Het werken van de meesters in deze tijd

image_pdf

15 januari 1965

Het is moeilijk om voor dit onderwerp een juist begin te vinden, want de Meesters, de werkelijke Meesters, leven – vanuit ons standpunt – ergens buiten ruimte en tijd, ofschoon zij in ruimte en tijd altijd zijn. Dit betekent, dat zij soms in een veelvoud van hun normale wezen en kracht in verschijning kunnen treden. Het houdt verder in, dat hun reacties zowel als hun inwerken op wereld en mensheid, niet gebonden zijn aan de ogenblikkelijke ontwikkelingen alleen. Je zou kunnen zeggen dat hun werken een fase is van een kosmisch plan, dat zij in zichzelf kennen of dragen.

U zult begrijpen, dat het hierdoor moeilijker wordt om vanuit het standpunt van een Meester zelf te begrijpen, wat zij in deze dagen eigenlijk volbrengen. Ik ben daarom zo vrij, in deze inleiding uit te gaan van de verschijnselen, zoals deze zich aan ons voordoen.  Ik kan u dus vanavond het werken van de Meesters in de tijd en het heden alleen interpreteren, zoals wij deze waarnemen. Ik kan u wel garanderen, dat deze waarnemingen juist zijn binnen deze beperking. Wij weten dus precies, dat alles, wat wij zeggen – binnen de beperkingen van deze tijd – ook waar is. Wij kunnen echter niet in alle gevallen het hoe en waarom geheel begrijpen, of alle consequenties in hun geheel overzien. Dit betekent, dat bij vraagstelling een enkele maal een beperking zal gelden bij de beantwoording, terwijl mogelijk ook punten buiten beschouwing worden gelaten, die volgens u toch wel zeer belangrijk zijn.

De redenen hiervoor zullen u na het voorgaande wel duidelijk zijn. Wij kunnen bepaalde ontwikkelingen nu eenmaal niet voldoende overzien. De Meesters hebben, zover wij dit na kunnen gaan, de laatste tijd een steeds toenemende activiteit vertoond. Terwijl zij nog ongeveer jaren geleden hoofdzakelijk werkten via vele verschillende kanalen, zien wij hen nu steeds sterker persoonlijk en zelfstandig optreden. Zo zij er eens de voorkeur aan gaven zich ten hoogste in een zeer beperkte kring met de mensheid in contact te stellen, zo blijkt, dat zij nu contact willen opnemen langs vele wegen en methoden en bijna overal deze contacten tot stand brengen. Daaruit blijkt wel, dat de eigen activiteit van deze Meesters op het ogenblik buitengewoon sterk is.

Zoals wij de toestand overzien, zal dit nog enige tijd blijven aanhouden. Pas na misschien 20 tot 25 jaren zal de activiteit van de Meesters langs deze wegen weer afnemen en zullen zij dus weer meer gaan werken door middel van andere krachten. Hun doel is, zover ik dit kan beoordelen, in wezen geweest, om op aarde onder meer de oude wijsheid – die grotendeels verborgen werd – weer tot openbaarheid te brengen. Daarnaast hebben zij getracht oude en ook nieuwe wegen tot inwijding weer tot openbaring te brengen en in hun werken zien wij de laatste tijd ook zeer sterk een pogen om bepaalde karmische werkingen te onderbreken. Dit laatste klinkt u misschien ongelooflijk, maar het is wel degelijk mogelijk. Wanneer namelijk een zeer grote kracht u het inzicht kan geven van alles, wat op het ogenblik als een karma in u berust, zo zal het mogelijk zijn in zeer korte tijd en verhoudingsgewijs ook met zeer weinig moeite, een zeer groot deel van het verleden af te handelen. Je bent dan als het ware herboren en staat dus weer vrij ten opzichte van de toekomst, zodat je meer zelfstandig kunt besluiten en handelen. Of dit ten opzichte van geheel de aarde zal gelukken, weet ik niet. Wel wijst alles er op, dat de Meesters op het ogenblik een poging in deze richting wagen en dat zij daarvoor deze periode van vernieuwing al voor hun doel wel bijzonder geschikt, hebben uitgezocht.

De werkzaamheden, die wij bij hen definitief gade kunnen slaan, vallen uiteen in vier verschillende richtingen.

Allereerst zien wij een vorm van geestelijk reveil, waarbij niet op uiterlijk of geloofswaarden wordt gelet, maar waarbij men wel tracht de mens in zich een nieuwe vrijheid en een nieuw bewustzijn te doen verwerven. Hierdoor zullen zeer velen allereerst in verwarring geraken, vooral ook omdat zij de leiding, de zekerheid, die zij meenden te bezitten, zullen verliezen – al is dit ook maar schijn. Ik zeg schijn, omdat dit uiteindelijk niet geheel waar is en de werkelijke leiding en hulp altijd aanwezig blijven. Maar zij is nu niet meer een primaire factor, doch een secundaire, omdat de wil van de mens en de gerichtheid van de mens eerst op de juiste wijze moeten ageren, voor de geestelijke krachten in kunnen grijpen.

De tweede weg, die door sommige Meesters wordt verkozen, houdt een bijna fantastische ontwikkeling en vernieuwing van kennis in. Er zijn een aantal Meesters, waaronder ouderen, die u kent, en enkele nieuwere – Aleobalgus  is één daarvan – bezig om bij de mensen de wetenschap, die tot op heden zeer materialistisch georiënteerd is, uit te breiden met meer geestelijke – om niet te zeggen haast bovenmenselijke – aspecten, waardoor het geheel der verschijnselen in een nieuwe licht gezien kan worden, waarbij bv. de benadering bij bepaalde chemisch wetenschappelijke verschijnselen, maar ook in de geneeskunde, en zelfs een inzicht in de geschiedenis op een geheel nieuwe wijze verworven kan worden. Zij hebben daarbij natuurlijk een beroep gedaan op al die groepen, die niet al te zeer aan stellingen gebonden zijn. De orthodoxe wetenschap zal immers, krachtens haar orthodoxie en reeds verworven kennis, niet in staat zijn de noodzakelijke inspiraties op de juiste wijze te ontvangen en tot daadwerkelijke resultaten te ontwikkelen. Deze zijn geneigd om een dergelijke “inval” wel aan te nemen, maar dan eerst te zoeken, of zij uit het oude ook bewezen kan worden.

Ik weet dus, dat in dit opzicht op het ogenblik zeer sterk ingewerkt wordt in gebieden op de wereld, waar men – althans wetenschappelijk – de orthodoxe criteria minder belangrijk acht. U noemt dit waarschijnlijk onderontwikkelde gebieden. Wij kunnen dus een aantal nieuwe ontdekkingen verwachten in bv. Afrika. Maar ook in Azië, waar alle evenwichten verstoord zijn, kan men mensen vinden, die een voldoende achtergrond bezitten, om op deze wijze geholpen te worden naar nieuwe inzichten en begrippen, die uiteindelijk van belang zullen zijn voor de gehele mensheid. Dat deze factor in de openbaarheid reeds dit jaar van groot belang zal zijn, betwijfel ik. Maar over 4 tot 5 jaar zal men de kentekenen van deze wijze van werken door de Meesters in toenemende mate kunnen aanschouwen. Pogingen om, bij voorbeeld in Engeland en Amerika op deze wijze te werken en resultaten te behalen, blijken slechts zeer ten dele resultaten af te werpen, maar het is mij bekend, dat men ook hier en elders voortdurend pogingen doet.

De derde weg zien wij dan de manipulatie van menselijke waarden. Een groep Meesters houdt zich namelijk bezig met het veranderen van waarden en belangrijkheid in het voorstellingsvermogen van de mensen, dit ten aanzien van bijna alles, wat de mens beleeft of rond zich ziet. Dit is een methode, waardoor je a.h.w. bepaalde grenzen van moraal, economische stellingen en politieke structuur kan doorbreken, daarbij vele onjuiste voorstellingen ontkrachtende om daarvoor in de plaats nieuwe en meer werkelijke waarden te stellen. Deze massa beïnvloeding gaat merendeels via het bovenbewustzijn van gehele volkeren, vaak zelfs via het bovenbewustzijn van grotere verwante groepen. Wat hier gebeurt, kan ik in woorden maar moeilijk omschrijven. Een deel ervan meen ik het beste als volgt uit te kunnen drukken: er worden voortdurend suggesties gegeven, waardoor bestaande waarden aan een steeds feller onderzoek en ook aan een steeds toenemende kritiek onderworpen worden. Dit zullen wij vooral bij de gewone mensen zien, bij de zogenaamde massa.

Dan is er nog een vierde groep, die u misschien de meest belangrijke lijkt te zijn. Ook wij hebben deze groep een tijdlang als de belangrijkste beschouwd, maar op het ogenblik is zij toch wel weer wat op de achtergrond geraakt. Deze tracht voor de mensen een mogelijkheid tot inwijding te scheppen, waarbij zij uitgaat van de mogelijkheden, gebruiken en de wezenlijkheid van stof en geest in deze tijd. Wij treffen hierbij zo wel een herleven van zeer oude inwijdingsmethoden aan, met de daarbij behorende gebruiken, als geheel nieuwe inzichten en methoden, die geheel buiten alles wat men klassieke inwijding pleegt te noemen vallen, maar een zekere vrij wording van de menselijke geest, een bewuster hanteren van geestelijke waarden en kwaliteiten ten gevolge hebben. Daarmede heeft men nu reeds zeker 15 à 20 jaren gewerkt. Dit heeft wel geleid tot het scheppen van tamelijk grote kernen van mensen, die voor een inwijding staan of langzaam reeds ingewijd worden. Voor deze mensen is dat niet altijd even aangenaam, maar ik geloof niet, dat hun aantal zich in de komende jaren nog veel verder zal uitbreiden. Volgens mij betekent deze vierde weg voor het komende jaar een sterke toename van het aantal inwijdingen en dus ook van het aantal adepten op aarde. Gelijktijdig zullen wij echter een terugval zien van het aantal leerlingen, degenen dus, die eventueel tot inwijding zouden willen komen.

Nu wij dit zo omschrijven, zal u ook duidelijk zijn geworden, dat deze Meesters niet alleen maar als één eenheid, één enkel groep beschouwd kunnen worden. Zij vormen wél een eenheid, maar deze doet meer denken aan een corporale eenheid, een lichaam waarin een nauwkeurige functieverdeling bestaat en gelijktijdig verschillende organen geheel andere en voor ons denken zelfs schijnbaar tegengestelde handelingen kunnen verrichten. Denk hierbij maar eens aan een pianist, die, door twee handen in een ander ritme en ten opzichte van elkander geheel verschillend te doen bewegen, toch een mooie melodie, in dit geval zou ik haast polychrome melodie willen zeggen, tot stand brengt. Ja. Polyfoon zou voor u misschien in dit beeld een beter woord zijn, maar de Meesters werken met waarden, die wij als Licht plegen te omschrijven. Vandaar mijn keuze van het woord polychroom.

Nu kan ik, na deze definitie van de verschillen in geaardheid der werkzaamheden, het geheel het beste beschouwen door een aantal korte beschouwingen over verschillende aspecten.

Allereerst begin ik dan met de zogenaamde geestelijke inwerking, die zowel de Meesters, die de eerste, de derde, als de vierde weg kozen, sterk schijnt aan te trekken. Deze toont, naast de speciale resultaten, een algemeen optredend effect in de massa en alles wat met de massa der mensen samen kan hangen. Het werken vanuit de geest is namelijk niet alleen een werken op bv. spiritistische basis. Het is wel degelijk ook een werken via inspiratie. Soms betekent dit het veranderen van één enkel woord in een gehele redevoering. Maar daardoor schept men dan een bijzondere betekenis daarin. In andere gevallen is het het scheppen van gedichten, boeken, films, hoorspelen, maar ook wel het scheppen van woorden, die alleen maar van mond tot mond gaan. Het is een beïnvloeding, waarbij geestelijke entiteiten van alle soorten zijn ingeschakeld, een bezigheid, waaraan ook een groot deel van de Witte Broederschap intens deel heeft.

Deze methode is er toe geschikt de stemming, soms zelfs in één enkele dag, om te doen slaan, waar dit wenselijk is. Wij nemen aan, dat dit omslaan van stemmingen, dit scheppen van stimulansen, die overal tegelijk vandaan schijnen te komen, in de eerste plaats ten doel heeft de mens uit zijn schijnbare tevredenheid, zijn daadloosheid van deze dagen, te wekken tot een hernieuwd persoonlijk denken en streven. Wij kunnen namelijk allerwegen constateren, dat de mensen zich op het ogenblik laten leven en, zolang maar aan hun behoeften tegemoet wordt gekomen, de rest wel geloven. Het denkbeeld, dat er ook nog iets anders kan zijn, ontstaat maar vaag. Het denkbeeld, dat dit andere beter, juister en meer begerenswaardig kan zijn dan het bestaande, zodat men zich veel moeite en ongemak dient te gaan getroosten om dat betere te bereiken, is moeilijk te wekken. Toch wijzen alle indrukken, die wij krijgen van het werk van de Meesters er op, dat dit proces zich in het komende jaar in een steeds sneller tempo af zal gaan spelen.

Ik neem dan ook aan, dat de Grote Meesters bewust geschillen tot stand zullen doen komen. Zij doen dit niet, om daarmede de mens in tegenstrijdigheden te verwarren, of om hem leed te berokkenen. Zij handelen zo, omdat onder de huidige omstandigheden alleen het scheppen van strijdigheden, tegenstellingen, kortom het tot stand brengen van een tegenstand, een middel is, om een verdergaande ontwikkeling mogelijk te maken. Ik mag u er aan herinneren, dat het aantal uitvindingen, dat gedaan werd tijdens de beide laatste wereldoorlogen – die elk toch maar een betrekkelijk korte periode omvatten – groter is dan het aantal uitvindingen, nieuwe uitvindingen, dat gedaan werd in de periode van 1900 tot de Eerste Wereldoorlog, plus de periode tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog te samen. Slechts de door strijd gestimuleerde menselijke geest kwam tot werkelijk nieuwe uitvindingen en had de moed over te gaan tot nieuwe werkwijzen en procedures. Het zijn deze uitvindingen en hun gevolgen, die sindsdien de wereld zo sterk deden veranderen, niet de resultaten van de vrede. Want de omwentelingen komen zeker niet voort uit de verdere ontwikkeling, tijdens de vrede, van de denkbeelden die in de oorlog ontstaan waren. Wanneer men van dit en dergelijke voorbeelden uitgaat, zal men kunnen aanvaarden, dat strijd wordt geschapen, om op alle terrein een vernieuwing mogelijk te maken, een oud en dood levenspatroon te doorbreken en een nieuw leven, een nieuwe levende kracht in elke mens actief te doen worden. Op grond hiervan mogen wij natuurlijk ook wel aannemen, dat onlusten enz. zoveel mogelijk in bedwang gehouden zullen worden en zo met een minimum aan leed een maximum aan resultaten bereikt zal worden.

Opvallend is het, dat hierin ook Meesters, die wij plegen te vereenzelvigen met liefde of onthechting, als de Boeddha en Jezus, hierbij zeer actief zijn. Dat ook zij zich hiermee bezig houden, impliceert volgens mij, dat de ontwikkeling van de mensheid, ja, de bevordering van het juiste mens-zijn en een juister begrip voor de Goddelijke Liefde het einddoel is van alles, wat op aarde nu aan onrust en tegenstellingen wordt geschapen. De Meesters, die het probleem van de inwijdingen onder handen hebben, nemen, naar ik meen, zich daarbij als doel het verveelvoudigen van het reeds bestaande net van ingewijden op aarde. Men gaat daarbij uit van het volgende standpunt: wanneer wij in een bepaald centrum een voldoend bewuste geest hebben, zo zal deze door dit bewustzijn in staat blijken de minder bewusten te domineren en – hen meestal beïnvloedende via hun onderbewustzijn, – tot bepaalde acties brengen, ofwel voorkomen dat bepaalde tendensen en acties te ver gaan.

Ook hier dus een pogen om in de mensheid een regulerend organisme te scheppen. Nu bestaat er reeds een dergelijk organisme van goede doelmatigheid, en wel praktisch sedert 1962. De uitbreiding ervan door “zendelingen” – ingewijden, die door vele landen rondreizen, het inwijden van nieuwe mensen, het scheppen van nieuwe ideeën, ook vaak binnen bepaalde groeperingen en groepen,-  droeg er toe bij, dat steeds meer mensen gevoelig werden voor wat men het lot, het verloop van de tijd, zou kunnen noemen; een beter begrip voor de werkelijke tendensen van de dag en, niet als minste bereiking, hen ook gevoelig maakte voor de grotere gedachte, de bedoeling, die achter alles ligt. Hoe meer mensen gevoelig worden voor dit laatste, hoe meer hun innerlijke zekerheid ook invloed zal kunnen uitoefenen op de reacties van anderen en hoe gemakkelijker een paniek – die in het komende jaar zeker niet ondenkbaar is – zal kunnen worden beteugeld en uiteindelijk tot niets kan worden herleid.

De Meesters, die daarnaast de techniek willen beïnvloeden, schijnen uit te gaan – geheel kan ik dit niet overzien – van het standpunt, dat de huidige technologie pas werkelijke waarde krijgt voor de mensheid, wanneer nieuwe inzichten en misschien ook een nieuwe moraal met de technische ontwikkelingen gepaard kan gaan. Om het nog eens eenvoudig te zeggen: datgene, wat ontwikkeld werd, is nog te grof, te onvolledig, te materieel. Om deze verkeerde waarden ongedaan te kunnen maken, zal men eerst de mens een nieuw concept van het Al en van zichzelf moeten geven. Hij zal nieuwe denkbeelden omtrent eigen leven, maar ook omtrent de tijd en het wezen der materie moeten ontwikkelen. Ook zal de mens steeds meer bewust door moeten dringen in waarden die hij nu nog alleen als een theorie kent maar in wezen nog verwerpt, zoals de variabiliteit van de tijdswaarde en de belangrijke inwerkingen op zijn wezen en wereld vanuit een vierde dimensie.

Alleen vanuit een dergelijk nieuw standpunt zal men er namelijk in kunnen slagen de laatste technische ontwikkelingen onderdanig te maken aan de mens. Het is bv. zo, dat een mens met ontwikkelde gedachtekracht op eenvoudige wijze via bv. een grote cybernetische machine alles, wat hij omtrent de wereld zou willen weten, te weten kan komen, maar het eindproces zich in zijn eigen hersenen afspeelt en dus niet zonder meer de vaststellingen en conclusies van de machine worden aanvaard, kan de mens de machine in dit geval wel, de machine de mens echter niet, beheersen. Zolang de machine beslissingen neemt voor de mens, die niet direct uit het denken van de mens origineren, maar alleen een product zijn van het geheugen van de machine, terwijl zij door de mens zonder meer als juist en beslissend worden beschouwd, zal de mens door de machine overheerst worden – een gevaar, dat in deze dagen vaak niet alleen maar denkbeeldig is.

Waar de gevaren van dit laatste wel bijzonder groot zijn, vooral op het ogenblik, is het wel begrijpelijk dat men met grote kracht en intensiteit werkt aan ontwikkelingen, die moeten voorkomen dat de mens te zeer door zijn eigen uitvindingen gedomineerd zal worden.

Gelijktijdig heeft deze groep het oog vooral gericht op gebieden, waar de mens nog wat primitiever is. Deze primitiviteit betekent andere cultuurvormen, andere wijzen van leven. Lang niet altijd houdt deze primitiviteit echter een innerlijke minderwaardigheid in. Ook al is men in de hedendaagse wereld geneigd dit als onvermijdelijk te stellen. Er zijn nu ook vele mensen, die menen dat degene, die niet van Mozart houdt en Rembrandt niet mooi vindt, niet wee wat cultuur is. Maar dat is toch heus niet waar. Deze groep van Meesters tracht nu de bestaande waarden van “bijgeloof”, geloof en al die voor de westerling vaak onredelijke en zelfs haast krankzinnige denkwijzen om te zetten in technisch en wetenschappelijk hanteerbare waarden. Men laat dus in feite geloof ontwikkelen tot wetenschap. Omdat dit geloof op een geheel andere basis berust dan de hedendaags wetenschap zal een dergelijk proces een verbetering en aanvulling van de heden reeds aanvaarde wetenschappen kunnen betekenen.

Ik geloof, dat op dit terrein in het komende jaar wel reeds enkele feiten duidelijk zullen worden en denk daarbij bv. aan een nieuw gebruik van grondstoffen, wat vooral voor zal komen in verschillende staten in Afrika. Een verandering van eigen opvattingen omtrent het gebruik van atoomkracht en – helaas – waarschijnlijk daarbij ook een krijgszuchtige ontwikkeling van de atoomwetenschappen, verwacht ik in China. En nog meer van dergelijke punten zou ik kunnen noemen. Maar ik meen met de gegeven voorbeelden te kunnen volstaan. Het belangrijke hierbij is, dat men een evenwicht aan het scheppen is en steeds meer uit de werelden van geloof, bijgeloof en esoterie meer feiten en waarden naar voren laat komen, die voor de gehele wereld van belang zullen zijn.

U zult zich afvragen, wat de Meesters eigenlijk nog meer doen. Wanneer je hen ziet werken, is het vaak, of een van hen zich uitspreidt als een nevel, een soort mantel, die een deel van een land of een stad omvat en daarop neer kan dalen. Hierin ontdek je dan een pulseren, dat zich voor ons toont als kleine lichtflitsen, die door de “mantel” gaan. Het is een beïnvloeden van een geheel. Het vreemde is, dat bij een dergelijke beïnvloeding in een dergelijke stad of in een dergelijk land ook stoffelijk vreemde dingen gebeuren. Je ziet bv., dat er opeens allerhande onthullingen worden gedaan, dat opeens vele branden en ongelukken plaats vinden, waardoor de verhoudingen zich wijzigen en zelfs vaak voor een dergelijke plaats of streek een nieuw economisch evenwicht noodzakelijk is geworden. Kortom, een dergelijk werken zal door ons niet altijd geheel begrepen worden, maar als gevolg daarvan zie je grote veranderingen optreden. Soms zie je ook, dat een Meester eerder doet denken aan een soort zon, zoals men wel op oude tekeningen kan zien. Er gaan van hem dan een aantal stralen uit, die verschillende personen beroeren. Ik meen, dat wij deze werkwijze het beste kunnen omschrijven als een opvoeding, waarbij echter de mensen zelfs zich slechts zelden geheel bewust zijn van hetgeen er met hen gebeurt, maar wel altijd weer hun eigen wijze van leven en denken, het ritme van hun bestaan, zien veranderen.

Toch zal dit lang niet altijd als een proces van inwijding gezien kunnen worden; zover wij na kunnen gaan, betekent een dergelijk inwerken ook vaak het vrijmaken van bepaalde delen van een persoonlijkheid, die tot op dat ogenblik door opvoeding, sociaal milieu e.d. beperkt waren. Deze vrijmaking houdt dan meestal ook in, dat de waarde van een dergelijke persoon voor zijn omgeving geheel verandert. Ik zou nu kunnen spreken over de Raad, over het samenzijn van deze Meesters. Wanneer je hen aan het werk ziet, zijn het allen afzonderlijke entiteiten. Het volgende beeld geeft mijn indrukken misschien het beste weer.

Oppervlakkig gezien doen de Meesters denken aan wolken, die in verschillend tempo door de hemelruimten zwerven. Bij nadere beschouwing zie je echter, dat die wolken alleen maar een uiting zijn, terwijl daarachter een eenheid schuilgaat, die zo groot en sterk is, dat het soms voor mij zelfs de vraag is, of al deze Meesters niet ergens deel zijn van één en hetzelfde geheel, een projectie vormen van één en dezelfde kracht, één enkele kracht vertegenwoordigende. Hierover kan ik natuurlijk verder weinig zeggen. Wat ik wel kan zeggen, is, dat met alle zekerheid de Meesters in het komende jaar grote, snelle en sterke veranderingen tot stand gaan brengen. Je kunt zien, wanneer een leeuw op springen staat, wanneer een storm los gaat barsten. Zo kun je ook zien, aan al wat de Meesters zijn en reeds gedaan hebben, dat sterke inwerkingen hunnerzijds in zeer korte tijd verwacht kunnen worden.

Daarbij maken zij natuurlijk ook gebruik van de verschillende krachten van Licht, die op het ogenblik op aarde tegenwoordig zijn. U heeft allen reeds vele malen horen aankondigen: nu komt er een periode van bijvoorbeeld wit licht, blauw licht enz. Probeer u voor te stellen, dat een kiem van dit geestelijk Licht niet alleen een kracht is, maar ook bepaalde harmonieën betekent, zodat daardoor gunstige condities ontstaan voor bepaalde ontwikkelingen, begrippen, ontdekkingen, maar ook gebeurtenissen in de natuur en werkingen en conflicten in de mensen bevorderd kunnen worden. Wanneer men vanuit de kracht van deze Meesters actief is, zo zal men zeker niet nalaten, een als noodzakelijk geziene ontwikkeling juist dan te pousseren, wanneer ook de op aarde werkzame kosmische invloed daarmede in overeenstemming is.

Het feit, dat dit gebeurt, brengt mij tot de volgende vaststelling. Wij kunnen wat betreft inwijding en inwijdingsgedachten – ondanks het afzwakken wat ik reeds noemde – aannemen, dat het eerste deel van dit jaar tot waarschijnlijk eind juni of begin juli sterk is, zodat een groot aantal inwijdingen plaats zal kunnen vinden. Daarnaast kunnen wij aannemen, dat in deze periode vele nieuwe denkbeelden tot uiting komen, waardoor ook binnen meer orthodoxe groeperingen geschillen zullen ontstaan. De geestelijke vernieuwing, die zo plaats vindt, zal, volgens mij, voor een groter deel van de mensheid de mogelijkheid scheppen, paranormale kwaliteiten te ontwikkelen, een beter begrip te verkrijgen van het begrip God en misschien zelfs een bewuster en zuiverder innerlijk contact met God. De periode, die op het ogenblik aan de gang is – een periode, die loopt van ongeveer het begin van december tot ongeveer de derde week van februari, is een periode van wit Licht. Hierin komt dus een versterking van vele verschijnselen naar voren. Ik meen, dat deze periode ook gebruikt is en nog wordt, om een aantal denkbeelden zuiverder te doen formuleren. Ik geloof dan ook, dat deze periode vooral wetenschappelijk vele gunstige resultaten zal brengen, doch gelijktijdig onder de mensen grote tegenstellingen en geschillen zal kunnen veroorzaken. De strijd, strijdvaardigheid, ongelukken, rampen, de roerigheden in verschillende landen, staan volgens mij met deze kracht in verband, maar zullen op bepaalde plekken tot een uiterste worden gevoerd. En daar durf ik dan weer te spreken van een ingrijpen van de Meesters.

De periode, die begint in mei en loopt tot bijna het begin van september is er een, waarin wij geheel andere werkingen moeten verwachten. Hier komen de krachten van naastenliefde en geloof wel zeer sterk op de voorgrond. Je zou kunnen zeggen, dat de mensen hierdoor iets rustiger worden, terwijl in deze periode veelal verborgen of onopvallende ontwikkelingen van het hoogste belang zullen zijn. In deze tijd zal bij vele mensen het inspiratieve element een grote rol spelen en mogen wij aannemen, dat de Meesters, gebruik makende van de heersende invloeden, degenen, die daartoe geschikt zijn, zullen inspireren tot veranderingen in hun wijze van leven, veranderingen in hun bestrevingen, terwijl onder deze invloed ook velen zullen komen tot een juister begrip van en formulering van hun werkelijke gedachten, geloof en zelfs levensdoel. Deze invloed zal verder volgens mij gepaard gaan met het formuleren; dit zit wel zeer sterk in die invloed geborgen – van een aantal nieuwe wetenschappelijke stellingen, het herzien van een aantal economische stellingen, en daarnaast vermoedelijk politieke verwarringen, omdat men op dit terrein vele strijdige formuleringen, die bovendien innerlijk vaak als niet geheel juist of onjuist worden erkend, om prestige redenen zal willen verdedigen.

De tijd, die ongeveer half augustus begint en doorwerkt tot rond half oktober, brengt een kracht, waarin grote onrust aanwezig is. Hier wordt namelijk met sterkte en hardheid de mensheid aangepakt. Gezien het werk van de Meesters, zoals wij dit tot op heden hebben leren kennen, geloven wij, dat zij in deze dagen conflicten zullen bevorderen, die zeer fel zijn en juist daardoor de mensheid ook zouden kunnen confronteren met nu nog onvoorstelbaar grote gevaren. Ik meen echter, dat de Meesters de kracht wel zullen hebben om te voorkomen, dat hier werkelijk fataliteiten van onherstelbaar karakter ontstaan. Er is dan een mogelijkheid tot grote en zeer felle internationale conflicten, maar ook zakelijk zullen vele conflicten ontstaan. Wij kunnen in deze tijd dan ook alles verwachten, van een revolutie en een oorlog af tot een economische crisis, het failliet gaan van grote firma’s en het ingrijpen van de natuur, waardoor voor de mensheid eveneens grote verliezen en vertragingen kunnen ontstaan. Je zou hier een keuze kunnen maken uit alle mogelijke verschijnselen. Indien ik echter het werk van de Meesters juist interpreteer – en ik meen waarlijk dit te doen – zo mag ik ook zeggen: in alle gevallen zullen deze Meesters uitersten weten te voorkomen.

Zodra de mens tot een besef komt en in bewustzijn en denken reageert op de geschapen toestand, zal de toestand zelf snel veranderen en verbeteren. Daarom is dit een periode, waarin u de meest wonderlijke en eigenaardige situaties mag verwachten. Het kan zo zijn, dat twee landen vandaag nog op het punt staan elkander een oorlog te verklaren en morgen reeds tot een zo intense samenwerking en een zo gunstig verbond komen, dat een ieder dit onmogelijk zou achten. Op dezelfde wijze zullen wij in deze tijd zien, dat bepaalde economische groeperingen tot samenwerking overgaan, terwijl zij felle vijanden waren en elkander bestreden, terwijl omgekeerd groepen, die steeds tot dan samenwerkten, zich om onbegrijpelijke redenen tegen elkander keren.

Voor jezelf kun je in deze conflictperiode wel verwachten, dat je, mits je redelijk gerust en evenwichtig blijft en je door uiterlijkheden niet mee laat slepen, van de Meesters bijzondere kracht kunt ontvangen. Het is immers het doel van de Meesters, om een evenwicht te scheppen! Een nieuw evenwicht weliswaar, maar toch een evenwicht. En dit evenwicht kan alleen geschapen worden, wanneer de geestelijke kracht van de mens wordt vergroot en tevens zijn geestelijk inzicht toeneemt. Degene, die in deze periode zijn geestelijk evenwicht weet te bewaren zal dus, ongeacht de vraag, of hij voor een inwijding in aanmerking komt of niet, zeer grote mogelijkheden vinden tot verhoging van bewustzijn, intensifiëring van eigen leven en beleven, zowel als de kans een nieuwe houding te vinden betreffende angsten en begeerten, die hem in het verleden vormden.

Ongeveer half september ontstaat er weer een kosmische tendens, die voortgaat tot bijna december. Deze brengt ons in de eerste plaats vernuft. Het is een golf, waarin vindingrijkheid en gezond verstand een grote rol gaan spelen. Wanneer de voorgaande golf de mensheid niet zo sterk beïnvloedt, dat zij alle evenwichtigheid verliest, mag dus naast die bewustwording ook verwacht worden, dat men een zuiverder en juister inzicht in het leven verwerft. Ik geloof, dat het opnieuw formuleren van levenswaarden, maar voor alles godsdienstige waarden, in deze periode hand over hand toe zal nemen. Ik meen, dat ook hier de Meesters op de meest krachtige wijze hun stempel zullen kunnen zetten op het denken van deze tijd.

Er zijn natuurlijk ook nog bepaalde samenkomsten in het jaar, dat nu is begonnen. Buiten de ene algemeen bekende samenkomst van de Witte Broederschap staan er dit jaar nog twee op het programma. Volgens mij impliceert dit, dat de Meesters wel zeer nauw met de Broederschap zullen blijven samenwerken en dat de Goddelijke kracht, die toch in de samenkomsten van de Broederschap een zeer grote rol speelt, zeker ook op de meest juiste wijze gebruikt zal worden. Ik weet ook met alle zekerheid, dat er aan het einde van dit jaar een invloed van gouden Licht zal zijn. Een invloed van gouden Licht, die zelfs rond vijf maanden schijnt te zullen aanhouden. De precieze duur durf ik op het ogenblik nog niet te bepalen, maar globaal geschat zal deze inwerking lopen van ongeveer begin december tot ongeveer half april tot begin mei.  Het is niet met zekerheid te zeggen, wanneer deze inwerking weer zal verflauwen. Deze tendens geeft daar, waar er nog vrede heerst, of waar de mens weer vrede heeft gevonden, buitengewone levensenergieën, buitengewone beheersing zowel van eigen Ik als van de materie en zal m.i. een gunstige afsluiting vormen van het werk, dat de Meesters in dit jaar verrichten. Ik meen, dat deze periode van zeer groot belang wordt, doordat een voltooien van inwijding mede door praktische werken dan zeer goed mogelijk is, het afronden van wetenschappelijke impulsen en het verfijnen van technieken eveneens begunstigd worden, terwijl daarnaast een stabiliseren van alle vaak moeizaam tot stand gekomen vernieuwingen van het jaar gemakkelijker wordt. Ik neem aan, dat deze periode van het gouden Licht voor de Meesters wel het zegel zal betekenen op veel, wat in de periode van 1963 tot heden of beter gezegd tussen 1963 en het begin 1966 tot stand kwam. Het is het afsluiten van een periode. Ook daarna zullen de Meesters zonder enige twijfel nog werkzaam blijven om de gevaren, die zonder meer nog in de mensheid schuilen, te beteugelen. Pas wanneer het 1967 is, ben ik van mening, dat hun werkzaamheden wat minder intens worden, minder scherpe pieken zal vertonen en wat gelijkmatiger wordt – althans in onze ogen.

Of wij deze schijnbaar toch zeer grote operatie als beslissend mogen zien, betwijfel ik. De Meesters leven uiteindelijk buiten ruimte en tijd. Wat zij in deze dagen doen, is uiteindelijk niets anders dan het scheppen van een zekerheid voor de toekomst. Een toekomst, die zij, vergeet dat niet, kennen. Zij passen het heden aan, zij herscheppen a.h.w. de innerlijke waarden van het verleden, en zo zij dit in de huidige periode, in een meer direct contact met de mensheid doen, zo mogen wij toch ook wel aannemen, dat dit doel niet alleen de mensheid van vandaag is, maar dat hun doelstellingen de gehele mensheid omvatten, of misschien zelfs nog meer.

Ik heb hier in een niet al te lange inleiding getracht u een beeld te geven van wat wij weten. Daarbij heb ik vaak het woord ‘schijnt’, of ‘schijnbaar’, gebruikt. Hiermede wil ik aangeven, dat zover wij kunnen zien, deze punten wel juist zijn weergegeven, maar dat enkele aspecten niet geheel voor ons te overzien zijn. Ik heb perioden genoemd, definitief. Dit betekent, dat wij zeker zijn van deze perioden en de daarin optredende werkingen, tenzij uitdrukkelijk anders werd gesteld. Ik gaf u een verdeling van het werk van de Meesters. Deze werkverdeling betekent echter niet dat de nu werkzame Meesters ook in precies vier klassen uiteenvallen. Wel houdt dit in, dat vanuit ons standpunt vier werkwijzen als van elkander verschillend en gescheiden, kenbaar werden. Het zal echter duidelijk zijn, dat een Meester aan één, méér of alle genoemde wijzen van werken desnoods gelijktijdig, deel kan hebben.

Ten laatste wil ik u er nog op wijzen, dat dit een jaar is, waarin de verwarring voor sommigen misschien te groot is. Wanneer wij echter weten, dat hier een kosmische kracht achter zit, wanneer wij weten, dat er een zekerheid wordt geschapen voor de mensheid door de Meesters, zo mogen wij misschien zelfs het geweld van deze tijd bewonderen, zoals men soms in stille bewondering staat te kijken naar vliegend schuim, brekende koppen en het donderend geweld van een stormachtige zee. Het is een tijd van wonderlijk gebeuren en zelfs van wonderlijke schoonheid. Wanneer wij zelf niet direct betrokken geraken volgens eigen weten en bewustzijn in het werk van de Meesters, zo meen ik, dat men toch in dit jaar zeker het recht heeft om de gepastheid te bewonderen, waarmee juist in deze stormachtige periode de conflicten worden geregeld. Het zijn immers juist deze conflicten die uit zelfzucht en strijd samenwerking moeten scheppen. Het zijn deze dreigingen en schijnbare mislukkingen, die moeten voeren tot een uiteindelijke vrijheid van de mens. En misschien zult u ook in het komende jaar, zij het als een zeer vage kleur of een droom, reeds iets kunnen zien van een toekomst, die vrij zal zijn van heel veel van de problemen van deze dagen.

Zoals men de ijle kleuren kort vóór zonsopgang kan bewonderen, zo zou ik u raden, ook deze tekenen te bewonderen. Geniet van de verandering, want deze is de meest belangrijke werking van deze dagen. Juist door uw waardering voor de toch ook positieve kanten van een in vele opzichten misschien moeilijk jaar, zult u ook het werk van de Meesters dichter tot uzelf brengen. Want de Meesters zullen trachten eenieder te helpen, te bereiken en in eenieder zoveel mogelijk de vernieuwing tot stand te brengen. Maar het is duidelijk, dat degenen, die deze vernieuwing reeds in zich aanvoelen en een zekere vreugde gevoelen over de vernieuwing, ondanks alles, meer kans hebben dan anderen, om bij dit werk van de Meesters direct en bewust betrokken te worden, ook meer kansen zullen vinden, om de vreugden en waarden daarvan te ondergaan, dan zij, die zich angstig verschuilen voor een niet begrepen geweld.

  • In verband met hetgeen u onder meer zei over de Boeddha wil ik het volgende vragen. Er is hier meerdere malen sprake geweest van een incarnatie van een van de Grote Verlichten. Mogen wij hieruit concluderen, dat de Boeddha dus ook in een incarnatie terug zal komen?

Dat is moeilijk te zeggen; bij de geboorte van een Meester op aarde en zeker bij de komst van een Grote Meester op aarde kan men moeilijk spreken van een incarnatie in de normale zin van het woord. Wij zouden daarmede een karmische gang impliceren. Een grote kracht, die op aarde terugkeert, onverschillig in welke vorm of hoe, doet dit geheel vrijwillig, geheel volgens eigen keuze en door eigen beheersing, zodat hij in ieder geval niet gebonden kan worden geacht aan de maatstaven, die normalerwijze voor incarnaties gelden. Daarom kun je moeilijk zeggen, dat de Boeddha zal incarneren op aarde, want niemand kan zeggen, of en zo ja, wanneer en hoe dit zal geschieden, tenzij de Meester zelf hieraan bekendheid geeft of doet geven. In dit geval is mij daarvan niets bekend.

Indien u echter de huidige toestand wilt overzien, kunnen wij stellen: wij hebben pas het optreden van een wereldleraar gehad, die betrekkelijk jong is heengegaan en vooral werkte in het Nabije Oosten. Hij heeft daar een grondleer gegeven, die vooral voor de ontwikkeling daar ter plaatse en de toch zeer noodzakelijke verandering van inzichten onder vele moslims van belang zal zijn. Hij heeft gelijktijdig daarmede de wereld helpen voorbereiden op de komst van een nog Lichtender, nog groter Meester, die wij dan weer een functie toe kunnen kennen in de ontwikkeling der mensheid als bv. – ik zal hier niet zeggen Jezus, want dat vindt men te erg – maar als een grote Boeddha, een grote profeet. De vernieuwing van de tijd, die op het ogenblik plaats vindt, is echter nog niet ver genoeg gevorderd, om hier een geheel nieuwe kracht, een geheel nieuwe leer op aarde te brengen. In deze dagen zou men alles willen betrekken binnen het beeld van godsdienst, terwijl deze leer met godsdienst niets te maken heeft, maar een levensleer zal zijn. Wat nu gebeurd is, is dus eigenlijk een breken van een aantal godsdienstige concepten en het stellen van de belangrijkheid van de eenheid stof-geest, zoals deze nu op aarde bestaat.

Men maakt namelijk vaak tussen ziel en stof nogal grote verschillen en komt daardoor tot een strijdigheid van leven en werken. Wanneer de mensheid eenmaal zover is gekomen, dat zij aan een werkelijke opbouw uit de vernieuwing begint, zal zij daarbij ook behoefte hebben aan een nieuwe formulering van de goddelijke wetten en de goddelijke waarheid en wel in overeenstemming met het gemiddeld geestelijk peil, dat de mensheid dan bezit.

De geboorte van een Grootmeester betekent dus, dat op aarde een nieuwe formulering wordt gegeven, dat een nieuw patroon wordt geschonken, dat de mensheid in vele komende jaren, misschien vele duizenden jaren dit levenspatroon zal kunnen volgen, voor zij zich daarvan weer zover verwijderd heeft – zoals in deze dagen -, dat zij daarin niet meer het werkelijke contact met de Godheid, de werkelijke weg tot de innerlijke waarheid vooral ook, kan vinden.

  • Ik heb het directe antwoord nog niet begrepen. Wij zijn geneigd te denken aan zielen, die in een lichaam terugkomen of leerlingen, die in een lichaam terugkeren en dan onder de directe beïnvloeding van de Boeddha komen. Ik heb in dit punt uw antwoord niet begrepen, zodat mij daarin nog wel iets onduidelijk was.

Ik heb reeds gezegd, dat ik niet aanneem, dat het door u gestelde juist zal zijn. Daarnaast wees ik er op, dat de vorm waarin een degelijke komst op aarde plaats kan vinden, nooit van te voren geheel vast staat. Zekerheid kan men alleen krijgen door voorafgaande aankondigingen, dit is het geval bij de komst van de Messias op aarde, waarbij Jezus a.h.w. het eindproduct is van een eeuwenlange voorbereiding en daardoor dus de plaats van zijn geboorte, de wijze van geboorte en zelfs leven te voren was vastgelegd. Bij de laatste Wereldleraar was dit in veel mindere mate het geval, terwijl de Grootmeester van Licht, die op aarde “geboren” gaat worden dus helemaal geen bindingen of voorspellingen kent in dit opzicht. Wij weten maar zeer weinig van hem. Maar het is typisch, dat wij daarbij dan te horen krijgen, dat hij komt “gezeten op de wolken”, of “neerdaalt uit de hemelen” en “tredend op vuur tot de aarde komt”. Dit doet vermoeden, dat hier geen sprake zal zijn van een geboorte in de gebruikelijke zin des woords. Ik kan daarop niet veel verder ingaan, omdat mij eenvoudigweg te weinig details hierover bekend zijn.  Wanneer U vraagt naar een incarnatie, zo ben ik geneigd te antwoorden: het zal wel geen incarnatie zijn in de zin van een als kind geboren worden op aarde. Ik geloof niet, dat dit er in zit.

  • Heeft zo een Meester een ontwikkeling gehad buiten de aarde?

Dit is een stelling, die in sommige gevallen ongetwijfeld waar kan zijn. Maar niet elke Wereldleraar gelijkt in zijn ontwikkeling op elke andere Wereldleraar. M.a.w., wanneer u zo generaliseert, maakt u door de generalisatie uw stelling altijd reeds onjuist. Men kan misschien voor een enkele Meester, die op aarde zal komen, dergelijke gevolgtrekkingen maken, maar verder gaat dit toch zeker niet. De komst van Meesters op aarde brengt nogal eens eigenaardige aspecten met zich; bij de geboorte van de Boeddha wordt bv. niet gesproken over een maagdelijke geboorte – behalve veel later en onder de invloed van het christendom. Bij Jezus wordt reeds kort na zijn dood gesproken over een maagdelijke geboorte, terwijl deze vrucht zou zijn veroorzaakt of aangekondigd door engelen. Dit laatste kan echter waarschijnlijk verklaard worden door de structuur en termen van een esoterisch genootschap uit die tijd, waartoe Maria en Jozef behoorden. Van enkele Meesters – vaak goden genoemd – in de oudheid, horen wij, dat zij ‘ontstaan’ zijn. Er wordt niet gesproken over geboorte; soms denk je daarbij eerder aan een soort generatio spontanae , of een vorm van parthenogenese is, dan aan een geboorte. Al deze wijzen van uitdrukking zullen ongetwijfeld hun zin hebben. Volgens mij kan men echter het beste als volgt stellen:

Een wereldleraar van lagere orde – al is zo iemand voor ons nog onmetelijk hoog – zal over het algemeen de weg van normale geboorte kiezen. Hier mogen wij dan ook nog wel spreken, zij het in beperkte zin, van incarnatie. Bij Grootmeesters van Licht mogen wij echter niet over incarnatie spreken, omdat, zo er al een geboorte is, deze geheel buiten de norm ligt, dan wel de geboorte als zodanig niet eens aanwezig is, zodat de Meester op een gegeven ogenblik opeens ontstaat, uit het onbekende komt, er eenvoudig is. Gezien de grote verschillen, die wij reeds in het verleden op dit terrein hebben kunnen zien, lijkt het mij niet verstandig op enigerlei wijze te generaliseren, wat betreft komst, werkwijze enz. van wereldleraren, Grootmeesters, Meesters van Licht enz. Het enige, wat wij met zekerheid kunnen stellen is: wanneer zij tot de wereld komen, stammende uit de krachten des Lichts, zo komen zij tot die wereld bewogen door liefde voor de mensheid en als representant van een goddelijke liefde. Dat is het enige, wat wij met zekerheid als geldend voor allen kunnen stellen volgens mij.

  • Mag ik hierbij aansluitend vragen, of de mens, die hiervoor openstaat, de geboorte van een Meester van Licht niet zal ervaren als een merkbare kracht?

Ook dit is een vraag, waarop een definitief antwoord helaas moeilijk mogelijk is. Openstaan alleen is namelijk niet voldoende. Wanneer u zo formuleert, neem je aan dat bij de geboorte van een grote geestelijke kracht op aarde allen, die met deze kracht harmonisch zijn, deze ook ervaren; zo zal ik dit onmiddellijk beamen. Maar u stelt: openstaan. Daarbij nemen wij dan dus aan, dat het openstaan van vele verschillende soorten wezen en mensen daarmee wordt bedoeld. En toch is het mogelijk dat, terwijl de ene mens een direct contact met het goddelijke ervaart, een andere mens, die daarnaast zit, alleen verveling ervaart, ofschoon beiden met evenveel goede wil open staan voor de kracht van het Licht. Hier is kennelijk sprake van bepaalde harmonische werkingen en wetten, deze zullen ongetwijfeld bij het op aarde komen van een Meester ook bepalend zijn en uitmaken, wie dit in zich als een kracht, een weten, of anderszins, zullen ervaren.

Maar wij kunnen dit nog verder doorzetten. Wanneer u met een Grootkracht van Licht harmonisch bent, zo zult u ook voor de geboorte of totstandkoming van deze kracht in uw eigen wereld deze kracht reeds aanvoelen en erkennen. U zult daardoor vaak reeds van te voren kunnen bepalen, hoe en waar deze kracht op aarde zal ontstaan. Men voelt zich daarvoor aangetrokken als door een soort magneet. Wij kunnen hiervan vele eenvoudige voorbeelden vinden, bv. in het christendom, dat u het beste bekend zal zijn. Wij horen daar van de wijzen uit het Oosten, die een verre reis maakten naar Bethlehem. Nu betekende een verre reis in die dagen vele jaren of ten minste vele maanden. Toch komen zij volgens het verhaal kennelijk kort na de geboorte van Jezus in Bethlehem aan, wat bewijst, dat zij reeds vóór de geboorte van Jezus op weg moeten zijn gegaan. Zij voelden dus reeds te voren, door hun harmonie met de kracht, die tot uiting kwam, wat er zou gaan gebeuren en waar ongeveer dit zou plaats vinden. In het oude testament treffen wij enkele profeten – lang niet allen – wier voorspelling van de Messias zo treffend is, dat je haast aan moet nemen, dat zij fragmenten van zijn bestaan op aarde te voren reeds hadden waargenomen.

Ook hier moet gesproken worden van een grote harmonie. Zij vormen een tegenstelling met andere profeten, wier verkondiging van de Messias eerder lijkt op politieke propaganda; bij hen vinden wij geen beschrijving van de werkelijkheid van Jezus, maar eerder het opwekken en zoethouden van het volk met een bepaalde hoop. Zij putten waarschijnlijk uit de vóór hen levende profeten, uit het verleden, om met de belofte van een verlosser het volk moed in te spreken. Wanneer u zich de moeite getroost de verschillende profetieën betreffende Jezus te lezen, zo zult ook u ontdekken, dat er onder hen enkele zijn, die kennelijk zeer nauw verbonden waren met de Jezus, die veel later op aarde zou verschijnen.

Ook in delen van de hindoegeschriften treffen wij soortgelijke voorspellingen aan, die duiden op de geboorte van een nieuwe Heer, de Boeddha. Sommigen beschrijven van hem delen van zijn leven en zelfs reeds iets van zijn leer. Ofschoon er velen spreken over de komst van een nieuwe held, een boeddha – de cyclus hernieuwt zich bij hen steeds, zoals u weet – vermelden de meesten niet, hoe en waar deze geboren zal worden, wat hij zal zijn en brengen. Zij gaan kennelijk uit van menselijke kennis, terwijl de anderen iets beleefden. Ik meen hiermede tevens uw vraag beantwoord te hebben: niet een ieder, die openstaat voor de Kracht, zal deze dus ervaren, maar wel: een ieder die openstaande of niet, voldoende harmonisch is met de Kracht, zal haar komst ervaren.

  • Is er iets bekend van de komst van de heer Maitreya?

We zou hoogstens zeggen, dat velen, die de komst van de nieuwe Meester aanvoelen, hem deze naam zullen willen geven. Het is echter niet de naam, waaronder hij zal leven. Verder dient men niet te vergeten, dat namen in godsdienst, magie en esoterie, namen zijn met eigenaardige eigenschappen. Wij kennen werkelijke namen, maar slechts aan weinigen zijn deze bekend. Dan kennen wij de vervangende grote namen, waarvan meer bekend is en een groot aantal omzettingen en aanduidingen van die namen, waarvan dan vaak een enkele bij voorkeur gebruikt zal worden. Maar wat is dan de werkelijke naam? Dat weet je eigenlijk niet. Zoals u zelf weet, is bv. het ontdekken van een ware naam van God een innerlijk proces, een geheim, dat je alleen innerlijk op kunt lossen. Ik heb dus iets tegen het definitieve gebruik van deze naam. Wel kunt u zeggen: het is de met deze naam aangeduide kracht, die binnen de golven van deze ontwikkeling tot uiting zal komen.

Nu er geen vragen meer zijn, wil ik u nog kort bezighouden tot onze gast aanwezig is.

Ik heb getracht u een beeld te geven van het werk van de Meesters in deze dagen. Laat mij dan hieraan toevoegen, dat er altijd “Meesters” zijn geweest. Wat wij op het ogenblik meemaken, is maar een zeer klein deel in een geschiedenis, die de gehele mensheid en meer dan dit omvat.

Het is een proces, dat, naar ik meen, wordt bepaald door bewustwording. Steeds weer zal er uit een golf van leven een bewustzijn ontstaan, dat zo dicht tot het Goddelijke komt, dat het a.h.w. de representant van zijn tijd kan zijn, maar gelijktijdig ook de betekenis van  het Goddelijke in zijn tijd kan representeren. Hierdoor ontstaat een eenheid, die buiten elke ruimtelijke of tijdsverhouding staat en eeuwig is. Wanneer die kracht nu gelijktijdig een erkenning inhoudt van de mensheid, zal hetgeen zo in de mensheid als bewustzijn uit de schepping ontstaat, gelijktijdig tot die mensheid worden gereflecteerd.

Nu zijn er tijden, dat alle Meesters, die wij kennen en waarschijnlijk nog meer, die wij niet kennen, actief zijn op of bij de aarde. Dit zijn de tijden van overgang waar kosmisch gezien geen aparte Heerschappij bestaat. Zoals deze periode dus, waarin Aquarius nog niet sterk genoeg is om werkelijk te heersen, terwijl de vorige Heerser zijn greep reeds deed verzwakken, zodat ook deze geen werkelijke invloed meer heeft. Zodra zo een tijd voorbij is, zien wij dat er op aarde een kracht komt of geboren wordt, die in het verleden het boven omschreven bewustzijn heeft bereikt. Het is dus niet onmiddellijk God, die op de wereld komt, maar een bewustzijn, dat in het verleden uit de schepping tot God kwam. Dit bewustzijn keert dan terug tot de wereld en zal daar in stoffelijke vorm optreden. Verder blijkt, dat zo een kracht door vele entiteiten of engelen wordt vergezeld. Een groot deel van deze “engel” genaamde krachten heeft echter ook in het verleden, stoffelijk op een wereld geleefd. Zij behoren tot de zelfde cyclus, waarin de op aarde gekomen Grootmeester de top was. Zij treden op als zijn dienaren en nemen niet onmiddellijk een stoffelijke vorm aan, maar blijken in het werk, dat volbracht wordt, vaak een onmetelijk groot aandeel te hebben.

Wij kunnen bv. stellen, dat Jezus niet alleen bij zijn geboorte door engelen werd vergezeld, maar dat Hij tijdens geheel zijn leven tot kort voor zijn dood voortdurend werd vergezeld door deze zelfde engelen en krachten. Eerst op het ogenblik, dat Hij de enige was, die het verdere verloop van zaken kon voltrekken, zodat geen verdere hulp meer mogelijk was, zien wij Hem een ogenblik in eenzaamheid. Zodra Hij echter gestorven is, zien wij deze krachten opnieuw optreden en Hem vergezellen, tot Zijn hemelvaart.

Dit betekent, dat de Meesters, waarvan wij op deze avond hebben gesproken, dus niet allen stammen uit gekende tijden – er zijn er bij, die zo in het begin van de wereld actief waren, dat hun naam zelfs niet verbasterd in een mythologische figuur bewaard werd, omdat de mensen van die dagen ternauwernood konden spreken – maar allen hebben vanuit de Goddelijke Liefde iets bijgedragen tot de vorming van de wereld, allen werden en worden vergezeld door hun “engelen”. Ook wij, die behoren tot deze cyclus van de mensheid, zullen misschien een top opleveren, een geest, die zover weet door te dringen buiten alle grenzen van ‘zijn’ tot in het goddelijke, dat deze voor ons het brandpunt wordt, wanneer ergens in een tijd en wereld een situatie ontstaat, die zo harmonisch is met ons wezen en ervaren, dat het ons als dienaren van deze top, die dan Meester van Licht zal zijn, mogelijk zal worden daar de goddelijke liefde te openbaren.   Je spreekt over een jaar, maar eigenlijk spreekt men altijd over de eeuwigheid. Ik mag mijn betoog dan ook wel eindigen met u in het bijzonder nog eens daarop te wijzen. Degenen, die als Licht tot ons komen, zijn ouder. Sommigen van hen hebben misschien niet geleefd – ik geef dit graag toe – in een wereld, zoals wij die ons voorstellen, zoals wij deze kennen. Maar ook zij hebben eens, ergens, een keuze moeten doen, ook zij hebben zichzelf moeten vormen, ook zij hebben God moeten aanvaarden, voor zij ooit in deze zin actief konden worden. Eens, wanneer deze tijd en ons bestaan op aarde reeds lang verbleekt is uit de herinneringen van het nageslacht, zullen er ook van ons enkelen zijn, die op aarde aanwezig blijven, die terugkeren tot de aarde en de wereld.

En elke keer wanneer er een ogenblik van grote beslissingen is in het lot van de mensheid zullen ook wij, wanneer wij eenmaal zover gevorderd zijn, met die anderen, met die Meesters, terugkeren: omdat de goddelijke liefde, de volmaaktheid van de mens, zoals hij in God bestaat, onze drijfveer zal zijn en wij deze voortdurend waar moeten maken om in onszelf God te kunnen blijven beleven. Ik dank allen, vrienden, voor uw aandacht en vraag diezelfde aandacht nu voor een gastspreker, die de avond voor u zal besluiten en misschien gelijktijdig een aanvulling kan betekenen op dat, wat ik trachtte, u duidelijk te maken.

 ESOTERIE.

Wanneer de nacht ten einde loopt, waait er een kille wind. Wanneer, een tijd van duister op de aarde ten einde gaat, is het of er een koelte waait, die tot een scherpe en snijdende wind aanwakkert, juist voor het Licht geboren gaat worden. Dit is de tijd van de wind. Dit is de tijd, dat de elementen beroerd zijn, dat de wateren hun perken te buiten treden. Dit is de tijd, vóór de morgen.

Wie denkt, dat het duister voor eeuwig duurt, wordt tot waanzinnige, door het aanblikken van de nacht. Voor hem is de kilte van de morgen de stijgende kou van de dood.

Wie weet, dat de morgen komt, proeft zelfs reeds in de kilte de warmte van de naderende dag. Het aanbreken van de Lichtende dag van menselijke geest is dichter bij, dan u gelooft. Wees daarom getroost, wanneer de wereld een ogenblik kil en koud is. Wees sterk, wanneer de wereld u wreed en onbegrijpelijk toeschijnt.

Dit is de tijd, waarin de dromen beëindigd worden, de tijd waarin een nieuwe werkelijkheid begint. Uit de krachten van Geest en Licht, uit de krachten van bewuste wereld en zon wordt uw mensheid vernieuwd. Aanvaardt deze vernieuwing in vreugde en zonder verzet!

Vernieuw uzelf, zover gij kunt, maar ontken ook niet de vernieuwing en verandering in anderen. Verwerp deze niet, want wie in zich het Licht der vernieuwing aanvaardt, zal weten, welke krachten de geschiedenis der mensheid schrijven in deze dagen. Uit het Licht zijn zij gekomen en met het Licht schrijven zij opnieuw de naam van de Eeuwige in alles, wat geschapen is.

Uit de kracht van Licht zuiveren zij en doen zij al het onzuivere verdwijnen.

Uit de kracht van het Licht veranderen en vernieuwen zij de mensheid.

In en uit het Licht herscheppen zij de wetten des levens, hen weer makende tot de ware wetten, die waren in den beginne.

Wanneer gij denkt aan de tijd die gaat komen, denk dan aan die tijd als het ogenblik van komend Licht.

Zoek dit Licht met geheel uw wezen. Vrees geen duister en geen verwarring.

Wees zonder angst en wees zeker in uzelf. Zo gij het Licht voelt, dat nog niet geopenbaard is, zo zullen wij u het Licht tonen in uzelf, voor het kenbaar wordt op de wereld.

Want de taak, die velen van ons zich hebben gesteld in deze dagen is:

U zekerheid en kracht te geven in uzelf. Zoek dan deze zekerheid en deze kracht. Aanvaard deze zekerheid en deze kracht, opdat gij in dit duister, in de kilte, voorafgaande aan de dag van Licht, moogt zijn de brengers van zekerheid, degenen, die leiden tot wat komt, degenen, die in zich de kracht van de Geest en van het Licht erkennen en de goddelijke liefde opnieuw openbaren aan de mensheid. De keuze is aan u! Kies !

Zo gij een keuze doet en weet, dat deze goed is, houdt u daarbij; zoek niet steeds nieuwe, andere krachten te dienen en te volgen, zoekt niet uw geloften en beloften te hernieuwen en te veranderen, doch kies de Kracht des Lichts volgens uw wezen en waarheid.

Volg deze, opdat gij tot het einde der duisternis in u de Krachten des Lichts zult mogen ervaren, en voor hen, die zonder dit door het duister gaan, moogt zijn: zekerheid in de materie, de zekerheid, die zij menen te ontberen.

Ik breng u deze boodschap in de naam van de Broederschap en in naam van de Lichtenden, die nu gezamenlijk op deze aarde werkzaam zijn en zoeken naar wezens, die met hen, ja als voertuig voor hen, willen werken in de vernieuwing.

Ik wens u allen sterkte en zegen op uw pad en bewustzijn van het komende Licht.

image_pdf