18 januari 1955
Op deze bijeenkomst is het, wanneer ik wel ingelicht ben, de bedoeling om te spreken over allerhande zaken van esoterisch belang. U zult mij, hoop ik, niet euvel duiden, dat ik mij in uw gezelschap indring en mij toestaan deze avond met u te behandelen een paar beschouwingen over: Het ware paradijs.
Mag ik aannemen, dat u het daarmee eens bent? Zoals u weet, is het Paradijs in de voorstelling, zoals die in de Bijbel staat, omgrensd door wateren en doorsneden door vier stromen. Dit heeft in zich reeds een bepaalde symboliek. Verder is het bekend, dat volgens de voorstelling, die daar van het Paradijs werd gegeven, alle vruchtbomen daar in groeien. Deze verklaring kan zeker niet ernstig gemeend zijn. Er is geen klimaat ter wereld, waarin alle soorten vruchtbomen dezer wereld zouden kunnen groeien, bloeien en tieren. Alle vruchten der aarde zijn te vinden in het Paradijs. Dit is het eerste punt, dat wij vast moeten stellen en ons goed realiseren, wat dit betekent. Wat zijn de vruchten der aarde? De mens is een vrucht der aarde, de dieren, de planten, maar evenzeer de wereld zeeën, de wind en de wolken.
Kortom al datgene, wat aan de aarde toebehoort. Dit alles is een vrucht der aarde en als zodanig een deel van de aarde. Kunt u het met deze stelling eens zijn, of moet ik dit nader toelichten?
Wanneer wij aannemen, dat alle vruchten der aarde, of wel het totaal der wereld bestond in het Paradijs, is het volgende, dat ons opvalt, dat de mens in dit Paradijs van alle bomen mocht plukken, behalve van één. Die ene is de boom, geheten Boom van kennis van Goed en Kwaad. Een boom, waar veel strijd over is geweest, wat voor vruchten zij wel zou dragen. In de praktijk komt dat er niet op aan. Het gaat hier speciaal over het feit: er is één ding op de wereld, dat voor de mens een totale verstoring betekent van zijn Paradijstoestand.
Wat kan verstorend voor alle vruchten der aarde zijn plus de mens? Dat kan alleen zijn een vrucht, die hem een inzicht geeft in de ware geaardheid der materie. Op het moment, dat de mens dit geheim beheerst, wordt hij als God gelijk. D.w.z. hij beheerst het scheppen, het creëren, ofwel hij wordt door een vlammend zwaard verdreven uit zijn Paradijs. Ik weet niet, of u wel eens een explosie heeft gezien van een atoomontbinding. Een dergelijke vlam doet inderdaad denken aan een vuur, dat uit de hemel valt, en niet een vlam, die naar de hemel toe stijgt. Eerst de wolken, die er zich later omheen bevinden geven daaraan de schijn later vanuit de aarde geboren te zijn. Nu staat er in de Schrift, dat de mens werd verdreven door een Engel met een vurig zwaard, die uit de hemel daalde en zich opstelde voor het Paradijs.
Verder kunnen wij opmaken uit het beschrevene, dat men met weemoed aan het Paradijs, terug dacht, maar dat men niet in staat was, dit terug te vinden. Hieruit kunnen wij, geloof ik, de gevolgtrekking maken, dat het totaal van het Paradijs op enigerlei wijze verwoest werd. Ook dit punt moeten wij even goed vasthouden. Nu komen wij tot de symboliek van het Paradijs zelf. Het Paradijs is omgeven, omgrensd door vier wateren. En water is een vloeibaar element, dat zich vormt naargelang het vat, waarin het gegoten wordt. De wereld zelf, de wereld van het concreet stoffelijke, kunnen wij zeggen, begrensd te zijn door een aantal gebieden, die buitengewoon elastisch zijn, die zich voortdurend voor elke uiting en uitleg open stellen, zich daarin voegen, zonder zelf in zich de werkelijkheid te uiten, die in de uitleg bedoeld wordt. Zij nemen de vorm aan als feiten van iedere these, die men opbouwt, maar blijven zich zelf voortdurend gelijk. Vier. Dat moeten wij goed verstaan. Vier stromen omgeven het Paradijs.
Er zijn dus ook een aantal rivieren in het Paradijs zelf. Ik weet, dat sommige bijbelkenners dit bestrijden en willen komen tot een uitleg, waarbij het Paradijs wordt voorgesteld als alleen doorkruist door vier stromen, of alleen begrensd door vier stromen. Maar de juiste lezing van het boek Genesis, zoals dit mozaïsch werd opgesteld, kunnen wij echter lezen, dat sprake is van vier wateren en vier stromen. Ook anderen kennen vier wereldstromen, of vier grote rivieren, die het lot van de wereld bepalen. Nu is het eigenaardige, dat in het Paradijs de mens wandelt met God. Wandelen met God betekent dus, op enigerlei wijze het Al aanschouwen en omvamen, want God is het Al. Wie dus met God wandelen gaat, moet dit doen met het Al, of al het bestaande. Op grond hiervan moeten wij aannemen, dat het wandelen met God in een direct verband moet staan met de Paradijstoestand. Het Paradijs wordt bepaald door vier stromen, die het gebied, waarin de gehele aarde aanwezig is, in vier stukken deelt. U vindt misschien mijn conclusie te stout, wanneer ik zeg; Niet drie, maar vier dimensies heeft de wereld. Op het moment, dat de mens het bewustzijn van één dier dimensies verloor, was voor hem het Paradijs gesloten. Het Paradijs was voor hem gesloten, omdat hij die ene afmeting, die ene werkelijkheid, die voortdurend naast en in deze wereld bestaat, als deel ervan verloor.
Ik heb het nu niet eens over de geest, maar alleen over stoffelijke waarde, toen dit zich aan het kennen van de mens onttrok. Wij hebben nu overzicht en moeten vasthouden de volgende gegevens: het Paradijs berust op een niet drie, maar vier dimensionaal bewustzijn van de mens, of een mens. Het Paradijs zelf wordt omspoeld door een viertal sferen of wateren, die elk in zich een niet stoffelijke invloed vertegenwoordigen, maar tevens de begrenzing uitmaken van het totaal stoffelijk mogelijke. De zo levende mensen komen tot de kennis van goed en kwaad, ofwel het kennen van het wezen der materie, waardoor een onderscheid gevormd kan worden tussen geest en stof, waardoor, verder gaande, zelfs een onderscheid gevormd kan worden binnen het voorstellingsvermogen van het wezen van de mogelijkheden, die liggen in de begrenzingen van het Paradijs, van de materie. Deze boom, waarvan hij niet mocht eten, omdat zij betekent de vernietiging van zijn menselijk bestaan in de vorm, waarin hij het beleeft, betekent voor hem dan ook de greep naar de macht. In deze greep naar de macht maakt hij gebruik van zijn kennis der kleinste materie en de kern der materie. Zijn experiment mislukt, omdat hij zichzelf groter wil bewijzen dan hij werkelijk is.
Hij ontketent krachten, die hij niet beheersen kan. De vergelijking, die ik maakte met de atoombom is niet zo dwaas. Het is zelfs aannemelijk, dat ook in vroegere periode atoombommen althans atoombranden zijn voorgekomen. Dat zij beperkt zijn gebleven is begrijpelijk, toch hebben zij het totaal der vluchten der aarde veranderd en daarom is het oude Paradijs niet meer terug te vinden. Wanneer u deze Paradijsopvatting een ogenblik hebt kunnen volgen en ziet, hoe ik deze probeer te projecteren in uw eigen stoffelijke wereld, kunt u mij misschien volgen naar het ware Paradijs, waarvan uiteindelijk het thans beschrevene slechts een schaduw is. Ik hoop echter, ik zal eerst vragen, dat u mij hebt kunnen volgen in mijn betoog en daar geen grote bezwaren tegen heeft. Het is mij een ware vreugde te zien, dat wij samen zo goed kunnen werken. Wanneer nu het ware Paradijs van de mensheid moet worden gezocht, kan dit nooit liggen in de uiterlijkheid, want uiteindelijk zijn de uiterlijkheden voor ons slechts realisaties, die door ons innerlijk leven bestaan, wanneer wij in de stof verkeren. Het is dus begrijpelijk, dat ik mijn interpretatie van een stoffelijk Paradijs met stoffelijke waarden en waarderingen moet gaan omzetten tot een geestelijke waarde, die in ons ligt. En nu ga ik weer stellen; het Paradijs wordt omgrensd door vier stromen. Er zijn vier invloedssferen, die elke mens beheersen. Wanneer er tijd is, zal ik u proberen te vertellen, hoe en op welke wijze. Binnen de begrenzing van deze invloedssferen kan deze mens zijn eigen geestelijk bewustzijn opbouwen en is hij vrij te gaan en te genieten van de vruchten der aarde, zo hij dit verlangt. Slechts één vrucht is hem wederom verboden, het is de kern van het zijnde. Zo-even hebben wij in het Paradijs gevonden de kern der materie. In het ware Paradijs moet dus de enige verboden vrucht zijn, het kennen van de kern der levenskracht. Wie deze n.l. kent en zijn ervaring persoonlijk beoordelend stelt tegenover de grote kern van het leven, die is Goddelijk, zal aan dit Goddelijke ten gronde. Het licht van het Goddelijke zal hem een vurig zwaard worden, dat hem uit zijn Paradijs verdrijft. Dit is dus niet mogelijk. Maar verder zijn er in het ware Paradijs alle vruchten der aarde. Deze aarde wordt binnen ons tot het totaal van onze ervaringsmogelijkheden. Het totaal van de vruchten der aarde, het totaal van het zijn staat vrijelijk tot de beschikking van de mens, binnen de begrenzing hem door deze sferen opgelegd. In de mens leeft evenzeer, als in de wereld, die wij beschreven, een drie dimensionaal bestaan op dit moment. Er bestaat een vierde dimensie.
Maar deze vierde dimensie van geestelijke invloeden, is ternauwernood erkend en onderzocht en men begint pas langzamerhand kennis van haar te nemen. Echter moeten wij stellen, dat de mens leeft in vier dimensies tegelijk. Op vier vlakken tegelijktijdig. Deze maken tezamen zijn Paradijs uit. Ik zal proberen u deze kort te omschrijven. In de eerste plaats; de mens leeft in de stof. Het zuiver stoffelijk welzijn en beleven met alle dingen daaraan verbonden is het eerste vlak der ervaring, het zuiver stoffelijk bestaan. Het tweede is het zuiver gedachte, of fantasiebestaan, waarin de mens op elk moment zijn ogenblikkelijke persoonlijkheid aanvult met het totaal der herinnering en gedachten. Ook wel genoemd het mentaal vlak bij u. Deze dimensie geeft a.h.w. perspectief aan het zuiver stoffelijke. Hier door is reeds een uitdrukking van de persoonlijkheid mogelijk, maar nog niet met een verdieping. De mens kan nog niet zich zelf zien in drie dimensies. Hij blijft vlak. Wanneer wij een mens alleen zien in zijn stoffelijke en mentale kwaliteiten, dan blijft hij voor ons een schets aan de muur. Op het moment echter, dat wij de derde en evenzeer belangrijke bewustwording daarbij voegen, dan krijgen wij de geest. Wij krijgen de geest, die in haar geheel de vele fasen beschrijft, maar kan worden geacht te zijn een voortdurend, zowel het mentale als het lichamelijke beïnvloedende factor, waarbij perspectief wordt gegeven aan beide andere dimensies. Dit, waar deze dimensies niet zonder meer uitbaar zouden zijn en ook de geest zelf niet tot uiting zou kunnen komen, zou geen reliëf worden gegeven door de aanwezigheid der beide factoren, het stoffelijke en het mentale. Tot zover nog duidelijk, ja? De vierde dimensie, die bij de mens al evenmin wordt gerealiseerd als vroeger in het Paradijs het vier dimensionale zijn, volledig werd gerealiseerd, is wat wij tot nog toe noemen, zielskracht.
Maar wat ik anders zou willen omschrijven in dit geval. Ik zou n.l. willen spreken van een geheel kosmisch bewustzijn, dat in elk wezen bestaat en in elk leven voort bestaat en met het totale weten der kosmos beladen de andere factoren tot in het oneindige versterkt en zo de mogelijkheid geeft om een totale ervaring van het gehele Al, ook voor de kleine begrenzing van het ware Paradijs, mogelijk te maken. Is dit ook aanvaardbaar voor u? Nu zult u begrijpen, dat wij op een gegeven moment tot experimenten kunnen komen, die ons uit het ware Paradijs verdrijven. Maar hoe komen wij daartoe? Omdat wij ons de Paradijstoestand, waarin wij verkeren, niet realiseren. Indien deze mensen in het Paradijsverhaal, deze mooie mythe, geleefd zouden hebben in het bewustzijn van hun toestand ten opzichte van andere bestaansmogelijkheden, dan zouden zij zeer zeker de vrucht niet geplukt hebben en de kernvraag niet gesteld hebben. Zij zouden zich niet naast het Goddelijke hebben willen projecteren. Het is voor ons zeer belangrijk, dat wij ook dit goed onthouden, want de mens, die zich naast het Goddelijke projecteert, voegt in feite die God toe aan zijn bestaan, maar kan deze alleen ervaren en begrijpen, dus ook doorleven, wanneer in hem de vier andere dimensies al in volledig evenwicht en harmonisch zijn, zodat zij gezamenlijk in deze vijfde dimensie een uitdrukking kunnen vinden. Het zou mogelijk geweest zijn, dat, wanneer Adam gegeten had van de boom en zijn oordeel was geweest in absolute onderwerping aan God en niet een oordeel over Goden, het zijn de tegenover God, dat het Paradijs niet alleen zou zijn blijven bestaan, maar tot in het oneindige verhoogd zou zijn. Hij heeft dus anders gehandeld.
Ofschoon er wel een Adam geweest is, niet op deze wereld, die in staat was zichzelf zover te beheersen, dat hij de kern der dingen, ondergeschikt maakte aan het organisme, waarvan hij zich zelf deel voelde. Zo bestaat er een planeet in uw eigen sterrennevel, die wij nog een Paradijsplaneet kunnen noemen. Maar laat ik daar niet op doorgaan. Dit is voor u niet begrijpelijk, hoogstens interessant. Wij hebben gesproken nu over deze dingen. Daaruit zult u zich voor uzelf gerealiseerd hebben, dat in elke mens het ware Paradijs aanwezig is en dat er maar één weg is om dit Paradijs te vernietigen. Dat is n.l. te vragen naar een kracht, die niet de onze is, wanneer wij vragen naar de kern des zijns. Zolang wij echter tevreden zijn, te blijven binnen de afpaling van ons eigen Paradijs, moeten wij trachten het evenwicht der vier stromen te bereiken, want, zolang er verschillen bestaan in het Paradijs, zullen wij gehinderd worden door deze stromen om de vruchten der aarde te genieten. Of wel, het zijn te ervaren op een wijze, die behoort bij een Paradijs Daarvoor zijn verschillende dingen nodig, die ik gaarne op de voor grond zou brengen.
Wij hebben reeds gesproken over vier vlakken. Zolang het lichamelijke domineert zonder dat het mentale plus het geestelijke, invloed daar op hebben, kan gesproken worden van een dierlijk leven. Hierin is geen Paradijstoestand te realiseren, om dat het lichaam in de totaliteit van zijn kracht altijd zal onthouden aan het bewustzijn, dat nodig is voor een Paradijsbeleving. Wanneer het mentale domineert zonder meer, zal het inderdaad het lichaam tot medewerking kunnen dwingen en beheersen, zij het dan ook, volledig. Maar het zal altijd zich blijven verzetten tegen de geest en tegen het kosmisch weten, die de verdere dimensies uitmaken, want het mentale gebruikt alleen als uitdrukking van de persoonlijkheid, verzet zich over het algemeen zeer sterk tegen elke invloed, die niet in overeenstemming is, met wat het zich zelf als persoonlijkheid denkt te zijn. Het mentale is de gever van de persoonlijkheid, zoals het lichaam het fundament is. Wat men niet begrijpt is, dat een gever en een fundament niets betekenen zonder meer. U bent wat verder gekomen en u gaat zeggen: Er is een geest, of u noemt het misschien Psyche, die al regeert en eigenlijk het huis zelf uitmaakt. Het huis zelf kunnen wij noemen de geest, De geest is het, die inhoud geeft aan de mentale bewustwordingen, die als werkelijk regulerende en bindende factor moet optreden ten opzichte van het lichaam. Deze wederkerige beïnvloeding kan ons dus reeds brengen, wanneer onze geest voortdurend medewerkt en niet door het denkend leven of mentale wordt beheerst, maar een redelijk deel neemt aan het mentale, zich daardoor uitdrukkend in het lichamelijke en het mentale tegelijk dan komen wij vanzelf tot de laatste factor. De laatste factor is het kosmisch bewustzijn. In het kosmisch bewustzijn liggen gegrift alle, maar dan ook alle wetten, die in de kosmos bestaan. Verder kunnen wij daarin vinden zeer veel wonderlijke bewustwordingen en feiten, want de gehele kosmos, als weten is daarin aanwezig, De gehele kosmos als kracht is daarin aanwezig.
Wanneer echter deze factor wordt genegeerd en door de geest en door het mentale, dan komt dat weten niet meer in aanmerking en is het begrijpelijk, dat de mens daardoor onvolledig en dus ongelukkig is. Hij heeft een fundament, een huis, een gevel, maar geen dak. Het kosmische is, datgene, wat ons beschermt. De kosmische factor is het, die ons in het leven de voortdurende zekerheid moet geven. Een zekerheid, die niet redelijk, ja, zelfs niet geestelijk, uitlegbaar is. Die niet eens berust op een gevoel, maar die een deel van het wezen zelf uit gaat maken, Het vaste vertrouwen, waarmee men grenzen overschrijdt, waarvoor anderen aarzelen. Het vertrouwen, waarmee men het leven aanvaardt, als iets zuivers en iets goeds zonder meer. Dit is geen overleg, het is geen intuïtie, het is zeker niet zuiver geestelijk, maar het is de uitdrukking van het kosmisch weten. Dit brengt n.l. in de mens tot stand een volledige uitdrukking van alle weten. Wanneer die gerealiseerd zal zijn, het kosmisch weten, mede verwerkt met geest en het mentale vlak, dus het denken en het zuiver stoffelijk bestaan, worden tot een harmonieus geheel, dat, zijn eigen plaats wetende in de kosmos en zich daarnaar voegt, het verzet uitscheidt en daardoor dus het Paradijs als eenheid voor zich verwerkelijkt. De mens die dat heeft gedaan, beheerst alle materie voor zoverre zij in zijn persoonlijk Paradijs thuishoort. Wanneer hij harmonieus heeft leren leven en alle vruchten binnen zijn Paradijs kent, kan hij ook de tot dan toe verboden vrucht naderen en de kern van zijn eigen plus de kern van het kosmisch bestaan naderen en in zich draagt. Op dat moment overschrijdt de mens de grenzen van het Paradijs. Hij komt, in wat wij zouden kunnen noemen de hemel, of het Koninkrijk der Hemelen, dus het verblijf van het Goddelijke, of van de Goden, waarin hij voor zichzelf wordt tot createur, omdat hij, de levenskracht kennende, deze toe kan passen. Hij kan dan dus uit zijn eigen Paradijs voor zich zelf opbouwen elk willekeurig gebeuren, dat hij wenst. Meer nog. Puttend uit de kracht der kosmos kan die mens hercreëren de hele schepping. Is dit tot zover voor u aanvaardbaar, begrijpbaar, duidelijk? Nu heb ik echter ook gesproken over vier stromen, die het Paradijs begrenzen.
Deze stromingen, die het Paradijs begrenzen, moeten wij stuk voor stuk en heel voorzichtig bezien. De eerste begrenzing zouden wij kunnen noemen, werveling of beweging. Er komt een deel van beweging, dat deze zo hoog is, dat hierin geen vorming meer zichtbaar mogelijk is. Een rijk van het vage, dat niet meer materieel uitgedrukt kan worden en toch materieel betekenis heeft. Iets, dat zich in elke vorm laat gieten en elk deel van het Al zonder meer kan hercreëren, mits men het kan vertragen. Men zou zeggen voor waters bevriezen. De tweede grens is die der gedachten. U ziet dus, er is een overeenkomst met de waarden der vier stromen. Op het moment, dat wij buiten ons Paradijs komen, treffen wij de gedachte aan, als een vormloos iets. Zij kan alles uitdrukken. In zichzelf is zij zo alomvattend, dat zij zich in elke vorm vleit, zonder meer. Zij accepteert elke vorm en is in elke vorm even waar en zich zelf gelijk. Doch slechts voor degene, die de kern van het denken weet terug te vinden in de vorm der gedachten is zij te onderscheiden, wanneer zij wordt gebruikt om er mee te scheppen of te vormen. Deze wereld van vaagheid laat wederom de mens niet toe om daarin bewust te zijn. Ook hier is dus het Paradijs begrensd en is de mens van de wereld buiten hem afgesloten. De volgende grens die ligt, de volgende stroom is een gebied, waarin wij kunnen spreken van een zeer grote intensiteit van kracht. Deze bracht is rustend en niet uitgedrukt.
Men kan deze kracht op elke wijze aanwenden om haar dan een zijn of een wet noemen. Een naam geven of een wet noemen. Maar altijd weer zal deze kracht zich zelf blijven en zich als een vloeistof gedragen, totdat zij wordt gedwongen tot kristallisatie op een bepaald moment. Zij kan zich vervluchtigen, zoals water verdampt. Wij zien haar niet en nemen haar niet waar. Toch is zij er. De wereld van krachten is voor ons evenzeer een beperking en begrenzing van ons Paradijs. Wij kunnen deze grens niet overschrijden, omdat deze krachten in een vorm zich voor doen, die voor ons niet grijpbaar, of hanteerbaar is. Dit kunnen wij eerst bereiken, wanneer wij de vijfde dimensie hebben gevonden en dus de begrenzing van ons Paradijs voor ons wegvalt. Dan is er nog de laatste grens en dat is wel de eigenaardigste grens, die er bestaat. Dat is de grens der aanschouwing. Zolang wij voor deze grens staan, binnen de beperking van onze vier dimensies in ons eigen persoonlijk en waar Paradijs, zien wij daarin een steeds wijkende einder. Nergens kan een begrenzing of oplossing worden gevonden aan deze zijde. Hebben de drie andere grenzen ons verward met hun vaagheid, hun verschillen van al wat wij kennen, of kunnen realiseren als mens of geest, deze laatste lokt ons in de woestijn met voortdurende spiegelingen. Steeds weer denken wij een deel te kunnen bereiken. Wij weten, dat de spiegeling waar moet zijn; ergens. Maar wij kunnen haar plaats niet bepalen. Zij wordt voor ons een grote woestijn, waarin de ruimte steeds voor ons wijkt. Kijken wij eens om, dan zijn wij nog steeds ons eigen Paradijs. Wij kunnen ons daarvan niet verwijderen, de problemen, die wij bv. aan deze grens tegenkomen. Het begrip God verliest zich voor ons in de oneindigheid en is daardoor voor ons onbevattelijk geworden. Wij kunnen natuurlijk nog meer van die problemen noemen maar elk te voor zich en elke levensvraag wordt gespiegeld in deze grens. Wij zouden haar kunnen noemen; het onbegrip. Het niet kunnen bevatten van een waarde, die zich wederom aan ons wezen en weten onttrekt.
Dan kom ik van hier tot de laatste fase van de Paradijsmythe, zover ze mij interesseert. Dat is n.l. deze: In het Paradijs wandelde de mens met God. Maar er was strijd over de mens geweest al voor zijn wording in het hemelrijk, omdat deze mens onsterfelijk was en eens zou worden verheven boven de Engelen, de lichtende wezens, aan wie hij op dat moment ondergeschikt was en ten opzichte van wie hij zeer nietig was. Hier vinden wij misschien eerst de juiste betekenis van ons Paradijs. Ons ware Paradijs is voor ons in de eerste plaats een kennen van onze wereld. In de tweede plaats het wandelen met God. De God, die zich heeft aangepast aan ons Paradijs en zich in dat Paradijs uit voor ons. Maar wij kunnen groeien tot wij de grenzen overschrijden. Overschrijden wij die grenzen, dan zal het Goddelijke in ons tot een totale vervulling komen. Wij worden God. Wij zijn altijd en blijven altijd deel van de oerkracht en de Schepper. Natuurlijk. Maar tegenover anderen uiten wij ons dan als God. En dat is wat de lichtende krachten zonder meer niet konden. Dit is de reden, dat er over een strijd voor het Paradijs wordt gesproken. Maar meer nog is het voor ons de reden om zorgvuldig in het Paradijs te blijven verwijlen. Dat wij voorzichtig moeten zijn, dat wij niet, voor die belofte in vervulling gaat, ons eigen Paradijs vernietigen. De wereld, die in ons leeft, is zeer groot. Wij hebben geen reden om ons te verwijderen daarvan. Wij hebben geen reden om te gaan zoeken naar de spiegelbeelden van onbegrepen begrippen in de vreemde verten.
Wij hebben geen reden om ons in de nevel der krachten te verwarren, of te trachten de stoffelijke gedachten en vreemde ideeën, die de andere grenzen in ons opwekken, te realiseren. Wij zouden ons Paradijs vergeten voor wat het is; de tuin, waarin alle vruchten der schepping voor ons aanwezig zijn, binnen een begrenzing. Wij zouden zelfs nog meer vergeten: dat ons hele zijn in dit ware Paradijs, dat als eerste noodzaak staat voor onze verdere realisatie en bewustwording van de grote krachten, die wij zoeken noodzakelijk is gedurende zeer lange tijd. Tot uit zichzelf het verbod om te eten van een vrucht wordt opgeheven. Het moment n.l. dat wij geleerd hebben ons zelf en de krachten, die wij kunnen openen, die wij kunnen doen werken, zodanig te beheersen, dat uit deze nieuwe erkenning geen vernietiging, maar een herboren worden ontstaat, dat ons zelf verdelend het Paradijs maakt tot de waan, die het altijd geweest is, maar gelijk realiseert als een hernieuwde schepping, die nu uit ons geboren, werkelijkheid wordt voor een nieuwe Adam. Heb ik u met mijn betoog niet te veel verveeld?
Mag ik u een vraag stellen? (Zeer zeker). Kunt u ons een uitleg geven, wat de kern van ons bewustzijn is?
De kern van uw bewustzijn, zoals u op deze wereld leeft? (Ja). Dat is uw mentaal bewustzijn dus en de kern van de kennis in het mentale vlak. Dit ligt in twee waarden, die elkaar in balans dienen te houden: angst en lust. Dit zijn de waarden, die het mentale vlak beheersen en het totaal van uw kennen en realiseren, die het mentale bewustzijn bepalen. Er zijn geen andere.
Ik spreek hier niet over de geestelijke waarden. Deze liggen hier achter en wij kunnen niet zeggen, dat zij beïnvloedend zijn. Zij kunnen hoogstens een richting geven aan onze lust, of betekenen een vermindering of verscherping van onze angst, maar zij kunnen het beeld van het bewustzijn zelf niet wijzigen. Wel de graad ervan, de geaardheid ervan in zich bepalen. Is dit voldoende antwoord?
Ik kom hierop, omdat een van de mogelijkheden tot het vinden van het Goddelijke is het kennen van de kern van ons bewustzijn.
Dit is inderdaad waar. Maar het kennen zonder meer is niet voldoende. Wanneer ik u zeg: Uw leven wordt beheerst, althans in het bewustzijn door angsten, lusten en begeerten dus, is dit duidelijk voor u en mij. Het kan echter zijn, dat de lust geuit wordt, terwijl de lust verborgen blijft. Maar dat is geen groot verschil. Maar dan zult u uit moeten zoeken, welke uw angsten, welke uw begeerten en lusten zijn. Wanneer u dit kent, kunt u hierdoor een wegvallen van de waan bewerkstelligen. U krijgt het juiste beeld van uw eigen mentale zijn en heeft u zich dus in het mentale zijn zo ver uitgebreid, dat u hierin de geestelijke invloeden nu volledig kunt realiseren en ontvangen.
Dan krijgt u een bestaan, waarbij het geestelijke dus volledig in uw eigen wezen optreedt en vandaar is enigszins afzondert van de gewone mens. U bent dan een geestelijk bewuste geworden. Misschien brengt u het nog verder, zodat u een van de bewusten wordt, die leven in het land der doden en daaruit terugkeren. Misschien brengt u het nog verder en wordt u een volledig ingewijde. Maar zelfs dan leeft u nog in een drie dimensionaal bereik binnen uw eigen Paradijs en zult u eerst de vierde afmeting moeten ontdekken, voordat het u mogelijk wordt het Paradijs juist te waarderen en er in te slagen het zover te beheersen, dat u er uit kunt ontsnappen, wanneer het u begint te vervelen daarin.
o-o-o-o-o
Zo, nu heeft u eens een paar uitleggingen gehoord, die op deze wijze in uw wereld niet zo vaak voorkomen. Het is n.l. zeer interessant om de visie te zien van een mohammedaan met een ietwat heidense inslag over christelijke stellingen, wanneer hij een geestelijk bewustzijn bereikt. Interessanter echter nog is daarbij, dat de gedachten, zover wij na kunnen gaan, volledig zuiver en juist was. En zo u van mijn kant daar een klein, niet al te lang commentaar, aan toe willen voegen. Het is natuurlijk aardig om gelijkenissen te gaan zoeken en dan te spreken over het ware Paradijs. Ik vind het een buitengewoon mooie uitdrukking. Maar dat neemt niet weg, dat wij toch graag, ondanks alle esoterie, weer trachten om weer beide voeten aan de grond te krijgen. Het kan ons n.l. nooit verhogen, wanneer wij een basis verliezen. En de basis, die de mens in de stof heeft, zoals u op het ogenblik, is de materie en blijft de materie. Dat zult u al tijd goed moeten onthouden. U kunt niet omhoog stijgen in de geest, wanneer u daardoor het stoffelijke verwaarloost. Wanneer u de stoffelijke basis verliest, dan kan uw geestelijke vlucht voor een ogenblik hoog zijn, maar om dan ook in parabelen te spreken, dan valt u te pletter, voor u het weet. Het is voor ons nu niet de noodzaak, om, wanneer wij over een waar Paradijs spreken, nu maar gauw alle kennis te verwerven. Het is er eerder om te doen, dat onze kennis gedegen is. Het gaat er om, dat wij precies weten, wat wij beginnen. En nu mag ik dat dan misschien in wat meer Westerse termen tot uitdrukking brengen? Het is heel gemakkelijk om tot een mens te zeggen; Ken je zelf. Maar het is verduveld moeilijk om het uit te voeren. Het is heel aardig om te zeggen: De kern van je zijn zijn de angsten en begeerten. Dat is volledig waar. Maar het is geen voorstelling, die direct acceptabel is.
Een mens zou zo graag in zijn eigen denken, waar bij dan natuurlijk de geestelijke waarde uitgezonderd blijft met het geestelijke leven, toch graag in zijn eigen bestaan iets meer zien dan een dierlijk associatief denken opgevoerd, tot een hoogte, die anders niet zo gemakkelijk bereikt wordt, nietwaar? Ja. daarom moeten wij redelijk zijn en niet meteen beginnen met dat mentale vlak met een in orde te brengen. Per slot van rekening komt er een tijd, dat dat mentale vlak u wat minder gaat interesseren, omdat het dan voor uw voorstelling is geworden, ongeveer hetzelfde als uw lichaam nu. Dan kunt u daar aan gaan werken. Laat mij u dan raden; begin met de beheersing van de stof. Het gaat er niet om, wat u doet lichamelijk en hoe u het doet. Het gaat er alleen om, dat gij datgene, wat gij doet, alleen doet na rijpelijke overweging en alleen dat volbrengt, waartoe gij mentaal besloten hebt. Dat gij daarvan niet afwijkt, ongeacht alle invloeden, welke angsten of begeert en dan ook. M.a.w. leer gericht denken en leer dit gericht denken te gebruiken om het lichaam volledig te stuwen in een bepaalde richting. Wanneer u dat tot stand heeft gebracht en u heeft tijd over in uw leven, dan kunt u zich natuurlijk werpen op het verwerven van kennis omtrent, laten wij het beeld aan houden, de bomen, die bloeien en vrucht dragen in de andere delen van het Paradijs. Uiteindelijk is het heel aardig om een overzicht over het landschap te hebben. Maar laten wij niet vergeten, dat wij op het ogenblik een bepaald gedeelte hebben, waarin wij de kans hebben om overal kennis van te nemen. Van elke vrucht te weten, wat zij is, wat zij betekent. Dat wij op het ogenblik zelfs de kans hebben, ondanks de frustraties, die het misschien met zich mee brengt, om kennis te maken met bepaalde grenzen. En de grens ligt onmiddellijk bij het stoffelijke gebied, d.w.z. het grote probleem, dat zich bij u voordoet, zolang u leeft op een hoofdzakelijk lichamelijk mentaal vlak is de onbeantwoorde vraag. De grens der problemen, die voortdurend blijft wijken. Want elk probleem, dat wordt opgelost brengt in zijn oplossing duizend nieuwe problemen. Het is de bekende draak met zeven koppen. Als je hem een kop afslaat, dan groeien uit die nek weer zeven nieuwe koppen en zo verder. Tot uiteindelijk de hele wereld een warwinkel is van drakenkoppen, terwijl je dacht de draak te kunnen verslaan.
Leer je beperken, bezie rustig de problemen, maar vergeet nooit terug te keren. Laat u niet alleen leiden door de problemen van abstracte aard. Laat u in de eerste plaats leiden door een praktische overweging, die zegt: Ik wil mijn denken zover scholen, dat het in staat is mijn lichaam te regeren. Ik, mens wil proberen om mijn verstandelijk bewustzijn zodanig te ontplooien, dat ik in staat ben om mijn eigen beweegredenen te begrijpen en daardoor een oordeelsvermogen over mijn eigen beweegredenen te verwerven. Zodra dit stand is gekomen, zult u in staat zijn om volledig en zonder enige moeite dit aan te vullen met het geestelijke. Dat wil niet zeggen, dat uw karakter verandert. Bent u eigenzinnig, dan blijft u eigenzinnig. Bent u gemakkelijk te leiden, dan zult u ook dan nog gemakkelijk te leiden zijn. Dat verandert niet. Maar wat wel verandert is de wijze, waarop u de dingen beleeft. De koppigheid, die vroeger kwetsend kon zijn, wordt nu tot een koppigheid, die zoekt naar bepaalde geestelijke waarden en ze vindt voor zich zo, dat men in staat is om anderen er iets van mede te geven. Uw vroegere zwakte wordt tot een meegaandheid, waar door men leert in eigen zachtheid toch nog anderen te leiden. Enz. enz.
Twee gebieden zijn op het ogenblik uw werkelijke wereld, Al het andere, waarover wij spraken en dat zo nu en dan op de voorgrond treedt, is in uw leven van tweede rang belangrijkheid.
Dat is niet het eerste, waar het om gaat. Leven in de materie wil zeggen, zo leven, dat er alle geestelijke nut en bate uit voort kan komen. Maar leven in de eerste plaats in stoffelijke zin.
Uit deze stoffelijke zin kunt u dan altijd komen tot een verder bewustzijn. En tijd is geen begrenzing. U kunt gaan van leven tot leven, van sfeer tot sfeer en altijd weer datgene vinden; wat je nodig hebt. Ik zou zelfs nog verder willen gaan: Wanneer je komt tot die zelfontleding, het zoeken naar je lusten en je angsten, die onder sommige omstandigheden inderdaad aan te raden is en voor velen hier ook al geadviseerd is, brengt toch met zich mee, dat wij, deze dingen kennende, ons nooit daardoor mogen laten afschrik ken. Laten wij één ding onthouden: alles wat wij aan angst en lust in ons kennen, is noch goed, noch slecht. Deze dingen zijn de natuurlijke waarden van ons wezen, waarmee wij moeten werken. Het is het materiaal, dat wij, redelijk dus mentaal, erkend hebbende, waaruit het bestaat, kunnen gaan omvormen. Dan leren wij de krachten te gebruiken die daar voor noodzakelijk zijn. Het vreemde is, dat men zolang men lichamelijk en ook mentaal onbeheerst is, nooit kan komen tot een geestelijke bereiking. Een reële geestelijke bereiking. Er zijn mogelijkheden van plotselinge vlucht, inderdaad. Men ziet zich zelf opeens geestelijk omhoog zweven en de wereld van de stoffelijke waarden wordt tot niet. Maar op het moment, dat je eindelijk het raadsel zult begrijpen, op het moment, dat de wereld zich plotseling aan je zal openbaren, val je naar beneden. Dan zit je weer in dezelfde aardbeslotenheid, waarin je voordien ook zat. Soms is dan zo’n vlucht ook een lange tijd niet meer mogelijk. Laten wij, uit dit betoog vooral niet de conclusie trekken dat het onmiddellijk noodzakelijk is, om nu opeens al deze dingen te gaan doen en te bereiken. Laten wij integendeel proberen om te beginnen bij het begin. Langzaam maar dan ook gestadig verder te gaan. Dat betekent voor mij dus, dat ik mijn geestelijke impulsen heersend moet maken over de gedachten, die ook mij nog beheersen. Dat betekent voor u, dat u de gedachten beheersend moet maken over de stof, die op het ogenblik uw voertuig is. Wanneer wij dat hebben gedaan en daar een eenheid in bereikt hebben, kunnen wij altijd weer verder gaan. Dan zullen wij ook vanzelf verder gaan om dat de bereikte eenheid in de persoonlijkheid noodgedwongen meerdere gebieden opent en ons vanzelf een verandering van bewustzijn geeft, waardoor wij een volgend gebied kunnen benaderen en overzien. Wij kunnen hier nog bij voegen; dan zijn wij in staat, al datgene, wat onder ons ligt te beheersen. De mens, die als eenheid optreedt, kan elke mens, die niet als eenheid leeft, beheersen. De mens, die in een volledige eenheid zich kan uiten, is meester over de dieren en de planten. Misschien zelfs, verder gaande, meester over de wereld.
D.w.z. dat alle factoren, die op de wereld optreden door zo’n mens beheerst kunnen worden, indien hij zichzelf kan beheersen. Deze conclusies, die ik dan heb getrokken hieruit, klinken u hopelijk niet te pessimistisch. Maar dit is de ware esoterie. De ware geheime leer bergt in zich het begin en van onder af aan. Begin maar als leerjongen, als krullenjongen met je stoffelijk bestaan. Dan kun je het later tot directeur brengen en dan blijft de zaken groeiend, een kern.
Maar op het moment, dat je, als men denkt, dat je nu wel eventjes kunt gaan beginnen van boven af, dan ontstaat het gevaar, waarvoor gewaarschuwd werd; dan onthul je misschien geheimen, die beter verborgen zouden kunnen blijven. Dan hou je in deze onthullingen een vernietiging tot stand brengen. Wij zullen zeer zeker altijd de geheimen, die o.i. nog niet passen, voor u verborgen houden. Maar er zijn anderen, die ze misschien zouden openbaren.
Vraag niet naar de dingen, zoek niet naar die dingen. Zoek naar de beheersing van uw eigen wezen, dan zult u aan het einde van uw leven tevreden kunnen zijn met wat u bereikt heeft stoffelijk, mentaal en geestelijk. Dan zult u geestelijk begrijpen, hoe ver men kan komen, wanneer men leert het leven te beheersen en het denken te ontwikkelen.