Introductieavond voor Vrijmetselaren

image_pdf

15 mei 1968

Introductieavond voor Vrijmetselaren.  Aangevraagd door de Loge Den Haag.

 

U zult het mij niet heuvel duiden, als ik een paar punten van te voren stel.  In de eerste plaats moet u begrijpen, dat het niet de bedoeling is, dat u ook maar iets van hetgeen ik zeg als beslissend aanvaardt.  We weten bij ons zeer wel, dat niemand alwetend of onfeilbaar kan zijn, tenzij hij direct één is met het Goddelijke.  Het zou dus verkeerd zijn wanneer u deze dingen als enigermate dogmatisch gesteld zou willen beschouwen.   Wat betreft de door u te stellen vragen, de door u aan te snijden onderwerpen: U bent natuurlijk volledig vrij om een keuze te maken.  Meen ik, dat ik op een bepaald punt geen antwoord kan geven of dit mijn inziens onjuist of onaanvaardbaar zou moeten zijn, dan zal ik u dat zeggen.

Blijkt het, dat ik geen voldoende informatie heb op dat ogenblik en kan ik nader informatie winnen – dat kan eventueel voorkomen – dan zal ik desbetreffende vraag later eventueel beantwoorden.

En nu is het verdere verloop van deze avond geheel in uw handen.  Ik zou zeggen: Maakt u maar uit, wie begint.

  • Mag ik beginnen?  Het is een vraag, die ik mij reeds lang stel, dat is nl. deze: Wanneer men met die mensen in aanraking komt, die hiervoor belangstelling hebben, en men werp de mogelijkheid op om deze zaken, die zich ook vanavond voordoen, ook wat van de wetenschappelijke kant te bekijken dan is het – dat is althans mijn ervaring – dat men een zekere huivering ontmoet, om niet te zeggen afwijzing.  En nu geloof ik toch, dat het zo is, dat juist de wetenschappelijke benadering, die overal bedreven wordt, dat die de aanleiding heeft gegeven voor veel mensen, die daarvan kennis hebben genomen, om dieper op deze zaken in te gaan en deze mensen ook (dat het zo geweest is en nog is), dat het deze mensen tot een belangstelling dwingt.  Nu is mijn vraag: Waarom staat men in het algemeen zo afwijzend tegenover een dergelijke benadering? Ik denk hier ook aan het bekende identiteitsbewijs.

Daar zijn verschillende redenen voor aan te geven.  In de eerste plaats moet u, geloof ik, niet uit het oog verliezen, dat  voor zeer veel mensen spiritisme een geloof is. En dat men dus vanuit zichzelf een soort eerbied, maar ook met een zekere schroom ervoor het probleem benadert als de gelovige. Men wil de onaantastbaarheid vaststellen voordat men de fenomenen bekijkt.  En dat is iets waar u, geloof ik, dus geen bezwaar tegen kunt hebben.  Uiteindelijk doen zeer velen, elk op hun eigen standpunt en vanuit hun eigen geloofswijze precies hetzelfde.   Een geloof is iets wat niet bewijsbaar is. Dat is begrijpelijk.

Dan de vraag waarom dit, van onze zijde uit, niet wetenschappelijk bewezen wordt.  Als ik ondeugend mag zijn zou ik allereerst willen zeggen, dat de wetenschap een geloof is, waarbij het geloof is gelegen in de verklaring, die men aanneemt ten aanzien van bewezen fenomenen, oorzaak en gevolg werking.

Maar wanneer ik kom – hier bij u – en ik geef naam, toenaam, ik geef een vroeger adres, eventuele relaties, dan kunt u constateren, dat de persoon geleefd heeft. Maar is daarmee bewezen, dat ik, die mij hier uit, diezelfde persoon ben? Vreemd genoeg niet.

Wanneer wij gaan strijden over het feit, of de geest kan spreken, zoals ik op het ogenblik doe, dan hebben we nl. ook weer te maken met dezelfde – misschien menselijke irreële – benadering van het probleem, die we overal treffen.  Men stelt: Dit kan op een andere wijze verklaard worden.  Suggestie, telepathie, dit kan verklaard worden door vormen van bedrog, zelfbedrog, mysterie, kortom: verklaringen zijn er te over.  En wie niet aanvaarden wil, zal toch niet aanvaarden.  Het bewijs dat voor iemand over het algemeen bepalend is in deze zaken, is een persoonlijk bewijs.  Dat persoonlijk bewijs kan ieder slechts voor zichzelf ervaren.  Het heeft dan de grootste overtuigingskracht, wanneer het onverwacht plaats vindt en wanneer het zo weinig mogelijk conflict met anderen tot stand brengt.  Er zijn mensen, die in ons bestaan en in het voortbestaan, zoals wij dat beschrijven volledig geloven en dit toch officieel voortdurend in twijfel stellen, alleen omdat zij vrezen, door een aanvaarding (een geloofsaanvaarding in feite dus) van hetgeen zij zelf als zeker veronderstellen, in de ogen van anderen aan waardigheid te verliezen.  En daarom – indien u mij het toestaat hier een opmerking aan vast te knopen – lijkt het mij niet zo belangrijk waar het fenomeen vandaan komt.  Dat moet ieder voor zich uitvinden.  Daar moet ieder voor zich een eigen contact mee vinden ook.   Belangrijk is wel – en dat is geloof ik iets, wat we toch op aarde kunnen gaan nastreven, zo langzamerhand – dat de mensen overtuigd raken, dat er meer is en meer redelijks is, ook in het spiritisme en ook meer van geestelijke hoge waarden dan alleen door te verklaren: humbug, hysterie en dergelijke kan worden weggepraat.

Wat deze avond betreft zou ik u dus willen zeggen: Neemt u de gegevens, neemt u de verklaringen, die u vanavond krijgt, beschouw ze.  Zit er iets in van waarde, behoudt het.  En zo niet, lach er desnoods om.

Ik hoop, dat dit meteen een uiteenzetting is van mijn standpunt en mede dat van de meesten van de broeders aan mijn zijde ten aanzien van dit probleem. We hebben er nl. voldoende ervaring mee gehad en ik mag erbij voegen, dat onze behoefte om parapsychologen te overtuigen jammerlijk heeft gevoerd ofwel tot verwerping – op welke gronden dan ook – dan wel tot een onmondig-verklaren van degenen, die overtuigd werden.  Ik geloof niet, dat het zin heeft om daarop door te gaan.

Heeft u aanvullende opmerkingen, commentaren of kritiek?

  • Ik wou alleen maar dit zeggen: Als we de herinneringen van Jung nalezen, die nu een jaar of wat geleden uitgekomen zijn, dan zie je dat die man zeer ver zich geïnteresseerd heeft in vraagstukken en problemen, zoals wij vanavond hier ervaren. Maar er is geen wetenschappelijk werk, dat daar ooit een woord over gesproken heeft, juist om de reden die u aangegeven heeft, dat misschien zijn geestelijke of wetenschappelijke waardigheid door anderen zou worden betwijfeld.

U moet het anders formuleren, omdat hij dit wel als een persoonlijk beleven erkennen en ervaren kan bestaan, niet op een zodanige wijze wetenschappelijk kan verantwoorden en inrijgen in de rest van zijn argumentatie, dat het hier voor anderen enige bewijskracht krijgt. Op het ogenblik dat hij zich inrijgt zonder dat die bewijskracht aanwezig is, vermindert hij de waarde van zijn verdere sluitende argumentatie.

  • Kan er een kleine beschouwing worden gegeven of en zo ja welke handelingen in diverse inwijdingen van magische aard zijn met de consequenties eventueel daaruit voortvloeiend?

Ja, daar is natuurlijk heel veel over te zeggen.  Ik mag misschien beginnen met één opmerking: Eén van de meest magische handelingen is altijd geweest, ook in de oudheid: Het jezelf beschouwen als in een spiegel. Dat weet u.  Wanneer wij vanavond praten, ben ik zo’n beetje uw spiegel. En wat is het magisch resultaat? Dat u de dingen in uzelf kunt erkennen, die u omtrent uzelf niet had beseft.

Maar wanneer ik tot een zelf-erkenning kom, verander ik.  De verandering van mijn persoonlijkheid betekent een verandering in mijn relatie met de wereld, ziende en onzienlijk. En als zodanig hebben we daar dus ook al magie. U zult echter ongetwijfeld eerder aanspelen op de rituelen en al wat daarbij te pas komt.

  • Ja.

Kijk eens: de confrontatie met het “ik” in eenzaamheid of de waak in duisternis, zoals die ook wel wordt genoemd, is altijd een magisch inwijdingsritueel geweest, omdat de mens afrekent met wat is geweest.  Men spreekt ook wel van een hergeboorte .  De hergeboorte geschiedt in uw kringen onder bepaalde condities en omstandigheden, waardoor zij gericht en meteen ingeordend wordt in wat ik een symbolische kosmos zou willen noemen.  Maar ook zonder dit is elk afscheid nemen van het verleden, een afrekenen met het verleden, wederom een veranderen van het “ik”.   En nu bestaat er een eigenaardige regel, die in de magie steeds weer voorkomt, nl. datgeen, wat ik mij voorstel met geheel mijn wezen te zijn, word ik in relatie tot al datgeen waarin een soortgelijke overtuiging bestaat of bestaan kan.  En u zult dus zien dat hierbij ook de indeling, bv. in graden een zekere magische betekenis heeft.  Zij brengt dus niet maar alleen een indeling in bereiking.  Zij brengt daarnaast een hiërarchische opbouw, zoals men zich die voorstelt o.a. in de in het hemelrijk. Wat men dus kan doen in een dergelijke vergadering is door de groepering – door de opstelling – door al hetgeen dat daar verder bij te pas komt, voor zichzelf en voor anderen een soort replica op te bouwen voor wat dan “de hoge wereld” of “de lichtende wereld” wordt genoemd.

Vergelijk dit met het bouwen van een model wanneer je een kerk wilt bouwen.  Door het model, wat je ontwerpt is de visualisatie van het grote bouwwerk mogelijk en daarmee ook uit de aard der zaak een juistere werkwijze en een betere voltooiing.  Wat u doet drukt magisch datgene uit, wat u structureel in de kosmos aanvoelt.  Ondergaat u dit volledig, verliest u uzelf a.h.w. in de riten, dan ontstaat niet alleen maar voor u een beeld, een tijdelijke invloed, maar dan kan dus een totale hergroepering van uw eigen denken plaats vinden.  En dat betekent indirect een verandering van uw vermogens. U kunt dus op deze manier inderdaad zuiver esoterisch, maar ook wel magisch materialistisch bepaalde dingen bereiken.  En daar heeft u dus ook weer iets wat een rite kan brengen.

In vele van de oude inwijdingen kennen we verder de z.g. beproeving van de elementen, die tegenwoordig nog maar een enkele maal en dan nog wel hoogst schematisch en ritueel wordt aangeduid, maar die de mens dus in aanraking brengt met de verschillende oerwaarden van het bestaan.   Uzelf doet dat over het algemeen ook, alleen op een andere wijze dan in de oudheid.  Zodra ik een oerkracht in het bestaan kan aanvaarden en doorstaan (dus haar niet meer vrees) kan ik haar ook zien, kan ik haar ook beschouwen.

Bewustzijn wordt bereikt door afwezigheid van angst. En dit impliceert dus, dat degene,  die de elementen heeft overwonnen, de totaliteit van het zijnde kan beseffen en op grond van zijn kennis van het geheel, zijn eigen plaats daarin kan bepalen.

Dan zegt de magie verder nog – en dat vindt u o.a. in de Griekse inwijdingen nog een beetje terug – dat ik mijn eigen plaats kan veranderen. En, naarmate ik mijn eigen plaats verander, verander ik mijn eigen werking op het geheel, zodat ik door een bewust wijzigen van mijn plaatsing in de kosmos, resultaten, die ik tevoren dus wens, door die verplaatsing tot stand kan brengen.

Het klinkt misschien een beetje vergezocht voor u, maar is de praktijk niet zo:  Wanneer ik een teken heb, een symbolisch teken, dan houdt dat op zichzelf niets in.  Als u met een greep aanduidt wie en wat u bent, dan zegt u eigenlijk niets, maar u schept iets.  U schept dus een gezamenlijke achtergrond, een begripsrelatie.  En dat is magie.  Het is nl. magie, omdat hierdoor de verhouding zich wijzigt en dus iets anders mogelijk wordt.  De meeste mensen zoeken het magisch element in het bovennatuurlijke.  Dit is helemaal niet waar.  De magie speelt in uw dagelijkse leven ook een rol, al begrijpt u het niet.  U hebt zelf bepaalde dingen, die u beschouwt als geluksbrengers, of die u vrede geven, en u weet misschien niet eens waarom!  De relatie kun je intermenselijk hebben en kun je hebben tussen mens en geest.  En het is duidelijk: wanneer ik een afstemming bereik met één persoon, dat ik meteen ook met een achtergrond van die persoon verbonden ben.  Ik moet die ander aanvaarden zoals hij is, maar door het contact aanvaard ik zijn wereld, kan ik in die wereld werken, maar kan ik ook uit die wereld putten.

In de oudere inwijdingen, die we bv. in Egypte hebben gekend, waren een aantal z.g. “waken” ingeschakeld, vooral voor lagere graden. Het typerende daarvan was, dat men moest wachten tot men de God hoorde spreken. En meestal was er wel een priester, die zo vriendelijk was de rol van de Godheid te spelen overigens, vooral wanneer het voorname toekomstige leden van het priesterschap waren.  Maar hierin ligt dus ook weer een typisch inwijdingsbeginsel. Het gaat erom dat God in mij spreekt.  God kan ik niet definiëren, ik weet niet precies wat God is.  Maar iets vormt zich in mij, het Grotere, dat ikzelf niet ben, neemt in mij gestalte aan. En nu vertelt de overlevering, dat zelfs in de Ammon-inwijdingen, die tamelijk “verwereldst” waren, dus waarin het niet alleen ging om het horen spreken van de God, maar men leerde dus in de verschillende “waken”, die verschillende graden inhielden, de Godheid vinden door een steeds completere reeks van namen en die namen waren de eigenschappen van de Godheid en het kennen van de eigenschappen van de Godheid gaven dan het gezag van de Godheid aan de mens.

Misschien ergens kinderlijk volgens een modern standpunt!  Maar denkt u eens in, dat ik mij iets ga realiseren van samenhangen: God spreekt in mij.  Dan gaan alle dingen een betekenis krijgen, die ze eerst niet hadden. Ik zal u een voorbeeld geven:  Als een kind een ster tekent, is het een ster, meer niet.  Voor u kan een ster door zijn structuur van de meest wonderlijke en zelfs goddelijke machtsbetekenis of ook magische betekenis gaan tot een eenvoudige weergave van een structuur.  Een vierkant is niet alleen maar een reeks van vier lijntjes, die aaneen zijn gevoegd.  Het is een omschrijving van totaliteit van rijken en werkingen geworden.  Ik kan dus in het simpele, het eenvoudige, de totaliteit zien, maar – en dat is nu weer het magisch denken van de oudheid – men zei in de oudheid: Wanneer ik ingrijp in het symbool, in het kleine, dan kan ik daarin het grote beïnvloeden.

U zult dit niet meer zo bewust doen, vermoed ik, maar desondanks zal praktisch elke rite, die volledig juist is uitgevoerd – of dat nu een maçonnieke is of dat van een katholieke mis is of ergens een Hindoe-dienst in een of andere tempel – dus door het feit dat mensen daarin opgaan, plus het doel waarmee zij dit doen, een soort resonantie wordt gewekt, die de gehele omgeving aanraakt en uit die omgeving een antwoord geeft.

U ziet wel, er is veel meer over te zeggen, maar voor een korte beschouwing is dit wel voldoende, meen ik. Commentaar?

  • Kunt u zeggen, wat heden ten dage de betekenis is van de vrijmetselaar ten aanzien van de bewustwording van de mens in het algemeen en van de vrijmetselaar in het bijzonder?  En indien naar uw mening deze betekenis niet groot mocht zijn, wat zou dan de weg zijn om hierin verandering en verbetering te brengen?

De betekenis van de vrijmetselarij in haar huidige en beste vorm (u weet wel: er zijn wel verschillende vormen van maçonnieke gedachten ontleend, die minder acceptabel zijn), maar in haar beste vorm is het dus eigenlijk een huis van samenkomst, als u het mij vraagt. Maar riten kunnen van loge tot loge een andere betekenis en beduiding krijgen en hier zijn de mensen zelf zo sterk mede verantwoordelijk medebepalend ook, dat je hier geen algemeen beeld kunt geven.  Maar wanneer de broeders onder elkaar spreken, dan erkennen ze in de eerste plaats, dat het leven een grotere bedoeling heeft, daarnaast echter, dat een ieder het recht heeft en die bedoeling op zijn wijze na te speuren en te zoeken en dus tot een uitwisseling te komen met anderen.  Dit samenwerken zonder dat men daarbij – ik zeg nogmaals: in de beste traditie – elkanders mening ooit belachelijk maakt, zonder dat men elkaar bestrijdt om de strijd zelf, maar alleen omwille van het begrip, hoogstens argumenterend.  Daardoor heeft zij een heel grote betekenis, omdat zij – indien u mij vraagt – één van de eerste groepen is geweest en tot op heden nog is, die het isolement van mens tot mens en idee tot idee leert verbreken.

Ik voeg daar onmiddellijk bij, dat ik het jammer vind, dat juist de vrijmetselarij – ook al krachtens haar voorgeschiedenis en wezen – te sterk geïsoleerd is gebleven van de gemeenschap  Wij mogen haar niet vragen, dat ze al haar beschouwingen en geheimen nu maar voor iedereen gaat etaleren, dat zou dwaasheid zijn.  Maar ik geloof toch wel, dat juist het denkbeeld van samenwerking beter en juister bekend zou moeten worden gemaakt en ook dat de praktische uitingen daarvan, die veelal in het verborgene geschieden toch wel iets het oog van de gemeenschap zouden mogen treffen.  In de gemeenschap zelf namelijk heeft de vrijmetselarij zeker niet alleen een positieve waarde. Zij is juist door haar beslotenheid en haar – tot voor kort zeer sterke neiging tot geheimhouding – een soort onbekend monster geworden.

En zoals u weet, alles wat vreemd is en wat onbekend is, wekt vooral bij de eenvoudige mens ressentimenten, angsten op en daardoor verweer. Daarbij gelden de werkelijke eigenschappen niet.

Ik meen, dat juist de maçonnieke gedachte in het Christendom bijvoorbeeld een veel grotere rol had kunnen spelen, wanneer ze dus niet door haar beslotenheid zich a.h.w. als een vijand, een soort machtsstrijd met anderen had laten verlokken, zelfs wanneer ze die strijd zelf niet eerst gezocht heeft.

U vraagt mij: Wat is haar betekenis voor de mensen als geheel?

Ik zou zeggen: Het is één van de vele wegen die tot een hoger bewustzijn leiden, zeker niet de enige. Het is één van de groeperingen waarin door broederschap en de samenwerking een vergroting van menselijk begrip en inzicht, zowel in het geestelijke als in het materiële bereikbaar is, zeer belangrijk.

Ik zeg daarnaast: Voor de gehele mensheid wordt haar kracht eigenlijk pas goed merkbaar wanneer zij  –  zoals soms gebeurd is – verkend door haar leden, bepaalde projecten verwezenlijkt.  Ik denk bv. aan Roosevelt in Amerika.

Maar hierbij blijkt toch steeds weer, ze blijft teveel op de achtergrond.  En daardoor is de discussiemogelijkheid te klein, want velen in de wereld hebben iets bij te dragen waardoor het karakter van de maçonnieke structuur dus eigenlijk buiten het geding blijft.

Ik heb u kritiek gegeven, ik heb u ook een waardering gegeven.  Ik kan daaraan toevoegen: Het is voor het geestelijk bewustzijn van de mensheid goed dat de vrijmetselarij herontstaan is.   Het is aan de andere kant – nu u het mij vraagt – jammer, dat zij zich al te vaak beperkt tot het vormen van zichzelf, zonder te begrijpen, dat zij ook zelf mede gevormd moet worden.

  • In hoeverre zou u die beslotenheid willen opheffen?

Het is natuurlijk heel moeilijk daar directieven voor te geven.  In de eerste plaats weet u dat dus de gebruiken nog al eens verschillen, zelfs van groep tot groep en daarnaast van land tot land.  Maar ik kan mij toch wel voortellen, dat zeer veel van hetgeen u aan bouwstukken in kleine kring wordt verwerkt dus voor een grotere en wat minder selecte kring ook zou kunnen worden verwerkt.

Om het heel eenvoudig te zeggen: Vaak wordt in een beperkte kring een reeks gedachten gebracht, die toch zo belangrijk is, dat ze eigenlijk voor de massa, vooral de massa van de jongeren erg bruikbaar zou zijn als thema voor een teach-in.   En juist hier zou ik de nadruk willen op leggen.   Het gaat niet alleen maar om het maçonnieke denken in zijn totaliteit, maar het gaat om de vele kostbare elementen, die daarin vaak verloren gaan, doordat men ze weliswaar onderling verwerkt en bespreekt, maar daarvan te weinig naar buiten toe kan doen doorklinken in een tijd, die naar mijn mening toch wel een zekere leegte vertoont, juist te aanzien van die denkbeelden, die inhoud en zin aan het menselijk bestaan moeten geven.

Het spijt mij dat ik u geen concreter antwoord kan geven, anders zou ik in de organisatie moeten ingrijpen.

  • U zei zo-even,  dat in de nieuwe maatschappij de vrijmetselarij weer was opgestaan.  Wat bedoelt u daarmee?

Ja, de eerste opstanding van wat tegenwoordig de vrijmetselarij heet, ligt rond het jaar 1650 in de omgeving van Parijs. En dan krijgen we dus ongeveer 30 jaar later de eerste loge-vorming in de structuur die u nu nog enigszins kent in Engeland.  Dit komt dus uit Frankrijk, maar daarvoor hebben we de alchemistische loges gehad.  Deze alchemistische loges, die omstreeks 1600 reeds aan het verwateren zijn, die kunnen we weer terug volgen tot in het Byzantijnse rijk  +/- 800 na Chr.

En dan zien we een grote hiaat, die loopt tot de tijd +/- van de verspreiding van de Phytagoreën en de brand in de bibliotheek van Alexandrië.

Wanneer we daareven die hiaat zien, dan blijkt weer: de Phytagoreën zijn de voortzetting van een bepaalde denk- en leefwijze, die dus in Syrië en Egypte heeft bestaan.  Bepaalde Joodse invloeden zijn daar ook kenbaar in.

En dan vinden we weer een hiaat en dan moeten we teruggaan tot 3000 tot 3500 jaar voor Chr., en daar vinden wij de Egyptische inwijdingen, die vreemd genoeg – en dan denk ik aan de oorspronkelijke Reh-inwijdingen en de Isis-inwijdingen – niet alleen, zoals men denkt, magisch waren maar dus ook gelijktijdig wetenschappelijke opvoeding inhielden.

De eerste wetenschappelijke onderzoekingen werden gedaan door ingewijden van deze scholen en de eerste vaststellingen, dat bloed in het menselijke leven iets zeer belangrijks is bijvoorbeeld, komt vreemd genoeg van iemand die behoorde tot de inwijding van Reh en geklasseerd was onder het huis van Horus, en niet dus – zoals u misschien zou denken – onder de God van de geneeskundigen.

U ziet dus er is een hele afstamming te bedenken, maar de verschillen zijn weer zo groot en er zijn zoveel vertakkingen, dat ik hoogstens kan zeggen: de gedachte zelf is als een boom, die wortelt ergens aan het begin van de mensheid, de tijd dat de eerste sjamaan bij de eerste stam opstond om de stem van de Goden voor het eerst in zich te laten spreken, en vertakt zich meer en meer.  Eén van de hoofdtakken met enkele zijtakken is daarvan dus wat tegenwoordig de vrijmetselarij is.

  • Dan hebben wij in de vrijmetselarij nog zo’n eigenaardige uitdrukking: “Kinderen der weduwe” en “Noem ons kinderen der Weduwe. Persoonlijk heb ik altijd gedacht, dat dat misschien een link zou vormen met het zoeken naar de delen van Osiris bij de Isis-inwijding.

Nee, dat is niet helemaal juist. “De kinderen van de Weduwe” komt eigenlijk heel ergens anders vandaan.  Er is een tijd geweest dat profeten en priesters de boventoon voerden. In de tijd dat profeten en de richteren als geïnspireerden Gods in Israël dus het gezag hadden, waren er mensen, die beweerden, dat naast de geestelijke wet een menselijke kennis en de menselijke wet moesten regeren.  Deze werden dan uitgemaakt voor kinderen van Lilith.  Lilith zou de natuurlijke voor menselijke vrouw zijn geweest van Adam in het paradijs.  Degenen dus die trachten en geest en materie als eenheid te zien en daarbij vanuit deze zienswijze te werken, zowel als het werken uit de geest te aanvaarden, werden dan wel kinderen van Lilith genoemd.  Lilith was dus wel eens de “Verlatene” en ook wel de “Weduwe” genoemd.  En deze uitdrukking is dus via de Spaanse tak van de Kabbalistische rabbi’s naar Spanje gekomen en heeft betekenis gekregen. Dus later is het in de Parijse periode toch weer geweest in het zoeken buiten de kerk, dus niet alleen binnen het gezag van de kerk, maar ook daarbuiten in het menselijke denken, in de natuur, naar de totale waarheid, waarin de mens zijn eigen plaats heeft.  En deze mensen, om aan te geven, dat ze de beide dingen willen verwezenlijken in zichzelf, dat zij zich niet door God willen “laten leven”, maar in God en uit God zelf willen leven, deze mensen hebben zich de “kinderen der Weduwe” genoemd.

  • Is de Orde van de Witte Broederschap op dezelfde leest geschoeid als de Orde van de Vrijmetselaren, en zo niet, hoe wordt de Orde van de Witte Broederschap gevormd?

Ja, dat is een moeilijke vraag.  Kunt u zich een situatie voorstellen, waarin gezag niet bepaald wordt door een bereikte functie, maar alleen door kracht, bekwaamheid tot bewustzijn, die dus van actie tot actie kan wisselen.  Het is voor u niet denkbaar dat vandaag de één voorzitter is en morgen een  ander.  Toch vinden wij bij de Witte Broederschap iets dergelijks. De W.B. is ook niet opgebouwd uit wat men zou kunnen noemen “vaste loges”, maar laten zeggen “reizende loges”.

Dat wil zeggen: de reizigers langs verschillende paden treffen elkaar daar, werken daar een tijdlang samen tot een taak (bouwwerk dus) klaar is gekomen en gaan dan weer hun weegs. Van een werkelijke vaste organisatie in de W.B. is bijna geen sprake.  Alleen daar waar ze zich in de materie beweegt is er – zij het zeer losjes – sprake van een organisatie, doordat ze nu eenmaal in de materie een eigen centrum heeft gemaakt en vanuit dit centrum een aantal sub-centra contacten over de gehele wereld pleegt te onderhouden.

Maar dit is zo’n onbelangrijk deel van het geheel dat W.B. noemt, dat u m.i. daaraan toch geen vaste regelmaat kunt ontlenen.

Het geheim van de W.B. is eigenlijk de uitstorting van Licht, het contact met het voor ons niet meer kenbare: Het verblindend Licht waarachter zich de werkelijkheid verschuilt.  En nu blijkt dit zich te kunnen ontleden in een voor ons (verschillenden van ons) verstaanbare denkbeelden: het begrip omtrent tijd en ruimte, maar ook de begrippen omtrent menselijke noodzaak en noodzakelijke ontwikkelingen.

En nu blijkt wanneer we in deze uitstorting van kracht de verschillende gedachten opvang en en ontleden, dat wij met elkaar daaruit een beeld kunnen maken omtrent het voor ons mogelijke.

En het vreemde is: We werken niet voor een beloning in de Witte Broederschap, we werken eigenlijk alleen omdat wij door die taak te aanvaarden onszelf meer waar maken, meer echt maken in de verblindende totaliteit, waar we nog niet helemaal in kunnen doordringen.  U kunt dus zeggen: het is het bewerken van een steen, en juist daardoor heb je ook de noodzaak niet om gezagsrelatie te hebben.  Het gezag vloeit voort uit de ogenblikkelijke positie ten opzichte van elkaar.

  • Kan elke entiteit zich bij die Orde van de Witte Broederschap voegen?

Wanneer zij een bepaald bewustzijn bereikt heeft, zeer zeker. Maar u moet één ding niet vergeten: om op aarde daaraan te kunnen deelnemen, moet u een zekere telepathische begaafdheid ontwikkeld hebben.  U moet een zekere mate van onzelfzuchtigheid bereikt hebben (absolute onzelfzuchtigheid bestaat niet, maar een zekere mate daarvan wel), u moet een beetje realist zijn, kortom u moogt alles zijn wat u wilt op aarde: putjesschepper of priester, staatshoofd of ambtenaar, of misschien nietsnut, maar je moet over die gaven beschikken en je moet dus bereid zijn om – wanneer je zelf geen taak of verplichting hebt en een ander een beroep op je doet – met deze zonder meer samen te werken.   Dat zijn eigenlijk de vereisten op aarde.

In de geest ligt het eigenlijk nog veel eenvoudiger: Zodra ik ga beseffen, dat mijn eigen wezen dus toch niet zo belangrijk is, tenzij als doel van het geheel, dan ga ik vanzelf zoeken naar dat geheel en dan kom ik in 9 van de 10 gevallen eerst bij kleinere groepen terecht van gelijk gezinden en van daaruit haast automatisch in de richting van een paar grotere broederschappen, die er bestaan.  Daar komt u ook bijna altijd wel ergens terecht, zodra u ontgroeid bent aan het denkbeeld van een eigen bestaan zonder meer.

  • Ik had dit willen vragen: Wij vrijmetselaren geloven aan een steeds voortstuwende wereldorde.  Nu is het zo, dat de mens hier op aarde bestaat uit een stoffelijk lichaam, een ziel en een geest. Als we nu de aarde verlaten, laten we ons stoffelijk lichaam hier achter en de goddelijke geest zal weer opgenomen worden in het Grote Licht en blijft de ziel van de mens dus over.  Maar als ik het goed begrijp is het juist de ziel waaraan gewerkt moet worden en dus waar alles om draait, en waaraan gewerkt moet worden omdat het de ruwe steen is, waarin de zuivere kubiek verborgen ligt.  Maar hoe wordt dat nu van uw zijde gezien?  Gelooft u nu, wat de voortstuwende wereldorde betreft, dat zij in de persoonlijke mens is te verwezenlijken of is dat iets wat in de gehele mensheid eerst op lange termijn verwezenlijken is?  Hoe is het nu met de W.B. eigenlijk? Hoe werkt deze W.B.? De Goddelijke Vonk heeft haar verlaten! Het is dus alleen de ziel die daar werkt, als ik het goed begrepen heb.  Zou u daar iets van willen zeggen?

Kijk eens: Niets kan bestaan buiten God. Een Goddelijke Vonk kan niet tot God teruggaan en dan nog iets overlaten wat bestaat, tenzij ook dat door God in stand gehouden wordt en dus indirect toch een Goddelijke Vonk heeft. Bent u het daarmee eens?

  • We hebben toch een Goddelijke Vonk in ons?

U gelooft dus niet dat het hele bestaan zich afspeelt binnen God?

  • Ja.

Ja, dat gelooft u! Goed, dan zijn we wat dat betreft klaar.  Het denkbeeld van de Goddelijke Vonk die teruggaat (u zegt de Goddelijke Geest), in onze groep gebruiken we daarvoor “ziel”, omdat de kern en de ziel identiek zijn, terwijl de geest het bewustzijn uitdrukt.  We hebben het taalkundig bekeken een beetje anders uitgedrukt en dan komt het hier op neer: Zoals ik besta ben ik deel van het Goddelijk geheel en wordt ik bezielt door de Goddelijke Kracht. Dus ook als entiteit, in welke wereld, in welke sfeer of toestand ik ook ben, kan ik alleen bestaan krachtens het Goddelijke.   Er is dus geen ogenblik dat God mij in de steek laat.  Ik kan mij daarvan bewust zijn, ik kan dat bewustzijn verwerven, maar God is er altijd.  Dit even voorop gesteld.

En nu zegt u: Ja, kunnen wij dus zelf deze perfectie bereiken? Neen!  We kunnen voor onszelf harmonie vinden met het Goddelijke grondplan, de Goddelijke gedachte of het Goddelijk idee, zeggen we daar meestal voor, omdat wij weten dat de schepping dus niet noodzakelijkerwijze Gods wezen uitdrukt, maar begrenst wordt door de Goddelijke uiting en daarmee ook gericht is.  Zij kan niet een proces in tijd zijn, al lijkt zij dit voor ons te zijn.  Zij is eenvoudig een openbaring, een woord.

Op het ogenblik, dat ik dus zelf ga beseffen wat ik ben in de totaliteit, kan ik mijzelf aanpassen aan die totaliteit, maar, ik ben niet “de mensheid”.

Ik kan dus nooit weergeven: het totale oerwezen “mens”. In bepaalde arcana wordt gesproken over de “oer-mens”, dat weet u, de eerste vorm in de directe spiegelsfeer buiten de maagd geprojecteerd, waaruit dus eigenlijk het totaal van de mensheid voortkomt.

Ik meen inderdaad, dat de mensheid, gezien de zeer eigene bewustwordingsdrang, die daar in ligt, de zeer nauwkeurige beperking van mogelijkheden en de grote vrijheid binnen deze beperkingen, dus één geheel moet vormen.  Wij van onze kant zijn ervan overtuigd, dat je niet zelf de volmaaktheid kunt bereiken zonder de mensheid. Je kunt het alleen doen met de mensheid.

Maar om in het Goddelijke zo snel mogelijk te functioneren, zo harmonisch mogelijk als het ware, moeten wij wel proberen ons aan te passen aan datgene, wat wij in de totaliteit moeten zijn.

Met andere woorden: Ik moet de perfecte kubiek zijn, de perfect gehouwen steen.  Maar de steen op zichzelf is de tempel niet. De steen is deel van de tempel, maar zij kan pas de andere delen van de tempel helpen hun juiste afmetingen te vinden, wanneer ze zichzelf weet te maken tot de perfecte steen. Want haar oneffenheden maken het anderen onmogelijk zich in te passen in het geheel.

En zo menen we dus – een soort geloof misschien – dat het onze taak is aan de ene kant voor onszelf een soort perfectie te bereiken – en dat is dan een perfecte aanpassing aan het Goddelijke zo ver ons dat mogelijk is – en aan de andere kant zover ons dit mogelijk is anderen op hun eigen wijze, volgens hun eigen geloof, denken en hun eigen bewustwordingsgang, een soort perfectie te bereiken, zodat wij gezamenlijk meer van het totaal Goddelijke beeld of de Goddelijke gedachten kunnen uitdrukken.

Ik weet niet of dat een beetje vaag is geworden, want het is altijd moeilijk om dergelijke gedachten eenvoudig te formuleren.

  • Die gedachte leeft toch in de vrijmetselarij?

Ja, die gedachte leeft in de vrijmetselarij, maar het probleem wat hier zojuist gesteld is, is juist.  Kan ik zelfde volmaaktheid alleen of met de totale mensheid bereiken? En nu meen ik, dat het laatste antwoord het meest juiste is op grond van de te voren omschreven redenen en ik meen dat het anderzijds mijn taak is om voor mijzelf een zo groot mogelijke perfectie na te streven, omdat ik alleen daarmede het bereiken van de totale perfectie mogelijk maak.

  • U heeft daarstraks gezegd, dat er nooit sprake is van een beloning, maar naar mijn mening ligt de beloning, de hoogste beloning op uw terrein juist in het vervolmaken van het bouwwerk.  Dat is volgens mij de grootste beloning die uitbetaald kan worden.

Nadat ik geschapen ben, kan het een beloning voor mij zijn, dat Gods wil in mij is uitgedrukt? Ik weet het niet.  Ik vind het een beetje vergaand om hier over een beloning te spreken, ofschoon we misschien wel kunnen zeggen – dat is iets anders – als we over een loon spreken. De beloning van ons streven is het gevoel één te zijn met het hogere, al beseffen we dat niet helemaal.  Als u het zo wilt uitdrukken want het is persoonlijk. Al het andere is onpersoonlijk. Ik geloof, dat beloning een persoonlijke relatie veronderstelt.

Staat u mij toe te eindigen?  Vrienden ik dank u voor het aangename onderhoud en wens u verder een aangename en goede avond toe.

Tweede spreker.

Aan mij de eer de discussie met u voort te zetten.  Wanneer u bepaalde ideeën hebt of bepaalde vragen, dan zou ik zeggen, begint u maar.

  • We streven als mens naar het welzijn van de mensheid, maar het is voor mij altijd een strijd voor eigenbelang, voor eigen partij, enz.  Bent u van mening, dat de strijd au fond in wezen bij ons hoort, bij de mens hoort?

Ja. Ik kan zelf heel kort zijn door alleen “ja” te zeggen.  Maar kijk eens: een mens  is een wezen, dat gewend is om zich zo snel mogelijk terug te trekken in vaste patronen. Het probeert zich in een vaste omgeving vast te nestelen met heerlijke vaste, gelijkblijvende gewoonten en heerlijk langzaam in te dutten.  En wanneer die mens geen strijdt heeft, geen tegenstand heeft, dan wordt hij er ook niet toe gebracht om zich te ontwikkelen.  Het is hetzelfde als op school.  Als je op een school zit, dan krijg je steeds maar die nieuwe lessen. Je kunt niet eens meer die oude les krijgen.  Maar elke les die nieuw is, betekent eigenlijk een strijd tussen de onderwijzer en de leerlingen om begrip bij te brengen.   Alleen in het leven is die strijd een beetje meer uitgebreid en die omvat niet alleen de mensheid, maar alle materiële leven.   En dat is heerlijk, omdat je daardoor een beetje achtergrond hebt voor jezelf.  Als je leeft in een geestelijke wereld heb je alleen maar je eigen gedachten.

Weet je wat de hel is?  Een leuk beeld voor de hel. Dat zal ik u eens geven:  dat is doodgewoon alleen te zijn met je eigen gedachten en steeds weer de fase, waarin je jezelf belangrijk vindt, herhalen, herhalen, terwijl je weet, dat je het doet.  Dat laatste is het ergste natuurlijk.  Daarmee probeer ik u duidelijk te maken: Strijd is noodzakelijk.

En wat betreft egoïsme. Ik geloof, dat je met egoïsme uit moet kijken. U spreekt van groeps-egoïsme, maar is het ook niet zo, dat de mens door zijn geaardheid nu eenmaal gedwongen is om egocentrisch te denken. Hij ziet zichzelf als middelpunt van het heelal, of hij wil of niet. Je kunt niet alleen aan de wereld denken, of aan God, of aan wat anders, dan ook in relatie tot jezelf. En dan kun je je toch wel gaan beschouwen als deel van een groter geheel, maar dan ben je toch eigenlijk in je denken ook representant van het grote geheel.  En dat egocentrisch denken, dat is dus de strijd, die we zien. En dat we nu in staat zijn – dat is menselijk – om een klein beetje van het standpunt van de tegenpartij ook te gaan begrijpen, zien we die strijd niet meer als iets wat noodzakelijk of rechtvaardig is, maar we zien het als iets wat niet noodzakelijk is zonder te begrijpen, dat we het net zo zeer veroorzaken als de anderen.

  • Door de studies van de laatste tijd en speciaal sinds het midden van vorige eeuw, is één ding wel heel duidelijke geworden: dat men op het ogenblik aanneemt, dat een mens op een gegeven ogenblik uit het universum genomen wordt en ingestulpt als individu.  Dus hij wordt uit het geheel genomen en zijn bestaan wordt samengeknepen en samengebundeld, en dat is zijn “leven”.  Daar ligt dus al in besloten: de mogelijkheid, dat alle individuen onderling contact met elkaar hebben.  Want als je uit één geheel bent gegrepen en gedurende een zekere tijd in een bestaan gesmeed wordt, dan hou je gemeenschappelijke eigenschappen.  Daarom zou ik zo graag van u een formulering willen horen, of u aanneemt dat alle mensen onderling contact hebben en hoe dat het contact ligt. En dan ten tweede: Of, als u dit contact tijdens het leven aanneemt, of u dan ook aanneemt het contact van een levende mens met een overgegane mens en hoe u zich dat indenkt.

Het is allemaal niet zo moeilijk als u denkt, wanneer u van een bepaald standpunt uitgaat. De mensheid heeft een gemeenschappelijk bewustzijn.  Een gedeelte daarvan kunnen wij materieel verklaren, dat is hereditair.  Het menselijk geslacht is onder bepaalde condities opgegroeid, homosapiens is de ontwikkeling van idem zoveel takken.  Daarin liggen grondeigenschappen en die bepalen reeds de grondreacties.  Deze reacties zijn voor een groot gedeelte emotioneel, deze emotionaliteit hebben de mensen dus ergens al gemeenschappelijk.  Het resultaat is, dat de emotie bij de ene mens dus een emotionaliteit bij de ander kan veroorzaken.  Ook wanneer er geen uiterlijke of kennelijke tekens aanwezig zijn. Men noemt dat wel de sfeergevoeligheid.  Dat is punt 1.

Punt 2. Denken.  Denken is het werken met kleine elektrische stroompjes (het is maar een naam daarvoor) of bio-elektrische prikkels of hoe u het noemen wilt, waarbij verschillende circuits van grote  cellen worden gesloten, waarbij een maximum doorlaatbaarheid dan bepalend is voor de terug gewekte reactie.  Het is dus heel eenvoudig.

Wanneer er sprake is van een elektrische of elektromagnetische werking, kan er inductie ontstaan. Inductie is niet te beperken tot het denken zelf.  Bewezen is dat de mens telepathische rapporten of contacten kan hebben. Tevens kan men op grond van de huidige stand van de parapsychologie bewijzen, dat deze vooral daar plaats vindt, waar nog geen bewuste selectie van inkomende denkbeelden plaats vindt.

Anders gezegd. In het onderbewuste zal dus wel een sterkere beïnvloeding van de onderlinge gedachten plaats vinden, dan op bewust niveau.  En wanneer die plaats vindt, dan moet dat niet alleen plaats vinden tussen enkele personen, maar dan moet er een gemeenschappelijke menigte van uitgestraalde gedachten zijn, waarbij een ieder volgens zijn instelling en afstemming beïnvloed wordt door deze totaliteit.  We kunnen dus spreken van een gemeenschappelijk bovenbewustzijn op grond van de materie.

Volgend punt.  Wij zijn ook nog geesten. (Dat moet u maar aannemen, u zegt zielen.) Ik ben een geest. Als geest behoor ik dus tot een bepaald wereld of zeg, tot een bepaald bewustzijnsniveau, een bepaald vlak. Het resultaat is dat ik gevoelig ben voor al hetgeen er op dat vlak gebeurt. Mijn waarnemingen zullen daar plaats vinden, maar ik zal deze induceren naar de materie toe. Ik ben als geest dus met de mens in voortdurend contact, ook met niet menselijke of niet stoffelijke werelden, alleen zullen die weer in het waakbewustzijn geen grote rol kunnen spelen.  Zij zijn alleen een versterking voor wat ik noem de onderbewuste impulsen.

Dan vloeit hier al uit voort, dat een contact van de geest met de mens mogelijk is, omdat de geest dergelijke impulsen voor degene met wie hij harmonisch is, gericht kan opwekken en dan kunnen wij een stap verder gaan.  Van de mens in de geest.

 Wanneer de mens in staat is geestelijk, dus diep in zichzelf, de dingen te voelen, die hij wil zeggen, dan zal hij deze uitstralen, niet alleen van menselijk niveau, telepathisch vermogen of zo, of emotioneel, hij zal het terdege ook overdragen op de totaliteit van zijn wezen, dus ook op de geest. En op die wijze zal hij contact hebben met alle geesten, die op gelijk vlak van bewustzijn bestaan op dat ogenblik. Dientengevolge is dus, onverschillig wat de menselijke verklaring of basis is van het contact tussen mens en geest, geest en mens, contact mogelijk, omdat naarmate minder selectie of persoonlijke interpretatie optreedt, een juister beeld wordt opgevangen van hetgeen de geest de mens, of de mens de geest wil mededelen.

  • Wanneer men uitgaat van een onomstotelijke waarheid of een sterk geloof, dan zal elke gedachte en daad daardoor een betekenis krijgen, die los staat van de uiterlijkheid, die je verbindt met de Goddelijke werkelijkheid en je afschermt tegen alle negatieve krachten die om je heen kunnen bestaan.  Maar nu doet zich dit in de praktijk voor.  We hebben in Amerika de Black Power Movement met een zekere Carmiggeld die daar de leider van is.  Deze man stelt als essentie niet de geweldloosheid maar de gewelddadigheid.  Dat is voor die man een essentieel gedachtepunt.  Nu vraag ik u, is wat ik aan het begin heb gezegd nu ook voor die leider ook van toepassing?

Natuurlijk.  Deze man denkt in geweld. Met andere woorden: hij zal alles wat tot hem komt vertalen in termen van haat en geweld of verzet, en het resultaat is dat hij haat en verzet zal wekken.

  • Ja, maar hoe komt hij dan tot de Goddelijke werkelijkheid?

Omdat in die Goddelijke werkelijkheid de persoonlijke uiting niet van belang is, maar alleen het feit van bestaan.

  • Dat is mij niet helemaal duidelijk.

Dan moet u eens goed luisteren. God! God is een lieve man, hè? Maar God is ook de wetmatigheid, die ons beheerst.  Wanneer ik binnen die Godheid ben, dan is mijn zijn in die Godheid bepaald. Wat ik ben, dat is voor mijzelf bepalend, maar niet voor de totaliteit. Nee, voor de Godheid is het helemaal niet belangrijk hoe ik mij die dingen voorstel, en ook welke achtergrond ik eraan geef, en welke reactie ik wek.  Het is alleen belangrijk, dat ik ben. En het resultaat is voor mij alleen maar, dat ik, onverschillig welke achtergronden en welke manier ik voor mijzelf ga creëren. Want je bent als een mens, die zich een heerlijke waanwereld maakt ( Ha ja, zeggen ze dan….) en dan zegt: Zo is het leven.  Maar zo is het niet! Want de mensen zien de werkelijkheid niet van hun eigen bestaan.   Maar zij kunnen er zich omheen komen om waar te maken in die wereld, wat noodzakelijk is in die realiteit.

Hun betekenis in die totaliteit is gefixeerd, maar hun persoonlijke beleving ervan niet.  Daar zit nu de hele aardigheid. Ik kan dus hetzelfde tot stand brengen door het goed te doen en liefdevol te doen en door liefdevol te zijn, als door met haat en geweld te reageren, zover het het geheel betreft.  Voor mezelf is het natuurlijk heel wat prettiger, wanneer ik het door liefdevol denken en streven doe, omdat ik dan deel heb aan het goede element van het geheel, terwijl ik de haat, die ook ergens bestaat – want als er liefde bestaat moet er ook haat bestaan – omdat ik dan die haat, het duistere, zelf onderga, beleef is dat dan voor mij pijnlijk.

  • En dat is dan ook deel van de Goddelijke werkelijkheid?

Ja. Weet u, ik vind het altijd hardst… stom van de mensen (neem me niet kwalijk)….  De mensen zeggen altijd: God heeft de hemel geschapen, de hel heeft de duivel gemaakt! Waar komt dan de duivel vandaan? Die heeft God gemaakt.  God is alwetend.  Dus Hij heeft geweten, dat de duivel de hel zou maken. Dus heeft God via de duivel de hel gemaakt.  Dus is de hel evengoed deel van God als de hemel!   Er is alleen maar de bewustzijnstoestand, de realisatie, van een deel van het Goddelijke in strijd met ons wezen en op de manier waarop we eigenlijk in God behoren te bestaan, voor onszelf belangrijk.

Ik kan me iemand voorstellen, die naar de hemel toe gaat, maar die daar heel erg ongelukkig wordt, alleen door het feit, dat hij in de hemel terecht komt waar voor hem psalm lezen en harpmuziek is, terwijl hij houdt van beatmuziek en wat anders. Dan wordt dat een hel. En omgekeerd kan ik mij voorstellen, dat iemand in de hel is en dat hij daar zeer veel te doen vindt, zoveel kan geven aan anderen die ongelukkig zijn, dat hij daardoor in de hemel leeft.

“Het huis mijns vaders heeft vele woningen” en nu is het beroerde van de mensen alleen maar, dat ze tegenwoordig zeggen: de benedenverdieping en de bovenverdieping worden apart verhuurd. Ik geloof niet dat dat waar is.

  • Ik moet er toch nog eens over piekeren.  Ik kan het niet zo gauw verwerken.

Ik begrijp wat u bedoeld. Voor u is het grote probleem: kan er een werkelijkheid bestaan, die totaal is en die helemaal gericht is, een feit – een vaststaand feit – terwijl er voor mij een variabele wereld is.

  • Dat is mijn moeilijkheid niet.  Maar waar het mij om gaat is, hoe kan het bestaan dat die Carmiggelt doordat hij haat voelt en predikt, dat hij in verbinding kan komen met de Goddelijke werkelijkheid, die liefde is!

Omdat de Goddelijke werkelijkheid liefde en haat is, waarde vriend. En dat is juist hetgeen wat u over het hoofd ziet.  U zegt: van God wil ik alleen maar een buste-foto hebben, de rest telt niet mee. Dat is ouderwets fatsoen. God is er helemaal. Ik kom wel degelijk met God in contact. Ik kan niet anders leven dan met God in contact.  Maar op het ogenblik, dat ik kies voor de beneden-afdeling, ja,….dan zit ik misschien eerder bij de zweetvoeten, dan bij het hart….  (…ach mensen neem het mij niet kwalijk! De uitdrukking is niet eerbiedig, maar toch wel eerlijk gemeend….)  Dus dat is voor u fout.  Ik geloof, dat u daarvan moet afstappen:  God is liefde.  Wanneer ik zeg God is liefde, dan moet ik ook tegelijkertijd zeggen: God is alles. Als Hij liefde is, dan is hij ook haat en al wat daartussen ligt.  Hij is niet alleen één facet, maar voor ons, vanuit ons standpunt is God de sublimatie ultimatore van datgene, wat voor ons bereiking is.  Wij zoeken God in één richting en begrijpen niet, dat Hij overal is.  Hij heeft in ons een gerichtheid gelegd, omdat wij in Zijn totaliteit een bepaalde plaats en een bepaalde functie hebben.

  • Maar die Carmiggelt is ook een mens.

Die is ook een mens en daarom zal hij wel degelijk met God in contact zijn, maar als voor hem het doel om de liefde Gods te bereiken er is, dan zal hij eerst van die haat af moeten komen en dan heb ik medelijden met die arme jongen.

  • We zijn hier met broeders vrijmetselaren bij elkaar en uiteindelijk de “meestergraad” heeft bij ons toch onder andere ook wel meerdere dingen in het verscholene, maar één van de doelstellingen van de meestergraad is om ons voor te bereiden op onze dood en dan opgenomen te worden in het rijk der hemelen, als ik het zo zeggen mag.  Nu had ik u dit willen vragen: Hoe is de overgang? Kunt u daar iets van vertellen? Wij bereiden ons daarop voor, wij moeten ons daarmee weten te verzoenen en is dit – – Je kunt dus zeggen: we worden door de meester opgericht op de 5 punten van het meesterschap. We weten, dat dit een nieuwe geboorte is.  Maar kunt u van deze overgang iets mededelen.

Laten we het maar in punten doen, dat is het eenvoudigste.

In de eerste plaats: de overgang verandert wel de mogelijkheid van het wezen, maar niet het besef van de persoonlijkheid.  Duidelijk?  Dus je gaat over zoals je bent, als mens.

In de tweede plaats: De wereld, die je na je overgang ontmoet confronteert je met je eigen gedachten en slechts daar waar je gedachten kunt delen met anderen kun je in de wereld van anderen doordringen.  Contact is dus een zekere harmonie en uitwisseling van gedachten afhankelijk.

In de derde plaats: Naarmate ik mij meer bewust ben van de anderen, dus meer werelden kan accepteren, ga ik grotere lijnen met grotere gedachten zien en ik dring dus door in een rijk, waar grotere werkelijkheid heerst, waarin dus mensen eigenlijk alweer groepen zijn geworden.   Maar ik kan dus alleen naar een hogere wereld toegaan door de kleinere werelden in mijzelf te blijven omvatten.  Ik kan dus nooit zeggen: ik verlaat de wereld voor de andere, maar ik kan slechts zeggen: Met de beperkte wereld, die in mij leeft, betreed ik een grotere wereld, die wederom leer kennen en beheersen, zodat ik weer in een grotere wereld ga.

Ik ga vanuit mezelf, totdat ik de totaliteit van het zijn heb kunnen omvamen.

Dat is eigenlijk overgang.  Je kunt natuurlijk wel zeggen: voor de meeste mensen is het lastig en pijnlijk.  U hebt na de overgang en meestal al tijdens of voor die tijd hulp van diegenen, met wie u harmonisch bent of ten aanzien daarvan bindingen bestaan.  Dat kunnen verplichtingen zijn.  Het kan net zo goed haat zijn als liefde.  Verder zult u door degenen, die met uw wezen of met uw persoonlijkheid harmonisch kunnen zijn, heel vaak contact hebben. U zult geholpen worden, voor zover u die hulp kan aanvaarden. Dus dat is eigenlijk het hele eieren eten. Het is heel eenvoudig.

  • U hebt het gehad over de stoffelijke overgang, wat wij de dood noemen.

En gelijk over de geestelijke overgang. (door elkaar gepraat………) U zou het eigenlijk zo moeten uitdrukken: Hij heeft de werktuigen neergelegd en gaat met zijn vaardigheid over naar een andere wereld met meer mogelijkheden. Het is dus de reis zonder werktuigen, maar vergeet u niet: met de vaardigheid.

  • Geestelijk bewustzijn …. nu krijgen we de cirkel en alles …. ?

Nu moet u eens luisteren.  Wanneer ik overga, dan is het als een explosie.  Wat gebeurt er bij een explosie? Uitzetting naar alle kanten.   Het bestaan op aarde kun je omschrijven als een cirkel, maar het bestaan in de geest moet je omschrijven als een bol.  Begrijpt u wat ik bedoel?    En wanneer je dat geestelijk gaat verhogen, dan moet je de bol uitdrukken in de vierde dimensie. Dat is het eigenlijk.

Bij de cirkel is het middelpunt overal even ver van de omtrek verwijderd.  Maar wanneer we een bol krijgen, is het: Ik vul de bol.  (de cirkel besef ik, de bol vul ik.)  Dat is het verschil. Hier besef ik mijn wereld en door de wereld mijzelf, in de geest ben ik mijn wereld en spiegel ik in mijn wereld mijzelf, tot ik mijzelf besef, en van daaruit in de hogere sfeer, besef ik de oneindigheid, die doordringt in mijn wereld en, mijzelf vergetend, word ik deel van de oneindigheid, zo uitdrukkende wat ik ben in de oneindigheid. Het is maar één formulering, er zijn nog anderen mogelijk.

  • Is het iedereen gegeven om die overgang bewust te beleven?

Niet iedereen. In de eerste plaats is er natuurlijk de moeilijkheid, dat je de overgang moet accepteren. De aanvaarding speelt een heel grote rol.  De mensen hebben altijd het idee, dat ze nog ontzettend veel op aarde moeten doen, en eerlijk gezegd, is er niets wat een ander ook niet zou kunnen doen, als het erop aan komt.   Dus wanneer het tijd is om te gaan, dan moet je niet zeggen: Ja, maar ik heb nog, of ik laat nog zoveel achter, ik heb nog zoveel te doen.

Je moet zeggen: nou, met wat ik ben wil ik werken in de nieuwe wereld.  Dan is het ook bewust en kom je ook bewust in die andere wereld. Zodra je je zorgen gaat maken over dat wat je achterlaat, zelfs als het mensen zijn of menselijke relaties, dan wordt het moeilijker, dan kun je je nieuwe wereld niet accepteren.  En wanneer ik helemaal weiger om het geval “dood” te aanvaarden, dan krijgen we dus in het eigen denken een fixatie van de toestand, zoals op het ogenblik van sterven was.  En dat kan wel eens erg vervelend zijn, wanneer je bv. bij een ongeluk omgekomen bent.  Dan kun je een hele tijd liggen kreunen bv. in een wagen, die voortdurend verpletterd wordt.

Als je de dood niet wilt aanvaarden, dan blijft je je aan het beeld vasthouden, want dat is het enige wat je in jezelf nog waar maakt.

  • Wanneer men lang en hevig treurt over iemand, die is overgegaan, houdt men die dan min of meer vast?

Ik geloof, dat je het anders moet zeggen.  Je kunt om iemand treuren, die is heengegaan, omdat je hem mist.  Maar je kunt ook proberen iemand terug te roepen.  Terugroepen is absoluut een ramp.  Maar wanneer het gemis een uitdrukking is van een grote genegenheid en wanneer je gedachten niet uitgaan naar: Was je maar weer terug! Maar : “Ik hoop dat je gelukkig bent”, dan geloof ik, dat je hem een beetje de wind van achteren geeft.  Onze liefde is een harmonie wezen en wanneer we elkaar het goede geven, dan geven we elkaar ook kracht. We helpen elkaar.  Daarom zou ik één ding willen zeggen: Je moet nooit proberen een ander terug te halen.

Maar, wanneer het je een troost geeft door aan die ander te denken, door bloemetjes op het graf of bij zijn of haar portret te leggen, doe het rustig.  Wanneer je het dus doet om te beseffen hoe groot dit deel is in het eigen leven en om daarbij de bede uit te spreken:  “Dat het je goed moge gaan”, dan doe iets schitterends.   Maar als je gaat zitten treuren, dan is dat hopeloos. “Was hij er maar weer, enz.”  Dan gaat u aan de andere eisen stellen, dan zal die ander door de bestaande harmonie die eis voelen en die zal dan altijd een belasting blijven.

  • Omgekeerd kan ook de overgegane hevig verlangen naar de achterblijvende(n).

Ja, dat kan dus wel, maar dan treedt hier iets geks op: Wat ik denk is waar in mijn wereld. Dat kunt u zich misschien niet voorstellen, maar als ik denk aan een bloem, dan is die bloem er. Wanneer ik denk aan een ander, dan is die ander er. (Waar? In mijn gedachteleven!) In mijn wereld. Ik kan er mee lopen, mee wandelen en omdat ik dus harmonisch ben met de persoon in de materie, is die persoon waar ik contact mee heb in mijn eigen wereld ergens ook een weergave van die andere met zijn eigen wezen zoals die voor mij bestaat.

Dus dat terugkeren naar iemand op aarde gebeurt alleen maar wanneer je de dood niet helemaal hebt kunnen aanvaarden en je jezelf niet kunt aanvaarden, zoals je bent.

  • Vraag onduidelijk…….: Maar als je beseft, dat je in een andere wereld bent, kun je dat toch na een zekere tijd aanvaarden?

Nou, er zijn mensen met ruimtevrees, hoor!….  Ja, dat is doodgewoon, dat is je eigen instelling. Er zijn mensen, die doodsbenauwd zijn voor een ruimere en rijpere wereld, omdat zij dan krimpen in belangrijkheid in eigen gedachte.  Dat zijn mensen, die zichzelf tot het duister kunnen veroordelen.

  • Daar komen ze toch niet in?

Ja, dat is juist.  Je wordt er wel mee geconfronteerd.  Je kunt je terugtrekken, je kunt je afsluiten.  Maar dat is juist de ellende.  Wanneer je hunkert naar contact, dan moet je je openstellen, maar dan kun je het weer niet aanvaarden en sluit je je er voor af.  Dan krijg je het dolen in het duister.  Ik zie steeds glimlichtjes, maar als ik er naar toe ga is er niets.  Nee, het is er wel, maar je durft het niet te accepteren.

  • Iedereen heeft toch banden met familie of vrienden, dus er is toch altijd wel hulp?

Uiteindelijk: Ja.  Maar stel u voor: Iemand is directeur geweest en heeft zich o zo belangrijk gemaakt – een opgeblazen kikker – tegenover iedereen.   Dictatortje spelen, enz.  Dat hij nu moet aanvaarden, dat hij die macht , die hij ontleende aan bezit bv., dat hij die niet meer heeft en dat hij zonder dat niet meer durft te leven.  Dan staat er een ander en die zegt: Dat is niet belangrijk. Kom mee, het is hier prettig! Ja, maar ik wil alleen maar gaan als directeur, met mijn dasje en mijn jasje en mijn sigaar!….. Nou ja, als hij niet meegaat is hij de sigaar. Maar het is voor die mensen moeilijk  om van dat denkbeeld afstand te doen.  Het moeilijkst is af te komen van de illusies, die je van jezelf koestert, terwijl je weet, dat die niet waar zijn.

  • Hoe zit het met tijd en ruimte?

Tijd is geestelijk gezien: beleving.  Op aarde ook wel, maar door middel van de klokken en zonomwentelingen gaat u die meten.  De tijd heeft u geconstrueerd.  Maar de feitelijke tijd is dus: beleven.  Aangezien er geen vaste waardemeter is, is de tijd geen bepaalde factor, maar alleen beleving.

Ruimte is een kwestie, die bepaald wordt door de afstand tussen wat ik hier ben en wat ik elders gadesla en zie.  Maar wanneer gedachten mijn wereld bepalen en ik denk aan het andere, is het andere bij mij, is het waar. Er is dus geen afstand, maar om te komen tot het bepalen van de afstand zou ik wel kunnen zeggen: ik moet de voorstelling opbouwen.  Met andere woorden: Besef is voor de geest eigenlijk identiek met de afstand.  Realisatie is afstand en tijd is beleving.

  • Hoe is uw tijdsindeling? Ik kan niet zeggen dagindeling, nietwaar?

Leren totdat ik geen zin meer heb om te leren.  En dan werken tot ik niet meer kan, om dan te wachten tot ik dan weer lust heb om te leren.

  • Waar leert u, hebt u dan boeken?

Ze hebben op aarde hier een gekke uitdrukking voor: Open staan voor iets.

  • Ervaren?

Het is geen ervaren. Ik heb het gevoel, dat ik iets wil leren en voor mezelf ben ik ergens mee bezig en dan gaat me dat van alle kanten uit bereiken.  Een voorbeeld? Ja, ja, heeft u nooit gehad dat u een blad zat te lezen en dat u juist het woord wat u las, juist hoorde zeggen ergens achter u of in de buurt?  Anders had u dat woord niet gehoord, maar omdat u dat gelezen had op dat ogenblik, stond u open voor alle gelijkluidende impulsen en kreeg nadruk. U vond het een toeval.

Op dezelfde manier als ik begin te zoeken naar wat ik denk over redenen van bestaan bv., dan ga ik dus reageren op alle gedachtegangen waar dat ook in voorkomt en nu ga ik, in plaats van te blijven in mijn eigen betoog , ga ik mee met andere betogen.  En dat is leren. Ik ga dus mijn eigen gedachten volgen tot het ogenblik dat ik contact krijg met de gedachten van een ander, probeer de gedachten van die ander te volgen, zover het mij mogelijk is, keer dan terug en probeer ze met mijn eigen gedachte samen te voegen.  Dat is leren.

  • Maar in het eerste gedeelte van deze avond heeft uw voorganger ons een doorsnede gegeven over de geschiedenis van de vrijmetselarij.  Hoe komt hij daaraan, hoe weet hij dat?

Ja, weet u, het is eigenlijk erg leuk.  Als u aan onze kant komt, kunt u kennis maken met iedereen.  En u kunt de gedachtewereld lezen van iedereen.  Wanneer u morgen bv. in de sferen contact wilt hebben met Sophocles en u gaat hem opzoeken, dan zult u ontdekken, dat hij veel veranderd is, maar zijn herinneringen aan wat hij is geweest bestaan toch ergens.  En daar kunt u dan bepaalde dingen van leren.  En wanneer je met de mensen wilt praten, dan moet je weten, wat er op aarde gebeurt.  Dat is toch logisch?  Wanneer ik hier kom en ik wil met u praten en ik weet niet wat een auto is of een tram is, en ik weet niet wat uw moderne politiek is of hoe uw eigen denken is, dan kan ik toch niet met u praten? Dan begrijpen we elkaar niet.  Dus moet ik me informeren.  Maar, wil ik me  goed informeren, dan moet ik ook volgens mijn eigen belangstelling gaan begrijpen waarom die dingen zo zijn. En zo zijn er bij ons bepaalde entiteiten, die bv. helemaal historisch zijn ingesteld. We hebben bij de Orde één broeder , die kan u de geschiedenis van de wereld van begin tot eind vertellen.  Die heeft zich daar volledig in verdiept, omdat dat voor hem de demonstratie is van oorzaak en gevolg, een verklaring van de zin van het gebeuren.  Hij vindt daarin voor zichzelf de openbaring van de hogere wereld. Een ander zoekt het ergens anders, dus we hebben specialisten.  En als ik nu met zo’n specialist contact heb, en ik wil een bepaald iets gaan vertellen, dan zeg ik: “Hé, jij had die gegevens, mag ik even….”  En dan put ik als het ware uit zijn arsenaal van verworven besef, plaats het over en doceer het zorgvuldig voor u, in de hoop, dat het voor u nog aanvaardbaar is.

  • Maar u spreekt Nederlands. Hoe zit het nu met verstaan van bv. Aziaten of andere vreemde talen? Die kunt u toch niet verstaan of vertalen? Hoe wisselt u van gedachten bv. met Egyptenaren?

Gedachten zijn geen taal.  Zij zijn een communicatie . Taal is een onvolledige communicatie, die in een verschil van klanken de onvolledige overbrenging is van begrippen steeds meer belemmert.

  • Geeft u beelden? Spreekt u met beelden?

Hoe moet ik dat zeggen? Nee, ook gewoon geen beelden. Het is een complex.  Je ontvangt gevoelens, een definitie, een vormbeeld en dan iets, wat je zou kunnen noemen: de omschrijving.  Maar die omschrijving ontvang je niet in een taal van degene die uitzendt, maar in mijn eigen taal bij wijze van spreken.   Telepathie kent geen taalgrens, dat moet u niet vergeten. Zolang wij maar eigen begrippen hebben zal de woordassociatie  (A) bruikbaar zijn voor de woordassociatie (B) als prikkel, die (A) wekt maar naar (B) kan worden overgeseind.

  • Maar u komt hier en u bent van huis uit een Fransman. Heeft u dan geen moeite met de taal?

Kijk: Ik speel op een orgel. Ik maak gebruik van een woord herinneringscentrum van bepaalde feitencombinaties, die ik in de hersenen aantref en die combineer ik dan met mijn eigen kennis, maar in hoofdzaak doe ik dus niet anders dan de reeds aanwezige impulsen en mogelijkheden zo te groeperen, dat eruit komt, wat ik erin stop. En dan probeer ik nog een persoonlijk timbre te geven. Ik breng het geheel in een andere persoonlijkheidsvoorstelling  – het is niet helemaal precies mijn eigen persoonlijkheid, maar iets wat er dicht bij komt – en dan krijgen we iets, wat de kruising is van wat ik geweest ben en een bepaalde mogelijkheid, die in mijn medium – in degene, die beïnvloed – aanwezig is.  Het is niet zo ingewikkeld, het is doodeenvoudig, maar alleen moet je het weten. De uitleg is ingewikkeld, op zichzelf is het heel eenvoudig.  Als ik op knopje a druk, gaat die arm omhoog, ik druk niet op knopje b, want dan gaat die arm omhoog en dat heeft tegenwoordig een slechte reputatie.

  • Aan uw voorganger heb ik iets gevraagd over de voortstuwende wereldorde, welke naar mijn mening verband houdt met de mutatieleer. Kunt u iets vertellen over die mutatieleer?

Mutatieleer is heel aardig, wanneer we dat materieel beschouwen.  Wanneer we het geestelijk willen beschouwen, dan wordt het een beetje moeilijker.  Want materieel is het zo: Op het ogenblik, dat uiterlijke oorzaken, de noodzaak van een variatie ontstaat, zal een mutatie kunnen ontstaan, waarbij de wijziging van vorm zich aan nieuwe omstandigheden beter aanpast.   Wanneer de omstandigheden zich aanmerkelijk wijzigen, zullen een aantal niet geslaagde mutaties ontstaan, die ten gronde gaan, terwijl de sprongmutatie, die zich redelijk voordelig heeft aangepast, zal blijven voortbestaan. Dat is dus de mutatie.

Maar die mutatie komt voor in omstandigheden, waarin het niet voort kan leven en in de meeste gevallen muteert ze dan niet verder.  Wanneer u zich alleen maar even realiseert hoe dus de reptielen gemuteerd zijn, via, via, enz.  Maar op een gegeven ogenblik hadden ze wel het meesterschap over de wereld.  Denk maar aan de Giganticus Theosaurus, een ontzettend beest, fantastisch! Meester van de hele wereld, ergens, ….. maar dat beest was te groot, te zwaar en kon in die omstandigheden niet voortbestaan en moest het loodje erbij neerleggen. En dan zult u zeggen: Ja, omdat het een reptiel was.  Nee, dat is niet waar, want kort daarna zijn er ook nog – het was toen ijstijd – de wolhuid rhinosoros, de sabeltand tijger, de mammoet enz. ook verdwenen. Maar ook de aanpassingsmutaties.  Bv. het kleine hondachtige paardje, dat zo ontzettend kwetsbaar was, wel een aanpassing kon vinden.  En de mens, die in die tijd helemaal nog niet met veel was, dus via 5-6 betrekkelijk kort op elkaar volgende mutaties ineens een verstandelijk type kreeg – een snel reagerend type, beter gezegd, verstandelijk is niet juist – dat een meesterschap kon gaan bereiken.  En vandaag of morgen is het met die mensheid ook weer afgelopen. Dan zijn er omstandigheden, dat er een andere soort aan de beurt is of komt.  Zo gezien is de mutatieleer dus helemaal niet zo belangrijk. Ze geeft dus geen kosmische volgorde aan,  ze geeft doodgewoon alleen aan de aanpassing van vorm aan omstandigheden of anders gezegd: in de oorzaak en gevolgwerking zal het object, waarin oorzaak en gevolg tezamen komen, altijd in overeenstemming zijn met de waarden van oorzaak en gevolg.

  • Maar het lichaam moet toch adequaat zijn om het bewustzijn volledig te kunnen uiten?

Dat is niet altijd het geval. Dat is een eis, die we niet primair mogen stellen, omdat u bewustzijn over het algemeen ziet als hersenbewustzijn.  Maar hersenbewustzijn is lang niet het enige wat er bestaat, want veel wijsheid ontstaat uit aanvoelen, een emotionaliteit, die met de hersenen betrekkelijk weinig te maken heeft en zelfs soms geen mentale uitingsmogelijkheid kan vinden.

En dan is er toch sprake van een geestelijke bewustwording. We kunnen hier geen direct parallel trekken. Anders wordt het, wanneer we zeggen: de mutatie van de geest, van de ziel.

Op dat ogenblik krijgen we te maken met een ego, dat wel onbeperkt is, maar dat in zijn besef dus – de kern van het zaad in de ruimte – en dat zich volledig ontplooit, daardoor zijn ruimte beter vult en omschrijft en nu wederom verandert van vorm a.h.w. en zo direct de ruimte beter vult.

We hebben in de geest dus een continu ontwikkelingsproces, maar daarbij is het woord mutatie niet helemaal juist, omdat de oorzaak voor de ontwikkeling ligt in het feit, dat de ziel, de geest, in beginsel geschapen waren. Dat zij waren. Ik geloof, dat je hier met mutatie niet zo erg gemakkelijk terecht komt.

Wanneer je de mutatie als begrip wilt hanteren in de geestelijke bewustwording, dan is het, geloof ik, nog het beste, wanneer je dat doet in de alchemistische zin van het woord: Wanneer ik de juiste krachten, al wat ik besef en gevoelens in mijzelf tot eenheid weet te brengen, ontstaat hierdoor in mijzelf een eenheid, die door mij alles verandert tot harmonie met datgene wat ik in mij geschapen heb.

Dat is het beginsel van de Steen der Wijzen. Dat is dus eigenlijk een transmutatieproces en niet helemaal mutatie, maar hierbij muteren dus onafhankelijke factoren tot een gezamenlijk geheel, dat een totale werelderkenning en – van de mens uit gezien – een wereldbeheersing daaruit mogelijk maakt.

  • Het is een gezellige avond geweest, ik hoop voor u.

Er zijn een hele hoop gewone mensen, die bepaalde opvattinkjes hebben, maar niet verder kijken en daardoor blind zijn voor een deel van het leven, een deel van de wereld.  Maar later worden zij ermee geconfronteerd.  Wanneer wij zouden gaan spreken vanuit de geest, dan zouden die mensen losbreken uit hun eigen wereld.

Ik kan hier een heel vertoog gaan houden over mijn eigen wereld. Een interne, die voor u bijzonder mooi en aangenaam zou zijn, dichterlijk, maar waar u uiteindelijk geen touw meer aan vast kunt knopen.  Dan staat u los van de wereld.  De mensen moeten niet uit hun wereld los omhoog zweven, ze moeten groeien, met hun voeten op de aarde, maar met hun kop in de hemel.  En wij proberen daar iets aan te doen.

Dan kunt u zeggen: Dat vind ik voor vrijmetselaars niet belangrijk, dat is uw zaak. (juist wel!!!)  Maar wanneer u zegt: Het is toch wel eens aardig om een ander denkbeeld te krijgen, al is het alleen dat maar. En dan hoeft u niet eens te praten over die overgang, die kunt u – voor wat mij betreft – zelf laten rusten.  Maar alleen een ander denkbeeld, een andere benadering, een andere visie.  Misschien dat ik daardoor levendiger word in mijn besef. Dan heeft het zijn nut opgeleverd.

Want als u bewuster wordt, wanneer u meer de wereld gaat beleven rond u, zoals ze is, dan zult u dat ook aan anderen mee gaan geven. Het is niet alleen maar een kwestie van alleen maar een paar mensen te bereiken. Het is uitzaaien. Het is uitzaaien, bij wijze van spreken, in de zekerheid, dat wanneer de jaren verder gaan, dat het bestuift en dat langzaam maar zeker de akker zich uitbreidt. Het is een soort zaaien, ik kan het niet anders beschrijven. Maar u begrijpt nu, wat voor ons belangrijk is.  En wat voor u belangrijk is? Ach, mensen, ik hoop niet, dat u zich vanavond aan mij geërgerd heeft, ik heb nu eenmaal mijn eigen methode van praten en ieder heeft dat op zijn manier en het zijn bij ons nu eenmaal verschillende persoonlijkheden en we hebben bovendien nog een lichaam waar we rekening mee moeten houden, dus het loopt wel eens door elkaar.

Maar mag ik samen gaan vatten, want ik moet nu toch gaan sluiten.

  • Ja, zeker.

Nu kom ik zo langzamerhand aan de laatste vraag.

  • Ja, ik zou nog wel een opmerking willen plaatsen.  Ik zit mij juist af te vragen wat het doel van een avond zoals deze is. De gedachten, die u onder woorden brengt, zouden, in welke vorm dan ook, door bepaalde stoffelijke geleerden of anderen op dezelfde vlotte wijze naar voren kunnen worden gebracht.

Ja, dat ben ik met u eens.

  • Het gezag wordt min of meer ontleent uit het feit, dat u tot de overgegane broeders behoort. En daar hebben wij dan ook wel ontzag voor.  Een belangrijk feit is dan wel dat voor mij de vraag…. U maakte bij de opening daar straks de restrictie “we hebben de wijsheid niet in pacht”. Daar kunt u altijd eventuele misvattingen altijd mee….

Oh, nee, dat is de bedoeling niet.

  • Dus in dat opzicht, doet u…. Wat voor ons van ontzaglijk veel belang is, dat is of wij terecht aan uw betoog een zekere……..

…..waarde kunnen hechten.  Dat is juist hetgeen wat altijd weer op de voorgrond komt. Ik kan natuurlijk gaan spreken met een hele hoop gezag van: Ik weet het en u weet het niet. Maar kan ik u daarmee iets geven of iets mee veranderen?   U zegt:  Wat u gezegd heeft vanavond, kan door iedereen anders ook worden gezegd.  Ik geloof, dat dat niet helemaal juist is, omdat u niet alleen moet kijken naar het feit, dat er vele feiten aanwezig zijn en dat dit materieel wordt beantwoord, maar u moet ook kijken naar het feit, dat er een verbinding wordt geslagen, die op aarde vaak niet wordt geslagen.  Met andere woorden: Het is een geheel maken uit iets wat in delen overal wel kan bestaan.  Want ik heb wel heel wat verschillende dingen beantwoord, maar ik heb één bepaalde impressie gegeven: ik  heb een overbrugging gegeven van een idee in al die verschillende vragen. En dat is iets wat op aarde te veel ontbreekt.  Als de mensen het op aarde kunnen doen, dan zullen wij ons daar verder niet druk over maken.

Belangrijk is verder van ons standpunt uit, dat u zich niet op enigerlei wijze gebonden voelt aan een gezag van “zo is het en anders niet”. Want u moet denken. En het is juist onze bedoeling u aan het denken te zetten, om eerlijk te zijn, dan om u zo maar een paar oplossingen te geven.  De mens moet aan zichzelf werken als …. ja, hoe moet ik dat nu zeggen, het is lastig om dat u heel duidelijk te maken…….

  • Ik dacht, dat u verwachtte, dat wij vrijmetselaren aan zichzelf werken….

Nee, nee. Ik moet even proberen om het te groeperen.  Ik heb nl. de ideeën bij elkaar, die moet ik ertussen voegen. Ja, ik geloof, dat ik het zo kan zeggen: Het gaat er niet alleen maar om, dat de mens aan zichzelf werkt, maar het gaat erom, dat hij dus ook aan zichzelf werkt op een zodanige wijze, dat hij de totaliteit van zijn bestaan en niet alleen bepaalde delen van zijn bestaan met nadruk beziet.  Een groot deel van de mensheid is onbewust ten aanzien van zichzelf en heel veel van het denken is meestal onbewust onzijdig.  Door hetgeen wij doen proberen wij dus een meerzijdigheid van denken te ontwikkelen en een juist reactie. Daarnaast proberen wij heel vaak ook  – en dat is voor ons ook wel heel belangrijk – iets te leren van de mensen op aarde en contacten te vinden waardoor we dan – eventueel wat wij belangrijk vinden – ook weer leren of tot stand te helpen brengen.

U moet dit in deze zin dus nooit zien als een manifestatie van een overgegane.

Zeker, ik heb op aarde geleefd en ben gestorven en ik weet heel wat meer omtrent mijzelf en omtrent andere werelden dan de meesten van u,  waarschijnlijk. Maar dat maakt mij niet meer dan u, dat maakt mij alleen maar een beetje anders. En dat andere gezichtspunt, waarbij dus het al te materiële, het al te logische, het al te mentale kan worden aangevuld met het geestelijke, dat is belangrijk.

Wanneer u het geheel van de avond beziet, waarbij u toch, geloof ik, zelf ook spreken, dat zult u ontdekt hebben, dat de benadering van die problemen vanuit  een bepaald standpunt is geschied  en dat dat standpunt niet was: de eenzijdige feiten belichting, maar eerder de samenvatting van het geheel.

Ik zei het zo net al: de cirkel.  Maar van de cirkel naar de bol toekomen als een realiteit is een grote moeilijkheid.  Maar als zodanig beschouwen is heel eenvoudig, maar er toekomen niet, omdat er een nieuwe dimensie bij moet komen.  En die nieuwe dimensie kun je alleen maar krijgen, wanneer je de feiten, de mogelijkheden, de menselijke logica, de mystiek, de wijsbegeerte, en al die dingen kunt samenvatten tot één geheel.

  • Het onderling verband?

Nee, een geheel, ze zijn allemaal stukjes van een legpuzzel, van dezelfde legpuzzel.  En de mens heeft zo de neiging om iets afzonderlijk te bekijken.   Daarom zijn er mensen die van een bepaalde wetenschap ontzettend veel beseffen, maar die dan ook blind zijn voor de werkelijkheid van de rest van de wereld.  Er zijn heel veel gewone mensen, die denken dat zij hun best doen, maar het gaat niet alleen om u.

Wanneer ik nu alles vanavond bekijk, hebben we wat vragen gehad over de vrijmetselarij, maar waar zijn we eigenlijk op terecht gekomen?  Op de vrijmetselarij? Nee, we zijn terecht gekomen op het mens-zijn, op het wekelijke zijn en op het werkelijke bestaan, want dat is hetgeen waar het om gaat.

En in dat bestaan ben ik net zo goed deel als u!  En daarom bent u voor mij belangrijk en ik voor u, ergens.  En als ik het nu niet ben, zal het later misschien eens kunnen zijn.  Wij hebben elkaar iets te zeggen, niet omdat we het allemaal weten, maar omdat we zoeken.  En dat wat ik geleerd heb van mijn onstoffelijke wereld kan u helpen en uw eigen denkbeeld over uw eigen materiële wereld een beetje concreter te zien.  En de visie van mij of van een van mijn collega’s over een bepaald punt –  of dat nu  wetenschappelijk is of iets anders – dat kan u toch weer helpen om uw eigen visie op uw zijn, op uw wereld, beter te zien.

We moeten gezamenlijk groeien.  En gezamenlijk groeien kunnen we alleen, wanneer we eerlijk kijken naar wat we zijn. De meesten van ons kijken alleen naar bepaalde dingen, zoals een vrouw in een spiegel bv. alleen het kraaienpootje ziet en niet haar verdere schoonheid, zoals een man alleen zijn forse kin ziet en niet hoe lelijk ongeschoren die kin eruit ziet.

Op dezelfde manier kijken wij in de spiegel van het leven.  Wij kijken alleen naar ons ideetje, naar ons denken, en daar moeten we van af.   We moeten elkaar leren om de werkelijkheid van ons zijn te beseffen en hoe we dat doen, dat geeft niet.  Wij doen het op onze manier, u op de uwe.

Ja, dat is eigenlijk wat we vanavond gezamenlijk hebben gedaan.  Alles door elkaar hebben we één ding ons eigenlijk afgevraagd, als  je het goed bekijkt: wat ben ik werkelijk?

Kijk werkelijk, niet alleen maar: Wat denk ik te zijn, of wat wil ik zijn, of wat moet eigen denken zijn, maar “wat ben ik”?   Wat ben ik in de wereld, waar ik besta? Wat ben ik in de kosmos, waar ik deel van ben?

Zolang als we dat gezamenlijk kunnen doen, dan geloof ik dat het zin heeft, al is het alleen maar – het is misschien cynisch om te zeggen, maar toch is het waar – omdat heel veel mensen een denkbeeld , dat van ons komt zullen accepteren, waar zo een gelijk denkbeeld van iemand anders uit, zullen verwerpen, waar ze niet meer naar zouden luisteren.

Dat is geen misbruik van gezag, maar dat is alleen proberen om de wereld open te breken, om de mensen open te breken.

Zo, dat is alles, wat wat ik te zeggen heb.

Nu komen wij aan het einde en hebben de gewoonte om te eindigen met een improvisatie, of wilt u dat niet?

  • Graag!

U moet niet denken, dat het dichten is of sneldichten. Het is gewoon het combineren van ritmen, van waarden van begrippen tot iets wat ons iets zegt.  Er zijn al woorden voor gegeven, ik heb hier “vrijmetselarij”, “ken uzelf”, “wijsheid, kracht en schoonheid”, “broeder”.

Mag ik het daarmee doen? Dan moet u nu eens opletten.

“Wijsheid, kracht en schoonheid, broeder geven mij bewustzijn van het zijn, vrijmetselaar zijnde, bouw ik de oneindigheid”.

Lijkt u dat niet iets om mee te werken?

Ik bouw,

In de oneindigheid bouw ik mijzelf,

Want mijzelf vormen kan ik niet,

In mijn eigen bewustzijn en in mijzelf

Zie ik de schoonheid van het leven.

En ik besef de kracht van het bestaan

Ik zie in de rechtvaardigheid van mijzelf een lied en de wijsheid die stijgen

Tot zij mij één maken met de veelheid van de levensboom

En in een droom, waarin ik blijf bestaan.

Ik onderga gelijk het lage zijn en allerhoogste sferen,

Ik zoek in het eigen IK te vinden,

Het einde van de strijd,

En strijdend vind ik een oneindigheid,

Waarin de strijd ten einde is gestreden.

Ik, in het heden,

Zoek mijzelf,

Ben mijzelf,

Vorm mijzelf.

Maar in oneindigheid, ben ik gelijktijdig saam door Tijd, begin en einde saamgebonden.

Ik ben het oneindig rad,

God is de navolgende wentel,

Ik ben het oneindig Licht,

En God is de bron waaruit ik straal.

Ik ben de taal en God het woord,

Dat door mij wordt gesproken,

Zo uit mijzelf, door mijzelf en van mijzelf,

Krachtens de God, die in mij leeft en die door mij werkt,

Vind ik oneindigheid omsloten zelfs in mijzelf.

Een beeld van de Schepper in de nauwheid van een klein beseffend rad,

Een eeuwige stad, herbouwd, in denken van een wezen,

Dat zichzelf leert kennen.

Misschien heb ik zo op grond van uw woorden een idee gegeven, niet alleen van de vrijmetselarij (dat woord zelf is niet verder gebruikt, zoals u gemerkt hebt) maar van de mens die zoekt.

Ik heb gezocht op mijn manier en ik zoek verder. U zult het op uw manier doen.  Laten we hopen, dat we steeds meer zullen beseffen, hoe wij – elkander aanvullende – de eeuwige waarheid beseffen en duidelijk maken.

image_pdf