8 november 1963
Inleider.
Ik kom eigenlijk alleen maar om enige stemming te maken. Wij krijgen zo dadelijk een gastspreker, die mijns inziens wel enige toelichting hoeft. Hij werd in een van zijn belangrijkste incarnaties Ramkrishna-deva genoemd. Waaruit blijkt, dat hij toen geen man was. Als meester of leraar incarneerde hij meerdere malen en werd o.m. een betrekkelijk belangrijke figuur in de Hindoe-literatuur. Daarna trad hij meerdere malen op als meester binnen het kader van het boeddhisme. Het is echter moeilijk te formuleren, wat ik u van deze leraar wil zeggen. Wanneer je op een gegeven ogenblik de abstracte werkelijkheid van het eeuwige gaat beleven en dit wilt uitdrukken in de mens van een behaalde tijd, zijn er altijd moeilijkheden. Grondslagen zijn dan moeilijk weer te geven. Ik volsta daarom met enkele gegevens.
In de Hindoe-periode hield hij zich sterk bezig met de geschiedenis van Rama, de vorst, waarin Vishnoe incarneerde. Bij zijn benadering van de wereld en de mensen, zal hij daarom veelal uitgaan van de overleveringen en beelden daaraan ontlenen. Zijn eigen wereld nu is een voor ons abstracte wereld, die wij niet geheel kunnen doorvoelen en beseffen. Wanneer hij van daaruit tracht te komen tot een realisatie van deze tijd en haar mogelijkheden, zo moeten wij m.i. er ons wel op voorbereiden, dat hij beeldspraak gebruikt, om het onzegbare weer te geven. Dit is nu eenmaal het karakter van deze Meester, zodat wij daaraan weinig kunnen doen. Een van zijn belangrijkste bereikingen ligt in de tijd betrekkelijk dichtbij; ongeveer 700 na Christus bereikte hij de gehele verlichting en verliet de wereld. Volgens de Boeddhisten was dit dus als Bodhisattva.
Alles wat voor hem belangrijk is, is de wereld als kosmisch geheel. Voor hem is de wereld waarop u leeft – met de daarmede verbonden sferen – een spiegelbeeld van de oneindigheid, waarin hij ergens de levensadem terugvindt, de grote Kracht, waarbinnen hij zichzelf realiseert. Wij hebben reeds meerdere malen in een andere sfeer met hem contact mogen hebben, waarbij hij op ons steeds weer een grote indruk maakte. Maar deze indruk lag voor 9/10 in datgene, wat meeklinkt, dus niet in de leringen, die zeer fraai werden gegeven, maar in datgene wat men zelf moet aanvoelen, om de werkelijke betekenis en diepte van het gebodene in te zien.
Ik herinner mij, dat hij ons een legende vertelde van een vis, die reeds leefde voor de sterren er waren. De vis zwom in het ledige tot op een bepaald ogenblik de sterren werden geschapen. De vis wilde daarop de sterren verslinden. Hij zei toen tot ons: Deze vis is eigenlijk het boze, dat het Licht wil verslinden, wanneer het geboren wordt. Maar, wanneer het duister er niet is, het boze, zo kan het licht der sterren niet bestaan en is men machteloos. Daarom moeten wij trachten het felle Licht, zo fel, dat het voor ons eigenlijk duister is, trachten te realiseren. Want dan eerst kun je zien, wat Licht en kosmische kleuren eigenlijk betekenen. Deze leringen waren hoofdzakelijk gericht op het leren verstaan van bepaalde sferen in meer kosmische zin. Ik ben ervan overtuigd, dat hij, nu hij deze aarde weer benadert, beelden zal kiezen, die dichter bij uw eigen wereld liggen.
Toch is het – althans voor mij – moeilijk, u werkelijke aanwijzingen te geven. Ik kan alleen maar zeggen: Luister. Indien het voor u iets betekent, weet dat het een zeer hoge en zuivere bron is.
Betekent het u niets, leg het dan maar naast u neer. Je kunt Krachten, zoals Hij er een is, eigenlijk alleen maar ergens van binnen verstaan. Eerst dan krijgt het geheel betekenis en zie je, waar het op aan komt. Verbaas u niet, wanneer denkbeelden worden gebruikt of stellingen geuit, die wat verouderd zijn, of reeds vaak in andere zin door u werden gehoord. Hij grijpt ongetwijfeld terug op zijn eigen leven en eigen werk op aarde. Meer hoef ik gelukkig niet meer over hem te zeggen.
Zo er tijd en mogelijkheid zijn, zal ik na deze bijzondere gast nog trachten enig commentaar te geven en de bijeenkomst voor u te sluiten. Nu echter vraag ik gaarne uw aandacht voor onze gast.
Gastspreker.
Mijn vrienden,
‘In de beperking van het lichaam zijn de gedachten gekluisterd’.
Ik voel mij een ogenblik een gevangene, omdat de vrije vlucht van wat mij beweegt niet mogelijk is binnen het middel, waardoor ik mij uitdruk.
Indien gij leeft, zo leeft gij uit de grote gedachte, de Adem, waaruit alles voortkomt, en ziet: In alle dingen is deze Kracht gelijkelijk. En in alle dingen uit zij zich en door alle dingen spreekt zij.
Zo zijn wij één met de kosmos en de kosmos zelf. Maar gelijktijdig zijn wij het noodlot, dat vanuit zichzelf daden stellend, het Al voor zichzelf herschept als een, die nog niet als Brahmaan in staat is het geheel te beheersen, maar als een Brahma zijn gedachten doet uitgaan met het Licht, van anderen ontvangen.
Zo herscheppend de werkelijkheid: Gij schept uw eigen wereld, gij schept uit eigen kracht, ofschoon gij dit niet beseft. Gij schept, omdat gij leeft en niets kan u beletten om te scheppen, zelfs niet uw eigen wil.
Zoekt dan datgene, dat u past opdat gij, die nog niet sterk zijt, niet tracht u te verheffen als een trotse boom op eenzame vlakte, die door de wind wordt geveld. Wees als het nederige gras, dat zich buigt onder de stortvloed der gebeurtenissen, om zich op te richten, zodra de zon schijnt.
Wees als de wolken, die drijven langs de hemel, zich ontladend, wanneer de natuur zegt: Dit is de tijd van de regen. U vervolledigende en wegvluchtende naar andere oorden, wanneer u gezegd wordt: Dit is de tijd van de zon.
Wees als een rivier: Geheiligd door zijn bron – ontsprongen uit het Goddelijke – met zich voerende alle dingen, zowel het afval en de menselijke dood als de volle vreugde van geestelijke krachten.
Wees uzelf. Doch wees uzelf slechts, omdat gij weet, dat al wat gij zijt en doet, u voert tot het doel, waarvoor gij bestemd zijt.
Kies uw eigen wegen, doch bedenk, dat gij niet alle wegen kunt gaan, doch slechts de weg, die u gegeven is als de juiste.
Wilt gij rechtvaardigheid? Schep uzelf een rechtvaardigheid, waarvan gij niet wijkt en vraag u niet af, of dit de rechtvaardigheid is van de kosmos. Want ziet: In de rechtvaardigheid, in u levende en door u uitgedrukt, zijt gij kosmos.
Zo gij zoekt naar de weg der onthechting, hecht u aan niets, zelfs niet aan uw onthecht zijn. Want hij, die zich beroemt op dat, wat hij terzijde zet, bemint het meer, dan hij, die het wil bezitten.
Wees uzelf in de weg, opdat uw onthechtheid wordt een aanvaarding van een kosmische kracht, sterker en groter dan gij, geopenbaard in alle dingen rond u.
Kiest gij de weg der schoonheid: Weet, dat ware schoonheid ligt in alle dingen, dat het uw wezen en denken is, dat schoonheid geeft. Schenk uw schoonheid dan aan alle dingen, opdat de wereld antwoordde op uw wezen en u voeren moge tot de bevrijding van alle dingen, die niet werkelijk zijn.
Gij leeft in een wereld van schijn. Maar ziet, deze schijn is de wereld geboren. Begoocheling is deel van de werkelijkheid der mensen.
Ontga niet de begoocheling, want gij zult dan geen mens zijn. Maar besef de begoocheling, opdat gij, wanneer u een eis wordt gesteld, die verder gaat dan uw menselijk bestaan, kunt antwoorden naar waarheid en niet in de roes van de onwaarheid, die uw wereld nu eenmaal schept.
Alle leven, alle kracht van deze tijd, is gericht op één doel. Zoals het zaad in de boden ligt en in een schijn van bederf zich ontplooit, wortelen uitspreidende en wordende tot een bloem, zo moet deze wereld uit de mest en dorheid van materialisme groeien tot een geestelijk besef, dat zich voedt uit het bereikte. En ziet: De waarheid en het treden in waarheid is het doordringen van de bodem door de scheut, die, borend en zoekend, zoekt eindelijk vrij te worden van de omringende duisternis der aarde.
Besef, dat gij uzelf moet bevrijden, en dat deze bevrijding krachtsinspanning en strijd vergt.
Want wie kosmos is, moet antwoorden op de stem, die de kosmos regeert. Hij die leeft in het licht van de dag, moet kunnen antwoorden op de naderende duisternis en uit de nacht herboren doen worden het licht van de komende dag.
Leven is het kennen van licht, en duister, elkander afwisselend, vormende de kettinggang, waarin de gebondene zichzelf verliest, maar waaruit de vrije de veelheid van schakels vindt, die één zijn met het Eeuwig Levend Beginsel.
Nu roepen wij tot uw gedachtekracht; tot de gedachten, die in u heersen, richten wij deel van hetzelfde leven, dat gij zijt: Onze stem. Hoor ons, doch gehoorzaam ons niet. Hoor ons en besef, dat gij vanuit uzelf moet besluiten.
Hoe kan een kind volwassen worden, als het slechts geleid wordt langs alle wegen? Doch geef het de vrijheid om spelend te gaan, en dartelend leert het de stad kennen, zodat het, groter geworden, alle straten kent en zelfstandig kan beschreiden. Gij zijt nog veel geleid in deze tijden.
Krachten, groter dan de uwe, hebben getracht u te beschermen en te reinigen. Nu is het tijd, dat uw spel gestaakt wordt. Nu is het tijd voor de werkelijkheid.
Men zal u zeggen: Gij hebt een taak. Ik zeg u echter: Wat gij taak noemt, is uzelf te zijn, uw eigen wezen uit te drukken in de oneindigheid.
Men zal u zeggen, dat het Al een mengsel is van noodlot en eeuwige kringloop. Ik zeg u: Waarlijk, zo onze God ook vele aangezichten heeft, één is Hij.
En zo zijn wij: Eén in alle dingen en alle tijd. Indien gij uw ziel verheft, en uw ziel kent het Licht, zeg niet slechts: “O, Licht, wees mij welkom”, doch zeg tot uzelf: “Ik ben het prisma dat het witte Licht uiteen doet vallen in 1000 kleuren. En zie, in deze kleuren verwerkelijk ik het Licht, dat mij beroert.”
Uit mijn weten richt ik het Licht en maak het tot geur, tot kracht, tot vernietiging, zoals het Licht mij verveelt, dat ik in mij ontbind in zijn factoren.
Gij zijt het prisma, waarin de eeuwige zich ontvouwt. Gij zijt het, die uit de eenheid der kosmische Adem de verschijnselen zult moeten vormen, waarin gij open plooit de werkelijkheid van uw wezen. Maar ook de vervullende harmonie, die de veelheid terug doet keren tot de eenheid, waarvan zij is voortgekomen.
Wees uzelf getrouw. U zelf verloochenen is een dwaasheid, indien gij daarmede uw werkelijkheid terzijde schuift.
Wees u zelf getrouw: Wees datgene, wat gij erkent te moeten zijn, volbreng datgene, wat gij erkent als deel van uw wezen.
Maar volbreng het niet om uzelf, doch omwille van de Kracht, die leeft in alle dingen.
Want ziet, zo zullen alle gedachten waar wij ons heen gewend hebben in deze dagen, de kracht, die wij zenden in de gedachtewereld in de komende tijd, voor u ook metterdaad waarde krijgen en u tonen dat gij waarlijk zijt geroepen om te volbrengen uw taak.
Dat gij waarlijk zijt geroepen om uit te drukken de eeuwige en waarlijk zijt een evenbeeld van het Kosmische Zijn, zelfs in de beperktheid van uw denken.
Aanvaard de Kracht, die wij u geven. Benut haar ten goede, niet zeggende: “Zie, men heeft door mij volbracht”, doch zeggende: “Waarlijk, volbrengende met wat mij gegeven is, heb ik mijzelf waar gemaakt in het Licht, dat straalt uit de bron van alle Zijn.”
Het ga u goed, vrienden.
Nabeschouwing.
Ik heb dus enig commentaar hierop. Misschien vindt u het jammer, omdat ik een stemming, een sfeer zo schijn te verstoren. Wanneer men echter hoort, hoe onze vriend en Meester zich uitdrukt, kunnen wij daaruit toch ook wel praktische dingen ontnemen. Uit angst, dat u daaraan voorbij zou zien, wil ik u enkele van deze praktische punten noemen.
Hij stelt dus in de eerste plaats, dat het Licht en de Kracht, die ons in deze dagen gegeven worden, een eenheid zijn. Wij kunnen dus zeggen, dat dit is als het Witte Licht. Wij kunnen die eenheid niet onderscheiden in verschillende stukjes, om met één daarvan dan te gaan werken.
Wij zullen het geheel moeten aanvaarden en wij zullen dus zelf, dus zoals onze vriend het zei, een prisma moeten vormen. Wij moeten dus als het ware de ons treffende kracht ontleden en omzetten in de werkingen, die voor ons belangrijk zijn. Dit is een vorm van zelfvervulling.
Ten opzichte van de mensheid heeft onze vriend en meester ook een opmerking gemaakt, die mij heeft getroffen: De vergelijking met het zaad, dat ontkiemende, dus voor het eerst probeert boven de aarde te komen. Dus tracht het zijn werkelijke doel, het plant zijn – of in dit geval dus het mens-zijn – te gaan vervullen. Hij maakt daarbij de opmerking, dat het voor de scheut moeilijk is door de aarde heen te komen. Vooral omdat het duister is en deze dus niet weet, waarheen ze gaat. Ik meen dat dit in het bijzonder op deze tijd van toepassing is. Deze tijd is voor de meeste mensen duister. Zij weten niet precies, waar het nu eigenlijk naar toe gaat. Maar deze onzekerheid, zo werd gesteld, is eigenlijk noodzakelijk. Want juist door deze onzekerheid, door deze spanning, zullen wij ons kunnen bevrijden. Zonder deze tegenstand, deze weerstand zouden wij niet kunnen worden tot de bloeiende plant, die onze meester en vriend als beeld van onze ontplooiing ziet.
Maar gelijktijdig waarschuwt hij ons weer: Wanneer wij iets van het Licht zien, iets beseffen van de werkelijkheid, zijn wij geneigd onszelf opeens hoog en machtig te achten. Het beeld is alweer heel treffend: Wordt niet tot een hoge boom, een palmboom bv., die ergens eenzaam in de woestijn staat en kan breken onder de wind. Onze vriend zegt dus eigenlijk: Denk erom, er zijn nog vele stormen te verwachten. Je kunt op het ogenblik niet op de voorgrond gaan treden, voor je alle daarvoor essentiële kracht en sterkte hebt gevonden. Weest daarom nederig. Buig je desnoods nog onder de stormen, die de aarde beroeren in de zekerheid, dat je je op zult kunnen richten en dus weer waarlijk jezelf zult kunnen zijn, zodra het kosmisch geweld voorbij is gegaan.
Ik heb de toespraak niet alleen gevolgd in woorden, maar in beelden. Dus waarschijnlijk iets anders, dan u het hoorde. Dit bracht voor mij het beeld mee van een soort storm, die uit het heelal op dit zonnestelsel aanstuurt waarvan al deze dingen voorlopers zijn. Deze storm betekent een algehele omwenteling. Het is de vernieuwing in zijn volledige vorm. Maar de vernieuwing betekent gelijktijdig ook het ten gronde gaan van vele dingen.
Daarom vooral meen ik, dat hij ons de raad geeft vooral niet meer te willen zijn, dan wij werkelijk kunnen zijn. Daarom geeft hij ons ook de raad:
“Wanneer je een weg kiest om jezelf te verwerkelijken, zoek een weg, die bij jezelf past.”
“Wil je rechtvaardig zijn – er is geen absolute rechtvaardigheid onder mensen – vorm dan een eigen beeld van die rechtvaardigheid en leef daar dan ook volkomen naar.”
“Wil je onthechting, begrijp dan, dat zelfs die onthechting niet belangrijk is. Het is slechts een erkenning van de onbelangrijkheid van alle dingen. Anders ga je zozeer op in je streven en ga je je gehele wezen zozeer daarnaar richten, dat je weer ergens gebonden raakt, zodat je je doel niet kunt bereiken.”
“Wanneer je schoonheid wilt zoeken, moet je begrijpen, dat die schoonheid in alle dingen kan schuilen. Je moet ze dus niet alleen maar daar zoeken, waar je ze toch al vindt, maar je moet proberen om de schoonheid vooral ook daar aan te treffen en te vinden, waar zij voor jou normalerwijze niet schijnt te bestaan.”
Op deze manier heeft hij getracht – ik was bang, dat het wat te abstract was voor velen – u een raad te geven voor deze dagen. Dat er in deze tijd een bijzondere invloed komt op het gedachteleven, heeft u reeds uitvoering gehoord, zodat ik aan alles, wat daarover is gezegd, wel voorbij kan gaan.
Dat onze vriend de opmerking maakt, dat deze krachten nu tot u komen, maar dat u zelf daarmede moet werken, is m.i. ook weer van groot belang. Op het ogenblik, dat u een Meester vindt en alleen maar die Meester volgt en zijn bevelen volbrengt, is alle verdienste voor de Meester, maar niet van uzelf. De kracht is die van de Meester en niet uw eigen kracht. Degenen, die u willen benaderen, deze grote geestelijke Meesters, willen juist op het ogenblik, dat u uzelf zult zijn, u deze krachten geven als een geschenk. Maar dan moet u zelf weten, wat u ermee doet.
U bent het, die uit zal moeten maken: Zo zal ik verder gaan. Het is uw eigen werk, uw eigen verantwoordelijkheid, uw eigen verdienste ook.
Ik meen, dat ik hiermede het voornaamste wel heb opgesomd. Van mijzelf mag ik hier misschien nog enkele kleine dingen toevoegen, voor wij van elkander afscheid gaan nemen.
Wanneer je een dergelijke Meester ziet, is dat altijd weer anders, dan u dit meemaakt en zich voorstelt. U hebt waarschijnlijk gedacht: hé, het is nu een oosterling en wij horen of zien er niets van. Toch is dit logisch: Deze meester ziet zichzelf niet meer als een oosterling, en eigenlijk niet eens meer als een mens. Vandaar dat hij eenvoudig de stem en stemvorming overnam, zoals ik ze ongeveer gebruikt had en eenvoudig is voortgegaan. Hij toonde zich op het ogenblik vooral als een sterk Licht, waarin enkele kogels waren van violet, mystiek licht-blauw, groen en rood, bijna een oranjerood.
Daaruit trek ik conclusies. Misschien is het niet helemaal ‘comme il faut’, dat ik dit doe, maar ik trek dan toch daaruit de conclusie, dat de invloed, die via deze meester ontstaat, er een is, waarin mystiek en occult weten een grote invloed hebben. Gelijktijdig speelt echter het element geloof en aanvaarding een grote rol, terwijl het geheel zal worden omgezet in activiteit.
Zo volgt daaruit voor mij de conclusie, dat zijn invloed voor de meeste mensen een drang naar daden met zich zal brengen. Er moet iets gebeuren en je weet niet wat. Dan is de occulte achtergrond, die werd aangeduid, hier je bron van informatie. De mystieke beleving is eigenlijk de mogelijkheid, om voor jezelf je houding in de wereld te bepalen.
Ook viel mij sterk op dat het een lichtbundel was, waarin deze kogels voorkwamen. De werkelijke invloed van onze vriend en meester is dus kennelijk niet geheel zo, maar door hem wordt deze reeks van invloeden en mogelijkheden aan de mens geschonken. Ik meen, dat onze vriend ook dit heeft willen uitdrukken. Omdat hij onze gast is, kunnen wij er verder wel mee rekenen, dat hij deze invloed overal kenbaar maakt. Ik meende zelfs – ik ben er niet geheel zeker van – dat hij gelijktijdig ergens anders sprak. Waarschijnlijk heeft hij dus in deze tijd via twee of zelfs meer kanalen dezelfde boodschap doorgegeven. Voor u is het naar ik meen, vooral belangrijk te erkennen, dat deze krachten er nu zijn, en dat u met deze krachten alles kunt bereiken, maar dat u zelf daarmee zult moeten werken, zodat u in dit opzicht niets van anderen kunt verwachten.
Voor de rest meen ik, dat u zult moeten beseffen, dat alles, wat u in de wereld als oorzaak schept, tot uzelf terugkeert. Wat u dus wilt beleven, zult u als het ware eerst aan anderen moeten gunnen en geven. Wat u zelf wilt verwerven, zult u eerst moeten leren weg te schenken. Bovenal: Wat u geestelijk wilt verkrijgen, moet u reeds nu, voor u misschien meent dat u het waarlijk bezit, reeds aan anderen trachten te geven. Het is een voortdurende wisselwerking. Daarin bereiken wij onze taakvervulling in deze dagen.
Daarmee heb ik dan mijn commentaar gegeven. Het lijkt mij wel aardig onze samenkomst te besluiten met een spreuk, die onze gast en vriend in zijn dagen ook wel gekend en gebruikt zal hebben:
“Weet, dat gij, die op de aarde leeft, bezield zijt door een Hoge Kracht. Want de stem, die door u spreekt is niet uw eigene. De Kracht, die u beweegt, is niet uw eigene. En toch zijt gij. Ziet, ik schenk u de dochteren des hemels opdat gij, met de hemelingen samengaande, zult verwerven. Maar wendt u niet af van het Rijk, dat ik u geschonken heb. Want slechts daarin en met de Krachten daarin levende zult gij vervullen. Aanvaard de krachten der natuur. Want ziet, zij zullen u beschermen en u redden, wat gij aan hemelse waarden zelf nog niet beschermen kunt. Wendt u tot alle Kracht, die rond u is en gij zult zien, dat de stem, die in u spreekt, ook daarin leeft en, antwoordende, u zal zeggen: Tot Vorst heb ik waarlijk u gesteld. U huwende met mijn dochter heb ik u gemaakt tot het begin van een nieuwe tijd.”
Dit is een vrije vertaling uit een van de oude Veda’s. Ik laat daarop nog volgen:
Laat ons het erfrecht ons gegeven, aanvaarden, als de middelen en de Kracht, volbrengende onze taak, niet schuwende de strijd, doch strijdende uit recht en rechtvaardigheid, dit volbrengende uit de zekerheid, dat wij het goede tot stand brengen, het duister verdrijven en neerschrijven in het Licht van de dag, dat wat leven zal, wanneer de laatste ster gedoofd is.
Met deze citaten, zullen wij deze bijeenkomst beëindigen.