Het rad

image_pdf

8 december 1980

De gastspreker van vanavond is Re Panchen Lama Go Sang. Dat is zijn titel. Het betekent dat hij een zeer heilige Lama en leraar is geweest; een filosoof uit het lamaïstisch dus Tibetaans Boeddhisme.

Een groot probleem waar we altijd mee bezig zijn, is het leven, de weg, het hiernamaals. Kortom al datgene wat onder het Rad wordt verstaan in deze vorm van denken. Wanneer je ziet wat het gewone volk er van maakt, dan denk je heel gauw: degene die dat gelooft loopt met molentjes en niet met raderen. Maar de werkelijkheid is ongeveer als volgt: In onze eigen geest bestaat een voortdurende kringloop. Deze kringloop blijft niet alleen beperkt tot ons geestelijk ik, maar wordt ook elke keer weer in ons lichamelijk ik geprojecteerd. Hierdoor hebben we niet alleen te maken met oorzaak-en gevolgwerkingen maar hebben we ook wel degelijk te maken met een conditionering.

Omdat die conditionering gepaard gaat met een bepaalde wereldvoorstelling zullen we het ik-beeld steeds weer omringd zien door die wereld, die volgens ons bij dit ik-beeld past. En dan krijg je als vanzelf het beeld van de verschillende helle- en hemelwerelden, maar dat toch steeds weer uitloopt in een nieuwe stoffelijke gedaante.

Onze gast van vandaag heeft al een langere tijd in de verschillende sferen doorgebracht. Hij behoort op het ogenblik tot een witte lichtsfeer. Hij werkt nog erg veel op aarde. Hij heeft zich de laatste tijd vooral aan China gewijd. Zijn visie is er één die de moeite van het aanhoren wel eens waard zou kunnen zijn, Zeker, het is en blijft een mate van filosofie. Maar aan de andere kant zit er toch ook de beschouwing in van het leven, zoals dit in een totaalstructuur te zien is. Zo zegt hij: “Leven is niets anders dan een reeks van droombeelden, die wij in de plaats stellen van een werkelijkheid, die wij niet kunnen aanvaarden.”

En dan zit je gelijk midden in de moeilijkheden. Want wat is die werkelijkheid die wij niet kunnen aanvaarden? Daarop heeft onze gast veel antwoorden. De manier waarop hij het benadert, zal niet voor iedereen even aanvaardbaar zijn, maar ik waag het er op enkele van die antwoorden alvast te geven. Menige mens wendt zich af van de innerlijke werkelijkheid omdat hij niet durft te leven volgens een God die hij begrijpen kan.

Een ander beeld is: “De mens is bang voor de onbeteugelde mogelijkheden die in hemzelf en in alle anderen bestaan. Daarom beperkt hij zich tot een wereld met vaste regels en beperkingen, zodat hij niet gekweld zal worden door de onzekerheid welke mogelijkheden een ander eventueel onredelijk kan gebruiken.”

U ziet het, het zijn allemaal stellingen, die samenvattend het hele leven eigenlijk een klein beetje op losse schroeven zetten. Onze gast bekijkt het dan ook vaak op een bijna humoristische wijze, zou ik zeggen. Ik kan niet het geheel van de discussie hier gaan herhalen. Het is ook weinig zinvol, dat is me al meerdere malen gebleken. Maar het volgende is misschien wel interessant; het is mijn versie van zijn uitleg.

Er zijn mensen die proberen altijd te vroeg te zijn. Dat is een neiging, die je bij veel mensen ziet en ze komt voort uit onzekerheid. Maar wanneer je altijd probeert te vroeg te zijn en je gaat over, dan ontdek je hoeveel schade dat te vroeg te zijn, je heeft opgeleverd. Het resultaat zal zijn, dat je in een volgend leven steeds iets te laat komt en ook dan zal je de daar gemiste kansen moeten beseffen. Wanneer je dan voortaan iets minder te laat komt, heb je minder schade. Je zult dan iets minder te vroeg zijn en daardoor ook minder schade hebben. Tenslotte vind je het juiste ogenblik, waardoor je beantwoordt aan de werkelijke levenslijn die in je eigen wezen is ingebouwd. Eigenlijk is het een hele leuke situatie. Ben je te vroeg, dan kun je daardoor misschien mogelijkheden voorbij zien gaan. Ben je te laat dan heb je een kans gemist.

Het is echt niet zo, dat het noodlot ons alleen maar voorbijflitst. Wij kunnen wel degelijk gelijke tred houden met het noodlot als we maar op de juiste tijd reageren. Op het ogenblik dat wij de gezel zijn geworden van het noodlot bepalen we mede de weg die we zelf met dit noodlot gaan.

Het is een heel typische visie die bovendien nog wordt verlucht door allerhande voorstellingen omtrent het hiernamaals. Zo zegt hij bv.: “Het Nirwana is de dagdroom van de luilak.” Dat klinkt een beetje denigrerend op het eerste gezicht, maar wanneer hij dat verder uitlegt dan denk je: Ja, hij heeft toch gelijk.

Onze gast:  “Alleen maar te “zijn” kan alleen belangrijk zijn zolang ik van alles deel ben. Maar wanneer alles, waarvan ik deel ben, in het Nirwana leeft, dan is er geen bestaan. Bestaan kan ik in het Nirwana slechts door deel te zijn van datgene wat ageert en deel te zijn van een veelheid van handelingen, in plaats van zelf handelend op te treden.” Je ziet ineens een heel andere visie ontstaan. Niet alleen van het leven maar ook van boven bepaalde Boeddhistische denkbeelden.

Onze Gast zegt over mystiek ook veel. En ofschoon hij zelf in zijn tijd – naar ik meen toch wel – een mysticus geweest moet zijn, lacht hij er nu eigenlijk toch wel een klein beetje om. Hij zegt bv. “Mystiek is vliegen zonder te weten hoe. Maar je weet ook nooit waar je terecht komt.” Hij stelt daar echter het volgende tegenover. De vrije geest bepaalt haar eigen weg. De vrije geest wiekt tot die hoogte, waarop ze zichzelf nog net in stand kan houden en keert van daaruit terug naar elk lager gelegen vlak waarop ze actief kan zijn. Op die manier wordt het leven een kwestie van zoeken naar de perfecte inzet, het perfecte ritme, de perfecte mogelijkheid. Ik geloof werkelijk een degelijke gastspreker voor u als belangrijk te mogen zien.

Zijn visie omtrent God en het Goddelijke zullen sterk afwijken van hetgeen u gewend bent. Nu, daarover moet u zich niet verbazen,  want de beelden van God hebben door de tijden heen altijd weer andere gedaanten gekregen. Er zijn andere consequenties aan verbonden. Laten we niet vergeten dat er goden zijn geveest die om hun overspeligheid bekend waren zoals Jupiter die ook nog Tonans genoemd werd. Even later komt een God die het niet alleen zelf niet doet maar die het bovendien een ander niet gunt.

Dat zijn rare situaties, als je het goed bekijkt. Het ene ogenblik vraagt een god bloedoffers, het volgende ogenblik wil hij alleen liefde onder de mensen. Dat kan nooit uit God voortkomen; dat moet natuurlijk uit de mens zelf voortkomen. Wanneer je dan uitgaat van het standpunt: de mens zelf vormt het beeld van zijn God; vormt eigenlijk zijn eigen lot; dan zitten we ook niet meer met de handen in het haar wanneer iemand spreekt over Goddelijke rechtvaardigheid. Iets wat u overigens zeker niet zult horen vertellen door onze gastspreker.

U kent toch wel dat geval van rechtvaardigheid? Het was een man die op een avond, ik meen dat het een Halloween-avond was, door een spookbos wilde gaan om een stukje van de weg af te snijden. Hij had zijn hele leven erg deugdzaam geleefd en dacht: “dat kan ik toch best doen, want als ik dat bos doorloop en de duivel haalt me, dan is er geen gerechtigheid.” En terwijl hij dat zo denkt, loopt hij het bos in en hoort achter hem een stem die zegt: “Er is ook geen gerechtigheid.”

Dat zijn van die verhalen die in de richting gaan van: Is er wel een Goddelijke rechtvaardigheid? U zegt: “God is Liefde”  en die aardbeving dan en die oorlog dan? In de denkwijze van onze vriend heeft dit niets meer met   God te maken.

God is geen wezen met bepaalde kwaliteiten of eigenschappen. God is de bron van alle dingen en wat er ook mee gebeurt, het blijft toch bestaan. Voor hem is het gebeuren niet belangrijk. Dat is het alleen voor ons. Daarom zegt onze gast dus “Er is gerechtigheid, want al wat sterft, zal leven. ” Wel, als je dat gerechtigheid noemt, dan kun je het voor mij ook Goddelijke Liefde noemen. Aan de andere kant zegt hij: “Het onrecht dat de mensen elkaar aandoen, komt voort uit het onbegrip van hun eigen wezen en hun onvermogen een ander te aanvaarden zoals hij is.” En van dat laatste ben ik overtuigd.

Je hoort de hele wereld voortdurend schreeuwen over discriminatie. Ik geloof dat degenen die het hardst daarover schreeuwen degenen zijn, die het hardst discrimineren. Alleen discrimineren wij tegen degenen die geen uitzonderlijke kentekenen hebben, waar volgens hen tegen gediscrimineerd zou worden: Daar moet u maar eens over nadenken.

Ik geef die voorbeelden alleen om u duidelijk te maken, hoe eigenaardig mensen reageren en denken. Een vriend van mij heeft kort geleden gezegd: “Ik ben het absoluut eens met de heiligheid van het leven. Maar ik kan geen mensen begrijpen die wel abortus willen verbieden ten koste van alles, maar die gelijktijdig ook het vervaardigen van wapens en onderzeeërs toestaan. ” Daar heeft hij groot gelijk in,

Onze gastspreker hier zegt: “Waarom trekt men er zich eigenlijk wat van aan? Dit zijn menselijke dingen. Dit heeft niets te maken met de werkelijkheid. Dat is een droom waarin je leeft. Door die droom word je beheerst tot op het ogenblik dat je precies de juiste maat hebt gevonden. Als je de juiste maat van leven hebt gevonden, bestaan al die dingen niet meer. Dan ben je pas werkelijk vrij, omdat je jezelf leert kennen voor wat je bent en je gelijktijdig ziet hoe je blijvend in de kosmos die waarde bezit ten aanzien van alles wat er bestaat of – als je in tijd denkt – bestaan heeft of bestaan zal.”

Op deze wijze krijg je eigenlijk een overrompelende wereldbeschouwing die ook tegen deze kersttijd, dacht ik  niet helemaal misplaatst zou zijn. Want we weten het allemaal nietwaar: Sinterklaas is net weer terug naar Spanje of misschien is hij naar Portugal om zijn stem uit te brengen, je kunt nooit weten – en het kerstkindeke is al op komst. De kribbe ligt al klaar, de beeldjes van Maria en Jozef zijn opgesteld met de volksmenigte, verbeeld door os en ezel. En nu wachten wij allen op het ogenblik dat in de kerstnacht de klokken weer zullen luiden en de mensen weer zullen zingen, dat het zo’n stille en heilige nacht is waarvan we hopen, dat het even waar blijft en de kinderen het vuurwerk niet alvast afsteken. Want zo gaat het toch op aarde?

Dan komt het ogenblik: Nu is er vrede op aarde. Ja, dat had u gedacht. Moet u maar eens opletten in het Noorden, daar zult u heel gekke dingen zien, juist met Kerstmis. Wij zijn dus bezig met dingen die een illusie zijn. Kerstmis is een illusie. Niet alleen maar een misvormd midwinter-zonnewendefeest. Neen, het is nog veel meer. Het is een illusie, die wij in de plaats stellen van de werkelijkheid, waarbij je kunt zeggen dat het alleen Kerstmis is, wanneer Jezus in onszelf geboren word. Met andere woorden: wanneer wij de liefde gaan vertolken die Goddelijk is. En ook dan is het nog steeds de Goddelijke liefde zoals wij die zien.

Ik dacht dat het misschien wel goed was in dagen, die toch van allerhande religieuze en pseudo religieuze gevoelens doortrokken zijn eens iemand uit een andere cultuur aan het woord te laten. Iemand, die een totaal andere visie heeft op het leven en die ondanks die andere visie het dan toch maar gepresteerd heeft om op te klimmen tot de hoogste sferen.

Er is nog een ander voordeel bij deze gastspreker. Hij is in zijn tijd een soort priester geweest. Monnik en priester in Tibet lopen in elkaar over zoals u weet. Hij heeft in zijn tijd voorspellingen gedaan. Hij heeft wonderen gedaan. Hij heeft gezegend. Enfin, noemt maar op, alles wat er zo’n beetje bij hoort. Juist daarom kan hij de priesterlijke sfeer, die de christelijke dagen omgeeft waarschijnlijk veel beter begrijpen dan wij allen met elkaar. Maar daarom zal hij waarschijnlijk ook wat harder in zijn formuleringen zijn, dan u zo op het eerste gezicht aanvaardbaar acht.

Ik heb gevraagd: “Wil je ook aan Kerstmis aandacht schenken?” Hij antwoordde: “Ach, waarom zou ik dat doen. Ik ben geen priester meer op aarde en mijn baan hangt niet af van de vraag of de mensen een bepaald geloof en een bepaald verhaal nog steeds als waarheid zien.” Dat is een heel gemene, hè? Maar het is wel een heel duidelijke.

Onze gast zegt dat, zolang wij vaste lijnen en vormen bouwen, we allemaal gaan vertellen hoe het nu eigenlijk moet, we zelf afhankelijk zijn van hetgeen wij scheppen. Zodra je mensen bindt, denk je dat je ze beheerst. Maar je wordt gelijktijdig de slaaf van hetgeen je hen hebt opgelegd. Ik moet zeggen, ik kan daar wel voor voelen. Ik ben er misschien niet honderd procent van overtuigd, want ik heb zelf een christelijke achtergrond gehad in mijn laatste leven. Maar ik moet toch zeggen: ergens heeft hij in heel veel opzichten wel gelijk.

Ik hoop dat u, wanneer u naar hem luistert, u ook zult willen kijken naar de onbevangenheid die er bij hoort. Het is eigenlijk een soort openstaan voor alles en een gelijktijdig geheel vrij zijn van alles. Misschien moet je wel zo hoog komen om het waar te kunnen maken, dat je alle dingen kunt aanvaarden zonder er ooit mee verbonden te zijn in de zin van gedomineerd of beïnvloed zijn en aanvaarden, zonder dat je aanvaarding af wilt dwingen en zonder dat je, hoe dan ook, er zelf bij wilt horen. Het lijkt me een ontstellend goede oplossing.

Onze gastspreker heeft voordat hij in het klooster kwam een tijd lang doorgebracht op een berghelling. Hij is dus een soort kluizenaar geweest. Hij is daarna een tijd naar een noordelijk klooster geweest en heeft daar magie gestudeerd. Tenslotte is hij terecht gekomen in een heel bekend klooster, misschien hebt u de naam wel eens gehoord: het Klooster van de Drie Blinden. Dat klooster ligt nogal zuidelijk aan de karavaanweg naar India, de passen van India. Hij heeft het daar gebracht tot Abt.

Juist omdat hij veel gemediteerd heeft, aan magie heeft gedaan, maar gelijktijdig ook de baas was van een in die tijd nogal groot klooster (ik meen dat het toen 1700 inwoners had) brengt zijn eigen belangstelling hem toch weer heel dicht bij het mens-zijn. Hij staat er niet buiten. Alleen wordt hij er niet meer door beïnvloed. Hij heeft ongetwijfeld veel nagedacht, zeker in zijn kluizenaarsperiode. Hij heeft veel gestudeerd, ook in de tijd dat hij abt werd. Hij heeft meegewerkt aan allerlei vertoningen. In het Klooster van de Drie Blinden waren zeer beroemde duivelsdansen waarbij goede geesten werden opgeroepen, kwade geesten werden bezworen en tenslotte werden zelfs orakels gegeven door een zogenaamde gevangen demon, die dan middels een soort medium sprak. Je kunt hem dus wel zien als iemand die alle kanten van zijn eigen aards bestaan in die laatste tijd wel doorproefd heeft.

Ik wil er niet eens over spreken dat hij, natuurlijk al reizende met de handelskaravanen, door het land is geweest. Dat hij in Lhasa is geweest en een tijd lang heeft verbleven in de Potala. Het was een mens die werkelijk van alles heeft doorgemaakt. Als je zijn leven bekijkt is het een soort avonturenroman. Maar gelijktijdig is hij een persoonlijkheid, dat zult u zelf zien, die ergens ontzettend verstild, ontzettend rustig en ontzettend stralend is.

De schijnbare strijdigheid tussen al die dingen kan ik niet voor u oplossen en ik vraag me af of hij het zelf kan doen . Maar   zeker is wel dat hij zich langzaam maar zeker heeft ontplooid, zodat hij in de werkelijkheid vanuit het witte licht de totaliteit van het gebeuren kan aanvoelen; de totaliteit van al het zijnde kan erkennen en toch vanuit die hoge functie, die hoge toestand – moet ik eigenlijk zeggen – zich voortdurend bezighoudt met alle zaken en zelfs, zij het in uitzonderingsgevallen, met seances als deze op deze avond.

 Daarmee heb ik zo’n beetje alles gezegd wat ik als inleider te vertellen heb. Ik hoop dat u onbevooroordeeld naar onze gastspreker wilt luisteren en dat u zich eveneens zult willen instellen op zijn eigen uitstraling, die volgens mii nodig is voor een juist begrip van datgene, wat hij dan toch ook in woorden waarschijnlijk kan onderbrengen.

Gastspreker.

Op verzoek van één van uw vrienden kom ik vanavond hier wat spreken.

Woorden zijn altijd een beetje moeilijk geweest, want de waarheid kun je niet verdraaien. Maar je kunt haar onder woorden begraven. En het is niet mijn bedoeling hier een grafrede te houden voor de waarheid, dat is duidelijk.

Het is enige tijd geleden dat ik mij in een lichaam heb bevonden. In de laatste periode van mijn bestaan ben ik langzaam ontgroeid aan de dromen, waar uiteindelijk alle materie en alle leven vandaan komt. Er zijn heel wat filosofieën over opgebouwd.

Ik weet dat wij indertijd precies hadden uitgerekend wat de ware naam is van God. En die God blijkt niet eens te bestaan. We hadden een schema gemaakt, waardoor we precies wisten, welke zondaar in welke hel zou komen. Kijk, die zondaars zijn er wel en elke zondaar draagt zijn eigen hel met zich, maar er zijn geen vaste hellewerelden.

Ik heb zelfs een tijdlang geprobeerd, onder meer door het oproepen van goden en demonen, om er achter te komen wat er in het hiernamaals bestaat. Nu ik wat wijzer ben geworden, ontdek ik dat ik alleen maar gesproken heb met echo’s van mijzelf. Want wij zijn zelf de God en de demon, die wij aanbidden of vrezen.

En toch zijn wij waarheid. Maar onze waarheid is verborgen achter uiterlijkheden, achter droombeelden. En niet te vergeten, wanneer we mens zijn, achter woorden. Misschien zijn we wel bang voor onszelf, want de waarheid laat je zo weinig keuze. Je bent wat je bent en je kunt niet zijn, wat je zou willen zijn. Want wat je wilt zijn is altijd maar een klein stukje van hetgeen je bent. Het is alsof een mens zou zeggen: Ik wil alleen een rechter hand zijn, Maar je kunt niet een rechter hand zijn zonder dat je er een lichaam bij hebt met bloedsomloop, met kracht en levenskracht, een astraal en niet te vergeten ook nog hersenen. Nu is dit laatste bij sommige mensen – was bij sommige mensen – een te verwaarlozen kwantiteit, dat weet ik wel. Maar toch, wat is de zin van alle dingen? Soms denk je: de zin is het bereiken. Ik heb aardig wat bereikt en wat is het tenslotte? Voor anderen een verblindende witheid. En voor mijzelf: geen verandering. Alleen zie ik wat meer van hetgeen ik echt ben. Dat is eigenlijk zonderling.

Mensen leven op aarde. Ze denken: zo dadelijk ga ik dood en dan zal ik weten wat ik ben, om een uitdrukking van uw medium te lenen. Vergeet het maar. Dan weet u nog niets. Want als je de ene droom verwisselt voor de andere blijf je dromen. Het leven na de dood is hetzelfde als het leven voor de dood. En het leven dat u nu voert is, al beseft u het niet, hetzelfde als het leven, dat u was voor u geboren werd op deze wereld.

We spreken over de kringlopen van het lot. Maar wat is het lot eigenlijk? Het lot is het gebeuren waarvan we denken dat we het niet kunnen beïnvloeden. Maar zijn we dan werkelijk zo gebonden aan dat lot? Vaak is het als een leerling, die de vragen van zijn meester moet beantwoorden. Nadat hij zijn enormiteiten heeft gedebiteerd en met slagen voor verdere overpeinzing is heen gezonden, weet hij opeens de goede antwoorden.

Wij weten wat wij zouden hebben moeten doen, wanneer we de kans niet meer hebben om het te doen. Zoals we weten wat we begeren, maar niet weten waarom. We denken het alleen maar te weten. Ik heb mijn leerlingen wel eens verteld dat ons doel is om zelfstandig, zonder enige hulp te kunnen komen tot die hoge werelden, waarin we de algehele rust zullen vinden. Maar eigenlijk is dat niet waar. De rust bestaat niet. Het enige wat bestaat voor ons is wat we zelf zijn.

Zeker, wat we zijn, heeft betekenis voor alle andere dingen. Maar juist omdat “zijn” betekent – tenminste voor ons bestaan – het uitdrukken van hetgeen je bent. Het is niet alleen maar een kwestie van: ik besta en daardoor heb ik waarde. Ik kan pas begrijpen dat ik besta, wanneer ik dat wat ik ben op een of andere manier waar maak, uitdruk, omzet in iets anders. En zo is ons hele bestaan en die hele cirkelgang van incarnatie naar incarnatie niet veel meer of veel minder dan een expeditie in de werkelijkheid van ons eigen wezen. En alles wat we ontmoeten op onze weg dat hebben we er eigenlijk zelf ingelegd.

Er zijn veel mensen die zeggen: Ja, dat zegt u goed. Maar wat moeten wij dan denken van mensen, die in grote oorlogen worden betrokken en daarin sneuvelen? Nu, die hebben geluk gehad, die zijn betrekkelijk vlug weer bij het volgende punt van uitgang.

Het is geen kwestie van: wij hebben dit moeten ondergaan. Ook dit gehoorzamen of dit krijgsman spelen of dit ons als vrouw bemoeien in het verzet is gewoon ingeboren. Daar ontkom je niet aan. Ingeboren wil zeggen, dat het deel is van onze werkelijkheid, dat wat we wezenlijk zijn. Maar het is het niet alleen.

lk heb – dat is al betrekkelijk lang geleden – in het klooster waar ik abt was een Zweed ontmoet. Die man had mooie plaatjes. Hij zei: “Kijk, dat is nu Jezus Christus, de zoon van God. Ik vroeg: “Hoe weet je dat?” Hij zei: “Dat zegt iedereen.” Toen zei ik : “Ik vind het een mooi plaatje, maar een zoon van God kan er niet zo beperkt uitzien.

Misschien heb ik hem pijn gedaan en dat was niet nodig. Maar zoals ik toen al begreep dat je het oneindige niet in een beperkte vorm kunt uitdrukken, zo begin ik nu te leren, dat je jezelf ook niet kunt uitdrukken in een beperkte vorm.

Gaan door de tijd is wat wij leven noemen. Maar is kijken naar een film leven? (Ja, ik heb me geïnformeerd over uw moderne beelden) Ik geloof niet dat je kunt zeggen: dat is leven. Wanneer je in een vervoermiddel zit, een postkoets of een trein en je gaat door een landschap heen, kun je dan zeggen: Ik ben er geweest? Ik geloof het niet. Je hebt het even ervaren, maar je bent er niet geweest. Er zijn mensen geweest in de tijden dat ik nog op aarde was, die lange tochten maakten over hele moeilijke passen; door de storm van het hoogland naar beneden, naar de drukkende vochtigheid van de dalen. Die zeiden: “Ik heb veel van de wereld gezien. Maar als je de wereld bekijkt, hoe klein was dat stukje eigenlijk.”

Ik heb gewoond – ik denk dat het toch gauw 5 jaar is geweest – op een berghelling, in een grot. En ik moet zeggen, ik kende die berg nog steeds niet. Ik voelde hem aan. Soms dacht ik dat de wolken en de wind tegen me spraken. Maar werkelijk leren kennen, nee. Ik wist niet eens wat die berg was.

Hoe moet een mens, die voor een ogenblik ergens is, dan weten wat het is. Hoe kun je in een dag of in een week, desnoods in een jaar, weten wat iets is, wat het betekent? Ik denk dat dat onze fout is. We zien wat uiterlijkheden en daar verbinden wij onze denkbeelden aan en dan zeggen we: Nu weet ik wat het is. Ik ken Parijs, ik ben er 5 dagen geweest. Ik weet wat Spanje is, want ik ben er doorheen getrokken. Maar dat is toch onzin? Op dezelfde manier vertellen wij, dat wij met ons leven weten wat leven betekent.

En op dezelfde manier vertellen wij, dat wij met onze heel beperkte en zeer voorbijgaande momenten van licht weten wat God is. Wat een waanzin! Pas als je vrijkomt van de dromen, de gedachten begin je adem te halen. Dan begrijp je: ik moet niet in vormenwerelden en in denkbeelden leven. Ik moet één worden met al datgene wat voor mij kan bestaan.

Ik ben nu al een tijdlang wat verder gekomen. Laat me zeggen, in een wereld waar je een stukje meer van jezelf weet. En nu weet ik dat het enige dat ik van de berghelling heb geleerd is datgene was wat in mij bestond. Ik sprak met de wind en de wolken; ik sprak met mezelf. Ik heb ogenblikken van verlichting ervaren; ik was voor een ogenblik bevrijd van mijn eigen waandenkbeelden. En dat was alles.

U leeft. U moet leven. U hebt uw eigen taken. En op uw eigen manier probeert u goed of kwaad te zijn. Nu ja, goed te zijn. In feite bent u niet goed of kwaad, maar u maakt iets waar wat u bent.

Een heel gek verhaal: We hebben eens een demon bezworen voor het jaarlijks orakel. Die zei dit: “Omdat ik één keer in de tijd heb gekeken ben ik geketend aan deze taak. Dat was een zeldzaamheid, want meestal moest je zo’n demon met bezweringen en het medium met een pak ransel soms overtuigen dat er gesproken moest worden. Toen dachten we dat het iets bijzonders was. Nu weet ik dat het normaal is.

Een mens is deel van iets veel groters. Wat het precies is, wie zal het zeggen? Die mens doet dingen waaraan hij gewoon niet ontkomen kan, die liggen in hemzelf. Wanneer je één keer begint op een bepaald punt van je eigen wezen je te uiten, zal elke volgende uiting daarbij aan moeten sluiten.

Wanneer je begint te strijden, al is het maar voor de vrede, dan zal je door alle mogelijkheden van strijd moeten gaan voor je beseft dat vrede de ontkenning is van de noodzaak tot strijden. En zo is het met God ook. Of uw God nu een zeer concrete is – dat is vaak in het Westen – of een vage onbestemde, zoals dat in mijn tijd bij ons het geval was, die God is gewoon iets van onszelf.

Kijk, wanneer je een keer een heel klein beetje contact hebt met de werkelijkheid, dan is dat je God elke keer wanneer dat contact terugkomt; hoe dan ook, zal je het weer God noemen. Niet omdat het God is, maar omdat het verder rijkt, dan je jezelf kunt begrijpen.

Het is misschien niet zo vreemd dat het Westen een gekruisigde aanbidt, want heeft dat Westen niet de neiging zichzelf te kruisigen? Het aanbidt een beeld van de zelfmarteling die het begerenswaardig vindt voor zichzelf en noemt het God.

Wanneer ik denk aan mijn eigen mensen; zij aanbaden natuurgoden. Natuurlijk, want zij wilden meester en heerser van de natuur zijn. En dan beroep je je op goden en demonen  die in de lucht en in de bergen schuilen. Wij, die dachten dat we verder waren, wij spraken met een God die eindeloze rust is, omdat we zo graag rust wilden vinden. Omdat in ons een behoefte aan rust bestond. En zo hebben we dat God genoemd. Maar het komt altijd uit onszelf voort. Zo komt veel van hetgeen u vereert uit uzelf voort. Wanneer u verlangt naar magische machten en krachten, dan kan dat alleen zijn omdat ze ergens deel zijn van uw wezen. Anders misschien dan u ze zich nu voorstelt, maar ze zijn er.

Wanneer u verlangt naar een verheven zijn boven alle dingen, dan bent u zich ergens in uw wezen al bewust, dat u van alle dingen deel bent en u bent er bang voor. Wanneer u zoekt naar harmonie, naar liefde, naar vrede, waar zoveel mensen naar hunkeren en naar streven, ondanks alles, dan kan dat toch alleen maar zijn omdat het in u leeft?

Een volk, van strijders heeft een oorlogszuchtige God. Een volk van gelijk hebbers heeft een wraakzuchtige God. Een volk van onverschilligen heeft een onverschillige God. En een volk van denkers weet niet of het een God heeft of niet en aanbidt onbewust zijn eigen onvermogen om te omschrijven. Dat is de wereld, dat is het leven.

Wanneer ik zo met u praat kan ik alleen maar één ding zeggen. Wat je ook bent, het komt er niet zo erg op aan, zolang je trouw bent aan jezelf. Dat is namelijk het enige wat eeuwig is, jezelf, je ik. Voorstellingen veranderen. De ene wereld is nog niet beleefd of ze wordt weggevaagd door een volgende. En die wordt ook uit elkaar gewaaierd, zodra je in een nieuw besef komt. Het enige wat je hebt, is wat je zelf bent. Zeker, dat ik is verbonden met iets dat je God kunt noemen, maar waarbij je je geen denkbeeld meer kunt maken. Dat is alleen maar een factor die ook in jou bestaat en meer niet.

Daarom moet ik zeggen: och lieve mensen: het is goed wanneer de leerling luistert naar de meester, maar wanneer de leerling een kopie van zijn meester wordt, heeft de leerling niets bereikt. Dan is de Meester te kort geschoten.

Jezelf worden, je bewust worden van jezelf. Niet de droom opzijschuiven, dat kun je toch niet. Maar gewoon een stukje van die droom beseffen als onbelangrijk, behalve dat deel van jezelf wat je daarin kent. Dat betekent vrijheid.

Wanneer de ziel haar reis door de hellewerelden begint, dan is het haar ontkenning van wat ze is geweest en heeft gedaan als deel van zichzelf, waardoor ze gekweld wordt. En wanneer ze een hemelwereld betreedt dan is dat eenvoudig omdat ze zichzelf aanvaardt als deel van die hemel, die hemel ziet als deel van zichzelf.

Wanneer je incarneert op aarde dan is dat niet de willekeurige dwaasheid. Dat is eenvoudig de erkenning van iets dat bij jou kan behoren, iets waarin je jezelf terug vindt. En daarin, daarin alleen ga je dan jezelf uiten en vergeet je vaak dat je nog meer bent. Soms is het mooi om in een droom te leven. Wanneer de dagen lang en moeizaam zijn geweest, de rug pijn doet van de last en de voeten aanvoelen als vormloze stukken hout, dan is het heerlijk om stil te staan. Wanneer het mestvuur is aangestoken en de warme thee en de rijpe boter je vanbinnen verwarmen, dan heb je even een stukje hemel te pakken.

Misschien is dat wel de hemel van iedereen: de rust langs de weg. Want de last kan wel eens zwaar worden. Maar voor ze te zwaar wordt, is er altijd weer rust. Maar elke rust betekent ook: na gerust te hebben, opstaan en verdergaan. Dat mag je niet vergeten. Onze levens zijn een reis door onszelf. Soms rusten we in de droom, verkwikken we ons met beelden, voeden ons met woorden, lachen in verrukking. Maar altijd weer klinkt de stem van de karavaanleider, die wij noodlot noemen. Het is tijd om verder te gaan. Pas wanneer we de weg zijn en niet de reiziger, hebben we rust. Maar de weg amuseert zich met al die reizigers die er langs trekken, wetende: kijk, daar ga ik, niet wetende wat ik ben.

Duister is Licht. Licht is Duister. En Duister en Licht zijn samen alleen maar waarheid. Duister is: mij niet beseffen. Licht is: mij beseffen. Maar eerst wanneer wat ik niet besef en wat ik besef samensmelt tot een geheel, weet ik wat ik ben, weet ik waarheen ik ga. Dat is het enige wat belangrijk is.

Misschien zou ik u geestelijk een sjerp moeten geven omdat u luistert. Sommigen zou ik moeten beroeren met de kwast, omdat u aandacht, manas verdient. Ik heb ze niet. Want sjerpen zijn uiterlijke tekens, die betekenen wat je er van denkt. De zegen die langs de kwast gaat is de manas, die je ontvangt van de hogere. Het is niets anders dan een ogenblik open staan en je eigen kracht beseffen.

U denkt dat u zwak bent. U denkt dat u eindig bent. U schopt tegen het noodlot, dat het u onmogelijk maakt te zijn wat u wilt zijn.

Dromen. Je bent wat je bent; je maakt waar wat je bent. Alles wat je hebt, al je dromen en al je werkelijkheden samen, is zo’n klein deel van wat je bent in werkelijkheid; in de schijnbaar zinloze eeuwigheid, waarin het gebeuren zich oplost in een beseffen van alle gebeuren, dat daardoor verstilt totdat het een tekening is, gemaakt van een vreemde wereld op een muur die niet eens echt is.

Denk niet dat je machteloos bent, je moet trouw zijn aan jezelf en aan alles wat je in jezelf beseft. Dan maak je waar wat je bent. In datgene wat je bent, vind je de rust en de kracht die je nodig hebt. Daardoor en daarin erken je dan misschien de verre macht die mee vibreert in je leven, die met je speelt alsof je een gong bent in een orkest.

Heb vrede met jezelf. Erken je lot als deel van jezelf. Maak jezelf waar zo goed als je kunt in een wereld, waarvan je het beeld zelf mede schept.

Westerse mensen zijn haastige mensen. In een klooster zou een dergelijke toespraak een inleiding zijn voor een lange duur zitting, maar wat ik gezegd heb, is toch het belangrijkste. Laat ons niet vechten over de punten, maar alleen denken over de waarheid.

Als u uzelf terugvindt in wat ik zeg, dan is dit deel van u. Dan is het misschien een begin van een overwinning van de droom en een ervaring van de werkelijkheid. Moge uw pad tot de waarheid kort zijn.

image_pdf