Innerlijke wereld

image_pdf

18 februari 1982

De kern van het onderwerp dient esoterie te zijn, wat betekent dat je iets naar buiten moet brengen wat gaat over naar binnen kijken. Maar zelf kun je dan niet voldoende naar binnen kijken, omdat je het anders weer niet naar buiten kunt brengen. Zo bevind je je als spreker bijna altijd in een wankel evenwicht. Voor mij is de vraag steeds weer: hoe moet ik het de mensen vertellen? En dat is een vraag waar ik zelf als kind op aarde mee heb gezeten. Wanneer ik iets gebroken had, vroeg ik mij altijd weer af: hoe moet ik dit aan moeder vertellen? Aan vader begon ik niet eens, want dat liep altijd uit op een solo met slagwerk.

Toch zit ik nu hier en moet met u weer eens gaan spreken over uw innerlijke wereld. Ja, je kunt daar natuurlijk nog van alles van maken. Wanneer je de doorsnee mens binnen bekijkt en ziet wat deze in zich draagt, zo blijkt dit altijd weer een zeer uitvoerige, maar meestal niet bepaald florissante flora en fauna te zijn. Ik zou dan altijd weer graag een commissie voor natuurbescherming in willen stellen voor beheer van flora en fauna, maar de daarvoor passende eigenschappen blijken gemeenlijk niet of nauwelijks aanwezig te zijn.

Wanneer u zelf nu eens naar uw innerlijk kijkt, wat ziet u daar dan eigenlijk? Neen. Wees nu maar eerlijk, je behoeft niets te zeggen. Wanneer je werkelijk diep in jezelf probeert te schouwen, tracht je als mens in feite een geheel andere wereld te zien. Maar dat is een wereldje wat je in feite alleen maar in je gedachten hebt. Je ziet geen werkelijkheid, maar eerder een denkbeeld dat je je maakt over datgene wat je zou kunnen zijn wanneer je niet was wie je bent.

Aan de andere kant heeft alles wat je ziet in die innerlijke wereld wel degelijk te maken met de wijze waarop je jezelf erkent. De voorstellingen op zich zijn echter geheel symbolisch. Indien u meent naar binnen te gaan en daar dan een tempel te vinden waarin een licht brandt, zo is dat mooi. Maar ik vraag mij gelijktijdig af, welke pastoorsneigingen er in u schuilen. Een echte tempel is er niet. De werkelijke tempel is het heelal. Een ware tempel kun je alleen maar opbouwen uit alle bouwstenen die tezamen de ene werkelijkheid uitmaken. En in die werkelijkheid leeft dan God. Natuurlijk, maar is die God het licht? Wie meent dat Hij dit alleen is, zal zeker gewogen en te licht bevonden worden. Want Hij is niet slechts licht of iets anders, Hij is alles. Meent u iets hiervan in een bepaald symbool te vinden, zo is dat weer heel mooi, mits u zich onmiddellijk realiseert wie je bent en wat de benadering is van het geheel.

Wie alleen maar stil voor zijn God blijft staan, speelt stommetje en kan geen antwoord verwachten. Aan de andere kant, wanneer je probeert Hem te vertellen wat Hij moet doen, is het ook niet bepaald goed. Bovendien ben je dan maar zelden jezelf. Waar je normaal zou zeggen: het is noodzakelijk dat er eindelijk eens een einde komt aan al dat opstapelen van atoomwapens, dus neem de rotzakken die dat steeds weer door willen zetten maar op in de hemel of elders; als er voor hen bij u geen plaats is, kom je opeens met een “gebed”. Dat betekent dat je plechtstatige woorden gaat zoeken en je werkelijke gevoelens in feite onder een stoel of bidbank tracht te verstoppen.

Dan formuleert men eerder: Heer, zou U in Uw grote goedheid willen zien of dit dreigende gevaar van atoombewapening door Uw Wil en Kracht wat verminderd zou kunnen worden? Daarbij vergeet men dan maar, dat men gelooft dat God alles weet, zodat ondanks de fraaie gevoelens die men voorgeeft te hebben, alles op hetzelfde neerkomt. Wees dan maar eerlijk en jezelf. Trouwens, de meeste mensen die bidden, vertellen in feite hun God op een eerbiedige wijze wat hij zou moeten doen en als het dan een paar malen gelukt, gedragen zij zich tegenover anderen bovendien of zij de uitverkorenen zijn van God, directeuren van de NV. De Schepping.

Met God spreken betekent eenvoudig een proberen jezelf te spiegelen in die God. Als je licht ziet in jezelf moet je je dan ook spiegelen in dit licht en proberen jezelf daarin te vinden. Het is natuurlijk mooi en gemakkelijker dit alles buiten je te plaatsen. Maar wat kom je daar verder mee? Er zijn heel wat zgn. vrome mensen die steeds bezig zijn over hun Heer en beweren dat Hij ver achter de sterren troont. Vanuit hun standpunt kan ik dit zelfs wel begrijpen: wanneer je hoort wat zij in Zijn Naam noodzakelijk achten, zou Hij erg dichtbij kunnen zijn. Maar wanneer je ziet wat zij doen, is het voor hen voordeliger te geloven in het tegendeel.

In de esoterie haalt een dergelijke benadering niets uit. Je dient eerder innerlijk te streven naar het gevoel van een verwantschap met God, een steeds meer één worden met Zijn Wezen dat ook in jou troont. Zeker, wanneer je in dit laatste slaagt, kom je terecht in de mystiek. Dan ben je “ontrukt” aan deze wereld. Ofschoon je er natuurlijk nog steeds bent. Het werkelijke verschil is, dat je je opeens verbonden voelt met alle dingen, zelfs met de dingen die je haat of niet kent.

Tussen die God en die tempel die u eventueel in uzelf vindt en uw alledaagse werkelijkheid ligt voor uw gevoel heel wat. Heel wat mensen zijn in feite werkelijk vroom en gelovig, maar wanneer zij naar binnen proberen te kijken kunnen zij niets anders vinden dan een groot beeld dat, verrek nou – maar het is waar – hun eigen gezicht draagt. Een dergelijke mens kan kennelijk niet voorbijgaan aan zichzelf. Zo men al enig licht ziet, meent zo iemand dan ook onmiddellijk, dat is van mij en voor mij. Maar het werkelijke licht kan niet alleen voor jou zijn. Wij willen dit niet beseffen, omdat er op een weg naar een grotere innerlijke waarheid heel wat wachters plegen te staan. Bij de één heten zij “zakelijke belangen”, bij de ander “laat je niet voor gek zetten” enz. Probeer je toch langs deze wachters verder te gaan zonder hen eerst te erkennen voor hetgeen zij zijn en in jezelf te overwinnen, dan ga je van de ene wachter naar de andere door gebieden waarin in feite alleen maar haat heerst, ook al geef je dit natuurlijk nooit toe aan jezelf. Op je tocht naar een waarheid die je nog niet wilt en kunt aanvaarden, ga je dan door gebieden waar begeren de enige kwaliteit is en hebben de enige wet. Doorkruist men dit ooit, dan komen de zielen gemeenlijk in een gebied waar de toorn heerst en de wet “gelijk hebben” geldt. Eerst wanneer je ook dit overwint, kom je misschien aan de grens van de werkelijke kern, van de tempel.

Kortom: voor een mens die op weg gaat naar de innerlijke werkelijkheid is er zoveel te overwinnen dat menigeen zich in wanhoop af zal vragen of het wel zin heeft ooit aan die innerlijke reis te beginnen. Zeker, met woorden is het eenvoudiger. Je kunt esoterische stellingen opbouwen in de meest fraaie termen. Je kunt spreken over de onmetelijke liefde en kracht die verborgen is in ons, maar die zich toch door ons zal uiten en openbaren, ook voor ons, opdat wij zullen worden gedreven door onze kern vol van licht en straling, gaande van wereld tot wereld en van geboorte tot geboorte, tot wij uiteindelijk onze eenheid beseffen met deze kern van licht die ons reeds in het eerste begin van alle zijn werd gegeven. Niet geheel onjuist, schitterend van woordkeuze. Maar wat heb je daaraan? Nu ja, dit komt u mogelijk vreemd voor, maar wij die dergelijke zaken voor u moeten bespreken zijn gemeenlijk niet zo esoterisch van aanleg. Ook ik niet.

Ik heb wel eens het gevoel dat er bij ons iemand in de leiding zit die zegt: die geest weet nog niet veel van esoterie. Laat die dus maar eens naar de mensen gaan, misschien dat hij of zij aan die mensen dan nog het één en ander duidelijk kan maken. Zo zit ik dan nu hier voor u, toegegeven een allesbehalve esoterisch persoon, toch ook een zoeker naar waarheid. Ik denk dat de waarheid, wanneer die eenmaal bereikt wordt, gelijktijdig de kern van de esoterie is, zoals de kern van het licht bereiken natuurlijk ook het bereiken en kennen van alle waarheid in zal houden.

Waarheid is voor mij iets – ik kan er moeilijk woorden voor vinden – niet alleen maar een zoeken naar voor de hand liggende verklaringen voor dingen of een aanvaarden van schijnbaar bewezen en algemeen gangbare interpretaties van het leven, maar eerder een steeds weer verder zoeken naar betekenissen en achtergronden tot een onverbrekelijke eenheid ontstaat.

Bij vele symbolen zijn de mensen geneigd hun oorsprong te vergeten. Neem bv. het nu zo heilige teken van het kruis. Men meent dat het ontstond toen Jezus aan het kruis stierf. Maar toch is het zonder meer duidelijk dat dit kruis reeds lange tijd voordien door allerhande volkeren werd gebruikt en voor hen een geheel andere betekenis had. Er zijn al kruissymbolen gevonden in resten van mensen die zeker duizenden jaren voor Jezus op aarde kwamen, hebben geleefd. Dan moet je zoeken naar de oorsprong en proberen te begrijpen voor hoeveel mensen dit kruis reeds betekenis had en welke dit geweest kan zijn. Eerst dan kun je begrijpen waarom juist het teken van het kruis en niet bv. de vissen van de eerste christenen het symbool werd voor het gehele christendom.

Trouwens, weet u nog wat Mozes deed in de woestijn? Toen het volk door ziekte bezocht werd, richtte hij een kruis op waaraan een koperen slang hing. Simpele christenen menen dat dit een voorafschaduwing van Jezus komst betekende. Maar de Egyptenaren gebruikten deze kombinatie van kruis en slang ook. Men gebruikte het om genezende krachten aan te trekken, zeker in bepaalde tempels waar men priesters opleidde tot genezers en krijgslieden.

Wanneer je je bezighoudt met symbolen kom je tot de conclusie dat zij nu wel een bepaalde betekenis hebben, maar dat daarachter verborgen vaak grote delen van de menselijke ontwikkeling en ook van vele soorten van geloven en werken verborgen zijn.

Kijk ik naar God en de krachten van God die je altijd wel kunt beleven en zien, wanneer je er maar naar durft zoeken en kijken, zo aanvaard ik de tekenen niet als het bewijs dat God zus of zo is en dat Hij bestaat, maar vraag ik mij eerder af: hoe is dit mogelijk? Hoe kan dit? Ik vraag mij daarbij niet af of het mogelijk alleen maar hier of in tegendeel alleen maar daar bestaat. Ik vraag mij af: het komt voor, maar waaruit komt het dan voort? Ik neem als voorbeeld het wandelen op water. Jezus wandelde op het water nietwaar? Zijn apostel sjouwt achter hem aan, maar beseft op een gegeven ogenblik dat hij op water staat en dat dit onmogelijk is. Dus zinkt hij en roept: Heer, red mij want ik verga. Heel wat mensen zeggen: nu ja, dat kan ook niet, behalve voor Jezus. Maar neem mij even niet kwalijk. Van hoeveel oude wijzen, leraren en zgn. heiligen is een dergelijk feit niet eveneens bekend geworden? In de oude boeken van India kunt u al lezen hoe oude heiligen te voet gaande over het water, rivieren overstaken. En    dat werd al neergeschreven in dagen dat de Joden nog niet eens aan een Messias geloofden.

Hoe dit dan mogelijk kan zijn? Schijnbaar is er een soort tweede werkelijkheid waarop men op aarde niet pleegt te letten. Er bestaat schijnbaar een innerlijke kracht waardoor een mens in staat is de materie van de wereld aan zijn wil te onderwerpen. Zelfs voor gewonere mensen schijnt dit te werken op het ogenblik dat zij zich niet meer volledig van hun stoffelijke wereld bewust zijn, maar wel van hun wezen en hun doel.

Is dit zoeken naar verklaringen en waarheid nu esoterie? Ik weet het werkelijk niet, maar toch moeten deze uiterlijkheden zo goed als bepaalde symbolen in verband staan met een grondwaarheid. Anders zouden zij in de geschiedenis van de mensen niet zo vaak voorkomen.

Trouwens, hoe komt het anders dat er zelfs onder de mensen zovele verhalen en legenden in omloop zijn die schijnen te illustreren dat de macht van de geest de materie kan beheersen, zeker zolang je niet bezig bent met die materie? Degenen die menselijk denken slagen kennelijk daarin minder goed dan degenen, die zich alleen van de idee en niet van de feiten bewust zijn. Denk aan het verhaal van Savonarola, een priester-dictator in Italië. Hij was een soort katholieke puritein die meende dat weelde en kennis de mens alleen maar kunnen schaden en dat deze dus met alle middelen en bij eenieder bestreden moesten worden. En wees nu maar blij dat hij niet meer leeft, want anders zou hij ongetwijfeld in dit kabinet zitten op het ministerie van financiën of zo. Er kwam een ogenblik waarop de man te ver ging en voor pauselijke rechters moest bewijzen dat hetgeen hij gedaan had inderdaad de wil van God was. Nu had hij een raadgever, een idioot die epileptisch maar ook mediamiek was. Deze meende dat het bewijs eenvoudig te leveren was: men diende een vuur op te stoken en daarna diende men dan alleen maar even door dit vuur te lopen zonder te verbranden. Dat zou voor eenieder bewijs genoeg zijn.

Na vele twijfels besloot Savonarola inderdaad die proef te aanvaarden. De idiote jongen dacht nergens over. Wat Savonarola deed was immers in zijn ogen goed? En niets zou hem kunnen deren zolang God maar met hem was. Toen de grote dag kwam, wandelde dus allereerst de jongen rustig over het lange bed van gloeiende kolen dat men had aangelegd en vertoonde na die tocht zelfs niet het kleinste brandblaartje. Daarop meende Savonarola dat het veilig was en waagde de tocht eveneens, want zo meende hij, wanneer die knaap dit kan, zal het vuur ook mij zeker niet deren. Maar ondertussen dacht hij steeds aan het vuur. Na nog geen tien passen gezet te hebben moest men hem redden. Zijn pij vatte vuur, zijn voetzolen waren verbrand.

Trek hieruit nu niet de conclusie dat de ware esoterie dus alleen is weggelegd voor idioten. Volgens mij heeft dit verhaal alles te maken met hetgeen waarop Jezus doelt wanneer hij zegt: zalig zijn de eenvoudigen van geest.

Om de waarheid te vinden is inderdaad een bepaalde vorm van eenvoud noodzakelijk. Indien er slechts één God is en één werkelijkheid, waarom zouden wij ons dan druk maken over bijkomstigheden? Het gaat dan niet om de woorden die wij zullen zeggen of de feiten die wij gaan bewijzen, maar om een aanvaarding zonder tegenstelling of voorbehoud.

 En wanneer je meent dat Gods wil alles beheerst – ik denk dit ook – dan geldt nog altijd, dat je zelf zult moeten handelen. Wanneer God het wil, gebeurt het toch en indien God het niet wil, zal het niet gebeuren. Maar als het voor Hem niet belangrijk zou zijn, zal ik het zelf moeten doen. Wat moet, dat kan en zal.

Dat blijkt uit het verschil tussen de idioot en Savonarola. De eerste dacht alleen aan het noodzakelijk zijn van zijn vuurloop, de tweede dacht voornamelijk aan het gevaar, aan zichzelf en een bevestiging van zijn veronderstelde hoogheid. Maar had Savonarola alleen maar gedacht aan God, aan het licht, de kracht waarin hij dan toch zozeer geloofde, dan garandeer ik u dat ook hij over de kolen gelopen zou hebben zonder enige schade of gevaar en gemakkelijker dan u pleegt te lopen over een dik tapijt.

Dit is voor mij nu de kern van alles wat men esoterie pleegt te noemen: een soort tweede werkelijkheid; een scheiding die toch bestaat tussen geest en stof, maar op een speciale wijze. Een scheiding tussen geest en stof die het zelfs de mens mogelijk maakt de waarden van de geest op te leggen aan de stof.

Ook in u schuilt dit alles. Alleen, wanneer u naar binnen probeert te gaan, wat komt u tegen op uw weg? Altijd weer zie je je eigen belangrijkheden en je moet daarmee afrekenen voor je verder kunt gaan naar de waarheid. Bent u eigenlijk wel belangrijk? Dat u er bent, is natuurlijk belangrijk, zeker voor u. Maar hoe je bent en wat je bent, is dat nu werkelijk zo belangrijk? Is het niet veel belangrijker dat je je steeds verbonden voelt met de Al-kracht?

Zolang je nog steeds bezig bent te denken: zo zou ik moeten zijn, dat is goed, dat is kwaad, deze deugt wel en die deugt niet, kom je overal terecht behalve bij God. Daarom merkte ik ook op dat de mens innerlijk een zo rijke flora en fauna pleegt te bezitten.

Een gevaar op de tocht is verder de neiging tot rationalisatie van alles wat hij is en in zich erkent. Wanneer je het innerlijke licht in je wilt erkennen, het opnemen in geheel je bewuste wezen, zul je moeten vergeten dat je een citroen wilt zijn terwijl je maar een knolraap bent.

Als mens droom je steeds weer over dingen die je niet bent. En zelfs wanneer je naar binnen probeert te gaan, wil je alles zo mooi, zo heerlijk en zo heilig te maken. Ik ken mensen die naar binnen gaan met het denkbeeld: nu trek ik mijn vleugels aan en wiek op naar het hoogste licht Waarna zij hun eigen glorie verkondigen zonder te beseffen dat zij niet veel meer zijn dan hanen die boven op een mesthoop staan te kraaien.

Laat op reis naar de kern van je wezen alle denkbeelden omtrent je wereld en jezelf nu eens achter je. Probeer één te zijn met de kern van je wezen zonder je af te vragen waar je bent, waar je naartoe moet, wat dit voor gevolgen zou hebben. Probeer alleen maar zo goed mogelijk de kracht in jezelf te beseffen en er één mee te zijn zonder meer.

Dat is mij de kern van ware esoterie. Of je dan doordringt tot die tempel in jezelf? Mogelijk wel mogelijk ook niet. Want even goed kun je terechtkomen op een soort braakliggend veldje met licht. Men zegt wel eens: Joost zal het weten. Mogelijk weet Joost het werkelijk, God weet het zeker, maar u weet het nooit zeker. Dat deert echter niet. Is esoterie niet juist een afzien van alle schijnvormen, een afstand doen van alle komedie? En dus niet een jezelf beter maken en aan krachten winnen?

Mensen hechten volgens mij te veel aan uiterlijkheden, aan vormen die in de werkelijkheid van geen betekenis zijn. Ik kende eens een pastoor die ons altijd voorhield: Wanneer je naar de kerk gaat, ga je naar het huis van God. Dan moet je je beste kleren dragen, je moogt geen kwade gedachten denken. Je dient vol eerbied te zijn, meer nog dan wanneer je voor een koning of een keizer zou staan.

Ik weet dat er heel wat mensen zijn, die naar binnen proberen te gaan op dezelfde wijze. Maar denkt men nu werkelijk dat God knipmessende bedienden nodig heeft? Dat Hij hovelingen of zoiets nodig heeft? Indien die God en buiten ons werkelijk is wat men steeds weer zegt: de macht in, rond en boven alles, heeft Hij zeker geen lakeien nodig. Wanneer wij tot Hem gaan, innerlijk of anderszins, zo zal Hij uitmaken of Hij wel of niet antwoord geeft. Dat kunnen wij niet bepalen. Maar op zijn minst kunnen wij de moed tonen om tot die God te gaan zoals wij werkelijk zijn. Hij weet toch wel wie en wat wij zijn. Hij zal ons waarschijnlijk heel wat beter kennen dan wij onszelf kennen. Waarom zouden wij dan op weg naar Hem, binnen of elders, proberen ons voor hem te vermommen?

Mogelijk maak ik, door hetgeen ik nu zeg, mij iemand tot vijand. Maar laat mij eerlijk blijven, er zijn mensen die zeggen: ik heb het licht gezien. Gezien hun uitstraling ben ik dan meestal geneigd te vragen of zij het dan weer achter zich hebben uitgedaan.

Er zijn mensen die zeggen: de kracht heeft mij beroerd. Ik voel hen aan en ben geneigd te vragen of zij er daarom zo beroerd uitzien. O, ik besef wel dat je door zo te spreken, je vijanden kunt maken, Maar jullie belazeren de zaak en jezelf zo vaak. Je wilt het alles mooi hebben. Daarom wil je eenvoudig alles zien waarvan men je vertelt dat het hoog, goed en mooi is. Wanneer ik u vandaag vertel dat het rode licht het hoogste licht is, komen er morgen mensen die beweren dat zij dit rode licht gezien hebben. Voor hen hoop ik dan maar dat zij, verblind door dit licht, met de kop tegen de deurpost lopen. Dan zien zij even sterretjes, maar komen daarna weer tot de werkelijkheid, tot zichzelf.

Luister. Dergelijke tekens van hoogheid heb je niet nodig. Er is geen vorm nodig. Waarom maak je alles zo ingewikkeld? Denkt men nu werkelijk dat God, het enige en alomvattende Beginsel behoefte heeft aan mooie woorden en theorieën die je nog niet eens door de feiten van je eigen leven kunt ondersteunen? Volgens mij vereist Hij alleen van ons de eenvoud die Hij ook zelf is, waarop u prompt denkt: ja jaja, maar wij moeten toch… Wij moeten niets. Wij behoeven niet mooi en edel en vroom te zijn, te denken en te formuleren. Wij moeten leven en beleven. Dat is esoterie.

Ik geloof dat er meer esoterie ligt in iemand die gewoon naar een bloem kijkt en zegt: wat is die mooi, dan in iemand die door dezelfde tuin loopt en niets meer ziet omdat hij bezig is de mooiste gebeden te zeggen of de mooiste meditatie te houden.

Volgens mij is het enige wat je werkelijk steeds nodig hebt, enig begrip voor je eigen beperkingen. Gewoon weten dat alles wat je beredeneert nog minder is dan kleuterklasniveau, ook al probeer je te betogen alsof je een professor waart. Je moogt het voor mij doen en ik veronderstel dat er ook elders niet veel bezwaar tegen zal zijn, maar zodra je daarmee jezelf overtuigen wilt dat je de enige waarheid hebt gevonden, is het geheel op zijn minst genomen grotendeels waardeloos. Ojee. Nu wordt in ademloze stilte innerlijk het mea culpa vervangen door zeurpiet.

Lieve mensen. Luister nu eens. Ik heb zo ontzettend veel esoterische betogen moeten aanhoren Men heeft mij overspoeld met boeken die men gelezen had en die geschreven zouden zijn door hoge ingewijden. Soms vliegen de citaten je om de oren tot je geneigd bent de mensen te vragen: hebben jullie dan zelf geen gedachten? Hebben jullie werkelijk geheel geen gevoel voor God en zijn kracht in u? Duikt u daarom in al die oude soetra’s en filosofische werken? Meent u daarin de wijsheid en waarheid te vinden die in u niet bestaat. Kunt u werkelijk in uzelf niet één vonkje van licht en wijsheid vinden waar je zelf iets mee kunt beginnen? Ik ben zo bang dat met al die citaten en belangrijke werken van belangrijke meesters, de God die in de mens mede tegenwoordig is, gewoonweg wordt doodgepraat. Dan kun je uitroepen, zoals men enige tijd heeft gedaan: God is dood. En volgens mij is de God, die u gepredikt wordt, al langere tijd dood. Volgens mij is die God al gestorven op het ogenblik dat men Zijn richtlijnen verving door wetten die je vervolgens rustig kon overtreden wanneer je maar de dispensatie of absolutie wist te verwerven van bevoegde autoriteiten.

De werkelijke God, die nooit kan sterven, is de kracht waaruit je leeft. Maar stel dat ik geloof: dat ik dus als zekerheid aanvaardt zonder bewijs, geloof dat er meer is dan alleen het leven dat ik ken en dat daar achter een macht schuilt die alles beheerst. Is het dan niet voldoende om innerlijk te zeggen: die macht aanvaard ik. Punt. Uit.

Is het dan werkelijk nodig jezelf eerst uit te gaan leggen hoe en waarom je die macht, die God moet aanvaarden en hoe. Met alle verkondiging en uitleg kun je nog niet komen tot een werkelijke aanvaarding, hoogstens tot een angst gedreven doen alsof, omdat je immers niet kunt weten of er toch niet iets van waar is…

Wanneer ik probeer te erkennen en te werken met de kracht waaruit ik leef, heb ik geen theorieën nodig. Mijn verontschuldiging voor het feit dat ik – die hier over esoterie moet praten – hiermee volgens velen anti-esoterie heb gepleegd. Maar zo zie ik het. Dit is volgens mij de waarheid. Hoe zou ik dan anders kunnen spreken?

image_pdf