Naderend onheil

image_pdf

uit de cursus ‘Wereldontwikkeling‘ (hoofdstuk 6) – maart 1983

Naderend onheil.

Er is een eigenaardige ontwikkeling in het droomleven van heel veel mensen in deze dagen. Veel mensen dromen bijvoorbeeld dat ze ergens heen op weg zijn. Ineens verandert er iets en zonder dat ze er iets aan kunnen doen, gaan ze een andere richting uit en staan ze bijvoorbeeld voor een rivier die ze niet kunnen oversteken omdat het water snel stroomt en van alles meevoert. Of ze staan misschien voor een zee, die dreigt het strand en zelfs de kade te overstromen. Dit is maar een voorbeeld want er zijn natuurlijk veel dromen die een ongeveer gelijke betekenis hebben.

Wie dergelijke dromen probeert te analyseren, komt tot de conclusie dat deze mensen een gevoel van naderend onheil hebben of dat ze het gevoel hebben het stuur te zijn kwijt geraakt. Ze weten niet precies waar ze naartoe gaan. Dit zou kunnen samenhangen met een groot aantal ontwikkelingen die we op deze wereld hebben gezien. Om een typisch voorbeeld te geven van de vreemde zaken die er gebeuren: In Australië zijn er enorme bosbranden geweest. Op het ogenblik zijn er in bepaalde kustgebieden van Australië, en zelfs hier en daar in het binnenland, overstromingen en dit in gebieden die soms vlak bij elkaar liggen en soms praktisch in elkaar overgaan.

Andere gevallen die typerend zijn: Uitbarstingen van vulkanen brengen nu, voor het eerst sedert ik weet niet hoeveel jaren, allerlei luxe huizen in de buurt in gevaar. En als het luxe huizen zijn, dan tellen die extra. Al die verschijnselen op zichzelf zijn echter bijkomstig.

Wij leven nu in een jaar waarin eigenlijk niet zoveel werkelijk gebeurt. Het is meer de voorbereiding die wordt getroffen voor datgene wat zo dadelijk moet komen. Dat kan liggen op het gebied van politiek (oorlog en vrede), het kan evengoed liggen op het gebied van de economie en zeer zeker ook van het natuurgebeuren, maar het gebeuren ook in de mens zelf.

Wanneer je op een punt staat vanwaar je eigenlijk de keuze niet meer kunt overzien en blindelings moet kiezen, dan heb je de neiging om in te houden, om stil te staan. Dan probeer je te maskeren dat je de moed niet hebt om een beslissing te nemen.

Dit is kenmerkend voor het gedrag van staatslieden en zakenlieden in iedere tijd. Maar het is even kenmerkend voor de situatie in menig mensenleven. Je staat op een punt dat je niet meer weet welke mogelijkheden er nog voor je bestaan. Je hebt wel een paar illusies, maar je ziet ze niet werkelijk in de toekomst liggen. Je wilt er dan eigenlijk maar niet aan beginnen. Je bent een beetje bang. Misschien zou je het kunnen omschrijven als een toenemende angst voor de consequenties en toestanden in het heden.

Als ik die dromen zo bekijk, dan denk ik dat er toch heel wat mensen erg gevoelig geworden zijn. Het ziet er op het ogenblik toch niet zo slecht uit. Aan de enorme verhoging van de olieprijs schijnt enigszins een einde te zijn gekomen. De economie loopt dan nog wel niet aan, maar aan de andere kant zijn er veel onbekwame bedrijfsvoerders langzaam maar zeker failliet gegaan ‑ al dan niet frauduleus ‑ en er is een kans dat er nieuwe ondernemingen ontstaan, dat er nieuwe wegen worden gevonden. Het is niet allemaal zo somber als het er wel uitziet. Maar wat steekt er achter?

Het is niet alleen het probleem van de atoombom. Moeten er wel of niet raketten staan in Nederland? Daar kun je over vechten tot je een ons weegt, je komt er geen cent verder mee. Of je moet natuurlijk ver­standig zijn en redeneren: hoe het ook loopt, of wij ze wel hebben of niet, het slagveld tussen twee grootmachten zal altijd in Europa moeten liggen. Als je je dat realiseert, maak je je niet zo druk of er nu wel of niet een raket wordt opgesteld maar je vraagt je af waar het ge­zonde verstand is gebleven.

Ik wil nu niet overdrijven maar in een tijd dat er per levende mens op aarde aan explosieve kracht op het ogenblik gemiddeld tussen de 2000 en 5000 ton TNT beschikbaar is om hem te vernietigen, dan vind ik dat toch wel een beetje eigenaardig. Misschien voelen de mensen die spanning aan. Ik heb eerlijk gezegd ergens een tendens aangetroffen die bepalender lijkt voor dit alles. Wat valt namelijk op?

Men probeert op allerlei gebieden angstvallig alles terug te schroe­ven naar het oude. Men wil niet meer vooruit, men wil terug. Of u nu kijkt naar de verschillende regeringen of u kijkt naar Thatcher, Lubbers of Reagan, het komt op hetzelfde neer. Wat dat betreft, zult u in Duitsland ook nog wel eigenaardige verschijnselen zien.

De denkwijzen die in het verleden zo ontzettend veel ellende hebben gebracht, het imperialisme, maar net zo goed ook het fascisme, herleven overal. De kreet om bescherming, om tolmuren e.d. wordt steeds luider. Overal zijn de mensen bezig om de zaak terug te draaien. Ze beseffen ech­ter niet dat dit niet kan, althans ze willen het niet toegeven. Wij kunnen niet terug uit een voor 30% geleide maatschappij naar een maatschappij waarin werkelijk een volledige vrijheid herontstaat zonder dat de mens verandert. En als je de mens en de instellingen van de mens wilt behouden zoals ze zijn, dan kun je niet terug naar die vrijheid, dan kun je niet naar grotere verantwoordelijkheden terug, dan kun je geen zeker­heden verminderen. Dat is iets waar ze nog wel achter zullen komen.

Ook niet door grote opstanden. Grote opstanden verwacht ik zeker niet, aangenomen dat alle gunstige ontwikkelingen die tot nu toe zijn geconsta­teerd, blijven voortbestaan voor het jaar 1985. Dan denk ik wel dat er hier en daar een oproertje, een gevechtje, een brandje e.d. zullen zijn. Tot die tijd denk ik niet dat de zwijgende meerderheid plotseling haar stem zal verheffen. Die brengt ze alleen maar uit, en waarschijnlijk, op de ver­keerde.

Deze mensen die terug willen, beseffen niet dat de gevaren die in deze tijd door de mens zelf zijn geschapen, niet zijn terug te draaien. Om een eenvoudig voorbeeld te geven: automatisering is een noodzaak geworden voor productie, wil men nog in staat zijn te concurreren. Dus hoe meer je naar een vrije markt wilt toewerken, hoe meer je automatisering noodzakelijk zult vinden. Maar automatisering vraagt technieken, vraagt kennis, maar ook een menta­liteit die aanmerkelijk afwijkt van hetgeen er in het verleden heeft bestaan. Je kunt proberen terug te draaien naar de tijd dat de soldaten elkaar nog in de ogen konden zien voordat ze een geweer afschoten. Maar ik denk niet dat je dat voor elkaar krijgt want er staan voor kapitalen aan, voor een deel zelfs automatisch functionerende, wapens en aan op afstand geleide wa­pens. Die kun je ook niet ineens wegvegen. Je kunt niet terug naar de oude strijdsituatie, naar de oude oorlogssituatie.

Op dezelfde manier kun je ook niet terug naar een politieke situa­tie waarin de mensen eenvoudig vertrouwen en geloven en dan meelopen. Want ook hier heeft er een ontwikkeling plaatsgevonden. Vroeger waren de beloften die men deed, veel minder expliciet en luidruchtig dan in deze dagen. Vroeger geloofden de mensen ook meer in de goedwillendheid van degenen die de beloften deden. Nu echter is er, zeker tegen een groot gedeelte van de politiek en het ambtenarenbestel, een toenemende mate van wantrouwen. Dat wantrouwen kun je niet wegne­men door de instantie weer naar de oude vorm terug te leiden. Dat wil zeggen dat het functioneren daarvan nog steeds even moeilijk blijft en dat je toch weer met dwangmaatregelen moet komen of dat je per decreet moet gaan regeren.

De mensen die dat aanvoelen, voelen ook aan dat zij nu niet in staat zijn om het werkelijke verloop van zaken ‑ of dat nu een kwestie is van meer werk, het behoud van bepaalde rechten dan wel een tegenhouden van de overgang ‑ te kunnen afdwingen. Zij kunnen geen invloed uitoefe­nen. Vandaar het keerpunt dat we steeds weer krijgen. Men is op weg, meestal naar huis, naar geborgenheid en dan in­eens breekt de zaak af. Ineens wordt men bewogen. Men denkt dat men in de een of andere tram of bus zit of op de een of andere autoweg en voor men het weet, blijkt de lijn anders te lopen, blijkt de autoweg een niet gekende bocht te maken en men gaat plotseling in een heel andere rich­ting. Men weet niet waar men aan toe is. Men voelt dat een verandering noodzakelijk is maar men weet niet welke. Daarnaast is er een toenemen­de hopeloosheid, een gedogen van de ellende, zou ik haast zeggen.

Als je nu al die gevoelens samenvat en je gaat uit van een gemeen­schappelijk bewustzijn, dan zullen de mensen elkaar in deze richting waar­schijnlijk in de komende tijd sterk gaan beïnvloeden. Maar hoe hopelozer de mens wordt, des te redelozer hij zal worden, dat is duidelijk. Als men niet meer weet hoe te beslissen, dan zijn er misschien nog een paar mensen die kruis of munt gooien (deze kant of die kant), maar de meesten wachten gewoon tot er iemand komt en dan sjokken ze achter hem aan. Ik denk dat daardoor eigenlijk het gevaar voor dit jaar en het komende jaar in de mens wordt gespiegeld als een meegesleurd worden omdat je zelf geen richting durft kiezen.

Nu weet ik wel dat dit niet bepaald esoterisch is maar we zitten wel aan de grens van het paranormale. Je kunt de zaak compenseren. Die compensatie wordt moeilijker naar­mate de mens pessimistischer is. De geest kan proberen om wat blijmoedi­ger denkbeelden te stimuleren. Wij kunnen daarbij proberen om een soort half geestelijke stofzuigers te gebruiken. Er zijn luchtgeesten die het vermogen hebben om ook een bepaalde mate van astrale verontreinigingen in zich op te nemen en te verwerken, d.w.z. om te zetten in voor de mens weer zuivere impulsen. Nu is de verontreiniging op het ogenblik erg groot maar je kunt een deel daarvan ongedaan maken. Uit de geest wordt er veel gedaan, maar wat doet de mens?

De mens moet kiezen en hij weet niet welke keuze hij moet maken. Aan de ene kant is daar je eigen ik, je eigen welzijn. Dat kun je vertalen in je baan, maar net zo goed in toch met vakantie gaan, toch een nieuwe televisie kopen of toch Compact Disc spelen. Men wil dus vasthouden aan allerlei ideeën, allerlei gewoonten, allerlei neigingen. Dat is niet mo­gelijk. Iedereen voelt dat het niet mogelijk is maar doet toch nog alsof, al is het maar via een bankkrediet. Maar dat gaat niet oneindig door, dat kan niet. Dus zal die mens zijn houding moeten wijzigen en in welke richting?

In de eerste plaats zal hij zich meer bewust moeten zijn van die dromen maar ook van al die andere vreemde impulsen die ineens opkomen, van die vreemde boodschappers die ineens in je kamer ronddwalen zonder dat je weet waarom, van die eigenaardige lichtverschijnselen of die wolk­jes van extra donker in het duister die je soms tegenkomt.

Je moet gaan begrijpen dat je leeft in een wereld waar in deze tijd geestelijke invloeden bijzonder sterk zijn. Je moet je ervan bewust worden dat je eigen gevoeligheid als mens in deze tijd aanmerkelijk is verhoogd. In de vorige les hebben we zelfs gezegd met welke percentages ongeveer. Wat kunnen we dus doen? Alle indicaties die we ontvangen, interpreteren wij vanuit onze hui­dige mentaliteit en standpunt. Door dit te beseffen zien wij dat er bij ons bepaalde zaken duister zijn en dat andere lichtend zijn. Wij zien dat we bevangen zijn door een illusie van hulpeloosheid. Zolang wij ons eigen ik en gedrag blijven projecteren in een totaliteit, zullen wij niet in staat zijn om daar iets aan te veranderen. Daarom moeten we eigenlijk, in plaats van schaalvergroting, schaalverkleining toepassen, als het gaat om eigen werken en eigen belangstelling.

Wij moeten kijken naar die punten waarop we zelf de meeste invloed denken te hebben, daar waar we zelf het meest kunnen doen. Die zaken moeten we aanpakken. Niet van God zegene de greep, maar eerder vanuit het standpunt, het interesseert mij niet wat er gebeurt, als er maar iets gebeurt. Ik wil zelf een verandering tot stand brengen om mij te onttrekken aan die toenemende verstarring, die onvrijheid waardoor ik het slachtoffer werd van onbekende machten en onbekende massaliteiten.

In de tweede plaats moeten we ons bewust worden van de krachten in onszelf. Daarover hebben we al zoveel gezegd dat ik niet geloof dat het nodig is dat ik daarop nog speciaal moet voortborduren. U heeft kracht in uzelf. U moet haar gebruiken. Hoe doet u dat? Door erop te vertrouwen dat die kracht er is. Hoe zekerder u bent dat u zin en betekenis heeft, hoe onbelangrijker het wordt dat veel wat er buiten u is, betekenisloos blijft. Dan gaat het niet meer om al die ver­schijnselen ‑ of ze nu menselijk zijn, economisch, politiek of paranor­maal ‑ die u niet kunt begrijpen. Het gaat om de paar punten die u wel kunt begrijpen. Gebruik daar die kracht.

Probeer nooit in het wilde weg met die kracht iets te doen. In negen van de tien gevallen loopt het verkeerd af. Maar waar u een doel ziet en heeft erkend, daar kunt u die kracht wel gebruiken en daardoor kunt u ook paranormaal een grote invloed op het gebeuren in de wereld gaan uitoefenen. Niet omdat u de hele wereld kunt beïnvloe­den, maar omdat u een heersende tendens kunt breken.

Dan is daar nog de vraag: kan ik paranormale kwaliteiten ontwikke­len? De ontwikkelingscentrale is helaas wegens technisch defect voorlo­pig gesloten. U heeft paranormale kwaliteiten. En of u die van een negatief naar een positief weet om te toveren, dat ligt voor een groot gedeelte aan uzelf. In deze dagen zijn er zoveel bijzonder intense krachten en invloe­den dat u zich er bijna niet aan kunt onttrekken, al zou u het weten en willen.

Die krachten werken op u in. Dan wordt u geconfronteerd met zaken die ongewoon zijn. Accepteer dat ongewone nu maar, inclusief die vreemde denkbeelden die u krijgt, die vreemde illusies die opkomen, die vreemde prikkelingen, de kilte, de warmte die u voelt en zeg tegen uzelf: nu ja, dat is er nu eenmaal. Wat kan ik doen en wat wil ik doen? Op deze manier zult u, wat u aan paranormale vermogens heeft, bijzonder sterk kunnen ontwikkelen in deze periode.

Heeft het zin? Ja, ik weet niet of dat is uit te leggen. Het is in vele gevallen ook vervelend. Kijk, als u iemand ziet die praat over de politieke noodzaak en u leest zijn gedachten af, dan heeft u twee, meestal verschillende, versies. Dan zou het u nog moeilijker worden om te be­slissen wat er gaande is. Want de man moet zich enerzijds aan zijn woord houden en anderzijds, wat hij denkt maakt toch wel weer duidelijk op welke manier hij het liefst zou handelen, maar niet wat hij kan doen.

Als je plotseling een visioen krijgt van een toekomstbeeld ‑ nabij of wat verder weg ‑ dan kan het zijn dat je daar brandende gebouwen ziet. Maar er is nu toevallig dat oude gekraakte hotel dat ontruimd is en dat nu op raadselachtige wijze opeens in brand staat. Wat je ziet als brandende steden, is een oud onbewoond gebouw.

U ziet ineens een taaie massa komen aandrijven. De hele zee is be­smet, het hele strand zit onder de olie. Het is mogelijk. Maar het kan ook zijn dat u bij een strandwandeling zelf in de teer trapt. Er is geen direct verband tussen de beelden en het werkelijke gebeuren, wil ik maar zeggen.

U kunt misschien zien dat er ergens op aarde een enorme explosie plaatsvindt, maar u kunt niet zeggen of dat de volgende week, het vol­gende jaar of misschien de volgende tien eeuwen zal vergen voordat het waar wordt. Daarom is het met die voorspellende dromen beter om u er niet teveel mee bezig te houden. Ze maken wel duidelijk wat u op dit ogenblik aanvoelt.

Dit aanvoelen heeft te maken met het totaalbewustzijn. Niet met het be­wustzijn van een paar mensen maar het bewustzijn van alle mensen, van zeer veel geslachten. Dat gaat misschien wel terug tot vóór Christus. Daaruit trekt u de conclusie en daardoor zoekt u in de tijd een moment dat daar een bevestiging van is. Dat is natuurlijk wel waar, dat zal wel eens gebeuren of gebeurd zijn, maar u kunt er in het heden niets mee doen.

Wel kunt u iets doen met het besef dat u het gevoel heeft dat ram­pen mogelijk of waarschijnlijk zijn. Dat wil zeggen dat u tegen die rampen in moet gaan. Dat kunt u het beste doen door gewoon uw medemensen te hel­pen een beetje gelukkiger te zijn of door een zieke te genezen, een mens te troosten, een klein beetje positief op te treden tegen anderen en an­deren ook niet zo snel te veroordelen. Dan doet u veel meer dan met het verkondigen van een visioen dat in 99 van de 100 gevallen nooit verwer­kelijkt zal worden.

Misschien hoort u stemmen. Ook dat komt vaak voor. Maar welke stem hoort u? Soms denk je dat je ze kent. Maar ken je ze wel zeker? Neen, dat is heus niet dominee Bodaan die doorkwam en het is ook niet Ome Keesie. Het zijn stemmen. Wat je hoort zijn boodschappen. Boodschappen kun je alleen ontvangen omdat je zelf daarmee op dat ogenblik harmonisch bent, anders blijven het vage zaken. Naarmate de stem duidelijker en duidelijker wordt gekarakteriseerd, ben je ergens meer in harmonie met hetgeen in de boodschap vervat ligt. Dat wil niet zeggen dat de boodschap juist is. Het wil wel zeggen dat je hier een stem voelt geven aan zaken die voor jou innerlijk waar zijn of waar je in­nerlijk voor vreest of op hoopt.

Als u ze vreest, dan kunt u uw kracht gebruiken om dit op te heffen. Er is geen boodschap die zonder enige twijfel en juist, zaken bepaalt zo­lang u nog enige invloed kunt uitoefenen. Dan is de zekerheid maar zeer betrekkelijk. Het is hetzelfde alsof iemand tegen u roept: kijk uit, daar komt een auto. Zou u doorlopen, dan zou u worden overreden. Zo een waar­schuwing kan u net in staat stellen om stil te blijven staan voordat dat gevreesde gebeurt. Hoogstens krijgt u een vrome zegenwens van een verstoor­de chauffeur naar het hoofd. Dan komt het toch eigenlijk allemaal op jezelf neer en niet op een ander.

Het is prettig aan te nemen dat Jezeke het zal doen. Maar Jezeke heeft ook zoveel te doen. Het is heel prettig aan te nemen dat God het wil maar je weet het toch nooit zeker. Je weet maar één ding zeker: elk gevaar dat je ziet of voorziet, betekent je mentaliteit zo te wijzigen dat dit gevaar, voor zover het jou betreft, zo ver mogelijk van je wordt afgewend.

Als er iets is wat je heel erg belangrijk vindt, niet alleen voor jezelf maar ook voor anderen, en je hebt het gevoel dat dat misschien waar kan worden, dan moet je alles in het werk stellen waardoor dat iets dichterbij komt. De waarschijnlijkheid is dan groter. Op deze manier kun je, ook in een zo verwarde tijd als de huidige te maken krijgen met een positieve invloed, een positieve factor.

De mensen zijn nog helemaal niet verslagen. De atoombom zal niet dadelijk barsten. Je kunt dat zeker niet voorkomen door degenen die er zich mee bezighouden, hetzelfde toe te wensen, namelijk dat zij zullen barsten. Dan moet je gewoon in jezelf een kracht vinden waardoor je zegt: neen.

In dit verband is het misschien interessant om even na te gaan hoe vele christenen op dit ogenblik hun eigen houding proberen te be­palen, onder meer ten aanzien van atoombewapening. Het is een tendens die al ongeveer 8 maanden loopt. Het hoogtepunt is volgens mij nog niet bereikt. Dat wordt pas bereikt in de nieuwe beslissingen en bekendmakingen, ver­moedelijk in september / oktober a.s.

Wat betekent christendom? Het betekent het volgen van de weg van de Christus. Wat heeft Jezus gezegd? Heeft hij gezegd: neem maar vast een knuppel mee voor het geval dat er iemand is die je op de linker wang wil slaan? Of heeft hij gezegd: als ze je op de linker wang slaan, keer de rechter toe. Let wel, hij heeft niet gezegd dat je onrecht moet doen of onder dwang moet gedogen. Hij heeft wel gezegd dat je een ander niet mag doden, dat je hem onder geen enkele omstandigheid iets mag aandoen. Zelfs Petrus, die met het zwaard zijn meester wil verdedigen ‑ en wat is er een hoger doel dan het verdedigen van Jezus ‑ krijgt op zijn kop omdat hij het zwaard trekt tegen Malchuse. Realiseer u dus wat er gaande is.

Het christendom staat op het ogenblik voor een keuze. Is het chris­tendom in feite een politieke beweging die, zich beroepend op Gods wil en goedkeuring, daardoor meer macht moet vergaren of is het christendom het volgen van de weg van Jezus, die men zegt te vereren, als God te zien en na te volgen in alle opzichten? Het antwoord is duidelijk. Maar de mens kan een dergelijke beslissing voor zichzelf niet accepteren. En daar ligt nu het gevaar.

Je kunt zuiver menselijk zeggen: voordat iemand mij slaat, sla ik de ander. Daar kun je vergissingen mee maken. Je kunt nooit zeggen: ik ben bang dat een ander mij slaat. Ik steek maar vast een paar wapens in mijn zak. Als hij dat probeert, zal hij ervan lusten. Dit heeft toch niets meer te maken met menselijkheid, medemenselijkheid, naastenliefde. Het heeft al­leen te maken met zelfbehoud en egoïsme dat in de wereldbeschouwing snel wordt tot een egocentrisme. Ik vind die ontwikkeling interessant omdat je daarmee allerlei schermutselingen krijgt.

Er zijn tegenwoordig mensen die, overigens eerlijk en oprecht, uitroe­pen tegen de opstelling van atoomraketten te zijn. Dan moet je wel door Rusland betaald worden. Worden dan zij die het wel willen, door de Ameri­kanen betaald? Het is maar een vraag want het een zou het ander als het ware impliceren.

Kijk, eenzijdig denken mag, het is de mens eigen. Maar zij die eenzij­digheid gebruiken om daarmee een ander te veroordelen, een ander zijn recht om zichzelf te zijn te ontnemen, dat is toch precies hetzelfde als een absoluut totalitair regime.

Als je het de Nederlander kwalijk wilt nemen dat hij niet enthousiast is over de aanwezigheid van de Surinamers in Nederland, kan zo iemand dan terecht protesteren tegen de houding van Bouterse en van degenen die om hem heen zijn ten aanzien van eenieder die hun gezag niet aanvaardbaar vindt. Als men iemand ontzegt een mening te hebben, dan moet je niet bang zijn te erkennen: als een ander mij dit recht ontzegt, doet hij dat op dezelf­de gronden als ik het zelf heb gedaan. U ziet, als ik bezig ben de moei­lijkheden van deze wereld op te sommen, dan zijn het er plenty.

Ik zou kunnen praten over de milieukwestie, over de opslag van radio-actieve stoffen, de noodzaak om de industriële investeringen op te voeren etcetera, maar het komt altijd op hetzelfde neer. Men wil een an­der verplichten tot datgene waartoe men zelf niet bereid is. In een dergelijke situatie moet een maatschappij wel vastlopen. Dat voel je in­nerlijk ook wel aan. Je voelt heus wel aan dat je anders zou moeten zijn, anders zou moeten denken. Maar je wilt niet.

Je hebt je status, je inkomen, je sleurtje van leven inclusief de wintersportvakantie en daar kun je toch zo maar niet van afstappen. Dus ontzeg je anderen het recht dat je voor jezelf opeist. Daarin ligt nu de fout. Daar loopt de zaak vast. Je weet dat het niet kan maar je wilt het niet weten. Dit is de grote fout van praktisch alle problemen in deze wereld. Men heeft oplossingen te over maar men wil eenvoudig niet beseffen dat het niet de enige oplossing is en dat een oplossing kan worden gevonden indien men gezamenlijk iets doet en niet als men op rekening van anderen iets doet. Dat probleem speelt tegenwoordig een heel grote rol.

In de wereldgeschiedenis zijn er heel veel perioden geweest waar­in de menselijke beschaving nu niet bepaald optimaal was. Denk maar aan het verhaal van Sodom en Gomorra: verslonden door vuur. En waarom? Omdat er geen tien rechtvaardigen te vinden waren. Als we nu zeggen dat er in Nederland duizend werkelijk rechtvaardige mensen gevonden moe­ten worden, dan weet ik niet of Nederland nog zo een lang leven bescho­ren zou zijn, als we kijken naar de oorzaak van dat alles. Zeker, er was ook de natuur bij betrokken, was het niet dat deze mensen vooral aan zichzelf dachten en niet aan een ander.

Als we kijken naar de ondergang van het Romeinse rijk, worden we dan niet geconfronteerd met Romeinen die eigenlijk hun greep verliezen omdat ze alleen nog aanzien, macht en luxe begeren en niet bereid zijn te er­kennen dat elk ander mens gelijke rechten heeft en gelijkwaardig kan zijn. Daardoor ontstaat de tegenstelling tussen de Romeinen en een groot gedeelte van hun eigen legioenen, maar ook wel de tegenstelling tussen Rome en de zogenaamde Barbaren. Rome gaat er aan te gronde.

In deze wereld heeft men overal dooddoeners voor gevonden. De schuld zijn de communisten, de fascisten, de imperialisten, de werk­gevers, de werknemers. Iedereen heeft wel een schuldige aan te wijzen maar niemand vraagt zich af: wat heb ik er zelf mee te maken? Iedereen spreekt over vrijheid maar hij eist die voor zichzelf op. Gelijktijdig wil hij anderen de vrijheid ontnemen.

Als u tegen mij zegt dat ik niet mag discrimineren, dan is dat erg mooi maar u vergeet één ding: u discrimineert daarmee mijn vrijheid van denken en uiting.

Het is zo gemakkelijk om het allemaal over vele schijven te laten lopen. Realiseer u dat dit het probleem is. Het probleem is het vrij­blijvende, het in feite steeds niet bij iets betrokken zijn, althans niet innerlijk. Vraag u dan af waarom die dromen, waarom die vreemde stem­men, die vreemde zuchten, al die verschijnselen die u plotseling aan­voelt en die u misschien een beetje griezelig voorkomen omdat u zelf een verkeerde harmonie heeft.

In de wereldgeschiedenis is steeds weer gebleken dat waar groepen mensen ‑ zelfs als het kleine waren ‑ een juiste harmonie wisten te be­waren, zij een uitweg hebben gevonden. Dit geldt zelfs voor de ondergang van een klein werelddeel. Zo kun je het eilandenrijk van Atlantis wel noemen. Ook daar zijn de wijzen, degenen die ondanks alles met het licht bleven verder gaan, op het juiste ogenblik weggetrokken. Wij moeten zelfs aannemen, als we de bijbel moeten geloven, dat Noach tijdig de op­dracht kreeg want hij heeft de hele ark moeten timmeren. Voordat je die in elkaar hebt gezet, heb je heel wat tijd nodig.

Je krijgt de mogelijkheden om, zelfs als het tot het ergste komt, een betere weg te vinden. Dan kun je niet meer volstaan met te zeggen: er is geen plek meer op deze aarde die veilig is. De veiligheid zit in je. De kracht zit in je. Je zult altijd een weg kunnen vinden, als je maar eerst weer terugkeert tot de harmonie. Je zult vooruit kunnen streven, niet door te zeggen wat anderen moeten doen, maar door zelf te veranderen, door zelf voortdurend in te spelen op nieuwe harmonieën, nieuwe mogelijkheden die er zijn. Je zult ongetwijfeld verder kunnen gaan, als je steeds weer bereid bent je af te vragen: wat ben ik, wat doe ik, wat kan ik? En niet je af te vragen: wat zal een ander moeten doen, wat zal een ander kunnen doen etc?

Je hebt de mogelijkheid. Je hebt de uitweg. Als je die weg kiest, dan blijkt opeens dat de dromen veranderen. Misschien kom je dan ook niet terecht in het huis waar je heen dacht te gaan, maar dan sta je wellicht in een weids landschap in plaats van voor een kokende zee. Dan sta je misschien opeens voor een prettige mogelijkheid voor ont­spanning in plaats van voor een rivier die je niet kunt oversteken, terwijl je voelt dat je het zou moeten.

Een andere mentaliteit, inderdaad. Ook een ander innerlijk gevoel. Een innerlijke zekerheid van kracht en mogelijkheid, mede op grond van de verschijnselen die je duidelijk maken wat op dit moment je eigen harmonieën zijn waardoor je eindelijk die muur kunt doorbreken waar je op het ogenblik mee wordt geconfronteerd.

Zoals vele malen in het verleden zal ook deze keer de mensheid weer voor een keuze staan. Die keuze zal, zoals in het verleden, niet worden bepaald door degenen die denken dat ze de gemeenschap leiden en sturen, maar door de eenvoudige mensen die in zich de kracht hebben ontdekt waardoor ze op een veel verder reikend terrein zichzelf leren zijn en die invloed van hun wezen doen uitgaan.

Geloof mij, dit is niet een kwestie van komende rampen die onont­koombaar zijn. Het is wel een opeenstapeling van noodlottigheden die noodlottig en rampzalig zullen worden, als men zich eraan onderwerpt of als men alleen maar probeert terug te gaan naar dat wat is geweest. Dat hoop ik met dit onderwerp te hebben duidelijk gemaakt.

De lach die op straat ligt.

Er zijn zo van die dingen, daar kijken de mensen eigenlijk niet naar. Bijvoorbeeld, als je nu kijkt naar de Paus, hoe wil je die nu noemen? Dat is gewoon een de grond kussende veeboer. Nu weet u niet waarom ik veeboer zeg. Toch is het waar, want hij beschouwt zichzelf als pastor. Pastor is herder. Een herder die zijn kudde gaat bezoeken, heeft vee. Hij is dus een veeboer. Op deze manier kun je eigenlijk overal wel wat te lachen vinden.

Het is ook zo als je gaat kijken op het Binnenhof. Je hebt er een Eerste Kamer en een Tweede Kamer. Maar wat is daar de belangrijkste ka­mer? Dat is de beste kamer. Gezien het type heren heeft men die bijzon­der frequent nodig. Nu zegt u: wat bedoel je eigenlijk? Denk er maar even over na wat u bij uzelf mompelt als er weer een verkiezingsbijeenkomst wordt uitgezonden.

De beste programma’s tegenwoordig zijn de programma’s van de Ster, heb ik horen vertellen. Want daar krijg je elk ogenblik een ster te zien. Maar als je kijkt naar de programma’s die volgen op de Ster en die het hoofdgerecht zijn, dan blijkt dat daar alleen mensen zijn die zichzelf sterren vinden zonder veel medestanders te hebben.

U zegt: hè, dat is allemaal hatelijk. Humor is in zekere zin hate­lijk. Misschien begrijpt u dat niet helemaal. Maar als ik zo zit te den­ken, dan ben ik dus een denkende geest, d.w.z. dat mijn denken geestelijk is. Zou u een hoge geest zijn, dan zou u dus hoog-geestelijk denken. En als ik dan een platte mop vertel, dan is dat dus een hoog-geestelijke gedachte. Het is maar hoe je het bekijkt.

Nu weet ik natuurlijk dat dit het aardse tranendal is. Vooral om­dat er in deze winterse dagen hier en daar nogal wat uien worden ver­orberd, klopt dat inderdaad. Waarom vindt men dat de aarde een tranendal is? Waarschijnlijk om­dat men in de spiegel kijkt en tot zichzelf zegt: het is om te huilen. Is dat waar? De waarheid is op aarde wat het minst wordt gezegd, omdat ze het meest wordt geciteerd. De waarheid die men citeert, is namelijk altijd een onwaarheid omdat men haar gedeeltelijk citeert en dan anders interpreteert.

Interpreteren is eigenlijk iets vertolken d.w.z. dat op aarde alle edele gedachten door deskundigen worden vertolkt en dan wordt het een grote komedie. Voor een grote komedie wordt het op het ogenblik een dubieuze kwestie, want de subsidie wordt voor de komedie steeds minder omdat ze voor de grootste komedie teveel geld nodig hebben.

Dat zijn nu dingen, die kun je gewoon op straat vinden. Ik weet het, voor sommige mensen is humor een hondenhoop, meestal als iemand erin trapt en uitglijdt. Dat heet dan leedvermaak, ofschoon men het ook werk­verschaffing kan vinden aangezien er altijd wel een stomerij is die moet zorgen dat het betreffende kostuum van vreemde smetten vrij wordt.

Zou het misschien goed zijn om Nederland ook eens naar de stomerij te brengen? Er zijn heel wat mensen die er zo over denken. Dat kan ik ook begrijpen. Kom je als vreemdeling in eigen land binnen, je vraagt de weg en daar staat ineens een Turk voor je die niet weet hoe hij het in het Neder­lands moet zeggen, er dan een Marokkaan bij haalt die het vertaalt in het Spaans, waarna er een neger is die bevriend is met een Surinamer die Ne­derlands spreekt.

Dit heet natuurlijk discriminatie. Ik zou zeggen dat het eerder crimineel is ten aanzien van de natie. Want discrimineren betekent eigenlijk dat je iemand uit zijn recht ontzet, een beetje misdadig. Ik vraag mij af of het redelijk is om een volk uit zijn recht te ontzetten omdat een paar mensen zich een recht hebben genomen dat ze in feite niet bezitten. Nu weet ik wel dat bezit de helft van het recht is. Maar waar blijft de andere helft? Die gaat weg aan ontwikke­lingshulp. Dit zijn zaken van politieke geaardheid.

Ik kan begrijpen dat men het in Nederland allemaal graag netjes doet. Er zijn nog wel een paar ‘rood licht’ straten, maar het meeste gebeurt tegenwoordig in een besloten club. Dat is echt het clubsysteem. Er zijn jongelieden die dat systeem hebben overgenomen. Zij hebben ook een knuppel (club) bij zich en als je het tasje niet zo geeft, komt on­middellijk de club (knuppel)‑regel tot gelding.

Dan zegt men: wij moeten begrip hebben voor de misdadiger. Als je begreep waarom hij het deed, zou je hem ervan af kunnen helpen. Maar je theoretiseert over de reden waarom jij het gedaan zou hebben als jij de misdadiger was. Maar jij bent het niet, dientengevolge behandel je hem volgens de methode die je voor jezelf toegankelijk en goed acht zodat je de ander brengt tot nieuwe wrevel en haat die weer voert tot grote­re misdadigheid. Niemand die het kan volgen? Toch is het waar.

Nederland is een vroom land. Het valt mij altijd weer op dat de men­sen het vroomst zijn als ze anderen een verwijt kunnen maken. Als er din­gen worden gezegd die beter verzwegen konden worden, dan klinkt er on­middellijk een calvinistische galm in de stem die ze tot uiting brengt. Wanneer iemand de waarheid gaat zeggen, dan begint hij die zo te zeggen dat het allemaal brokstukken worden die achter elkaar een lita­nie vormen waarbij de gelovigen bij elke kreet geacht worden te roepen, Heilige CUP sta ons bij. Waarom? Om de doodeenvoudige reden dat men niet weet wat men doet.

Weet u dat de meeste mensen weten wat een ander doet? Ze weten zelfs wat een ander heeft gedaan, al zijn ze er niet bij geweest. Maar wat ze zelf doen, weten ze niet. Ik denk dat Jezus dat door heeft gehad. Zijn laatste gebed zou zijn geweest: “Heer, vergeef het hen, zij weten niet wat zij doen”. Tegenwoordig zijn er zeer velen die dit gebed in gewijzigde vorm eveneens gebruiken. Zij kijken naar de hooggeplaatsten en bidden tot God: Heer, vergeef hen, want zij weten niet wat zij doen. Er is toch in­secticide genoeg. Is dit humor? Is dit cynisme of is het alleen maar hatelijk? Ik denk dat er van alles iets in zit.

Je kunt in deze wereld soms niet lachen omdat je eenvoudig niet in staat bent te lachen om de dingen die je gebeuren. Aan de andere kant, als je erover klaagt, verandert er ook niets. Daarom is een van de dingen die je op straat het eerst moet zoeken, de humor.

De humor ligt vaak in het grote verschil tussen pretentie en wer­kelijkheid. Als u daar een zeer jeugdige en zeer omvangrijke dame ziet lopen in een gewaad dat is bestemd voor zeer slanke en soepele figuren en u ziet dan hoe ze aan de achterkant nog een uitslag van tenminste twee keer 45 graden vertoont, dan denkt u misschien: de marine zegt dat er geen slagschepen genoeg zijn. Kijk, dat is humor.

U kijkt in een winkel en u ziet in de etalage een ietwat gerimpeld gewaad dat aan dames wordt aangeboden voor de super‑voordelige prijs van f 285,‑. Dan kijkt u naar uw eigen kleding en u ontdekt dat u het heeft vergeten te strijken. Dan bent u ineens f 100,‑ meer waard. Dat is in zekere zin humor. Het is de kunst van het lachen. Waar je ook gaat en waar je ook staat, te lachen is er altijd want de werkelijkheid van de mens is opgebouwd uit tegenstrijdigheden.

Wat zou u zeggen van iemand die, wanneer hij de tram binnenstapt, zich hoort toeroepen (soms vriendelijk, soms minder vriendelijk): door­lopen a.u.b. U vindt dat heel gewoon. Maar stel u dat nu even voor. U stapt de tram in, u betaalt een kaartje om te mogen doorlopen. Als u was doorgelopen, had u een kaartje bespaard. Ik vermoed dat dit een staatssecretaris op een onzalig idee heeft gebracht.

Waarom gaan de mensen tegenwoordig zo graag naar Scheveningen? U moet eens naar Scheveningen gaan en kijken wat de mensen daar doen. Zij gaan erheen om te vragen waar de zee is. Is dat niet komisch? Scheveningen is de eerste badplaats waar je de zee alleen kunt vinden als je door een deskundige de weg wordt gewezen. Aangezien de werkver­schaffing noodzakelijk is, krijgen we dus binnenkort een aantal zeeweg­wijzers in plaatselijke dienst. Er zijn trouwens meer van die zaken die mij buitengewoon interesseren.

Ik heb ontdekt dat er tegenwoordig veel conducteurs zijn die in treinen rondwandelen en daarbij onder meer duur gekochte kaartjes beschadigen om daarnaast de mensen ook de weg te wijzen, maar op een toon dat het haast lijkt of ze bedoelen: deze trein is niet voor idioten van uw soort bestemd. Daar hebben ze ook gelijk in. Voor hen is het een broodwinning. Zij zijn het dus voor wie de trein rijdt.

Kijk ook eens naar de snelwegen, zoals dat tegenwoordig heet. Dat is eigenlijk gekomen met de kruideniers. Die zijn het eerst begonnen met snel wegen. Nu zit heel Nederland op snelwegen. Maar bij de kruide­niers ging het zo vlot niet en op de wegen is dat ook niet het geval. Ik vind het mooi dat men de mens voortdurend goed voorlicht. Wat zijn de meest treffende voorlichters die u in de ochtend‑, middag‑ en avonduren kunt horen? Degenen die u met vreugdige stem toe­roepen: er staat een file van 6 km voor de Slotertunnel (als die be­staat) enz. enz. Zo heeft alles een bijgedachte.

Wat is mooier dan een krant die met een grote kop schreeuwt: Prins Claus nog niet thuis. Dan denk ik ook: is de man op stap gegaan? Je weet wel beter, maar toch.

Een andere kop: Vijf gevangenen uitgebroken en gegrepen. Nou ja, als ze gegrepen willen worden, dan moeten ze naar buiten want binnen is er geen mens die het doet. Lach even om het ongerijmde.

Zoals de reclame die u toeroept: Met YX wast u sneller en witter. Bovendien is het superzuinig want het is schuim. Een letterlijke ver­taling van een overigens van Franse origine stammende advertentie.

Kijk ook eens naar de manier waarop het Nederlands vaak een bijzon­der karakter krijgt. Zoals een heer zich uitdrukte die probeerde zijn on­genoegen te uiten door tot een wat verblufte diender te roepen: jij zegt het maar, maar ik heb er kak an. De man was een letter mis. Een letter verschil kan een hoop vuiligheid veroorzaken.

Elk ding dat je ontmoet, geeft een zekere mogelijkheid tot lachen. Het geeft de mogelijkheid om eens even eruit te breken, even iets nieuws te vinden. En als u nu helemaal niets te doen heeft, waarom zou u een duur puzzelboek kopen. Er zijn zoveel van die leuke puzzels. Bijvoorbeeld, hoe zou u Lubbers willen karakteriseren? Gewoon een met tonnen verzwaarde bulldozer die geluidsarm is.

Dan hoor ik dat er weer een bisschop is die zich heeft laten horen. Nu vind ik dat op zichzelf helemaal niets bijzonders. In mijn tijd kenden ze ook al bisschoppen en vooral bisschopswijn, daar werd je inderdaad spraakzaam van. Wat zegt nu die bisschop? Hij zegt: Wij moeten begrijpen dat wij voor een christelijk standpunt staan, maar desalniettemin onze weerloosheid niet mogen vergroten. Dan vraagt men: wat is dat dan? Hij zegt daarop: wij kunnen dus weliswaar theoretisch het eens zijn met de noodzaak tot ontwapening maar wij moeten desalniettemin het bevoeg­de gezag volgen. Dus kennelijk is God niet het bevoegde gezag.

Dan kijk ik verder rond en hoor ik dat er weer een minister op be­zoek is geweest, hier of daar. Hij heeft het vliegtuig genomen, is ernstig gaan praten over het een en ander. Ik probeer mij dat voor te stellen. Ruud Lubbers samen voor Downingstreet 10 met Maggie. Misschien dat een klein beetje meer aroma wenselijk zou zijn. Misschien ook omdat Maggie en Ruud een leuke verandering zijn ten aanzien van Judy en Punch of Jan en Katrijn. Het is maar hoe je de poppenkast bekijkt.

Alles leeft in Nederland volgens wetten en regels die op zichzelf alleen door hun onregelmatige toepassing van kracht kunnen blijven. Ik vind dat altijd zo mooi. Er staat een plechtig bordje: Toegang verbo­den, art. XYZ. Dan komt een burger en zegt: kijk, is dat hier ook al zo, en hij loopt rustig door.

Er zijn ook mensen die kennelijk onder het teken van de Stier zijn ge­boren. Je kunt ze gemakkelijk herkennen. Als die een rood licht zien, dan schieten ze met een rotgang door.          Ik houd ook zo van de fietser. Als je zo’n fietser ziet, dan kun je op je klompen aanvoelen dat hij ergens naartoe gaat. Maar aan zijn bewegingen en gebaren kun je nooit zeggen waarheen precies. Een fietser in Nederland is iemand die door trappen vooruit komt. Misschien dat het daardoor zo gemakkelijk is om je met politiek bezig te houden.

Nu hoor ik hier een blatende kinderkreet uit de verte. Weet u wat het verschil is tussen een kat en een baby? De kat doet het alleen in maart. Het is naar hoe je het bekijkt.

Na deze flauwiteiten moet ik mijn goede fatsoen ook bewaren ten aan­zien van de geestelijke leiding. Dat is lastig genoeg want het is een bovenleiding en ik heb geen beugel. Voor mij is het geestelijke leven en het zoeken naar geestelijke kracht tenslotte iets wat je alleen kunt doen als je de betrekkelijkheid der dingen inziet.

Ik heb altijd geprobeerd om de zaken zelfs wat scherp uiteen te zet­ten. Ik heb ooit gedefinieerd: een machthebber is iemand die een ander eronder heeft. Dan volgt de vraag: wie is de machthebber in het huwelijk? Dat is helaas nog onbekend.

Wij moeten proberen om juist door de betrekkelijkheid der dingen heen te zien om er achter te komen wat nu eigenlijk betekenis heeft. Dan blijkt dat het de dingen zelf niet zijn, de mensen ook niet.

Als u de heer Luns ziet in een streepjespak, dan ziet u daar een stuk NATO staan. Als u dezelfde man ziet in een Hawaii‑badbroekje met iets te lange pijpen, dan ziet u heel wat anders. Als u zich dat gaat realise­ren, dan blijkt dat de werkelijkheid bestaat uit mensen en niet uit func­ties, niet uit gestalten.

Als je mensen ziet, dan herken je je eigen zwakheden in de anderen. Wie zijn eigen zwakheden in anderen herkent, kan ervoor zorgen dat hij niet al te snel zwak wordt. Door iets sterker te zijn dan jezelf en ten aanzien van jezelf, kun je dan een ander dwingen om zijn zwakheden te ver­minderen. Want één ding is zeker: sommige mensen gaan met de kop door de muur, maar dan is het wel massief been. Als je er hersens in hebt zitten, zoek je een deur.

Geestelijk geldt precies hetzelfde. Jullie kunnen, volgepropt met geestelijke voeding van allerlei soorten, al dan niet met Indische conser­ven, proberen door de muur van onbegrip heen te breken en de verlichting te vinden. Maar heel weinig mensen vragen zich af: als ik mijn eigen zwak­heden, mijn eigen sterke punten bekijk, waar vind ik het deurtje, waar vind ik de verbinding tussen mijzelf en de andere wereld? Dan sta je misschien niet op straat maar zonder humor red je het ook niet.

Er zijn verschillende soorten mensen. Ik heb in mijn tijd (tegenwoordig heb ik niet zoveel tijd meer) eens gewerkt als inspirator. Dan roep je een mens bijvoorbeeld toe: kijk morgen uit, anders gebeurt er wat! Dan heb je iemand die zegt: wat heb ik daar aan als ik niet weet wat er zal gebeuren? Er zijn anderen die zeggen: ik moet toch eens naar de oorarts. Er zijn er ook die zeggen: God heeft gesproken. Die gaan dan zitten wachten totdat het vervolg komt. Zij denken dat een poging tot geestelijke waar­schuwing onmiddellijk ontaardt in een feuilleton. Die mensen maken al­lemaal een fout. Als ik zeg: kijk morgen uit, dan betekent dat alleen: zorg dat je een beetje voorzichtiger bent, dat je met meer overleg te werk gaat dan anders. Wat er anders zou gebeuren, dat merk je dan wel.

Als men u toeroept, de heerlijkheid begint na de dood (het ligt er natuurlijk aan wat u heerlijk vindt), dan kunt u zeggen: ja, dat is zo, en naar de dood verlangen. U kunt ook zeggen: goed, laat mij eerst maar eens zien dat ik het hier goed heb, dan wordt het later wel heer­lijk. U kunt ook zeggen: wat heb ik eraan? Op dit ogenblik is het niet belangrijk hoe het daar is, maar wat ik hier ben.

Heel veel mensen zijn zo druk bezig de hemel te verdienen, dat ze zelf naar de hel gaan en anderen meesleuren. Geloof mij, wij moeten voor zo een optreden en dergelijke fouten in het denken waken.

Als ik u zeg: leef vandaag, dan kijkt men elkaar eens aan en zegt: vanzelfsprekend. Dat is niet vanzelfsprekend. Vandaag leven wil zeggen: vandaag doen wat je vandaag kunt. Vandaag gebruiken wat je vandaag kunt gebruiken. Vandaag waarmaken wat vandaag kan worden waargemaakt en niet dromen van wat er over tien jaar moet zijn.

Wanneer u opstaat ‑ en dat zal in deze dagen nog wel gebeuren ‑ met van die lome knieën zodat u al knikt voordat u het bed uit bent en met zo’n hangerig, zwaar gevoel in het hoofd, dan moet u niet zeggen: nou ga ik daar eens lekker tegen aan. Dan zeg je tegen jezelf: vandaag zal ik proberen dat te doen wat ik kan, zonder mij te schamen als ik het ook maar even kan voorkomen. Het feit alleen dat je zegt: nou, dan neem ik het wat gemakkelijker, maakt het al gemakkelijker. Maar zeg niet: ik ga zitten wachten totdat het over is, want dan komt er niets tot stand.

Als morgen in u het licht brandt, de kracht ineens doordringt, dan moet u niet zeggen: ik heb de kracht, ik heb het licht, wat zal ik er mee gaan doen? Dan denkt u alleen: ik heb licht, ik heb kracht, best. Wat kan ik vandaag doen? Niet: wat zou ik willen doen? maar: wat kan ik doen? Doe dat dan. En als er genoeg licht en kracht is, dan houdt u wat over en heeft u nog mazzel ook.

Als je zegt: ik wil wijs zijn, dan ga je proberen om allerlei dingen van anderen te leren. Wijsheid, zoals die bij veel mensen volgens hun opinie bestaat, is eigenlijk een plundering van de een of andere open­bare uitleenbibliotheek waarvan men alle delen in de eigen hersens heeft geparkeerd. Daar word je heus niet wijzer van. Je kunt natuurlijk zeggen: ik heb de wijsheid in pacht, maar dan ben je eigenwijs. Wijsheid is pro­beren alles zo te vereenvoudigen dat u er iets mee kunt doen. En u doet het uw gehele leven door met de gewone dingen.

U draait zo dadelijk, als u thuiskomt, het knopje om en het licht brandt. U gaat dan toch niet eerst studeren wat elektriciteit is (dat weet nog niemand precies), hoe een elektrische centrale functioneert en hoe eventueel een kring gesloten kan worden in uw huis en hoe u die kring kunt sluiten door een knopje om te draaien. Daar denkt u toch niet over. Of houdt u zich bezig met de vraag hoe televisie mogelijk is, laat staan kleurentelevisie? Of drukt u op de knop en laat de gekleurde beelden op u af komen?

Waarom dan bij de belangrijkste dingen van het leven, zoals het gebruik van de kracht in je, het plotseling reageren op een intuïtie dan wel eerst beredeneren waar het vandaan komt, waar het naartoe gaat, wat moet ik er­mee doen, wat kan ik ermee doen? Dan is de kans voorbij en de kracht is weg. Gewoon het knopje omdraaien en boem!

Het doet mij denken aan een noodsituatie waardoor erg veel werkge­legenheid verloren kon gaan. Men wist dat al ongeveer een jaar geleden. Dat was ook begrijpelijk dat men dat wist, want er zat een ex‑minister. U weet, ex‑ministers zijn mannen die in het bedrijfsleven komen om het faillissement naderbij te brengen en dan tijdig met een gouden handdruk verder te gaan. Wat deed men dus?

Men besloot eerst een departementale commissie af te vaardigen die de situatie in ogenschouw moest nemen. Die commissie had 3 maanden nodig om er achter te komen dat ze er niet achter konden komen hoe het kwam dat zij er niet achter konden komen, omdat er geen onderzoek was. Daarop werd uit het Departement een commissie van onderzoek benoemt. Deze had 6 maanden nodig voor een verslag. In deze tijd werd er zoveel geld verlo­ren dat daardoor de houdbaarheid van genoemde firma weer kleiner werd. Toen besloot men om het geheel met een aanbeveling tot steun aan het Parlement voor te leggen. Daarna ontstond er een parlementaire discussie, welke tenslotte ontaarde in een gezamenlijke commissie van informatie die een commissie van onderzoek benoemde. Toen deze met conclusies was begonnen, was het faillissement een feit.

Dat is nu de manier waarop je alles volgens de regels kunt doen. Maar je kunt ook eenvoudig zeggen: nu moet ik ingrijpen en dan doe ik het. Dan niet vragen: hoe kan ik het het best doen? Hoe zou het morgen zijn? Neen, wat kan ik vandaag doen zonder zelf voor gek te staan en een re­sultaat bereiken. Hadden ze dat zo een 1 à 2 jaar geleden gedaan, dan was dat misschien pijnlijk geweest voor een groot aantal hoge heren, maar er zou nog erg veel werkgelegenheid zijn blijven bestaan zonder allerlei vra­gen en discussies en met een verlies van ongeveer een kwart miljard minder.

U heeft de kracht, maar niet altijd gelijk. U heeft soms de inspiratie, de intuïtie. Als u daar direct gebruik van maakt, heeft u een groot effect. Als u eerst gaat overleggen wat u ermee gaat doen, het voorgaande voorbeeld maakt u wel duidelijk waar u dan terecht komt.

Onthoud nu maar dit van mij: een man die alles voortdurend overlegt, komt nooit tot een waardevaste of waardevolle belegging. Maar hij die be­legt volgens de inspiratie van het ogenblik, riskeert verlies maar heeft over het algemeen een goed belegde boterham. Dat is het belangrijke. Het gaat er niet om wat wij voor de eeuwigheid bouwen, want die is er al. Het gaat erom wat we vandaag doen met de middelen die wij vandaag ter be­schikking hebben.

Ik denk dat je heel wat meer bewust en direct leert doen, als je je bewust bent van het ridicule om je heen, van de humor die ondanks alles bestaat. Zoals de man die het concentratiekamp binnenkwam en aan de SS‑er vroeg: moet je hier een kaartje kopen? Een zielig verweer misschien, maar een verweer dat niet zinloos was. Het gaf hem even het gevoel dat hij ge­lijktijdig de ander voor gek had gezet en zichzelf had bevrijd van het ge­voel alleen maar gedreven te worden. Misschien dat u het anders doet. Lacht u maar eens een keer waar u zich anders ergert! Dan zult u volgens mij meer direct leren reageren, duidelijker zien wat u kunt doen en meer tot stand brengen.

image_pdf