Vrede

image_pdf

uit de cursus ‘Het vinden van innerlijke rust’ (hoofdstuk 10) – juli 1981

Vrede.

Vrede is een innerlijke toestand die voor de mens alleen irrationeel kan bestaan. Wanneer wij rust en vrede zoeken, dan zullen wij natuurlijk in de eerste plaats onze eigen geest en ons eigen lichaam zodanig moeten beheersen dat er inderdaad een volledige ontspanning mogelijk is. Maar zelfs dan blijven de problemen ons nog zijdelings belagen. Op het ogenblik echter dat de problemen voor ons geen problemen meer zijn en eigenlijk alleen worden gezien als kanttekeningen bij de werkelijkheid van het bestaan, ontstaat er een gevoel van onthechtheid.

Ik wil niet zeggen dat die onthechtheid ook betekent dat je nergens meer plezier in hebt of moogt hebben. Integendeel, maar het is niet belangrijk. Het is een aantal bijkomstigheden waarnaar je met een zekere interesse kijkt zonder dat het je verder kan beroeren.

Die innerlijke vrede wordt heel vaak beschreven als iets bijzonders, iets exceptioneels. In feite is ze meer een kwestie van een innerlijk evenwicht. Maar om tot zo’n evenwicht te komen zit je nog weleens met moeilijkheden. U zult mij toestaan daaraan nog enige woorden te besteden.

Er zijn ontzettend veel mensen die eigenlijk helemaal niet kwaad willen, maar die eenvoudig kwaad zijn, althans in de ogen van anderen. Proberen wij na te gaan wat de oorzaak eigenlijk is, dan komen we terecht bij problemen die zelfs terugwijzen naar de vroegste jeugd. Een mens kan in zijn jeugdjaren een situatie hebben meegemaakt (ik geef maar een voorbeeld) waarbij de vader een bruut was en de moeder de enige toevlucht. Hierdoor ontstaat er een oriëntatie waardoor het ideaalbeeld van de moeder van toepassing moet zijn op alle vrouwen, terwijl de vader altijd de bruut is en als zodanig een gerechtvaardigd slachtoffer.

Het opvallende is, dat dit type voorkomt bij heel wat bekende vrouwenmoordenaars. Zoals bv. bij Robert Montgomery, als ook bij Zandrug de vrouwenmoordenaar uit Frankrijk. Een andere bekende figuur is Clyde van Bonny and Clyde. Ook weer zo’n type waarvan we zien dat er in de jeugdjaren een aantal complexen zijn ontstaan die zich dan ontladen in een gewetenloze gewelddadigheid en gelijktijdig een toenemende onrijpheid.

Als je met dergelijke problemen te maken hebt (ik geef slechts enkele voorbeelden), dan zul je die heel vaak later in je leven wel kunnen overwinnen. Bijvoorbeeld: Je bent altijd de mindere geweest. Nu zie je kans om aan de top te komen. Dan is dat een compensatie zolang je aan de top blijft.

De grote moeilijkheid is echter dat je niet kunt teruggaan, dat je op een gegeven ogenblik a.h.w je hele zaligheld verbindt aan het behouden van een meerwaardigheidspositie ten aanzien van anderen. Zo iemand kan een zeer gewaardeerd directeur, minister-president, hoogleraar of iets dergelijks worden, maar dat neemt niet weg dat hij wordt voortgedreven door deze zelfde in de jeugd ontstane onevenwichtigheid.

Vrede kun je nooit vinden zolang een dergelijke onevenwichtigheid je belaagt. Op het ogenblik namelijk dat je positie, je eigen situatie belangrijker voor je is dan de erkenning van het bestaan in jezelf en rond jezelf, zul je nooit een werkelijk evenwicht bereiken. Want elk gebeuren in de wereld heeft invloed op je eigen situatie en elke verandering van je situatie betekent weer complexen, zorgen, eventueel felheid, de neiging tot overmatig geweld of verdediging.

Het is duidelijk dat, wanneer wij zoeken naar vrede, wij in het begin ongetwijfeld zullen worden geconfronteerd met een aantal van deze verdrongen verschijnselen in ons. Wij willen bv. gewaardeerd worden, wij willen op de voorgrond treden, ook een mogelijkheid. Zolang zoiets in ons denken (we kunnen dat vaak in de dagdromen zien) steeds weer opdoemt, moeten wij er rekening mee houden dat eerst dit facet van de persoonlijkheid onder ogen moet worden gezien.

O, zeker, je kunt anders zijn dan een ander, maar je bent toch altijd jezelf. Als jezelf heb je betekenis in de wereld. Op het ogenblik, dat je dat anders zijn maakt tot een middel om je af te zetten tegen de wereld, kan dat in de maatschappelijke strijd soms een zekere stimulans betekenen, maar het is gelijktijdig een absoluut verlies van de mogelijkheid tot rust, tot evenwicht.

Wordt u geconfronteerd met deze verschijnselen in uzelf, dan moet u deze eerst nauwkeurig beschouwen. U zult de reden ervan waarschijnlijk niet kunnen terugvinden. Zelfs vaklieden hebben zoveel uiteenlopende meningen over de oorzaken dat u wat dat betreft gerust kunt aannemen dat u even vakkundig bent als de vakkundigen maar minder duur.

Dus, ga gewoon na welke beelden u obsederen ten aanzien van uzelf. Wat u zou willen zijn, wat u eigenlijk van het leven verlangt, ja eist. Beseft u dit, dan kunt u zich afvragen in hoeverre dat wezenlijk van belang is. Door uw bestrevingen, uw drijfveren terug te brengen tot hun werkelijke betekenis zult u onwillekeurig ook de andere kanten van het leven gemakkelijker beseffen en daarmee gemakkelijker werken. Dientengevolge komt u dus ook weer sneller tot een mate van innerlijk evenwicht.

Wanneer dit evenwicht is bereikt, hebben wij nog steeds geen vrede. Er zijn nog steeds twee kanten van ons wezen die a.h.w. tegen elkaar botsen. Zo is daar de mens die aan de ene kant een stille sadist is en aan de andere kant Jan Goedzak himself. De sadist wordt misschien onderdrukt, maar hij is aanwezig. De goedzak is aanwezig en wordt vaak in balans gehouden door de neiging tot een zeker sadisme dat zich dan weer uit in een bepaalde vorm van humor.

Op deze manier houdt u dus wel het spanningsveld in evenwicht, maar u komt nog niet tot vrede, tenzij u gaat begrijpen dat het ene niet kan bestaan zonder het andere. Uw goede kant kan niet bestaan zonder uw kwade kant, uw kwade kant ook niet zonder uw goede. Beide zijn uitingen van uw persoonlijkheid die ten aanzien van elkaar compenserend moeten zijn.

Wanneer u dat punt bereikt, dan kijkt u naar de wereld zonder te worden gehinderd enerzijds door bewondering voor uw deugden en anderzijds afschuw voor uw fouten. Pas op dat ogenblik komt vrede dichterbij. Want in deze situatie ga je de wereld accepteren zoals ze is. Je gaat leven met de wereld zonder haar te bekritiseren; je bepaalt alleen nog je eigen standpunt binnen de wereld. Hiermede is ook de afleiding, die de wereld je anders biedt van alles wat je zelf denkt en zelf wilt, voor een groot gedeelte tenietgedaan.

Op het ogenblik dat wij in de wereld de bevestiging zoeken van onszelf hetzij ten goede, hetzij ten kwade heeft de wereld de macht om ons uit het evenwicht te brengen, maar maakt ze het ons ook onmoge­lijk om het zijn in de wereld zonder meer te aanvaarden. De aanvaarding van de wereld nu is essentieel voor de vrede. Dit is een gevoelssitua­tie die niet rationeel is uit te leggen.

Er zijn mensen die de vrede soms onjuist voor gevoelloosheid gehou­den, deze in hoge mate in zichzelf ontwikkelen. Deze mensen zijn wat men noemt koel. Het zijn de typen, die wat er ook gebeurt onverstoorbaar voortgaan met het volbrengen van datgene wat noodzakelijk is. Het is het beeld van een piloot, die bij de kaping van zijn vliegtuig niet opeens zenuwachtig, overstuur wordt, maar rustig reageert en ondertussen over­weegt wat de beste weg is en deze ook volgt; die door die rust ook vaak een zeker overwicht heeft. Er zijn in de afgelopen tijd enkele piloten geweest die bewezen hebben dat juist deze eigenschap, als ik het zo mag noemen, deze innerlijke zekerheid en rust van groot belang zijn ook in het contact met anderen.

Door naar buiten toe dit evenwicht, deze rust, dit bijna gevoel­loos lijken, te bereiken heb je ook bereikt dat je niet meer bezig bent met de wereld zoals ze zou moeten zijn, maar met de wereld zoals ze is. Het houdt in dat je je a.h.w. limiteert tot het reageren op de werke­lijkheid. Op het ogenblik dat die werkelijkheid niet kan worden ver­werkt, trek je je terug. Je doet iets wat op een hazenslaapje lijkt en je herwint je evenwicht zonder je door het probleem te laten domineren. Pas daarna ga je het nieuwe probleem te lijf.

Er zijn duizend en één beelden te geven van mensen die daarin zijn geslaagd. Sommigen worden dan later versleten voor moedige mensen, maar avonturiers; bv. de gijzeling in de Franse ambassade in Den Haag. Dergelijke typen moet u zich niet zonder meer als voorbeeld nemen. Zij geven alleen maar aan wat ik bedoel een gelatenheid.

Vrede zonder gelatenheid bestaat niet. Maar menselijk leven zonder strijd bestaat ook niet. Dit betekent, dat vrede nooit direct met het leven te maken kan hebben, maar alleen met de innerlijke toestand waarin je verkeert gedurende dit leven en de wijze waarop je in dit leven pro­beert voort te gaan.

Nu is vrede niet alleen een toestand zonder meer. Dat zal duidelijk zijn. Het is eigenlijk een totale oriëntatie. Die oriëntatie houdt in dat je daardoor vaak meer kunt dan redelijk lijkt; dat je de dingen zui­verder ziet dan menig ander misschien wenselijk vindt. Het houdt in, dat je vooral ook veel spaarzamer, veel rationeler reageert in de we­reld dan de doorsnee mens pleegt te doen. Dit op zichzelf zou een re­den moeten zijn voor velen om naar die vrede toe te streven.

De situatie waarin wij de innerlijke rust proberen te vinden is er altijd één waarbij we onrust kennen. Als er namelijk geen onrust is, dan is er voor ons geen reden om innerlijke rust te zoeken, nietwaar. Het betekent dat eenieder, die naar innerlijke vrede zoekt, daarmee zonder meer erkent dat er in zijn bestaan en in zijn visie op dit be­staan een mate van eenzijdigheid of onevenwichtigheid overheerst.

Als u tot deze erkenning komt, betekent uw zoeken naar evenwicht dus zeker niet alleen maar eventjes het doen van de juiste oefeningen om daarmee op een gezellige manier gezapig door het leven te kunnen sukkelen. U moet gewoon zoeken naar de inhoud van uw wezen, uw mogelijk­heden, uw persoonlijkheid.

Als u daarmee moeilijkheden ervaart (dat is waarschijnlijk vooral in het begin), dan zijn meditatie en de verschillende ontspanningsoefenin­gen die we al in de eerste lessen hebben beschreven ongetwijfeld zeer goede hulpmiddelen, maar zij brengen geen blijvende verandering. Ze schep­pen slechts de gelegenheid om te werken aan een blijvende verandering.

De blijvende verandering kunt u dan in de volgende regels waarschijnlijk voor uzelf terugvinden. Ik zeg: waarschijnlijk. Niet alle mensen zijn zo­danig gelijk dat een algemene regel zonder meer te vinden is.

  1. U bent wat u bent. Het is niet belangrijk hoe een ander u vindt. Het is belangrijk dat u leeft. Het feit dat u leeft, is voor u het belangrijkst van uw gehele bestaan.
  2. U heeft uw dagdromen, uw onevenwichtigheden, ongetwijfeld. Door deze te erkennen voor wat ze zijn (onevenwichtigheden) en niet alleen maar mooie wensdromen of een tijdelijke werkelijkheidswet komen we onwillekeurig tot het zoeken naar het tegengestelde: wat hebben wij aan de andere kant? Hierdoor wordt het ons mogelijk een balans op te maken van de zaken die wij in ons leven als posi­tief en als negatief ervaren. Beide waarden moeten zodanig worden uitgediept dat we voor onszelf het gevoel krijgen dat ze elkaar inderdaad kunnen compenseren. Hebben wij deze zelfkennis opgedaan, dan gaan we over naar
  3. Al datgene waarvan ik droom is op dit moment voor mij waar. Dientengevolge zal ik moeten uitgaan van de waarheid zoals ze voor mij op dit ogenblik evident is. Uitgaande van die waarheid zullen zowel mijn slechte kwaliteiten als ook mijn dagdromen en mijn zogenaamde deugden toch een beetje een andere nadruk krijgen. Probeer die nadruk vooral goed te ervaren. Zie uzelf als een deel van de wereld en probeer uw functie daarin te beseffen. Heeft u ook dit bereikt, dan is het volgende punt voldoende om de innerlijke vrede te bereiken en de eerste stappen te doen naar de werkelijke vrede.
  4. Tracht in u al datgene wat niet feitelijk belangrijk is, opzij te zetten. Noem het maar de rommelkamer van uw besef. Wat overblijft zijn de zaken die voor u op dit ogenblik tellen. Breng deze zo goed u kunt in evenwicht. Waar dit evenwicht ontbreekt, vraag u af op welke wijze u door eigen actie (dus zonder eisen aan anderen te stel­len) dit evenwicht zo goed mogelijk tot stand kunt brengen. Als u dan poogt om dit evenwicht tot stand te brengen, zult u het innerlijk reeds gaan ervaren. Dit betekent, dat de innerlijke rust niet alleen redelijk tot stand komt, maar dat ze bij een voortgaan langs deze weg op den duur een eigenschap kan worden.
  5. Eerst wanneer u innerlijk al deze processen heeft doorleefd, kunt u een stap verder gaan. Probeer uw eigen onbelangrijkheid in het geheel niet door een onderschatten van uzelf te erkennen, maar door te beseffen dat u slechts kleine veranderingen kunt aanbrengen in de wereld waarin u leeft. Ga dan uit van het stand­punt dat u door uzelf te zijn in de wereld die betekenis heeft welke voor u en voor de wereld het best is. Kunt u dit punt aanvaarden, dan heeft u innerlijk vrede met uw wereld, vrede met uzelf en daardoor een toestand van verhoogde ont­vankelijkheid voor alle invloeden en krachten die normaal in het on­derbewustzijn worden opgeslagen.

Dit alles klinkt veel eenvoudiger dan het is. Elke door mij beschre­ven fase vergt van de doorsneemens toch wel een aantal zeer vast­beraden pogingen. In elke van deze fasen zult u worden geconfronteerd met de neiging uzelf te bedriegen. Trek u daar niet te veel van aan. Zelfbedrog is vaak het enige waarmee een mens in leven kan blijven, als hij niet tot een reëel besef kan komen van zijn leven als waarde in het levende.

Als u van fase tot fase veder gaat, realiseer u dan ook dat elke mens een node is in een enorm web van krachten. Wij zijn een kruispunt waarop verschillende kosmische krachten elkaar snijden. Waar dat kruispunt is, ontstaat ons “ik”, Wat ons “ik” doet is het wezen van dat web van het zijn bevestigen.

Als je jezelf gaat zien als een functie van het geheel, kun je ook gemakkelijker afstand doen van de behoefte om het geheel te zijn of het geheel te domineren. Gelijktijdig word je je ervan bewust dat je als deel van het geheel altijd het brandpunt kunt zijn van de krachten van het geheel. Maak daarvan echter geen overdreven voorstelling. Iemand, die moet toveren om zijn innerlijke kracht tot uiting te brengen, is een onevenwichtig mens. Iemand, die alleen door te zijn die kracht uitstraalt, is een mens met vrede in zichzelf en met innerlijk evenwicht. Tracht alstublieft niet iets bijzonder te zijn.

Ik weet het, in uw wereld wordt over het algemeen aangedrongen bij mannen op heldenmoed, plichtsgetrouwheid. De dames kregen in het verleden andere eisen opgelegd zoals dienstvaardigheid, onderworpenheid en kuisheid. (Wat die drie met elkaar te maken hebben, weten we ook niet precies). In ieder geval, er zijn stereotypen gemaakt van de seksen, van de standen, zelfs van de verschillende vormen van geloof. U bent geen stereotiep wezen. U bent niet de afdruk van iets anders. U bent deel van een werkelijke kracht. En als deel van die werkelijke kracht bent u zoals u bestaat. De kracht die in u aanwezig is, is uniek.

Het gevoel uniek te zijn, ondanks al het andere, zal u ongetwijfeld ook meer rust geven en daardoor de kans om uzelf en de wereld gemakkelijker te aanvaarden. Maar zeg niet tegen uzelf; Ik ben uniek en iedereen moet dat erkennen, want iedereen is even uniek. Het betekent alleen dat u moet beseffen: wat ik ben, wat er in mij leeft, wat ik moet uiten zijn geen zaken die worden bepaald door een noodlot of desnoods door mijn ijverig streven en willen alleen. Het zijn eigenschappen die zijn ingelegd in mijn ego op het ogenblik, dat het eerste web van levenskracht is ontstaan. Door het zo te zien gaat u gemakkelijker begrijpen dat dat web geen persoonlijkheid behoeft te bezitten.

Een onevenwichtig mens heeft een persoonlijke God en een persoonlijke beschermer nodig. Hij heeft iemand nodig die naast hem staat, iemand die over hem oordeelt en iemand die vooral anderen kan veroordelen. U heeft dat niet nodig. U bent een deel van het geheel. Door de wijze waarop u deel bent van het geheel wordt u geoordeeld, indien een oordeel al noodzakelijk zou zijn. Anderen zullen dit voor zichzelf precies zo ervaren.

Er is geen reden om bang te zijn voor een oordeel in het hiernamaals. Het oordeel in het hiernamaals is datgene wat men over zichzelf velt, meer niet.

Er is ook geen reden om u bezig te houden met de gedachte dat een ander u kan verlossen of redden. Als degene die u de ander noemt, deel wordt van uw wezen, dan betekent het dat uw situatie ten aanzien van de werkelijkheid van dit weefsel van levende kracht is veranderd en daardoor dat ook uw realisatie van het “ik” in verschillende fasen binnen dit net een andere zal zijn. Maar het betekent niet, dat een ander voor u de lasten kan dragen die deel zijn van uw wezen. Het is goed om u dat te realiseren.

Er zijn ook geen kwade entiteiten die met u meegaan en u voortdurend inblazen wat u verkeerd moet doen, zomin als er engelen naast u zweven die u voortdurend vermanen en aansporen tot schietgebedjes en goede daden. (Vooral een schietgebed vind ik een wat militaristische uitdrukking voor een kerk waar het bidden en het schieten inderdaad in vele perioden praktisch identiek is geweest, de kruisvaarders en de bevrijding van het H. Graf). Wat er met u meegaat is uw eigen harmonie met de werkelijkheid maar ook met de levenskracht.

Ik heb u zo-even getracht duidelijk te maken dat u twee kanten heeft vanuit uw tegenwoordig standpunt bezien, een positieve en een negatieve. Wat u de duivel noemt is uw negatieve kant. Wat u de engelbewaarder, de schutsengel of Meester noemt is de positieve kant. Alle invloeden, die u ontvangt zijn afhankelijk van uw wezen, de kwaliteiten en eigenschap­pen daarvan. Ook dit te beseffen kan u helpen, want het is zo gemakkelijk te streven naar vervolmaking door voortdurend de stemmen van engelen te volgen. En als u dan in de puree zit, kunt u de engelen de schuld geven. Elke eenzijdigheid echter van welke aard ze ook moge zijn brengt de mens, brengt de ziel en brengt het “ik” in moeilijkheden. Het is de evenwichtig­heid die we nodig hebben. Zoek dus niet naar allerlei geleiders. Zoek niet naar degenen die u bevelen kunnen geven of degenen die zeggen hoe u goed moet leven.

Zeker, daar zijn voldoende regels voor gegeven in deze wereld. Men zou er goed aan doen om daarvan zo nu en dan eens kennis te nemen. Maar welke van die regels, welke van die denkbeelden en invloeden voor u van toepassing zijn dat zult u moeten bepalen, niemand anders.

Wie innerlijke rust wil vinden, zal moeten grijpen naar zijn eigen “ik”. Hij kan nergens anders die kracht, die rust vandaan halen. Wie werkelijk innerlijke vrede wil kennen, moet beseffen dat hij nooit vrede kan vinden door zichzelf te veranderen, maar door zichzelf te zijn en zo bewust van zichzelf als mogelijk is zonder een veroordeling van zichzelf of een ander of veroordeling van de wereld waarin hij leeft.

Dit zijn de werkelijke regels die van belang kunnen zijn bij uw stre­ven naar innerlijke rust. Dat ik “vrede” als titel voor het onderwerp heb gekozen, zal u misschien bevreemden. U denkt dat de vrede op aar­de moet worden gehandhaafd. De vrede op aarde is echter de verstarring. De vraag is alleen, of vrede op aarde moet worden verstoord door onbesef en bruut geweld, danwel door het bewust zich meten met de krachten van de wereld vanuit hetgeen men zelf weet te zijn, zonder daarbij te worden gedreven door de behoefte zich te bewijzen of om de meerwaardig­heid of minderwaardigheid van anderen aan te tonen.

In deze tijd is de onvrede groeiende. Overal zien we de onrust on­der de mensen toenemen. Innerlijke rust is eerder een schaars en zeld­zaam artikel geworden dat dankzij de Schepper, die het voor ons heeft voortgebracht, niet belastbaar is; dan zou er nog minder van zijn.

Wij hebben als taak als u dat zo wilt noemen, onszelf te zijn. Daarmee hebben we meer dan genoeg te doen. Als wij beseffen dat al dat­gene wat is, voortvloeit uit het eerste Begin, dat al hetgeen voor ons mogelijk, denkbaar, besefbaar is afhankelijk is van de factoren die in ons wezen, zoals het is ontstaan, waren ingelegd, dan zullen we ons wat minder beklagen en ons wat minder opwinden.

Wij zijn. Het is dit zijn dat ons rust kan geven. Besef, dat de hele wereld met al haar problemen door u niet zonder meer veranderd kan wor­den, maar dat u wel door te beseffen hoe onbelangrijk die problemen zijn, kunt handelen volgens de juiste norm, uw norm.

Het komt vaak hard aan bij mensen die hun hele leven wijden aan het goed doen voor anderen en aan anderen. De gevolgen daarvan zijn soms dan ook verschrikkelijk.

Goed doen is niets anders dan jezelf bevestigen. Het schept geen bijzondere relatie buiten de vervulling van de taak jezelf te zijn in het kosmische geheel. Goed doen omdat je medelijden hebt met anderen, neemt u mij niet kwalijk dat ik het zeg, is dwaasheid. Want dan doet u niet meer het goede. Dan doet u datgene waartoe u emotioneel wordt gedreven en rationeel misschien niet eens tot analyse van de werkelijke situatie in staat bent. Wees uzelf.

Als u weet waar uw onevenwichtigheden liggen, zou het misschien een keer nodig zijn om er eens uiting aan te geven. Dat is op zichzelf niet belangrijk, mits het doel dat daarmede wordt gediend, namelijk het vinden van jezelf als evenwichtige persoonlijkheid, daardoor wordt bevorderd. Al het andere is bijkomstig.

Naastenliefde is een mooi woord. Maar hoe kun je je naaste liefhebben, als je niet eens in staat bent om jezelf te aanvaarden zoals je bent?

Menselijkheid is een heel mooi woord. Maar hoe kun je menselijk zijn, menswaardig handelen, als je niet eens beseft wat mens zijn betekent? Daarom moet je allereerst bij jezelf beginnen. Juist daar waar je de vrede in jezelf hebt gevonden, daar waar je tenminste de innerlijke rust en het innerlijk evenwicht hebt gewonnen, zul je pas je werkelijke betekenis voor het geheel bewust en levend kunnen waarmaken. Zonder dit zul je onbewust diezelfde taak vervullen, maar nu gekweld door strijdigheden, gekweld door gewetensvragen, gekweld door sociale problemen die in wezen niets veranderen.

Ik hoop, dat ik u hiermee ietwat op weg heb geholpen in de richting van het vinden van de innerlijke vrede en al wat daarmede samenhangt.

Wij hebben in deze cursus geprobeerd, zo goed en zo kwaad als het ging, de innerlijke rust van de mens, de mogelijkheid om die te vinden, op vele verschillende manieren enigszins te benaderen. Het blijft echter bij woorden. Woorden zijn alleen maar het zaad van gedachten. Gedachten die ontkiemen worden daden. Dit geldt ook voor u, ook voor datgene wat wij hebben gezegd en dat namens ons zal worden vastgelegd.

Dit is niets meer dan een poging een paar denkbeelden uit te zaaien. Of ze tot wasdom kunnen komen, vruchtbaar kunnen zijn misschien, ligt aan u. De vrede die u begeert, bestaat al in u op het ogenblik, dat u de uiterlijkheden weet te scheiden van de essentie.

Hiermee wil ik mijn bijdrage en als zodanig ook de inleidende gedeelten van deze cursus besluiten.

Die vreemde wereld.

Als je geestelijk uittreedt, dan kom je in een vreemde wereld terecht. In die wereld zijn alle dingen die je denkt waar. Daar zijn al je goden, al je demonen. Daar bestaan alle magische verhoudingen precies zoals je ze zelf hebt uitgedacht. Het is de wereld van het onmogelijke waarin je voor een ogenblik leeft, wanneer je de mogelijkheden van je eigen bestaan hebt vergeten. Op deze manier kun je dan allerlei dingen vinden o.a. de innerlijke rust.

Maar er zijn ook nog heel wat andere zaken. Als we denken aan bepaalde honganpraktijken die uit de voodoo stammen, dan kun je je als priester instellen op een wereld waarin alle goden van de natuur, alle krachten van leven en dood aanwezig zijn in een personifieerde vorm. En of het nu gaat om Baron Samedi (doodsgod in de voodoo cultus op Haïti) of om een andere godheid, als je er maar sterk genoeg aan denkt, dan ontstaan ze werkelijk voor je. Als ze voor je ontstaan en je kent de magische afweer, dan kun je met ze praten.

Zo kun je spreken met de goden van het leven, de goden van de dood. Je kunt spreken met de goden van de natuurkrachten, de bossen, de wateren, de luchten. De aarde zelf kun je eenvoudig bepraten om iets voor je te doen. Het gekke is, dat het vaak nog lukt ook. Want een hongan is heus niet alleen maar een zwendelaar (dat is hij weleens) of een goochelaar, een hypnotiseur, een geestenbezweerder. Het is eerlijk gezegd iemand die heeft geleerd hoe je met bepaalde krachten kunt spreken. Hij pleegt daar dan wel een vertoning van te maken, maar die toch in wezen doordringt in de essentiële krachten van de wereld, van de lucht, van de wateren, van de planten of wat er dan ook maar in de buurt is.

Dat is iets waar vele mensen vreemd tegen aan staan te kijken Een indiaan misschien weer niet. Een indiaan heeft ook geleerd hoe je kunt spreken met de Manitoe, maar hij spreekt ook met de krachten die leven in de gewassen, de vogels, de slangen en de dieren die rondlopen. Alles is a.h.w. benaderbaar, is te beleven en dus ook te bespreken.

Dan is het misschien heel gek als je zegt dat iemand, die nu toevallig tot een slangentotem behoort, langs een paar ratelslangen loopt en niet wordt, gebeten. Maar dat is een feit. Waarom? Omdat hij door zijn instelling, zijn uitstraling iets heeft wat de ratelslang doet denken dat is een ratelslang. En een ratelslang lust geen ratelslang.

Kijk bij de magie zoals ze ook elders bestaat, bv. de goena goena. Bij de goena goena spreek je ook met allerlei geesten, met natuurkrachten, met kleine en met grote goden. Je spreekt a.h.w. met de zielen van anderen. Als je je dat voorstelt, wordt het waar. Maar het vreemde is dat, als je de voorstelling zo kunt opvoeren dat het voor jou waar is, dan kun je daarmee resultaten behalen die ondenkbaar zijn voor de normale redelijke regels.

Het is inderdaad een heel vreemde wereld waarin je vertoeft. Het is een wereld waarin allerlei parallellen naast elkaar schijnen te lopen. Onzichtbare dimensies misschien vol entiteiten, vol van geesten, van goden die niet eens echt bestaan maar die door de mensen zijn gedacht.

Iemand, die op zoek gaat naar die wereld, zal ontdekken dat ze ook vol is van nachtmerries. Dat is heel eenvoudig te verklaren. Als er een Nederlander op een weg loopt die eruitziet als een snelweg en hij denkt er komt dadelijk een auto achter mij aan, dan komt die auto ook. Het feit, dat hij het verschijnsel vreest, realiseert het verschijnsel.

De meeste mensen vrezen heel veel dingen. De een is bv. bang voor spinnen; hij ontmoet de spinnendemon. Een ander is doodsbenauwd voor water. Er zijn van die mensen die water alleen goed vinden om te wassen, maar eigenlijk vinden ze het vergif. Zo iemand denkt dadelijk gaat het regenen en zit ik helemaal in het water. Dan begint de overstroming al. U moet zich dat goed realiseren.

In die vreemde wereld waarin we zo’n beetje naast leven, worden niet alleen de dingen die je wilt of wenst waar, maar ook de dingen die je denkt en onbewust vreest. Dat hele gewoonteleven bestaat voor een mens. De wijze waarop hij het voor zichzelf heeft opgebouwd, wordt waar.

Bij de groene magie in Afrika vinden we mensen die tot de gekste veronderstellingen komen. Zij zeggen: Ik ben een luipaard of een alligator. Is dat wel zo gek? Want alligator of luipaard zijn is meer een kwestie van mentaliteit dan van vorm. De vorm is bijkomstig, de inhoud is bepalend.

Iemand, die in een luipaardsekte is ingewijd, voelt zich als een luipaard. Hij is bezeten door de geest van het luipaard. Dan moet hij ook doden als het luipaard. Dan zijn zijn beweegredenen opeens niet meer zuiver menselijk; er zitten bepaalde dierlijke reacties in. Bij de alligatorman is het precies hetzelfde. Er zijn nog wel meer groepen die zich aan een bepaald dier hebben gewijd.

Om te begrijpen wat er zich afspeelt, zou men dus allereerst moeten nagaan wat is het eigenlijk voor een vreemde wereld die wij in ons dra­gen? Wat zijn die dingen waarnaar we onbewust altijd uitkijken? Als dat gevaren zijn, dan kunnen we zeker zijn dat wij ze naar ons toe trekken.

Als wij altijd bang zijn dat de duivel achter ons loopt, dan zullen wij hem misschien niet zien staan, maar we zullen achtervolgd worden door de adem van het boze. Dat heeft niets te maken met de werkelijkheid. Het heeft te maken met onze fantasiewereld. Je kunt ook zeggen: Als ik geloof dat er iemand is die mij voor uitglij­den behoedt, dan maakt menig ander al een slippertje terwijl ik nog over­eind blijf. Want dan heb je een situatie geschapen waardoor die vreemde fantasiewereld je in balans houdt. Dat is de kwaliteit die je in alle vormen van magie kunt vinden en in alle vormen van geesten, geloof en al wat erbij te pas komt.

Je schept gewoon een tweede wereld. In die tweede wereld schep je dingen die je bedreigen en dingen die je helpen. Zonder dat je het hele­maal begrijpt, word je daardoor voortgedreven. Laat mij u een eenvoudig voorbeeld geven, dan wordt het misschien wat duidelijker

U heeft ruzie met iemand. U denkt vandaag of morgen loopt hij ach­ter mij en steekt hij mij een mes in de ribben. Nu is dat op zichzelf krank­zinnig. Als u nu had gedacht hij komt morgen naar mij toe en brengt mij een snoepje, dan wordt dat misschien ook waar. U bent dan steeds bezig om de situatie a.h.w. om te polen zodat ze op aarde niet helemaal waar wordt zoals u die denkt, maar in een parallel, in een gelijksoortigheid van mentaliteit waar wordt. Dus, wilt u niet gestoken worden, dan moet u ook niet vrezen dat u wordt gestoken.

Zo zijn er ook mensen die vrezen dat zij ziek worden Er zijn mensen die zich steeds voorhouden Als ik nu eens (en dan hebben ze een ge­vreesde ziekte, de een reuma, de ander  tbc) die ziekte zou krijgen. Dan krijgt u die. U trekt dan de situatie naar u toe.

Die vreemde wereld is een soort gedachtenvervulling, geen wens­vervulling, want wat u vreest is meestal iets anders dan wat u denkt. Als je zegt; Ik hoop dat ik de hoofdprijs in de loterij win, dan betekent dat dat je er niet in gelooft. Maar als je zeker weet, dat je de hoofd­prijs zult winnen, dan zul je in ieder geval een prijs winnen ook al is het niet de hoofdprijs. Op die manier kun je dus heel veel dingen ver­wezenlijken.

Nu zijn er ook mensen die zeggen. Als we daarmee bezig zijn, doen we dan geen kwaad? U doet over het algemeen uzelf net zoveel kwaad als goed. U draait ge­woon de andere zijde van de dobbelsteen naar boven, maar het blijft de­zelfde dobbelsteen.

Bent u nu innerlijk een beetje rustig, dan zijn de invloeden van die parallelwereld veel minder. Dat betekent dat u veel minder te maken krijgt met die onverwachte invloeden in uw leven en dat al die dingen die u nu niet precies verwacht, toch waar worden, omdat u ze onbewust heeft gevreesd. Kijk, dan bent u al een stap verder.

Als u denkt, ik moet daar een magisch ritueel van maken, dan moogt u dat rustig doen. U danst driemaal rechtsom om de tafel, u steekt 25 kaarsen aan of een lamp van 25 kaars, wat maar het goedkoopste is. U brandt reukwerken. Als u die niet heeft, dan sprenkelt u een beetje parfum en u zingt de vijf hoogste namen van God die u kent voor u heen, daarna zegt u wat u hebben wilt. Dan is er in wezen niets gebeurd.

Wat heeft u nu werkelijk gedaan? Misschien kunt u in sommige dingen niet geloven, als u niet een illusie schept waarin het voor u waar wordt. Dat is nu hetzelfde wat we kunnen doen met mediteren.

Natuurlijk, al die meditatie- en contemplatietechnieken hebben we al behandeld in de loop der tijd. Ze zijn allemaal wel een beetje anders.

De een zendt. Er is ook wel iemand die liever ontvanger speelt. Maar altijd weer, in de meditatie ga je je bezighouden met een wereld. Dat kan een schijnwereld zijn. Mediteer maar over het lijden van de we­reld, als je daar iets aan wilt doen. Maar omdat je er iets aan wilt doen, veronderstel je dat je er iets aan kunt doen. Dientengevolge zul je er iets aan doen.

Een ander mediteert over de goddelijke vrede. Kijk, zolang je die vrede voor jezelf kunt vinden, heb je die vrede. Dan gaat ze a.h.w. van je uit; dan ben je een brandpunt van waaruit die vrede langzaam maar zeker zich verbreidt. Maar als je altijd maar bezig bent te hopen op de goddelijke vrede, dan geloof je daar niet in. Dientengevolge zaai je feitelijk onvrede omdat je niet in vrede kunt geloven. En als dat niet te ingewikkeld of te moeizaam voor u is, dan kunnen wij er nog iets bij zeggen.

Wanneer ik contempleer, ik beschouw alleen maar, dan ben ik eigen­lijk bezig om alles te herleiden tot dat ene punt dat ik mij voor ogen stel, werkelijk of symbolisch. Dit betekent dat ik alles neutraliseer behalve dat ene dat met het voorwerp of met de voorstelling te maken heeft. Dan wordt mijn verhouding tot dat voorwerp van groot belang.

U contempleert. U gaat uit van een roos. Een schitterend symbool overigens en bovendien iets, als je het werkelijk intens weet te bele­ven, dat je veel meer één kunt maken met de natuur. Je kunt natuurlijk net zo goed een boterbloem of een madeliefje nemen. Als je nu die roos ziet en je denkt aan de dorens, dan steek je jezelf geestelijk misschien. Maar dat geestelijk je steken wordt weer uitgedrukt in een feitelijk beleven. Als je goed kijkt, dan heb je je misschien met een aardappelmesje in de vinger gestoken, als je een dame bent. Ben je een heer, dan snijd je je mogelijk bij het scheren.

Wat ik nu zeggen wil, is dit: Met contempleren, met mediteren en al die andere technieken zijn we steeds bezig om de vreemde wereld, die we eigenlijk beschouwen als een fantasie, dichter bij ons te brengen. Maar elke fantasie die we dichter bij ons brengen, heeft de neiging zich in ons te verwezenlijken.

Nu wordt het ook duidelijk waarom de man daarboven op de rots staande naar de hemel staat te wuiven, de wolken wegdrijft of de regen roept. Wat hij doet is een beeld scheppen van iets dat er niet is. Maar wel zo dringend, dat de natuur geneigd is om te beantwoorden aan die voorstelling, zij het niet in die mate. Dus dat sprookje van de man, die eens een regendans van de Hopei indianen had gezien en op een camping ‘s avonds tot de mensen zei: Nu ga ik een regendans demonstreren, is eigenlijk een sprookje, een verhaal. Maar hij danste het zo goed dat het drie dagen bij bakken uit de hemel heeft gego­ten. De Bilt kreeg daarvan de schuld.

Als die man de uitbeelding van de regen in zijn gedachten had terwijl hij danste, dan was het onvermijdelijk dat er enige regen zou vallen. Indien er ook maar één mogelijkheid, één wolkje aan de hemel zou zijn dat zich kon ontladen, dan zou het zich ongetwijfeld boven hem hebben ontladen.

Dus denkt u nu niet dat u magische rituelen kunt gebruiken als een vervanging van die vreemde wereld en de relatie tussen die wereld en uw eigen wereld. Het is niet het ceremonieel dat het hem doet. Het is het beeld dat u in u heeft. Misschien wordt het nu ook duidelijk waarom zo­veel primitieve volkeren hun verwantschap met bepaalde zaken op die manier uitbeelden.

Laten we kijken in het zuiden van Afrika. Daar zijn verschillende stam­men die dat doen. Daar zijn mensen die zich bezighouden met zich één te voelen met bepaalde geesten. De redelijke westerlingen zeggen dan: Geesten bestaan niet. En als ze bestaan, dan komen ze toch niet om de zintuiglijke ervaring van de een of andere mens beter te maken. Maar het gekke is, de mensen die daarin geloven, kunnen op dagen afstand water ruiken. Zij kunnen precies aanvoelen wanneer de wind verandert. Ze zijn dus door het zich voorstellen daarvan afgestemd geraakt op de gebeurtenissen in de natuur. Als dat mogelijk is, dan moeten we daar toch een klein beetje gebruik van maken.

Als u nu denkt: ik wil morgen een beetje zon hebben, dan kunt u natuurlijk zeggen: Wolken ga weg, zon kom. De zon denkt: barst maar en de wolken beginnen te huilen van het lachen. Maar als je je nu de zon kunt voorstellen die een straal naar jou toezendt en je kunt een kwartier lang die voorstelling volledig vasthouden, dan garandeer ik dat je er een zonnestraal aan overhoudt. Kun je het langer volhouden, dan kun je er misschien zelfs een mooie dag van maken. Maar dat is dan wel een hele inspanning. Mogelijk is het wel.

Als het mogelijk is, waarom zou het dan niet kunnen ten aanzien van onszelf? Als we namelijk met onszelf bezig zijn, dan kunnen we ons natuurlijk allerlei ideeën scheppen over wat we zouden willen zijn, maar we weten dat we het niet zijn, dus worden we dat ook niet. Maar wij kunnen ons misschien wel een voorstelling maken van iets wat voor ons mogelijk is. Iets wat uitgaat van hetgeen we zijn en toch voor ons mogelijk is, ook al is het niet waar. Op het ogenblik, dat wij dat kunnen vasthouden, hebben we inderdaad een tendens geschapen waardoor het voor ons waar wordt.

Ik zeg niet dat het honderd procent waar wordt; daarvoor moet je veel getrainder zijn dan een beginneling. Maar goed, denk aan de honderdduizend en je vindt een dubbeltje. Dat is een begin van de rijkdom. Denk aan vriendelijkheid bij anderen en je zult ontdekken, dat ze op z’n minst minder hatelijk zijn. Je kunt een ander natuurlijk niet veranderen, maar je kunt de relatie tussen jou en de ander wel degelijk bijstellen. Als je dat nu leert doen, ga je daardoor als vanzelf ook meer harmonie scheppen met de wereld waarin je feitelijk denkt te leven. Denkt te leven, want natuurlijk is het een complex van werelden waarin je leeft.

Als je op die manier innerlijk steeds meer tot rust komt, omdat de dingen, die je innerlijk werkelijk kunt geloven en kunt voorstellen, ook steeds duidelijker in de wereld buiten je aanwezig zijn, dan vind je innerlijke rust. Dan kun je zelfs een mate van vrede vinden. Ik wil niet zeggen dat je de hoge vrede vindt. Ach, mijn lieve God, als je de hoge vrede hebt gevonden, dan heb je geen mens meer nodig! Tot die tijd kun je in ieder geval leven met die voorstellingswereld.

Als je je voorstelt, dat je aan een trapeze zweeft boven een verduisterde piste van een circus en je voelt dat je een greep zult missen, dan denk je nog een keer en dan pak je hem; dan heb je toch de tweede trapeze of de vanger te pakken. Op het ogenblik dat je die tweede gedachte direct laat vallen, dus de voorstelling corrigeert, heb je niet alleen de voorstelling gecorrigeerd, maar ook een onzekerheid.

Psychologisch gezien is natuurlijk een dergelijk denkbeeld zweven boven een duistere piste niets anders dan een aantonen van je eigen onzekerheid ten aanzien van de wereld. Je bent bezig met iets waarvan je zelf vindt dat het erg riskant is of erg onzeker. Je weet niet wat er onder je is. Als je dat dan zo corrigeert, dan zorg je in ieder geval dat je goed te land komt.

Zo kan een mens wel degelijk vanuit zichzelf niet alleen een innerlijke vrede bevorderen hoe mooi dat ook op zichzelf is, maar hij kan een evenwicht vinden waardoor de vreemde wereld naast hem, die fantasiewereld, a.h.w. een voortdurende compensatie gaat betekenen voor wat hij ervaart als de tekorten in zijn eigen wereld. Dat te doen is een kunstje dat kan worden bereikt met de methode van Zen, van Yoga, met elke willekeurige, primitieve of zeer ingewikkelde esoterische meditatiemethode. Je kunt het overal vinden, maar het werkt wel.

Aan het einde van deze les wil ik de mensen graag nog duidelijk maken dat het niet alleen maar fantasiewerelden zijn. Een fantasiewereld is niets anders dan een aanvulling van je werkelijkheid. Maar als de fantasiewereld sterk genoeg wordt gemaakt, dan begint ze een invloed te worden in je eigen wereld.

Zo kun je dus toch je eigen lot voor een groot gedeelte beïnvloeden. Zo kun je de werkelijkheid steeds weer een beetje aanpassen. En zo kun je komen tot een punt waarop een werkelijke harmonie bereikbaar is en alle bijkomstigheden eigenlijk langzaam maar zeker opzij worden geschoven.

Leven.

Ik besta. Ik leef. Ik denk. Zonder dit bestaan zou niets van waarde zijn, niets betekenis hebben. Zonder dit te beseffen van het leven zelf zal er geen gisteren en geen morgen kunnen zijn. Daarom ben ik blij dat ik leef. Maar ik ben niet alleen in het leven. Ik ben deel van het levende. Ik ben verbonden met alle werkelijkheden om mij heen die in zich leven zoals ik leef in mijzelf.

Zo zoek ik zelf voortdurend banden te vinden met elke wereld en elke kracht die om mij heen is, opdat ik intenser en bewuster moge leven in een besef van al het levende.

Wat ik ben is niet belangrijk. Wat ik doe is bijkomstig. Maar het leven dat ik besef en mijn gevoelde en beleefde relatie met het levende is voor mij het onvergankelijke dat voor mij altijd zal bestaan. Het is het enige dat niet ten gronde kan gaan. Daarom en daarom alleen wil ik mij bewust zijn van het feit dat ik nu leef. Ik wil mij bewust zijn van het feit dat ik nu met alle levende krachten, met alle leven waar en hoe dan ook verbonden ben.

Wij moeten beseffen, dat er geen mogelijkheid is die ik besef, die niet verbonden met mij kan uitkristalliseren. Ik wil beseffen dat ik door te leven alle mogelijkheden van het leven in mij bevat en vanuit mij kan waarmaken.

Ik leef. Ik ben deel van het levende. Ik besef het leven. En dus besef ik de mogelijkheden van het levende. Laat mij dan de besefte mogelijkheden van het levende nemen, opdat mijn leven steeds meer het geheel weergeeft, steeds sterker de kracht weergeeft waaruit ik ben geboren, waaruit ik besta, waarin ik misschien eens zal opgaan.

Ik, de levende, aanvaard het totaal van het leven. Ik, deel van de kracht, aanvaard het geheel van de kracht. Ik, verbonden in mijn beperktheid met het onbeperkte, aanvaard de onbeperktheid van alle krachten en waarden die in mij werken. Zo zeg ik: Ik, die leef, dankbaar voor dit leven ondanks alles, ik grijp naar de kracht van het levende, opdat wat ik ben als deel van het geheel eens zal worden uitgedrukt in een volledigheid die ik mij nu zelfs nog niet kan voorstellen.

Dit is waar in essentie. Het is niet waar in menselijke mogelijkheid. Maar als je zo kunt denken en dit kunt voelen als een waarheid, dan heb je toch één stap gedaan op de weg naar een bewuster beleven juist van die werkelijkheid waarover ik heb gesproken, de werkelijkheid van het leven.

Daarmee zijn we gekomen aan het einde van de cursus. Moge het u gegeven zijn om de rust te vinden die u soms zo hard nodig heeft.

image_pdf