9 februari 1978
Imaginatie: beeldend voorstellingsvermogen.
Inspiratie: plotseling denken.
Intuïtie: aanvoelen.
Er is tussen deze drie onderwerpen een zeker verband te leggen, maar dat zal zeker niet altijd van kracht kunnen zijn. Als we te maken hebben met imaginatie, dan denken wij: wij stellen ons iets voor. Die voorstelling kan het resultaat zijn van of mede de oorzaak worden van bv. telepathische overdracht. Maar het is lang niet zeker dat dit het geval is. Imaginatie: we stellen ons iets voor en daar blijft het dan bij.
Komen we bij inspiratie terecht, dan zijn al direct heel veel mensen die denken, daar zit een geest met een trechter en die toetert dan naar beneden wat men moet weten. Dat kan ‑ ook zonder trechter ‑ maar het is niet altijd waar. Als wij inspiratief reageren, dan kan dit ook een gevolg zijn van onderbewuste processen. Voor ons is het denkbeeld nieuw, omdat we bewust de gang van redelijk overleg, van combinatie en associatie niet hebben beseft. Maar ze kan wel degelijk in onszelf schuilen. Daarom zeggen wij: inspiratie kan voortkomen uit het onderbewuste. Zij kan het resultaat zijn van een tijdelijk beïnvloedingsvermogen uit het bovenbewustzijn van de mensheid. Ze kan tevens het gevolg zijn van niet volledig besefte invloeden uit de omgeving en van eventuele contacten met geesten.
Dan blijft over de intuïtie. Wat is intuïtie? Intuïtie is iets wat men aanvoelt, zeker. Maar degenen die intuïtief plegen te reageren zullen al snel hebben ontdekt dat je bij intuïtie toch erg op je hoede moet zijn voor zelfmisleiding. Bijvoorbeeld: deze mens is onbetrouwbaar of betrouwbaar. Terwijl je dat aanvoelt, kijk je eens goed en je realiseert je opeens: de onbetrouwbare heeft ongepoetste schoenen en de betrouwbare lijkt op een oom met wie ik erg veel plezier heb gehad. Als we dan die intuïtie bekijken, blijkt ze weer het resultaat te zijn van associatieve processen. Ze kan echter ook het gevolg zijn van een paranormale gevoeligheid.
De mens heeft een uitstraling. Als u de uitstraling van een ander aanvoelt, dan kan dat geen proces zijn dat op een redelijke basis berust. U kunt het dus alleen nog maar als een emotie, een aanvoelen, uitdrukken. Maar als daar verschillen tussen zijn, dan voelt u dat wel degelijk aan. Het is deze intuïtieve waarneming die belangrijk kan zijn in het contact met de medemensen Ze is tevens ook de meest voorkomende.
Het is ook mogelijk, dat je een impuls krijgt van een hoger niveau‑, van geesten of andere entiteiten en dat deze waarschuwing niet wordt uitgedrukt in termen die je als een gedachte kunt voelen opwellen. Je hebt er eenvoudig de woorden niet voor. Dan wordt het wederom omgezet in een gevoel.
Dat afzonderlijk kan bestaan en dat geen daarvan altijd noodzakelijk met geestelijke krachten of gaven verbonden is, zullen we trachten de band te vinden waardoor deze drie vaak toch een eenheid vormen en dan ofwel het resultaat zijn van een zeer hoog bewustzijn, dan wel ‑ dat kan ook voorkomen ‑ van een ingrijpen van geestelijke geleiders, geleide geesten e.d. Denken is een proces waarbij bepaalde energieën een rol spelen. Deze energieën hebben te maken met de doorlaatbaarheid van de hersencellen. Zo ontstaat er wat men noemt associatieve sporen waardoor de gedachtereeks ontstaat en de eindconclusie aan de hand van waarnemingen wordt bereikt. Maar als die invloed nu niet stoffelijk aanwezig is, dan zullen we nog steeds te maken hebben met onze eigen inhoud: datgene wat in ons denken berust. Maar de leidende factor, datgene wat de associatiereeks veroorzaakt, kan buiten‑stoffelijk zijn. Nu nemen we een paar eenvoudige voorbeelden.
Eerste voorbeeld: Bij imaginatie komt het voor dat u droomt. De ene keer droomt u misschien van iets leuks of iets prettigs, de andere keer van iets verschrikkelijks. Maar waarom moeten we aannemen dat dit alleen maar onderbewuste en onderdrukte zaken zijn? Het is heel goed mogelijk, dat u geïnspireerd wordt doordat een ander aan u denkt, hetzij in positieve hetzij in negatieve zin. Dan is er een telepathische impuls. Een geest overziet veel meer van uw leven en heeft ‑ positief of negatief ‑ vaak bijzonder sterke bindingen met sommige mensen. Wanneer zo’n geest reageert, ontstaan er bij u droombeelden: imaginatie, dagdromen desnoods. Deze dagdromen zijn dan geheel opgebouwd uit uw eigen gedachte-inhoud, maar ze geven door de associatiereeksen iets weer wat u eigenlijk van buitenaf wordt medegedeeld. Hier heeft u te maken met een invloed die u vanuit de geest kan bereiken.
Tweede voorbeeld: U bouwt voor uzelf een gedachtebeeld op. U zit gewoon te dagdromen en u maakt dat steeds gedetailleerder. U schetst een omgeving, een gebeuren en u voelt zich daar bij betrokken. Na een tijdje ontmoet een ander, die in uw droombeeld is voorgekomen en wat blijkt nu? Deze heeft een soortgelijke droom gehad. Misschien met wat andere omstandigheden, maar hij heeft hetzelfde beeld gehad. U heeft door uw imaginatie en het u verliezen in uw verbeelding in feite zeer sterk gericht uitgezonden naar degene die een rol speelde in de voorstelling, die u zich had gevormd. Als u dit doet en er komen niet‑werkelijk personen in voor, dan is het heel goed mogelijk dat zij in uw droombeeld eigenlijk de vertegenwoordigers zijn van entiteiten of van overgeganen.
In sommige gevallen gaat het zover dat de dagdroom met u wegloopt. Dit is misschien wel bekend van sommige schrijvers (Alexander Dumas had er een handje van, Victor Hugo eveneens) dat zij, wanneer ze bezig waren wel de karakters opbouwden, de eerste scènes, maar daarna het boek eigenlijk met hen wegliep. Ze gingen dan dingen schrijven die helemaal niet in hun schema voorkwamen en gebeurtenissen en ontwikkelingen tevens die niets meer te maken hadden met hetgeen ze misschien overlegd hadden. Ook u kunt in zo’n dagdroom soms worden geconfronteerd met een fantasietje dat u zelf opzet, totdat opeens één of meer van de personen daarin zich zelfstandig schijnen te gedragen. Er gebeuren dingen, die u zich niet had voorgesteld. In dergelijke gevallen kunt u aannemen dat er sprake is van een wisselwerking tussen u en een ander. Ook hier kan – vanuit geestelijke of stoffelijke bron ‑ een aantal invloeden worden geïnjecteerd in het beeld dat u zelf opbouwt waardoor de betekenis ervan verandert. Het is duidelijk, dat wanneer deze op zichzelf wat vage wijze van communicatie niet de juiste resultaten kan opleveren zowel op aarde als ook in de sferen entiteiten kunnen proberen u te bereiken omdat zij bv. worden aangetrokken door een probleem waar u sterk geconcentreerd aan denkt. Zij gaan dan wederom hun eigen visie a.h.w. injecteren. In dit geval kan het echter niet in een voorstelling maar moet het in denkbeelden worden gedaan.
Zo wordt uit het geheel van uw herseninhoud uw herinneringsvermogen in een aantal factoren samengebracht in een betekenis, die voor u niet gebruikelijk is. Dit werkt als een soort schokeffect waaruit u dan een conclusie trekt. Die conclusie is weer uw eigen conclusie. De inspiratie is dus niet in haar geheel inspiratief, maar in aanleiding. In dergelijke gevallen spreken wij van plotselinge inspiratie. Voorbeelden daarvan zijn er te over te vinden. Wij denken aan uitvinders die opeens een nieuwe benadering zien van een probleem waarmee ze bezig zijn. Later blijkt dat anderen op aarde ongeveer gelijktijdig een dergelijke benadering hebben gevonden. Hier is kennelijk het bovenbewustzijn van de mensheid bij betrokken, een invloed waaruit gedachten worden geprojecteerd en weerkaatst.
Het komt voor dat een mens begint te spreken. Soms een redenaar, soms iemand die een ander probeert te troosten of iets duidelijk te maken. En voor hij het weet, lopen de woorden met hem weg. Het is alsof hij zo traag denkt, dat hij eigenlijk met enige verbazing luistert naar zijn eigen woorden. Ook dit noemen we inspiratie. Wat kan hier de oorzaak zijn?
In de eerste plaats: er moet een schok zijn en concentratie. U zult die inspiratie niet krijgen, indien u zich niet werkelijk verbonden voelt met degene aan wie u iets probeert duidelijk te maken of te zeggen.
In de tweede plaats: u kunt geïnspireerd worden door anderen die op aarde vertoeven en die beschikken over een kennis of een inzicht dat u nog niet eigen is. Maar het is evengoed mogelijk dat een entiteit zich ermee bemoeit. Nu denkt men vaak: die entiteit vertelt het eigenlijk door u. Onjuist. De entiteit geeft eerst de herkenningsschok. Het is het ogenblik, waarop u even aarzelt, schijnt te verwazen en dan gaat doorpraten. Daarbij blijft de entiteit zijn eigen reacties en associaties aan u toevoeren. U spreekt nog altijd in uw eigen termen, maar de denkbeelden die u verkondigt zijn conclusies waartoe u zelf nog niet gekomen bent. In enkele gevallen doet u zelfs uitspraken die volkomen afwijken van al wat u normaal zoudt zeggen. Hier is de inspiratie inderdaad iets waardoor men wordt gedreven.
Deze gedrevenheid zien we ook bij bepaalde kunstenaars. Een reproducerend kunstenaar heeft honderd keer een bepaald muziekstuk gespeeld: een pianowerk of een vioolsonate. Nu is hij weer bezig en is gekomen aan het punt waarop hij normaal volgens routine verder speelt, want zo heeft hij het ingestudeerd. Nu wijkt hij af. Hij houdt een toon iets langer aan, hij versnelt of vertraagt het tempo iets en plotseling krijgt het muziekstuk een andere inhoud. Het is alsof het geladen is met een nieuwe betekenis. De kunstenaar zelf bemerkt het eigenlijk niet. Hij gaat helemaal in de muziek op en pas als het geëindigd is, realiseert hij zich: ik heb iets gepresteerd wat mij maar zelden gelukt. Inspiratie!
Is het hier een geest geweest? Het is mogelijk. Het kan zijn dat een overgegane musicus zich gegrepen voelt door hetgeen er gebeurt, maar dan moet de sfeer toch wel goed zijn. Even waarschijnlijk is, dat het auditorium niet heeft bestaan uit mensen die luisteren naar bv. Tsjaikowsky, terwijl ze denken aan het nieuwe recept voor abrikozenbollen, maar meedenken en haast zelf uit de partituur interpreteren. Dan kan er een gemeenschappelijk denken ontstaan: een emotie, gebonden aan de muziek voordat ze geheel is gerealiseerd. Dit wordt dan een stuwende invloed die een musicus, maar ook een heel orkest inclusief dirigent kan brengen tot een andere prestatie dan normaal. Dat is meestal te constateren door lichte verschillen in tempi en vaak ook van betere inzet. Als we dat alles bekijken, dan kunnen we zeggen: inspiratie is een veelvuldig voorkomend iets.
Als je ergens binnenkomt, kun je soms aanvoelen dat er iets gaat gebeuren. Je weet niet wat. Je verwacht iets, en je weet niet eens, of het waar zou kunnen worden. En dan ineens …. is het er. Intuïtie: Het kan gebeuren in een concertzaal. Het kan gebeuren, als je naar een kunstwerk kijkt, een schilderstuk of iets dergelijks. Het kan gebeuren, als je gewoon in een gezelschap komt. Ineens is daar die spanning. Je voelt het aan. Wat speelt hierbij een rol? Ik heb bepaalde punten al duidelijk genoeg weergegeven in het eerste deel. Het lijkt mij niet belangrijk om dat te herhalen.
U voelt dus, de totale uitstraling van zo’n gezelschap aan. Die uitstraling verandert uw houding tegenover dat gezelschap. Wat is dit vreemde voelen, dit verwachten, dit beseffen zonder te weten wat? Een gezelschap kan natuurlijk alleen bestaan uit mensen, maar ook uit mensen plus een aantal mensen die daarop geconcentreerd zijn, die a.h.w. in de geest meeleven. Het kan evengoed bestaan ‑ en dat komt veel voor ‑ uit de uitstraling van entiteiten die op de een of andere manier of om de een of andere reden aanwezig zijn. Uw reactie daarop is echter niet juist. U moet heel goed begrijpen, dat het niet een persoonlijke boodschap is. Intuïtie wordt gerealiseerd als een persoonlijke boodschap door u. In wezen is het alleen maar een sfeer. Het is een constatering waar het om gaat. Aangezien in al deze gevallen de geest verbonden kan zijn met het gebeuren, lijkt het mij goed om ook de houding van de geest tegenover deze verschijnselen en de mogelijkheden van de geest even nader te beschouwen.
Voorstellingsvermogen betekent het scheppen van een wereld, die voor de mens niet werkelijk is. Maar al het denkbare zal ergens een werkelijkheid zijn. Een geest beseft vaak werkelijkheden, die door de manier waarop een mens denkt en interpreteert voor hem niet tot uiting komen. Het is duidelijk dat een geest, die betrokken is bij personen en bij hetgeen zij zijn en doen, dan probeert hun die werkelijkheid te laten zien. Voor de geest is dat alleen maar het zeggen: denk erom, je zit hier niet op een snelweg maar op een secundaire weg. Maar voor die mens is dat plotseling een manipulatie in zijn denken. Zijn eigen denkbeelden veranderen, zijn voorstelling verandert en onwillekeurig zal hij een deel daarvan weer interpreteren in zijn eigen werkelijkheid. En daar gaat het nu om. Voor de geest is dus de imaginatie erg belangrijk.
Bij inspiratie heeft de geest ook de mogelijkheid om iets van zichzelf te laten doorklinken. Zeker, je bent gebonden aan de termen van de mens en grotendeels ook aan diens inhoud: zijn geestelijke inhoud, zijn verbale mogelijkheden en al wat daarbij behoort. Als een geest dus ziet dat er een bepaalde mogelijkheid bestaat, dan kan hij proberen de gevoeligheid te vergroten door eerst een schok te veroorzaken. Het is a.h.w. een openbreken van een deel van de aura: je maakt er contact mee. Vanaf dat ogenblik begint de geest te spreken, in feite denkbeelden uit te zenden. Degene die op aarde, spreekt of werkt (dat kan net zo goed met schilderen, componeren of met iets anders te maken hebben), zal dit dan gaan omzetten in zijn eigen woorden, zijn technieken etc. De geest echter drukt de inhoud uit.
Misschien zou men kunnen zeggen, dat de geestelijke mens, die hij beïnvloedt ziet als een ghostwriter: iemand die je vertelt wat je gezegd wilt hebben waarop de ander het dan zo neerschrijft dat het aanvaardbaar is. Omdat het nogal moeilijk is om een medium te vinden dat een beetje betrouwbaar is (half-trance, vol‑trance, diep‑trance) kom je er onwillekeurig toe om inspiratie te gebruiken. Daarom zal bij inspiratie vaak zeer veel uit de geest naar voren komen. Niet dat dat enige dwang is, maar voor de geest is dit een mogelijkheid om zichzelf te laten gelden of zelfs om bepaalde bedoelingen te verwezenlijken. Je kunt iemand die staat te preken beïnvloeden, opdat hij dingen zegt die voor zijn gehoor werkelijk noodzakelijk zijn in plaats van de mooie theoretische vaagheden waarin hij zich meestal pleegt te verliezen. Je kunt een staatsman plotseling grijpen en hem ertoe brengen een paar woorden, een paar zinnen anders te zeggen, met het gevolg dat hij dus ook anders zal worden benaderd of begrepen. Dat kun je positief doen, indien je iemand in het bijzonder wilt bevestigen in de ogen van anderen, maar je kunt hem ook ertoe brengen om dingen te zeggen die hij eigenlijk niet had willen zeggen, ofschoon hij die wel weet. Op die manier heb je als geest dus wel enige invloed.
Inspiratie is dan ook een van de middelen die wij het liefst als wij proberen de mensen te helpen en een beetje vorm en gestalte te geven aan ontwikkelingen op aarde die door de mensen nog helemaal worden beseft.
Als het gaat om intuïtie, dan wordt het natuurlijk wel veel vager. Maar er zijn mensen met wie je als geest je toch verbonden voelt. Je behoeft hen niet gekend te hebben in dit leven. Het kan net zo goed incarnaties terug liggen. Het belangrijke is, er bestaat op de een of andere manier tussen jou en de ander een geestelijke band. De uitdrukking daarvan is minder belangrijk. Nu zie je dat de ander in gevaar komt. Je wilt hem waarschuwen. Je kunt niet doordringen tot die mens en hem die boodschap geven. Wat kun je nu wel doen?
Je kunt bepaalde chakra’s van hem zodanig beïnvloeden dat hij hierdoor een emotie ondergaat. Die emotie is dan in overeenstemming met het wezen of de mogelijkheid die in de ander wordt gezien. Je kunt op dezelfde manier mensen opeens een gevoel van welbehagen geven, hoewel er weinig reden toe is, alleen maar omdat je begrijpt: die mensen beseffen nog niet dat ze een karmische of andere band hebben en voor elkaar een zekere betekenis hebben. Die mensen moeten gewoon met elkaar al is het maar omdat ze elkaar iets wijzer kunnen maken. Dan kun je ook op die manier invloed uitoefenen.
Uit dit alles blijkt wel dat de belangrijkheid van deze drie onderwerpen voor de geest eigenlijk een en dezelfde zijn. Het is de mogelijkheid voor de geest om in te grijpen in stoffelijke erkenningen, ervaringen, ontwikkelingen. Het is vaak ook de mogelijkheid om iets van jezelf weer te geven in stoffelijke condities en omstandigheden. Toch moeten we ons niet blind staren juist op dit geestelijke gedeelte. Want als je denkt: in mijn voorstellingswereld verandert er plotseling iets wat ik nooit had gedacht of overlegd, of ik word ineens geïnspireerd, ik voel opeens iets aan, dan ben je geneigd te zeggen: dat zal de geest wel zijn, dus is het goed. Dat zeggen vele mensen. Onthoudt u dit: U bent zelf altijd een belangrijke factor daarbij. En zelfs als het om een boodschap gaat, bent u de intermediair die het met zijn eigen woorden overbrengt. U kunt dus niet zeggen: De geest is zo belangrijk. U kunt alleen zeggen: Wanneer deze verschijnselen bij mij optreden, dan moet er een reden voor zijn en dus houd ik er rekening mee, ook al zal ik een zeker voorbehoud voorlopig wel in acht nemen. Ik zal u daarvan een voorbeeld geven:
U kunt plotseling geïnspireerd worden: ik moet vanmiddag om 4 uur op het Wandelhoofd in Scheveningen staan, want dan zal er iets bijzonders gebeuren. Maar nu heeft u toevallig om kwart voor 4 een afspraak met de tandarts. Ik ken heel veel mensen die zouden zeggen: Nu, dat is vast een geest die mij dat heeft ingegeven, laat de tandarts stikken. Niet doen! Voordat u weer een afspraak heeft is het drie maanden kiespijn. U kunt dus niet op grond van een dergelijke inspiratie of zo’n boodschap plotseling uw leefpatroon veranderen, ineens gaan optreden alsof het waar zou zijn. Op dat ogenblik brengt u zich misschien in moeilijkheden. U bent zelf de intermediair. Uw eigen angst, uw eigen verlangens, eigenlijk alles wat er in u leeft, speelt mede een rol. En juist daarom is voorzichtigheid geboden.
Als u geïnspireerd spreekt tot een ander, is dat heel goed. Maar zeg dan rustig: Ik voelde mij echt geïnspireerd. Ik weet niet waar het vandaan komt. Zelfs als u denkt: nu, dat moet die of die zijn geweest, beperk u. En als u intuïtief aanvoelt: deze mens is goed, of deze is kwaad, dit is de goede en dat de verkeerde weg, dan geef ik u toch de raad om rekeninghoudend met uw gevoel de zaak toch verstandelijk te bezien. Als u aanvoelt dat, iemand niet te vertrouwen is ‑ dat komt soms voor -, moet u niet zeggen: Dus vertrouw ik die mens niet. U zegt alleen: Ik zal hem slechts in zoverre vertrouwen als mijns inziens nog redelijk en aanvaardbaar is. En dat is dan altijd nog een beetje minder dan u anders zoudt doen. Het is dus een kwestie van werken met deze gegevens. Wanneer in uw voorstellingsvermogen een droom ontstaat (een bepaald schilderstuk of een bepaalde melodie), dan kunt u wel zeggen: dat ga ik overbrengen in de werkelijkheid, maar dan blijkt dat het daarin niet past, er zitten hiaten in. Er mankeren stukken. De keuze van kleuren is misschien wel mooi, maar niet te verwezenlijken. Er is een lijnvoering die ergens niet klopt. Dan corrigeert uzelf. U moet zorgen dat het in orde komt. Niet zeggen: dit moet de ander doen. Daarmee heb ik wel het voornaamste eigenlijk gezegd over deze drie onderwerpen.
Mijn poging om u duidelijk te maken wat de essentiële mogelijkheden zijn van de drie onderwerpen zowel voor de mens als voor de geest, is niet slechts een trachten om u nu maar een paar gedragsregels te geven of u misschien wat huiverig te maken ten aanzien van uw eigen intuïtieve of inspiratieve reacties en u meer kritisch te doen staan tegenover uw eigen voorstellingsleven. Wij weten allen dat we deel zijn van een kosmisch geheel. Dit is onloochenbaar. Diep in onszelf hebben we dit gevoel. Of we dit zien als een denkend geheel met een God aan het hoofd zoals men die predikt, ach, bij veel mensen zal dit in feite niet zo zijn. Maar dat doet ook niet ter zake. Wij zijn deel van een geheel en al het voorstelbare is waar. Het is alleen niet waar in de situatie waarin wij leven. Dat is een klein deel van de totale waarheid. Door onszelf te confronteren in voorstellingsvermogen of op een van de twee andere manieren met de andere mogelijkheden, betekent nog niet dat ze hier en op dit ogenblik werkelijk zijn geworden. Het betekent alleen, dat ook dit tot de mogelijkheden behoort. Het is ons gevoel van kosmische harmonie dat ons kan helpen. Want al leven wij dan ook in een beperkt stukje werkelijkheid, wij kunnen in die werkelijkheid pas tot een reëel besef van de kosmos komen, indien we ook daar een harmonie tot uitdrukking brengen.
De middelen, die wij daarvoor gebruiken zijn minder belangrijk. De wijze waarop het geschiedt kun je desnoods vergeten, als die harmonie er maar is. Maar als die harmonie er is, dan wordt ook duidelijk dat alle uitbreidingen van de werkelijkheid die je ervaart niet bedoeld zijn om plotseling in een andere werkelijkheid te gaan leven, maar dat ze bedoeld zijn om in onze eigen harmonie een verdere ontwikkelingsmogelijkheid tot uitdrukking te brengen. Dit geldt zelfs als de impulsen van zuiver menselijke origine zijn, als er sprake is van het aanvoelen van de aura van een ander, van het aflezen van de gedachten van een ander of het in een bepaalde voorstelling verbonden zijn met een ander. Want ook in dat geval gaat het niet om feiten zonder meer. Het gaat om een relatie.
Besef, dat de relatie die wordt uitgedrukt ‑ of ze nu kosmisch is of van meer persoonlijke aard ‑ veel belangrijker is dan de manier waarop u het zich heeft voorgesteld of heeft uitgebeeld. Wat u zelf bent waarmaken door te beseffen wat u bent in de totaliteit dat is de weg naar bewustwording. Maar het is ook wel degelijk een van de dingen die beter bereikt kunnen worden, als u een goed gebruik maakt van uw imaginatie, als u op de juiste manier werkt met inspiratie, op de juiste wijze rekening houdt met uw intuïtie.
Besluit:
Wees niet bang om uw voorstellingsvermogen te gebruiken. Stel u rustig de dingen voor. Alleen daardoor kunt u gaan begrijpen wat bepaalde mogelijkheden al dan niet betekenen. Wees niet bang voor inspiratie, want als ze optreedt ‑ ongeacht haar oorzaak ‑ geeft ze u in ieder geval een nieuwe mogelijkheid om de dingen te zien, te benaderen en uit te drukken. Als u intuïtief dingen aanvoelt, controleer het. Probeer te begrepen hoe die intuïtie bij u werkt, want dat is bij een ieder anders. Maar als u dat eenmaal heeft beleefd, houdt u dan eraan. Want het zijn deze drie waarden waardoor de mens zich beter in de kosmos kan oriënteren, beter begrip kan krijgen voor zijn mogelijkheden en zeer zeker ook veel moeilijkheden en tegenstand zowel stoffelijk als geestelijk uit de weg kan gaan.
Wees niet bang voor deze dingen. Gebruik ze, maar benader ze nuchter.