15 mei 1983
Wij zijn niet alwetend of onfeilbaar. Het wordt zeer op prijs gesteld wanneer u zelf wilt nadenken. Ons onderwerp is aan het begin van het verenigingsjaar gekozen en handelt over: Het werk van de groepsgeesten.
Om de zaken op een rijtje te kunnen zetten, wil ik u eerst duidelijk maken wat een groepsgeest is, op welke wijze deze functioneert. Het zal u bekend zijn dat men onder een groepsgeest een geest verstaat die aan een bepaalde groep leiding probeert te geven.
Voor die groepsgeest in actie komt, zijn er echter al bepaalde dingen gebeurd: er is bv. een mutatie. Denk aan de zeer oude tijd, toen er nog geen mensen waren zoals u. Er was nog geen homo sapiens, ofschoon in deze dagen homo gapiens een betere aanduiding schijnt te zijn.
De eerste typen van homo sapiens ontstaan. Er ontstaat een groep met een afwijkend gedrag, dat echter gepaard gaat met een afwijkende wijze van reageren en denken. De voorstellingen die de groep zich maakt, zijn in hoge mate afhankelijk van de wijze waarop zij haar bestaan kan voortzetten en de eigenschappen die de soort zelf heeft.
Laat mij een voorbeeld geven waarin ik de zaken sterk overtrek om nog duidelijker te zijn. Stel dat op een gegeven ogenblik zwarte rozen ontstaan. Stel verder dat deze soort kan denken en zichzelf gaat beschouwen als een bijzondere bereiking, een ultimum. Deze zwarte rozen zullen dan afstand gaan nemen van alle andere kleuren rozen. Ook al is er misschien geen sprake van een meer bewust denken, zoals mensen plegen te doen, zo zullen zij zich in het bijzonder gaan voortplanten op bepaalde bodemsoorten en een soort samenleven aangaan met andere planten die een soortgelijke voedingsbodem prefereren. Het eindresultaat zal zijn dat er ook astraal een soort beeld van een ideale zwarte roos zal ontstaan. Hierin treft men dan alle eigenschappen en kwaliteiten die de soort in het bijzonder bepalen. Wat de zaak pas interessant maakt. Er zijn immers een aantal geesten die zich al enige tijd met rozen bezig hebben gehouden, meestal onder leiding van één hoofdgeest, een rassengeest. Een van hen besluit nu: ik vind deze rozensoort zo interessant, dat ik mij bijzonder daarmee bezig wil gaan houden.
Iets dergelijks is steeds weer gebeurd in de tijd dat er vele mensengroepen waren die, klein als zij waren, in optreden en denken grote verschillen begonnen te tonen met andere groepen. Er waren in die dagen trekkende jagers, jagers die in grotten leefden, zwervende stammen die voornamelijk plantaardig voedsel aten e.d. Al deze groepen hadden door hun leefwijze en behoeften ook een ander beeld van de wereld, een andere voorstelling van zichzelf en kregen daardoor ook een eigen astraal beeld voor het ideaal van de groep. Op deze, door de groep geprojecteerde figuur, heeft een entiteit die voldoende inzicht en overzicht heeft – dit is een vereiste – zich geënt.
Zodra dit gebeurt spreken wij van een groeps- of zelfs rassengeest. Want het astrale beeld van het geheel wordt vanaf dit ogenblik beheerst door een entiteit die gemeenlijk in de tijd wel wat vooruit kan zien, beseft welke ontwikkelingen wenselijk of zelfs noodzakelijk zijn en zo kan proberen het gedrag van de soort bij te sturen, zodat zij zich verder onder de meest gunstige omstandigheden kan ontwikkelen.
Bij rozen zal dit vooral zijn door bv. wijzigingen in de wijze van voortplanting tot stand te brengen. Bij mensen zal het eerder gaan om het geven van bepaalde denkbeelden, het te confronteren met bepaalde soorten voedsel of het gebrek eraan en zelfs door een poging te doen hen te bewegen tot een bepaald selectieproces. Het gevolg is, dat er een soort ontstaat die niet alleen uiterlijk, maar ook in temperament, inzichten, leefwijze, steeds meer gaat verschillen van de andere soorten of groepen.
Dit is gesteld in een primitiviteit met kleine groepen, maar u kunt zich waarschijnlijk wel voorstellen dat ook in een meer complexere samenleving al de uwe zich groepen kunnen gaan vormen die een zeer specifiek gedachtenbeeld gaan uitstralen en zelfs komen tot een voor hen geheel eigen wijze van leven, denken en handelen.
De astrale projectie van een dergelijke groep zal zich eveneens op steeds meer punten toch gaan onderscheiden van het normbeeld van alle anderen. Eerst dan kan men spreken van een afzonderlijk astraal beeld, een soort schil die geladen is met de energie van alle leden van de groep. Dit nu vormt de mogelijkheid voor entiteiten uit een andere en meer geestelijke wereld – desnoods zelf entiteiten uit een zeer hoge sfeer – om zich te vereenzelvigen met deze schil.
In het begin werkt deze schil nog voornamelijk als een soort clearinghouse, een uitwisselingsstation voor indrukken uit de geest en vanuit de groep. Uiteindelijk komt het tot een grote mate van vereenzelviging tussen entiteit en groep.
Wij kunnen zeggen dat een groepsgeest zijn werk altijd begint op basis van een reeds bestaand astraal beeld, een uitstraling die eventueel maar niet geconcretiseerd is in een vorm of vormvoorstelling. In ieder geval is de straling geladen met eigenschap-weergevende beelden of werkingen. Door zich met dit astrale beeld, deze schil te vereenzelvigen, krijgt een entiteit echter ook contact met al degenen die tot het ontstaan van deze schil hebben bijgedragen. Vanaf dit ogenblik kan ook buiten de eigen inhouden van de soort, het ras, de groep, door de geest aanvullende informatie, drijfveren en zelfs energie gezonden worden naar enkele of alle leden.
Dan moet er gemeenlijk eerst eens een balans worden opgemaakt. Een eenvoudige groepsgeest doet dit gemeenlijk nogal eenvoudig, zo in de stijl van: daar kunnen wij wel eens iets van maken. Zus of zo bezien is het één of ander misschien wel mogelijk. Een dergelijk voornemen kan slagen, maar loopt even vaak mis. Waarop bij mislopen de geest gemeenlijk zal besluiten, het astrale beeld te vernietigen, zeker zover deze hierbij zelf reeds betrokken is, onder het motto: dit klopt niet, dus laat er zich maar eerst eens iets nieuws vormen.
Slaagt men echter, dan zal men steeds minder de zaken alleen maar op korte termijn gaan bezien. Bij dergelijke geesten is de eerste reactie gemeenlijk: dit is een aardige soort, maar er zijn dreigingen. Laat mij eens proberen die soort in stand te houden. Maar door de band die zo ontstaat, ziet men de wereld steeds veranderen en beseft dat ook de soort moet veranderen. De groep waarmee men zich bezighoudt, dient wel te veranderen, omdat zij anders niet kan blijven bestaan. De geest zal dan gemeenlijk uitgaan van het standpunt dat het beter is de groep aan te sporen tot wat grotere veranderingen dan de werkelijk noodzakelijke, in de hoop zo haar levensvatbaarheid of zelfs haar graad van belangrijkheid t.a.v. de andere groepen te wijzigen.
Hiermee hebben wij reeds een eerste omschrijving van de taak en het werken van alle groeps- en rassengeesten aan de hand van een bestaande, of in het geval van zeer hoge en bijzondere geesten, ook wel zelf veroorzaakte ontwikkeling, zal een geest eerst op korte, daarna op langere termijn de aanpassing van de groep binnen de wereld proberen te bepalen en te verbeteren en daarbij gelijktijdig haar instandhouding te verzekeren.
Er was een tijd dat op aarde in feite nog geen werkelijk leven bestond en dus ook geen astrale beelden. De hoge entiteiten die het leven op aarde als geheel nog steeds grotendeels leiden, begonnen toen er nog alleen maar half-eiwitten op aarde voorkwamen. Zij waren aan de ontwikkeling van stoffelijke levensvormen op de één of andere wijze reeds geïnteresseerd en dachten kennelijk: hier is een mogelijkheid tot het ontwikkelen van een vorm van leven. Daar er nog geen astrale vorm aanwezig was, dienden zij die dan ook eerst vanuit zich en eigen denkbeelden, in de astrale sfeer te scheppen.
Dit werd een astraal beeld van ontwikkelingsmogelijkheden zoals zij dit zagen t.a.v. de bestaande mogelijkheden. Ook dit geheel werd een soort schil en eerst daarna konden zij de ontwikkelingsmogelijkheden overzien en verder gaan regelen.
Zij waren daarbij nog zeer sterk afhankelijk van externe en door hen niet of niet geheel te controleren omstandigheden. Wel konden zij dergelijke externe ontwikkelingen grotendeels voorzien. Zo werd het mogelijk ervoor te zorgen dat het half-leven – half-eiwitten, dus op de gunstigste momenten voor zouden komen op plaatsen waar de meest gunstige omstandigheden voor een verdere mutatie plaats zouden vinden. Let wel: dergelijke entiteiten blijven toch wel verbonden met alles wat er voortkwam uit hun oorspronkelijk streven.
Zij zijn nu de hoogste groeps- of rassengeesten en houden zich nu bezig met alle ontwikkelingen. Zij zijn een soort coördinatoren geworden. Vergelijkend kan men stellen dat alle groepsgeesten een soort trust vormen, waarbij de hoofdleiding berust bij degenen die met de ontwikkeling van de eerste levensvormen begonnen zijn. Dezen stellen de regels en grenzen waarbinnen de anderen dan zelf kunnen werken en reageren. Het is dus niet bepaald een geheel regelloos of wetteloos geheel, ook wanneer er geen vastgelegde graden van belangrijkheid bestaan. Omdat belangrijkheden nu eenmaal binnen het geheel voortdurend kunnen verschuiven.
Wie met alle ontwikkelingen te maken heeft, is a.h.w. gepenetreerd in alle beelden van mogelijkheden en beseft dus ook alle gevaren en voordelen die uit elke ontwikkeling binnen het geheel voort kunnen komen.
De beweegredenen van dergelijke geesten komt echter voort uit het eerste, het zgn. creatieve beeld van leven. Het is dit beeld wat men vooral ongeacht alle verdere ontwikkelingen probeert te bewaren en in stand te houden. Men doet dit door dit beeld steeds weer aan alle groepsgeesten voor te leggen als een beeld van het geheel en de kernwaarde daarvan wel te verstaan. Naar belangrijker groeps- en rassengeesten worden daarnaast bijzondere impulsen gezonden die een zekere voorkeur voor beïnvloedingen omvatten. Zij betekenen ongeveer: wanneer jij nu dit of dat doet, kunnen wij tezamen het ideaalbeeld van leven dat ik eens geschapen heb zoveel mogelijk benaderen.
Het lijkt wel of je zo iemand als een soort god kunt beschouwen. Hij is dit natuurlijk niet werkelijk, daar hij afhankelijk blijft van kosmische omstandigheden, zoals zijn kracht die met de loop der tijd zeer groot pleegt te worden, toch afhankelijk blijft van een grote, voor ons niet kenbare krachtbron enz.
Ook een dergelijke entiteit zal in de loop van zijn ontwikkelingswerkzaamheden soms de steun van anderen van node hebben. Dan kiest deze hiervoor zelf bepaalde entiteiten die over specifieke kwaliteiten en belangstelling beschikken. Dezen worden a.h.w. aangezocht zoals bij u het bestuur, naar ik aanneem, wel iemand zal aanzoeken om zitting te nemen en wel voor een gelijktijdig reeds aangegeven en zeer bepaalde taak of functie.
Op deze wijze komen o.m. de heren der stralen in functie. Niet dat deze krachten, die wij stralen noemen, voordien niet hebben bestaan. Zij zijn er schijnbaar altijd al geweest en bestonden actief in ieder geval reeds lang voor er sprake was van leven op aarde. Er waren, toen het leven ingewikkelder werd op aarde, echter krachten nodig die deze kosmische krachten kenden en konden beheersen en – zover dit mogelijk is – leiding zouden kunnen geven aan de inwerking van en resultaten van de inwerking van dergelijke krachten op de aarde en het leven daarop. Er waren weer andere geesten die een veel omvattender inzicht hadden van mogelijkheden en vooral van de betekenis van bepaalde details; die begonnen mee te werken door denkbeelden te ontwikkelen aan de hand van hun begrip voor alles, wat de groepsgeesten tot stand hadden gebracht. Zij vormen de Heren der Wijsheid zover het de aarde betreft. Maar ook dergelijke zeer hoge en sterke entiteiten zijn geen goden en blijven in hun werken en bereiken afhankelijk van allerhande factoren die ik niet wil noemen, omdat zij ook voor ons in de geest slechts met grote moeite en dan slechts deels voorstelbaar zijn. Op deze wijze is er een soort hiërarchie opgebouwd die alleen bestaat op grond van het potentiaal en de betrokkenheid van de verschillende entiteiten.
Dit alles beschouwd hebbende is het nu misschien beter mogelijk te bezien en te begrijpen wat een eenvoudige groepsgeest zich als taak zou kunnen stellen en welke wijze van werken daaruit voortvloeit.
Laat ons eens zien naar een betrekkelijk eenvoudige groepsgeest, zoals die welke zich bezighoudt met het Nederlandse volk – zover je van Nederlanders dan als een volk kunt spreken. En vraag u dan allereerst af, wat kenmerkend is voor Nederland. Het is altijd een nogal calvinistisch aandoend, betutteld volkje geweest. Zelfs in de tijd van de roofridder Dirk waren er al velen die – met het ene oog op de winst en het andere op God – ten aanzien van anderen zeer belerend en dwingend plachten op te treden.
Het is duidelijk dat deze kwaliteit zich later verder en verder heeft ontwikkeld, al moest er wat vrijzinnigheid bijkomen, al is het maar omdat de doorsnee Nederlanders nu niet bepaald mensen zijn die zich al te graag bij groepsbeslissingen neerleggen. Een Nederlander moet nu altijd iets hebben om tegen te sputteren, want eerst wanneer hij ergens tegen kan vechten, is hij bereid om voor iets veel te doen. Deze en enkele andere kwaliteiten zijn bepalend voor de aard, maar ook voor de betekenis van dit volk. Een groepsgeest houdt zich niet bepaald bezig met de vraag of de doorsnee nu meer links dan wel meer rechts is. Dat interesseert hem geen zier. Hij vraagt zich echter wel af: hoe kunnen wij deze groep een bijzondere betekenis geven in de wereld? Tot voor kort betekende dit vooral dat Nederland een rustpunt moest blijven en steeds, net buiten de conflicten van anderen moest opereren. Wel moest het een eigen ontwikkeling doormaken. Daarom zijn er dan ook vele impulsen geweest die voerden tot allerhande veranderingen en vernieuwingen. Maar gezien de aard van het volk was het noodzakelijk dit zo te doen dat het volk als geheel zich eigenlijk eerst veel te laat ervan bewust zou kunnen worden, wat er feitelijk veranderd was. Op deze wijze heeft men dus een volk geschapen dat in het geheel van de wereld en de mensheid helpt een zeker evenwicht te handhaven. Een volk dat aan de ene kant humanitair zeer belangrijke dingen kan doen en voorbeelden op dit gebied weet te stellen, terwijl het aan de andere kant zakelijk genoeg is om niet op hol te slaan voor een of ander ideaal.
Wie het hedendaagse Nederland kent, weet ook dat religiositeit de doorsnee Nederlander aangeboren schijnt te zijn. Er zijn wel veel Nederlanders die zeggen niet in God te geloven, naar die geloven dan weer zozeer in de taak van de mens dat zij even dogmatisch reageren en handelen; vandaar dat dit als een vervangende religie beschouwd kan worden.
Het gevolg van dit alles is bovendien dat in het volk een vorm van moraliteit ontwikkeld kan worden, die ook tegenover andere groepen en volkeren een voorbeeld kan zijn, ook al betekent dit dat men vaak komt tot het tegendeel van ontwikkelingen die elders plaatsvinden.
De groepsgeest heeft door gebruik te maken van al deze mogelijkheden het volk langzaam maar zeker gemaakt tot een conglomeraat van schijnbare tegenstellingen, waarbij de wil tot samenwerken alleen dan naar voren komt wanneer er geen tijd meer is voor onderlinge tegenstellingen. Mijn verontschuldiging voor dit beeld, wat ik zo van uw volk moest geven, Het is ondanks alles redelijk juist.
De groepsgeest heeft het heden aan zien komen en zich afgevraagd: wat moet ik doen met dit volk? Het zou in deze dagen mogelijk zijn het te laten gaan in een grotere gemeenschap. Maar de Nederlander past zich wanneer het noodzakelijk is, gemeenlijk veel te gemakkelijk aan, aan buitenlanders. Men zou te gemakkelijk opgaan in een andere groep en zo vooral veel te gemakkelijk allerhande eigenschappen en inzichten van een andere groep overnemen. Wat daaraan te doen. Er moet gezocht worden naar harmonische aanvullingen waar dit mogelijk is. Wat tussen haakjes de verklaring vormt voor het feit dat Nederlanders in Oost-Indië van eens zo goed en in feite gemakkelijk konden werken en zich aanpassen, terwijl in het zgn. West-Indië daarvan in veel mindere mate sprake was.
Vanuit het standpunt van de groepsgeest was de oplossing gegeven door de mate van mystiek die de al te nuchtere Hollanders moesten leren in zich opnemen om beter te kunnen functioneren. Ook het verkrijgen van begrip voor mensen die anders zijn en leven was gewenst en dit kon het eenvoudigst bereikt worden door met een andere groepsgeest een soort koloniale relatie tijdelijk aan te gaan. Dat dit ook in de praktijk een zeer koloniale relatie betekende, was niet bedoeld en bijkomstig. Maar een andere dan een overheersingsrelatie was in de tijden dat dit alles overwogen werd, eenvoudig niet denkbaar.
Het gevolg is dat nu Nederlanders vaak wat overdreven reageren en denken, zelfs handelen. Maar de groepsgeest acht dit belangrijker dan een volk dat altijd weer en alleen maar terugvalt op de nuchtere feiten. Want zonder mystieke kwaliteiten zal dit volk in de komende periode niet meer een bron kunnen blijven voor vooruitgang en verdere ontwikkeling van andere groepen. Gezien de gang van zaken is het niet meer te vermijden dat dit kleine volk meer en meer betrokken geraakt bij de problemen en gevaren die in de rest van de wereld steeds sterker een rol spelen. Dan is er volgens die geest maar één oplossing: een experiment.
Men kan immers voor het geheel van Nederland de voor dit volk belangrijke problemen dermate sterk op laten lopen dat het in plaats van zoals vroeger er altijd wat beter aan toe te zijn dan zijn omgeving er nu feitelijk – al zal men dit voorlopig niet waar willen hebben – er zelfs iets slechter aan toe zal zijn.
De groepsgeest redeneert: het wordt tijd dat al die Nederlanders nu eindelijk eens afstappen van al hun stokpaardjes en tot een samenwerking komen. Dan kunnen zij, zonder hun beeld van God en de mens te verliezen, een verandering doormaken en kunnen gelijktijdig een bijdrage blijven leveren aan het denken van het geheel, iets waardoor zij het geheel van de mensheid dan sterk kunnen beïnvloeden.
M.a.w. de groepsgeest is heus niet alleen bezig ervoor te zorgen dat er in uw land mensen geboren worden – iets waarmee je als geest niet veel te maken hebt en waarvan bovendien eenieder zelf wel kan weten hoe dat gaat – wel spant de groepsgeest zich ervoor in dat geesten die volgens hem geschikt zijn en aan incarnatie toe zijn, juist Nederland als oord van incarnatie zullen kiezen.
Elke incarnerende geest heeft vele mogelijkheden. Wanneer er bv. voor een geschikt iemand vier of meer mogelijkheden tot redelijk juiste incarnatie bestaan, doet de groepsgeest middels helpers alles om ervoor te zorgen dat dit volk gekozen wordt. Op deze wijze is ook geestelijk, maar zeker daarnaast stoffelijk, steeds verdere ontplooiing mogelijk.
Waaruit ook al duidelijk wordt dat het werken van de groepsgeest van dit land nu niet bepaald bij uitstek gericht is op een erg goed gaan van alles wat met dit land betrekking heeft. Men kan eerder stellen: De groepsgeest van Nederland zal alle Nederlanders waarmee hij in harmonie is zodanig proberen te beïnvloeden en ook te helpen, dat zij de kwaliteiten waardoor dit land in feite reeds vanaf 1400 na Chr. zich onderscheidt, worden versterkt of tenminste gehandhaafd en gelijktijdig steeds meer ook praktisch toepasselijk gemaakt worden voor de gehele wereld waarin die Nederlanders leven.
U ziet dat door dit enkele voorbeeld al duidelijk wordt dat een middelmatig grote groepsgeest – men zou ook volksgeest kunnen zeggen – ook voor het geheel zeer belangrijk werk doet. Ook al is het taakgebied voor deze geest alleen maar Nederland. Elders zijn dergelijke geesten. In Frankrijk bv. zijn meerdere groepsgeesten die samenwerken onder een grotere geest en ervoor zorgen dat het beeld van de glorie van Franrijk blijft voortleven, en wel opdat in dit land uiteindelijk een eenheid kan ontstaan in verdeeldheid, maar met zoveel onderlinge samenwerking, dat een hergeboorte van dit soort glorie denkbaar wordt en invloed kan hebben op het denken van de gehele mensheid.
In Duitsland is de grote moeilijkheid voor de daar – eveneens onder een voornaamste groepsgeest – samenwerkende groepsgeesten, dat men plichtgetrouwheid hier nu dient te gaan vervangen door gewetensgetrouwheid. Iets waar men nog steeds druk mee bezig is en waarbij het vooral moeilijk schijnt te vallen een aanvaarden van afwijkende denkbeelden te bewerkstelligen.
Zoals in genoemde voorbeelden vindt men overal op de wereld groepsgeesten die bezig zijn, mede voor het geheel iets tot stand te brengen en een vooruitgang voor de gehele mensheid mogelijk te maken. Bijna elke natie heeft één of meer van deze entiteiten, die overigens in hun werkbereik niet altijd gehoorzamen aan de nationale grenzen die de mensen trokken.
Daarnaast hebben wij te maken met zgn. stamgeesten. Hoe moeilijk deze het vaak hebben kun je bv. in Afrika zien. De stamgeest vindt vaak een mogelijkheid, de eenheid van zijn stam te versterken door mee te werken aan bepaalde ritualen. Daarnaast legt een stamgeest gemeenlijk bijzonder sterk de nadruk op een onderlinge afhankelijkheid. Deze verbondenheid is in het verleden altijd noodzakelijk geweest, al is het alleen maar om de stam als eenheid aan de buitenwereld te kunnen presenteren en haar met haar eigen waarden tegen ingrepen van anderen te kunnen verdedigen.
Nu echter komt er, op een te korte termijn, een reeks situaties waarin onderling sterk verschillende en daardoor elkander vaak als vijand beschouwende stammen opeens samen moeten gaan in bv. een nieuw geschapen natie. Het is duidelijk dat de oude stammentaliteit ook onder deze nieuwe condities nog langere tijd moet blijven bestaan, tenzij toch aanpassing onvermijdelijk is. Een dergelijke stamgeest probeert dan gemeenlijk alleen maar om zoveel mogelijk individuen duidelijk te maken dat samenwerking met de anderen beter is dan een hen bestrijden, maar dat men toch de eigen waarden moet behouden waar dit maar mogelijk is. Het is duidelijk dat een dergelijk proces meerdere generaties en tenminste 50 à 60 jaren zal vergen. De gevolgen van dergelijke pogingen van stamgeesten kunt u – indien u dit wenst – in deze dagen steeds weer gadeslaan.
Er zijn ook andere dan genetisch gebonden groeperingen op aarde.
Neem bv. het christendom. Ook dit heeft een geheel eigen denkwijze, eigen bindingen, eigen rituelen, waardoor soms bijzonder veel kracht kan worden uitgestraald. Het is duidelijk dat een groep als het vroege katholicisme, dat een groot deel van Europa omvangt, een eigen bescherm- of groepsgeest zal aantrekken. Zie deze desnoods maar als een soort supergeestelijke groeps-paus. Deze probeert de waarden van dit geloof te handhaven, Maar dit gelukt niet geheel. Het geloof verwatert tot een groep waarin belangen een rol spelen, die gemeenlijk nog meer nationaal en wereldlijk van belang zijn dan geestelijk.
Aan het in standhouden van een soort supra—nationaal wereldmachtje heeft een door geestelijke invloed aangetrokken groepsgeest echter duidelijk geen behoefte. Vandaar dat de tijd van de hervormers dankzij de invloeden van deze zelfde groepsgeest tot stand is gebracht. Bij een splitsing van invloedsferen worden echter weer helpers aangetrokken, zodat op de duur sprake is van een gehele reeks christelijke groepsgeesten die toch werken in de geest van de oorspronkelijke groepsgeest en onder diens leiding. Tezamen vormen zij iets wat wij bij gebrek aan beter dan maar het christendom zullen noemen.
Het doel van de meer lichtende groepsleiders is in deze dagen een zo groot mogelijke eenheid te bewerkstelligen die echter wel een eenheid in verscheidenheid dient te blijven opdat er niet weer de hiërarchische dictatoriale neigingen die het katholicisme – vergeef mij, vanaf rond 700 na Chr. ontwikkeld heeft – niet opnieuw in de plaats gaan komen van een poging tot werkelijke godsbeleving. Voor u komt het erop neer, dat er wel rond 400 groepsgeesten op aarde zijn die allen proberen leiding te geven aan steeds weer op bepaalde punten andere vormen van christendom. Maar al die groepen resorberen wanneer het eropaan komt onder die ene die ik de super-paus noemde.
Deze laatste is echter niet bezig met geloofsartikelen en indelingen, hij probeert de christelijke mentaliteit, ongeacht alle andere invloeden te handhaven. Wat niet mogelijk zou zijn wanneer men daarmee in zou blijven gaan tegen bv. het streven van de groepsgeest van een bepaalde natie. Er moet dus gezocht worden naar een zo groot mogelijke samenwerking tussen de leiders van een geestelijke groep en een leider van een volk. Het resultaat is, dat godsdiensten zich per land steeds meer aanpassen aan de daar bestaande mogelijkheden en mentaliteit. Een aanpassing die de komende jaren nog sterk versneld zal worden, indien ik juist zie. Het eindresultaat zou zijn, dat je voor elk land een geheel eigen mogelijkheid tot beleving van de in wezen toch nog bestaande christelijke eenheid verkrijgt.
De groepsgeesten van kleine en zeer kleine groepen beseffen over het algemeen zeer goed, dat deze groep niet onbeperkt in stand kan worden gehouden. Het is een uitzondering wanneer een kleine groep zich weet uit te breiden en bv. zoals het christendom vele duizenden jaren weet te handhaven en uit te breiden. Is echter de noodzakelijke groei eerst bereikt en blijkt de geest redelijk op hetzelfde peil te blijven, dan zal men plannen gaan maken op langere termijn.
Bij een kleine groep is dit alles zo onwaarschijnlijk dat de groepsgeest van een dergelijke gemeenschap zich vooral zal bepalen tot plannen en beïnvloedingen op korte termijn. Daarbij gaat het maar zelden om het geloof. Het gaat eerder om een zo snel mogelijk beïnvloeden van de mentaliteit van de volgelingen.
Indien deze mentaliteit maar voldoende verandert zo zal, wanneer uiteindelijk de kleine groep weer opgaat in een grotere, deze als werkzame factor blijven voortbestaan. Blijkt dit geslaagd, dan zal vaak de groepsgeest van de kleinere groep enige tijd als assistent van die van de grotere groep blijven fungeren tot een totale versmelting heeft plaats gevonden.
U denkt waarschijnlijk dat het alles mooi klinkt, maar dat u als mens daarvan niets bemerkt. U hebt volkomen gelijk. Indien u er te veel van zou kunnen bemerken, zo zou u immers in een positie verkeren waarbij u zelf, op grond van uw eigen belangen en mentaliteit, zich tegen bepaalde tendensen zou kunnen gaan verzetten. Hierdoor zou een gewenste ontwikkeling geschaad worden. En zelfs alleen maar de mogelijkheid tot een je verzetten, zou reeds te enigerlei tijd een breken van de ontwikkeling kunnen betekenen.
Uit dit tweede deel zal het u overigens wel duidelijk geworden zijn dat elke groepsgeest een aansprakelijkheid draagt: niet alleen tegenover degenen voor wie hij optreedt, maar ook t.a.v. degenen met wie hij, desnoods nolens volens, moet samenwerken.
De mensheid is nu eenmaal geestelijk bezien, een geheel, En elke entiteit die meewerkt aan het beheren van een nog zo klein deel van die mensheid zal mede verantwoording schuldig zijn t.a.v. het lot van de totale mensheid.
Dat overigens verschillende groepen en rassen geheel afwijkende kwaliteiten ontwikkelen, is daarbij ingecalculeerd. U weet dat hetgeen een Eskimo rustig eet, vergif is voor iemand van de Zuidzee-eilanden en omgekeerde. Ik doel hierbij dus op gebruikelijke en natuurlijke voedingsmiddelen en niet op de moderne gedenatureerde.
Door alle varianten te scheppen die maar denkbaar zijn en toch een gemeenschappelijk doel na te streven, ontstaat op de duur een mensheid die alle rampen kan overleven. Wat er ook gebeurt, stoffelijk zal de mensheid bijna altijd kunnen blijven bestaan. Gelijktijdig worden op velerlei wijzen geestelijk belangrijke zaken in het menselijk besef en leven verankerd.
Wanneer er nu een atoomoorlog uit zou breken en desnoods één op duizend of nog minder mensen zouden overleven, dan zouden de beginselen die nu geestelijk het belangrijkste zijn nog steeds in die rest van de mensheid voortleven. De ontwikkelingskwaliteiten van de verschillende rassen zullen door de omstandigheden waarschijnlijk danig op de proef worden gesteld, dat is waar. Maar degenen die het meest geschikt zijn tot overleven, zullen niet alleen zelf blijven voortbestaan, maar ook een voortplantingsmogelijkheid vinden en in hun nageslacht deze waarden verder kunnen geven.
De soort als geheel zal dus niet alleen kunnen blijven bestaan als stoffelijke vorm en uiterlijke levensmogelijkheid, maar ook met mentale en geestelijke mogelijkheden. Wat weer impliceert dat geestelijk de nodige incarnatiemogelijkheden geschapen kunnen worden. Er kunnen dan zeer bepaalde ervaringen worden opgedaan, zeker. Maar belangrijker is vanuit een geestelijk standpunt dat dan ook nog steeds geestelijke taken voor of in de stof zullen kunnen worden volbracht.
Overigens is het vooral bij kleinere groepen heel moeilijk te bepalen, wie en wat nu een groepsgeest is. Neem bv. de ODV. Men zou Theodotus een groepsgeest kunnen noemen, daar hij een bestuurder is van de geestelijke groep en zich bezighoudt met instandhouding, ontwikkeling en eventueel ook de fasering van het werk met mensen dat u nu bekend is onder de naam Orde der Verdraagzamen. Zo iemand denkt ook niet in de eerste plaats aan het in standhouden van een bepaalde kring. Hij denkt allereerst aan het in standhouden van een bepaalde communicatiemogelijkheid.
Zelfs wanneer er geestelijk gezien tijdelijk weinig of geen aanleiding zou zijn om verder met u te spreken, zal zijn werk en zelfs het contact met de aarde nog verder doorgaan. Want hij weet dat door op deze wijze voortdurend contacten te onderhouden, zo dadelijk wanneer een regelmatig geven van lering en of hulp noodzakelijk wordt, dit op een betere en eenvoudiger wijze mogelijk zal zijn. Ook hier is het kenmerk van iemand die een groep op aarde begeleidt, niet alleen het directe werk, maar ook een grote mate van voorbereiding. Rond een dergelijke groepsgeest of groepsleider treft men gemeenlijk een aantal andere, meer dienende geesten aan, die in het kader van dit geheel meewerken. Als spreker ben ik dus zo iemand binnen het kader dat ODV heet. Ook ik kan soms iemand op aarde helpen, maar ik kan nooit iemand helpen tegen zijn eigen wil of zijn eens gekozen lot. Ook kan ik nooit ingrijpen tegen de belangen van de persoon of de groep en zal mij steeds moeten houden aan alles wat volgens de leiding van de groep noodzakelijk is.
Ik kan alleen maar spreken over zaken of helpen in omstandigheden wanneer dit binnen het kader van het geheel aanvaardbaar blijft of zelfs noodzakelijk is. Ik ben daarbij echter grotendeels aangewezen op hetgeen ik uit eigen krachten en vanuit eigen beseffen tot stand kan brengen en ontvang soms wel enige, maar nooit een al bepalende bijstand van andere leden tenzij ik bewust en met volle instemming tijdelijk optreedt als hun middelaar.
Zoals u ziet is het geheel in feite nogal eenvoudig en toch is alles tezamen heel erg ingewikkeld. Die complexiteit stamt uit de noodzakelijke samenwerking met groeps- en rassengeesten tot de scheppende geesten toe. Het lot van alle leven en besef op aarde, van welke orde dan ook en van het meest simpele tot het meest ingewikkelde toe, is in die samenwerking immers tot een geheel vervlochten, waarbij je met alle delen van het geheel en het effect van een ingrijpen op het geheel of delen daarvan, steeds rekening hebt te houden.
Wanneer er al eens een soort tenietgaat op aarde is dat zo erg niet. Dat is vanaf het begin van deze wereld regelmatig voorgekomen. Maar elke soort die tenietgaat moet, dan gepast hebben in het geheel en zo mogelijk bovendien een factor zijn geweest in het voortbestaan van andere delen van het geheel, dan wel een voorbereiding hebben gevormd tot het ontstaan van mogelijkheden of omstandigheden die voor dit geheel van belang zijn.
Er zijn entiteiten werkzaam die je mogelijk zou mogen zien als een soort super-ecologen, die echter niet proberen het oude te behouden, maar de levensmogelijkheid in alle ontwikkelingen willen waarborgen zolang deze nuttig of zelfs voor het geheel noodzakelijk zijn.
Nog kleinere groepsgeesten kunnen bv. een dorpje of een gehucht adopteren. Ze proberen vaak de mensen ter plaatse te beïnvloeden in een bepaalde richting om hen bv. een meer dan normale paranormale gevoeligheid te doen verwerven, dan wel andere eigenschappen te laten ontwikkelen die later voor velen van pas kunnen komen, zoals plichtsgetrouwheid, sterke morele bindingen e.d.
Elke groepsgeest, ook een dergelijke, zoekt er echter naar zijn eigen groep te maken tot iets wat enigszins verschilt van de omgeving en qua eigenschappen mogelijk zelfs van de meeste andere mensen. Wat overigens zelden geheel slaagt. In het geheel zal een dergelijk streven van een groep eerder een soort contrapunt vormen, een schijnbaar afwijkend ritme dat juist door zijn bestaan meer nadruk geeft aan hetgeen er in hoofdzaken gebeurt.
Zolang een groep een dergelijke nadruk niet kan geven, is zij voor het geheel onbelangrijk. En dat betekent dat een dergelijke groep snel wordt opgelost, terwijl degene die daar de groepsgeest speelt ten hoogste een klungelende amateur is en zeer zeker niet behoort tot hen die zich geheel met een professionele interesse in het scheppingswerk hebben verdiept.
Ik begrijp dat ik met deze benadering vele vragen bij u heb opengelaten, maar het lijkt mij beter dat u na de pauze die zelf gaat stellen. Wat ik deze inleiding vooral probeerde te doen is: u een beeld geven van het tot stand komen van een groepsgeest, het functioneren van een groepsgeest en, in zekere zin, ook een beeld te geven van de verantwoordelijkheden die een dergelijke groepsgeest draagt, zowel t.a.v. zijn groep als ook t.a.v. al het andere.
Ik hoop althans daarin enigszins geslaagd te zijn. U krijgt zo dadelijk alle mogelijkheid tot protesteren. En voor de rest: er bleven zeker ook vele vragen over, die wel betrekking hebben op dit onderwerp, maar in de inleiding niet ter sprake kwamen. Voel u vrij om ook deze te stellen.
Overigens hoop ik dat u goed geluisterd hebt en u de punten die u in het bijzondor troffen u nog goed voor ogen wilt stellen. Dan immers weet u pas echt wat u wilt vragen en kunt u beslissen wat u werkelijk wilt weten.
Tweede deel
Kunnen geesten die als mens geleefd hebben groepsgeesten worden? Zo neen, wat zijn dit dan voor wezens?
Een kleinere groepsgeest kan als mens geleefd hebben. Over het algemeen is het dan wel iemand die zijn laatste incarnatie als mens reeds achter de rug heeft.
Wat de grote groepsgeesten betreft: deze zijn over het algemeen afkomstig uit andere ontwikkelingscycli binnen het Al. Enkelen van de grootsten onder hen, de zgn. scheppers bv. hebben nooit een stoffelijke vorm gekend.
Kan bv. een groepsgeest onder twee verschillende heersers bv. rassengeesten vallen? Wat is de reden dat een mens van rassengeest verandert?
Een groepsgeest kan niet van rassengeest veranderen of onder de invloed van meerderen van hen staan, tenzij in het kader van het geheel waarin hij werkzaam is,
Een mens kan tijdens zijn stoffelijk leven niet van rassengeest veranderen, maar wel na incarnatie in een ander deel van de wereld voor een volgend stoffelijk leven vallen onder de invloed en verantwoordelijkheid van een andere rassengeest.
Komt een mens in het gebied van een andere rassengeest en vertoeft hij daar langere tijd, dan zal hij wel diens invloed ondergaan. Maar hij zal altijd à priori blijven behoren tot zijn oude gemeenschap. In zijn denken en een deel van zijn handelen, zal hij echter aangepast blijven aan de mentaliteit van de tweede groep waarmede hij harmonisch is geworden. Een dergelijk mens blijft dan in feite voor beide groepen enigszins een buitenbeentje, maar kan gelijktijdig vaak een goede verbinding vormen tussen twee ontwikkelingen en daardoor voor beide groepen dan ook even belangrijk zijn.
Geldt dit ook voor halfbloeden?
Dit kan o.m. ook bij halfbloeden het geval zijn. Wij hebben hier echter vooral te maken met een raciale menging op stoffelijk terrein, waarbij één der factoren dominant pleegt te blijven. Daarom zal de halfbloed in de meeste gevallen innerlijk en harmonisch blijven behoren bij één van de beide rassen die door de ouders werden vertegenwoordigd.
Het is dus niet noodzakelijk dat, anders dan op cultureel vlak, de halfbloed tegen zichzelf verdeeld zal zijn. Cultureel is er wel voor zo iemand een keuze noodzaak die dwingender wordt naarmate men door de ouders sterker met geheel uiteenlopende cultuurpatronen is geconfronteerd. Innerlijk zal echter veelal een innerlijke eenheid bestaan en in dat geval kan worden gesteld dat ook de halfbloed in het bijzonder ressorteert onder een bepaalde groeps- of rassengeest.
Wanneer mensen uit bv. een grote stad zich in een dorp niet goed weten aan te passen, zijn zij dan niet harmonisch met de dorpsgeest?
Er zijn op dit punt enkele eigenaardigheden te constateren. 1. De dorpsgemeenschap zal nooit zonder meer iemand als deel van de eigen gemeenschap aanvaarden. Dit heeft niets te maken met een groepsgeest, maar vloeit voort uit de sterke sociale bindingen en de afwijkende leefwijze en gebruiken in de dorpsgemeenschap. 2. Na enige tijd kan blijken dat er geestelijk een grote harmonie bestaat. De gebruiken en leefwijze van de stadsbewoner zullen dan nog steeds blijven afwijken van de regels van het dorp, maar desondanks is er langzaam sprake van een aanvaarding als deel van de dorpsgemeenschap, 3. Het is dus mogelijk dat men tot een harmonische aanpassing aan de dorpsgemeenschap komt ook zonder dat men in uiting, leef-en denkwijze, een volledige aanpassing tot stand heeft gebracht. 4. Indien het dorp inderdaad een eigen groepsgeest kent, zal de harmonie eerder blijken met alle gevolgen van dien.
Is Jezus een groepsgeest?
Absoluut niet. Ten hoogste het beeld dat de gelovigen zich valselijk van hem maken, kan daartoe aanleiding zijn.
In de Akasha-kronieken spreekt men over de kringlopen van zon, maan, Saturnus. Er wordt echter gesteld dat dit niet de ons bekende hemellichamen betreft. Wat wordt hiermee bedoeld?
Dit heeft niet direct betrekking op ons onderwerp. Kort gezegd met deze stelling, die overigens niets met de kosmische Akasha kroniek te maken heeft, wordt verwezen naar het feit, dat geestelijke invloeden benoemd werden naar de planeten en daarmee vaak ook feitelijk verbonden zijn, zonder dat zij echter daarin geheel belichaamd zijn of geheel gebonden zijn aan de banen van die planeten.
Wel blijkt dat deze geestelijke wezens door aard en uitstraling invloeden voor de aarde kunnen betekenen die vergelijkbaar zijn met de eigenschappen die men in bv. de astrologie aan de planeten pleegt toe te kennen.
Waar komen de entiteiten vandaan die groepsgeest worden, zeker wanneer zij al bestonden voor er op aarde leven was.
Dit werd reeds aangesneden in antwoord op één van de voorgaande vragen. Eenvoudig gezegd: zij kunnen deel zijn geweest van een ontwikkeling van leven op de een of andere planeet ergens in dit melkwegstelsel of zelfs daarbuiten. Wanneer zij daar een bewustzijn hebben bereikt, waarbij de ontwikkeling van stoffelijk leven te overzien is, kunnen zij op elke levensvatbare planeet, dus ook op de aarde, betrokken geraken bij de ontwikkeling van leven dat zich daar vormt of zelfs eerst gaat vormen.
Is er sprake van entiteiten die in de buurt van, of zelfs in uw eigen zonnestelsel, een ontwikkeling hebben doorgemaakt, terwijl zij geen behoefte meer kennen tot een persoonlijke terugkeer naar een stoffelijke vorm, maar wel een grote belangstelling behouden voor al wat er aan ontwikkelingen in een stoffelijke omgeving plaats vindt of mogelijk is geworden, zullen wij zien dat ook zij zich als groepsgeesten manifesteren, maar dan bij voorkeur voor bepaalde stammen en of naties.
Is een groepsgeest betrokken bij de keuze van een geest die incarneert in een stoffelijk lichaam dat mogelijkheden heeft tot verdere ontwikkeling of zelfs een keuze tussen verdergaan als dier, plant of mens?
Dit laatste had u niet erbij moeten voegen, daar een dergelijk beïnvloeden – niet dwingen – alleen valt onder de bevoegdheid van de allerhoogste soort- en rassengeesten. Alle lagere groeps- en rassengeesten werken in feite alleen maar aan één taak en één soort, op een wijze die past binnen een bestaande kosmische invloed of kosmisch plan.
Dit plant, dier of mens buiten beschouwing latende, kunnen wij echter zeggen: bij incarnatie werkt de groepsgeest in feite als een soort filter en stoot bepaalde entiteiten af, trekt andere a.h.w. aan, vestigt de aandacht van deze laatsten op de mogelijkheden binnen het bereik van de betrokken groepsgeest.
Er is nog sprake van een verdere selectie die het meest doet denken aan het rooster van een ouderwetse radiobuis: dit laat sommige deeltjes aan, laat anderen echter afvloeien en verandert daarmee hun weg en taak. Wat de groepsgeesten betreft, zal dit laatste proces niet geheel gehanteerd worden en geheel zuiver alles kunnen selecteren. Maar het bezit een voldoende invloed en zuiverheid om te bepalen dat hetgeen zich als persoon binnen het bereik van een bepaalde groepsgeest manifesteert met deze althans enigszins harmonisch zal zijn, dus niet t.a.v. het geheel en de plannen van de groepsgeest in belangrijke mate en “voortdurend storend zal kunnen optreden”. De enkele uitzondering die er doorheen slipt, kan dan gemeenlijk na enige tijd zonder veel moeite verdreven worden.
Kun je in de kunst ook van groepsgeesten spreken? Zijn dergelijke entiteiten op het ogenblik werkzaam in de buurt van de kunstwereld?
Neen. Je kunt in de kunst niet spreken over groepsgeesten, wel over tijdelijke groepsvormingen, die echter zelden een langere levensduur beschoren is. Wel komt men hier de zgn. geestelijke harmonischen tegen die, indien in de astrale wereld een voldoend sterke schil is opgebouwd, voeren kan tot een bovenzinnelijke overdracht van gegevens en gevoelens.
Geesten kunnen optreden binnen de kunstwereld als inspiratoren, maar er is nimmer sprake van een volledige en door een hogere geest geplande ontwikkeling. De kunst is één van de weinige geheel origineel scheppende werkwijzen waarin de mens zelf de beslissende factor blijft.
Zijn er groepsgeesten werkzaam bij groepsincarnaties en zo ja is dit dan gebonden?
Neen. Een groepsgeest is nimmer direct betrokken bij een groepsincarnatie
De groepsincarnatie vloeit voort uit het bereiken van een gemeenschappelijk schijnende graad van bewustzijn, eventueel vergezeld van onevenwichtigheden die aan een bepaalde groep in tijd en plaats eigen zijn. Hierdoor komt het vaak voor dat een groot aantal entiteiten die op aarde gelijktijdig of ongeveer gelijktijdig een bepaalde omgeving geleefd hebben, op ook ongeveer hetzelfde ogenblik een noodzaak tot hernieuwde incarnatie gevoelen. Zij hebben dan gemeenlijk een ongeveer gelijke uitstraling en behoefte, wat ertoe voert dat een meerderheid van hen zal kiezen voor het invloed gebied van die groepsgeesten waar hen schijnbaar de beste mogelijkheid tot verdere evenwichtigheid en ontwikkeling geboden wordt.
Door de eeuwen heen zijn er mensen geweest die zich uitzonderlijk onderscheidden en schijnbaar tot geen enkele groep behoorden. Ik denk bv. aan groten uit de kunst en wetenschappen. Bestaan er afzonderlijke incarnatieregels voor dergelijke mensen? Zijn er ook geesten die dergelijke mensen inspireren?
Inspiratie en hulp vanuit de geest bij het ontwikkelen van geheel nieuwe denkbeelden of methoden is mogelijk en in vele gevallen zelfs meer dan waarschijnlijk.
U dient het volgende echter wel te beseffen: Wanneer een exceptionele mens ontstaat, kiest deze voor de mogelijkheden van een bepaalde groepsgeest. Zijn relatie zal bij een hoger geestelijk bewustzijn echter niet meer alleen bepaald worden door de groepsgeest in wiens bereik men geboren is, maar daarnaast blijven harmonieën behouden met andere veelal hogere of grotere entiteiten, terwijl daarnaast in vele gevallen een het menselijk bewustzijn beter benaderende band blijft bestaan met geestelijke sferen waarin een dergelijk ik actief is geweest.
De bijzondere mens kan uit deze bronnen dan in zekere mate putten en bij een eigen harmonie daarnaast ook in grote mate uit het gemeenschappelijk bewustzijn van de mensheid. Hierdoor kan men inderdaad komen tot prestaties die – beschouwd vanuit een menselijk standpunt dan – zeer uitzonderlijk zijn.
Maar al wat van dit werken uiteindelijk terecht komt, is dan weer gebonden aan tenminste de rassengeest waaronder dit ik op aarde ressorteert, meestal echter wordt het geheel of voornamelijk bepaald door de groepsgeest, waaronder het ik valt.
U sprak over klungelende groepsgeesten. Zijn die er ook? In welke mate?
Ik sprak daarover om in het gegeven beeld duidelijk te maken dat er wel degelijk entiteiten bestaan die zonder zich volledig in de mensheid of het deel van de mensheid waarmee zij zich bezighouden ook geheel op te willen gaan. Dit zijn entiteiten die zich gemeenlijk tijdelijk bezig proberen te houden met het wel en wee van een bepaalde groep. Wij noemen dergelijke entiteiten vaak klungelaars omdat zij zich alleen bezig plegen te houden met de ogenblikkelijke feiten en geen rekening plegen te houden met de continuïteit die voor het bereiken van een werkelijke ontwikkeling onontkoombaar is.
Mag ik een vergelijk trekken? Wanneer u alleen bezig bent met de verre toekomst en plannen daarvoor, zult u deze nooit waar kunnen maken. U verwaarloost het heden te zeer of acht grote delen daarvan niet van belang omdat zij niet stroken met uw plannen. Bent u alleen bezig met het heden, dan kunt u nooit weten waartoe uw ingrepen en pogingen voeren en kunt u dus ook niet overzien wat in de toekomst mogelijk bereikt kan worden.
In beide gevallen is er gebrek aan in- en overzicht. Indien u het heden echter erkent en aanvaardt zoals dit is en op grond daarvan steeds weer te herziene plannen maakt die op een in de toekomst te verwezenlijken doel wijzen, wordt de kans zeer groot dat u althans een deel van uw doelstellingen zult kunnen verwezenlijken. Dit laatste noemt men bij ons dan een professionele aanpak. Zij vergt echter een algehele concentratie op het geheel waarmee men bezig is en eist de moed om, wanneer iets niet juist verloopt, ook weer geheel opnieuw te beginnen.
Degene die één van de eerstgenoemde feilen vertoont, heeft o.i. geen besef van de werkelijkheid, knoeit in feite gemeenlijk maar wat aan en verdient daarom volgens velen onder ons terecht de titel “klungel”. De parallel op aarde voor een dergelijke beoordeling kunt u zelf wel verder trekken.
Wat de aantallen betreft: soms nogal veel, maar nooit met een werkduur die meer dan een eeuw duurt en gemeenlijk is de interesse na rond 30 jaren wel verbleekt en de ingreep beëindigd. Dergelijke geesten hebben dus nooit te maken met belangrijker groepen, rassen of soorten.
U had het over onze nationale groepsgeest. Is ons staatshoofd bv. koningin Beatrix, daar nu een symbool van?
Deze vraag moet ik als volgt beantwoorden: Een staatshoofd of onverschillig welke persoon die tot centrum wordt van een groep, wordt dermate sterk beïnvloed door de krachten en verwachtingen van degenen die zich daarop richten en zelfs de eigenschappen en kwaliteiten die men aan een dergelijk persoon toekent, ongeacht of deze in de persoon reëel bestaan dan wel niet, dat hierdoor de relatie tussen centrum en groep bepaald wordt en zelfs de inwerking van dit centrum op delen van het geheel.
Wel kan worden opgemerkt dat, naarmate de persoon zelf oprechter en eerlijker is, een groter deel van de invloeden van de betreffende groepsgeest mede tot uiting kan worden gebracht. Dan ontstaat inderdaad een zeker charisma, hetwelk zelfs op paranormaal gebied bepaalde gevolgen zou kunnen hebben.
Er is veel wedijver te zien tussen de verschillende landen en volkeren. Bestaat dit ook tussen diverse groepsgeesten?
Wanneer de leiders van verschillende politieke partijen elkander in de Kamer hebben afgedroogd, kloppen zij elkaar vaak in de wandelgangen vriendschappelijk op de schouder en besluiten samen even wat te gaan eten. Dit beeld kan als een aardige vergelijking dienen.
Na-ijver tussen de volkeren is in zekere mate noodzakelijk omdat de volkeren hierdoor elkander brengen tot verbetering van prestatie. Het hebben van een doel of zelfs van een zekere angst, kan de mens er toe brengen meer te doen en meer te zijn dan zonder deze drijfveren ooit mogelijk zou zijn.
Het is duidelijk dat bepaalde groepsgeesten een dergelijke rivaliteit binnen zekere grenzen zullen aanmoedigen. Eveneens is zeker dat dit niet voert tot een werkelijke, laat staan absolute, vijandschap. Ontstaat door die na-ijver gevaren op aarde, dan zullen zij, meestal tezamen, maar elk in eigen gebied, alles doen om die spanningen zover zij niet nuttig kunnen zijn, op te lossen.
Als er een fusie ontstaat tussen twee verschillende groepen, bv. twee verschillende volkeren, krijgt dan één van de twee groepsgeesten de zak?
Tenzij één van hen er één is… Neen. Zeer kort gezegd ligt de zaak als volgt: Wanneer er een fusie ontstaat tussen twee volkeren begint weer een selectieproces. De gemiddelde verandering van uitstraling die zo tot stand komt, is dan bepalend voor de vraag of één dan wel beide oorspronkelijke groepsgeesten, dan wel zelfs een derde – en voor het gebied nieuwe groepsgeest – zich met het verdere verloop van zaken bezig zal gaan houden.
Is er ook een groepsgeest verantwoordelijk voor de ontwikkeling van en andere atoomwapens?
Verantwoordelijk kun je de betrokken groepsgeesten hiervoor slechts in zeer beperkte mate stellen. In de huidige ontwikkeling van de mensheid is technische vooruitgang en ook atoomenergie onvermijdelijk en zelfs noodzakelijk geworden. Tenzij men de gehele ontwikkeling op aarde zover wil terugschroeven dat hieruit ook een terugval in mentaliteit, geestelijke mogelijkheden en bereikingsmogelijkheid voort zal vloeien.
Dat de mens echter geneigd is al datgene wat hij als mogelijkheid in handen krijgt allereerst als wapen te proberen en eerst daarna over te gaan tot een meer algemeen nuttig gebruik, zal alle groepsgeesten van belang zo langzaamaan wel bekend zijn. Sta je echter in die functie voor de noodzaak van een verdere ontwikkeling, welke dan ook, zo kun je niet anders dan een dergelijke ontwikkeling ook in je eigen gebied toelaten en eventueel zelfs bevorderen. Wel zal een groepsgeest steeds weer proberen een dergelijke ontwikkeling zodanig te beperken met alle middelen dat er, althans in wapengebruik, beperkingen ontstaan dan wel geen actueel gebruik van de ontwikkelde wapens plaats zal vinden.
Maar denk even na: wanneer het bestaan van atoomwapens op zich reeds verantwoordelijk kan worden geacht voor grotere veranderingen in de sociale structuur, de mentaliteit en het innerlijk leven van de mensen in zelfs vele landen en groepsgebieden, dan kan een dergelijk conflict of de mogelijkheid daarvan, zelfs voor de hoogste bij de wereld betrokken scheppende en rassengeesten aanvaardbaar zijn. Dit alles alleen reeds omdat de veranderingen in de mensheid ook op aarde in veranderingen zullen ressorteren en zo een geestelijk klimaat ontstaat dat overeenkomt met het doel dat men zich als rassen- of groepsgeest voor ogen heeft gesteld.
Ik kan dus niet onderschrijven dat diegenen die deze ontwikkelingen toelieten daarmee een grote fout hebben gemaakt, al kan ik mij zeer wel voorstellen dat een mens het als zodanig zal beschouwen. Besef echter dat er bij het ontbreken van de spectaculaire atoomwapens, gegrepen zou zijn naar andere, eveneens bestaande wapens van andere aard, die zowel in hun gevolgen als hun resultaten veel minder begrepen of beheersbaar zouden zijn dan de veel gesmade atoomenergiewapens.
Mag ik u erop wijzen dat zeer vele landen, ook kleinere, laboratoria hebben waar bacteriën en virussen gemuteerd ontwikkeld worden tot eigenschappen die bijna niet te bestrijden zijn in de tijd die de tegenstander na inzet van het wapen nog blijft? Daaronder behoren op het ogenblik bv. varianten van het miltvuur die ook de mens aantasten, varianten van tbc, builenpest en virussen die o.m. een zeer sterk verval van zenuwwerking of bloedsomloop binnen een paar uur veroorzaken. Besmetting uit de lucht is bij alle genoemde soorten mogelijk, overleving zonder gastheer voor de organismen loopt van enkele uren tot enkele maanden. Ik noem u nu alleen maar enkele van de biologische wapens die op het ogenblik reeds bestaan en ingezet zouden kunnen worden. Meerdere van deze soorten zijn nog tijdens de tweede wereldoorlog ontwikkeld, het gebruik ervan is wel overwogen, niet uitgevoerd en wel juist omdat men het beslissende atoomwapen kon inzetten. De in feite overbodige inzet van dit wapen aan het einde van de oorlog maakte het inzetten van de biologische wapens onwaarschijnlijk omdat een antwoord met atoomwapens altijd nog mogelijk zal zijn ook na besmetting van zelfs, het gehele vijandelijke gebied.
Let wel: ditzelfde biologische onderzoek heeft o.m. de zgn. wondergeneesmiddelen geschapen waaraan nu ontelbare mensen het leven danken. Meent u niet, zoals de meeste rassen- en groepsgeesten, dat een dreiging met atoomwapens te verkiezen is boven een feitelijke inzet als wapens of afpersingsmiddel van genoemde biologische wapens?
Wat de mentaliteit betreft, is het wel duidelijk dat veel minder mensen zouden beseffen wat de kleine fiolen en granaten met biologische middelen betekenen, terwijl de gevolgen van een atoomwapen, nu dit eenmaal is gedemonstreerd, voor eenieder te begrijpen valt en men dus gemakkelijker stelling zal nemen tegen of voor het gebruik van een dergelijk wapen.
In Duitsland leefde enige tijd, de ‘Blut und Boden’ theorie. Was dit ook het werk van een groepsgeest? Zijn groepsgeesten niet onderworpen aan een hogere leiding?
Het is zeker geen denkbeeld van een enkele groepsgeest of van een enkele periode. Mag ik u erop wijzen dat dergelijke theorieën, ontaardende in een soort übermensch gevoel, bestaan hebben in het oude Rome? Dat een dergelijke stelling gehanteerd werd in het oude Perzië en in jongere tijden door Turkse heersers? Mag ik erop wijzen dat reeds lang voor Christus een dergelijk denken bepalend was voor ontwikkelingen in Azië, dat het een rol speelt in de geschiedenis van China en Mongolië?
Het lijkt erop dat een dergelijke theorie of zelfs godsdienst de mens ingeschapen is, al is het alleen maar om de meerwaardigheid van eigen groep tegenover andere groepen te kunnen uitroepen, of de voordelen die men voor eigen mensen opeist te kunnen rechtvaardigen. Nu nog kan men in vele landen horen dat blanken beter zijn dan alle andere rassen, dat alle negers stom zijn enz. enz.
Overigens was een dergelijke tijdelijk overheersende terugval in deze oude menselijke gewoonte door de groepsgeest in kwestie niet voorzien. Deze meende dat de publicatie van een dergelijke theorie op zich reeds voldoende zou zijn om een algemeen verweer daartegen tot stand te brengen en rekende niet met de angst voor geweld en de onderdanigheid aan het gezag die in zijn gebied zeer sterk waren.
Het zal u overigens bekend zijn dat in deze dagen een groot deel van deze mentaliteit teniet is gedaan, maar dat men de m.i. even verderfelijke onbegrensde aanvaardingstheorieën die nu opgang doen nu wel degelijk probeert te beperken door de praktische gevolgen daarvan duidelijk tot uiting te doen komen in de persoonlijke ervaring van velen. Een mate van groepsbesef is voor het handhaven van de belangrijke – voor het geheel – en deze groep eigen kwaliteit zelfs onvermijdelijk en noodzakelijk.
Ook hogere rassen- en groepsgeesten zijn ervan overtuigd dat dit volk zonder een dergelijk besef, onvoldoende zal kunnen bijdragen tot de ontwikkeling van de mensheid.
Een groepsgeest staat niet onder leiding van anderen, maar dient, indien hij zijn taak wil volbrengen, samen te werken met anderen, hun gezag in bepaalde zaken te aanvaarden. Zoals reeds eerder door mij opgemerkt was.
Ik ga nu langzaam maar zeker besluiten. Ik heb getracht uw vragen kort en bondig te beantwoorden. Of ik daarin geheel geslaagd ben, moet u zelf mar beoordelen. Ik heb in ieder geval mijn best gedaan.
Wanneer wij echter spreken over rassen-en groepsgeesten en hun werken, zo zal men moeten beseffen dat hier zaken een rol spelen die niet voorkomen in de menselijke opvattingen omtrent verantwoordelijkheden, toelaatbaarheid van ontwikkelingen e.d.
Datgene wat een groepsgeest, zelfs de kleinste, probeert te doen, omvat in feite meerdere menselijke generaties. Soms zullen hun bestrevingen zelfs duizenden jaren omvatten. U echter beziet ten hoogste enkele generaties, kunt de toekomst minder goed inschatten en zult dus de werkelijke betekenis van hun werken en streven nooit geheel kunnen overzien.
Juist daarom heb ik mij bij het geven van voorbeelden in mijn inleiding beperkt tot het geven van overzichten die geldig zijn op een lange termijn. Kleine groepsgeesten zijn eerder geneigd te werken en plannen te maken op kortere termijn. Maar elke planning die alleen op de korte termijn is gericht, zal op de duur eigen nut en zelfs bereiken ongedaan maken. Excessen op aarde, van welke aard dan ook, hebben de neiging zichzelf ongedaan te maken. De reden is mede dat geesten maar weinig interesse zullen hebben voor een dictatuur of iets dergelijks dat maar een eeuw kan blijven bestaan en zoiets is weinig interessant, kan geduld worden. Belangrijk is alleen de ontwikkelingsgang die een gemeenschap als geheel zal doormaken, al dan niet als gevolg hiervan.
De ontwikkeling is voor de groepsgeest bepalend, niet de verschijnselen die daarbij optreden. Hoe verder echter de ontwikkeling in het geheel van een gemeenschap vordert, hoe minder deze als geheel nog aanspreekbaar is voor bv. een dictatoriaal optreden.
In religie zien wij iets dergelijks. Eens was een religie altijd een onvoorwaardelijke aanvaarding van normen en stellingen die de mensen tot geestelijke en vaak zelfs lichamelijke slaven maakten. Een dergelijke geloofsbeleving op zich heeft echter consequenties. Men ondergaat niet alleen de gevolgen, maar doet ook bewustzijn op. Met als gevolg scheuring, ketterij e.d. Groepen als bv. de Katharen, Albigenzen zijn schijnbaar uit het christendom verdwenen, maar hun invloed laat zich zelfs in uw dagen nog steeds gelden.
Dit laatste is van belang voor de groepsgeest en bepaalt de wijze van werken. Wat nu een fout lijkt te zijn, zal later van grote betekenis kunnen zijn voor de ontwikkeling en bewustwording van mogelijk zelfs de gehele mensheid.
De scheppers hebben geen voorkeur, zelfs maar voor een bepaald ras of een bepaalde groep. Zij werken aan de bewustwording van het geheel, ook al kunt u de gevolgen van dit werken niet altijd waarderen.