Krachtsymbolen

image_pdf

uit de cursus ‘Doe het zelf’ (hoofdstuk 3 ) – december 1975

Krachtsymbolen.

Een mens bezit kracht. Een mens kan deze kracht richten. Een mens zal kracht over het algemeen richten volgens een bepaald denkbeeld of een bepaalde gewoonte. Het zal u duidelijk zijn dat niet veel mensen precies weten hoe ze iets doen en wat ze doen. Wat meer is ze realiseren zich ‑ zelfs als ze kracht uitstralen ‑ heel dikwijls niet dat er ook rond hen een stralend geheel is.

Wij leven in een krachtveld waarin wij zelf ook een kracht vertegenwoordigen. Als we in dat krachtveld buiten ons op een bepaalde manier een verstoring aanbrengen, dan ontstaat daardoor ook weer een werking. Laat mij u een voorbeeld daarvan geven.

U kent allen het gewone manuaal, het gebaar met de handen. Als u spreekt en u maakt een gebaar, dan legt u naar u zegt ‘nadruk op uw woorden’. Maar u doet nog iets anders: u gaat lichamelijk deelnemen niet aan het woord, maar aan de betekenis die in uw gedachten achter dat woord ligt. Het gebaar is niet alleen een verheldering, het is wel degelijk een beïnvloeding van uw omgeving en van iedereen die dat gebaar ziet. Met dit voorbeeld is het misschien al duidelijker geworden dat wij bepaalde symbolen gebruiken waarmee wij krachten aan het werk kunnen zetten of waardoor wij onze eigen kracht beter kunnen richten.

Als u probeert in te stralen, dan doet u eigenlijk niets anders dan uw eigen kracht ‑ al dan niet geconcentreerd op een bepaald punt van uw lichaam ‑ uitstralen naar een andere persoon. U doet dat op een bepaalde plaats in de aura van deze persoon, ofschoon u zich pleegt te oriënteren op een plaats van het lichaam van de persoon, want u ziet de aura niet, u ziet het lichaam.

U neemt dus een bepaalde plaats (bv. de slaap) en u straalt daar in. Dan moet de kracht daar binnentreden. In feite veroorzaakt u een werking die in de aura ontstaat en een soort kringloop in het zenuwstelsel kan volbrengen en daarnaast een kringloop in de aura. Wij zien van de slaap een stroom gaan naar het keelkopchakra en van daaruit van iets achter het oor omhoog gaan om dan het kruinchakra te bereiken. Daar wordt die stroom dan in de aura geabsorbeerd.

Als ik instraal kan ik dat gewoon doen door dat te willen. Wanneer mijn gedachten gericht zijn op een plek en ik bewust mijn kracht daarop richt, dan moet ik kunnen instralen. Maar in de eerste plaats is het voor mij wat moeilijk om die plek in gedachten te houden en in de tweede plaats is het ook voor de persoon die ik wil helpen in een dergelijk geval nu niet direct merkbaar dat er iets gebeurt. Er is dus een zekere suggestie nodig. Tevens probeer ik ook nog wat meer kracht te krijgen dan ik reeds heb.

De hand wordt omhoog gebracht tot bij het punt waar de instraling zal plaatsvinden. We zien dan vaak dat de vingertoppen a.h.w. recht gestrekt worden gehouden, het is bijna een karate‑houding. Met de vingertoppen straalt men nu in. Wat gebeurt er nu? In de eerste plaats: de persoon die ik behandel merkt dat er iets aan de hand is. Hij is dus meer receptief, wat zeker voor die delen van de kracht die ik wil overbrengen in het zenuwstelsel alleen maar bevorderlijk kan zijn. In de tweede plaats heb ik door dit gebaar nog eens in het bijzonder mijn aandacht daarop gericht. Nu kan ik het gewoon doen (de hand gaat omhoog, de vingers komen op die bepaalde plek en ik straal in) en ik kan het ook doen met dit gebaar: de arm maakt a.h.w. een halve cirkel.

Wat heb ik nu gedaan? Ik heb ook het krachtveld in de omgeving verstoord. Dat wil zeggen dat ik de relatie tussen de omgeving en mijn eigen aura heb veranderd. Het is wel een korte verandering, maar het kan betekenen dat ik juist hierdoor gemakkelijker ontvankelijk ben voor krachten die mijn eigen vermogens – bij de instraling gebruikt – zullen versterken.

Deze manier van werken heeft niets te maken met het gebaar, want ik kan het ook zonder dat. Het gebaar wordt echter symbolisch voor hetgeen ik doe. Omdat ik dit zelf beleef als een werkelijkheid, schep ik een geestelijke werkelijkheid compleet met krachtverstoringen in het mij omringende veld, compleet met bijzondere suggestieve werkingen t.a.v. de patiënt, compleet verder met ontwikkelingen rond mij waaruit ik soms meer kracht kan putten of anderen, die mij kracht kunnen geven (geesten bv.), attent maak op de situatie. Een gebaar is vaak een magisch symbool.

Als ik met krachten werk is het wel heel belangrijk dat ik de magische symbolen op de juiste manier hanteer. Laat mij de symboolgebaren even doornemen, althans naar hun vereiste. Het is mij volkomen duidelijk dat ze visueel gedemonstreerd ik hier de onmogelijkheid zou scheppen tot weergave in schrift en dat is voor sommigen toch ook belangrijk.

Symboolgebaren kunnen worden onderscheiden in booggebaren en lijngebaren.

Elk gebaar waarin de boog verwerkt zit is een energie‑beroering, waardoor alleen vanuit mijn eigen wezen een verstoring tot stand komt en alleen mijn eigen wezen op deze verstoring kan reageren. Met elk symbool dat een boogvorm heeft (of dat nu is een halve cirkel, een volledige cirkel of zelfs maar een geschetst segment van een cirkel, althans de buitenlijn) verwek ik krachten in het krachtveld rond mij die op mij kunnen terugslaan, terwijl ik gelijktijdig met het gebaar voor mijzelf een richting bepaal voor de krachten die van mij zullen uitgaan.

In het lijngebaar zit het gevoel van verbinding. Met het lijngebaar maak ik a.h.w. een kortsluiting tussen twee potentialen: twee verschillende krachtsverhoudingen. Het is zoiets als de verbinding, die je maakt in een batterijtje tussen de minpool en de pluspool. En als je dat goed doet, gaat het lampje branden. Datzelfde doe je nu met een lijngebaar. Je veroorzaakt een verstoring buiten jezelf die niet op jezelf is gericht, maar die wel door je gedachten in haar aard wordt bepaald. De kracht die ik zo opwek, kan ik niet zonder meer richten. Wel zal ze zeer sterk buiten mij werkzaam zijn en naarmate de krachten rond mij groter zijn, kan ik daarmee intensere ontladingen tot stand brengen.

Nu kan ik lijn‑symbolen combineren. Het eenvoudigste lijn‑symbool is het kruis. Hier heb ik een potentiaal‑verstoring en een potentiaalgerichtheid.

Een kruis veroorzaakt een werking die zich van mij af bewegende verspreidt in de ruimte, en wel met een brandpunt dat ongeveer wordt bepaald door de lengte van de beide geschetste lijnen, indien we deze als de hoeklijnen beschouwen van waaruit een piramide wordt gevormd.

Als ik u erop wijs dat een lijn, gekruist door een andere lijn een gerichtheid van mij af veroorzaakt, dan moet ik daarbij rekening houden met het feit dat ik die lijn kan combineren met een gebogen lijn. Dan zal ik mijn eigen kracht als een impuls gaan uiten in de kracht die door de lijnbeweging werd opgewekt. Het is doodeenvoudig zo: ik druk op het knopje, de wagen begint te rollen. Ik geef ze een extra duw mee en ze rolt sneller. Daarom zijn ook combinaties van ronde en rechte lijnen gebruikelijk.

Als ik nu een grote kracht wil hanteren en zelf heb ik maar een matige kracht, dan moet ik wel zeer voorzichtig zijn hoe ik het doe. In deze gevallen geldt:

Het trekken van een gesloten cirkel betekent dat de kracht blijft rondcirkelen. Er is geen richting naar buiten. Er ontstaat alleen een krachtveld binnen de cirkelende beweging dat zich dan zelfstandig en driedimensionaal (dus in een soort bolvorm) enige tijd blijft handhaven. Die kracht kan dan wel door andere gebaren of de wil worden gericht, maar ze bezit niet vanuit het gebaar zelf richting.

Wil ik nu dit boog‑gebaar met een lijn‑gebaar combineren, dan geldt: ik zal nimmer de boog zodanig trekken dat er een gesloten cirkel ontstaat. Voorbeeld: u kunt zich zo’n ouderwets geschreven Q wel voorstellen: U begint met een cirkel‑lijn die bijna voltooid wordt, maar net voordat u de andere lijn raakt, gaat het met een rechte beweging naar beneden. Hier heb ik nu een kracht gewekt die met mijzelf verbonden is, zoals ook de cirkel met mij verbonden was, maar teveel in zichzelf besloten. Ik heb het totaal van mijn eigen krachten gericht. Gelijktijdig heb ik de krachten van de omgeving daarmee verbonden, want het is een doorgaand gebaar. Dientengevolge heb ik een krachtsymbool geschapen dat in zeer sterke mate krachten concentreert die a.h.w. de lijn van mijn gedachten of van mijn wil volgen. Dergelijke gecombineerde gebaren zullen we dan ook aantreffen bij mensen die zeer bewust op afstand werken of bepaalde vormen van magie plegen te doen.

Dan zullen we daarmee een proef moeten doen. Ik zou u een heel eenvoudige proef willen voorstellen.

U heeft in deze tijd van het jaar wel een kamerplant, die het nu niet zo heel erg goed doet. Ze krijgt water genoeg, staat redelijk warm, krijgt licht genoeg, maar toch doet ze een beetje mistroostig aan. Wij proberen ons dan eerst te concentreren. (Denkt u aan hoofdstuk 1 en ook aan wat er in hoofdstuk 2 daarover nog werd gezegd.) Na deze concentratie zeggen we tegen onszelf: ik wil de kracht ontladen op die plant en we maken (doe het maar als er geen anderen bij zijn, dan denkt niemand dat je gek bent) dit gebaar: we trekken een lijn in de richting van de plant. We wijzen dus waarheen de kracht moet gaan. Niet dat dat zo belangrijk is, want onze wil doet het wel, maar hierdoor werpen we volgens ons besef nog eens te meer die kracht in een bepaalde richting. Stel dan bij uzelf vast dat de plant beter moet gaan groeien, dus gezonder worden. En tenzij er een zeer ernstige plantenziekte is, dan kunt u het weleens mis hebben, zult u zien dat de plant inderdaad en meestal reeds na enige uren duidelijk zichtbaar opknapt. De bladeren hangen niet meer, de plant zelf rekt zich a.h.w. iets meer. Het lijkt ook of ze zich meer naar het licht toekeert, als er tenminste zonlicht is. De plant is kennelijk vitaler en heeft haar eigen levenstempo tijdelijk opgevoerd. Een aardige proef die u allemaal kunt doen.

Soms hebben we een symbool nodig zonder dat we allerlei gebaren daarbij kunnen maken. Ook dit kunt u betrekkelijk eenvoudig oplossen. Vergeet niet, de lijnen die u trekt zijn in feite verstoringen, die vanuit de aura worden veroorzaakt en niet met de hand.

Ik heb een ring waarop een figuurtje is gegraveerd. Ik kan met de ogen de omtrekken van het figuurtje volgen en zeggen dat ik de cirkel trek. Dan is dat reëel voor zover dit de aura betref en de krachtsverhoudingen buiten mij. Het is net zo echt alsof ik een gebaar zou maken. Het kan zijn dat u dit niet heeft, dan moet u op de een of andere manier voor uzelf die cirkel duidelijk maken. U kunt dat doen door speels bv. een rietje of iets dergelijks rond te buigen en gelijktijdig, bewust daarnaar te kijken en zeggen: dit is de cirkel die ik trek. En als dat ook nog niet gaat. U heeft een tong, u heeft een verhemelte. Dus kunt u gewoon met uw tong die cirkel trekken langs het verhemelte. Voor uw gevoel heeft u dan die cirkel getrokken en daardoor in uw gedachten het symbool sterker geconcentreerd uitgedrukt. Dientengevolge heeft u het ook meer werkzaam gemaakt. Op dezelfde manier kunt u ook lijnen trekken.

Kunnen we ook iets doen met voorwerpen?

Niet alle voorwerpen zijn in dit verband als krachtsymbool even goed bruikbaar. Zeker, we kunnen elk voorwerp opladen. Maar als we kracht willen binden aan een voorwerp zodat het in zichzelf een actie betekent en niet alleen maar een soort ontvanger, dan zullen we het juiste materiaal moeten kiezen en vooral de juiste vorm.

Er zijn in de oudheid al heel wat dingen hiervoor uitgevonden. Het is duidelijk dat men voor bepaalde zegels bij voorkeur zilver of goud gebruikt. Maar u kunt het net zo goed doen met perkament. Met papier is het moeilijker, tenzij u over houtvrij papier beschikt en dat krijgt u tegenwoordig weinig meer. In deze gevallen kan ik de vorm eruit halen, bijvoorbeeld een ronde plaat goud. Maar ik kan ook ‑ en dat is een heel andere werkwijze ‑ tekenen.

Nu is een mens gevoelig voor kleuren. Als ik zo’n symbool maak, dan associeer ik iets met kleuren. Heb ik wit perkament of papier en wil ik daarop iets tekenen dat levenskracht uitdrukt, dan zal ik bij voorkeur goudkleurige inkt gebruiken. Wil ik vitaliteit, dus een bepaalde uiting van levenskracht, bevorderen, dan kies ik bij voorkeur rood. Wil ik verstilling, bezinning of wijsheid brengen, dan zal ik bij voorkeur blauw kiezen en dan niet al te donker. Wil ik alleen maar een besloten ontvankelijkheid voor iemand scheppen, dan kies ik meestal zwart. Het is duidelijk dat u die dingen niet beslist zo moet doen. Ik geef u alleen de manier aan waarop dat het eenvoudigst is. Het maken van een zegel is eigenlijk zo doodeenvoudig dat de meeste mensen niet beseffen in hoe grote mate zoiets een symbool van kracht kan zijn.

Een krachtsymbool in zegelvorm zal kunnen bestaan uit allereerst een cirkel. Maar dan mag dat nooit een enkelvoudige cirkel zijn. Als ik dus een cirkel wil tekenen, dan maak ik over het algemeen een eerste cirkel met daarbinnen een tweede cirkel op een behoorlijke afstand van elkaar en als het even kan daarbinnen nog weer een derde cirkel. Waarom? Omdat ik op deze manier de kracht in verschillende kwaliteiten kan uitdrukken.

Als u oude afbeeldingen ervan ziet, dan ziet u daar altijd van die mooie randschriften in staan, ook bij heiligen. Zij hebben zo’n cirkeltje (aureool) rond hun hoofd. Dat is niet omdat ze in hun leven in kringetjes hebben gelopen, maar omdat ze een kracht hebben uitgestraald. Als dat nu bijzonder heilige wezens zijn, dan zie je dat er een aantal cirkels (de aureolen) in zijn getekend. Dat stamt eigenlijk nog uit de Alexandrijnse periode. In die tijd hebben de Pythagoreeën bepaalde regels opgesteld die ze zelf weer ontleenden aan o.m. bepaalde Indische geheime geschriften. Daarbij kwamen ze tot de conclusie dat de grootste macht 7 was, 7 in elkaar liggende cirkels. Waarom? Wel, omdat 7 voor hen het aantal van de bewegende sterren of planeten was. 7 was dus de actieve kosmos rond hen. Als zodanig was een zevental cirkels een combinatie waardoor je een kunstmatige kosmos van kracht kon veroorzaken. Dat dit zelfs tot in de Byzantijnse kunst is doorgedrongen behoef u niet te verwonderen. Want per slot van rekening, heel veel riten, die we overal ontmoeten zijn geheel ontleend aan de oude magie.

Wij zullen dus een zegel maken met tenminste twee in elkaar liggende cirkels evenwijdig lopend met elkaar. Excentrisch moet u het maar niet proberen, want dat heeft weer allerlei bezwaren, als u niet weet wat u doet.

In het middelpunt zal ik het symbool zetten dat voor mij nodig is. Ik kan nooit het exacte middelpunt vinden, maar ik kan me wel op het middelpunt oriënteren. Eén van de gebruikelijke termen is “alfa et omega” een aanduiding van God. Als ik dat gebruik, dan zal ik het zo uitrekenen dat het stipje van het middelpunt (als ik een passer heb gebruikt, dan zie ik het middelpunt) precies ligt in de haal tussen de e en de t van et. Daarboven komt op gelijke afstand en met gelijke lettergrootte alfa (waarvan de letters iets uit elkaar getrokken zijn) en daaronder omega (waarvan de letters iets dichterbij elkaar staan) zodat het geheel een soort blok vormt: Waarom zoiets werkt?

Allereerste: de cirkels drukken gebaren uit. Als ik dit ritueel juist doe (met volledige concentratie, voordien een lichte meditatie over het doel en al wat erbij hoort), dan maak ik a.h.w. het cirkelgebaar kenbaar door de lijn die ik trek. De tweede, lijn is ook weer een cirkel. Ik heb de activiteit vastgelegd en nu heb ik haar door de inhoud bepaald ‘alfa et omega’: ik doe een beroep op de goddelijke dracht. Die goddelijke kracht is buiten mij aanwezig. Het is de aard van de goddelijke Kracht, die ik ontleen aan het totaal van de krachten rond mij. Het is deze kracht die actief is rond het zegel.

Het zegel zal in dergelijke gevallen vaak als een soort middelpunt van die kracht kunnen functioneren. Maar dat hangt weer samen met het materiaal waaruit het is vervaardigd. Gebruikt men andere materialen, dan kan de werking op grotere of kleinere afstand daarbuiten zijn.

Er bestaat zelfs een bundelsysteem waarmee een zegel of een aantal symbolen, die op zo’n zegel lijken, bijeen worden gebracht in een bundeltje dat dan op een bepaalde manier wordt verknoopt. Ik ga u dat niet leren, want u heeft er niets aan. Het behoort bij de goena‑goena. De symbolen die erin zitten zijn altijd aarde‑symbolen, materiaal‑symbolen uitgedrukt door hun vorm of beperking als lijn‑symbool of boog‑symbool. Als ik dat nu op de juiste manier bij elkaar pak (het pakje moet heel nauwkeurig worden ingepakt) en ik verknoop dat ook nog op de juiste manier, dan zal het een werking projecteren tot op 200 meter van het pakje. Denkt u niet dat het kolder is, dat bestaat werkelijk. Op deze manier kun je dus van alles en nog wat tot stand brengen.

Voor u is nu echter belangrijk te begrijpen dat:

  1. dergelijke krachtsymbolen bestaan.
  2. we krachtsymbolen in een gebaar kunnen uitdrukken maar ook in een lijn. We kunnen ze dus neerschrijven.

Wie voor zichzelf een zeer eenvoudig zegel wil maken, zal volgens mij dat het best doen, indien hij daarvoor een redelijk soort papier kiest. Als het kan houtvrij, zoals linnenpapier, maar erg belangrijk is dat ook niet, als u het voor uzelf maakt en zelf draagt.

Het papier moet smetteloos zijn. U zet daar gewoon de dubbele cirkel op en u denkt aan de naam die u het liefst is (niet de naam van uw liefste, dat is weer wat anders). Iedereen heeft wel een voorkeur voor een figuur of voor een klank. Schrijf dat nu zo in dat precies het midden van het woord ook het midden van de cirkel is. Teken dan een kruislijn met een cirkeltje, van boven naar beneden, dus rechtstandig (het kruis door het middelpunt, hier een cirkeltje, daar een cirkeltje). Zeg dan tegen uzelf: dit is de werkzame kracht. Op dat ogenblik heeft u iets gekregen dat we in het gebaar (figuur) dat op een Q leek ook hebben uitgedrukt. We hebben een kracht veroorzaakt, die ‑ verbonden met ons wezen ‑ buiten ons bestaat (cirkel) en we hebben een zelfstandige, lichte kracht buiten ons tot stand gebracht.

De naam die ik heb gekozen is in feite mijn lievelingsklank. Anders gezegd: het is een reeks klanktrillingen die mijn wezen erg aangenaam beroert. En dat is over het algemeen wel de positieve kant van mijn denken en streven om welke reden dan ook. Het onderbewustzijn reageert daar altijd positief op. Dat hebben we verbonden met die lijn. We hebben bovendien nog een kruis. Het kruisje is wel klein, maar het heeft een lichtbundeltje. Dit lichtbundeltje zal misschien een meter buiten de aura werkzaam zijn, maar het kan voor ons toch betekenen dat we overal buiten ons net die sfeer scheppen waarin onze persoonlijkheid zich het best kan uitdrukken.

Ik heb u nu verteld: over aura werkingen, symbolen van kracht en gebaren van kracht. Er zijn ook klanken van kracht: die klanken kunnen we ongeveer als volgt indelen:

Er zijn klanken die op de gesloten a (aa) zijn gebaseerd. Er zijn klanken, de zijn gebaseerd op de open e (é ), de ó‑klank (open o), de gesloten ó (oo), de ú‑klank (uu). Het is tamelijk eenvoudig. Het zit bijna alfabetisch in elkaar. Als we die klanken registreren, zeggen we: de gehele scala van deze klanken op de juiste wijze verbonden drukt de kosmos uit. Het is een werking die alle delen van uw wezen en indien theoretisch juist gebruikt, alle materiële en verstoffelijkte geestelijke vormen in uw omgeving (dat gaat tot in het astrale toe) zal beroeren.

Kies ik nu klanken om bv. licht te brengen, dan zal ik mij vooral concentreren op de a. De gesloten a heeft de neiging om a‑a‑n‑g‑e‑n‑a‑a‑m te zijn. Wil ik daarentegen wat strijdvaardigheid hebben, een betere werking van actie en reactie, dan zal ik de é‑klank nemen, want die werkt daarvoor het best. Wil ik stilte, wijding, zelfs droefheid uitdrukken, dan zal ik aarzelen tussen de ó en de oe. De klank is nog actief, de oe‑klank is rust.

De u‑klank gebruik ik over het algemeen als verbindende klank, als ik bepaalde krachten wïl aanroepen. Het is opvallend dat de u‑klank zelden lang wordt aangehouden. Ze wordt meestal maar heel kort gebruikt, zoals je een wegwijzer zet bij de andere klanken die je hanteert. Zo kunt u dus klanksymbolen maken die een kracht bevatten.

Er zijn verschillende klanksymbolen die in combinaties voorkomen. Wat zou u denken van bv. a‑ó‑oe(w). Een gekke klank: dat is aa, een tikje u (oe) en w als sluiting op het einde. Als ik deze klank gebruik, dan impliceer ik een werking die bij mij stopt. Het is a.h.w. een lijn‑werking buiten mij veroorzaakt en gericht op mijzelf. Denkt u niet dat het maar een grapje is. Want krijg ik eigenlijk niet hetzelfde als ik de e er nog eens achter zet om mijn eigen actie aan te duiden? Dan kan ik desnoods de u‑klank een beetje veranderen en die tot een j‑klank maken. Wat krijg ik dan: Jaweh. Een machtwoord. Goed geïncarneerd schept het kracht.

Je kunt het natuurlijk ook anders doen. Je kunt de aa (licht, leven) verbinden met bezinning. En als je de bezinning dan nog kunt versterken zodat ze een verdiept, erkend leven weergeeft, dan zit ik met a‑o‑(w)‑aa. Ook dat bestaat in namen: Adonaï. Wederom een machtwoord, maar met een heel andere werking. Terwijl Jaweh strijdkracht is, energie maar ook een zekere tegenspraak, een tegenwerking tot die energie, is Adonaï eerder een ‘opgaan in’. Ik zou het zo willen zeggen: Jaweh is magisch, het is werking. Adonaï is esoterisch; dat is iets wat ik wel hoop dat bestaat, maar dat in mij moet worden erkend en tot rijpheid komen. Toch heb ik in beide gevallen kracht opgewekt. Wat meer is, die klank werkt niet alleen in op mij. Als ik die klank gebruik, dan beroert ze iedereen en alles wat de trilling nog kan bereiken tot ze zelfs bijna onhoorbaar is. Onder de gehoorgrens werkt ze nog wel door voor bepaalde materialen en ook voor het dier, maar de mens is over het algemeen toch wel tamelijk afgesloten voor die trilling.

Ik heb nu een gebaar gebruikt met een gebogen machtssymbool. Daarmee maak ik een verbinding tussen mij en iets anders. Als ik nu de combinatie aou(w) weer gebruik, dan doe ik hetzelfde, maar met geluid. Ik maak een verbinding tussen mij en het andere en daar kan ik dan door mijn manier van manipuleren met de trilling kosmische kracht bijbrengen, ik zit weer bij de Q. Op deze manier kun je dus krachtsymbolen scheppen met klanken.

U heeft zelf wel lievelingswoorden of lievelingsnamen. Waarom noemt de een de ander Honnepon of Oetepetoet? Dat zijn twee verschillende klanken. Drukken ze iets uit? Ja, ze zeggen iets omtrent de persoon die ze gebruikt en ze zeggen iets omtrent de ander de genoemde. Nu is ‘honnepon’ minder actief dan ‘oetepetoet’. Weet u waarom? In het ene geval heb ik mij op de ó‑klank gebaseerd. In het andere geval ben ik aan een oe‑klank gekomen. Ik heb daar iets van tegenspraak, tegenwerking, uitwisseling ingebracht. Honnepon is dus een ronde lijn, praktisch een cirkel. Oetepetoet heeft wel met mij te maken, maar het vraagt de reactie.

Als u zich nu eens realiseert hoe u zelf dergelijke woorden en specifieke uitdrukkingen gebruikt en hoe daarin een bepaalde klank eigenlijk altijd voorop staat, dan moet u dat eens vergelijken met de betekenissen van het klankenlijstje dat ik u heb gegeven. U komt dan tot de conclusies: hé, dat woord geeft iets aan wat in mijzelf besloten is, iets wat ik net buiten mijzelf stel misschien ook. Het is een beetje afstand nemen van iets waarmee ik mij verbonden heb. Het is misschien iets wat ik naar een ander toe wil duwen of het is misschien een poging om open te staan voor iets anders. Als u er zo eens over nadenkt, dan gaat u zich realiseren wat er aan de hand is. Als u dat woord weer gebruikt, dan zal uw onbewuste associatie met uw poging om het woord te ontleden een rol gaan spelen. Dat betekent dat het woord dan een activiteit kan worden die in uw aura of vanuit uw aura werkt. Uw lievelingswoordje is opeens een soort magisch gebaar geworden.

Nu heeft u allemaal wel woordjes waarvan u zelf weet dat ze in hun betekenis nu niet zo buitengewoon lief zijn. Ontleed die niet te zeer. Er zijn ook uitroepen van bewondering, van tevredenheid die u gebruikt. Kijk daar nu in het bijzonder naar. U kunt dan onbewust misschien, want op dat ogenblik weet u het niet eens, rond u krachten en veldverstoringen scheppen waardoor er buiten u iets ontstaat wat ditzelfde gevoel uitdraagt, maar versterkt. Uw klank van tevredenheid kan zich uitbreiden tot iets wat ook tevredenheid rond u geeft en zo uw eigen tevredenheid versterken.

U zult met een klein beetje studie wel een groot aantal van uw belevingen in de omgeving kunnen leren beïnvloeden. U kunt uw eigen relatie met mensen niet geheel veranderen, maar wel aanmerkelijk verbeteren op basis van uw harmonische mogelijkheden en waarden. Op deze manier is kracht erg bruikbaar. U kunt er dus veel mee doen.

Dan hebben we de combinatie van verschillende dingen. We hebben het nu gehad over het gebaar, over het symbool, over een klanksymbool. Stel dat ik deze nu ga samenvoegen. Wat kan er dan ontstaan?

Ik kan een lijnenspel nemen. Een lijnenspel dat u wel eens gezien zult hebben en dat erg interessant is, is het dubbele kruis, dat echter dubbel wordt uitgebeeld (toegepast bij instraling op de Ster‑avond).

Dit kruis geeft aan: twee werkingen hier en één lijnrechte verstoring daar. Ik maak buiten mij iets wat wel concreet is, maar ik schep een kracht die wat losstaat van mijzelf.

Nu ga ik daar een klank bij gebruiken. Laten we zeggen dat ik zeg:

O, Heer. Dan heb ik de gesloten o (met mij verbonden) en ik heb é (actie). Dan wordt het dus: oo‑ H ‑ e ‑ e ‑ r . Wat heb ik gekregen? Ik heb de kracht van het kruis door de klank verbonden met mijzelf en met al datgene wat ik harmonisch heb kunnen bereiken. En ik heb door de é‑klank ook een wisselwerking tot stand gebracht waardoor een uitwisseling van waarden en energieën op geestelijk en astraal niveau, tussen mij en anderen mogelijk is. Dit geldt niet alleen voor degenen die in de stof zijn, maar ook voor alle geestelijke entiteiten, die al is het maar een klein beetje astraal zijn en die een waarneming kennen van uw wereld. Op deze mogelijkheid zou ik u willen wijzen.

De samenvoeging van klanken en gebaren kan er al toe leiden dat we geestelijke krachten, die in onze nabijheid zijn, voor korte tijd in een vaste relatie brengen, maar dan toch vast in waarde met onszelf en gelijktijdig een actie van ons doen uitgaan, die ‑ daar wij de bron zijn en de verbinding met ons wezen hebben gevormd ‑ toch ook door ons gericht en gestuurd kunnen worden.

Het is duidelijk dat niet iedereen dergelijke kreten gaat slaken en daar ook nog allerlei gebaren bij gaat staan maken. Als je dat op straat wilt doen, dan mag je later in een zakje blazen: dus voor u heeft dat weinig zin, daar u in de praktijk niet veel aan allerlei rituelen en rituele bijeenkomsten zult deelnemen. Maar waarom zouden wij het nu zo opvallend doen? Ik kan datzelfde op een onopvallende manier doen.

Als ik te maken heb met bv. een dominee. Het woord ‘dominee’ is op zichzelf al een mooi woord. De ó, de i is een verbinding en de é. Dat is een wisselwerking op grond van een kracht die in verband met mijzelf staat, dat zit in de klank. Ik zit met een sigaret in de hand met de dominee te praten en ik zeg: O, dominee (onderwijl maak ik met de sigaret het gebaar van een kruis). Ik heb met dit voorbeeld aangetoond dat je dergelijke trucjes, al werken ze dan niet zo ver en zo intens, kunt gebruiken in relatie met een medemens. Ook op deze manier is het mogelijk een gerichte geestelijke band van jezelf met een ander tot stand te brengen. En daar ging het nu maar om. Er zijn nog heel veel meer symbolen van kracht. Als ik ze allemaal moest uitleggen, zou ik u een groot gedeelte van alle mystieke en andere symbolen moeten verklaren. De meeste daarvan zijn op krachtsverhoudingen gebaseerd. De vijfpuntige ster is een krachtsverhouding die gericht is. De zes‑puntige ster is een krachtsverhouding uitgedrukt in een algemeen stralend geheel. De achtpuntige ster is een algeheel stralend geheel dat ‑ en dan moet u het u voorstellen uitgebeeld in drie dimensies ‑ niet alleen de stoffelijke wereld en de astrale wereld, maar ook een bepaald deel van de geestelijke wereld bereikt.

Aan al die dingen hebben we echter weinig. Maar als we enig besef hebben van wat we met een gebaar en met een klank kunnen doen, dan zullen we ongetwijfeld beter in staat zijn meer nadruk te geven aan onze pogingen. Wat meer is, we zullen tot de conclusie komen dat sommige proefjes, die niet gaan als we ze zo gewoon proberen, na zo’n gebaar met een klankje erbij, ineens wel gaan. Zeker, er zit een mate van zelfsuggestie bij. Er zijn onderbewuste reacties die mede een rol spelen. Maar is dat zo belangrijk? Belangrijk is dat wij symbolen van kracht kennen en dat wij door het juist hanteren daarvan reële krachten tot ontlading kunnen brengen. Krachten, die zowel ons eigen potentieel kunnen verhogen als ook buiten ons ‑ door ons gericht of zelfstandig ‑ een bepaalde werking kunnen veroorzaken.

Als u dat allemaal samenvoegt, dan heeft u ook zonder grote opdrachten toch een aardige les geleerd, die kan worden gebruikt bij alle experimenten en proeven van de eerste twee lessen. Het is daarnaast iets wat u kan helpen om voor uzelf een weg te vinden naar een grotere innerlijke zekerheid en dus een krachtiger projectie van krachten. Want u kunt meer dan u wel denkt en u bent meer dan u beseft. Helaas bent u ook heel anders dan u denkt, maar dat zult u later ontdekken.

De krachten van de ster-avond.

Ster‑avond is langzaam maar zeker de jaarlijkse rite van de O.D.V. geworden. Er gebeurt dan altijd veel meer dan de aanwezigen kunnen zien. Het komt natuurlijk wel eens voor dat iemand dan gordijnen van witte kracht, wat blauw en paars licht en zo ziet rondgaan alsof het een soort lichtshow is, maar de werkelijkheid is gebaseerd op de wijze waarop men ook in de geest daaraan deelneemt.

Als je daar als geest bij bent, dan sta je niet, zoals sommige mensen, te dringen om een goed plaatsje te krijgen. Je komt op tijd, dat wil zeggen in bepaalde fasen.

1e fase

Hier komen degenen die dicht genoeg bij de mensen staan. Zij vormen een soort verbinding met de mensen. Dat is belangrijk, want daardoor kan een uitwisseling van kracht uit de sferen naar de mensen en omgekeerd plaatsvinden. Maar als die entiteiten daar alleen zouden blijven, dan zou het voor de aanwezigen een aardig gebeuren zijn, maar voor de rest niet veel bijzonders.

2e fase

Hier zijn degenen die behoren tot de werelden die worden uitgedrukt als werelden van diverse trillingen of ook wel als werelden van klanken en kleuren. Zij die in deze werelden vertoeven kunnen namelijk enorm veel energieën opvangen, ze ook uitstralen en ze hebben bovendien het vermogen ‑ veel sterker dan de anderen ‑ om af te schermen. Zij bouwen dus een afscherming op voor het geheel (zoals o.a. de plaats waar het medium moet werken) meestal al een half uur te voren, iets meer of iets minder. Er wordt dus een persoonlijke afscherming opgebouwd.

3e fase

Terwijl de afscherming in orde wordt gebracht, komt er een derde groep bij. Dat zijn werkelijk wel lichtende geesten, zij die de kracht van het licht kennen en kunnen verdragen. En als we geluk hebben vinden we daar boven a.h.w. in de laatste sluitsteen van de koepel niet alleen de bazen van de Orde (die zijn het aan hun waardigheid wel verplicht om zich te vertonen), maar ook bepaalde Meesters of Krachten die een Meester vertegenwoordigen.

De opbouw is die van een uit lagen bestaande koepel, die u zich het best kunt voorstellen als een half ei. U bent dan het wit, het medium is de dooier. Het gaat om wat eromheen zit, want zonder dat kan het niet in de juiste vorm tot uiting komen. Als u een ei wilt koken en u breekt de schaal, dan blijft er ook niet veel van over.

Nu gaan we beginnen met de opbouw.

Een opbouw bestaat in de eerste plaats natuurlijk uit harmoniseren. We  moeten zorgen dat bepaalde tegenstellingen verdwijnen en alles een beetje in harmonie komt. Hebben we dat gedaan, dan moeten we proberen van ook de mensen zo ver te brengen dat ze zelf wat kracht uitstralen en dat er een wisselwerking ontstaat waarop het eerste echelon (trap) goed kan responderen, zodat er een soort werking is die door de gehele koepel kan circuleren.

Dat doen we dan meestal door te pogen emotionaliteit te wekken. Op de een of andere manier moeten de gevoelens in het spel komen. Er moet een verwachting worden opgebouwd. Niet dat dat op zichzelf zo belangrijk is, maar het gaat er om dat de mensen emotioneel rijp zijn. En dan mag er heus wel een stelletje uitvallen. Als er honderd man zitten en er vallen er 20 uit, dan is er niets aan de hand. Vallen er 40 uit, dan wordt het moeilijk. Vallen er 60 uit, dan is er weinig kans om iets te bereiken. Wij komen meestal op een uitval van 10 tot 12%, dat is niet zo veel.

Wij hebben de emotie opgebouwd en nu moet er iemand komen die de energie, die zich heeft opgestapeld op de juiste manier, kan hanteren. Daarvoor kiezen we dan altijd een figuur die in staat is om ook met de hoge entiteiten in de koepel in contact te blijven. Dat is de Celebrant, zoals men zegt. Degene die de krachten tot ontlading moet brengen. Wat zich bij de Celebrant afspeelt is eigenlijk het meest interessante.

U kunt het zich voorstellen als een soort centrifuge. Als die steeds sneller gaat draaien, dan drukt alles steeds meer tegen de buitenkant aan. Binnen ontstaat er dan iets wat op een luchtledig lijkt. Wat is er nu gebeurt? Als de harmonie er eenmaal is, dan brengt men de energie in een steeds snellere beweging. Er is nu niet meer sprake van statische energie, neen, het is actief, er is stroming ontstaan.

Nu gaat de Celebrant op zijn manier die stroming regelen. Hij doet dit met klanken, vaak met bepaalde bezweringen. Soms is het ook nog nodig te zorgen dat de afweer wat sterker wordt. Dan zal hij een ritueel gebaar maken naar de vier windstreken of een daarmee te vergelijken gebaar en daarmee proberen de afscherming tegen alle disharmonische krachten groter te maken.

Nu moet hij werkelijk iets doen. Wat is het voornaamste doel? We krijgen nu de eerste golf. Het gaat als met een slinger en een steentje. Als je de slinger loslaat, dan vliegt het steentje weg met een enorme snelheid. Op dezelfde manier wordt de energie, die zeer sterk is geworden door de beweging die erin is gebracht, losgelaten op de buitenwereld en explodeert daar. Je krijgt a.h.w. een atoombom‑effect. Er ontstaat een koepel van kracht die tamelijk ver kan uitstralen. Soms haalt hij bijna de grond. Dan is er een heel sterke beïnvloeding van meestal maar een klein gebied. Daarom zal zo’n Celebrant meer voelen voor een paraplu‑achtige uitstraling. Dan ligt de werkelijk geactiveerde basis in de atmosfeer op een hoogte van 500 meter, als het niet erg goed gaat, en als het wel erg goed gaat op 2500 tot 3000 m. Er is dan een heel sterke activiteit.

Die activiteit wordt nu door de geesten van het tweede echelon (degenen die in staat zijn contact te raken met de hogere werelden als het ware versterkt en uitgedragen. Zij zijn dus, actief en gaan mee als een soort bommenwerpers van goede wensen.

Ondertussen is het nodig dat er even adem wordt gehaald. Dus moet er een tweede golf worden voorbereid. Die tweede golf moet anders zijn. Ze kan niet gelijk zijn aan de eerste. Je kunt dus niet drie keer dezelfde kracht uitsturen, dan zou je ergens in wanorde komen.

De tweede kracht die wordt gebruikt is meestal genezende kracht. Dat wil zeggen dat hier wordt gewerkt met een uitstraling, die ligt in het gebied van de levenskracht, eventueel van de astrale sfeer. Daarmee kunnen nu de geesten van het laagste (het eerste) echelon werken. Zij nemen die kracht, zetten haar om in genezende kracht en stralen haar uit. En omdat wij het erg prettig vinden, als de mensen hier er ook wat aan hebben, proberen we het meestal zo te doen dat we degenen die u zelf in gedachten heeft a.h.w. even vol in het zoeklicht te nemen. De bedoeling is echter niet om enkelingen te helpen, maar zoveel mogelijk mensen. Het is een uitstraling die voornamelijk levenskracht bevat en die de mensen kan helpen om zelf hun kwalen en ook vaak hun zorgen beter te overwinnen.

Dan zijn we nu die twee echelons kwijt. De spanning is er wel, de energie blijft boven wel circuleren, maar de verbinding met de mensen is weg. Dus wat moeten we nu gaan doen?

De Celebrant moet nu zelf de verbinding maken. Dat doet hij door een bepaalde incantatie. Hij gaat proberen (de handen gaan in een biddend of smekend gebaar omhoog) om die hoogste kracht toch nog weer naar het medium (en dat is de zwaarste belasting op zo’n avond) te laten doorklinken en nu in dit gesloten gezelschap. En aangezien de draagtekens daarbij dan nog worden ingestraald, wordt er ook rekening gehouden met de mogelijkheid om kleine interimaire spanningsveranderingen in de metalen te bewerkstelligen. Maar het gaat ook om u. En dan moet er nog iets gebeuren.

De verbinding die nu door het medium bestaat moet worden afgebroken. Dat is nu het kritieke punt. Op dat ogenblik namelijk hebben we voor het medium een verhoogd trillingsgetal dat tot ongeveer 8 à 9 keer van het normale kan oplopen. Tevens hebben we voor de gemiddelde aanwezigen, die helemaal meeleefden, een eigen verhoging van trillingsgetal van ongeveer 50%. Nu kan zo’n medium terugvallen, 50% te hoog is niet erg, maar als het 7 tot 8 keer te hoog is, dan kan het zenuwstelsel het niet hebben en krijgen we reacties die tot zelfs in de hersenen het een en ander kunnen veroorzaken. Dus wordt ‑ soms na een rustpauze ‑ meestal door een dankbede of een beëindiging de zaak zoveel mogelijk op normaal gebracht. Gelijktijdig proberen we dan ook nog om een afvloeiing mogelijk te maken voor de overbodige energie. Dat doen we dan door een heel lichte verandering (dit doet meestal de afscherming, de lijfwacht) in de aura. Daardoor kan betrekkelijk snel de meeste energie afvloeien en blijft er alleen de overbelasting van het zenuwstelsel over, maar daar kunnen we niets aan doen. Op deze manier werken we dan.

Bij dat werken (daarover bent u in het eerste deel van de cursus al ingelicht) zijn een aantal karakteristieke dingen. In de eerste plaats moet u eens opletten hoe de stemmen gaan veranderen. De eerste spreker is zakelijk, gezellig misschien, maar toch zakelijk. Bij de tweede spreker (in ieder geval in het tweede gedeelte van de avond) komt er een klein galmpje in. Alles wordt op de een of andere manier een beetje gedragen. Komt de Celebrant, dan ligt het heel erg aan degene die werkt. De een kan het heel zachtjes doen met speciale stembuigingen. Anderen doen dat door geluidsterkte en variaties van geluidsterkte. Zij werken dan weer op hun manier. De eerste werkt als een gewoon mens. Hij zal alles uitleggen, uitbeelden. De tweede doet dat niet zozeer. Als hij gebaren maakt, dan zijn dat niet gewone gebaren, maar we zien dat de handpalmen steeds weer in de richting van de mensen worden gekeerd, want hij moet contact maken. De uitstraling, die middels het medium loopt, wordt op die manier weer een beetje versterkt en ook u de suggestie gegeven dat die kracht spreekt.

Dan krijgen we de Celebrant. Hij gebruikt bepaalde sleutelklanken. Hij kan bij aanroepingen vreemde woorden of namen gebruiken, maar hij kan even goed bekende woorden gebruiken die hij op een bijzondere manier uitspreekt. Hij heeft echter een gebarenspel dat heel erg belangrijk is.

Als u ziet hoe de Celebrant instraalt, dan brengt hij eerst de handen met de palmen naar boven gekeerd boven het hoofd. Hij staat als het ware even te wegen of de kracht al zwaar genoeg is. Dan ziet u dat er een siddering in de handen komt. De vibratie daarbuiten is zo sterk geworden dat de armen dat niet meer kunnen houden. De Celebrant moet nu de spieren in bedwang gaan houden.

Hij moet nu met de armen omlaag komen. Hoe doet hij dat? Natuurlijk met een gebaar waardoor hij zoveel mogelijk in en rond het medium de kracht eerst verzamelt, want van daaruit moet hij werken. Dan sluit hij de zaak even af. De palmen worden tegen elkaar gelegd, en nu begint de eigenlijke aanroepingen. Soms zijn dat klanken, soms enkel concentratie van wil. Dat ligt weer aan degene die het doet. Daarmee gaat hij nu werken.

Gaat hij nu kracht uitstralen, dan doet hij dat door a.h.w. iets van zich af te duwen. Wil hij daarmee de mensen instralen, dan staan de handpalmen bijna horizontaal. Gaat het, om een grotere kracht, dan zijn die handpalmen zo omhoog getrokken dat ze met een hoek van 90 graden op de polsen schijnen te staan en het gebaar gaat ook licht omhoog. Dit wordt een paar keren herhaald, meestal in verschillende richtingen. Dat komt omdat je als geest ook nog rekening moet houden met het aardmagnetisch veld. Als je die puls maar één keer geeft, dan blijft ze zeer eenzijdig. Dus geef je meermalen dezelfde puls, vooral als je op afstand wilt werken om op die manier a.h.w. met verschillende sterkten een gelijkmatig veld rond de plaats van bijeenkomst te vormen.

Dan komt de tweede fase. Nu gaan we genezen. Dat kunnen we wel op dezelfde manier doen, maar we hebben meer met mensen te maken. Het gebaar wordt daarom heel vaak voorzien van krachtsymbolen die voor de mens gelden.

De Celebrant kan dan een kruis of een driehoek maken, wat hij nogal eens doet. Hij kan ook een soort dubbelkruis trekken. Daar zijn verschillende vormen van. De handen maken een bepaald gebaar dat ergens de krachten van de mens in het bijzonder aanspreekt. Hij stemt af. En meestal bijna onmiddellijk daarna gaat hij weer over op uitstraling. Deze wordt op dezelfde manier gedaan. De houding van de handen is enigszins anders. De woorden zijn veel meer gemompeld. Dat is nu niet belangrijk meer. Het is nu alleen maar richten van de kracht. Er is een heel lichte vibratie, de rest hebben we al. Dan wordt ook dat uitgestraald, meestal met één gebaar waarbij de handen niet dicht bij elkaar blijven maar uiteen gaan, totdat ze bijna op zijn rug zitten (de armen zijdelings uitgestrekt boven het hoofd).

Nu krijgen we de instraling van de voorwerpen. De handen gaan langzaam naar beneden. Maar de Celebrant heeft het niet alleen tegen de voorwerpen, hij heeft het ook tegen u. Dus kan hij symbolen maken met de handen. Die symbolen zijn meestal kruisen en cirkels die op elkaar volgen. Ik heb wel eens iemand meegemaakt die een soort rustfiguur maakte met een kruis erin. Daarbij zijn de beide handen die in actie zijn meestal elkaars spiegelbeeld. U ziet maar zelden dat de handen precies dezelfde beweging malen. Ze gaan dus niet allebei naar links en dan naar rechts, maar ze gaan beide naar buiten of naar binnen.

Die spiegeling heeft ook weer een voordeel, daardoor wordt namelijk de nadruk gelegd op de beperktheid van het geheel. Door de symbolen die daarbij gemaakt worden plus de straling naar beneden (waarbij de handen toch even weer naar boven worden gekeerd.) wordt de gehele zaal gevat in iets, wat is uitgedrukt in tekens, in klanken en dat wordt weerkaatst – als het goed is – vanuit de top.

Hebben we dat gehad, dan is er meestal even een pauze. Is het zwaar geweest, dan wordt het lichaam in een zittende houding geparkeerd om de spieren te ontlasten. Daarna volgen nog enige woorden.

Nu denkt u waarschijnlijk: waar is dat nu voor nodig? Of is dat voor een waardige afsluiting? Neen. De hoge Heren gaan weg als de laatste instraling is gebeurd. De koepel brokkelt af. Maar als er nu plotseling een einde aan de zaak komt en de mensen (u weet hoe dat gaat: na een ogenblik stilte beginnen ze weer te kwekken) de sfeer ineens zouden verstoren, dan zou het kunnen zijn dat er enkelen met energieën blijven zitten die niet geëgaliseerd zijn. Daarom wordt ook altijd weer gevraagd om na afloop even rustig te zijn en stil te blijven zitten, één of twee minuten. Het gaat er doodgewoon om dat de mensen de sfeer eventjes a.h.w. laten uitsudderen. Het is als een nylon overhemd dat je even moet laten uitdruipen voordat je het werkelijk te drogen kunt hangen. Zo gaat het u ook. De energie moet zich een beetje vermengen met de gehele omgeving. Er moet geen groot verschil zijn tussen uw aura en de spanningen die rond u zijn. Zodra dat bereikt is kunt u naar buiten gaan. U heeft dan meestal nog wel een melig of misserig gevoel. Dat is ook logisch, want u leeft ook even boven uw eigen trillingsgetal. Maar doordat de afsluiting op de juiste manier is geschied, lekt dat gevoel weg, maar de energie houdt u over. Dat betekent: dat u geestelijk sterk geladen bent, dat uw eigen levenskracht is toegenomen – ook al dacht u het eerste moment dat u wat minder had, omdat u zich wat onstabiel voelde – en dat u weggaat met een klein cadeautje.

De krachtsverhoudingen die op zo’n avond een rol spelen zijn natuurlijk veel omvattend. Het gebeurt wel eens dat daarbij krachten zijn betrokken die zich niet eens zouden kunnen manifesteren in deze koepel. Dan doen ze het op een andere manier:

Zij zenden dan a.h.w. een straal, een soort zoeklicht. En dat wordt verankerd in bepaalde entiteiten die daarbij zijn en die de kracht kunnen verdragen. Als het nu heel erg mooi en goed gaat, dan zit u tegen de zoldering aan te kijken. Daar staat dan een soort kerkgewelf waarin zich langzamerhand een bol van licht vormt. Dat licht kan vooral tussen de eerste en tweede uitstraling van kracht bijzonder fel wentelen. Als dat gebeurt en er zit in de zaal een helderziende, dan denkt hij vuurwerk te zien. Hij ziet ineens dekens van wit licht en allerlei lichtbogen ontstaan. Heel vaak ook lichten die de zaal ingaan en die tussen medium en zaal schijnen te spelen. Dat is nu die bol. Als je heel erg bewust bent, heb je soms het idee dat er een soort gouden wolk hangt. De draaiing ervan zult u als mens meestal niet zien, maar de tinteling ondergaan de meesten wel. Maar daar zit weer een haakje aan.

Het kan zijn dat de sfeer zo goed is, dat de bol bijzonder snel draait voordat de eigenlijke incantatie begint. Dan ligt voor de aanwezigen het moment van de grootste krachtsbeleving vaak tijdens de voorbereiding tot de incantatie van de Celebrant. Daarna lijkt het te verminderen, omdat dan het geheel van de kracht zich al vermengd heeft met de zaal. De tegenstelling is er niet meer, de spanning wel.

Op die manier gaat dus op zo’n Ster‑avond de geest werken met krachten en krachtsverhoudingen. En zo kan de geest dus soms ook heel veel doen voor u en voor uw persoonlijkheid. Hij kan u nooit veranderen, maar hij kan u helpen om datgene wat u toch al bent dan een beetje beter of een beetje harmonischer te zijn. En die kant gaan we ongetwijfeld uit.

Kinderhand.

Een kinderhand is gauw gevuld, maar sneller nog weer leeg. Het lijkt zo klein en vaak denk je: och die kinderhand is zo gevuld en dat is gauw voorbij. Met een kleine moeite maak je kinderen blij.

Maar kinderen leven in een totaliteit. In een kind weerkaatst zich de eeuwigheid voor een kort moment op een wereld die aan de tijd gebonden is. En daardoor verdwijnt de gave reeds op het moment dat ze is ontvangen, zodat in het ontvangen het verlangen is omgebogen in een nieuw beseffen en nieuwe mogelijkheid.

Een kinderhand is als een trechter waaruit voortdurend weer een vragend smeken klinkt, die het al verzwelgt wanneer het wordt gegeven. Kortom, de kinderhand is het symbool van menselijk leven en menselijke totaliteit. Want nu heeft u een kracht ontvangen, nu werd in overeenstemming met zoeken en verlangen een licht of een beleving u gegeven en u bent het alweer vergeten. U ziet het als normaal en wilt opnieuw naar iets bijzonders streven. Maar eeuwigheid spreekt eigen taal. Het is ons aller vaderland. Eens zult ge daaruit ook verzadigd zijn, al steekt u nu uw kleine, half bewuste kinderhand nog steeds omhoog, hopend dat u gaven krijgt die u eigenlijk reeds bezit. Dat is de werkelijkheid.

De appel.

De appel valt niet ver van de boom. Maar zou de boom dat weten? Of weet de appel dat? Voor een mens is de appel een vrucht, die smakelijk is en gezond heet om te eten. En voor de Bijbel kenner is het ongetwijfeld de bron waaruit alle ellende van deze wereld is voortgekomen. Maar wat is de appel voor zichzelf? Wat is de appel anders dan een voertuig voor een nieuwe appelboom die er nog niet is?

Het is, geloof ik, voor vele dingen zo. We brengen vele dingen voort waarvan we zelf niet precies beseffen wat ze zijn en toch houden ze in: de continuering van iets uit ons eigen wezen en uit ons bestaan. En zo zien wij rond ons vaak dingen waarvan wij zeggen: wat is het nut ervan, zonder te begrijpen dat in het zaad van een nieuwe gedachte een nieuwe ontwikkeling of een nieuwe denkwijze verborgen is.

We kijken naar de appel en vragen of hij mooi is. Maar voor de appel zelf is het alleen belangrijk of het zaad dat in hem zit voedende vruchtbaarheid kan betekenen.

Dat is zo met vele dingen in onszelf. Wij denken vaak dat het gaat om de dingen mooi, netjes en goed te doen. We zoeken naar de innerlijke bereiking in de mooiste en schitterendste kleuren, maar is het enig belangrijke niet dat hetgeen wij zo vinden of zoeken een zelfstandige waarde krijgt? Een gedachte kan een appel zijn. Je werpt hem weg en je vraagt je niet eens af waar hij gevallen is. Je bent het vergeten. Maar ergens groeit uit die gedachte voor een ander een nieuw besef, een nieuw denken, een nieuwe waarheid.

Je geeft een beetje van je kracht en je bent het al lang vergeten, maar je hebt met die kracht een ander beroerd. Je hebt in die ander een ontwikkeling op gang gebracht en voordat je het weet, leeft het evenbeeld van de ontwikkeling die in jou bestond in de ander.

De appel is niet alleen maar het ding waarmee Eva Adam verleidde. De appel is niet alleen maar de vrucht die goed is om te eten. De appel is de vruchtbaarheid. Hij is continuïteit, uitgedrukt in een vrucht. Hij is het beeld van onsterfelijkheid, weergegeven in een schijn van vallen en sterven. En het is ook een beeld van de eeuwigheid: de kringloop, die hoe schoon hij in zichzelf ook is, geen betekenis heeft, tenzij het zaad van de werkelijkheid dat erin zit ontkiemt tot een besef van het tijdloze.

image_pdf