21 februari 1972
Vragen (zie tekst 17-01-1972 – Harmonischen van leven).
Na de pauze hebben wij een gastspreker. Wilt u mij uw problemen voorleggen?
U hebt het begrip tijd aangesneden, waarin u aangaf dat je vanaf een geestelijk centrum a.h.w. naar een punt in de tijd kon terug projecteren en daarin manipuleren.
Omdat er geen verleden is en alles eigenlijk het heden is. Stel u zich het lamaïstisch rad voor. Stel u zich dan voor dat de buitenrand de tijd is met het aardse gebeuren, daartussen eventueel concentrische cirkels, die de verschillende sferen aangeven en dan de naaf, het punt waarop je tijdloos bent. Op het ogenblik dat je tijdloos bent, bevind je je van alle punten in de tijd even ver verwijderd. D.w.z. dat je mogelijkheid tot ingrijpen op alle punten van de cirkel tijd, gelijk is. Dit impliceert dat wanneer je via een bepaalde lijn naar het midden toe bent gekomen, je alles wat achter deze lijn ligt eventueel kunt manipuleren.
Ja, maar als er een bepaald iets in het verleden is gebeurd, bv. de moord van Willem de Zwijger, hoe wilt u dat ongedaan maken?
Dat is heel eenvoudig. Als ik Balthazar Gerards ben en ik zeg: Ik bega die moord niet, dan verandert daarmee de hele tijdssituatie.
In de geest, maar niet in de stof.
Ook in de stof, maar dan komen we hier bij een moeilijkheid, die mensen niet zo gemakkelijk zullen begrijpen.
Wanneer ik uitga van het standpunt van de mens, dan zeggen wij: Alles is vast en gefixeerd. Wat je bent is gefixeerd, wat je gedaan hebt is gefixeerd, dat kun je niet terugnemen. De toestand zoals ze bestaat, is onvermijdelijk. Maar wat is de werkelijkheid? Vanuit de geest gezien, die zich in het nulpunt bevindt, is alles een gedachte. Ik kan dus vanuit mijn nulpunt het gebeuren herdenken op een bepaald punt . Zeggen: Dat wil ik niet gedaan hebben. Dan verandert daarmee het geheel van de uiterlijke toestand. Dan kan daarmee zelfs voor mij het punt veranderen dat beslissend was voor mijn komen naar het nulpunt. Het is voor mensen gemakkelijker voor te stellen, wanneer je spreekt over alternatieven. Als je je een aantal parallel universa voorstelt, waarin een aftakking heeft plaatsgevonden, doordat een gebeurtenis op een andere wijze uitviel. Laten we een heel eenvoudig voorbeeld nemen: In het ene geval heeft Hitler werkelijk gewonnen, in het andere heeft hij noch gewonnen, noch verloren en is hij tot een contact gekomen met de tegenpartij en kwam er een overeenkomst en in het derde geval is het zoals het nu is, hij heeft verloren. Dan kun je zeggen dat er drie universa naast elkaar bestaan. In het eerste waarin Hitler heeft gewonnen, zal alles wat met ruimtevaart e.d. te maken heeft, veel trager verlopen, omdat Hitler niet dacht in de richting van ruimtevaart, maar in de richting van het ballistiek missile. In het tweede geval zal die ruimtevaart wel snel komen, omdat Hitler zijn kennis en mogelijkheden, zoals die in Peenemünde aanwezig waren, kan handelen met de Amerikanen. Maar het is dan in tegenstelling tot de Russen. Zeer waarschijnlijk tenminste. De Amerikanen zullen dan de ruimtevaart volledig beheersen.
In de huidige toestand hebben beiden uit Peenemünde buit gehaald, ze zijn wat dat betreft ongeveer elkaars gelijke, alleen de benadering van de problemen is verschillend geworden. Dan komt er een ogenblik dat je nu ofwel een wereld krijgt die verenigd is volgens de huidige toestand, dan wel een wereld, die ten onder gaat aan haar eigen kennis en onvermogens, maar mogelijk een deel van de mensheid van tevoren uitzendt via ruimtevaart naar een andere planeet bv.
We kunnen ons in het middelste geval voorstellen de overeenkomst dat een langzame versmelting gaat ontstaan waarbij het, zullen wij zeggen, wat fascistische denken, het autoritaire denken dat op het ogenblik nog op vele punten bestreden wordt, over het algemeen de overhand krijgt. We krijgen dan te maken met een dictatoriaal socialisme dat de gehele wereld samenvat en zeer waarschijnlijk op een betrekkelijk korte termijn een grote eenheid mogelijk maakt tussen de westelijke en oostelijke staten. In het eerste geval krijgen we een edel-Germaanse wereld, bestaande uit veel slavenvolkeren en daarnaast een superras en krijgen we een situatie, die te vergelijken is met die van het Romeinse Rijk en alles wat verder gebeurt vloeit daaruit weer voort. De hele historie is anders bepaald. Of zoals men ook wel eens zegt: Je kunt je voorstellen dat bij elke grote gebeurtenis een reeks van divergerende lijnen ontstaat, die elk voor zich een parallel universum omvatten.
Dan moeten er wel miljarden parallel universa zijn.
Omdat al deze mogelijkheden in de schepping inderdaad aanwezig zijn, is dat helemaal niet verwonderlijk. De totaliteit van de schepping omvat alle mogelijkheden. Alles, wat maar denkbaar is, is ergens waar. Maar is het onze waarheid? Neen. Wij zijn gebonden aan de waarheid, die voor ons aanvaardbaar is en voor ons voorstelbaar is. Op het ogenblik dat wij anders zouden kunnen reageren, dan wij op dit moment volgens conditionering etc. gemeenlijk doen, verandert voor ons niet alleen dit moment, maar alle toekomstige momenten. En daarbij kiezend uit een totaliteit, die in de eeuwigheid aanwezig is, is het voor ons niet belangrijk welke baan wij kiezen, omdat wij altijd deel blijven van dezelfde totaliteit, ook al wanneer onze realisatie daarvan een andere wordt.
De vaste wereld is niet vast in werkelijkheid. Ze is vast voor degenen, die op haar leven en als zodanig in haar geloven. Maar, je kunt zelfs op uw wereld op geheel verschillende niveaus leven, waarbij de betekenis der dingen geheel anders is en waarbij zelfs voor jou, vanuit jouw manier leven het gebeuren een totaal andere inhoud en betekenis krijgt en waarbij je niet opmerkt dat ook in feitelijk gebeuren zekere afwijkingen voortdurend optreden. Je zegt gewoon: Dat kan niet. Die lui zijn gek. Dat bestaat niet. Of je zegt: Dat ze dat niet begrijpen, dat zie ik niet in en je ziet niet voor jezelf dat er eigenlijk twee verschillende werkelijkheden naast elkaar bestaan. Daar komt het op neer. Het is nog ingewikkelder, maar ik heb dit alles sterk vereenvoudigd. Is daarbij het probleem iets begrijpelijker geworden?
Voor mij is nog steeds de vraag: Hoe kan je in dit universum in het verleden iets veranderen? Dat kan natuurlijk wel in een parallelle wereld…
Omdat u denkt in de vaste vorm. Die vorm is niet vast. Vast is voor mij alleen datgene, wat ik aan ervaring in mijzelf draag. Wanneer ik die ervaring volledig erken en een deel daarvan wijzig, hetzij in inhoud of oorzakelijkheid, verandert voor mij het gehele levensbesef en daarbij mijn totale relatie met al datgene, dat ik gekend heb, kennen zal, waarmee ik wel of niet harmonisch ben in het hele Al.
En nu is de aardigheid dat het mogelijk is dat zo iemand het verleden eenvoudig herstelt en daarmee voor zich een wereld krijgt, waar voor hem de volledige harmonie mogelijk is. En wanneer je dat stelt en je realiseert je dat het uiteindelijk bereiken altijd de volledige harmonie is, dan kun je het misschien ook als volgt formuleren: Om de volledige harmonie in onszelf te bereiken in de tijdloosheid, zullen wij het geheel van alle gebeuren waarvan wij kennis dragen of waarvan wij deel zijn geweest, zodanig moeten veranderen dat het aan deze harmonie beantwoordt en als zodanig als zelf scheppende wezens in het totaal der schepping ons deel van harmonie concretiseren vanuit onszelf en zo gelijktijdig als mogelijkheid toegankelijk maken voor alle anderen.
Is het niet eenvoudiger te accepteren dat je de fouten maakt en dat dit de opzet van de hele kosmos is?
Het is nog veel gemakkelijker aan te nemen, dat jij geen fouten maakt en alleen anderen dat doen, maar je bent dan niet harmonie met de kosmos omdat er dan altijd een ogenblik komt van: Had ik maar of had men maar of waarom niet zo? En dat blijft, u kunt het geloven of niet, maar wanneer u in onze wereld komt, gaat u het allemaal duidelijker zien, dan blijft er ergens een gaping, een niet volledig accept van de levensvorm, de bestaansvorm zoals je die uitgedrukt ziet in samenhang met jezelf. En die harmonie moet je bereiken, het resultaat is dus dat je wijzigt. En zo is het heel goed mogelijk dat iemand zegt: Ik vind het helemaal niet leuk dat Columbus Amerika heeft ontdekt, er is een heel vreemd Amerika uit voortgekomen, dus leggen we de nadruk op de ontdekking van Leif Erikson, we laten van daaruit een noordelijke stroom ontstaan van emigranten en we zetten een blanke beschaving in Noord Amerika neer, dan kan de tocht van Columbus nooit meer dezelfde betekenis hebben. En dan is dat reëel mogelijk voor hem. Maar u denkt aan een concreet veranderen. Wanneer u harmonisch bent met degene die dit verandert, dan zult u het zelf nooit merken. Weet u waarom? Omdat alles wat niet past in het concept van een harmonische wereld, zoals deze persoonlijkheid het stelt, voor u verdwijnt. Dus het is niet alleen maar een kwestie van: de betekenis van Columbus is veranderd, neen, alle geschiedenisboekjes zijn veranderd. De ontwikkeling vanuit Spanje is een andere geworden. De plaats van de Scandinavische landen is een geheel andere. De ontwikkeling van beïnvloeding, zelfs de rassenmenging waarschijnlijk in bepaalde delen van de wereld, zal daardoor veranderd zijn. Maar u weet niet dat het veranderd is, omdat op het ogenblik dat de verandering optreedt voor u, automatisch het gehele verleden weer wordt ingevuld en voor u, in uw stoffelijke staat, zeker en waarschijnlijk ook nog in vele geestelijke sferen eenvoudig het besef van die verandering niet aanwezig is. Je kunt je niet herinneren, wat niet in jouw verleden is geweest. Dat verleden impliceert alles tot de eerste gaswolk, die draaiende zich langzaam kristalliseerde tot deze aardbol.
Dat geldt voor een belangrijk deel voor uw sferen.
Dat geldt voor uw wereld, alleen kunt u het nooit constateren. Dat is juist hetgeen u niet schijnt te beseffen. Het is voor u nooit controleerbaar. Wanneer ik het verleden verander, dan komt er een ogenblik dat u niets meer heeft om te bewijzen dat het verleden anders is geweest en bovendien bezit de u herinnering niet. Want de verandering omvat niet alleen de wereld, maar ook u als persoonlijkheid, zeker voor zover het uw stoffelijk besef betreft. Uw geestelijk besef is, voor een gedeelte althans, opgebouwd op het stoffelijk besef en zal zich eveneens volledig aanpassen aan deze verandering met dien verstande, dat gaven of capaciteiten, die u geestelijk bezit, niet ten gronde gaan. Ze worden alleen op een andere wijze door uzelf verklaard.
De geestelijk feitelijke toestand blijft wel bestaan, maar de illusie toestand verandert. Het totaal van de schepping is vanuit het tijdloze gezien illusie en kan dus zonder meer veranderd worden. Maar wie de illusie als werkelijkheid accepteert, zal gebonden zijn aan de totale wetmatigheid en samenhang van die illusie en daardoor niet kunnen ontkomen – zo vreemd het moge klinken – aan een verandering in zichzelf, die de logische aanvaarding van het verleden impliceert.
Als je het heel sterk wilt zeggen: wanneer iemand zegt: “de wereld is een vierkante tafel en daar kun je afvallen en voor hem is dit de harmonische noodzaak, terwijl u met deze persoonlijkheid voldoende harmonisch bent om dit te beleven, dan wil ik u wel raden: wees erg voorzichtig wanneer u de Atlantische Oceaan opgaat, want u komt waarschijnlijk niet in Amerika, maar in vurige oorden terecht. Dat klinkt krankzinnig, maar dit is werkelijk mogelijk.
Voor uzelf zou ik zeggen: Neemt u het gewoon als een filosofisch concept, omdat u pas wanneer u geestelijk een bepaalde vordering gemaakt hebt, in staat bent in te grijpen in het verleden en dan in het groot. Daarnaast bestaat voor sommigen, die een voldoende bewustzijn bereikt hebben op aarde, de mogelijkheid om bepaalde van hun eigen daden te corrigeren. D.w.z. dat voor henzelf de relatie met de mensen, het gebeuren, hun bereiking en hun mogelijkheden in overeenstemming zijn met de correctie, maar dat de oorzakelijkheid zoals voor de correctie aan anderen is meegedeeld, die niet harmonisch zijn met de persoon, dezelfde blijft. Ik heb u gezegd: Het is ingewikkeld, maar dat komt, omdat je aan het tijdsconcept vastzit, dat volkomen irreëel is vanuit het tijdloze. In het tijdloze hebben wij de volledige diversiteit van mogelijkheden, waarbij alle verschillen volledig uitgedrukt zijn en waarbij de realisatie van bestaan afhankelijk is, niet van een tijdsverloop, waarin een opbouw plaatsvindt, maar in de realisatie van een samenhang van feiten, die met het ik harmonisch zijn en daar je deze niet kunt voorstellen, wanneer ze niet in het tijdloze in de schepping als totaal aanwezig zijn, is het altijd een deel van de schepping dat je je realiseert .
De figuren, die dit kunnen, stel dat die tegen elkaar inwerken?
Dan zijn ze niet met elkaar harmonisch en dan is dus theoretisch denkbaar dat degenen, die met hen harmonisch zijn, in totaal differente werelden leven. En dan is er nog iets anders denkbaar. Dan is het denkbaar dat er een wereld bestaat, waarin een groot gedeelte van de levenden, die daar aanwezig zijn, omdat ze behoren bij het wereldbeeld, niet werkelijk bezield zijn. Ze zijn dan automaten, omdat de werkelijke levenskracht in een ander parallel wel aanwezig is, waarin dan weer de personen, die hier actief leven, lege figuren zijn, schillen die geen werkelijkheid, geen invloed hebben.
Dat zijn dus de figuren, die met die wereld niet harmonisch zijn?
Juist. M.a.w. disharmonie kan – en die disharmonie is dus niet disharmonie met feiten, maar het is een volledige harmonie met totaal andere principes – kan er toe voeren dat je, ofschoon je in deze wereld voor anderen functioneel en zelfs oorzakelijk blijft, je persoonlijk in een ander universum leeft, waarin die andere zichzelf weer niet beleeft. U merkt dat hoe verder wij er op doorgaan, hoe ingewikkelder het wordt.
Maar ik kom tot de overtuiging dat hij de wijste is, die datgene volledig accepteert, wat geweest is, omdat daarmee de grootste harmonie mogelijk is, zonder dat je in allerlei levens gaat ingrijpen op een wijze die je niet kunt overzien.
U kunt nog niet ingrijpen. Maar als u zegt: De wijste is hij, die alles accepteert, dan zou ik zeggen: De wijste is hij, die op dit moment zichzelf accepteert en vanuit hetgeen hij thans is, zijn verleden aanvaardt in de harmonische factoren en de disharmonieën daarvan voor zichzelf terzijde stelt, dus a.h.w. tot niet maakt. En dat komt dan in feite al neer op een correctie van de aard, zoals ik u beschreven heb, alleen op zuiver persoonlijk vlak.
De mens en de eeuwigheid.
De resterende tijd wil ik opvullen met een paar opmerkingen over de mens zelf en de eeuwigheid, waarmee hij in relatie staat.
Het tijdloze is datgene wat menselijk onvoorstelbaar is, omdat het een volledigheid omvat, die een menselijk bestaan onmogelijk maakt. Dan stellen wij verder: Daar eeuwigheid gelijktijdig alomvattend is en al het omvatte in gelijktijdigheid uitdrukt, is het geheel van alle waarden gelijkelijk betekenend en belangrijk en kan gelijkelijk worden beleefd.
Datgene wat ik nu verwerp, verwerp ik vanuit een beperkt begrip, zeker wanneer ik op aarde ben. Dit beperkte begrip echter doet mij de werkelijke samenhangen niet overzien en eerst wanneer ik de samenhangen ken, is het mij mogelijk tot het middelpunt te komen; zodat een groot gedeelte van wat een mens pleegt af te wijzen in zijn eigen bestaan of leven, juist de basis vormt van zijn bewustwording. In de eeuwigheid kennen wij de betekenis der dingen en eerst wanneer wij de betekenis der dingen kennen, is het mogelijk te beslissen over het al dan niet nuttige of onnuttige, het doelloos of doelgericht zijn van bepaalde delen in ons bestaan.
Daar, volmaaktheid in zekere zin ook een compactheid impliceert, naast volledigheid, zeker het tijdloze, zullen we geneigd zijn al datgene wat niet van belang voor ons is, te elimineren. Het bestaan dat wij ons opbouwen wanneer wij de eeuwigheid bereiken, is niet omvangrijker, het is slechts harmonischer en schakelt alle onnutte waarden en fasen uit het gehele voorgaande bestaan uit. Wat overblijft is dan wat men op aarde wel eens paradijs noemt, nl. de perfecte samenhang der dingen, waarin het mogelijk is te wandelen met God.
Het is allemaal eenvoudig genoeg, maar je moet eerst zover zijn. En we hebben een bekend gezegde bij ons – ik geloof niet dat het op aarde zo telt – dat luidt: Eerst wanneer je zelf bekwaam bent, kun je over dezelfde soort bekwaamheid bij anderen een enigszins redelijk oordeel vormen. Een volledig oordeel is zelfs dan niet te geven. En dat is erg belangrijk. Wanneer wij op aarde of in de sferen leven, dan baseren we een groot gedeelte van ons beleven en daardoor ook van onze bewustwording op de beoordeling van anderen en we laten ons door het oordeel van anderen evengoed beïnvloeden. Op het ogenblik, dat we niet meer beoordelen en dat we niet meer proberen vanuit onze onvolledigheid de volledige waarde van een ander te bepalen, is de vaststelling van werkelijke harmonie en werkelijke disharmonie pas mogelijk.
En dan krijgen wij een heel eigenaardig verschijnsel. U kent allen wel iets van de incarnatie-cyclus, die op een tijdsspiraal geënt wordt uitgedrukt. Nu is het zo. Ik leef vele levens. In al die levens maak ik bepaalde contacten; sommige daarvan herhalen zich, andere niet. De betekenis van die contacten is tijdens de loop van de spiraal voor mij er één van een ontwikkeling, waarvan ik de betekenis en waarde echter nooit volledig kan beoordelen. Op het ogenblik dat ik die harmonie bereik, weet ik welke contacten wel en niet belangrijk zijn geweest. Ik ken de inhoud, kan dus alles overzien. En ik zal al datgene wat disharmonisch was aan contacten en mogelijkheden voor mijzelf elimineren.
Maar ze zijn geweest. Hoe is dan deze verhouding tot diegenen met wie we disharmonische contacten hadden?
Zover ben ik nog niet. Het is een poging van mij om hetgeen, waarover wij gesproken hebben, een klein beetje aan te vullen.
Wanneer ik alles beperkt heb tot mijn eigen harmonieën, dan zie ik in mijn leven de perfectie. Perfectie is voor mij de weerspiegeling van het Goddelijke. Al datgene wat geweest is voor mij en anderen – misschien op disharmonische basis – maar toch op een wederkerige erkenning gebaseerd – wordt omgezet in harmonie. Ik verander die dingen zo, dat ze voor mij harmonisch zijn. Ik ontken de disharmonie, de strijdigheid der dingen. En zo wordt mijn verhouding met entiteiten, delen van het Goddelijke, die eens misschien disharmonisch met mij zijn geweest, tot een harmonische gemaakt, omdat mijn aanvaarding van hen niet meer wordt beïnvloed door gebeuren, maar door besefte betekenis in mijn leven. En nu heeft men daar ook een uitdrukking voor in bepaalde sferen. Men zegt dan: Wanneer ik het totaal van mijn eigen levenscycli heb teruggebracht tot de werkelijke harmonie, dan zullen daarin optreden de repetenten, de zich herhalende contacten, op harmonische basis, welke dan volledig en aaneensluitend concreet worden beleefd en ervaren. Dus wederom, maar nu tijdloos beleefd en ervaren en alle niet harmonische contacten via de godheid beleefd worden als een harmonie, omdat zij als deel van het Goddelijke een voor ons harmonische waarde bezitten, die wij niet in de persoonlijkheid, maar middels God wel in ons eigen leven kunnen vinden.
En daar horen nog een paar mooie dingen bij. Eén ervan is dit:
Werkelijkheid is God in de tijdloosheid en het totaal van de mogelijkheden, die God in het tijdloze voor ons bevat. Al het andere is dus onwerkelijk. Alle vormen, denkwijzen en projecties, die optreden buiten het Goddelijke zelf, kunnen worden aangesproken als onwerkelijk. Het onwerkelijke kan nooit de werkelijkheid vervangen. Daarom zal altijd het Goddelijk plan bij het bereiken van voldoende bewustzijn alle schijnvormen, schijndenkbeelden en schijnbelevingen in het ik onderdrukken en tenslotte uitwissen, terwijl alle harmonische waarden volledig bevestigd worden. Ons leven wordt dan een deel-zijn van een Goddelijke expressie in volledige harmonie, waarbij onze eigen functie slechts als harmonisch beseft word, ofschoon zij vanuit een ander standpunt beschouwd vele disharmonieën kan bevatten.
En nu ga ik terug naar concepten, die op aarde gemakkelijk aanslaan.
Er wordt gezegd: “Geef en u zal gegeven worden.” Dat klinkt krankzinnig. Maar geven is een daad van harmonie. Dus uit de daad van harmonie ontstaat harmonie. Het is een vervollediging van mijn bestaan. “Oordeel niet, opdat ge niet geoordeeld wordt.” Een oordeel is zelfs wanneer het gunstig uitvalt, het scheppen van een onderscheid tussen jezelf en de ander en in feite de uitdrukking van een zekere disharmonie. Hij die oordeelt, schept daarmee een zekere disharmonie, die later geredresseerd zal moeten worden, wil hij de Goddelijke totaliteit kunnen aanvaarden. Daarom is het oordelen over en het beoordelen van anderen zelfs een uitermate gevaarlijke kwestie. Wij kunnen dan ook nooit oordelen over personen, maar alleen over het effect dat die personen voor ons in onze werkelijkheid hebben of schijnen te hebben. Verder: “Heb uw naasten lief gelijk uzelf”. Daar wordt dan vaak van gemaakt: “Heb uw naasten lief boven alles” en dat is niet waar. Er staat: “Heb God lief boven alle dingen en uw naaste gelijk uzelf”. Waarom? Heel eenvoudig. Wanneer ik mijn naaste boven mijzelf liefheb, dan schep ik een disharmonie in mijn poging harmonie te scheppen. Want dan stel ik mijzelf onder de ander en dat kan niet. Wij moeten naaste zijn op gelijk niveau. Onze aanvaarding kan alleen berusten op een wederkerige erkenning van gelijkwaardigheid, waardoor een wederkerige suppletie van erkenning mogelijk wordt. Dan kunt u ook begrijpen, waarom u uw naaste moet liefhebben gelijk uzelf, maar nooit meer. Als je de pest hebt aan jezelf, mag je rustig de pest hebben aan je naaste, maar alleen op dezelfde gronden. Wanneer je graag goed voor jezelf zorgt, moet je ook goed voor je naaste willen zorgen. Niet zeggen dat het hemd nader is dan de rok, ook al is dat lijfelijke waarheid. U moet erkennen: wij zijn gelijk; Wanneer ik mijzelf lasten opleg, dan mag ik dat ook aan mijn naaste doen. Maar ik mag nooit mijn naaste lasten opleggen, die ik zelf nog niet draag. Hier komt dus een esoterische waarheid tot uiting, die gebaseerd is op het tijdloze, het eeuwige. En wij kunnen die overal terugvinden. Zo ook het denkbeeld dat je nooit de volledigheid der dingen ziet. Denkt u maar over de gelijkenis van de Boeddha over de 5 blinden en de olifant. Ieder van ons ziet het zijne. Het is mijn werkelijkheid. Maar ik kan nooit zeggen dat een ander, die het op een verschillende manier ziet, niet evenzeer gelijk heeft.
En dat kun je dan weer op esoterische wijze uitdrukken. De verschillen, die wij waarnemen, zijn slechts de delen van dezelfde werkelijkheid, waarin wij leven. Zo kom je langzaam maar zeker tot de conclusie dat veel van die oude geschriften en wijsheden bijzonder belangrijk zijn, omdat ze niet alleen maar een menselijke leer omvatten, maar daarnaast bepaalde kosmische waarheden. En nu wil ik u niet aanbevelen u met alle godsdiensten te gaan bezighouden, want een godsdienst is tenslotte geen waarheid, maar het misbruik dat de mens van de waarheid maakt. Je zou eerder moeten denken: Ik moet in alle dingen naar dezelfde waarheid durven zoeken en verschillen van uitdrukking, van omschrijving, ja zelfs totaal verschillende veronderstellingen sluiten elkaar niet noodzakelijkerwijs uit. Veel tegenstellingen en tegenspraken zijn schijnbaar en niet werkelijk. Wanneer ik zoek naar dat wat alles verenigt, dan kom ik vanzelf in de richting van de waarheid en omdat ik dan ga beseffen dat mijn waarheid alleen betekenis heeft wanneer ze met de waarheid van anderen kan worden aangevuld, overkoepel je de dingen.
Het leven van de mens, vooral zijn beoordeling van de dingen vanuit zijn eigen standpunt, doet een beetje denken aan een specialisme en dat betekent heel vaak dat je op alle andere gebieden wat minder waard bent. Dat je op jouw speciale gebied veel weet, maar dat je veronderstelt dat alles wat een ander denkt, beoordeeld moet worden van uit jouw specialisme. Dat zijn de meest gekke dingen. Als bv. een hoogleraar in de oude talen meent dat hij hierdoor bevoegd is om te oordelen over economie en politiek – wat vaak voorkomt – is dat natuurlijk onzin. Maar als je erkent dat wat in jouw specialiteit bestaat, samenhang moet vertonen met elk ander specialisme, dat de medicus bij wijze van spreken in harmonie is zo goed met de theoloog, de theosoof, de magiër, als met de fysicus en de wiskundige, dat alles de omschrijving vormt van dezelfde waarheid, dan ga je als vanzelf correleren. Je gaat de feiten van verschillende waarheden samenvoegen tot een groter geheel, waarin je nog steeds werkt volgens je eigen specialiteit, maar waarin je begrip hebt voor de mogelijkheden, die dit geeft tot samenwerking. En dan zijn we weer ergens terug in de richting van de naastenliefde. Eerst wanneer wij de onvolledigheid van onze eigen kennis begrijpen en zoeken naar de aanvulling daarvan in de kennis van anderen, is het begrip naaste zo volledig te concretiseren, dat volledige harmonie, die een wederkerige verrijking betekent, daardoor mogelijk is.
We gaan nu dit deel besluiten, omdat de gastspreker iemand is, die bepaalde boodschappen heeft en ik geloof dat wij hem daar alle tijd voor moeten geven. Ik heb nog een paar heel eenvoudige denkwijzen voor u. “Ik ben niet wat ik denk te zijn”. “Ik ben ook niet wat anderen denken dat ik ben”. Ik ben een onkenbaar wezen, mijn “ken uzelf” bepaalt zich slechts tot het erkennen van datgene, wat ik niet ben.
Het is heel erg belangrijk te weten wat je niet bent. Wat je wel bent, kun je niet met zekerheid bepalen. Maar wat je niet bent, weet je, en zo kun je de begrenzing vormen waarbinnen althans een aanvaardbaar beeld van jezelf ontstaat. Wanneer je dat beeld van jezelf hebt, je weet wat je niet bent, wat je niet kunt en je weet wat je wel bent en wel kunt volgens je eigen denken, dan ontstaat ook de bewijsbaarheid. Zolang ik uitga van veronderstellingen omtrent mijzelf, waarbij ik niet een nauwkeurig onderscheid heb tussen dit ben en kan ik wel en dat ben en kan ik niet, zal ik altijd fouten maken. Mijn benadering van de medemens, van de wereld, is fout. Mijn voorstelling is verkeerd, wat geestelijk bepaalde repercussies geeft. Maar op het ogenblik dat ik zeg: Ik weet zeker wat ik niet ben, dan kan ik in ieder geval werken aan wat overblijft en dan blijkt dat vele dingen in mij, waarvoor ik nog geen samenhang heb gevonden, in kracht en uiting samenhang bezitten, waardoor ik inderdaad mijzelf beter leer beseffen. Maar zoals één van onze meesters eens heeft gezegd: Hij, die zichzelf zoekt, doolt in een onbekende wereld, waarvan slechts enkele delen moeizaam en vaak onvolledig in kaart zijn gebracht. Wie de onderzoekingstocht in wat hij is, durft volbrengen, zal ook de beperktheid beseffen, die hem in het geheel van zijn ontwikkeling op een zeer bepaalde wijze richt op het Goddelijke, zodat hij niet langs elke weg het Goddelijke bereiken kan.
En daarbij zou ik het willen laten, niet veel, maar als ik het gekraak van sommige breinen in aanmerking neem, geloof ik wel dat u hieraan de nodige tijd kunt besteden ter bezinning. Ik hoop dat u die tijd inderdaad zult nemen en dank u voor uw aandacht.
Gastspreker: Leringen en stellingen van ingewijden.
Er zijn tijden dat er nieuwe waarheid door de wereld moet gaan. En het is noodzakelijk dat er in de komende jaren bepaalde leringen, stellingen, die in de afgelopen tijd door ingewijden, meesters, zijn gebracht, weer in de belangstelling komen.
Er zijn hierbij vele verschillende wijsheden en stellingen, zoals u zult begrijpen en ik ben niet in staat in de korte tijd mij toegemeten, u een volledig overzicht te bieden. Toch menen wij om uw groep, zijnde een groep die tracht esoterische en magische bewustwording na te streven, hiermee juist aan het begin van deze fase te moeten confronteren: “De waarheid is datgene wat ik in mijzelf erken. En indien ik in mijzelf slechts de waarheid erken, zo zal ik daarin een kracht vinden, die ik God noem. Al wat ik rond mij ken, is daarom dat ik mijzelf daarmee harmonisch leer bewegen. De middelen, die ik daartoe gebruik, zullen de middelen zijn van mijn tijd, van mijn wezen en mijn besef. Daar waar ik harmonie verkrijg, verkrijg ik kracht.”
“Hij die onzeker is, doelloos, is ook krachteloos. Hij zal zijn onrust omzetten in een misbruik van zelfs zijn lichamelijke krachten en zo zichzelf ten gronde richten, zich veroordelende tot een steeds grotere eenzaamheid. Hij echter, die zoekt naar harmonie, zal daarin voortdurend weer een aanvulling vinden van zichzelf, een beter begrip van zijn wereld en zal vandaaruit ook leren de krachten die in hem en alle dingen wonen, te openbaren waar dit noodzakelijk is.
Dit zijn enkele van de oude leringen en ik geloof dat het goed is dat wij deze vooropstellen, want er zijn drie dingen, die de mens volgens onze laatste wereldleraar enorm kunnen schaden. Hij benoemt deze als volgt:
- “Het losstaan zonder jezelf te vinden.” Wij zouden het misschien beter een eenzaamheid noemen, waarbij men zichzelf verliest.
- “Het voortdurend meer bezitten zonder daarbij het bezit los te weten van wat je bent.”
- “Het denkbeeld dat macht belangrijker kan zijn dan de vrede, die je in jezelf kent.”
Wanneer hij deze drie punten opnoemt, zo gaat hij verder en zegt dat elke mens gebruik mag maken van alle mogelijkheden, die de wereld heeft geboden of bieden zal, mits hij deze kan gebruiken in de richting van een ware harmonie. Hij stelt dat de mens bezitten mag, mits hij beseft dat zijn geluk niet van zijn bezit afhankelijk is. Hij waarschuwde dan ook zijn volgelingen en hier vertaal ik vrij :
“Ontdoe u van uw gewoonten, want datgene wat gij herhaalt zonder erbij te denken, wordt u een dwingende behoefte, zodra u het missen zult. Alles is er voor u om te erkennen, te genieten, te beleven, maar slechts zolang ge daarvan vrij bent. Zodra ge er aan gebonden bent, zal datgene wat u tot bewustzijn kon brengen, u een keten worden, die uw bewustzijn verengt.”
Deze denkwijze kunnen wij dan nog aanvullen met de denkbeelden, die hij heeft omtrent vrijheid. “De grootste vrijheid is”, zo zegt hij, “in staat te zijn jezelf te ontzeggen omwille van anderen. Ware vrijheid betekent: Je eigen weg bepalen ongeacht de kosten, maar gelijktijdig ook nooit een ander dwingen.” En zo zegt hij over de vrijheid nog: “Ware vrijheid wordt eerst gevonden in dienstbaarheid”, want door te dienen geeft men inhoud aan zijn bestaan en komt men vrij te staan van de buiten het ik gelegen waarden, die in de materie allen overheersen.” Nogmaals, de vertalingen zijn vrij en van mij.
Hier zou ik enkele anderen van onze gezondenen op aarde van dit ogenblik willen citeren.
“Wie zoekt naar middelen om de gemeenschap te dwingen, geeft zijn eigen vrijheid weg. Hij, die zoekt naar invloed op anderen, kan dit slechts doen door in zich een harmonie met anderen tot stand te brengen” Hij zegt ook – en dat is een leraar die op dit ogenblik op het oostelijk halfrond werkt – : “Bedenk dat een ieder, die naar geweld grijpt, hierdoor zichzelf de vrede ontzegt. Gij kunt u verdedigen met de middelen die gij bezit, doch weet wel wat de moeite waard is om te verdedigen, want velen strijden voor het waardeloze en verliezen zo het waardevolle.”
Zijn impressie van de mens, zoals ze op het ogenblik bestaat, is misschien wat wonderlijk, zeker vanuit menselijk standpunt. Toch stelt hij en heel nadrukkelijk: “Datgene wat ge de wereld als dienst biedt, wordt aangevuld door datgene, wat ge in uzelf draagt. Hij die streeft voor anderen kan meer dan hij denkt. Hij die slechts streeft voor zichzelf faalt voortdurend tegenover zichzelf.” Mogelijk heeft hij hierbij gedacht aan de managerziekte, gedacht aan de mensen die proberen bepaalde denkwijzen overal te doen overheersen. En een evenknie van hem, die op dit moment hoofdzakelijk werkt in delen van Afrika, zegt: “Het oude waarmee ik verbonden ben, is meer waard dan het nieuwe dat ik niet aanvaarden kan. Maar ook het oude kan groeien. Daar waar het oude, het nieuwe voortbrengt, groei ik zelf. Daar, waar ik het oude verlaat voor het nieuwe, leg ik mijzelf lasten op, waaronder ik kan bezwijken.”
U ziet: Veel van deze leringen zijn eigenlijk volledig praktisch. Misschien is dat te danken aan het feit dat de laatste wereldleraar en de grootmeester, die op deze aarde nog enkele bezigheden heeft – al heeft hij de stof alweer verlaten — gezamenlijk hebben geprobeerd om het denken van de mens om te zetten van een reeks abstracties naar een reeks nu hanteerbare waarheden. Zo zijn er enkele gezegden bij die velen als een soort cynisme zullen beschouwen en die toch, wanneer je ze op de keper beschouwt, waar zijn. Indien ik u zeg: “Heb elkander lief, zo kan ik u niet zeggen: beperk u daarin. Indien ge elkander liefhebt, zo zal deze liefde in u bestaan en haar uitingen zullen voortkomen uit dat wat gij zijt.” Hij verwerpt dus heel veel van de beperkende bepalingen, die de mensen op dit terrein kennen. Een op het ogenblik in China werkende wijze — want ook daar zijn wijzen — drukt het als volgt uit: “In de uiterlijkheden ligt geen belangrijkheid, maar wat ik in mijzelf ken en zo tot uiting breng, kan belangrijk maken wat onbelangrijk schijnt. Het is wat in de mens leeft, dat waarde geeft aan wat de mens doet.”
En dezelfde heeft nog een spreuk gegeven, die naar ik meen binnenkort steeds meer in omloop zal komen. Ze past ook voor uw Orde buitengewoon goed. “Het is niet onze taak tot in het oneindige te verdragen wat anderen ons aandoen. Het is wel onze taak te voorkomen dat wij anderen iets aandoen.” Hier blijkt dus dat in de verschillende delen van de wereld op dit ogenblik grote activiteiten zijn, zij het nog enigszins sub rosa, die als doel hebben de mens bepaalde nieuwe slogans, nieuwe gedachten in te hameren. En wat dit betreft zou ik u willen verwijzen naar een paar uitspraken, die kort geleden in Zuid-Amerika in een bepaalde besloten gemeenschap gedaan zijn. “Wij kunnen de mensen slechts helpen, indien wij hen helpen hun geweten te veranderen. Nu immers zijn ze zeer beperkt in hun begrip van grote waarden en zeer gewetensvol t.a.v. het kleine. Het wordt tijd de mens te leren gewetensvol te zijn t.a.v. het grote. Dan zullen zij in het kleine vanzelf hun harmonie kunnen vinden.” Ik meen zelfs – en dan loop ik waarschijnlijk op de feiten vooruit – dat deze stellingen en inzichten de komende Wessac-bijeenkomst en de daaropvolgende raad voor een gedeelte mee zullen bepalen. Want het is noodzakelijk dat de mens leert dat wat hij zijn geweten noemt in feite hem blind maakt voor de grote dingen.
“Indien gij leven voortbrengt” zo zegt de leraar die meer publiekelijk werkt op het ogenblik in het zuiden van Zuid-Amerika, “zo dient ge te beseffen, dat gij er ook voor verantwoordelijk zijt. Indien ge de verantwoording niet kunt dragen, zult ge geen leven voortbrengen.”
“Een mens, die nageslacht voortbrengt” zegt dezelfde, “dient er eerst voor te zorgen dat het wordende geslacht zijn plaats op deze wereld kan innemen.” Hij bedoelt hiermee kennelijk: je mag alleen maar kinderen voortbrengen, wanneer je in staat bent hen de middelen te geven, waardoor ze een menselijk, menswaardig en bewust leven kunnen voeren.
In India wordt op ogenblik ook gepredikt en men is het met deze meester niet bepaald eens. Hij heeft nl. deze mensen toegeroepen: “Sprekend over recht, hebt ge recht verkracht. Sprekend over medelijden, zijt ge meedogenloos. Laat uw woorden rusten en laat uw daden voor u getuigen.” En hij voegde daar bij een bepaalde gelegenheid aan toe t.a.v. een tamelijk belangrijk persoon: “Gij immers zendt anderen om te doden en zelf schuwt ge een insect te doden. Zijt ge niet aansprakelijk voor wat allen op uw last doen? Hoe meer gij beveelt, hoe meer gij werkelijk aansprakelijk zijt. En uw bevelen zijn: “Dood!” Zo zijt gij een doder.” De man heeft hem dat erg kwalijk genomen, maar we kunnen dit, naar ik meen, ook als les accepteren.
Niet alleen wat we zelf doen, maar wat we anderen laten doen, datgene waar wij anderen toe brengen, behoort tot onze aansprakelijkheid. En wanneer u daar zo lichtelijk fluistert: ja natuurlijk, zo wil ik u er op wijzen dat het in de praktijk vaak anders is.
En nu een paar leringen, die behoren tot het werk van de meesters, die zijn heengegaan: “Eeuwig is de kringloop van het water. Eeuwig is de kringloop van de ziel. Zolang men verschil maakt tussen de wolk en de zee, zal men de eenheid niet beseffen. Begrijp dat alle dingen eenheid zijn en tracht vanuit deze eenheid te denken en te leven.”
Een wat meer magische raad: “Zo ge u afvraagt of ge kunt, zult ge niet kunnen, maar zo ge het gevoel hebt dat ge zou kunnen en handelt, zo kunt ge. Want ge beperkt uw krachten en vermogens niet door datgene wat ge doet, maar door datgene wat ge denkt.”
Er zijn heel wat gelijkenissen gebruikt van moderne aard. O.m. over de bouw van een spoorweg, de bouw van een brug, de bouw van een stad en één daarvan wil ik u citeren. Hij is van de laatste wereldleraar.
”Zo ge een huis bouwt, weet voor wie ge bouwt, want huizen kunt ge bouwen, mensen kunt ge niet waarlijk vormen.” Hier blijkt weer duidelijk dat de wereld aangepast moet zijn aan de noodzaken en behoeften van de mens en dat de mens nimmer mag proberen om zichzelf of eerder anderen aan te passen aan wat hij ziet als de vorm, de behoeften en de noodzaken van de wereld. Het prediken van het ik als belangrijkste deel van de schepping treffen wij ook aan bij de meester, die kort geleden is heengegaan. “Zie, ik ben en gij zijt. Dit is werkelijkheid. Maar wat ik ben in uw ogen, is niet. En wat gij zijt in uw eigen ogen is niet.
Want dat wat wij omschrijven is leugen, maar de waarheid zijn wij. En “zijn in waarheid” betekent leven wat je bent. Wie zijn werkelijkheid leeft, zal door veel moeizame strijd en beleving heen, komen tot het besef van zijn werkelijkheid en de bevrijding van vele banden.” De meester doelde hierbij, volgens mij althans, mede op de bevrijding van de incarnatiedwang en als zodanig mogelijk te vergelijken met Jezus’ woord, die zegt; “Zo ge mij volgt, dan zult ge de tweede dood niet sterven.” Een denkbeeld omtrent de krachten, die in deze wereld ook op dit ogenblik werkzaam zijn, vinden we eveneens in één van de gezegden van deze die uitroept: “Deze wereld werd bevrijd van haar demonen. De duistere schil van gedachten werd gebroken, ziet gij brengt uw eigen demonen voort. Kunt ge, dwazen, dan niet leven zonder angst? Indien de angst u dierbaar is, zo ketent en knevelt gij uzelf. Want de angst, die gij verwekt, slaat terug op uzelf en zal niet anderen binden.” En onmiddellijk daarop, – zij het dat er nog wat spreuken tussen in liggen – roept hij uit: “Gij zult de krachten, die gij hebt opgeroepen, niet kunnen beheersen, maar ge zult ze kunnen doorstaan. Zo ge echter vreest wat ge hebt opgeroepen, zo zult ge eraan ten onder gaan. En ik zeg u dat in deze wereld veel zal vergaan wat men nu heeft gebouwd om anderen te dwingen.” En dan in een andere rede, maar m.i. hierbij passend zegt hij : “Zie degenen, die zichzelf gemaakt hebben tot heersers en profeten. Niet lang is de dag verwijderd, waarop zij zullen heengaan, jammerend in de werelden van duister, om datgene wat zij zijn geweest. Want velen van hen zullen ten onder gaan aan zichzelf. En zij, die zich verdedigen tegen de wereld ondanks deze dwang in henzelf, zij zullen schijnbaar zich beschermend, de dood zoeken, die hen door anderen is toegedacht.”
Deze spreuk wordt op het ogenblik in verschillende landen verbreid, omdat wij aannemen dat binnen enkele jaren dat gezegde waar zal worden en als zodanig bewijskracht kan hebben voor de andere boodschappen die zijn gebracht.
Een eveneens opvallende uitspraak van de meester, die is heengegaan is: “Gij meent in duisternis te toeven. Gij meent in doelloosheid gevangen te zijn. Ik zeg u: Sla uw ogen op en zie naar de wereld, want daar ligt een doel, daar is een betekenis en de vervulling nabij. ” Vrij vertaald en aangevuld: u meent misschien op dit ogenblik dat uw leven zinloos is, betekenisloos en zwaar, in u zijn bepaalde waarden, die binnen heel korte tijd belangrijk zullen worden, wanneer u zich maar de moeite getroost de wereld in te kijken en niet voortdurend met uzelf bezig te zijn.
Dan spreekt hij ook nog over bepaalde tekenen en ik durf hiervan geen vaste interpretatie te geven. Maar letterlijk zegt hij: “Wanneer de tijd komt, dat de lichten aan de hemel staan”, kennelijk ander licht dan de sterren of de maan, zo zult ge u afvragen: “Gaan wij ten onder?” Maar dan zult ge de verlossing kennen. En dan een uitspraak die zeker daar, waar hij leefde, wat vreemd aandoet: “In de trillende gordijnen van het noorderlicht zal de vurige bloem bloeien, die het begin is van vrede op aarde.” Over het wanneer daarvan durf ik u niets te zeggen, maar gezien de hele samenhang moeten we toch aannemen dat dat niet meer dan 50-60 jaar ver moet worden gezien.
Ik zal u nu nog enkele spreuken citeren, die op dit moment weer (vooral vanuit de Andes) worden gepropageerd. “Niemand is minder dan ik. Niemand is beter dan ik, maar mijn waarde kan ik slechts bepalen door wat ik ben.” “Er is mij geen grens gesteld buiten de grens, die ik zelf aanvaard. Maar de grens, die ik aanvaard, is de begrenzing waarin mijn wezen leven moet. Hoed u voor het grenzeloze.”
En dan de volgende die komt van – laten we zeggen – de propaganda afdeling van de Witte Broederschap. “Wanhoop niet want de verandering, die thans plaatsvindt, zult ge eerst erkennen wanneer ze voltooid is.” Lijkt mij ook een mooie en erg waar.
Ik heb u een reeks citaten voorgelegd. Nu zult u mij toestaan de reden daarvoor wat nader uiteen te zetten.
Alles op deze wereld is in verwarring. Verwarring is echter ook een verschijnsel dat kort voor de geboorte optreedt. De broederschap en daarnaast vele en hogere entiteiten zijn ervan overtuigd dat de nieuwe mens in deze tijd geboren wordt. Niet een God of een profeet, maar een nieuwe mensheid. Dit is voor de mens van heden moeilijk te aanvaarden en te verdragen. Toch zal die nieuwe mens moeten komen en met hem een grote verandering in geestelijk en materieel opzicht over de gehele wereld. De mens, die nu bewust is van dit gebeuren, zal de harmonieën met het nieuwe reeds nu ervaren. Hij zal misschien zelf niet tot nieuwe mens worden, maar hij zal delen in de kracht, die nieuwe mens voortbrengt. Er is een grote behoefte in deze wereld aan een nieuwe, geestelijke zekerheid en aan een nieuw vertrouwen in stoffelijke waarden. Deze zekerheid kan gegeven worden wanneer de mens open staat voor werkelijkheid. Wanneer hij zijn egocentrische en egoïstische beschouwing van de wereld – al is het maar voor een klein deel – kan laten vallen.
De innerlijke bewustwording, waar u naar streeft, is met dit alles onmiddellijk verbonden, maar het zal u duidelijk zijn dat vele lichte krachten werkzaam zijn op deze wereld en dat in de geest hard, heel, hard wordt gewerkt aan het scheppen van nieuw evenwicht op aarde. Vele dingen, die men niet heeft geloofd, beginnen al waar te worden. Zo hebben wij gezegd dat de bevolkingsaanwas aanmerkelijk zou afnemen. Dit jaar, maar vooral de komende jaren, bewijzen dit. We hebben u gezegd dat de natuur op de meest wonderlijke wijze, ook dit jaar, zich zou doen kennen. Het is soms zomer in het noorden en winter aan de evenaar. We hebben u gewezen op de grote krachten, die in de aarde zelf aanwezig zijn. De aarde heeft gebeefd, ook in gebieden, waar men dit normalerwijze niet verwacht. Wij verwachten nog verdere bevingen, die zelfs verder noordwaarts tot in delen van uw land kenbaar zullen zijn, zij het in lichte mate.
Al de dingen, die wij gezegd en voorzien hebben, beginnen waar te worden. Maar dan is het wel zeker dat de geestelijke krachten, die met dit alles gepaard gepaard gaan, ook een grotere greep zullen kunnen krijgen op de mensheid. Dat betekent dat de menselijke mentaliteit moet veranderen. Dat betekent dat de mens geconfronteerd wordt met nieuwe problemen, met nieuwe onzekerheden, maar ook met nieuwe wegen en mogelijkheden. Die wegen en mogelijkheden zal de mens in de eerste plaats in en vanuit zichzelf moeten zoeken. Hij zal moeten werken met de harmonie, met de hogere kracht. Hij zal moeten werken met de inhoud, die in zijn wezen ligt. Hij zal niet moeten praten over middelen, maar over redenen, want het is niet zo belangrijk wat je doet, maar het is erg belangrijk waarom je het doet. Het is niet belangrijk hoe je iets doet, maar in vele gevallen belangrijk dat je het doet. En in dit alles moet de broederschap, de verbondenheid, die tussen mensen mogelijk is, versterken.
Er is de mogelijkheid om deze spreuken – soms met lichte varianten – bijna overal onder te brengen. Ze kunnen evengoed binnensluipen in de predicatie van een bisschop of in die van een eenvoudige godsdienstleraar, als deel uitmaken van filosofische betogen en zelfs reactie veroorzaken bij hen, die wetenschappelijk—materialistisch denken. De inhoud van deze spreuken zal over de gehele wereld worden uitgezaaid. De veronderstelde looptijd voor dit programma is geraamd op 4 jaar. Ik ben er zeker van dat u vele van deze denkbeelden reeds eerder zult vinden en wanneer u goed nadenkt, zult u bepaalde van deze denkbeelden ook terugvinden in uw eigen groep. Er wordt langs vele groepen vanuit de geest gewerkt en er wordt in toenemende mate inspiratief ingegrepen. Het ingrijpen en de nieuwe denkwijzen zullen, wanneer u ze ziet, u kunnen steunen in het in uzelf vinden van een aanpassing t.a.v. en een omstelling ook t.a.v. de wereld. Uw geestelijke waarheid, uw verbondenheid met de sferen zullen daardoor zuiverder worden en uw mogelijkheden tot inwijding, voor zover noodzakelijk, verdere inwijding voor zover wenselijk, worden daardoor wel degelijk bevorderd.
Ten laatste wil ik u dit zeggen: Juist in een wereld waar stoffelijke denkwijzen en wetenschappen in toenemende mate tekortschieten is er grote behoefte aan vernieuwing. Niet alleen een vernieuwing van denkbeelden, maar wel degelijk ook van technieken en zelfs van het gebruik van menselijke krachten. Dit jaar reeds zijn vele mensen in meerdere of mindere mate gewekt tot het paranormale. Ze beseffen vaak zelf nog niet dat ze deze kracht bezitten of hoe ze die bezitten. De komende jaren moeten wij er voor zorgen dat deze mensen hun krachten leren gebruiken. Want wij moeten de kracht van de geest stellen tegenover de doodgelopen systemen van het materialisme. Wij moeten de innerlijke kracht en het innerlijk besef van de mens zetten tegenover de formalistische opvatting van hen, die zich deskundigen en specialisten noemen.
Er wordt dus een grote taak volbracht en ten dele nog voorbereid. Wij hebben nu de kernspreuken, die wij daarbij zullen gebruiken, gegeven. Ze stammen niet van een bepaalde geest, maar van zeer grote ingewijden, soms van allerhoogste ingewijden die op aarde zijn geweest of op aarde leven.
Ik hoop, dat dit betoog ertoe zal bijdragen, dat u deze ontwikkeling erkent, dat u deze spreuken in hun vele varianten zult erkennen wanneer ze optreden in de wereld en dat u bovenal in uzelf de elementen van inspiratie en geestelijke kracht steeds sterker zult ervaren en erkennen, opdat ge zult leren deze goed te gebruiken in de jaren die komen.
Dit was de boodschap die ik voor u had. Ik breng haar namens een groot gedeelte van de top van de Witte Broederschap. Ik breng haar wel degelijk ook namens de lichtkracht, die in sterke mate de heerschappij zal gaan overnemen over ongeveer 9 maanden.