uit de cursus ‘ Occulte Wijsbegeerte’ (hoofdstuk 3) – december 1967
Magisch denken.
Naast het normale denken van de mens bestaat iets, wat men wel omschrijft met de woorden: magisch denken. Dit berust o.m. op de erkenning, dat analogieën gelijke waarden plegen te hebben; dat elke waarde, elke plaats en elke tijd kan worden vervangen door een andere plaats, een andere tijd, enz. Zodat altijd weer een gelijkwaardigheid van elementen overal te ontmoeten is.
De magiër heeft hieraan misschien geen direct wijsgerige beschouwingen vast geknoopt, maar in wezen kunnen wij het geheel van de formulering toch weergeven als een aantal met een zekere wijsgerigheid geladen denkbeelden, waarover ik dan in het tweede deel van deze les nog enkele commentaren zal geven.
1. Al wat bestaat is niet uniek; het vindt te allen tijde ergens zijn evenbeeld.
2. Al datgene, wat zich toont als actie, is in wezen reactie en wekt uit zich opnieuw reactie.
3. Al datgene, wat voorstelbaar is, bestaat.
4. Al wat denkbaar en voorstelbaar is, kan op dit moment worden waargemaakt, zodra het door mij of anderen wordt geaccepteerd.
Hierin liggen een aantal grondstellingen, die ons doen zien, dat het Al bestaat uit een soort oneindige keten van oorzaak en gevolg. Als er een eerste oorzaak is, kan elk verder verschijnsel als een gevolg daarvan worden beschouwd. Op elk willekeurig punt van deze keten kunnen wij stellen: dit is oorzaak. En dan zal wederom het verdere van de keten (vanaf dit punt beschouwd) gevolg zijn. Daar de mens zichzelf denkt als actieve factor en vaak zelfs actieve factor in het heden, zal hij de oorzakelijkheid van het verleden slechts beschouwen als de bepaling van zijn mogelijkheid voor de toekomst. Het is juist: deze plaats, die hij volgens eigen denken inneemt, welke hem magische macht geeft, maar daarnaast ook geestelijke inhoud en betekenis. Zonder dit alles heeft het bestaan geen waarde.
Indien ik beslissend kan optreden, ben ik zelf op elk moment, dat ik dit bewust wens te zijn, oorzaak. Als oorzaak bepaal ik niet slechts mijn eigen toekomst, maar de totale toekomst voor zover ik daarin een rol speel.
De eeuwigheid wordt dus eigenlijk door elke mens voor zichzelf geboetseerd. En dat boetseren van de feiten in overeenstemming met zijn wensen, is magie. Het resultaat is, dat de magiër al beseft hij dit lang niet altijd tracht het geheel van het bestaan te veranderen in overeenstemming met zijn wil en zijn voorstelling. Maar zijn voorstelling is natuurlijk weer gebonden aan zijn persoonlijkheid.
Nu stelt hij echter, dat alles, wat voor hem denkbaar is, ook bestaat. De meest wilde denkbeelden en dromen zijn waar. Ze zijn niet nu waar, ze zijn niet hier waar, maar ze zijn dat ergens. En vandaar is het, maar een stap verder om te zeggen: Indien, die waarheid ergens aanwezig is, zo kan ik haar ook hier manifesteren.
Het is een logische gevolgtrekking, waarin God met het totaal van Zijn mogelijkheden wel degelijk een rol speelt. Want God is de Createur. In de Createur ligt het totaal van de mogelijkheden voor de schepping. De mens, een deel van deze mogelijkheden beseffende, kan ze waar maken; omdat dit uit de kracht van de Schepper Zelf is vastgelegd.
De magiër werkt niet alleen maar met losse krachten. Hij werkt in feite met God. En een van de eigenaardige verschijnselen, die wij steeds weer zullen waarnemen, is dat zelfs in de zwarte magie de heiligste namen worden gebruikt, die in feite de Godheid omschrijven en niet Zijn tegendeel: de Duistere.
Ga ik nog een stapje verder in mijn denken, dan ga ik me voorstellen dat alles, wat voor mij voorstelbaar is, in God reeds moet bestaan. Maar dan zal ik door hier een bepaalde toestand te scheppen een analogie tot stand brengen met de hemel, met de eeuwige ruimte en de kracht van de Godheid. En aangezien die twee gelijk of tenminste gelijkwaardig zijn op een zeker punt, zal de werking van de Godheid zich totaal moeten openbaren in de schepping.
Een typerend denken, waarbij elke functie en elke actie deel uitmaakt van een goddelijke Werkelijkheid. In de goddelijke Werkelijkheid zo zegt de magiër is niets begrensd. Daar is alleen de goddelijke Gedachte, die begrenzend is, de energie is oneindig. Indien ik dus, op mijn wereld een soortgelijke situatie schep, dan wordt óók daar de beschikbare energie en de mogelijkheid, oneindig. Het is van hieruit, dat hij zijn totale wereldbeeld gaat opbouwen.
Ik schep. Ik kan slechts herscheppen, wat reeds is geschapen. Niet alleen de duivel is de aap Gods, zoals middeleeuwse schrijvers zeiden, maar óók de mens. Hij kan niets waar maken, wat niet reeds bestond. Maar als hij nu weet wat er aan mogelijkheden bestaat, dan kan hij kiezen wat hij wil waar maken. Het keuze element is echter niet alleen van hemzelf afhankelijk.
Ik leef in een wereld, die in haar geheel uit God, is opgebouwd. Ik kan niet een verandering alleen in mijzelf scheppen, zonder mijn omgeving te beïnvloeden. Het is niet alleen mijn eigen actie, maar ook wel degelijk de omgeving, die bepalend is voor hetgeen er gebeurt. Want in God gaat het niet alleen maar om een enkele gedachte; daar gaat het om een situatie. Die situatie móet ik creëren door te zorgen, dat ik de medewerking heb van delen van de schepping. Het schijnbaar zinloze manoeuvreren met stenen, reukwerken, kruiden of vloeistoffen van verschillende geaardheid, het samenvoegen van metalen en wat dies meer krijgt gezien in dit denkbeeld betekenis. Het is het scheppen van een milieu, waarin de wil van de magiër, die a.h.w. versterkt is, kan worden geuit. Hij schept een situatie, die te bezielen is, zodat de oneindigheid niet meer kan voorbij gaan aan hetgeen is geschapen. Er is een uiting, en deze is gelijk aan iets, wat in de Godheid bestaat. Zo zal die uiting moeten worden bekrachtigd vanuit de Godheid.
Denkbeelden als machtsbegrip, dienende geesten, de geheime eigenschappen van planten, dieren, enz., die wij in heel veel van de magie aantreffen, zijn op zichzelf zinloos. Ze hebben geen betekenis, tenzij wij ze gebruiken als analogie. En vreemd genoeg blijkt in de primitieve geneeskunde zeer veel gewerkt te worden met analoge waarden.
Als ik denk aan levenskracht, aan vitaliteit, dan denk ik onwillekeurig aan fallische tekens. Als ik denk aan fallische tekens, dan denk ik ook aan die verschijnselen in de natuur, die daar enige overeenkomst mee vertonen: b.v. de hoorn van een neushoorn. Dan zal het tot mij nemen van poeder van de hoorn van de neushoorn, eigenlijk betekenen, dat ik levenskracht tot mij neem. En daar de primitieve mens over het algemeen in zijn doelstelling beperkt is, blijkt vooral in de vruchtbaarheidsmagie een dergelijke stof van groot belang geacht te worden.
In andere gevallen krijgen wij te maken met b.v. de alruinwortel, e.d. Ook hier weer mans gelijkheid. Ik neem iets van de mens tot mij. Mijn vitaliteit, mijn mogelijkheden veranderen. Er is een projectie van iets, wat op een mens lijkt, maar gelijktijdig met de simpele oneindigheid van de plant; en dat moet in de oneindigheid weerkaatst zijn: Ik kan dus de krachten vanuit de oneindigheid concentreren volgens de waarden van hetgeen ik in mijn denken betrek.
Het is alles betrekkelijk eenvoudig en toch moeilijk. Laat mij daarom overgaan tot een weergave van het beeld van de krachten, zoals men zich die voorstelt.
Elk wezen denkt egocentrisch, ook de mens. Dat wil zeggen, dat een wereldvoorstelling of een kosmische voorstelling, altijd Mundus centrisch is (met de wereld als middelpunt). Een middelpunt, waaromheen zich dus de andere waarden groeperen. Dit mag wetenschappelijk onjuist zijn, maar in het magisch denken is het volledig waar. Want voor mij is mijn punt van uitgang mijn wereld en mijn eigen wezen. Als ik wil proberen om de kosmos te benaderen, dan kan ik dit alleen vanuit dit standpunt doen. Elke definitie, waarin mijn wereld en mijn eigen wezen centraal staan, is magisch gezien niet alleen verantwoord, maar zelfs noodzakelijk en juist.
In de sferen zien wij verschillende krachten. Maar deze krachten bestaan in de kosmos in het grote. Zij moeten worden teruggevonden in het kleine, in de mens.
Indien u zich de moeite getroost eens na te zien, hoe men in de oudheid kaarten heeft gemaakt van het menselijk lichaam, dan zult u met enige verbazing en misschien zelfs geamuseerd constateren, dat daarin de verschillende planeten zijn aangegeven als delen en organen van het lichaam. U zult ontdekken, dat zelfs begrippen als hemel en aarde in de mens zijn vertegenwoordigd. Magisch denken? Ja, zeker. Maar een denken, waarbij het kosmisch beeld moest worden herleid tot de mens. Voor het werkzaam zijn van de magie is deze voorstelling nu eenmaal onvermijdelijk. En in een wereld, die magisch wil denken en leven en werken moet de occultist dus óók wel van deze dingen uitgaan.
Als u hoort, dat de alchemist de loens wil opbouwen uit bepaalde essences en krachten (de homunculi); dan lijkt dit misschien vanuit een modern standpunt wat belachelijk. Maar is het zó dwaas aan te nemen, dat aangezien het leven is voortgekomen uit de dode materie van deze planeet door de juiste samenvoeging van die dode materie leven kan worden gewekt? Indien dit beeld van leven en bestaan in de kosmos aanwezig is, moet het ook op aarde reproduceerbaar zijn.
Als ik denk aan licht, dan kan ik daarbij denken aan de zon en ik kan denken aan vuur. Maar ik kan ook denken aan licht, dat wezen in zich zelve is de Godheid.
Als de magiër werkt met licht, dan maakt hij op bepaalde ogenblikken gebruik van essences; die uit zichzelf lichtgevend zijn. Want sommige daarvan werkten in het verleden zeer sterk. Dat was noodzakelijk, God is licht. Ik kan dat licht hier weergeven. Wanneer ik het licht hier weergeef en aanspreek als de werkelijkheid, zal het voor mij de werkelijkheid gaan representeren.
Wat doet nu de occultist van vandaag? Hij tracht zoals hij die verstandelijk en wetenschappelijk kent, in overeenstemming te brengen met het onbewuste, het onbekende. Maar kan hij dit? Op het ogenblik, dat hij zijn reactie, zijn standpunt moet gaan verlaten, staat hij in een wereld, waarin hij geen zeggenschap meer heeft.
Ik kan in het totaal van de occulte wetenschappen alleen waarlijk presteren, indien ikzelf centraal sta en als zodanig bepalend ben voor al het mij omringende. Vandaar dat het moderne occultisme maar al te vaak een theoretische liefhebberij is geworden. Zij behoeft dit zeker niet te zijn in zijn wereld.
Ik wil dan over het magisch denken nog de volgende korte commentaren geven:
Magie is niet datgene, wat zo wordt genoemd. Magie is datgene, wat door haar resultaten mij de weerspiegeling van de hogere of eeuwige krachten op aarde doet erkennen. Dat is heel belangrijk: Magie is dus niet de formule op zichzelf; zij is het effect van de formule. Zij is niet de rite; zij is het effect van de rite.
God is oorzaak. De magiër is oorzaak. Beiden zijn alleen kenbaar in hun gevolg.
Zij zijn in hun wezen beiden onkenbaar.
Er was eens een magiër, die in dit opzicht misschien wel heel erg ver is gegaan. Het was een Arabier.
Hij stelde :
“Al datgene, wat ik ben, ken ik niet, maar wat ik tot stand kan brengen, kan ik erkennen. Zo blijkt het geheel van mijn wezen uit mijn daden. En al datgene, wat ik tot een bepaald doel gebruik, doe of tot stand breng, is deel van mijn onkenbaar wezen.”
Dat klinkt voor u misschien moeilijk en dwaas, maar dat is het helemaal niet. U kent uzelf niet waarlijk. U heeft bepaalde denkbeelden en illusies omtrent uzelf, U heeft ook schuldgevoelens in uzelf. Maar wat deze dingen gezamenlijk in de werkelijkheid betekenen, kan alleen door uw daden worden geuit, door uw betekenis in de wereld. Uw zelfkennis heeft pas betekenis, indien zij uitdruk baar is in gebeurtenissen.
Voor de magiër geldt precies hetzelfde. Zijn stellingen, zijn theorieën, zijn omschrijving van eigen werkwijze zijn eigenlijk niet belangrijk. Belangrijk is wat hij presteert; datgene, wat hij naar buiten toe kenbaar maakt. En hierdoor wordt het hele occulte denken dus in een nieuw daglicht geplaatst.
Het is niet het theoretisch benaderen van de Godheid, maar het is: het vinden van een achtergrond, waaruit het zelf presteren mogelijk wordt.
Als wij spreken over wijsbegeerte, dan denken wij onwillekeurig aan een vreemd mengsel van zoeken, geloof en filosofie. Ik meen, dat dit vreemde mengsel in het totaal van het leven aanwezig is. Maar de mens kan het altijd weer terzijde schuiven door zich te beroepen op wat hij noemt: de feiten.
De magiër kan dit niet doen. In het magisch denken moet ik met mijn theorieën werken; ik kan ze niet van tijd tot tijd eenvoudig terzijde zetten. Ik kan niet stellen, dat iets voor de hele wereld van kracht is en gelijktijdig daarnaast bepalen, dat het voor mij slechts ten dele of misschien zelfs geheel niet zal gelden. Ik kan mijzelf nooit uitzonderen van hetgeen ik tot stand breng en daarmede ook niet van de theorie, die ik ken. Het resultaat van dit alles wordt voor de magiër eigenlijk de aanbidding van de formulering, omdat hij alleen vanuit deze formulering tot het kenbare resultaat komt.
In het occultisme zult u vaak precies hetzelfde doen. U verheerlijkt een bepaalde leerstelling of een bepaalde denkwijze, zonder te beseffen, dat deze op zich van generlei betekenis is en mogelijk onecht en onwaar, maar dat hetgeen u daardoor tot stand brengt het enige is, dat betekenis heeft. Zo boven, zo beneden. Dat kan waar zijn. Maar indien ik beneden iets schep en het antwoord van boven volgt, dan weet ik niets omtrent de wereld daarboven en weinig omtrent mijn eigen wereld. Maar ik heb wel een middel gevonden om en nu wel kenbaar voor mijzelf een verandering tot stand te brengen.
Het magisch denken is in feite een denken, dat beoogt in een onbekende wereld, door middel van in wezen onbekende krachten gekende en beheerste wijzigingen tot stand te brengen; daarbij steeds zoveel meer wijzigen, dat op den duur niet slechts de wereld wordt gekend en beheerst, maar dat daaruit ook de eigen relatie van het hogere (datgene wat boven is) op een voor het “ik” begrijpelijke wijze kan worden samengevat.
De grote moeilijkheid bij al deze wijzen van magisch denken en redeneren is wel in de eerste plaats het feit, dat de mens zijn eigen werkelijkheid als onvervreemdbaar beschouwt: anders gezegd: Hij gaat uit van het standpunt, dat de regels en de vormen, zoals hij die kent de basis zijn van al, wat er bestaat. Zelfs indien hij verstandelijk een dergelijke overweging kan verwerpen of terzijde schuiven, zal hij in de praktijk daartoe steeds weer terugkeren. Het is hem onmogelijk zich voor te stellen dat elk denkbeeld hoe fantastisch ook dat in hem rijst, waar is. Want in zijn eigen wereld ziet hij daarvan geen bevestiging. Het is hem onmogelijk zich voor te stellen dat alles, wat hij wil, ook inderdaad te verwezenlijken valt. Want zijn willen is in vele gevallen in zijn denken slechts de uitdrukking van zijn frustraties; van wat hij voelt als zijn onvermogen.
Ik geloof, dat wij er daarom goed aan zullen doen het geheel van het occulte denken vandaag nogmaals te ontleden en hierbij nu eens uit te gaan van de mogelijkheden en werkelijkheden.
Indien ik mij kan voorstellen, dat er mensen zijn, die bestaan uit een grote mond, twee armen en twee beentjes, dan lijkt het onvoorstelbaar dat het ooit echt zou kunnen zijn. Maar dergelijke wezens kunnen ergens bestaan, in de ruimte bijvoorbeeld. Als ik dan zeg: Op vreemde sterren zijn vreemde levensvormen, dan zijn de meesten van u wel geneigd welwillend te knikken en te zeggen: Nou ja, dat is natuurlijk mogelijk. Maar als u die mogelijkheid toegeeft, moet u ook de mogelijkheid toegeven dat een dergelijk wezen ook op aarde te land zou kunnen komen. En als dat mogelijk is, kan een dergelijk wezen in uw werkelijkheid een rol spelen. Het verweer, dat de mens heeft, is dan: Ja, maar alle dingen, die daarvoor nodig zijn, zijn zo veel en zo groot, dat het onvoorstelbaar is.
Hier ligt dus een typische denkfout. Indien ik niet van vliegende schotels houd, kan ik zeggen dat die dingen niet bestaan. En als ik toegeef, dat die dingen bestaan, dan zal ik moeten trachten ze te verklaren in de termen van mijn denken en mijn techniek. Maar als er nu iemand komt, die dit occult verklaart door groter bewustzijn, projectie van gedachtenkracht of iets dergelijks, dan heeft hij net zoveel recht van spreken. En hij heeft in vele gevallen het verschijnsel eerder aan zijn zijde. De mens wil niet afwijken van zijn antropomorfisme. Hij wil de menselijke vormgeving, de menselijke mens primair blijven stellen.
In de kosmos is vorm eigenlijk een toeval. Wezen echter is een eigenschap. Elk wezen is dus denkbaar in elke vorm. Vorm bepaalt het wezen; wezen bepaalt niet vorm. Dan is elke bruikbare vorm voor elk denkbaar wezen een mogelijke uiting. Als u daarvan uitgaat (dit is allemaal theorie), dan komt u nog een stapje verder en zegt u: Is het misschien mogelijk, dat ik alleen die vormen zie en erken, die voor mij belangrijk zijn? Zijn er niet veel meer dingen dan vliegende schotels? Maar kan ik deze niet zo gemakkelijk opmerken, omdat ze niet passen in mijn denkwereld?
De occultist gaat nu juist van dit standpunt uit. Hij zegt: Mijn denken is in wezen zozeer gebonden aan mijn menselijke vormwereld, dat ik voorbij kan gaan, aan feitelijk bestaande krachten en waarden. En hij durft nog een stap verder te doen en te zeggen: Als ik mij innerlijk deze waarde kan voorstellen, zal ik haar ook kunnen zien. Waarbij hij b.v. helderziendheid niet verklaart als een zintuiglijke blindheid, maar eerder als een psychische blindheid; zoals ook woordblindheid bestaat. Als hij zegt, dat er demonen zijn, dan wil hij helemaal niet beweren, dat die alleen in een andere wereld wonen. Hij zegt alleen, dat ze normaal door u niet worden gezien of gekend. Maar de mens, die ze zich kan voorstellen, kan onder omstandigheden daarmee contact maken.
Hier ligt dus de vervorming van de menselijke werkelijkheid in het occultisme als een soort dogma. U ziet de bal als rond. Maar is die bal in wezen rond? U kunt het niet met zekerheid zeggen. U kunt alleen zeggen, dat hij volgens de door u gestelde normen rond is. Maar die zeer gladde biljartbal, die voor u een spiegelend en rond oppervlak heeft, kan voor een heel klein wezen misschien een maanlandschap zijn vol kraters en bergen. En voor een ander iets, wat slechts een tweedimensionale stip is ergens in de ruimte.
De occultist neemt niet alleen aan, dat dit mogelijk is, Hij neemt aan, dat dit een feit is. Hij gaat dus verder redeneren: Indien ik mijn standpunt wijzig, zal ook mijn perspectief zich wijzigen. Wijzigt zich mijn perspectief, dan wijzigt zich mijn besef van bekwaamheid. En door dit gewijzigde besef van vermogen, en van bekwaamheid kan ik handelen, kan ik bereiken, waar dit normalerwijze niet denkbaar is.
Als ik mijzelf zie als een reus voor wie elke berg eigenlijk niet veel meer is dan een kiezelsteentje, dan kan ik rustig zeggen, dat ik de berg dwing naar mij toe te komen. En dan kan ik de bergen laten dansen en juichen van vreugde. Want voor mij zijn die hanteerbaar geworden. Hier is dus eigenlijk wel de directe grens getekend tussen het magisch denken en ook veel van het occultisme en het normaal menselijk denken.
Het normaal menselijk denken gaat uit van de beperking van je wezen, zoals je je dit nu voorstelt en kent.
Het magisch denken gaat uit van een verandering van mogelijkheden en vermogens, gepaard gaande met de verandering van besef omtrent je eigen wezen en vermogens.
Het occult denken gaat uit van een besef, waardoor bij een behoud van de normale werkelijkheid van de mens een deel van zijn begrenzing of beperking tijdelijk of blijvend kan wegvallen, zodat hij, een “gave” of vermogen krijgt dat voor anderen niet natuurlijk is, maar voor hem slechts de natuurlijke uitdrukking is van zijn wezen of persoonlijkheid.
Het zal u nu ook duidelijk worden, dat de mens, niet machteloos is, indien wij dit denken als waarheid stellen.
Als ik iets verlang, dan zit in het verlangen de omschrijving van het verlangde. Neem ik de omschrijving als werkelijkheid aan, dan is zij voor mij werkelijkheid. En kan ik alle voorbehoud en ongeloof terzijde stellen, dan bereik ik datgene wat ik mij had voorgesteld, ook zonder enige twijfel. Ik maak volledig waar wat ik wens; wat ik wil, wat ik mij voorstel.
Nu is dat helemaal niet zo vreemd, want wij vinden dit zelfs in het geloof terug. Een zuiver magische uitspraak is toch wel, als u het voorgaande heeft gehoord: “Vraag en u zal gegeven worden – klop en u zal worden opengedaan.” Er wordt niet gezegd wat u moet vragen en wie zal geven. Er wordt ook niet gezegd, waarop u moet kloppen en wat zal worden opengedaan. Dat is uw zaak. Maar op het ogenblik, dat u met absoluut vertrouwen een situatie stelt, zal die situatie zich openbaren als werkelijkheid.
Ik weet heel goed, dat dit voor de meesten van u niet meer blijft dan een spel met woorden en gedachten. Toch is het een grote waarheid, die u mijns inziens wel eens zou mogen overwegen, zelfs indien u haar niet durft of kunt gebruiken. Wijsgerig gezien kun je uit het geheel een paar conclusies trekken.
Als ik de mens stel als een vorm, dan stel ik een voorstelling en niet een onveranderlijk feit. Als ik mij de mens voorstel als een kracht, dan is hij een kracht. Maar zodra ik die kracht wil doen functioneren volgens een “ik” besef, zal die kracht binnen een vorm optreden en daardoor ook gelimiteerd zijn. De limiet komt uit het denken en uit het bewustzijn, Als een mens denkt dat hij moet sterven, zal hij sterven. Maar als hij weet dat hij niet kan sterven, zal hij leven. Hier speelt dus in de mens een eigenaardig spel van verwachtingen, van vrees van behoefte en gevoelens van onvermogen eigenlijk de hoofdrol.
Is die mens wel een mens, zoals u hem ziet? In de grote wereld (dat wat men “boven” pleegt te noemen) is die mens ongetwijfeld aanwezig, want hij is deel van de totale schepping, Daar is hij zeker niet in vorm beperkt of in tijd beperkt. Daar is hij deel van een tijdloosheid. Daar is hij ruimtelijk gelijktijdig overal en nergens. Beneden is een weerkaatsing ervan. Wanneer de mens in het “beneden” dan een beperking ondergaat in tijd, in ruimte, in mogelijkheden en belevingen, dan vloeit dit voort uit de beperking die hij zichzelf oplegt.
Een filosoof formuleerde als volgt: “De mens maakt zichzelf tot datgene, wat hij denkt te zijn door voor zich alle mogelijkheden tot anders zijn te verwerpen.” Denkt u eens in wat dat betekent. Wat u niet kunt aanvaarden, niet kunt geloven of verwachten, wat u niet durft proberen, dat alles bij elkaar maakt u tot wat u bent. Ik geloof, dat hierin veel meer waarheid schuilt dan oppervlakkig wordt beseft. U bent niet machteloos. Integendeel, u bent zo machtig, als u zich in waarheid kunt gevoelen. Maar zolang u denkt in tijd en het begrip macht (niet) tijdgebonden uitgedrukt, krijgt u te maken met een langzame ontwikkeling. Wat ik wens, maak ik wel waar, maar het kost mij vele jaren. Een niet magisch element dus; een ontwikkeling of groei. Deze komt uit het bewustzijn voort, dat zo iets niet onmiddellijk waar kan zijn of mogelijk is.
Een mens denkt, dat bepaalde dingen alleen plaats kunnen vinden, indien hij b.v. offers brengt. Maar die offers zijn niet noodzakelijk voor datgeen, wat er moet gebeuren; zij zijn nodig voor de mens. De mens kan een harmonie in zichzelf erkennen en zonder meer daaruit kracht putten en deze waar maken. Maar in 9 van de 10 gevallen kan een mens die harmonie eerst beseffen, als hij ze binnen zijn eigen wereld heeft uitgedrukt. Het “zo boven, zo beneden” wordt voor de magiër eigenlijk: Dat wat ik beneden waar maak, is boven reeds waar. Maar om de kracht van wat boven mij bestaat ook hier te erkennen, moet ik dus een analogie scheppen, een soort toneelspel opvoeren, waarin ik die krachten van boven voor mijzelf uitdruk. Op het ogenblik, dat ik er dan aan geloof al is het voor een ogenblik zijn die eeuwige krachten werkzaam en de eeuwige mogelijkheden waar.
In het totaal van het bestaan is geen grens buiten die van het bewustzijn.
Indien dit juist en waar is, is alles wat u bent, wat u beleefd hebt en beleven zult, mede het product van uw eigen wezen, uw willen, uw onvermogen misschien ook om u een beheersing voor te stellen.
Dan kunnen wij dit betoog besluiten met wat toch meer praktisch is, een paar eenvoudige richtlijnen.
1. U kunt zich een ongelimiteerde mogelijkheid niet voorstellen; wel een zeer beperkte mogelijkheid. Tracht dan eerst het beperkte waar te maken. Hoe meer u in het beperkte uw eigen bekwaamheid bewijst, des te gemakkelijker u het minder beperkte als mogelijk kunt aanvaarden en daardoor realiseren.
2. Besef, dat voor u, uw wezen, uw geestelijke krachten en mogelijkheden en uw geestelijke ontwikkeling en inwijding zowel als uw stoffelijk wel en wee, u zelf het centrum van alle dingen bent. Alle reacties moeten door uzelf worden gewekt. Eerst indien u bepaalt wat er gebeurt, zult u ook meesterschap hebben over de gevolgen. Leer zoveel mogelijk bewust de dingen te ver-oorzaken. Tracht u steeds meer te onttrekken aan het geleid worden door oorzaken, die u niet beseft of die door anderen buiten u worden geschapen.
3. Besef, dat alle denken en alle redeneren omtrent eeuwigheid en eeuwige waarden in feite maar uw voorstelling is. Daarom is de samenhang en de opbouw daarvan niet van belang; wel datgene, wat u er als kracht, als werking uit kunt putten. Verdedig uw geloof niet door de waarheid aan te tonen, maar door de bewijzen van dit geloof, vanuit uzelf, voortdurend te leven.
4. Droom niet van het onmogelijke, maar besef in elke droom een mogelijkheid, die ook nu realiseerbaar is. De droom is de erkenning van een werkelijkheid, die kan worden waargemaakt. Kies dan wat u waar wilt maken.
Bewust leven is in feite magisch handelen. Magisch handelen kun je niet zonder magisch denken. En de achtergrond van al deze dingen is de behoefte inzicht te krijgen in de totaliteit, zonder daarbij vast te houden aan de formule. Voel in uzelf het totaal aan en zie de zin ervan. Wees wijs. Begeer steeds meer wijsheid te bezitten. Geef daaraan vorm in theorieën, zoals u wilt, maar baseer u op de praktijk.
Genezing.
De geestelijke genezing kent heel veel verschillende aspecten, waar men toch op z’n minst genomen in de moderne tijd allerhande vraagtekens bij plaatst. Ik zal proberen de achtergrond van enkele ervan te verklaren. De genezing op afstand. Bij genezing op afstand is de concentratie van de genezer belangrijk voor het welzijn van de patiënt. Hierbij is het opvallende, dat kan worden gewerkt zowel geconcentreerd (dus met een directe voorstelling van de patiënt) als ook betrekkelijk vaag t.a.v. een groep patiënten. De oorzaak van dit alles kan m.i. worden gezocht in het bestaan van een gemeenschappelijk bewustzijn. De mensheid als geheel heeft een sfeer van bewustzijn, waarin praktisch alle denkbeelden, problemen en vraagstukken aanwezig zijn. Een somsfeer dus van waaruit elke mens wordt bereikt. Als ik in die sfeer een gedachte bewust projecteer en deze verbind met door mij gekende waarden (dit laatste is een noodzaak), dan zal vanuit die totale sfeer een inwerking op alle gekende objecten plaats vinden; en wel in overeenstemming met de door mij uitgestraalde gedachten plus de wijze, waarop deze wordt geaccepteerd door de ontvangers. In een dergelijk geval is het dus niet noodzakelijk, dat we ons richten op een bepaalde patiënt of zelfs op een bepaalde kwaal. We hebben hier eenvoudig te maken met het scheppen van impulsen. Het enige, dat in feite wordt overgedragen, is extra energie. Die extra energie komt dan uit het gemeenschappelijk bewustzijn en wordt door de patiënt ontvangen als gevolg van een lichte verandering van zijn instelling welke grotendeels onderbewust geschiedt.
Dit zijn dan de genezingsprocessen, zoals deze kunnen worden verricht door geroutineerde afstandsgenezers, die misschien 100 of 10.000 patiënten in een keer schijnen te behandelen. Een voorwaarde voor hen is wel, dat zij op enigerlei wijze contact hebben met de patiënt of patiënten. Dat kan geschieden via brieven, foto’s of andere middelen van uitdrukking. Er moet echter een inductor zijn, omdat het beeld van datgene wat moet worden genezen (al is maar onderbewust) toch mede moet worden uitgestraald met de impuls. In dergelijke gevallen is de mentaliteit van de genezer en het gezag dat hij heeft over zijn patiënten wel zeer belangrijk. Want alleen door de verwachting van de patiënt plus de zeer bewuste en sterke impuls, die de genezer aan het totaal bewustzijn geeft, kan de genezende werking plaats vinden.
Iets anders is het genezen op afstand„ waarbij je je richt op een enkele persoon. Hier zijn er verschillende aspecten, zodat het mogelijk is te genezen via het persoonlijk kennen. De band tussen de genezer en de patiënt is hier er een van zuiver persoonlijke geaardheid. De kwaal wordt over het algemeen ook goed gekend en de voorstelling van het genezende proces zal bij de genezer vaak ook nog aanwezig zijn. Er vindt hier een concentratie plaats, waardoor het bewustzijn ‘ik kan genezen” bij de genezer een van de meest belangrijke factoren is. Hierdoor eigent hij zich nl. krachten toe, die hij normalerwijze niet zou uiten. Hij activeert een groot gedeelte van zijn persoonlijkheid en kan het totaal van die energie in een tamelijk smalle bundel op een patiënt richten, die ook al weer voor deze krachten ontvankelijk móet zijn.
De grote vraag bij de genezing luidt: Is de voorstelling van de genezer wel juist? In het eerste geval was die voorstelling niet nodig, omdat de patiënt zelf met de kracht werkte, die hij kreeg en dus het bewustzijn van de kwaal in de patiënt bepalend was voor de wijze, waarop die kracht werd verwerkt. Maar in het tweede geval hebben we te maken met iemand, die direct aanwijzingen geeft voor de genezing; en hier zou een foutieve voorstelling van de kwaal dus kunnen leiden tot het ontstaan van nieuwe kwalen. In beide gevallen kan worden gezegd, dat de te overbruggen afstand niet belangrijk is, maar wel de intensiteit van de voorstelling.
Typerend is verder dat de tijd, waarop de genezende werking wordt uitgezonden, niet altijd gelijk is aan de tijd, waarop de genezende werking wordt ervaren. Indien u even nadenkt, is ook dit begrijpelijk.
Wat de genezer in het eerste geval heeft gedaan, is in het totaal bewustzijn een bepaalde tendentie leggen. Die tendentie blijft bestaan lang nadat hij zijn voornemen heeft weggenomen. De patiënt, die op een bepaald ogenblik daarop is afgestemd (b.v. door ontspannenheid of anderszins), zal op dit moment (wanneer hij dus bereid is tot ontvangst) inderdaad die stimuli in zich gevoelen en het genezingsproces zal beginnen.
In het tweede geval hebben wij te maken met wat men noemt een geestelijke wekprikkel. Hier wordt door de sterk gebundelde gedachte een associatie tot stand gebracht. Die associatie is echter niet altijd direct de genezende werking zelf. Hier kan de gedachte ontstaan, dat die werking zal komen, de aanwezige energie wordt geabsorbeerd, maar ze komt pas tot ontlading, wanneer de patiënt wederom in een voldoende ontspannen toestand is gekomen.
In beide gevallen zijn dus vertragingen van enkele uren mogelijk. En daar tijd in het gemeenschappelijk bewustzijn een veel kleinere rol speelt, is het bij de eerste soort genezer bovendien nog mogelijk dat de kracht reeds wordt gevoeld, voordat de feitelijke uitstraling daarvan is begonnen, omdat hier de eigenaardigheden van de tijd t.a.v. de. verschillende plaatsen een vervroeging van laten we zeggen 4 tot maximaal 6 uren t.a.v. de feitelijke handelingen wel tot stand kunnen brengen.
U weet allen, dat geestelijk genezen iets is, dat onder het occultisme, het “duistere” valt. Maar zo duister is de zaak eigenlijk niet. Levenskracht is niet alleen maar iets, dat in de mens zetelt; het is energie, die overal aanwezig is en waarvan de mens pleegt te absorberen naar behoefte of vermogen. Is zijn vermogen minder dan zijn behoefte, dan ontstaat krachtenverval. Is zijn vermogen groter dan zijn behoefte, dan zal hij toch niet meer dan het verbruikte kunnen opnemen, omdat hij, voortdurend met kracht gevuld blijft.
Als ik nu iemand heb, die een grotere behoefte heeft dan hij direct aan vermogen heeft, kan ik hem vermogen lenen; want het vermogen ligt in een voorstelling, in een openstaan t.a.v. de levenskracht in de wereld zelf. Een goede suggestie en een magnetiseur kunnen vaak direct iets van hun eigen kracht overdragen. Maar wat ze daarnaast doen is, dat zij in de patiënt het besef wekken, dat er meer levenskracht is; en daardoor vergroten zij ook van buitenaf het opnamevermogen voor levenskracht. Hieruit blijkt dus, dat de suggestieve werking (de directe projectie van ontvankelijkheid) belangrijker is dan de directe kracht overdracht.
Een ander opvallend verschijnsel hierbij is, dat een mens, die veel over zijn eigen kwalen weet, veel minder snel zal genezen dan iemand, die er weinig van weet. Je zou je kunnen afvragen, of dat eigenlijk niet helemaal tegen de draad ingaat. Want als je weet wat je mankeert zo zal menigeen redeneren kun je alle krachten daarop richten. Inderdaad. Maar indien ik weet, dat een bepaalde kwaal zeer ernstig is, dan kan ik niet geloven, dat ze meteen zal genezen. Ik limiteer hierdoor dus de mogelijkheid van genezende werking. Ik stel voor mijzelf een proces van geleidelijkheid vast. Degene, die niets weet, kan een ogenblikkelijke genezing accepteren en daardoor vaak haast miraculeus in zeer korte tijd van zeer ernstige kwalen worden bevrijd. Ook hier weer: het voorstellingsvermogen speelt een zeer grote rol. De levenskracht is daarbij kennelijk minder belangrijk dan men wel eens aanneemt.
Nu hoort men wel eens, dat een geestelijk genezer of een gebedsgenezer niet in staat is een genezing te bewerkstelligen, als hij zich niet goed voelt. Dat is helemaal waar. Want als hij zich niet goed voelt, kan hij de zekerheid van de genezende kracht niet opbrengen, die nodig is om de projectie naar de ander en de ontvankelijkheid van de ander te beïnvloeden.
Ik wil nu nog een paar dingen aanstippen, die in dit verband heel eigenaardig zijn.
Ik kan vaak een kwaal en de tijd waarin ze actief is, berekenen aan de hand van astrologie. Ik kan door kabbalistische berekeningen niet alleen een kwaal maar ook het geneesmiddel te weten komen. Ik kan soms bepaalde stoffelijke geneesmiddelen suppleren met wat men dan noemt “geestelijke” geneesmiddelen; in feite over het algemeen symbolen voor zekere geestelijke krachten of tendensen. Hoe dat in elkaar zit, is wat moeilijk op een eenvoudige manier te verklaren. Als ik een poging waag, hoop ik dat u mij mijn tekortkomingen zult willen vergeven.
Elk geneesmiddel, dat ik geef, is een geneesmiddel omdat het
a. een aanvulling betekent van tekorten in het lichaam
b. een stimulans betekent voor bepaalde werkingen in het lichaam
c. een afremming van bepaalde functies heeft.
Nu zijn al deze factoren eigenlijk mede te beheersen vanuit de geest en de psyché. Want een afremmen of een stimuleren van functies blijkt heel goed mogelijk langs de psyché, langs geestelijke kanalen. Ik heb daarvoor het geneesmiddel dus eigenlijk niet nodig. De aanvulling vindt normalerwijze ook wel plaats uit de omgeving, uit de normale voeding. Ik zal daarbij dus het geneesmiddel eigenlijk niet nodig hebben, tenzij ik zeer snel en zeer drastisch effecten verlang. Hierbij speelt dus datgene, wat het geneesmiddel moet doen, een zeer grote rol.
Naarmate een geneesmiddel directer moet ingrijpen, blijkt het moeilijker te vervangen te zijn door geestelijke impulsen. Een geestelijke impuls vraagt accept, maar bovendien een openstelling. En zoals ik zo even reeds heb gezegd de openstelling is vaak beperkt. Men ziet alles in een tijdgebonden proces. En terwijl men enerzijds ongeduldig op de genezing wacht, acht men die innerlijk eigenlijk niet helemaal mogelijk; en dat is een beperking.
Als ik nu een geneesmiddel geef, dan wordt dat heel vaak wel als werkzaam geaccepteerd, zelfs als het dat niet is. Het resultaat is, dat aanvullende stoffen dus gemakkelijker worden opgenomen en dat deze sneller naar de juiste plaats worden gedirigeerd. In de geestelijke genezing zullen we dus nooit het geneesmiddel kunnen uitsluiten. Wat we echter wel moeten proberen te doen, is het geneesmiddel te beperken tot dat, wat werkelijk noodzakelijk is.
En nu blijkt pijnonderdrukking in onbelangrijke gevallen door geneesmiddelen mogelijk te zijn. Indien het echter ernstige pijnen zijn, zullen alle daarvoor gebruikte geneesmiddelen een zodanige inwerking op het organisme hebben, dat hierdoor zelfs bepaalde functies van de psyché kunnen worden aangetast. Dit is niet aanvaardbaar. Hier kunnen wij nu wel met hypnose en suggestie werken. Via hypnose en suggestie kunnen wij een conditionering krijgen, waardoor de pijngrens a.h.w. verandert en er dus geen onduldbare pijn meer wordt geleden.
Het klinkt misschien wat vreemd, maar ik zou werkelijk tandartsen en zelfs chirurgen willen aanbevelen om gebruik te maken van een goede hypnotiseur in plaats van iemand, die een verdovend middel toedient. Dit zou voor de patiënt veel beter zijn én psychisch én psychologisch zou het ook veel gunstiger reacties geven.
Hypnose is occultisme. Suggestie is indien zij verdergaat dan het algemeen aanvaarde in feíte ook deel van het occulte. Misschien dat men daarom zo afwijzend staat tegenover deze zaken. Maar waarom zou men geneesmiddelen gebruiken, indien ze niet nodig zijn en ze schadelijk kunnen zijn? Daarom geldt over het algemeen:
Beperk het gebruik van geneesmiddelen zoveel mogelijk. Wilt u daarvan gebruik maken, dan is het voor u vaak prettiger middelen te gebruiken, die in de eerste plaats natuurlijk zijn; en in de tweede plaats: waarin u een soort wondergeloof kunt stellen. Wondergeneesmiddelen zijn geen wondergeneesmiddelen om hetgeen zij presteren, maar heel vaak omdat het wonder wordt verwacht en dus geaccepteerd.
Dan mag ik misschien nog een paar opmerkingen maken:
In het totale occulte werk zullen wij altijd weer buiten de mentale werkelijkheid van de mens treden. Wij gaan buiten de rede om. Wij gaan buiten al hetgeen voorstelbaar en wetenschappelijk constateerbaar is om. Wij hebben te maken met zeer sterk fluctuerende mogelijkheden, omdat factoren, die niet meetbaar zijn (zoals de gevoeligheid van een bepaald ogenblik, de persoonlijke instelling van een mens op een bepaald ogenblik), een beslissende rol kunnen spelen. Die dingen controleer je niet. Maar dit mag geen reden zijn om de paranormale genezing of het werken met occulte krachten in de genezing terzijde te stellen.
Een andere vraag is, of het verantwoord blijkt. Ik meen, dat het verantwoord blijken van een dergelijke geneeswijze moet voortvloeien uit constateerbare veranderingen en verbeteringen in de toestand.
Nu heb ik nog een punt, dat voor de astrologen wel zeer belangrijk is. Zij constateren nl., dat op een bepaalde dag het gevaar voor b.v. gebroken benen voor leden van een bepaalde groep (laten we zeggen voor de Tweelingen, de Steenbokken, de Schutters of de Schorpioenen) groot is. Er zijn kennelijk tenderen in het totaal van uw wereld en uw kosmos, die ook voor u een zekere tendens inhouden. Nu blijkt, dat die tendens zeker niet inhoudt, dat uw benen op dat ogenblik kwetsbaarder zullen zijn. Ze houden echter wel in, dat uw oriëntatie onhandigheden bevat, waardoor kwalen in dat bepaalde lichaamsdeel de nadruk krijgen. En daaruit kun je ook weer iets leren.
Indien ik een bijzondere nadruk leg op het gevaar voor een zekere ziekte, dan bevorder ik daarmee de mogelijkheid, dat de ziekte optreedt. Dit geldt voor een infectieziekte, maar net zo goed ook voor ongevallen, voor beenbreuk, voor allerhande organische afwijkingen. De astroloog constateert in feite een psychische tendens, niet een lichamelijke. Maar als die tendens constateerbaar is, dan kunnen we dus ook zien op welk ogenblik iemand psychisch nu niet direct zal openstaan voor genezende werkingen met betrekking tot een bepaald orgaan. In dit geval is astrologie bruikbaar. Zij is bruikbaar geworden, omdat zij ons leert, dat bepaalde typen in bepaalde perioden niet zo gemakkelijk zullen openstaan voor positieve krachten en t.a.v. zekere delen van het eigen lichaam en ook het gevoelsleven negatief zullen zijn ingesteld. Daar houd je dan rekening mee.
Nu komt de kabbalist. Deze gaat zeggen. Ik heb hier een kwaal en ik ga haar omschrijven. Ik zet haar om. Ik kom dus tot een vervanging. Hierin kan ik een direct aanvullend begrip vinden, die ik kan projecteren als geneesmiddel. Als ik dit geneesmiddel toedien, zal de kwaal inderdaad verminderen. Dat is natuurlijk wel een zeer ver gezochte redenering. Maar als ik daarin geloof, dan zal het geneesmiddel op zichzelf toch altijd een verband hebben met de kwaal. Voor de persoon in kwestie zal psychisch een dergelijk geneesmiddel heel vaak een bijzonder sterke invloed hebben. Een minder goed geneesmiddel kan dus een veel grotere werking vertonen, indien het onder de juiste omstandigheden wordt toegediend. En daaruit blijkt dus ook weer, dat het afleiden van het geneesmiddel van de eigen naam, de naam van de kwaal, de data enz. zeer zeker voor vele mensen een gunstige inwerking te hebben.
De vervanging van geneesmiddelen door de z.g. geestelijke geneesmiddelen, zoals talismans of hoe u ze noemen wilt. Als ik geestelijke krachten omschrijf, dan is het helemaal niet nodig, dat een ander die krachten precies zo kan definiëren als ik dat doe. Maar indien hij gelooft in geestelijke krachten met een werking, die ik hem heb beschreven (dat is noodzakelijk), dan zal hij openstaan voor alle genezende werkingen in die richting. Hij zal verder zeer sterk ontvankelijk zijn voor alle mogelijkheden om de totale levenskracht in het genezend proces in te schakelen. Het geestelijk geneesmiddel blijkt dus de openstelling te bevorderen, van de persoon, die erin gelooft; en daarnaast een sterk richtingseffect te hebben op het gebruik van de aanwezige levenskracht. Uit dit alles enkele regeltjes, die voor u misschien wel van pas kunnen komen.
1. Als u een kwaal heeft, moogt u rustig erkennen wat die kwaal is, maar geef haar geen medische naam. Dit zal u eerder verleiden tot het nagaan van alle negatieve mogelijkheden dan tot richten van uw eigen kracht op een positief gebruik. Ontspan u en stel u open. Openstellen is een proces van ontspanning en kan niet door een bewuste wilsacte alleen tot stand worden gebracht. Neem in deze doelgerichtheid het verdwijnen van uw kwaal op. U zult ontdekken, dat u op deze wijze b.v. migraines heel goed kunt bestrijden; en dat u andere, niet al te ernstige kwalen eenvoudig zelf kunt oplossen.
2. Indien u een medemens of uzelf wilt genezen, heeft u vaak een voorstelling van het genezend proces, vooral wanneer dit een geestelijk proces is, kunt u door u dit proces voor ogen te halen heel vaak een zeer sterke suggestieve werking op anderen uitoefenen. Voor uzelf kunt u een soort post hypnotisch bevel scheppen, dat dan meestal tijdens de slaap actief wordt. Op deze manier is het mogelijk vele negatieve verschijnselen tijdelijk op te heffen en zelfs bij een langer duren van meer ernstige kwalen een genezende procedure te doen ontstaan.
3. Suggestie treedt nu eenmaal in een groot deel van uw leven op. Als u ontdekt, dat u t.a.v. uw welzijn of anderszins negatieve suggesties worden gegeven, probeer deze als zodanig te ontmaskeren. Op het ogenblik dat u een negatieve invloed hebt erkend in haar bron, is zij voor u beheersbaar geworden. Indien u echter positieve tendensen ontdekt, dan kunnen deze mogelijk suggestief zijn; maar het ontdekken dat deze suggestief zijn heeft voor u geen waarde. U zou ze daarmee kunnen uitschakelen. Elke positieve impuls, die u ontvangt, moet worden gevolgd door een blijmoedig aanvaarden ervan en als het even kan een sterk geloof erin. U zult ontdekken, dat u op deze manier de positieve waarden in uw leven aanmerkelijk versterkt. Deze kunnen genezend zijn en zelfs soms gunstige wijzigingen in persoonlijke omstandig heden brengen.
4. Daar de meesten van u niet in staat zijn de geestelijke processen van genezing, projectie e.d. voldoende duidelijk voor zichzelf te omschrijven, lijkt het mij verstandig, dat u niet tracht de procedure te ontleden, maar dat u die eenvoudig gebruikt.
Als u een bepaalde methode van gebedsgenezing, suggestieve genezing, magnetiseren e.d. voor u aanvaardbaar vindt en op anderen wilt toepassen, doe dit dan zonder naar een verklaring te zoeken. Uw resultaten zullen u op den duur vanzelf enig begrip geven. Een verklaring zou heel vaak uw mogelijkheid tot actief werken teniet kunnen doen. Nu voor degenen, die daarnet met de astrologie misschien even zijn vastgelopen, nog dit:
Astrologie geeft tendensen aan, geen feiten. U baseren op hetgeen astrologisch als mogelijk wordt gezien, is over het algemeen verkeerd. U baseren op hetgeen astrologisch als een tendens (dus als een gunstige mogelijkheid) wordt beschouwd mits u die zelf gebruikt kan in vele gevallen goede resultaten opleveren,
Bij genezing is het natuurlijk, dat u gebruik maakt van uw gunstige perioden om een zo groot mogelijke hoeveelheid levenskracht op te doen. Want dan bent u in staat meer levenskracht op te nemen en meer te dirigeren. Ten aanzien van het gebruik van kabbalistische geneesmiddelen en z.g. kruidenmiddelen e.d. nog het volgende:
Het gebruik van dergelijke middelen voert heel snel tot onmatigheid. Onmatigheid is altijd schadelijk, zelfs indien het geneesmiddel “zogenaamd” onschadelijk of neutraal is. Al is het alleen maar door een gewenning die ontstaat of een behoefte die wordt geschapen. Ga bij het gebruik van dergelijke geneesmiddelen altijd uit van de minimale dosis. Indien u dergelijke geneesmiddelen neemt, doe dit geheel volgens voorschrift; en doe dit ook precies op tijd. Laat elk innemen van dergelijke geneesmiddelen volgen door tenminste tien tot vijftien minuten van ontspanning, waarin u tracht u zo behaaglijk mogelijk te voelen en u tegen uzelf zegt. “Genezing is aan de gang.” Hierdoor krijgt u ook van soortgelijke geneesmiddelen de beste resultaten.