14 februari 1967
We krijgen allereerst een les. Vervolgens is er een gastspreker, die het een en ander vertellen zal over de relatie met God. Wat mijn les voor vandaag betreft zou ik graag eens nader ingaan op illusie, obsessie, suggestie en alle waarden, die daarmee in verband kunnen staan, voor zover dit het geestelijk belang betreft. De eerste punten zijn geloof ik duidelijk genoeg en de meesten van u wel bekend. Ik zal ze dus alleen kort formuleren: De wereld is een werkelijkheid. Deze werkelijkheid wordt door de mens zo persoonlijk geïnterpreteerd, dat zijn waarneming van die wereld grotendeels illusie is. De belangrijkheid van de werkelijke feiten wordt door de mens niet bepaald door hun oorzaak en gevolgwerking, maar door zijn eigen interpretatie daarvan. Zo men in staat is de interpretatie van de feiten bij de mens te veranderen (suggestie), zal ook een verandering van gedrag en van geestelijk beleven het gevolg daarvan zijn.
Op het ogenblik dat voor de mens in zijn denken (en dus zijn interpretatie van de feiten) een enkel punt voortdurend en herhaald naar voren treedt, ontstaat een obsessie, waarbij het totaal van de werkelijkheid vanuit dit ene standpunt wordt geïnterpreteerd en het gehele leven daardoor onevenwichtiger overigens meestal vanuit dit punt alleen bestaat.
Dit zijn punten, waarvan ik aanneem dat u ze kent. En we kunnen nu proberen om van daaruit iets voor de meer geestelijke waarden te distilleren. Dat wij in een wereld van illusie leven, van een zekere waan, behoeven we niet te ontkennen. Dat deze waan voor ons bestaan eigenlijk onontbeerlijk is, mogen we ook niet ontkennen. Een mens, die alleen met de feiten leeft, is gevoelsarm. Hij kent weinig werkelijke emoties. En zijn relatie tot de mens, tot zichzelf en tot God is over het algemeen zo fractueel, dat daar geen mogelijkheid meer tot beleving van het Hogere en dus ook tot het opdoen van bewustwording aan verbonden is.
Willen wij nu komen tot een verhoogde bewustwording, dan zullen wij ons dus niet alleen op de feiten mogen baseren. Integendeel, wij zullen ons in de eerste plaats op onze interpretatie van de feiten, onze Maya of waan gaan baseren. Zodra we de feiten hierbij uitschakelen, ontstaat een vertekening, die ons vervreemdt van de werkelijkheid. En dat betekent, dat al hetgeen wij innerlijk doormaken zozeer strijdig is met onze beleving, dat wij geen synthese meer kunnen vinden van de innerlijke wereld en de wereld buiten ons.
Wanneer wij echter in onze waan, in onze illusie, ons laten leiden door de correctie, die de feiten ons voortdurend geven op ons voorstellingsleven, dan kunnen wij een synthese bereiken van onze innerlijke wereld en de wereld rond ons. In deze synthese bestaat voor ons de mogelijkheid tot rijke emotionele belevingen. Wij kunnen dus gevoelswaarden kennen, waardoor het geheel van de feiten rijker wordt, dan het op zich bezien ooit zou kunnen zijn. Wij ontdekken door de gevoelsbeleving en de gevoelswaarde ook nieuwe mogelijkheden in het leven, in de personen rond ons en in de wereld.
Het zal u duidelijk zijn, dat wij deze waan of illusiewereld niet alleen nodig hebben, omdat ze ons een zekere evenwichtigheid geeft, maar dat wij ook moeten leren haar te gebruiken. Wanneer wij nu die innerlijke wereld willen gebruiken, dan hebben wij daar meestal een doel mee. Dat doel kan illusie zijn. Het is dus niet zeker te zeggen, dat de man die esoterisch streeft daarmee een onmiddellijke werkelijkheid nastreeft. Die werkelijkheid kan wel deel zijn van zijn eigen illusoire wereld voor hem een persoonlijke realiteit maar iets, wat niet met de werkelijkheid daarbuiten in verbinding staat. Maar door dit richten zal hij zijn beleving van de werkelijkheid (van de feiten dus) een bepaalde kleur geven, een bepaalde tint. En dit is een belangrijk punt.
Wanneer ik in mijn gedachteleven aan het geheel van het gebeuren een zekere richting en daarmee van mij uit een zekere interpretatie geef, gaan die feiten voor mij anders spreken. Zij maken het mij mogelijk – zonder van die werkelijkheid los te geraken – mijn innerlijke voorstellingen en waarden te toetsen. De stofwereld maakt het mogelijk om de innerlijk beleefde geestelijke werelden, zelfs de allerhoogste, op hun werkelijkheidsbetekenis en werkelijkheidswaarde te toetsen. En verder vast te stellen op welke wijze het eigen streven gewijzigd moet worden, om een synthese tussen de werkelijkheid buiten het ik en de innerlijk beleefde hogere sfeer waar te maken.
Het proces, waarmee wij deze gerichtheid tot stand kunnen brengen, kan men autosuggestie of zelfs auto-hypnose noemen. Hierdoor schakelen wij nl. een deel van ons eigen kritisch vermogen uit. En wanneer we dat selectief doen (dus niet maar op de bonnefooi maar werkelijk met een bepaald doel voor ogen), dan zullen wij op die manier veel van de hinderpalen en belemmeringen, die het normale leven ons anders in de weg legt, kunnen overschrijden. Wat eens een onoverkomelijke hinderpaal was voor een geestelijk beleven, wordt nu opeens een doodgewoon iets, wat je dus aan kunt. Op deze wijze kan zelfsuggestie (en auto-hypnose in bepaalde gevallen ook) ertoe bijdragen, dat men evenwichtiger leeft en gelijktijdig binnen het evenwichtig bestaan zelfs in de stof komt tot een geestelijke beleving, die de geestelijke werkelijkheid benadert en soms zelfs raakt.
Nu komen wij tot een volgend punt: De wereld rond mij bestaat (wanneer ik een mens ben) niet alleen maar uit dode dingen, of uit wezens die door een noodlot bewogen worden. Rond mij zijn mensen, die ook hun eigen interpretatie hebben van de feiten, hun eigen visie op de mogelijkheden. Nu kan ik de feiten niet veranderen. Ik kan slechts in de ontwikkeling van de feiten zelf een rol spelen. Maar dat is alles. Ik kan ze niet veranderen. Wanneer ik nu een suggestie gebruik tegenover mijn medemensen, dan kan ik hen ertoe bewegen om volgens mijn wens of volgens mijn gevoelen van juistheid de wereld te interpreteren. En dit betekent, dat hun gevoelsreactie (onthoudt u dit goed; gevoelsreactie) en daarmee slechts in beperkte mate ook hun daadstelling, beïnvloed wordt. Suggestie is een van de factoren, die ik kan gebruiken om een gelijk gerichtheid met mijn omgeving te verkrijgen en om een gezamenlijke, een gemeenschappelijk beleefbare wereldwaarde te creëren.
Nu is een suggestie niet voor iedereen even belangrijk. En niet iedereen zal een suggestie even gemakkelijk aanvaarden. Het scheppen van een suggestief beeld, dat bv. een heel volk of een grote gemeenschap zou omvamen, is dan ook betrekkelijk moeilijk, omdat hierbij de factor beheersing absoluut wegvalt, wanneer men al slaagt. Maar in het contact met enkele mensen of met een enkeling kan ik dit wel gebruiken. Op grond daarvan stel ik: Het gebruik van suggestieve waarden kan van het grootste belang zijn voor het doen ontstaan van een harmonie, die zonder de mens geheel uit zijn materiële werkelijkheid weg te rukken gelijktijdig een geestelijk en interpretatief eenzijn van de mensen of van de gemeenschap mogelijk maakt. Een tijdelijke normalisatie of zelfs een standaardisatie van de beleving en de reactie is door suggestie mogelijk.
Zodra ik echter een suggestie te lang ga volhouden, gebeurt er iets anders. Door deze suggestie heb ik zoals al duidelijk is gemaakt een deel van het kritisch vermogen tijdelijk verlamd of uitgeschakeld. Wanneer een bepaalde suggestie te lang wordt gehandhaafd, zal dit kritisch vermogen in de mens niet meer als deel van het bewustzijn ontwaken. Het blijft weliswaar een onderbewuste factor, maar zal als zodanig nooit de rationele, de bewuste handelingen van de mens mee beïnvloeden. Een dergelijke mens kan op den duur geobsedeerd worden door het oorspronkelijk suggestieve beeld. En dit betekent, dat hij niet meer kan reageren op de feiten.
De mogelijkheid tot correctie is weggevallen. En daar hij nu niet meer zich kan aanpassen aan de feiten, zal hij als gevolg van deze onevenwichtigheid proberen te compenseren door een wereld te scheppen, waarin de suggestief ingelegde waarde blijvend haar betekenis behoudt. Dit betekent dus een stasis, een toestand van rust a.h.w., ten opzichte van de geestelijke ontwikkeling.
Conclusie: Wij kunnen nimmer een suggestie voortzetten gedurende een zo lange tijd, dat hierdoor de eigen kritische vermogens van de mens werkelijk verlamd worden of onze eigen kritische vermogens verlamd worden. Daar wij dan komen tot een wereld, die zo onwerkelijk wordt, dat daarin geen plaats meer is voor een geestelijk ontwikkeling en dat alle materiële of geestelijke actie daarin eveneens gebaseerd is op volkomen valse premissen.
Dan zult u begrijpen, dat wij in de esoterie en ook in de magie voorzichtig moeten zijn met hetgeen wij doen.
- Wij mogen natuurlijk vanuit onszelf de wereld zien en interpreteren, zolang de feiten daarbij niet ontkend worden.
- Wij mogen rustig allerhande emoties ondergaan, die ontleend worden aan de feiten, maar in wezen ontstaan door onze interpretatie daarvan.
Dat kan alleen maar bijdragen tot onze geestelijke bewustwording en stelt ons heel vaak in staat met andere werelden, met andere bewustzijnswaarden in contact te treden. Maar wij moeten er voor waken, dat wij niet te eenzijdig een bepaald contact of een bepaalde suggestie onszelf opleggen. Zodra dit gebeurt, verliezen wij het vermogen om bewust te reageren op de werkelijkheid en zullen wij de goddelijke waarde, die in de werkelijkheid is uitgedrukt, dus ook innerlijk niet meer erkennen.
Wat obsessie betreft zal het u duidelijk zijn, dat wij heel vaak mensen ontdekken, die op de een of andere wijze geobsedeerd worden. En het is vaak heel eenvoudig om dit toe te schrijven aan de geest of aan de maatschappij zonder meer. Maar er moet wil er een obsessie kunnen bestaan, en dat moogt u niet vergeten in het ik de wil zijn om de obsederende waarde te accepteren. Ook wanneer er uiterlijk tegen de obsessie een verzet is, is er innerlijk een gehechtheid eraan het is een bevredigingswaarde geworden. Het is een compensatie geworden voor datgene, wat men aan contact met de realiteit mist.
Zodra je nu iemand ontdekt, die geobsedeerd wordt onverschillig waardoor zul je met suggestie zonder meer weinig uit kunnen halen. De zaak is vastgelopen. Maar wanneer ik die mens aan een plotselinge en voor hem onverwachte verandering van waarden onderwerp (en nu denk ik hier niet aan een zg. shockkuur, maar ik denk eerder aan een confrontatie met totaal onverwachte omstandigheden, aan een confrontatie met totaal nieuwe geestelijke waarden), dan bestaat de mogelijkheid om die gedachtegang tijdelijk te onderbreken. Het uit obsessie geschapen beeld wankelt.
Op het ogenblik dat het wankelt kunnen wij daarin dus weer suggestief iets projecteren van onszelf. Dat kan een woordsuggestie zijn, een daadsuggestie maar een van de belangrijkste waarden daarbij is de geestelijke suggestie. Wij kunnen onszelf dus instellen (autosuggestief soms) op een bepaald geestelijk niveau, op een bepaalde wijze van reageren, van leven, van denken. Zodra wij dit als een gevoel in onszelf krijgen, stralen wij dit uit. De door het onderbreken van de obsederende werking een ogenblik geschokte persoonlijkheid zal geneigd zijn stabiliteit te zoeken en daarvoor de door ons uitgestraalde kracht aanvaarden. Dat heeft materieel dat geef ik graag toe soms nevenverschijnselen, die minder aangenaam zijn. Wij zien dan iets ontstaan, wat doet denken aan een moederbinding, of een vaderbinding bv. Maar die kunnen we altijd wel weer oplossen.
Het belangrijke is, dat wij eerst deze mens doordringen van een andere sfeer. Dat er beweging komt. Want zowel voor onszelf als voor anderen geldt, zo lang er verandering en beweging is, is er bewustwording. Zo lang er bewustwording plus actie is, is er vermogen. Zo lang er vermogen is, bestaat de mogelijkheid om geestelijke zowel als stoffelijke krachten gericht volgens onze eigen wil op mensen, dieren, onszelf, de wereld te projecteren.
En daaruit kom ik dan weer tot een reeks andere conclusies (ik hoop, dat het voorgaande voldoende duidelijk was), die vooral betrekking hebben op het contact mens-geest. De geest is een persoonlijkheid, levend in een wereld van voortdurend variabele constanten (dus voortdurend wisselende waarden), welke alleen door zijn innerlijk (we zouden zeggen zijn esoterisch) zich richten op het hogere plus zijn bereikte emotionele balans (wij zeggen in dat geval dan bewustwording) t.a.v. de omwereld contacten krijgt en een zekere stabiliteit verwerft. (Dit is een moeilijke formulering, maar toch m.i. de beste.)
Op het ogenblik dat een mens op aarde zich richt op die persoonlijkheid, wordt het moeilijk. Want wat gebeurt er? De mens op aarde, die eenzijdig zijn gedachten richt op zo’n persoon hetzij met berouw of met iets anders, met verlangen of gevoelens van tekort of ontbreken werkt op die geest suggestief. D.w.z. dat zijn eigen wereldbeleving eenzijdig wordt bepaald. Dat kan voor die geest voeren tot obsessie, waarbij die geest dan gebonden blijft in wat wij noemen Schaduwland of zelfs een duistere wereld.
Er is nog een tweede mogelijkheid en die is nog veel moeilijker. Een mens kan vanuit zichzelf – zouden hier eigenlijk ook al van een soort obsessie mogen spreken volgens mij – een gedachtebeeld projecteren en opbouwen, dat bv. de representant is van een geliefde overgegane, van een bepaalde geest, meester, geleide, etc. Dit beeld is irreëel. Het wordt bezield door de mens zelf, en het is zo lang het bewust wordt opgebouwd zelfs zeer bruikbaar.
Maar wanneer je dit niet beseft, dan gaat dit beeld dus met uw interpretatie van de persoon, de meester, de overgegane, etc. niet alleen ageren naar u toe maar ook van u af. Dus in de sfeer. Het zal zich daarbij niet richten op de persoonlijkheid, die het voorstelt, maar op de werkelijke persoonlijkheid die het sterkst beantwoordt aan de in de schijngestalte gelegde waarden of eisen. Er kan een bezieling ontstaan, waarbij u bv. meent contact te hebben met uw overgegane man, met uw geestelijke geleider of meester, terwijl in feite een totaal andere entiteit dus via deze persoonlijkheid probeert u suggestief te beïnvloeden.
Het resultaat daarvan is dan ook meestal fataal. Want een dergelijke, door u opgebouwde en door een ander bezielde schil of schijngestalte zal voor uzelf een obsederende werking hebben. U kunt zich er niet van vrij maken. Bovendien zal die gestalte zich niet beperken tot een entiteit of persoonlijkheid. Er kunnen zeer velen zich via deze gestalte gaan uiten. Wanneer wij horen dat een duivel in het Evangelie zichzelf legio noemt, zo kunnen wij ons voorstellen, dat dit een aantal entiteiten zijn, die via een persoonlijk opgebouwde schijngestalte van de krankzinnige hem volledig beheersen.
U zult begrijpen dat wij dit niet wensen. Wij willen noch op aarde noch in de sferen iemand belemmeren in zijn eigen bewustwording. En daarom zullen wij bepaalde regels in acht moeten nemen, wanneer wij contact opnemen met de geest, wanneer wij contact opnemen ook met mensen via suggestieve werkingen, gedachteprojecties, uittredingen e.d. Deze regels luiden als volgt: U kunt elk gedachtebeeld opbouwen dat u wilt, mits u er zich voortdurend van bewust blijft, dat u het op elk ogenblik kunt vernietigen. U kunt deze gedaante of gestalte gebruiken voor datgene, wat u innerlijk als juist erkent en daarmede ook op anderen richten. Maar op het ogenblik, dat u aan de gestalte zelfstandigheid gaat toekennen, onttrekt zij zich aan uw bewuste beheersing en wordt zij de uitdrukking van het totaal van de in u levende waarden en gedachten ook de onderbewuste. Er is dan een groot gevaar, dat u door de geschapen gestalte beheerst wordt. Realiseer u altijd dat elke gedachtevorm, die u zelf opbouwt, door u zelf vernietigd kan worden. En oefen u er zelfs in dergelijke gedachtebeelden, die bij u regelmatig weerkeren, te ontleden in onderdelen en a.h.w. tot destructie te brengen.
Voor elk contact met hogere waarden heeft de mens zowel in magisch als esoterisch streven een voertuig nodig, dat deze hogere krachten kan ontvangen. Dit voertuig wordt geschapen door het elimineren van alle met de gezochte kracht niet overeenstemmende voorstellingen, beelden, verlangens en waarden van het menselijk bestaan. Suggestie of zelfsuggestie is daarvoor dus noodzakelijk, Het resterende is een projectie, die volledig harmonisch kan zijn zowel met innerlijke hogere sferen en waarden (dus eigen hogere voertuigen) als met entiteiten, geesten, demonen, engelen, die buiten het ik bestaan. Het is zeer belangrijk, dat u nimmer een dergelijk voertuig opbouwt zonder het ook weer te vernietigen. Na elke esoterische oefening, na elke magische bezwering moet hetzij door het gebruik van een ontslagformule, of een bewuste terugkeer tot het materiële bv. het geschapene ongedaan worden gemaakt. Blijft het bestaan, dan veroorzaakt het nl. een vervreemding van de werkelijkheid en brengt het u binnen de beheersing zo het op geesten, demonen of engelen is gericht van andere entiteiten, waardoor zowel uw eigen bewustwordingsmogelijkheid als beheersingsmogelijkheid teniet wordt gedaan.
Wanneer bepaalde beelden bij u regelmatig rijzen dit kunnen zijn dromen, maar ook denkwijzen, bepaalde voorstellingen is het belangrijk deze voor uzelf te beseffen en na te gaan. Tracht in uzelf oorzaken of beweegredenen daarvoor te vinden. Door alles te elimineren wat vanuit uzelf stamt, houdt u over het algemeen een enkele, maar dan ook wel bepaalde gedachte of tendens over. Beschouw deze vanuit uzelf, trek er een conclusie uit en reageer erop. Op deze wijze voorkomt u, dat u geobsedeerd wordt daar denkbeelden, die niet verwezenlijkt worden en steeds terugkeren, op den duur de gehele interpretatie van zowel geestelijke als stoffelijke waarden in beslag gaan nemen en zo een synthese tussen innerlijke werkelijkheid en feitelijke werkelijkheid a.h.w. vernietigen.
Dan wil ik trachten aan het eind van deze les nog enkele kleine conclusies toe te voegen: U moet weten wat u wilt. Het geeft niet wat u wilt, wanneer u het maar nauwkeurig kunt omschrijven. Zodra u datgene, wat u werkelijk wilt of verlangt volgens uw eigen opvatting hebt omschreven, dient u na te gaan welke mogelijkheden tot verwezenlijking daarbij aanwezig zijn.
Indien u deze mogelijkheden naar beste weten hebt opgesomd, ga na welke van die mogelijkheden u wel of niet wilt gebruiken, met omschrijving van redenen. Kies dan de voor u meest aanvaardbare reactie en maak deze tot werkelijkheid. Druk haar uit, al is het maar in een tekening, in een beeldhouwwerkje, in een daad, in eenvoudig misschien het uiten in woorden. Door deze uiting wordt elke obsederende werking beperkt en bij een bewust gebruik op deze wijze verbroken.
In uw leven wordt u vaak beheerst door materiële waarden of voorstellingen, die weliswaar geestelijk worden geïnterpreteerd, maar die het daarom nog helemaal niet zijn. Wij kennen bepaalde vrome belevingen, die in feite kunnen worden terug geleid tot een onderdrukte seksualiteit. In kloosters is dit vaak voorgekomen. Laten wij a.u.b. proberen om alle belevingen, die wij innerlijk menen te hebben, aan de werkelijkheid te toetsen. Probeer steeds iets, een enkel gegeven, een enkele impressie te vinden, die u aan de feiten a.h.w. kunt vergelijken op waarde, op betekenis. U voorkomt op deze wijze, dat u bepaalde z.g. gesublimeerde waarden op een verkeerde manier gebruikt en daardoor niet uw eigen mogelijkheden en vermogens vergroot, maar in feite u afsluit voor uw werkelijke mogelijkheden, voor uw werkelijke ontwikkelingen.
Het is belangrijk dat u zich realiseert dat, en dat is alleen in deze betekenis van kracht onthoudt u dit dus goed; er geen licht of duister, geen goed of kwaad bestaat. Er bestaan alleen de in mij levende voorstellingen en noodzaken en de buiten mij liggende mogelijkheden. Het is belangrijk, dat u deze voortdurend en zo juist mogelijk in overeenstemming brengt. Waar een onmogelijkheid bestaat, dient te worden gezocht naar een vervangende waarde. Op deze wijze komt u tot een reactie in de werkelijkheid, die ongetwijfeld toch weer mede beperkt en geleid door de gemeenschap, waarin u leeft voor uzelf een concreet leven in de wereld mogelijk maakt.
Alle esoterie en daarmee ook alle magie is gebaseerd op het bereiken van een evenwicht in het ik op een bepaald vlak. Vanuit dit bepaalde vlak kan dan weer een onevenwichtigheid ontstaan. Misschien is het ‘t eenvoudigste om dit uit te drukken in een bekende lijn. Wanneer ik het hoogtepunt bereik van kennis, dan zal ik zoeken naar wijsheid. Dit betekent tijdelijk een schijnbare deterioratie van mijn kennis, want ik verwerp er een deel van en kom tot wijsheid. Mijn wijsheid brengt mij er toe mijn kennis opnieuw te toetsen en dus uit te breiden, en ik kom tot een vergroting van kennis. Uit die vergroting van kennis ontstaat opnieuw de behoefte aan begrip en ik kom weer tot wijsheid.
Het is belangrijk, dat u zowel in de esoterie als in de magie begrijpt, dat bij elk bereikt hoogtepunt het gevolg een schijnbare deterioratie van deze waarden inhoudt, met een gelijktijdige versterking van andere waarden. Iemand, die alleen aan esoterie doet, bereikt heel weinig. Maar iemand, die innerlijk tot een bepaalde beleving en bereiking komt en schijnbaar deze tijdelijk verlatende komt tot een praktijk, bereikt in de praktijk de nieuwe ervaring, waardoor het geestelijke bewustzijn uitgebreid kan worden.
Deze wijze van leven, dit bereiken van een punt van evenwicht en van daaruit overschakelen naar een ander punt, zal alle innerlijke, uiterlijke en magische bereikingen bepalen. Wanneer u magisch een bepaald doel bereiken wilt, dan zult u een geestelijke spanning opbouwen. Wanneer die spanning aanwezig is, dan zult u schijnbaar strijdig met uw streven tot op dit moment overgaan tot een actie, waarmee u de materiële waarden, de toepassing, tot uiting brengt. Het resultaat is de geestelijke waarde, uitgedrukt in de praktijk. Uw praktische beleving betekent echter een vergroting van uw begrip voor de juiste wijze van streven. U komt dus vanzelf tot een juistere gerichtheid bij een volgend streven op gelijk of gelijksoortig vlak.
In de esoterie betekent het, dat het bereiken van een innerlijk punt van Godskennis vergt, dat men van daaruit afdaalt tot het mens-zijn dat men zijn begrip van de Godheid omzet in de menselijke actie, harmonisch met de Godheid, om van daaruit te komen tot een hernieuwde definitie van de Godheid. Denk niet dat u op één plateau kunt bouwen. Wat u dan bouwt, is een toren van Babel, die nimmer voltooid wordt zoals sommige dromen en wensdromen op een bepaald punt stil blijven staan en niet verder ontwikkeld kunnen worden. Wanneer wij echter werken met twee polen, dan mijne vrienden, is bereiking voortdurend mogelijk, is hogere bewustwording zowel als vergroting van geestelijke kracht het normale gevolg van de wijze van streven.
Ik ben mij ervan bewust in dit betoog enkele waarden en punten te hebben aangestipt, die ook elders besproken zijn. Aanvullingen daarvan kunt u o.m. vinden in bepaalde cursussen. Indien u echter uitgaande van hetgeen ik u nu gezegd heb uw eigen innerlijk leven probeert na te gaan en te richten, zo zal deze les er zeker toe bijdragen, dat u zowel juister, eerlijker en beter contact krijgt met de waarden in de geest, alsook in het leven de waarheid van uw hoger ik juister tot uitdrukking brengt.
0-0-0-0-0-0-0-0-0
Gastspreker.
Vanavond moet ik als gast hier iets vertellen over mijn versie van het contact tussen de mens en God. Dat is altijd erg moeilijk, want je weet eigenlijk niet, wat God voor de mens is. Er zijn veel mensen, die denken dat ze God kennen. Maar in feite kijken ze alleen maar in de spiegel zonder zichzelf te herkennen.
Ik geloof, dat je het best kunt beginnen met te zeggen: God is de totaliteit. God is het leven. God is alles wat er bestaat. God ben je zelf ook een klein stukje. En om die God te kennen, zou je alles moeten kunnen zien zoals het is, alles moeten kunnen beschouwen in zijn samenhang. Je zou moeten weten waarom de sterren lopen zoals ze lopen. Je zou moeten weten waarom de mensen leven zoals ze leven. Dat kun je niet.
En daarom lijkt het mij verstandig om te zeggen: Ach, God is iets, waarvan je geen beeld kunt maken. God is alleen iets, wat je beleeft. En die beleving van God moet een bevestiging zijn. Als een mens zich beklaagt over zijn leven, dan zegt hij naar mijn idee, dat God het niet goed gedaan heeft. En dat lijkt mij voor de mens onverstandig en tegenover God op z’n minst genomen onrechtvaardig en oneerbiedig. Want we kennen Hem niet.
Dus de benadering van God moet in de eerste plaats er een zijn van erkenning. Niet zonder meer een klakkeloos aannemen wat er allemaal is, maar een proberen om in alles een zekere vreugde te vinden. Om in het leven altijd weer een lach te vinden, een lied. Om a.h.w. er een ogenblik de vreugde in te vinden van een dans voor de ark, zoals David gedanst heeft. De vreugde van het verbonden zijn met God.
Dat is heel erg moeilijk. De mens is en blijft een mens. En als hij naar God streeft, dan doet hij het over het algemeen, omdat hij iets van God verwacht. Maar ik durf nooit zeker te zeggen dat wij van God wat te verwachten hebben. We praten over een hemel. Maar wat is die hemel? Is dat nu een natuurlijk deel van ons bestaan? Of is het nu werkelijk een beloning? We praten over een hel. Zal God een hel maken? Of maken wij hem zelf? Voor mij is het de mens zelf, die zijn hemel en zijn hel maakt. En ik geloof, dat in de relatie met God de kwestie van beloning eigenlijk geen rol speelt. Je krijgt het toch wel.
Maar de vraag is: Hoe beleef je God? En hoe beleef je God in alles, wat Hij geschapen heeft, in alles wat Hij is? Wanneer je overal alleen de bittere dingen ziet, dan beleef je God als de een of andere gruwelijke afgod. Dan maak je er een soort Belzebub van. En toch is het diezelfde God. En als je probeert overal de kracht van die God in te voelen, dan ben je sterk door diezelfde God. Het geloof? Ach, het geloof is heel vaak alleen maar een formulering van wat er misschien zou kunnen zijn, en een opsommen van de wetten, waaraan je als mens moet gehoorzamen. Natuurlijk zullen er wel wetten zijn. Maar wie zal zeggen of God ze geschapen heeft?
Het is ook niet belangrijk. De wet komt uit onszelf voort. Wanneer wij leven naar de wet, dan doen wij dat niet omdat God ons anders zal straffen. Dan doen we dat omdat we voelen, dat de wet voor ons de juiste manier van leven is. Omdat we zo voor onszelf het gevoel hebben, dat die God in ons, dat leven in ons, betekenis heeft. Het is het zoeken naar de positiviteit, waardoor we een wet kunnen aanvaarden. Zoals het diezelfde tocht naar het positieve bestaan is, waardoor we misschien wetten kunnen verwerpen….. wetten van mensen, of wetten die naar men zegt van God zijn.
We hebben de vreugde nodig. Niet de vreugde van: Kom jongens, wat hebben we een plezier onder elkaar, het hele leven is een glimlach. Maar de vreugde, die in alle dingen, in het meest harde ergens toch nog een element van licht weet te vinden. De relatie tussen mens en God is voor mij vaag. Het is iets ondefinieerbaars. Je kunt het soms in jezelf voelen. Maar meer dan dat kun je er niet mee doen. Maar het beleven van God, dat we dan zo preken aan alle kanten, die tocht eigenlijk die we maken door het leven om God te vinden, dat lijkt mij eigenlijk het zoeken naar het licht in onszelf. Niet dat wij een licht zijn allesbehalve. En als we licht hebben, dan staat het onder de korenmaat. Of we lenen het uit aan een ander om er mee te pronken.
Maar dat beetje licht, dat beetje vreugde dat we hebben, dat is de bevestiging van ons eigen leven. Een leven, waarin wij eigenlijk niets hebben. Wij denken dat we het hebben, maar we zijn het alweer kwijt voor we het gekregen hebben. Wij denken, dat we de dingen veroveren, maar in feite veroveren de dingen ons en de veroveraar is slaaf van zijn verovering, voordat hij klaar is met zijn zegepraal. Neen, het licht waar wij naar zoeken is de zin van ons bestaan. Geen zin, die ergens vast ligt in de eeuwigheid, of die beloond wordt met een speciaal plekje. Maar een licht, dat vandaag zin heeft. Iets, waardoor je zeggen kunt: Met mijn leven beteken ik wat. Ik besef, dat mijn bestaan zin heeft. Ik besef, dat ik voor de wereld, voor het andere dat er rond mij is, niet alleen maar een stuk ballast ben.
Misschien een rare verklaring, wanneer je filosofeert over de relatie tussen mens en God. Maar is eigenlijk ons hele bestaan, onze hele behoefte, niet; te komen op een punt, waar we weten dat we ergens niet overbodig zijn? Dat we betekenis hebben? En hoe kun je betekenis hebben in dingen, die voortdurend voorbijgaan? Betekenis kun je alleen van binnen hebben. Dat is dat beetje licht voor jezelf. Maar het is vooral ook het licht, dat je met een ander deelt.
Het kan een woord van wijsheid zijn. Het kan een beetje goedigheid zijn, waarmee je de een of andere schlemiel helpt. Het kan de vrede zijn, die je een ander toewenst of geeft. Het is a.h.w. het vrije bordje en de vrije beker op de Sabbat tafel, dat er staat wanneer de profeet komt. Maar waarbij wij weten, dat de profeet kan leven in elke mens, in elke voorbijganger, die binnen komt. Maar ja, dat weet u misschien niet zo.
Maar in je hele leven moet je eigenlijk altijd proberen, wanneer je God wilt vinden, om iets te kennen van de vreugde er staat nog een bord klaar, er staat nog een beker klaar er is altijd nog iets voor degene, die het nodig heeft. Dat noemen de Christenen misschien naastenliefde. Maar ik weet niet, of het nu werkelijk wel naastenliefde is. Naastenliefde is een mooi woord geworden, een woord, waarin ze zo nu en dan God vermoorden, als je het mij vraagt. Maar voor jezelf is het belangrijk, dat je altijd klaar staat om iemand op te vangen. De vreugde, dat je iets zou kunnen doen, wanneer het nodig is. Dat je altijd een beetje reserve hebt, waardoor je in het leven meer betekent dan alleen maar een wezen, dat zijn wegen gaat.
En ja, dan kom je tot de grote vraag: Wat is eigenlijk dan God? De Baalsjem heeft het een keer gezegd: God, dat is de gast, die aanklopt op het onverwachte ogenblik, God, dat is de engel, die ons beschermt. En het is de lastpost, die ons dwingt om onszelf te bedwingen. Hij heeft het gezegd in mooie gelijkenissen en hele verhalen. Maar het komt eigenlijk toch wel hierop neer: Het is de reserve, die je hebt. De reserve een levensmoed, de reserve aan levenskracht. Als je God wilt ontmoeten, wanneer je het gevoel wilt hebben dat je geheiligd bent, dan is het een kwestie van meer hebben aan weerstand, aan licht, aan vreugde tegen de verdrukking in, dan eigenlijk redelijk is. Altijd net iets meer zijn. Het altijd bereid zijn om iets meer te doen, iets meer te leren, iets meer te weten. Die bereidheid, die vult ons met God.
Men vertelt wel van een bekende kabbalist, dat hij langs de weg loopt en dat rond hem de grauwe legioenen marcheren van de doden. En dat hij ze herkent en dat hij er een van helpt. En dat hij ineens een gezel op de weg heeft. Nu wordt dat verteld als het bevrijden van een geest, die gevangen is. Het a.h.w. bereid maken van iemand, die niet sterven kon en niet leven kon, om uit het leven tot de dood te komen. Maar ik denk, dat het eigenlijk meer is. Het is God. Rondom ons in de wereld en in de sferen zijn er allerhande ongeziene dingen. Het zijn de noden van de mensen, het is de ellende, die je niet ziet het is de behoefte, die achter de behoeftigheid schuil gaat. En wanneer wij er doorheen lopen en we zien het niet, dan lopen wij aan God voorbij.
Maar wanneer we ons niet beklagen over de modder, waar we doorheen moeten lopen, maar ons er over verheugen, dat wij – lopende door die modder misschien – iemand een handje kunnen geven die het moeilijker heeft, dan als die ander voor ons, geloof ik, de ontmoeting met God. Dat geldt overal. Als u hier op aarde zit en u helpt een arme geest om uit een beetje donker naar een beetje licht te komen, dan ontmoet u niet alleen de geest, wanneer u het goed begrijpt dan ontmoet u God. Wanneer de een of andere mens in de dalles zit en je helpt hem en je helpt hem omdat hij mens is, niet omdat je zelf wat wilt doen, maar omdat hij er is dan ontmoet je God. De relatie tussen mens en God is eigenlijk volgens mij zo eenvoudig. Het is eenvoudig de band, die ons allemaal bindt. Niet alleen mens en mens, maar een mens met de dingen, een mens met de dieren, een mens met de zon en met de sterren en de maan.
Wanneer je tegen de zon zeg: Wat schijn je lekker en je bent er blij over, ook al moet je dadelijk weer naar binnen toe in de schaduw om te werken, dan heb je even God ontmoet. En wanneer je begrijpt, hoe je dat allemaal samen sluit, hoe dat licht in jezelf er is alleen al door de erkenning van het andere, door het geven van jezelf aan de ander (en dan bedoel ik heus niet dat geven in de meest letterlijke zin daar zijn sommige mensen veel te royaal mee maar ik bedoel juist het geven van dat beetje aandacht, dat de mensen noemen; een offertje, maar dan een offertje zonder een lang gezicht doodgewoon ik kan iets doen het is voor mij niet prettig, maar het feit, dat ik het doen kan is een vreugde… dat is God.
Die vreugde, die dan in je ontstaat, dat gevoel van ondanks alle zorgen hogerop gaan, ergens verbonden zijn met het Onbekende, dat is ons contact met de eeuwigheid. We zijn te klein om te begrijpen wat God is. We zijn ook veel te klein om te weten wat het heelal is. En welke mens kent zijn eigen wereld? Maar de verbondenheid kan in de plaats komen van het kennen. Zoals je in een optocht mee kan lopen en je er deel van kan voelen, zonder precies te weten wie er allemaal meelopen. Zoals je samen met heel veel andere mensen op een warme dag aan een bron kant drinken en met hen blij zijn dat het water koel is, zonder dat je weet wie die anderen zijn en hoe ze aan hun dorst zijn gekomen. De een heeft het van zijn kater, de ander van de bonen en de zoute vis en de derde van de wandeling. Maar dat interesseert je toch niet? Het gaat er om wat je samen hebt.
Er was eens een heel goede man. Hij was zo goed, dat hij altijd en overal voor iedereen klaar stond. Hij had maar een behoefte dat men zou zeggen: Kijk, daar gaat die goede man. En omdat hij die behoefte had en niet blij was, wanneer ze hem niet erkenden, vond hij minder van God dan normaal is. Wanneer hij blij was, vond hij God ook in de erkenning van anderen. Maar wie erkent je goede daden? Dat doen ze in je gezicht en achter je rug roddelen ze. Maar als die man nu blij was geweest, alleen maar omdat hij goed kon zijn zonder meer, dan had hij God altijd bij zich gehad.
En dat is nu mijn hele filosofie. Ik ben misschien geen mooie gastspreker voor jullie. Het moet meestal plechtig gaan. God moet je maken tot iets bijzonders, met gezangen, met heel veel praten, tegen God. Maar ach, ik kan wel tegen God praten, maar in feite praat ik tegen mijn eigen sores, mijn eigen zorgen, mijn eigen ellende. Daarom lijkt het mij eigenlijk heel eenvoudig, wat ik vanavond gezegd het. En misschien hebt u er iets aan. Op het ogenblik dat je blij bent dat je leeft ondanks alles beleef je God. En hoe meer je blij kunt zijn omdat je leeft, hoe meer je God beseft. En de vreugde van het bestaan is de kracht van God, die in je werkt.
En de mens, die absolute blijheid kent zonder voorwaarden te stellen aan het leven, is de wonderdoener. Hij is de miraculeuze rabbi, die niet alleen leraart, maar die het onmogelijke mogelijk maakt. Wij zijn misschien geen van allen wonderdoende rabbi’s en misschien hebben ze wel nooit bestaan. Maar ja, wat maakt dat uit? Wat kan het je schelen? Neen, de blijdschap die kracht is, de blijdschap die je meer maakt dan een mens, de blijdschap die de wereld meer maakt dan een gebeurtenis, waarin je gevangen bent, de blijdschap die je doet delen in iets, wat je niet meer omschrijven kunt, dat is het contact van de mens met zijn God. Dat is alles, wat ik eigenlijk daarover zeggen moet en zeggen mag.
Misschien had u gedacht, dat ik raadselen zou onthullen. Maar mensen, als je alle raadselen onthuld hebt, dan blijft er alleen nog maar verveling. Misschien hadden jullie gedacht, dat ik veel mooie woorden zou gebruiken. Maar mooie woorden gebruik je meestal om de leegheid van je gedachten te verbergen. En misschien hadden jullie wel gedacht, dat ik wat bijzonders zou brengen. Maar ik heb niets bijzonders en ik ben niets bijzonders. Ik ben alleen maar blij. Ik besta. Ik ben dood gegaan en ik besta. Ik heb heel veel ellende gehad en ik heb heel veel mismazzels meegemaakt in mijn leven… en daarna. Maar ik besta en het leven is er. En ik kan nog steeds wat betekenen, al is het alleen maar met zo’n praatje tegenover jullie. Ik kan het licht in mijzelf voelen. Een klein vlammetje misschien in de oneindigheid, maar het is mijn contact met God. En dat is alles, wat ik jullie geven kan, wat ik ben.
Neem het, zoals het je gegeven wordt. Niet met plechtigheid en niet met sentimentaliteit, want daar heb je geen pest aan. Neem het gewoon als dit ene begrip: Blij zijn ondanks alles is contact met God. Het licht van de blijdschap in jezelf wordt tot de kracht van God, die door jou werkt. En laat dan de rest maar kletsen. Want als je in jezelf dat ene hebt, wie doet je dan wat, nietwaar? En dat, vrienden, is nu het hele verhaal.
Ik had het veel langer kunnen maken. Ik had kunnen goochelen met mooie krachten en mooi licht. Maar zal ik gek zijn? Zal ik licht produceren voor jullie als een vuurwerk waar je naar kijkt, om alleen later te zeggen; hé, kon ik dat maar. Je kunt het zelf. Je hebt licht in jezelf. Je kunt blij zijn ondanks alles. Nou, wat let je? Doe het dan maar. En als we dan in dat licht, waarin we onszelf vinden, elkaar soms herkennen, dan zeggen we alleen maar: Met al z’n dalen, met al z’n sores is het een vreugde te leven. En God leeft in ons. En nu allemaal een heel gezellige, een heel prettige en heel vreugdige tijd met elkaar. En… steek van binnen een lichtje op, dan gaat het je veel beter. Tot wij elkaar weer eens ontmoeten. Shalom.