragen alsof dit gevaar niet bestaat tot het ogenblik dat het voelbaar is en dan blijft u zitten, volkomen verslagen. Stel u nu voor dat er een groter gevaar is dan dit, iets wat ergerlijker is. Het gevolg is dat u denkende daarover zult improviseren en dus met uw betrekkelijk lege provisiekast of portemonnee toch nog een dragelijk resultaat tot stand brengt.

  • Maar je krijgt door de nieuwe angst toch weer iets negatief is, kun je het niet op een andere manier doen? Dat je bv. iets gaat opschrijven waarvan je vervuld bent, een uitwijkmanoeuvre die op een ander gebied ligt?

Die uitwijkmanoeuvre op een ander gebied kan alleen plaats vinden, wanneer er nog sprake is van redelijkheid en die zou bij een bedreiging van de rede door de angst steeds minder werkzaam worden. Een angst echter op zichzelf is onredelijk en kan dus zelfs bij een praktisch verliezen van de rede nog optreden. Vandaar dat de angst dus actiever en bruikbaarder is dan het door u voorgestelde.

Negatief zou ik dit zeker niet willen noemen. Mag ik u herinneren aan het gebruik om een prairiebrand of een bosbrand te stoppen? Men tracht met klein en beheerst vuur een vlakte kaal te branden, zodat het aanstormende, al verterende vuur niet meer verder kan. Wat u doet met een gekende angstfactor te gebruiken, die door de gewoonte meestal hanteerbaar is, is niets anders dan dit. Want u wekt een angst op, waardoor de aanstormende paniek of angst geen verdere vat meer heeft op uw wezen en dus langzaam uitsterft. Het angstbeeld echter, dat u ingeboren is, heeft in zichzelf ook het verweermechanisme meegebracht, zodat u automatisch reageert, Deze automatische reactie is voldoende om de kunstmatig opgewekte angst te begrenzen, zodat beide angsten beheersbaar en a.h.w. geblust zijn. Het is hier dus geen negatieve maatregel, het is een logische maatregel, waarbij het positieve doel het schijnbaar negatieve middel tot een redding maakt. En in deze zin werden de voorbeelden gegeven.

  • Maar kun je niet gewoon de angst onder de ogen zien en er recht op ingaan?

Als je goed kijkt is het meestal nooit zo erg als je wel denkt. En al ben je panisch, op het laatst wordt de paniek zo groot, dat die niet meer groeien kan. Maar op het ogenblik dat de paniek zo groot is geworden dat zij niet meer groeien kan, heeft zij alle redelijke normen reeds verwoest en is het gedrag overgegaan tot het onredelijke of instinctieve, dat in zijn gevolgen niet beheersbaar is. Op het ogenblik dat die paniek is uitgestorven, uitgeklonken, zullen wij dus staan voor een reeks van consequenties, die niet te voorzien waren. Het is daarom verstandiger naar het bekende terug te wijken, waarin wij een overzicht bezitten, al is het haast uit de ingeboren gewoonte. Recht op je angst ingaan is alleen dan mogelijk, wanneer zij niet groeit tot het panische en wanneer de angst gedefinieerd is.

  • Om jezelf te verbergen kun je een masker dragen. Je kunt ook je in een kunst uiten, maar dan verraad je je eigenlijk toch veel meer, dan wanneer je helemaal niets doet. Als je muziek maakt of zelfs maar als je spreekt, hoort iedereen hoe je bent? in de klank alleen al….

Het is gelukkig voor vele mensen dat die laatste stelling van u niet opgaat. Er zijn meer mensen die zich achter hun spreken verbergen dan die door hun spreken hun wezen openbaren. Nu is de kwestie deze: Wanneer wij ons uiten in kunst, dan zullen wij daarbij ongetwijfeld ons in zekere zin blootgeven. Maar wij doen dit op een terrein, dat ligt buiten de algemeen aanvaarde normen. Het is geen direct indruisen tegen de maatschappij. En wij hebben immers niet direct de behoefte onze kunst ook aan anderen voor te leggen. Wij vragen daarvoor geen bewondering, maar wij uiten ons daarin, wat heel iets anders is.

Wanneer u schildert, behoeft u geen tentoonstelling te houden. Het schilderen zelf is de gevoelsuitdrukking en geeft ons zo de mogelijkheid tot een redelijke zelfopenbaring. Maar wanneer datzelfde, wat in de kunst aanvaardbaar wordt, in de praktijk wordt overgezet, dan is het plotseling niet aanvaardbaar en shocking. Niemand neemt het een tenor kwalijk, wanneer, hij op het toneel van ganser harte jubelt: du Blonde, du Braune, ich liebe alle Frauen. Maar als hij het in de praktijk brengt, wordt hij door de vrouwenverenigingen uitgebannen, want dan is zijn gedrag beneden alle peil. Nu is mijn oplossing voor dit geval zing het dus: waar niemand zich aan stoot. Vooral waar het hier niet gaat om een betrekkelijk eenvoudig iets als in het voorbeeld werd aangeduid maar vaak om een absoluut verschil van inzicht, van begrip, van plicht. Wij zullen deze kunnen handhaven, zolang wij dit niet al te duidelijk en te demonstratief doen. Onze demonstratie in kunstvorm wordt met een schouderophalen ontvangen. Bovendien zegt u wanneer wij spreken openbaren wij in de klank alleen al onszelf. Gelooft u mij, dat is lang niet altijd het geval. Integendeel, de mens die beheerst is zal heel vaak in het spreken klankvorming en intonatie gebruiken. juist om te misleiden. Grote redenaars gebruiken bewust in klank en stem factoren, die niet tot het eigen “ik” behoren, om daarmee bepaalde resultaten bij anderen te bereiken. Het is dus lang niet zeker, dat u zich met het spreken alleen al blootgeeft. Ik hoop dat hierdoor is duidelijk geworden, dat hier de gevoelsuiting in de kunst zich praktisch aan de samenleving onttrekt, terwijl de daarop gegeven kritiek onbelangrijk voor ons is, indien het scheppen en niet de bewondering van anderen ons doel was. In het maatschappelijk verkeer echter kunnen wij een dergelijke uiting niet plaatsen, zonder ons gezien het ingaan tegen het sociaal stelsel direct kwetsbaar te tonen tegenover de maatschappij en daardoor genoopt te worden onszelf te openbaren voor wat wij zijn, onze werkelijke dienstbaarheid aan die maatschappij te beëindigen, ons nut in die maatschappij te beperken en mogelijkerwijze zelfs het contact met die maatschappij te verliezen.

  • Wij hebben getracht werkzaamheden te verrichten op astraal gebied. Een persoon kan zichzelf de opdracht geven daar en daar naar toe te gaan en die en die handeling te verrichten. Nu zijn daar vermoedelijk ook intelligenties aanwezig van gene zijde. Waar er bij de persoon, die dat doet, aan zijn handelingen geen herinnering vastzit, vraag ik me af of zijn handelwijze op het astrale gebied adequaat is uit zichzelf. Of wordt deze geleid door andere intelligenties, die eventueel een zekere straling of veld werking van de persoon, die nog in de stof zit, gebruiken? Ik weet niet hoe ik mij dit moet voorstellen.

Wanneer wij werkzaam willen zijn gedurende een slaapperiode bv. op astraal terrein kunnen wij onszelf dus een zekere opdracht geven. Dit is in zijn werkzaamheid ongeveer gelijk aan een posthypnotisch bevel, waarbij wij dus uit natuurlijke oorzaken komen tot verwerkelijking van het ons opgelegde, in zoverre het met ons wezen strookt. Op deze wijze wordt dus automatisch gehandeld in de astrale of zelfs hogere werelden. Deze handeling is in zich adequaat, zover dit de mens betreft. Het is n.l. een vervulling van de door hem gestelde doeleinden. Maar hij ontmoet inderdaad zoals u stelt de daar geestelijke krachten, sommige hem goed, andere hem misschien minder goed gezind. Hij is krachtens deze opdracht voor niet harmonische waarden praktisch afgesloten zoals bij een posthypnotisch bevel de tegenwerking in vele gevallen omgaan wordt of eenvoudig niet bemerkt. Men heeft deze drang en als natuurlijk vervult men deze. Op dezelfde wijze reageert dus die geest. Zij wordt nu bij de vervulling geholpen door alle geest, die met haar streven een is. Deze wordt meestal dan in een enkele persoon of in enkele personen kenbaar voor die geest en brengt heel vaak een verandering in de taak zelf teweeg. De hoofdzaak, de essence van de zaak blijft natuurlijk volgens de wilsbepaling. Maar er wordt a.h.w. een andere draai aan gegeven.

Bv. Een posthypnotisch bevel is een doek oprapen. Door de persoon op het juiste ogenblik van het in werking treden te brengen bij een beeldje, dat met een doek bedekt is, wordt de eenvoudige handeling in de onthulling van een beeld veranderd. Op deze wijze krijgt dus de persoon a.h.w. de gelegenheid de gestelde opdracht, de gestelde wil, zo goed en nuttig mogelijk uit te voeren, dank zij de sympathische werking tussen hem en allen, die harmonisch zijn met zijn streven. De herinnering hieraan keert zelden of nooit tot de stof terug. Wat echter wel terugkeert is de ervaring, door wijzigingen in het voornemen ontstaan. De verandering van impuls, door de bevriende geest veroorzaakt, of de wijziging van richting van de impuls, wordt in het onderbewustzijn vastgelegd en beïnvloedt alle hiermee in verband staande stoffelijke zowel als geestelijke handelingen en zelfs latere voornemens, aan de hand van een associatie met deze in het onderbewuste verborgen factor. Dit is het feitelijk geheel.

  • Wanneer zo’n opdracht gegeven wordt aan een persoon en die opdracht is volkomen in strijd met de gevoelens van die persoon, dan zal die persoon die opdracht toch niet uitvoeren?

We gaan hier afdwalen, Het ging hier n.l. over een opdracht, die men zichzelf geeft (dus volgens stoffelijk bewustzijn)voor handelingen in een niet stoffelijke sfeer (bv. op astraal gebied). T.a.v. uw vraag kan ik opmerken, dat indien een hypnotisch bevel met voldoende kracht wordt gegeven en voldoende strijdig is met de persoon zelve, deze als enige oplossing vaak ophoudt te leven. De strijd wordt te groot en brengt een hartcollaps tot stand. Dat is het uiterste. Wanneer een bevel strijdig is, maar omgaan kan worden door de handeling op onbetekenende wijze te verrichten, dan zal dat vaak gebeuren. Voorbeeld: Een hypnotisch bevel met post hypnotische werking om een mens neer te steken met een mes. Op dat ogenblik waar de mens geen moordenaar is en die niet wenst en toch een vervulling noodzakelijk blijkt kan het bv. spelen met een kind of vriend, waarbij desnoods zonder mes of met een imitatie mes de handeling symbolisch wordt voltrokken en daardoor de spanning en het bevel worden opgelost. Dit komt dus ook voor.

Een ander voorbeeld: U beveelt iemand een bepaalde tijd na het beëindigen van de hypnose voor u te knielen. Die mens is trots en wil niet voor u knielen. In 9 van de 10 gevallen zal hij iets laten vallen in uw buurt en daardoor op een knie zinkende dit kunnen oprapen en zo zonder enige kwetsing van zijn eigen gevoelens de opdracht zover mogelijk volvoeren.

Meditatie: Beeld van God.

Wanneer ik mij zoek een beeld te vormen van God, Die in mij leeft, dan voel ik mijn eigen onvolkomenheid sterk aan. In mij leven gedachten, die verdergaan dan het beeld, dat ontstaat. Ik zoek naar een beeld, waarin het heelal zal zijn uitgebeeld, omschreven met alle werkingen. En ik kom vaak niet verder dan een sterrenhemel met wat lichten, of een zon die door haar licht leven geeft en een paar planeten. En ik vraag mij af of dit dan mijn beeld van God wel werkelijk kan zijn. Want theoretisch leg ik er zoveel meer begrippen in, theoretisch zoek ik zoveel verder. Maar als ik eerlijk wil zijn, moet ik toegeven: dit beeld is mijn werkelijkheid. De rest is theorie, daar kan ik over praten, maar het leeft nog niet in mij, het is nog geen werkelijk deel van mij. Het zijn alle maal mooie gedachtegangen, maar het is niet mijn eigen wezen. Maar dat, wat ik mij kan voorstellen, ook al is het maar een enkele ster, dat is voor mij het beeld van God.

Zoals ieder mens op zijn eigen wijze God ziet, zo droomt ook de geest van haar God. Zoals de mens een beeld heeft van de Godheid, zo heeft de geest haar eigen beeld. Zoals voor u ieder dat beeld verschillend zal zijn, zo is dat voor ons verschillend. Het is voor mij moeilijk om over het beeld van God te spreken, dat een ander kent. Maar misschien, misschien kan ik u iets geven van mijn eigen beeld. En als u het begrijpt al is het maar als een theorie zal het u misschien dichter brengen bij het erkennen van het beeld Gods, zoals het in u woont en het aanvaarden.

Als ik denk aan God, dan denk ik aan duisternis. Duisternis, waarin niets is buiten een speldenpunt van licht. Maar die speldenpunt heeft een stralende kracht, groot, scherp, sterk.

Al het licht van duizend zonnen in een straal zo dun, dat ze zonder meer door een haar kan worden geleid. En dan zie ik die straal licht voort durend bewegen, een wervelend draaien door het duister heen.

En ik zie hoe het vormen aftast en hoe in de weerkaatsing van dit felle licht steeds weer nieuwe delen van het Al voor mij zichtbaar worden. Maar ik kan ze niet onthouden, het gaat mij te vlug. Ik kan het niet bijhouden, die razende volgorde van verschijnselen.

Ik kan mij niet goed realiseren wat er gaande is. Ik zie alleen die beweging, Ik zie ook dat ze regelmatig is en toch niet onbeheerst. En dan denk ik mij mijn God als een licht zonder meer.

Zo’n felle puntige lichtstraal, die weet, die alles kent wat in het duister ligt en die mij steeds weer delen ervan onthult, tot ik als Tantalus niet meer weet waarheen ik moet kijken, niet meer weet of ik eerst mijn eigen ogenblik van licht zal genieten of ondergaan in het licht, dat ik elders zie.

En dan ja, het klinkt u misschien te dwaas, misschien te vreemd, maar dan krijg ik voor mij de illusie zo dadelijk komt die straal bij mij in de buurt. De straal is zo scherp, zo vast omlijnd, dat ze is als een touwladder. Ik kan naar het licht toe klimmen.

Tot nog toe heb ik altijd weer mis gegrepen, maar ik heb het gevoel: eens zal ik dit licht als een tastbaar iets kunnen pakken. En wanneer ik dat heb, zal ik alles kennen, want dan zal ik met dat licht mee alles aftasten en misschien dat ik zelfs zal weten waar alles ligt, waar alles zit. Zeker ben ik er natuurlijk niet van.

Maar ja, in ieder leeft een beeld van God en ieder denkt het op zijn manier. Per slot van rekening: dit is nu mijn beeld. Een ander ziet het misschien als een enorm beeld ergens in een tempel of erkent het als een geheimzinnige stem, die ergens een geheimzinnig woord spreekt.

Iedereen heeft zijn eigen beeld van God en ik geloof niet dat een van ons het mis kan hebben. Want als ik denk aan die lichtbundel, dan heb ik zo het idee, dat de meesten van ons niet dat licht zien, maar zien, wat er op een ogenblik onthuld wordt. Dat licht is zo fel, dat zo’n moment van leven in het duister zich vast brandt als op het netvlies dat het als een schaduw blijft voortbestaan, als dat licht al lang verder is. Dan zeggen wij: dat is God. En het is waar, want het is God. Die het onthult, het is door God, dat het bestaan mogelijk wordt, het erkennen mogelijk wordt. Het lijkt zo dwaas God als een houten beeld, God als een kosmische macht en het is allebei waar.

Een beeld van je God te maken is haast onbegonnen werk, als je elk concept van God daarin mee verwerken en vervlechten wilt. En daarom, vrienden, is mijn opinie: Als je naar een beeld van God zoekt, schaam je dan niet voor de eenvoud van het beeld, dat in je woont, maar probeer steeds weer te beseffen, waar het beeld vandaan komt. Natuurlijk, daar komt mijn eigen Godsconcept weer op de voorgrond, ik weet het wel. Maar als wij ons steeds afvragen waar komt mij dit beeld vandaan? Terwijl wij het accepteren, ach, dan moet er een ogenblik zijn, dat wij zeggen: Kijk, het is dat licht, het is deze wijze van beleving, waardoor dit God voor mij is. En dan aan die wijze van beleving vast te houden, dan vinden wij het heelal.

De theorie is zo mooi God is in alle dingen. Hij is de schepper en is al het geschapene. Hij is licht en duisternis, leven en dood. Want alle dingen zijn in Hem en zonder Hem is niets. Het klinkt mooi, je kunt het geloven en je kunt het er mee eens zijn, maar je kunt het je niet voorstellen. Maar het beeld dat in ons leeft zal wel naar onze gedachten kunnen toegroeien, langzaam en zeker wanneer wij tenminste datgene, wat wij als beeld Gods erkennen in onze gedachten, omzetten in een praktijk, zodat het deel wordt van ons leven. Want het beeld van God, dat wij in ons dragen is het resultaat van onze eigen angsten, onze eigen begeerten en onze eigen daden. Niet van de kosmische werkelijkheid. Het is het verschijnsel. Het is de vrucht. Staat er niet geschreven, dat je aan de vrucht de boom zult kennen?

Schaam je niet voor een eenvoudig beeld van God. Maar beleef het zo intens je kunt. En breng alles wat je meent te erkennen over God in de praktijk. Totdat dat beeld helderder en zuiverder wordt, totdat je de oorzaak ervan beseft en zo ingaat in de werkelijkheid.

Dit is mijn idee, vrienden. Het is misschien geen schoon woord, maar het is mijn benadering van de waarheid, zo goed als ik ze u geven kan. Schaam u niet aan uw God te denken.

 Beschouw het niet als tijd verprutserij of nutteloos. Want geloof mij, naarmate je meer beseft wat de Kracht is, die je drijft, die je voortbeweegt, zul je intenser één zijn met het zijnde en de wetten en de waarheid ervan kennen. En dan komt dat beeld van God, dat je misschien graag zou willen hebben, vanzelf. Maar als je probeert boven je stand te leven in dat opzicht, ben je geestelijk een parvenu en dan word je in de beste geestelijke kringen niet ontvangen.

image_pdf