13 december 1960
Gastspreker.
Uw vragen zult u waarschijnlijk willen bewaren voor een van uw eigen sprekers. Ik zou echter deze avond graag met u verdergaan over symboliek en wat daarmede samenhangt.
Een veel voorkomend symbool in de geschiedenis van de wereld is nl. de slang. Wij vinden deze in verschillende oude godsdiensten weer. Wij vinden haar terug in moderne symbolen als bv. de staf van Aesculapius. Wij horen van de slang die Mozes opricht in de woestijn als zijn volk ziek is. Waar wij ook gaan, wij vinden de slang ergens als een middelpunt. In het Noorden is het de midgaardslang, die zich uitstrekt over de gehele wereld en – vastgebeten in zichzelf – als een eeuwige gordel van leven rond de aarde ligt. Deze slang staat in direct verband in alle symboliek met de wereld zelf. Wanneer ik vanavond deze slang dan ook gebruik om u enkele beelden te geven die inzicht brengen in komende tijden, zo ga ik hierbij uit van het eerste begin en grijp daarbij naar de mythologie,
Kronos huwde Rheia; de tijd huwde de aarde. En uit het huwelijk werden vele kinderen geboren. Doch Kronos verslond ze of wierp ze in de afgrond. Toen echter Zeus geboren worden zou trok Rheia zich – beschermd door haar helpsters – terug in een grot. In deze grot gaf zij geboorte aan de grote godheid, terwijl Kronos een steen kreeg en deze opat in de waan dat het zijn kind zou zijn. Hierbij blijkt echter een slang reeds in bepaalde versies een rol te spelen. De slang is hier raadgeefster, ze is a.h.w. datgene wat Rheia leidt en helpt.
Wanneer wij gaan naar het christelijk of moet ik zeggen het Judaïsch-Christelijk beeld, dan vinden wij ook weer in het paradijs een slang. Het is de slang die de gave des oordeels brengt en wel door influisteringen aan de eerste vrouw. Deze slang activeert dus eveneens. Zij brengt een ontwikkeling tot stand. Bij de grote genezers vonden wij de slang als symbool van levende kracht, van eeuwige regeneratie. Gaan wij naar Rome, dan vinden wij in een bepaalde periode ook daar zelfs nog de slang als symbool van het orakel, de natuurkracht, die zich openbaart. Eén van de bekende vereringen daar was de verering van Glykon, een slangengodheid die met de profeet Alexander gelieerd een lange tijd invloed heeft gehad op het lot van Rome in ongeveer 200 tot 400 na Chr. Hier geef ik u dus de korte schets van deze slang. Maar laten wij nu het symbool verder ontleden.
De slang is het reptiel dat – niet meer amfibie zijnde – zich beweegt op de aarde zelf. De slang is het symbool van de eeuwigheid. Zij is gelijktijdig giftig en dreigend, maar ook een trouwe vriend van de mens. Zij laat voortdurend haar oude huid achter zich en zelf groeiende spoedt zij zich voort, metamorfose na metamorfose achter zich latend. Telkens echter blijft zij zichzelf gelijk. Voor ons allen, die in de esoterie verder willen gaan, is daarom de slang een belangrijk symbool dat wij ongetwijfeld als vergelijking mogen gebruiken voor onze eigen ontwikkeling. De mens die verdergaat op het esoterisch pad laat keer na keer zijn uiterlijke vorm achter. Men verandert zijn denken, zijn handelen misschien, maar men blijft toch zichzelf gelijk. Dit zou zo voortgaan tot in de eeuwigheid zelf, want de mens kan niet gewijzigd worden. Maar hij kan wel zijn wijze van bestaan wijzigen, zodat hij – groeiende – in harmonie komt met de eeuwigheid. Een zeer belangrijk punt.
De slang brengt genezing. Wanneer wij op aarde leven drinken wij de kracht van de aarde zelf. Rheia’s kracht, uitgedrukt in wat men technisch noemt: magnetische velden, elektrostatische velden, ja, misschien zelfs als een kwantumtrilling, blijkt voor de mens in stoffelijke zin onontbeerlijk. Deze kracht houdt de mens in stand. Wanneer hij deze kracht in versterkte mate in zich kan opnemen, zo groeit in hem het slangenvuur (kundalinivuur genoemd bij de yogi). In dit vuur reinigt hij zich en gereinigd zijnde beheerst hij zich.
Voor ons allen – geest en stof – zoals wij hier staan aan de grens van een nieuwe periode, is deze slang wel buitengewoon belangrijk geworden. Doordat zij ons gelijktijdig leert: het deelhebben aan de materie, het puren van kracht uit de materiële driehoek van de kosmos. Terwijl zij ons daarnaast de mogelijkheid laat om te groeien totdat wij één zijn met de geestelijke driehoeken.
De Vader leeft in de hemel, God zelf openbaart Zich aan ons niet direct in de materie. Maar de Vader alleen is niet voldoende. God deelt zich. Uit Zichzelf, Zichzelf barende wordt Hij voor ons tot Vader (de kosmische kracht), maar ook tot moeder (de materie, de materiële kracht). Wij zullen zelf moeten de perfecte verbinding zijn tussen deze beide. En die verbinding kunnen wij natuurlijk uitdrukken in het aloude symbool: de levensboom; maar ook de slang kan ons hier dienen. Want de weg van de mens voert veelal vanuit de stof naar de geest en kruisend, zichzelf uit de geest naar de stof om zo verder te gaan, eeuwig gebonden aan het verschijnsel van de tijd. Zolang wij het tijdservaren kennen en slaven zijn van de tijd zullen wij aan deze kringloop niet ontkomen. Indien wij echter in onszelf beide krachten beseffen, zo gebeurt het wonder van de slang die zichzelf uit zichzelf vernieuwt, (een deel van de Egyptische slangendienst, die helaas in het westen niet zozeer bekend is geworden) zij wordt uit zichzelf herboren. Maar in het herboren-zijn wordt zij tot godheid. De mens die de eeuwige kringloop in zichzelf voortdurend doormaakt, maar daarbij de illusie “tijd” weet uit te schakelen voor zover het zijn innerlijk beleven aangaat, vindt in zich de kracht om in het schijnbaar tijdloze zeer veel wat met tijd samenhangt af te handelen. Hij vindt een bewustzijn dat niet onderbroken wordt door onsamenhangende momenten van actie. Hij is zijn kosmisch ik en daarnaast het stoffelijk handelend wezen.
In mijn dagen op aarde was mij een taak opgedragen, nl. het brengen van een leer. En in deze leer heb ik getracht de mens duidelijk te maken hoe hij o.m. door onthechting het pad naar de eeuwigheid kan vinden. Maar wat de mensen nimmer begrepen hebben is dat het kosmisch rijk, waarover ik sprak, een rijk is dat zowel op aarde bestaat als in een hypothetische hemel. De hypothese van gescheiden stof en geest gaat alleen op voor hen die het bewustzijn van de tijd hebben. Wie echter de tijd verliest ziet stof en geest tot eenheid groeien. Maar juist wanneer die eenheid langzaam maar zeker in ons wezen ontbloeit en ons doet absorberen uit beide krachten, vinden wij wat men later heeft genoemd de Christusgeest of ook wel de Lichtende Kracht of Liefdekracht. Wij moeten steeds weer een deel van onszelf achterlaten, maar dit zijn uiterlijkheden. Besef wel, degene die een esoterisch pad wil gaan kan niet zichzelf veranderen; hij kan slechts zichzelf beseffen en er zorg voor dragen dat dit ware ik zo sterk mogelijk tot uiting komt ontdaan van bijkomstigheden, die wij gemakshalve vaak maya of waan noemen. Dit alles zal u ongetwijfeld duidelijk zijn.
Om tot een praktijk te komen heb ik indertijd leefregels gegeven die o.m. de mens leren hoe hij zijn liefdeleven, zijn bezit, ja, ook zijn vijanden zou moeten beschouwen. Dat mijn leer niet zuiver is doorgekomen tot uw tijd betreur ik wel, maar ik kan het zeer goed begrijpen. Bovendien, uw tijd is een christelijke tijd en hier spreekt dus een andere stem mee dan de mijne. Gezien echter de tijd waarin u leeft en de mogelijkheden die hij in zich bergt zou ik u graag nog enkele punten voorleggen van deze oude leer. Punten van de leer waarin de slang eens zo een grote rol speelde. Punten van de leer die eens de geheime aardtempels in het verborgene deed worden tot een bron van kracht voor de mensheid. Een deel ook van de leer die een lange tijd en ver vóór uw geschiedenis, een volk deed bestaan dat gelukkig kon blijven.
In deze dagen ligt voor elke mens de mogelijkheid tot het bijzondere beleven open. Het beleven van een eenheid, dat zich voor iedereen anders openbaart. Voor sommigen is het een droom of een wensdroom, voor anderen een plotselinge ontdekking. Weer anderen zien dat een angst verdwijnt of dat in het leven plotseling totaal andere acties noodzakelijk worden. Want elke mens is zichzelf en wanneer de kracht der waarheid hem dwingt te gaan tot zijn eigen wezen, zo zal elk van hen een andere ervaring moeten doormaken. De kracht echter, die een kracht van waarheid is, blijft voor allen gelijk.
De eerste regel die ik te allen tijde heb gesteld was deze: stof en geest, geboren uit dezelfde kracht huwen in de mens. Laat dan ook de liefde van stof en geest in uw wezen overheersen, niet zich persoonlijk richtend, maar het Al omvattend.
Mijn tweede wettenregel was: spreek van uw God of uw goden zoveel jij wilt, maar geloof in de Kracht die in u woont. Dit is het enig werkelijk richtsnoer dat u gegeven wordt.
De derde les zegt: jij allen draagt in u rijkdom en armoede. De rijkdom echter wint u slechts indien u uw armoede bewust beseft. Arm zult u echter zijn wanneer u meent rijkdom te kunnen verwerven. Denk niet dat de krachten die boven u leven kunnen worden verleid of kunnen worden gekocht om met u te zijn en met u te werken. Besef dat zij altijd in uw eigen wereld en voortdurend met u zijn. De eeuwige kracht waarmee u gebonden bent is altijd de uwe.
Aanbid geen beelden en stel u niet te sterk – zelfs in symbolen – het Eeuwige voor. Want een dergelijke generalisatie maakt het u onmogelijk uw eigen God te beleven. Maak u echter symbolen en beelden voor al datgene wat u in de stof te veel gedachten kost, opdat u in het beeld en het symbool zult terugvinden het deel van uw wezen dat u reeds erkend hebt.
Ik heb veel meer leringen gegeven. Zoveel leringen dat daaruit zelfs zijn voortgevloeid de eerste wetten van Egypte, van Griekenland, van Babylon. En ook zijn deze wetten en deze regels niet vergeten in de dagen dat de eerste tempeltorens verrezen in Mexico en in Centraal-Amerika. Want zolang is het al geleden dat ik deze regels gaf. Er zijn echter in deze dagen krachten werkzaam die wederom voor de mens een nieuw rijk ontsluiten. Een rijk, waarin niet de geest domineert, waarin niet de stof meester is, maar waarin beide krachten – steeds harmonischer samengaande – de mens de innerlijke adeldom geven waardoor hij zijn blijvende persoonlijkheid uitdrukt, hoe hij ook bewust is in wereld of sfeer.
Ongetwijfeld verlangt u van mij meer dan alleen deze algemene beschouwing. Let dan wel: de slang die de aarde omslingert, de slang die in zich het beeld van eeuwigheid vormt is een wezen van stof, maar zij drukt de hoogste krachten uit: het scheppend vermogen van de heer der aarde, het scheppend vermogen van de god der zon, het scheppend vermogen van de kosmische kracht die achter de sterren verborgen blijft. Wees als de slang: behoedzaam, eenvoudig. Zoals de slang over de aarde gaat, kruipend en toch snel haar weg kiezend, zo moet de esotericus de aarde voortdurend beroeren. Hij mag niet zonder materie leven, maar uit de materie moet het bewustzijn van God-verwerkelijking in hem groeien. Dan komt het ogenblik dat hij de aarde kan overzien, dat hij het vreemde spel van krachten en machten – dat men op aarde staatkunde, economie, geloof noemt – tot een vast patroon ziet terugvallen: het wezen van de mens zoals dit wordt uitgedrukt in zijn samenleving. Wie dit beeld in zich draagt staat dicht bij de wereld, maar hij kent de krachten die het lot van de wereld regeren.
De slang geeft genezing, maar zij is het symbool van een genezing die tweeledig is. Zij is de genezing van de geest: de witte kracht die de mens doorstroomt en – vanuit de mens opgaande – terugkeert tot de wereld.
En er is de slang van de stoffelijke kracht, de kracht van moeder aarde zelf, die – gesublimeerd door het menselijk lichaam – met een onvoorstelbaar hoge trilling wordt uitgeworpen in de ruimte en daar opgaat in nieuwe gebieden en nieuwe krachten. Wanneer wij zuiver geestelijk willen streven alleen, zo scheppen wij een invloed die in onszelf het Goddelijke kan verwerken, maar die altijd moet terugkeren tot de materie. Want hij is de tegenpool van het materiële en wordt dus steeds door de stof aangetrokken. Onze geestelijke bewustwording brengt ons weliswaar vrij van de materie omhoog tot in het gebied van het eeuwige, maar zij zal ons altijd binden aan de stof. Indien wij haar echter vergezeld doen gaan van de geestelijke krachten, die uit de materie zelf als materiële kracht ontstaan, zo bouwen wij ons huizen in werelden van hoger trilling dan de aarde zelf. Het is de stoffelijke daad, de stoffelijke handeling, het direct in materie uitgedrukte dat eeuwigheidswaarde verkrijgt in ons. De geestelijke waarde keert steeds ter beproeving terug en slechts indien zij bevestigd is door al hetgeen op aarde zelfstandig wordt ervaren en uitgedrukt is zij blijvend.
Menigeen kent deze symbolen misschien niet. Maar indien u hierover wilt nadenken, stel u dan voor de dubbele slang van het kundalinivuur, of – indien u dit nog te moeilijk is – de dubbele slang van de staf van Aesculapius die nu nog het symbool is van genezing.
De slang heeft nog meer te zeggen. Zo ik reeds zei werd zij door Mozes opgericht in de woestijn en – gemaakt van koper, in die dagen een kostbaar metaal – opgeheven aan een kruis opdat ieder tot de slang kon opzien. Men heeft daar foutievelijk wel eens een aanbidding van de slang van gemaakt. Maar wie beseft hoe de edelste krachten van de kosmos samenvloeien in elk denkend wezen, die beseft ook hoe het aanschouwen van de mens (die in zekere zin zoon is van de slang; zoon nl. volgens de legende van de natuurlijke of dierlijke vrouw van Adam, de eerstbewuste en niet alleen kind van Eva, de vrouw, die het oordeel voor zich verwierf) zo schouwend naar de slang de natuur terug doet vinden. En in deze ene slang zien wij ook uitgedrukt de paradijswet: het wandelen met God. Want natuur en God zijn met elkaar zeer nauw verwant.
Wij kunnen echter niet de natuur verheerlijken of omvormen tot een paradijstuin in onze gedachten en vanuit dit beeld God ontdekken. Slechts een volk in nood als het Joodse volk in de woestijn kon zich geheel overgeven aan dit symbool van levende kracht en genezen worden. Indien gij mens, wanhopig bent, wanneer je verteerd wordt door kwellende vragen, in u ziekte gevoelt en vrees misschien, is voor u de slang het juiste symbool. Het symbool van de materie waarin God wandelt met de mens. Wend u tot de levende kracht van de aarde zelf en je zult zien dat het antwoord op uw kwaal gevonden is, dat uw vraag beantwoord wordt.
Nog praktischer misschien is wel de geschiedenis van de strijd van de slang. Je herinnert u de geschiedenis van Hydra. Hydra een zevenkoppige slang die nimmer verslagen kon worden. Want zo men de ene kop afsloeg, de andere streden verder. En de kop die afgeslagen was regenereerde zich en werd een zevental. Zo vinden wij hier de oude formule die ook in de bijbel bestaat, van 7x7x7. En slechts wanneer – in een overmoed eigenlijk – de wonde wordt afgeschroeid, dan groeit Hydra niet verder, dan wordt zij kwetsbaar.
De slang van de wereld openbaart zich in vele vormen van denken en bewustzijn. Wanneer wij een probleem oplossen en menen daarmede een antwoord te hebben gevonden op een kosmische vraag, zo zal de aarde zelf 7 problemen doen ontstaan waar wij er 1 meenden op te lossen. Slechts indien wij onmiddellijk met het antwoord dat verkregen werd de gehele reeks van vragen en denken afsluiten, blijft ons de mogelijkheid om verder te gaan. Uitgedrukt in moderne termen: wanneer wij op grond van ons onderzoek en denken een werkhypothese hebben gewonnen die feitelijk aan onze behoeften voldoet, zo hoeven wij ons niet bezig te houden met de vraag of hierin nog problemen schuilgaan. Overwin eerst de problemen die u onmiddellijk beroeren. Wanneer je alle u onmiddellijk beroerende problemen overwonnen hebt vind je nl. een loon dat nooit kan voortkomen uit het beantwoorden van vragen alleen.
Want wie voor zich de vragen van het leven beantwoord heeft die kent in zich harmonie. Harmonie is de volmaakte uitdrukking van de Christusgeest, de uitdrukking van de alomvattende liefde en daardoor van de openbaring. De slang in het paradijs is in zekere zin een openbaring. Want indien de mens niet weet wat hij kiezen moet, eeuwig leven of oordeel over goed en kwaad, zo is het de slang die hem verleidt en zegt: “Laat het leven en kies de kennis, kies het oordeel”
Er is in deze dagen geen slangenverering meer, buiten enkele kleine tempels ergens ver in het Oosten. Maar de vraag van de slang blijft ook nu bestaan: verkies je kennis en oordeel of het leven? En zoals eens het wandelen met God – dus de kosmische eenheid in de mens – teloor ging door de keuze van de kennis, zo kan het ook in deze dagen gaan. Kennis is voor ons slechts een werktuig, een instrument, meer niet. Wie de kennis zoekt om zichzelf verliest daardoor het contact met de werkelijkheid, met de eeuwige God. In een zee van feiten verdrinkt het werkelijke leven.
Deze dagen overstelpen u met feiten. Je zou ze graag terugbrengen tot een eenheid. En het is u moeilijk mogelijk. Mag ik dan één oude, zeer oude les, die ik eens gaf hier herhalen?
Bedenk wel dat elke vraag kan worden herleid tot grondwaarden. Wij kunnen alle dingen vereenvoudigen tot ze voor ons abstracte, maar in het gevoel ervaarbare en kenbare waarden aanduiden. Vereenvoudig alle dingen. En indien de vereenvoudiging een onbekende oplevert, noem deze God. Spreek niet van één God of meer goden, van monotheïsme of pantheïsme. Want in beide is de uitdrukking Theos, godheid, volledig. Wie zich één God kiest zal alles herleiden tot één kracht; wie vele goden kiest ziet in alles de ene kracht zich in facetten openbarend. Een verschil dat voor de vrager en strijder over onbelangrijke dingen zeer groot is, maar geen betekenis heeft voor hem die slechts tracht zijn eigen vergelijkingen in het leven op te lossen.
Ten laatste: wanneer wij de slang zien aan het kruis bij Mozes, zo horen wij de uitleggers van het Oude Testament uitroepen: “En hier zien wij dan de voorafschaduwing in de historie van Jezus’ kruisdood.” Maar er mankeert iets bij deze slang. Zou ik Jezus de grote slang moeten noemen? Men zou mij waarschijnlijk aanvallen. En toch vloeit het uit deze beelden voort. Want is Hij niet evenzeer de band tussen stof en geest, waarbij stoffelijk en geestelijk leven harmonisch gelijke tred houden en daardoor herrijzen? Let nu wel, op Calvariën staan niet één, maar drie kruisen volgens de overlevering. En wel van een kwade moordenaar, een goede moordenaar en in het midden de verlosser, Jezus, koning der Joden, Christos genaamd of Messias. Zó nu staat de mens eveneens in het leven. Wij worden geflankeerd door twee krachten die een eigen bestaan hebben. Dat is zo geweest in het begin en zal zo blijven tot het einde van de mensheid. De ene kracht nu is negatief, de andere is positief, maar zij verschillen in wezen verder weinig. Beide gekruisigden naast Jezus waren moordenaars.
Begrijp wat dit wil zeggen. De negatieve kracht zowel als de positieve kracht die flankeren zijn in wezen gelijk. Of gij nu in de zuil van kracht aan de linkerzijde een demon tekent, in de zuil van kracht aan de rechterzijde een engel, zo maakt gij daarmee geen werkelijk verschil uit. Het enige verschil is de band van goedheid, van liefde, die Dismos doet ingaan in het paradijs volgens de belofte – en volgens de legende – met Jezus zelf. Wij zijn in onszelf gebonden met deze Christusgeest. Wij kunnen aan deze Lichtgeest niet ontkomen. Er is een tijd geweest dat men deze naam anders schreef en niet sprak van Christos, wat afgeleid is van het Grieks. Men sprak van Rha. Men sprak van de zon en men bedoelde de bron van eeuwig licht die leven baart, goedheid en liefde geeft en gelijktijdig is gerechtigheid. Deze kracht is ingeschapen in elk wezen dat bewustzijn zoekt. Elk wezen kan uit deze kracht putten en wel volledig. Maar deze kracht kan alleen gebruikt worden wanneer wij de gelijkheid van alle verschijnselen rond ons beseffen.
In mijn wet heb ik eens neergelegd: onze intentie zal het oordeel van de Eeuwige bepalen, maar de daad zal de plaats in de wereld bepalen. Want de daad blijft zichzelf gelijk. Of de intentie goed is of kwaad, op zichzelf brengt zij dezelfde gevolgen; in de eeuwige wet blijft zij gelijk. Wij, die in ons het licht dragen moeten vanuit dit licht de daad weten te stellen. En wij moeten wel beseffen dat die daad altijd positief en negatief tegelijk is.
Ons is niet de taal gegeven deze wereld te herscheppen; slechts om haar te doen voortbestaan als een tuin van beleving, een oord van bewustwording, een grot waarin de geestelijke geboorte van het scheppend wezen in ons plaatsvindt. Alle dingen – ook ons eigen denken als wij in de stof zijn –behoren tot de kracht buiten ons. Zij zijn de verborgenheid waarin ons werkelijk wezen ontwaakt. Al wat u op het ogenblik bent is Rheia, de aarde. In u is Zeus, de scheppende godheid, verborgen nu nog, langzaam groeiend naar zijn lichtende heerschappij.
Rond u is het geweld van de tijd. Het geweld van de tijd kun je overwinnen. Kronos kan bedrogen worden. “De slang leeft eeuwig”, zo zei men vroeger. Ook wij leven eeuwig, wanneer wij ons niet laten binden door begrippen van tijd. Het is het tijdsbesef dat voor de mens stoffelijke dood, bestaan in sferen als geest en reïncarnatie zal bepalen. Zonder dit begrip zijn wij één en blijvend. Waar in ons deze Christusgeest, deze Lichtgeest heerst, is het belangrijk dat wij alle antwoorden op alle vragen in verband brengen met deze gedachte: is dit een uitdrukking van de kosmische eenheid en de kosmische liefde? Is het antwoord “ja”, dan zijn wij in harmonie, niet slechts met de Eeuwige, maar met de grondwaarden van ons eigen wezen. Wij, grijpende van stof in geest en geest in stof, zijn de gesloten slang die zichzelf verslindt. Want wij verslinden onszelf door de verschijnselen in de harmonie te doen ondergaan tot de harmonie en het eigen bewustzijn alleen overblijven.
Dit, mijn vrienden, is dan mijn visie op het leven zelf en de belangrijke punten die daarmee samenhangen, gebaseerd op het symbool van de slang. Ik geef nu het woord over aan een van uw normale sprekers, die dan ongetwijfeld zijn commentaar hierover aan u wil geven. Ik wens u allen licht en eenheid. Want ook wat ik tot u zeg is positief en negatief, tenzij jij in uzelf de eenheid weet te vinden die voor mij hierin is gelegen.
Commentaar op de gastspreker.
Het is misschien een beetje brutaal dat wij zo maar ineens een gastspreker op u afsturen. Maar waar de gelegenheid voor ons bestaat en waarschijnlijk in de toekomst steeds meer bestaat, meenden wij daarvan meteen gebruik te moeten maken. Voor uzelf denk ik dat er hier esoterisch nogal wat knopen in zitten die u later dan pas vindt. En daarom wil ik allereerst wijzen op die Hydra-kwestie.
Wat ons hier geleerd wordt is dit: wanneer iets voor ons werkt, wanneer wij ermee kunnen werken, wanneer het bruikbaar is, mogen wij niet verder zoeken voordat wij alle andere vragen die een onmiddellijke oplossing vergen hebben opgelost. En dat zijn er meestal nogal wat. De kwestie van het leven, zoals hij zich dat voorstelt, is zo oud, dat ….ja, die openbaring ligt nu terug …. ik denk 15 à 16000 jaar en de uitwerking van de leer gaat terug tot ca. 4000 jaar geleden; toen is het laatste daarvan zo een beetje teloor gegaan door verkeerde begrippen. Dus wat hier wordt gebracht is wel zeer oud.
Maar als u zo luistert merkt u er toch iets nieuws in en verder heel veel dingen die u eigenlijk al wist. Dat is begrijpelijk. Er zijn bepaalde kosmische waarheden voor ons waar wij als esoterici altijd tegenaan lopen, onverschillig hoe, waar of wanneer. Er zijn nl. wetten en waarden die nergens veranderen. Die zijn in elke sfeer en elke wereld gelijk zolang ons bewustzijn bestaat. En dat laatste is naar wij aannemen eeuwig, dus tijdloos.
Nu heeft onze vriend hier verschillende voorbeelden gegeven. Hij maakte u duidelijk hoe hij het leven ziet en wat hij meent te mogen verwachten. Ik zou dat graag tot een paar eenvoudige termen herleiden.
Alles wat rond u is, is eigenlijk één. Het is direct uit God geschapen. Door u, doordat u oordeelt, wordt het positief en negatief. Er bestaat natuurlijk geen feitelijke positiviteit of negativiteit, die bestaat alleen in uzelf. Wat hij bedoelt is dit:
Wij zijn niet in staat om alles in harmonie te brengen, er blijft rond ons altijd een wereld van tegenstellingen bestaan. Maar wij kunnen wel in onszelf met bepaalde aspecten van die wereld harmonisch zijn. Zoek harmonisch te zijn met die wereld en alle aspecten ervan zover het je mogelijk is, maar besef wel, dat je het nooit met het geheel kunt worden. Daarvoor ben je niet rijp. Je bent op het ogenblik nog mens. Alleen degene die alles kan overzien denkt er misschien anders over.
Dat hij hiervoor de gelijkenis neemt van Jezus aan het kruis met de moordenaars, vind ik een zeer beleefde toevoeging aan zijn eigen vergelijking. Natuurlijk maakt het dat voor heel veel mensen moeilijker aanvaardbaar. Maar laten wij het zo zeggen:
Wanneer je twee van die bliksemzuilen opricht waartussen men een vonk laat overspringen, dan kan men in het midden iemand neerzetten. Dan is het hem om het even welke zuil positief of negatief is, hij krijgt altijd de volle lading. Dat kunt u begrijpen. Nu bestaat de mogelijkheid om hem dan te zetten in een kooi van Faraday, d.w.z. een kooi van metaal, die bijvoorbeeld geaard is. Nu is het vreemde dat degene die zich in die kooi bevindt nooit door die schokken zelf getroffen kan worden. Maar wanneer hij er uitstapt heeft hij wel een lading en die lading is altijd positief. Zij is echter nooit zo groot dat ze dodelijk is, tenzij die kooi niet geaard is. Dat kunt u eventueel eens nagaan in de lijsten van experimenten die men hiermee gemaakt heeft op elektrisch gebied, o.a. over blikseminslag.
Nu zou u zijn versie kunnen uitbreiden en zeggen: volgens zijn idee moet de mens voor zichzelf en zijn bewustzijn een soort kooi van Faraday bouwen. Je zit altijd in een wereld van tegenstellingen en die tegenstellingen komen van alle kanten op je af. Hoe meer jezelf in die tegenstellingen verward raakt, hoe meer je de volle kracht krijgt van alle opposities die er ook maar bestaan in de wereld. Maar weet je jezelf onafhankelijk te maken, dan gaat het gemakkelijker. Zijn raad is: los elk probleem op – voor zover je dat mogelijk is – op het ogenblik. Wanneer je een oplossing hebt die je op het ogenblik voldoet, ga dan eerst eens verder naar een ander probleem en blijf niet hangen bij één ding. Dat zou je ook kunnen uitdrukken met: wees vooral niet eenzijdig, noch in je geestelijk, noch in je stoffelijk leven. Tracht zo veelzijdig mogelijk te zijn.
In de tweede plaats: wij hebben allen een verbinding met de aarde. Je lichaam is deel van de wereld; dat is uit de materie opgebouwd. Dat kan dus in de plaats treden van die aarding waarover ik sprak. Je bent altijd met de wereld of wereldmoeder (Rheia) verbonden. Het gevolg is dat wij alle spanningen die in ons ontstaan kunnen afreageren. Het is mogelijk om alles, wat te sterk aan conflict op ons afstormt, via de materie te laten wegvloeien in de aarde, in dat hele veld dat de wereld omgeeft. Dan wordt het opgenomen in het gemeenschappelijk bewustzijn van de mensheid. Maar daarin is het zo klein en vindt het zoveel krachten, die het weer tegenwerken, dat het onbelangrijk is. Houden wij de dingen in onszelf, bijten wij er ons in vast, dan kunnen zij ons helemaal beheersen en vernietigen.
Nu blijft dus het bewustzijn over, want het werkelijk ik, dat in die kooi van Faraday zit, is natuurlijk onze geest, zoals wij dat noemen. Die geest kan zich dus bevrijden van de tegenstellingen. Maar een bevrijding van de tegenstellingen door de juiste wijze van afreageren houdt ook in dat je onaantastbaar bent geworden. Want zou je anders elke ervaring afzonderlijk moeten ondergaan (dus zou je eerst moeten gaan bv. naar de wet van de materie, dan naar de wet van de geest, dan weer van de geest naar de stof, naar de materie enz.) nu hoef je alleen maar in die geest verder te rijpen; en dat doe je dan op basis van de harmonie. Hoe meer wij nl. in onszelf de rust vinden die nodig is, hoe meer wij leren alles af te reageren naar de stof wat voor ons geestelijk niet te verwerken is, zonder ons daarbij innerlijk met extra vragen en problemen te belasten, hoe gemakkelijker wij eenheid vinden met de kosmos.
Die kosmos vergelijkt hij dan in deze harmonische vorm met de Christusgeest. Dat is juist omdat de kosmische liefdekracht (het bewuste gelukkige besef van bestaan zou je het ook kunnen noemen) in elk wezen op die wijze tot uiting komt. Dit omvat de gehele wereld. Maar in ons, want wij zijn herschepper geworden. Wij scheppen in onszelf de wereld, maar harmonisch. Daardoor realiseren wij het ik dat wij zijn en nemen er de plaats in de schepping in die voor ons noodzakelijk is. Hoe meer wij ons baseren op die innerlijke eenheid en harmonie, hoe juister wij ons aanwennen om al het onnodig materiële a.h.w. af te reageren en hoe beter het dus zal zijn.
Wij zijn eeuwig. Dat is een heel mooi woord, maar daar merken wij meestal weinig van, omdat wij aan de tijd zijn gebonden. Dan kunnen wij zeggen: plaats jezelf buiten de tijd. Het is helaas niet mogelijk, omdat geen enkele mens in staat is in een stoffelijk voertuig alle impressies van het tijdloze gelijktijdig te verwerken. Hij komt dus toch tot een achtereenvolgens ondergaan van bepaalde dingen. En dan ontstaat die persoonlijke tijd waar wij in de sferen nog al eens mee te kampen hebben. Wij kunnen die tijd niet afschaffen, maar wij kunnen wel voor onszelf zeggen: wij hebben tijd genoeg. Per slot van rekening: wat er gebeuren moet, gebeurt er toch. Daaraan kunnen wij weinig doen.
In de esoterie zou men dus kunnen zeggen: wij mogen overal onze tijd voor nemen. Wij hoeven niet te overdrijven, we hoeven niet alleen onze eigen genoegens na te streven, maar wij moeten zeggen: wij hebben overal tijd voor. Want wanneer het nodig is zullen de dingen op tijd klaar zijn. Dat behoort tot die wereld van verschijnselen buiten ons. Op die manier kun je de haast en al wat daarbij hoort uitschakelen. Het gevolg is dat wij wel niet buiten de tijd staan, maar dat wij in ieder geval wat ons van die tijd nog toevloeit op de juiste wijze gebruiken. Dan zal de wereld waarschijnlijk wel zeggen dat je sloom bent, in plaats van te zeggen dat je esoterisch wijs bent. Maar trek je daar niets van aan.
Onze vriend zegt verder: wanneer je je op die Christusgeest instelt en zeker op de kracht die op het ogenblik heerst, dan word je bevrijd van al je vragen en al je problemen. Natuurlijk, dat is zo. Maar dan moet je ook eerst zelf de moed hebben die dingen af te reageren. D.w.z. wanneer ze in je zitten moet je er stoffelijk uiting aan geven. Pas dan kun je je afsluiten. (De aarding van de kooi van Faraday, waarover ik het had)
En nu, ten laatste wil ik nog dit opmerken: op het ogenblik bevindt men zich tussen twee tijdperken, twee perioden. Dat heeft mijn voorganger wel niet zo precies gezegd, maar daar komt het toch wel op neer. Nu wil ik dit vergelijken met twee bollen met een zeer grote lading. En nu zal lading A langzaam wegvloeien en lading B gaat op. Zolang er geen definitieve ontladingsmogelijkheid is voor één van die beide perioden (dus dat deze niet even haar kracht werkelijk helemaal uiten kan) blijven wij in een toestand van wankel evenwicht. Dat kunt u begrijpen. Wij hebben geen directe verschijnselen, geen directe explosies, maar wij hebben steeds het gevoel dat wij vlak voor een groot onweer staan. Dat zult u op het ogenblik op aarde wel meemaken.
Wanneer je nu in zo’n situatie zit, wat kun je dan doen? Nu kun je je druk gaan maken over alles wat er in de wereld gebeurt. Je kunt je bezig gaan houden met kleurlingenproblemen, met het onverstand van de regeerders en alles wat erbij hoort. Op zichzelf is dat niet kwaad. Met doorsturen van goede gedachtekracht kun je vaak heel wat bereiken, onverschillig hoe zich dat uit. Maar voor jezelf is een te ver opgaan in deze dingen absoluut schadelijk. Want nu laat je hetzelfde conflict, dat in die buitenwereld bestaat, in jezelf ontstaan. En dat kun je niet zo gemakkelijk oplossen. Want je bent niet in staat de beslissing in de buitenwereld te regelen. Je kunt er iets aan doen, maar niet veel. Het gevolg is weer die bekende Hydra-kwestie: voor elke actie die je onderneemt met een bepaald politiek standpunt of een bepaald inzicht of voor een bepaald ras bv., ben je al direct veroordeeld tot het oplossen van een nieuwe reeks problemen. Probeer dus, wanneer je deel hebt aan die wereld, alleen te denken aan de mensheid en niet te denken aan de tegenstellingen die er in zijn. Kun je dat doen, dan ben je zelf geaard, je bent zelf verbonden met de wereld.
Uit die wereld groeit voor jou dus de mogelijkheid om de kracht van die wereld beter te absorberen. Nu klinkt het misschien heel gek, maar laten we zeggen dat u a.h.w. uw poriën schoonmaakt, waardoor uw huidademhaling geestelijk vergroot wordt, dus minder kans op benauwdheid. Dat is een heel eenvoudige vergelijking. U neemt meer op van de levenskracht rond u. Dat is voor de mens meestal erg belangrijk, want dan voelt hij zich wat gelukkiger en meer fit.
Dan volgt daar natuurlijk onmiddellijk uit: deze openstelling voor stoffelijke krachten en al wat er bij hoort, juist in het harmonisch denken en leven in die wereld plus het in gevoel ondergaan van goddelijke kracht, brengt je bovendien de tweede kracht, de tweede slang, waarover de spreker het had: de lichtende kracht zelf. Het intuïtieve, het in het ik geopenbaarde plus de materie en de materiële vitaliteit en alles wat erbij hoort, vormen dan samen de mens, die op de juiste wijze kan reageren op alle geestelijke kracht, die in zichzelf de juiste kennis van het ik en van het geestelijk pad verwerven kan (en wel de kortste weg ) en die daarnaast gelukkig blijft omdat hij de Christusgeest, de Liefdegeest in zich draagt en deze Liefdegeest voortdurend tot uiting brengt op elk vlak en niveau van bestaan, zo gebonden zijnde met de Godheid.
Dat zijn eigenlijk de hoofdpunten die vandaag besproken zijn.
Intuïtie.
Intuïtie is in de eerste plaats gedeeltelijk een voorkennis die uit zuiver stoffelijke waarden kan ontstaan. Je weet iets bij intuïtie, omdat je onderbewust iets beredeneert, maar deze beredenering en haar factoren het bewustzijn nog niet bereikt hebben. Op deze manier doen wij intuïtief een juiste keus uit vele mogelijkheden, omdat wij aan de hand van ervaringen en hetgeen in ons leeft reeds de beslissing hebben genomen, maar deze nog niet rationeel kunnen verklaren. Dit is wel het eerste punt waarop de nadruk moet worden gelegd. Intuïtie is dus lang niet altijd iets geestelijks, maar zal bij de doorsneemens toch zeker voor 80 tot 90% zuiver materieel zijn en voortvloeien uit het verschil in functie tussen bewustzijn en onderbewustzijn.
Wanneer wij dat hebben vastgesteld dan volgt hier onmiddellijk uit dat niet elke intuïtieve beslissing dus ook een juiste is. Want waar wij afgaan op onze eigen ervaringen, onze eigen onderbewuste waarden, is ons persoonlijk vooroordeel mede in het intuïtieve besloten. Onze reactie is dus wel een juiste, maar geen volledige. Ze is nl. alleen voor ons juist. Indien wij echter in het eigen leven afgaan op deze intuïtie, dan zullen wij daar over het algemeen baat bij hebben. De intuïtieve vaststellingen, besluiten en ervaringen zullen wij gebruiken als basis voor onze handelingen en – tenzij dringende redelijke argumenten daartegen bestaan – ons daaraan houden; wetende dat wij zo zoveel mogelijk in harmonie met het onderbewustzijn en het eigen wezen handelen en dus de grootst mogelijke resultaten verkrijgen.
Nu kan het ook voorkomen dat wij intuïtief iets aanvoelen (nog steeds op de vooromschreven wijze), dat niet zó gerealiseerd wordt als wij ons dat voorstellen. Wij voelen nl. dingen aan zoals ze in ons leven; maar wij zijn meestal niet in staat ook intuïtief de rest van de geschiedenis te bemerken. Dus wij voelen intuïtief in een bepaalde persoon een mogelijkheid of een eigenschap aan, maar wij zijn niet in staat de verdere eigenschappen en mogelijkheden die in die persoon liggen mee te verwerken. Het gevolg is dat wij op dat éne punt wel gelijk hebben, maar dat er soms belemmeringen zijn, of dat er soms toch nog een andere wending komt waar wij die persoon niet voldoende juist observeerden en niet voldoende juist reageerden. Daarom mag worden gezegd van elke intuïtieve beslissing die genomen wordt zonder verder geestelijk ingrijpen: deze beslissing is veelal juist, voor zover het onszelf betreft, maar kan nooit worden genomen als een vastlegging van toekomstige verschijnselen met absolute zekerheid.
Nu weten wij natuurlijk ook dat onder de naam intuïtie nog heel veel andere dingen doorgaan. Om u een voorbeeld te noemen: vele mensen hebben een zodanige sensitiviteit dat ze de aura aanvoelen. Zij kunnen ook deze ervaring niet redelijk verklaren of vastleggen. Ze trekken daaruit conclusies die dan in 9 van de 10 gevallen volkomen juist zijn. Maar het is weer volgens hun intuïtie, omdat er geen directe reden is. Ze handelen bijna instinctief voor zover het normale denken aangaat.
Bij deze gevoeligheid kan o.m. optreden het aanvoelen van geestelijke entiteiten, van stoffelijke mensen en stoffelijke kwalen. Je kunt waarden in voorwerpen aanvoelen, mogelijkheden in toestanden en dit alles op grond van bestaande uitstralingen of geestelijke krachten. Is dat het geval, dan heb je over het algemeen heel goede resultaten, zolang je er niet zelf bij betrokken bent. U kunt nl. wel eens intuïtief aanvoelen dat u dit of dat hebt. Er zijn mensen die voelen eigenlijk intuïtief aan dat ze t.b.c., kanker en dergelijke hebben. En dan denken ze: dat zal wel zo zijn. Dan gaan ze zichzelf zitten opzwepen. Wanneer je de basis nagaat blijkt echter dat ze bv. door gevallen in hun omgeving die ze hebben aangetroffen en waardoor ze erg beroerd werden, door desnoods een artikeltje van de een of andere populaire dokter in een damesblaadje of het per ongeluk lezen van een medische encyclopedie, bepaalde symptomen hebben opgemerkt. Die zien zij bij zichzelf weerkaatst. Het gevolg is dat ze zichzelf met een angst gaan verzadigen: ‘zou het nu wel zo zijn?’ En dan zeggen ze: “Ik heb intuïtief aangevoeld dat ik dit of dat heb.” Iets waar natuurlijk geen jota en geen steek van klopt.
U moet mij niet kwalijk nemen dat ik dat zo definitief zeg. Deze intuïtie wordt nl. vertekend door het verstandelijk denken plus zoveel factoren die van buiten af het redelijk denken beïnvloeden, dat – indien zelfs een intuïtief zuiver kennen van eigen toestand mogelijk is, wat in trancetoestand voorkomt – er toch door dit vooroordeel nooit een volledig zuiver beeld wordt gewonnen. Tracht nooit intuïtief iets omtrent jezelf te bepalen en zeker niet wanneer het je eigen stoffelijke positie of toestand omschrijft. Je zult je 9 van de 10 keren daarin vergissen en wel speciaal wanneer het gaat om negatieve waarden. Zodra angst of begeren een rol speelt is de intuïtie, voor zover ze uzelf betreft, niet meer betrouwbaar.
Dan noemen ze ook nog wel eens dingen intuïtie die het eigenlijk helemaal niet meer zijn. Je krijgt een inspiratie. Maar die inspiratie houdt bv. in: bepaalde handelingen zijn goed, niet goed, mogelijk, niet mogelijk, ik moet op een bepaalde manier denken, ik moet zo handelen. Dan weet je dit niet te rationaliseren. Je kunt het nergens plaatsen en je weet ook de bron niet precies. Je noemt het intuïtie. Wanneer echter bij proef (want dan moet je eerst a.h.w. een proef nemen, eerst eens kijken hoe het in elkaar zit) blijkt dat hier inderdaad juiste indicaties zijn gegeven, juiste indices, geldt: dit is nooit zuiver intuïtief. Dit kan wel inspiratief zijn. Het verschil is klein, maar groot genoeg. Want hier is een kracht van buiten opgetreden. De rest blijft gelijk.
Dan moeten wij verder nog even opmerken dat sommige mensen in staat zijn geestelijk ook te leven. D.w.z. ze leven niet alleen op aarde, maar bestaan soms in een bepaalde sfeer. Uit die sfeer kunnen ze voorwetenschap e.d. met zich meebrengen. Ze brengen daaruit ook mee een zuiver foresight, dus helderziendheid in tijd en ruimte. Al deze dingen worden dan onderdrukt door een verwerpen van het paranormale. Het wordt wederom intuïtie genoemd. En ik ben het daarmee voor een groot gedeelte eens waar de doorsneemens niet in staat is zijn eigen geestelijk beleven voldoende duidelijk in de stof af te drukken. De werking daarvan zal dus in 9 van de 10 gevallen gelijkkomen aan dit van het onderbewustzijn en als zodanig intuïtief genoemd worden.
Ook het bovenbewustzijn van de mensen kan invloed hebben. U kunt door het denken van uw omgeving zeer sterk beïnvloed raken. Als resultaat zult u intuïtief (zoals u denkt) iets aanvoelen. U voelt wat in de lucht hangt, neemt dit waar, zoals in het geval van die aura waarvan ik u vertelde, u absorbeert het, u kunt het niet rationaliseren, maar u zegt: “Ik heb zo een gevoel dat dit of dat gaat gebeuren.” Of: “Ik voel zo, dit is niet in orde.” Of: “Dat zou eigenlijk de enig juiste weg zijn.” Ook hier dus weer intuïtie als een hulpmiddel.
Voor de mens die aan esoterie wil doen en dat bewust wil doen zou ik graag een paar regels stellen t.o.v. die intuïtie:
Alles wat ik intuïtief in mijzelf voel opkomen geldt voor mij als eerste handelingsregel, zodat ik mij op het ogenblik van de intuïtie daar allereerst aan houd. Daarnaast zal ik eventuele afwijkende mogelijkheden zeer nauwkeurig onderzoeken. Datgene wat ik intuïtief aanvoelde en wat mij door onderzoek mogelijk blijkt, neem ik voorlopig als vaststaande aan. Slechts daar, waar mij bij nader onderzoek een absolute onmogelijkheid blijkt te bestaan voor hetgeen ik intuïtief meende aan te voelen, zal ik mijn beslissing herzien.
In de tweede plaats: gezien het feit dat elke intuïtieve resolutie t.o.v. mijn eigen persoon in meerdere of mindere mate onzuiver zal zijn, zal ik voor mezelf nooit mogen vragen om een bepaalde mening of een bepaald gevormd deel van een mening of beeld. Ik mag alleen afgaan op zuivere en erkende inspiratie. Verder op mijn innerlijke gevoelens van harmonie, die voor mij een handelingswet uitdrukken, zonder daarbij dus als intuïtie, als een beeld van wat is, te fungeren. Ik mag nooit verwarren wat mijn pad is en wat ik meen aan te voelen.
In de derde plaats: het gebruik maken van een dergelijke gevoeligheid leidt soms tot situaties waarin je zelf niet precies meer weet wat je wel en wat je niet moet doen. Op het ogenblik dat u niet precies weet wat u moet doen zult u dit nuchter en verstandelijk moeten overleggen, moeten nagaan wat verstandelijk en nuchter daarbij te pas zou kunnen komen en aan de hand van nuchter en redelijk denken uw verder gedrag en verdere beslissingen er aan vastkoppelen.
Dat zijn dan drie regels die er zo een beetje bijhoren. Met deze raadgevingen geloof ik dat ik het meeste over het onderwerp heb gezegd.
Vragen.
Kun je dit ook nog ontwikkelen?
Ik moet eerlijk zeggen dat ik het ontwikkelen van de intuïtie op zichzelf eerder schadelijk vind dan gunstig. Wij hebben bij intuïtie te veel te maken met onbewuste of onderbewuste elementen. En wanneer je nu als esotericus wilt leven en streven, dan zul je toch wel in de eerste plaats jezelf richten op een bewust leven. Hoe bewuster je leeft, hoe beter het is. Dientengevolge lijkt het mij verstandiger om niet die intuïtie te bevorderen, maar wel een inspiratieve gevoeligheid, redelijk denken, eventueel uitbreiding van geheugen (dus recall van het totaal van het onderbewuste) te trainen en te oefenen. Deze dingen nl. zijn dan veel belangrijker. De esotericus die alleen langs de intuïtieve weg verdergaat, doet eigenlijk zelf niets bewust. Maar juist door bewust te denken en te handelen komt hij verder. Een te ruim gebruik van de intuïtieve mogelijkheden zou voor de doorsneemens kunnen voeren tot een vertraging van esoterische bewustwording.
Bij deze intuïtie en intuïtieve reacties wil ik nadrukkelijk niet insluiten het gevoelsleven, voor zover dit niet met het ik in betrekking staat, maar een kosmisch ervaren of een band met de wereld duidelijk maakt, zonder dat deze rationeel begrepen wordt. Dit laatste nl. ontwikkelt in ons bepaalde geestelijke voertuigen en die geestelijke ontwikkeling is dus hetzij later na de overgang bruikbaar, hetzij een voorbereiding op een zekere inwijding in eigen leven.
Op wat intuïtief tot je doordringt moet je eerst afgaan en daarna volgt het onderzoek, zei u. Maar als je er direct op afgaat, kan het al te laat zijn.
Ja, dat ligt er nu weer aan waar het over gaat. Wanneer u intuïtief aanvoelt dat dit couponnetje voor u het goede zou zijn, dan kan het wel eens verkeerd uitlopen. Maar wij spreken nu toch over de ernstige waarden van het leven. En nu neem ik een heel eenvoudig voorbeeld. Ik heb het idee: deze bepaalde persoon zou voor mij een geestelijke aanvulling kunnen zijn. Dat voel ik intuïtief aan. Maar nu kan ik wel ineens mijn hele hebben en houden a.h.w. daar gaan uitstallen en ik kan proberen tot een volledige uitwisseling van gegevens te komen, maar ik ben nog niet zeker genoeg. Wat ga ik dus doen? Ik ga toetsen. Je doet maar net of je op ijs loopt en je nog niet weet of het schaatsen wordt of schotsje trappen, zodat je je heel voorzichtig beweegt, tot je voelt: hier heb ik inderdaad ondergrond, dit is in orde, dit is vaste bodem. En dan ga je pas verder. Maar we moeten wel eerst van die intuïtie uitgaan, want als we dat niet doen hebben we geen punt van uitgang. Dat is het juist. We hebben dus eerst de intuïtie nodig, daar reageren we eerst op, want van daaruit kunnen we pas gaan toetsen en onderzoeken. Hebben we dat niet, verwerpen we haar en beginnen we eerst te toetsen en te onderzoeken, dan hebben we aan die intuïtie niets meer. Dan zegt ze niets meer. Komt ze dan op, dan staat ze vaak tegen de rede. Want er is vaak een heel groot verschil tussen wat je materieel meent te zien en wat je innerlijk meent aan te voelen. Vandaar dat het noodzakelijk is dat je eerst de intuïtie hebt en van dit intuïtief aangevoelde overgaat tot het onderzoek, om dan via het onderzoek te komen tot een bepaling in hoeverre dit intuïtieve voor jou op dit ogenblik te verwerkelijken is.
Het is moeilijk het verschil te kennen tussen verbeelding en intuïtie.
Verbeelding berust op dingen die in ons leven. Wanneer wij die als intuïtie aanvoelen en wij gaan van dat punt uit en wij onderzoeken, dan zult u zien dat het meestal gunstige resultaten levert. In de eerste plaats voor onze bewustwording. In de tweede plaats vinden wij dan meestal de weg die voor ons de juiste is in handelen etc. Wanneer je te sterke scheidingen gaat maken tussen intuïtie en niet-intuïtie, dan heb je de intuïtie dat hetgeen je intuïtief aangevoeld hebt eigenlijk maar verbeelding is en dan kun je niet meer verder. Wees verstandig: wanneer u iets aanvoelt als intuïtie, handel volgens de regels die ik hier gegeven heb. Zelfs als het verbeelding is, zal in de tijd van het onderzoek dit blijken en dientengevolge zult u dus juist handelen. Maar wanneer u automatisch gaat zeggen: het is verbeelding en het zou een keer intuïtie zijn, dan hebt u kans dat u juist door dit verwerpen of het achterwege laten van het onderzoek, dan wel het bevooroordeeld aan het onderzoeken slaan, als resultaat krijgt dat het dan definitief fout gaat. Scheid de dingen niet te veel. Houd ze zo eenvoudig mogelijk. Voor ons moet altijd – zeker in de esoterie – gelden: het interesseert mij niet zo erg waar de dingen vandaan komen en wat ze precies zijn buiten mij, mij interesseert slechts wat ze in mij betekenen kunnen en wat ze voor mij aan bewustwording en mogelijkheid inhouden.
Er bestaat volgens u een wezenlijk verschil tussen inspiratie en intuïtie. Hoe kunnen we voor onszelf uitmaken wat het is?
Intuïtie is iets wat zonder meer in je opkomt. Wanneer we dit als inspiratie willen nemen, dan moeten wij veronderstellen dat een kracht buiten ons deze gedachte in ons wekt. Daarom zullen wij tussen inspiratie en intuïtie geen onderscheid trachten te maken, tenzij het inspiratieve zeer duidelijk bv. door geestelijke werking in onszelf, helderhorendheid, helderziendheid, een emotioneel beleven bv. kenbaar wordt. In de praktijk zal dus gelden: behandel alles wat niet zeer duidelijk en kenbaar geïnspireerd wordt als intuïtie. En zelfs indien een inspiratie komt vraagt zij nog een redelijk verwerken van het geïnspireerde en een redelijk in praktijk omzetten volgens eigen mogelijkheden.
Er bestaat in de kosmos een ritme, net zo goed als wij mensen bepaald worden door een ritme in onze menselijke en materiële tijd. Is er ook een ritme in het tijdloze?
Een ritme in het tijdloze is een onmogelijkheid. Want ritme in zichzelf houdt twee waarden in die t.o.v. elkaar verschillend zijn, die door een verschil aan ervaring dus vanuit zichzelf een tijdsrelatie zouden moeten scheppen voor iedereen, die de ervaringen achtereenvolgens ondergaat. Dit houdt dus in dat in het tijdloze geen ritme voorkomt, maar dat alle waarden onmiddellijk en gelijktijdig kenbaar geuit zijn. Het onvolmaakte wezen – en nu denk ik bv. aan de geest, zelfs ook in hogere sferen – ondergaat wel een ritme, omdat het nl. nu voor deze, dan voor gene waarden in het bijzonder is afgesteld; of misschien voor een bepaalde reeks van ervaringen in het bijzonder geporteerd is op een bepaalde tijd. Dit beïnvloedt dus de beleving. Wij kennen in de sferen perioden van absoluut stil zijn of rusten, gevolgd door perioden van een grote activiteit naar beneden toe, (bv. naar uw aarde of naar andere sferen), maar dan zien wij ook weer een periode komen van opgang. Dit is een poging om contact te vinden met het hogere en in dit hogere een bepaalde harmonie te vinden. Waar deze dingen achtereenvolgens komen, zo ongeveer als de jaargetijden op aarde, mogen we hier voor de geest wel degelijk van een ritme spreken. Dan zal die geest leven in een wereld die tijdloos is op zichzelf, maar in die tijdloze wereld toch altijd een persoonlijke tijd kennen. Als gevolg is er nog steeds een achtereenvolgend ervaren en een niet-gelijktijdig in zich absorberen van het totaal zijnde. U ziet, de oplossing is betrekkelijk eenvoudig.
Er bestaat een grote samenhang tussen de materie en de geest. We zien dat bv. uitgedrukt in de astrologie. Wanneer men van een bepaald sterrenbeeld (de invloed van Aquarius bv. in de maan) zegt: die brengt deze of gene stoffelijke verschijnselen. Wij gaan bepaalde lichaamsdelen associëren met planeten en zo verder. Alles wat wij op die manier doen geeft dus eigenlijk al aan dat er bepaalde kosmische relaties bestaan die in het stoffelijk voertuig tot uitdrukking komen. Het is voor een mens in de eerste plaats wel belangrijk om dit te weten. Maar belangrijker is nog te beseffen op welke wijze dit bruikbaar is. Op het ogenblik dat voor mij – ik neem even aan dat ik mens ben – een kosmische relatie optreedt die voor mij het denken bevordert, zal ik deze periode moeten leren. Dat is logisch. Ik zal echter dat leren niet alleen moeten uitstrekken tot het doorwerken van studiewerken, het lezen van boeken en het aanhoren van lezingen, het naar school gaan. Ik zal dit ook moeten gebruiken voor innerlijke en geestelijke leringen. Want op dat ogenblik voel ik als mens dat ik in het bijzonder gestemd ben voor het absorberen van feiten; ook geestelijke feiten, die ik niet onmiddellijk stoffelijk kan uitdrukken. In een periode dat men dus actief is wat bewustzijn betreft, dient men ook dit bewustzijn te stimuleren door oefeningen van concentratie en contemplatie, gericht op kennis en weten.
Wij hebben ook dat op een gegeven ogenblik het gevoelsleven bijzondere stimulansen heeft. Wij weten dat dit gevoel dan zo sterk wordt gestimuleerd dat het redelijk aspect een heel eind weg blijft. Op dat moment heeft het helemaal geen zin te trachten iets te leren, maar kunnen wij wel het geleerde op de juiste wijze in de praktijk brengen. Want op het ogenblik dat het gevoelsleven in de mens zijn positieve cyclus doormaakt, kan alles wat in die mens bevat is op de meest juiste en harmonische wijze worden meegedeeld aan anderen in de wereld. Je zou dit kunnen voortzetten in een vergelijking voor elk lichaamsdeel en elke invloed. Je kunt het misschien zelf eens een keer doen aan de hand van een astrologisch boekje daarover.
Waar het echter om gaat is dit: ik mag niet aannemen dat bepaalde geestelijke functies anders liggen dan de stoffelijke. De mens die een sterk onderscheid gaat maken tussen hetgeen hij stoffelijk, voertuiglijk en geestelijk doet, zal in strijd komen met zichzelf. Hij zal daardoor geen gebruik kunnen maken van de invloeden die voor hem kosmisch gunstig zijn en zal daarbij zowel stoffelijk als geestelijk in verwarring geraken. Deze verwarring weerkaatst zich in het bewustwordingsproces en zal het vertekenen van het ik aanmerkelijk kunnen versterken. Wij willen natuurlijk zo oprecht en zo redelijk mogelijk zijn. Daarbij gaan wij dan uit van het volgende:
Alles wat ik in mij voel als een geestelijke waarheid moet ik voertuiglijk weten weer te geven en uit te drukken. Wanneer ik in mij een kosmisch weten gevoel is het niet voldoende dit in mij te ondergaan en te ervaren, ik moet trachten dit bv. in een opstel op schrift te zetten of in een gesprek tot uiting te brengen. Op deze manier fixeer ik het in het geheel van mijn wezen. Wanneer ik op een ander moment geneigd ben om bv. mijzelf af te zonderen, dan zal ik er rekening mee moeten houden dat – wanneer die afzondering stoffelijk plaatsvindt – ook geestelijk hetzelfde voor mij bestaat. Ik kan dan niet rekenen in een dergelijke periode intense geestelijke contacten te leggen, terwijl ik gelijktijdig mij stoffelijk geheel van die wereld heb afgezonderd. Alleen wanneer mijn leven mij a.h.w. emotioneel een eenheid gaat bieden met de wereld, kom ik tot het sterkst mogelijke ook geestelijke contact.
Omgekeerd: afzondering is bruikbaar – ook voor de geest – want het is zelfbeschouwing. Wanneer u stoffelijk de neiging hebt een tijd lang in een hoekje te kruipen moet u niet neerslachtig worden, maar u moet gewoon proberen uzelf geestelijk te determineren. Zie zoveel mogelijk wat u bent. In deze afzondering zult u – terwijl van buitenkomende invloeden al zoveel mogelijk op de achtergrond worden gedrongen door uw eigen instelling – vaak een juister beeld kunnen krijgen van uw wensen, uw verlangens, uw inzichten en uw mogelijkheden.
Bedenk verder: alles wat heimelijk is, dus wat verborgen is, baart het verborgene. Alles wat open is, baart het opene. Wij mogen nooit deze dingen verwarren. In ons kan een geestelijk geheim groeien. Dit geestelijk geheim kunnen wij stoffelijk doorvoeren in onszelf, maar wij mogen het niet openbaren. Op het ogenblik dat het geheim geopenbaard is, verliest het zijn betekenis en waarde en zal het voor onszelf geen functie meer hebben.
Voorbeeld: ik heb contact met een geestelijke meester, een hoge geestelijke kracht. Akkoord. Daaruit put ik kracht, energie en vermogen. Ik ken een naam. Bij die naam roep ik a.h.w. deze kracht op. Daardoor heb ik dan steeds de beschikking over dit grote weten, dit meerdere aan uitstraling en energie, aan snelheid en al wat erbij hoort. Dan zal ik nooit deze naam openlijk mogen gebruiken. Want doe ik dit, dan is de relatie tussen mij en dit wezen verbroken. Of dat nu een soort uit het ik gecompileerd wezen is, een scheingestalt, dan wel een werkelijke persoonlijkheid, maakt niets uit. De verbinding is verbroken. Wij kunnen daar niet verder op rekenen.
Wanneer ik in het openbaar met een God een contact heb, ik geloof, ik ga naar een kerk toe en ik bid en ik wil met die God werkelijk iets bereiken, dan zal ik in het openbaar moeten bidden, ik zal openbaar mijn wens moeten uitdrukken, want alleen uit het opene kan ik dan de vervulling verwachten. Als ik tot diezelfde God in het verborgene ga bidden en het is de God die ik openlijk aanvaard, dan blijkt er wederom een botsing te zijn. Ik kom niet tot een volledig bereiken, ik word steeds afgezonderd.
U zult zien dat dit voor menigeen erg belangrijk kan zijn, vooral omdat je nog wel eens vastloopt. Je zit nl. heel vaak als mens – en soms ook als geest – gevangen tussen de behoefte aan openheid en aan heimelijkheid. Onthoud één ding: je kunt nooit beide dingen gelijktijdig doen. Halfopen zijn betekent je geheimen prijsgeven zonder de gunst de mogelijkheden van het openlijke te winnen. Iets wat geheim gehouden moet worden ook maar half openbaren wil zeggen: het geheim teniet doen. Je hebt dus niet meer de innerlijke of de verborgen mogelijkheden die je wenst. Alles wat op die manier half is, is levensgevaarlijk, ook geestelijk, ook stoffelijk. Ik kan hier wel de voorbeelden bij geven.
Stoffelijk. Ik heb een geheim. Ik wil dit geheim niet uitspreken, maar ik wil er ook niet helemaal over zwijgen. Dientengevolge geef ik enige aanduidingen. Het gevolg is dat een buitenstaander meent mijn geheim eindelijk ontcijferd te hebben, maar hij heeft dat natuurlijk verkeerd gedaan. Ik krijg de reactie van deze niet juiste openbaring te verwerken en zal daardoor voor mijzelf sterk geschokt zijn. Dat zie je bv. heel vaak ontaarden in roddelen, lastercampagnes, en dat is zeker niet wenselijk.
Geestelijk is het precies eender. Wanneer ik geestelijk een geheim heb, een geheime kracht in mij en ik ga die ook maar halverwege aanduiden, terwijl ik dus niet zeker ben dat ik daardoor dit geheim in stand houd, is het gevolg dat de ander door de halfheid van mijn openbaring verkeerd gaat reageren. Deze reactie is voor mij een gevolg dat ik moet ondergaan. Door dit gevolg wordt mijn eigen geestelijke vooruitgang aanmerkelijk gestremd en misschien zelfs dat ik daardoor mijn contact (het geestelijk geheim zelf) verlies, zodat in ieder geval mijn kracht tijdelijk aanmerkelijk verminderd en mogelijkerwijze op dit terrein geheel teniet gaat. Een zeer belangrijk punt.
Dat geldt ook voor de bewustwording. Onthoudt u één ding: elke bewustwording die u in uzelf vindt, elk kosmisch geheim dat u in uzelf vindt, behoort tot de geheimen. D.w.z. zodra u ook maar enigszins meent of denkt dat een ander niet in staat is dit geheim voor zichzelf te vinden of dit gevonden heeft, het uw plicht is erover te zwijgen. Zou u het openbaren, dan schept u en voor uzelf en voor de ander ongeluk. Wanneer u uzelf tegenover een ander wilt poseren als ingewijde en u bent het enigszins, doe het niet! Op het ogenblik dat u dit doet neemt u een verplichting op u waardoor u in de wereld ondergaat, mits u consequent uw taak doorvoert. Dan kunt u daardoor geestelijke betekenis gewinnen, maar wanneer u ook maar even aarzelt voor de consequenties daarvan gaat u eraan teniet. U gaat ten onder en u brengt vloek waar u zegen wilt brengen.
Begrijp goed, esotericus zijn wil natuurlijk zeggen: de waarheid in jezelf vinden, de harmonie vinden met de kosmos en de wereld, zo sterk mogelijk uitgedrukt en zo goed mogelijk geopenbaard. Maar dit kan alleen gebeuren onder hen die op gelijk niveau staan zodra het betreft de geheimen, de verborgen wetten, de verborgen wegen. Het is mogelijk iemand gegevens ter beschikking te stellen waaruit hij zelf het geheim kan vinden, dat is waar. Maar dan dient dit zo te geschieden dat die gegevens ook nooit voor anderen geheim zullen blijven. Wij kunnen een openbaring geven die voor een ieder eventueel bruikbaar is, zonder dat men, indien men zelf niet verder zoekt, het pad der inwijding daaruit vindt. Dit is geoorloofd. Het is echter niet geoorloofd onder geheimhouding een gedeelte van het geheim prijs te geven en de rest niet. Of helemaal, of niet. Dat is een consequentie van al deze invloeden.
Wanneer u dit nu in verband brengt met al hetgeen gezegd werd over die ritmen en tendensen die je in het menselijk leven kent, die je geestelijk kent en die je ondergaat, dan zult u wel begrijpen dat het voor ons werkelijk zaak is om altijd weer, wanneer wij merken dat wij ons in een bepaalde periode bevinden (bv. een periode van contact met medemensen), ons af te vragen: moet dit verborgen of openlijk zijn? Maar aan die keus moeten wij ons houden. Wanneer wij voelen ‘ons gevoelsleven spreekt’, dan moeten wij ons afvragen: moet dit zijn het heimelijk contact, dus het van ons uitstralend contact met anderen, dat niet wordt geopenbaard? Of het openlijke? Maar dan moeten wij ook niet verder op dit geestelijk contact rekenen, dan moeten wij alleen de openlijke weg gaan.
Wetende dat er heel veel van dergelijke ritmen en invloeden optreden in het menselijk leven (je hebt normalerwijze per maand al zo’n stuk of 6 à 7 belangrijke fasen; en in jaren gerekend kent elk mens er van 7 tot 8, die dan dus wat langer duren), kun je voor jezelf nagaan wat je wilt. Per slot van rekening, een mens is tot op zekere hoogte vrij in zijn leven en zijn besluiten. Wees steeds zeker van wat je wilt. Tracht te begrijpen in welke fase, in welke periode van leven je je bevindt. Handel daarnaar ofwel geheel verborgen ofwel geheel openlijk. Laat je nimmer tot een compromis verleiden. Een compromis is altijd schadelijk voor eigen bewustwording. En ook de resultaten die er uit voortvloeien zijn niet goed. Het is beter de harde consequenties van een rechte, lijnrechte keuze te aanvaarden volgens de aangevoelde invloed en ons innerlijk weten, dan met nu wat meer gemak en wat meer mogelijkheden half te werken en later te staan voor een onafgemaakte taak, voor een niet-volledig geuit iets, dat terugslaat op onszelf.
Al wat een mens de wereld inzendt keert tot hem terug. Wat het nu ook is. Of het liefde of genegenheid is of haat, of het vooroordeel is of trots of wat anders, het keert tot je terug. Je kunt daaraan niet ontkomen. Op het ogenblik dat je zelf iets creëert in overeenstemming met de beïnvloedingen die je ondergaat, moet je dit dus zo doen als je dit voor jezelf wenst, zoals je voelt dat het voor jezelf goed is, ongeacht de consequenties. Blijkt u dat dit niet mogelijk is, laat dan liever deze gehele periode zonder actie voorbijgaan dan halve maatregelen te nemen. Niets is zo dodelijk als het compromis.
En dan ten laatste nog een opmerking: waar elke mens gemiddeld eens per maand een kleine periode van drie dagen heeft waarin hij sneller leert, gemakkelijker kennis opdoet en verder gemiddeld eens per 6 à 7 jaar een periode van 3 tot 4 maanden waarin dit leren zeer intens plaatsvindt, zou ik u de raad willen geven: zoek uit wat die dagen, wat die jaren voor u zijn of geweest zijn. Aan de hand daarvan zult u in staat zijn het feitenmateriaal waarover u beschikt in korte tijd en met weinig moeite sterk te vergroten, terwijl u voor de andere perioden dan beschikt over een grotere kennis en dus over een grotere besluitvaardigheid en een scherper inzicht.
Hoe weet je dat die tijd daar is?
Dat kunt u aan uzelf merken. Wanneer u weet bv.: verleden maand op de 28e heb ik werkelijk met intens genoegen zitten studeren en zitten lezen, het was zo gemakkelijk toen, ik kon mij zo gemakkelijk concentreren. En nu ik goed nadenk lag dat ook nog zo ongeveer op de 31e van de vorige maand, dan kunt u voor uzelf al zeggen: hé, hier is de mogelijkheid van een ritme. Ik ga nu, rekenend op 28 dagen, proberen of ik mij weer zo voel. Weet ik dit zeker, dan zal ik juist die tijd gebruiken om voortaan intens te studeren.
En wat de jaren betreft kunt u het ook nagaan. In welke jaren hebt u plotseling levenswijsheid opgedaan, hebt u plotseling uw eigen inzichten kunnen wijzigen, hebt u een beter begrip gekregen voor bepaalde dingen in de wereld? Die jaren hebben in uw leven een grote betekenis gehad in het verleden. Reken nu na, houd rekening met de gemiddelde tussenliggende periode (die altijd ligt tussen de 6 en 8 jaren, maar meestal rond de 7), tel deze perioden op en zie in welke periode u zich thans bevindt. Hetzelfde kunt u doen voor emoties. U hebt perioden gehad dat u in uw leven bepaalde emoties zeer sterk hebt ondergaan. Die hebben een stempel achtergelaten, die hebben die tijd gekenmerkt. Reken het na, en zie hoe die periode ligt voor de nabij liggende tijd, de komende dagen. U kunt daarmede rekening houden, want die dingen treden dan weer op. U moet er niet zo rekening mee houden dat u nu al voorzorgen gaat treffen, dat is dwaas, maar u kunt wel alle taken, die bv. met het gevoelsleven te maken hebben a.h.w. proberen te verschuiven naar die tijd, wetend: dan zal ik in mijn gevoel de gemakkelijkste hervorming vinden, de meest juiste weg.
Wanneer u met deze eenvoudige regels rekening houdt is het nog niet zó eenvoudig, omdat je natuurlijk wel eens even blijft haken. Er is iets in de wereld gebeurd en dan vraag je je af: heb ik daar nu verstandelijk geleerd of emotioneel? Maar als je het over je hele leven nakijkt blijkt er toch nog wel een gemiddeld ritme te zijn. Houd dat gemiddelde ritme even aan en tracht dit te proberen.
Hetzelfde geldt voor de maancyclus, de 28-dagen-cyclus. Probeer het een paar keer. U zult, wanneer u er regelmatig aantekening van houdt, op den duur jaren van te voren op de kalender kunnen uitzetten: dat zijn mijn dagen voor studie, dat zijn mijn dagen voor ontspanning, dat zijn mijn dagen voor emotie en dat zijn dagen waarin ik mij moet beheersen want dan heb ik moeilijkheden.
Meditatie: Het vragen.
Wij zijn geneigd om steeds te vragen. Hoe het leven ons ook stuurt en wat het ook op onze weg brengt ….wij vragen. Wanneer dit vragen in onszelf geschiedt, zo kunnen wij soms een antwoord verwerven. Maar wanneer wij blijven vragen en de antwoorden niet selecteren gaan wij er aan ten onder. Daarom moeten wij goed beseffen wat wij vragen en waarom.
Wanneer ik een geheim van de schepping wil weten, dan kan ik de Schepper vragen mij dit te openbaren. Ik kan hem vragen: “God, waarom is er lijden op de wereld? God, waarom zijn er zoveel verschillende sferen?” Maar ik weet dat ik daarop geen antwoord zal krijgen. Want het antwoord hierop is mij gegeven, maar ik versta het niet. Voor zeer vele dingen in het leven zijn de antwoorden ons onmiddellijk gegeven, maar wij zien ze niet. Laat ons daarom leren slechts dan te vragen wanneer dit tevens een eigen kennis, een eigen mening weergeeft, want zonder dit heeft het geen zin.
Wanneer ik van de Godheid vragen wil en ik doe dit op de juiste wijze, beantwoord ik mijzelf.
“Mijn God, Gij bent alle dingen. Waarom hebt Gij lijden geschapen?” “Indien er geen lijden zou zijn, zou er ook geen geluk mogelijk zijn dat beseft wordt.”
“Mijn God, waarom schept Gij de dood?” “Hoe zou het leven bewust kunnen zijn als niet de begrenzing van het leven, de dood, het leven tot een intens bestaan maakt?” “Hoe ik ook vraag aan God, wanneer ik besef dat Hij alle dingen is, antwoordt Hij reeds op mijn vragen eer ik mijn eigen woorden geheel heb uitgesproken.
Een golf van gedachten overspoelt je. En soms wordt daarom je vraag i.p.v. een smeking een incantatie. Dan roep je de grote namen aan. Je roept Brahman, de Verre, de Verborgene. Je vraagt Brahma zich te openbaren; Hij, die vorm geeft aan de onbekende krachten. Je vraagt de Schepper van leven en de Schepper van dood te kennen. Je vraagt het verlossend principe van Krishna te zien, dansend misschien in de vreugdige, lichtende kracht van een zich ontplooiende wereld.
Terwijl je de naam roept bouwt zich in jezelf een beeld. Want namen zijn niet ledig. Sommige namen zijn een antwoord dat de kosmos geeft; een magische band die nimmer verbroken kan worden.
Het is voor ons belangrijk dat wij – juist wanneer wij wensen – a.h.w. een ogenblik ons wezen laten gaan, dat wij vanuit onszelf de geheiligde namen voortbrengen en ze de wereld inslingeren, opdat van daaruit het antwoord geboren wordt.
Soms is het ons alsof onze wereld ledig is en zonder echo en antwoord. En wanneer wij dit alleen aanvaarden, wij menen onder te gaan. Maar wanneer wij de gedachte nemen, zelfs de gedachte aan dit Niet, wij vormen ze in onszelf tot ze is als een vurige kogel die wij kunnen wegslingeren naar de oneindigheid, zo zal alleen het zenden van de gedachte reeds een antwoord wekken en een begrip.
Laat ons niet in beperking oordelen en veroordelen. Laat ons vooral niet onszelf afvragen: wat zou ik wensen of wat zou ik gedaan hebben? Want daarmee wekken wij de waarden van begoocheling. Zo antwoorden ons de dromen die in ons leven en niet de werkelijkheid die buiten ons bestaat.
Maar als wij werkelijk bidden, werkelijk een vraag stellen, ons realiseren aan wie, hoe …. dan weten wij het antwoord. Wie vragen kan, kent het antwoord. Wie zijn gedachten in het ledige zendt, zal uit de gedachte zelf het Al geboren zien worden dat hem antwoordt. Wie in zich zichzelf een ogenblik vergeet en zo zich één maakt met de ongekende ware wereld, hem zal het antwoord gegeven zijn op al zijn vragen en meer dan dat. Want vragen is geen noodzaak, indien wij beseffen dat de vraag het antwoord is. Maar laat onze vraag eenvoudig zijn, opdat het antwoord ons niet ontgaat. Er is eens gezegd: de schoonste en alomvattende bede – smeking en loflied tegelijk – is de naam van de Schepper. En dat is waar, indien wij onze Schepper beseffen.
Daarom, laat ons juist gaan het geestelijke pad, zoekend naar de magische beheersing of de innerlijke erkenning, steeds vragend in eenvoud. Vragen en in de vraag het antwoord vinden uit onszelf en toch geleid door de Kracht tot wie wij de vraag hebben gericht. Want de eeuwigheid is het antwoord op al onze vragen rond ons. De eeuwigheid is het antwoord op elk probleem in ons. De werkelijkheid die wij beseffen is het antwoord. En het antwoord en de vraag zijn één, zoals licht en duister één zijn, lijden en vreugde, zoals alle tegenstellingen één zijn in God.
Besef de Allerhoogste Kracht waarvan jij deel bent en je zal zien dat geen vraag onbeantwoord is, geen verlangen ongestild en geen gedachte zonder zin. Je zal zien dat het leven zelf geen vragen meer laat, omdat de aanvaarding van de hoge Kracht zelf ons duidelijk doet zien: eerst in het aanvaarden vinden wij werkelijkheid.
Laat ons gaan zonder angst en zonder begeren, onze levensweg volbrengend, zo wij menen dat de Schepper dit verlangt. En wanneer wij een vraag stellen, wacht niet op de vreemde stem uit den hoogste die het antwoord geeft, maar besef: in de vraag die op mijn lippen ligt staat het antwoord reeds geschreven. Want ik ben één met alle dingen. En uit het Al is mij alles geopenbaard indien ik dit slechts wil beseffen.
Met deze overweging, vrienden, willen wij onze bijeenkomst besluiten. Wij wensen u veel succes op uw geestelijk pad, veel kracht en inzicht in uzelf. En verder geluk en vrede.