Het wezen van de bewustwording

image_pdf

uit de cursus ‘Kosmische filosofie’ november 1958

Zoals wij in de vorige les hebben kunnen zien, is de mens vooral wanneer hij niet innerlijk een rustpunt heeft gevonden een speelbal van vele krachten rond hem. Krachten uit de kosmos die zijn leven be­ïnvloeden, kosmische krachten en wetten die hem beperken in zijn mo­gelijkheden, hem dwingen bepaalde belevingen te ondergaan. Wij spreken ook over deze weg als bewustwording. Deze bewustwording echter kan natuurlijk niet alleen bestaan uit het ondergaan van uiterlijke omstan­digheden. Wat het bewustzijn is, weet u waarschijnlijk. De bewustwording echter ‑ een veel gebruikt woord ‑ wordt door de meesten niet of niet geheel begrepen. Willen wij inzicht krijgen in de kosmische krach­ten en de kosmische werkingen, dan moeten wij van uit dit “leren naar de kosmos toe te groeien” uitgaan.

In de eerste plaats betekent bewustwording het vergaren van feiten en ervaringen. Dus een vergroting van inhoud. In de tweede plaats het bereiken van harmonie met andere waarden, wat dus geheel verschil­lend is van het vorige punt. In de derde plaats leert men om emotie en wil terug te brengen tot hun feitelijke waarde. Zolang emotie en wil dingen zijn, waarmee u werkt en waardoor u wordt gedreven, hebben ze weinig zin. Ze moeten een aanvulling zijn van weten en ze moeten langzaam maar zeker het begrip of de wijsheid doen ontstaan. De kern van alle be­wustwording, is dan ook wel in de eerst plaats wijsheid. Toch hebben we nog een vierde punt. In alle bewustwording ligt nl. mee besloten, het verwerven van kracht. Dit laatste punt wil ik allereerst uiteenzetten.

Op het ogenblik dat men zich bewust wordt van zijn werkelijke we­zen, heeft men alle ervaringen doorgemaakt die noodzakelijk zijn om dit wezen te omgrenzen. Elk bewustzijn betekent een beperking. Je kunt je niet van alles bewust zijn, omdat er geen vergelijkingsmogelijkheden zijn. Ben je dus van jezelf bewust, dan heb je de tegenstelling gevonden die er bestaat tussen jou en de rest van de schepping. In deze tegen­stelling bezit je een zekere kracht. Die kracht kan tegenover het totaal van de schepping nooit groot zijn. Ze is meestal zeer minimaal.

Maar op het ogenblik dat je leert om dit “ik” te gebruiken als een brandpunt, waardoor krachten uit het Al kunnen vloeien, kun je praktisch over alle kosmische kracht beschikken; meer dan de kosmos zelf op jou kan uitoefenen, want ook jouw eigen wezen is ermee verbonden. Het kan een heel klein verschil zijn misschien, maar het is er. Wanneer wij nu beginnen te leven, hebben we praktisch geen kracht buiten levenskracht. Wij accepteren het bestaan, wij trachten het te handhaven. Wij kunnen aan onze omgeving ‑ zowel voor een stoffelijk als voor een geestelijk voertuig ‑ datgene ontnemen, wat noodzakelijk is om het in stand te houden en het te voeden. Want zowel een geestelijk als een stoffelijk voertuig groeit en breidt zich uit. Wanneer eenmaal de mens gekomen is tot een punt, waar een lichamelijke groei niet verder mogelijk is, treedt verval in. Wanneer geestelijk een punt is bereikt, waarop geen verdere groei mogelijk is, zal men ‑ als de slang de huid van beperking ‑ de begrenzing van het bewustzijn terzijde moeten werpen om verder te kunnen groeien, dan wel ook weer vervallen en verkommeren.

In alle gevallen ‑ maar zeker in deze meer primitieve periode – kan men meer krachten ontvangen dan men in werkelijkheid ontneemt. De capaciteit van de geest om kracht te ontnemen aan het Al is over het algemeen 5 tot 10 maal zo groot als de gerealiseerde krachtopname. U zult begrijpen dat een geest, die verschillende malen achtereen haar beperkingen terzijde heeft geworpen en zo een verdere groei mogelijk heeft gemaakt, uit het Al meer krachten moet opvangen. Zij moet zich uitbreiden en vergroten. Zij moet voor haar bewustzijn, maar ook voor haar totale wezen steeds meer energie gebruiken. Aan de andere kant kan zij, doordat zij groter is geworden, ook meer energie hanteren. Ze is dus in staat bewust en zonder schade een grote hoeveelheid van de kosmische energie tot zich te trekken en van uit zich te richten. Theoretisch gaat dit zover voort dat uiteindelijk de krachten van de kosmos en het “ik” één kunnen zijn.

In deze richting gezien is het opvallend, dat ‑ zodra wij in de stoffelijk vorm zijn ‑ geen uitdrukking in weten hieraan kan worden gegeven. Er is geen wetenschappelijk bewijs voor mogelijk, er is geen totale redelijke kennis omtrent dit alles te verkrijgen. De kracht is een geheimzinnig iets, dat zich steeds blijft onttrekken aan de kennis. Anderzijds echter blijkt, dat zij aan de hand van emotie en wil bijzonder sterk te richten is. Men mag dus stellen dat met de groei van het bewustzijn ook de kracht groeit, maar dat deze kracht voor de mens alleen kan groeien uit een emotionele gesteldheid, nooit uit een redelijke.

De fase van uitbreiding van bewustzijn moet ook alweer worden gezien als een verrijking. Maar een verrijking met feitenmateriaal alleen geeft geen inzicht. Het is mogelijk om alle werken te lezen, die op de hele wereld bestaan, over alles wat betrekking heeft op genegenheid, op liefde, op gehechtheid van mens tot mens, van mens tot dier, enz., zonder dat u ooit zult kunnen beseffen wat dit is. Want u zult het eerst moeten ondergaan. Intellect zonder emotie is voor bewustwording waardeloos, omdat in de eenzijdigheid het evenwicht teloorgaat. Er is geen begrip, geen verwerken van de kennis. Het is echter voor ons wel zeer noodzakelijk, dat wij ook de kennis verwerken op emotionele wijze. Wij moeten anderen kennen, wij moeten een ander kunnen begrijpen; wij moeten kunnen ingaan op de werkelijkheid. Vandaar dat menig mystieke groepering aan meditaties en vooral ook contemplaties een zeer belangrijke taak toekent in het scheppen van bewustzijn.

Dat is heel begrijpelijk. U hebt misschien nog nooit gekeken naar een onbelangrijk ding, bv. een pitje uit een appel. U gaat het voorbij, u ziet het niet, u beleeft het niet. Maar ga er nu eens een uur over zitten nadenken. Probeer je voor te stellen wat er allemaal aan vastzit. Appelbloesem, bomen in de zomer, vruchten, de vreugde, die de vrucht weer brengen kan. U hebt dan plotseling iets gevoeld van een leven dat niet het uwe is. U bent daardoor rijker geworden. Dit brengt ons dichter bij het wezen van de bewustwording. Want met alleen het omschrijven van de kwaliteiten en eigenschappen komen we niet zo ver. Het wezen van de bewustwording is niet een jezelf verliezen in anderen, maar jezelf verrijken, opdat je in begrip gelijk bent aan anderen. Dit houdt in dat de top van de bewustwording een toestand is waarin het “ik” volkomen gelijk is aan God.

Een gevaarlijke stelling. Maar het wezen van de bewustwording houdt dit in. Er komt een ogenblik, dat alles omvat is. Onze innerlijke wereld behelst alles wat buiten ons bestaat. De boom die in ons leeft, is misschien niet identiek aan de boom die buiten ons bestaat. Maar de boom die wij kennen, doet ons de essence van het plantaardig leven erkennen. Zij is voor ons een afronding van het geheel van onze wereld. En wij kunnen in onszelf door dit begrip de boom herscheppen. Je kunt dit doorvoeren op praktisch elk terrein. Steeds weer is het in ons bevatten van hetgeen buiten ons kan bestaan ‑ niet slechts als een weten, maar als een doorleven ‑ een verrijking van het wezen.

Wij hebben dat gevoel nodig, omdat er essences zijn die niet uitdrukbaar zijn. De gevoelens van lust en onlust kunt u wel rationaliseren, maar u kunt ze nooit omschrijven. U kunt zelfs wanneer u het weet, nog niet precies vertellen waarom u geprikkeld bent en hoe deze prikkeling zich in u uit. Dat blijft onbestemd. Dit onbestemde echter gehoorzaamt aan vaste wetten. Ook de emotie wordt dus in het Al wel degelijk als een vaste waarde beschouwd en niet als een vluchtige vlaag van onbeheerstheid.

U zult misschien gemerkt hebben dat ik emotie en wil gelijk heb gesteld. Ook dat is waar. Want een redelijk willen heeft geen inhoud. Het redelijk willen is altijd negatief. Het kan nooit de bewustwording bevorderen. Het willen echter dat geboren wordt uit méér dan weten, wordt tot een innerlijk drijven, waarbij het hele wezen, het leven aan een bepaald doel kan worden gewijd. De wil is het voortvloeisel van de emotie.

In een bewustwording is dit zoeken en dit drijven altijd aanwezig. Wij hebben al eens eerder gezegd: God heeft in ons gelegd de honger naar volmaaktheid, naar bewustwording, enz. Maar wat hebben wij er an­ders mee gezegd, dan dat de factor “emotioneel‑gedreven‑zijn” een nood­zakelijk bestanddeel is van ons wezen? Dat dus elke verrijking van dit wezen mede deze factor moet inhouden en deze factor mede moet verwer­ken. En als je dat zo gaat bezien, dan ga je je ook realiseren dat die emotie erg belangrijk kan zijn in de bewustwording. Ze mag volgens de rede beheerst worden, maar ze mag niet ontbreken. Zolang het denken niet gepaard gaat met gevoelens, is het waardeloos.

Toch is ook weten noodzakelijk. Weten wordt niet alleen uit feitenmateriaal opgebouwd. Het is hoofdzakelijk een kwestie van zien, van beel­den in jezelf hebben. Ik geloof niet dat er één mens is, die iets nieuws kan scheppen. Al wat je doet is herscheppen. Maar het weten maakt het ons mogelijk te herscheppen. Hoe mooi wij weten over bv. de struc­tuur van de materie, over de reacties van ons eigen wezen, over de moei­lijkheden en mogelijkheden van de mensheid, hoe zuiverder wij in onszelf kunnen komen tot een beeld dat ons met deze mensheid in verband brengt. Hebben wij dit verband gevonden, dan kunnen wij deze mensheid in onszelf herscheppen. Dat is een van de groot‑magische krachten in jezelf, je wereld herscheppen.

Hoe dat gebeurt? Wel, ik weet niet of u wel eens gehoord hebt van een man, die in Tin Pan Alley erg beroemd werd. Hij maakte nl. schlagers en dat deed hij op de volgende manier. Hij nam de werkstukken van zijn col­lega’s, knipte die in stukken en plakte vervolgens de stukken in een an­dere sequentie aaneen. Hij verkreeg daarmee een zgn. nieuw lied, waarin geen enkele noot van zijn eigen hand aanwezig was. Op dezelfde manier werken wij ‑ of wij willen of niet ‑ met het leven. Wij willen wel iets nieuws creëren, maar in feite doen wij niets dan feiten ‑ reeds geconstateerd dus ‑ in andere verhoudingen samenbrengen, met steeds dezelf­de kleuren ‑ een ander beeldje in de caleidoscoop van het leven werpen. Wij kunnen niet vernieuwen.

Wij moeten echter wel proberen om toch een uitbreiding te verkrijgen.

Een uitbreiding van mogelijkheden door een grotere hoeveelheid van weten is mogelijk, mits in elk weer de emotie aanwezig blijft, mits bij elk de wil tot uiting een deel van de realisatie is. Hebben wij dit alles bereikt, hebben wij in ons het weten, de emotie met de daaruit voortvloeiende sturing (de wil), hebben wij het scheppen, waardoor de kracht in ons een voortdurend juister uiting mogelijk maakt, dan zullen wij in zekere zin vrijer zijn t.o.v. de ons beheersende krachten.

Een vorige maal hebben wij u verteld over al die krachten uit de kosmos, die uw meester zijn, die u regeren, die uw lichaamsbouw mede helpen beïnvloeden, die bepalen welke dagen voor u gunstig en ongunstig zijn. Stel u nu voor dat u zelf zo groot wordt dat uw kracht gelijk is aan de kracht die u van hen uit bereikt. Dan kunt u deze volledig uitschakelen, nietwaar? Maar wanneer u het begeert, wanneer u deze werking ziet als iets goeds, dan kunt u door uw eigen kracht daarop te richten en daarmee samen te werken een veel groter resultaat krijgen.

Nu is het bestrijden van krachten die ons niet passen erg moeilijk. U hebt het in uw eigen leven waarschijnlijk wel eens bemerkt. Wanneer u iets niet wilt doen, is het veel moeilijker u daaraan te houden, dan wanneer u zich hebt voorgenomen om iets wel te doen. Je komt gemakkelijker tot een daad dan tot een onthouding. Elke wijziging die positief is, betekent voor ons met een minimum van kracht een vergroting van eenheid met het Al. Elke onthouding daarentegen betekent dat de krachten die wij uit het Al onttrokken hebben, de krachten die in onszelf bestaan, worden gebruikt om andere krachten uit te schakelen. Dat is een strijd. Een strijd die ons enerzijds steeds bindt aan de kracht die wij bestrijden, anderzijds iets wat onze krachten en onze vermogens verteert en geheel in beslag neemt, zodat wij niet verder komen. Wij blijven dan onbevredigd, omdat in ons de drang is tot verdergaan.

De consequentie hiervan kunnen wij dus trekken: Het wezen van de bewustwording vergt een zo positief mogelijk streven, waarbij zoveel mogelijk in harmonie met andere krachten wordt gewerkt. Harmonie is één klank, is gelijkgerichtheid. Wij behoeven niet geheel te weten wat die krachten inhouden, wanneer wij slechts datgene erin erkennen wat voor ons noodzakelijk is. Ik zou hier graag een voorbeeld aan willen toevoegen.

Stel dat er een trein is, een Oriënt‑Express die van hieruit gaat tot Turkije. Uw doel is Parijs. Deze trein gaat ook naar Parijs. Dan is het logisch dat u met deze trein kunt en zult reizen. Verder is het heel logisch dat u, wetend dat het een trein is, u daarin be­geeft zonder u af te vragen wat voor een locomotief ervoor staat of hoe ze functioneert; zonder u af te vragen hoe het personeel werkt en welke zorgen er langs de lijn zijn getroffen. U neemt aan dat dit wel goed is. U hebt nl. geen tijd genoeg om al die dingen te leren. Als u voor elke treinreis eerst zou moeten leren de trein te bestu­ren, het veiligheidssysteem te kennen, ja, tenslotte misschien de opwekking van stroom of andere krachten geheel te beheersen, zou u nooit weg kunnen komen.

Wanneer wij in het bewustzijn tot harmonie komen, gebeurt er iets dergelijks. Wij aanvaarden een kracht, waarvan wij bepaalde aspecten hebben erkend. Maar alleen maar bepaalde. De andere aanvaarden we ongezien en deze blijven voor ons over het algemeen enigszins verborgen. Wij ondergaan er wel de uitwerking van, maar kennen er niet de inhoud van. Hoe groter nu de kracht, waarmee wij in harmonie zijn, hoe groter het aantal werkingen dat zich aan ons direct bewustzijn onttrekt. Want in het wezen van de bewustwording is ook gelegen, de voortdurende vergroting van de krachten en beïnvloedingen buiten ons. Wij zullen er slechts van verwerken wat in ons is. Maar wat buiten ons ‑ niet inner­lijk beleefd ‑ bestaat, is een dwang tot leren, een drang tot erkennen, zodat uit de harmonie de behoefte tot weten wordt geboren. Uit het we­ten ontstaat de behoefte tot begrip. Hierdoor wordt de emotie gemoeid met het weten en zal uiteindelijk de wil zich een doel stellen volgens het weten. Hierdoor zijn wij wederom in staat ons af te stellen op gelijkgerichte krachten, voor ons nog net erkenbaar, ondergaan wij wederom in de harmonie de bevordering van ons streven en komen wij zo tenslotte tot een nieuw niveau, waarop hernieuwd het weten zijn cyclus begint.

Wanneer de mens spreekt over bewustwording, is hij gewend dit te zien als iets hoogs, iets heiligs. Hij ziet het als iets waarnaar je krampachtig moet streven of iets, waarmee je wel heel erg voorzichtig moet zijn. Het enige wat hij vergeet, is dat bewustwording een natuurlijk deel van zijn leven is. U kunt niet leven zonder bewust te zijn en steeds bewuster te worden. Elke normale gebeurtenis van het leven, elke kleine variant, al is het maar een kleine wijziging van temperatuur, elke mismoedigheid, elke vreugde, zijn een bevordering van en een vergroting van het bewustzijn.

Het wezen van de bewustwording is identiek met het wezen van het leven. Wanneer ik deze stelling hier poneer, kan ik niet volstaan met haar te stellen met slechts een enkele kleine verklaring. Ik moet trachten te bewijzen dat geen leven zonder bewustwording, maar ook geen bewustwording zonder leven mogelijk is.

Wat is leven? In kosmische zin is leven een bewustzijn, waardoor men handelend kan staan tegenover het Al, waarvan men deel uitmaakt. Op het ogenblik dat u dus als een entiteit, als een ego over de wereld gaat, leeft u. Maar in dit leven moet u zich aanpassen aan de wereld, waar tegenover u staat. U kunt niet slechts uzelf‑zijn en die wereld buiten u geheel negeren. Die buitenwereld werkt nl. in u, ze heeft in­vloeden die voor u onontkoombaar zijn. U moet en u zult dus al wat die wereld brengt ondergaan. Het gevolg is dat u die wereld moet leren kennen, u leert feiten kennen omtrent die wereld. Uit die feiten distil­leert u meningen ‑ meestal onjuiste – maar daardoor komt u ook tot een emotioneel u stellen tegenover hetgeen die buitenwereld betekent. Uw zoeken naar het voor u prettigste (primitieve vorm) betekent weer dat er een wil ontstaat die gericht is op de ontwijking van het onaan­gename en de bevordering van het aangename. Zelfs de primitiefste le­vensprocessen brengen een voortdurende bewustwording met zich. Wanneer er geen leven is, is er ook geen bewustzijn. Wanneer er geen bewustzijn is, is er geen leven.

Een eigenaardige verklaring misschien. Maar op het ogenblik dat er geen bewustzijn is, is de goddelijke kracht, het enige wat leeft in de uiting en verder niets. Dit is geen leven volgens onze opvattingen, omdat een handelen hierin onmogelijk is maar slechts een ondergaan. Een erkennen is evenzeer onmogelijk, want er is slechts een “gestuwd zijn.”

U spreekt rustig in de wereld over dode stof ofschoon in die stof toch bepaalde bewustzijnsvormen nog kunnen bestaan. Hoeveel doder zou een kracht niet zijn die zich niet bewust is van hetgeen haar onderscheidt van de buitenwereld. Die zich zelfs niet van een eenheid bewust kan zijn. Die slechts bestaat krachtens haar bron zonder meer. U zult het met mij eens zijn, dat een dergelijke kracht niet leeft volgens onze concepten. Dan is dus een erkennen noodzakelijk. Wanneer een erkennen noodzakelijk is om te leven, houdt dit in dat er een bewustzijn noodzakelijk is. Wanneer een bewustzijn plus een leven optreden, een twee‑eenheid a.h.w. een soort Siamese tweeling, volgt hieruit dat naarmate het leven zich ontwikkelt ook het bewustzijn zich mede ontwikkelt. Dat nooit het leven verder kan gaan dan het bewustzijn of het bewustzijn verder dan het leven. Er is een voortdurende wisselwerking tussen deze beide.

Alle leven is bewust. Wanneer alle leven bewust is, ligt ook in alle leven een waarde, die door een ander ervaren, verwerkt en in zichzelf gerealiseerd kan worden. Dan is in het leven de bewustwording het logische gevolg van het contact met de buitenwereld. Maar wij spreken pas over bewust zijn, wanneer hetgeen in de buitenwereld wordt ervaren in ons innerlijk is vastgelegd. En het product van elke bewustwording, zal een bewustzijn moeten zijn. Daaraan ontkomen wij niet. Dan kan de stelling verder worden doorgevoerd: Slechts wanneer in mij een volkomen, afgeronde wereld is die geen enkele harmonie met een buiten mij liggende wereld noodzakelijk of mogelijk maakt, kan gesproken worden van een volmaakte bewustwording, waar geen verder bewustzijn meer kan voortvloeien uit het bestaande. Dit is een soort “dood” in de zin van afgesneden zijn van het leven. Anderzijds betekent het één zijn met de levende kracht en alle levende kracht.

Wij kunnen natuurlijk niet die grote eenheid zonder meer bereiken. In de eerste plaats laat het wezen van de bewustwording zelf ons dit niet toe. Het is een steeds uitgroeien. En een groei die moet voortgaan, totdat een volmaaktheid, een volledige evenwichtigheid is bereikt. En in de tweede plaats: Wanneer een bewustzijn te klein is om geheel te overzien, zal het zich een doel kiezen, dat nog net bestaat. Wij kunnen niet harmonisch zijn met een kracht waarvan wij het bestaan niet eens kennen. Om harmonie met een zekere kracht te gewinnen, moeten we althans enige aspecten van die kracht kennen, zij het ook niet alle.

Hieruit volgt dat de bewustwording zelf nooit een direct‑op‑God-gerichte kan zijn. Zij zal bepaalde fasen van de goddelijke openbaring voor zichzelf nemen, deze stellen desnoods als totaal of als geheel, een innerlijke harmonie hiermee produceren, de krachten die uit die harmonie komen, gebruiken om voor zichzelf een steeds zuiverder verhouding met de kracht te verwerven en zo een beeld te krijgen, waarbij groter en intenser harmonieën met andere wezens of vollediger harmonieën met het voorgestelde wezen uiteindelijk bereikt worden.

Al het voorgaande samengebracht doet de vraag rijzen: is bewustwording een noodzaak? Antwoord: Ja. Zonder bewustwording is er stagnatie. Waar stagnatie is, is geen leven mogelijk. Wij behoeven niet uit te grijpen naar het hoog-geestelijke, wij behoeven niet uit te grijpen naar het buiten‑ons‑begrip‑liggende. Maar wij moeten alles, wat voor ons begrijpbaar en kenbaar is, zo intens mogelijk doormaken, zo intens mogelijk beleven. Het is de inhoud van het heden, die bewustwording mogelijk maakt. Maar het is ook het leven in het heden dat bewustwording noodzakelijk maakt. Want wij kunnen niet in het heden blijven staan, er komt steeds weer een volgend moment.

Onze innerlijke wereld zouden wij ons dan misschien het best kunnen voorstellen als een leeg magazijn. Elk moment komen er artikelen bin­nen die op de planken van de herinnering worden opgeslagen. Maar het zijn onderdelen, niet alleen voorwerpen zonder meer, zoals wij menen. Wanneer ik u elke dag een boutje, een moertje, een stukje metaal stuur, dan is het mij mogelijk u in enkele jaren bv. een zeer machtige vlieg­tuigmotor toe te zenden. Hetzelfde doet het bewustzijn. Het slaat onder­deel na onderdeel op van de scheppende kracht. Maar wij hebben er niets aan, wanneer wij die onderdelen nu ook niet vergelijken en bij elkaar voegen.

En dat kun je nu weer niet redelijk doen. Redelijk ben je niet eens in staat de inventaris van je eigen wezen helemaal op te maken. Echter het gevoelsleven erkent vaak: “O, dit is de schroef, dat is de moer en daar is het blok, waarin beide moeten worden verwerkt. Zo zult u juist door het gevoelsleven haast intuïtief de voor u juiste constructie in uzelf doen plaatsvinden.

Die constructie is altijd aangepast aan de wereld waarin u bestaat. Ofschoon de inhoud hetzelfde is, kan hetzelfde bewustzijn niet op aarde de gelijke conclusies trekken, de gelijke ervaring kennen als in de geest, of omgekeerd. Want de wereld, waarin onze kracht, onze motor zich moet openbaren, legt bepaalde verplichtingen op en stelt zekere eisen. Zo zijn wij voortdurend aan het bouwen, tot wij voor onszelf de vleugels hebben gevonden die ons vrij kunnen maken van elke wereldvoorstelling. Men zou kunnen zeggen: “Wij bouwen onszelf een vliegtuig, waarmee wij ons ver kunnen verheffen boven de werelden die schijnbaar zijn voorbestemd om ons te dragen.”

Hierbij is de wil erg belangrijk. Want als wij niet willen, speelt het geval zich ook wel af, maar wat mankeert er? De drijfveer. Als u een motor in elkaar zet en u draait de moeren niet aan, dan zal hij bij de eerste poging om hem te laten lopen, uit elkaar spatten, vaak met veel schade. De willoosheid van de mens betekent dat hij zijn geestelijke inhouden niet op de juiste wijze kan samenvoegen en daar­door niet in staat zal zijn ‑ zelfs met een totaal van gegevens ‑ voor zichzelf een deel van de goddelijke wereld te hercreëren en zo dus een harmonie met een groter deel van de Goddelijke kracht van het goddelijk wezen en weten te verwerven. Die noodzaak tot innerlijke opbouw is de essence van bewustwording. Deze dingen zijn de kern van het geheel.

U kunt natuurlijk doordringen tot God. Ook op dit ogenblik. Ik kan mij voorstellen dat uw geest zich geheel vrijmaakt van de stof, dat ze opgaat in een zee van licht en zegt: “Ik heb God gezien.” Maar heeft ze God gezien? Het is onmogelijk. Want het bewustzijn be­schikt niet over het weten dat noodzakelijk is om te beseffen wat God is. Het beschikt niet over voldoende emotionele vermogens om God te ondergaan. Het beschikt niet over voldoende wilskracht om zich­ zelf prijs te geven in het Goddelijke. Het kan daardoor niet tot een voldoende harmonie komen met het Goddelijke.

Dit is misschien een bittere pil, maar wij behoeven haar toch niet te vergulden. Wanneer wij ons realiseren wat wij zijn op dit ogenblik, dan zullen wij moeten toegeven dat onze bereikingen van het hogere, ons contact, met het hogere, een onbegrepen contact is. Een contact dat zo irreëel is, dat het ons misschien een emotionele kracht kan ge­ven die het ons mogelijk maakt krachten te ontvangen en te richten en te gebruiken, maar die ons nooit in staat kan stellen, een volledige eenheid met de kracht die wij hebben gezien, te scheppen of deze kracht in onszelf te wekken zonder meer. Op het ogenblik echter dat het be­wustzijn volledig is, kunnen wij dit wel.

Wanneer de bewustwording volbracht is, wanneer een fase daarvan voltooid is, dan hebben wij een deel van de schepping zozeer leren kennen, dat wij dat volledig met al zijn eigenschappen, al zijn mogelijkheden in onszelf kunnen opbouwen. Het gevolg is, dat alle krachten, die in dat deel van de schepping bestaan en die wij tot nog toe van buitenaf hebben kunnen ontvangen, van af dit ogenblik in onszelf gewekt kunnen worden, van uit onszelf treden en door ons volledig beheerst worden en niet slechts ten dele. De groei naar steeds groter kracht, de groei van een steeds sterker wordend weten, een steeds groter gevoel ook van verbondenheid met de kosmos, is onze uiting van bewustwording.

De voltooiing ervan is iets anders. En dan moeten wij weer teruggrijpen naar de oude theorieën, die ik nogmaals herhaal, omdat ze nog steeds niet voldoende overdacht en begrepen worden. God heeft een volmaaktheid geschapen; een volmaaktheid, waarin wij een afgerond en volledig deel vormen. De onvolledigheid van ons weten heeft dit gehele proces van bewustzijn doen ontstaan. Schimmen en schaduwen, geen werkelijkheid. Maar eerst wanneer wij de details van de schaduwbeelden kennen, kunnen wij tot de conclusie komen dat er een werkelijk wezen bestaat en zullen wij ons misschien omkeren en dat werkelijke wezen zien. Wanneer wij in onszelf de scheppingsmogelijkheden hebben, kunnen wij nooit méér zijn dan die Schepper, want Hij heeft ons een bepaald deel gegeven en dat zullen wij altijd blijven. Maar onze opbouw, onze innerlijke opbouw, die, ons steeds verder voert in de richting van dit geheel is onze scholing; dat is het doel van ons bestaan en ons leven. Deze scholing is ook voor ons het wezen van bewustwording, nl. leren onszelf te zijn, maar dan in de volmaaktheid, waarvoor wij geschapen zijn.

U hebt dit vele malen gehoord en gelezen. Toch moeten wij hier steeds weer op terugkomen. U kunt niets aan uzelf veranderen. U kunt u slechts bewust worden van wat uzelf bent. Het wezen van de bewustwording is niet een opbouw of een vergroting of een groei van iets buiten ons of van een “ik”. Het is de groei van ons weten omtrent onszelf in feite. Ook wanneer wij eenvoudigheidshalve dit vaak vergeten en dan spreken over een algemene en kosmische groei.

Wanneer wij spreken over eenheid met de kosmos, de perfecte harmonie met de kosmos als eindfase, denken wij daarbij aan een geheel zelf over de kosmos verdeeld zijn en ermee vergroeid zijn zonder enige grens. Ook dit is eigenlijk niet waar. In feite is het onze volledige bestemming vervullen binnen de kosmos, binnen de goddelijke uiting op een zodanige wijze dat voor ons geen geschillen met de omgeving meer bestaan en daardoor de perfecte rust van het volmaakt Goddelijke ervaren kan worden.

Dat brengt mij tot het laatste deel van mijn betoog. Er komt een ogenblik, dat de bewustwording tot stilstand komt, omdat een verdere bewustwording niet meer mogelijk is. Blijft er dan een bewustzijn? Doordat er geen vernieuwing meer is, is er geen bewustzijn in de zin waarin wij dat kennen. Een weten dat nooit gestimuleerd wordt, verflauwt en wordt een vage herinnering, een potentie, die nooit meer tot realiteit zal worden. Het bewustzijn, zoals wij dit dus beschouwen, verflauwt. Maar wat blijft? De harmonie. Die harmonie is ook een emotie. Ze is toch nog weer een beleving. Achter al wat wijzelf zijn, is een beleving verscholen, die ‑ zonder wil nu, omdat ze geen willen meer vergt ‑ de volmaking vormt van ons bestaan.

Dit is het wezen van het leven, het werkelijke leven. Alle schijnvormen van leven ‑ één met bewustzijn, met bewustwording – zijn slechts de voorbereiding tot deze realisatie van de goddelijke oneindigheid, zoals die in ons is geopenbaard.

image_pdf