Intuïtief denken

image_pdf

uit de cursus ‘Denken'(hoofdstuk 6) – april 1982

Intuïtief denken.

Een mens heeft in zich het vermogen om allerlei gegevens samen te voegen zonder dat die doordringen tot zijn direct bewustzijn. Het resultaat is: gevoelens, plotseling opkomende denkbeelden, heel vaak sympathieën en antipathieën. Nu is het duidelijk dat een mens die denkt, ook ten aanzien van zichzelf enigszins kritisch staat. Hij zal zich afvragen: hoe kom ik aan die onzin? Aan de andere kant moet hij zich afvragen of het onzin is. Als je aanvoelt dat iets of iemand op dat moment niet bij je past, dan vertaalt zich dat in onbehagen. Maar als je dat eenvoudig terzijde schuift, dan blijkt dat er inderdaad gevolgen ontstaan die niet prettig zijn en waar je beter van af kunt blijven. Als je probeert een situatie te analyseren – dat zal iemand die denkt vaak doen – dan komt er altijd een ogenblik dat je sprongen gaat maken die niet redelijk zijn. Ineens kom je tot conclusies die, naar je later beseft, eigenlijk gezien de feiten niet gerechtvaardigd zijn. Toch zit je ontzettend dicht bij de waarheid. Hoe kan dat? Ik wil proberen het proces nog wat duidelijker te omschrijven.

  1. Alleen de zeer sterke waarnemingen worden door u direct en bewust ervaren, de rest gaat verloren in een proces van automa­tische registratie. Hierdoor bezit u veel meer gegevens dan u bewust kunt hanteren.
  2. U heeft een onderbewustzijn. In dit onderbewustzijn zijn zeer veel ervaringen uit het verleden opgeslagen en zeer waarschijnlijk ook feiten, eventueel inclusief een aantal ervaringen, die zelfs kunnen teruggaan naar vroegere levens. Al deze ervaringen samen vormen als het ware een afbuiging van de normale gedachtesporen. U associeert dus in wezen anders dan bij een normaal redelijk den­ken gebruikelijk zou zijn. Daar u echter gewend bent om enigermate redelijk te denken, bent u geneigd om juist deze dingen uit het bewustzijn te verdringen. Anders gezegd, u wilt niet weten hoe u steeds weer afdwaalt van de feiten. Het resultaat is dat u een gevoelsmatige eindconclusie trekt en dat deze over het algemeen zeer dicht bij de werkelijkheid ligt.
  3. Geestelijke invloeden en krachten. U kent alle verhalen daarover. Het gemeenschappelijk bovenbewust­zijn kunnen we ook nog erbij gaan halen. Om u heen zijn er bewustzijns­vormen of stralingsvormen die anders en vaak ook redelijker reageren op het totaal van feiten dan u bewust kunt verwerken en beseffen. Ook deze kunnen invloed op u uitoefenen en u daardoor brengen tot een reactie, die redelijk beschouwd onjuist is. Laat mij u een typisch voor­beeld geven van een dergelijke reactie. U rijdt in een auto op een voorrangsweg. Er is geen snelheidsli­miet. Iedereen rijdt op die weg minstens 120 km/u. Er komen hier en daar wel een paar onoverzichtelijke paadjes op uit maar u rekent er toch niet op dat iemand van daaruit plotseling de weg zal opvliegen. U heeft die weg meermalen gereden en vandaag heeft u plotseling een onbehaaglijk gevoel. Onwillekeurig neemt u uw voet van het gaspedaal weg en oh ja, daar gebeurt het al. Er komt een trekker te voorschijn zonder even te stoppen en uit te kijken. Was u doorgereden, dan zou u bij ons het ongeluk verder hebben kunnen analyseren. Dus, wat is er gebeurd? U heeft iets aangevoeld wat u niet kon zien. Het was ook geen waarschijnlijkheid. Het ging tegen alle voorgaande ervaringen in. Dat u toch zo reageert, kan alleen worden verklaard vanuit een onbe­wuste waarneming of een boodschap die onbewust werd opgevangen.

Nu zullen er heel veel mensen zijn die zeggen: intuïtief denken is niet voor mij. Vooral mannen zeggen dat. Zij gebruiken hun intuïtie namelijk anders dan vrouwen. Daarom zeggen zij dat vrouwen intuïtief zijn, ofschoon de vrouwen menen dat ze volkomen redelijk zijn.

Intuïtief denken betekent in wezen je steeds meer bewust worden van al die vreemde factoren die een rol spelen in je waarnemingen, in je reacties. Hierdoor weet je wanneer er signalen komen die niet ra­tioneel verklaarbaar zijn. Hoe beter je dat gaat beseffen, hoe gemakke­lijker het ook is om een beslissing te nemen. Want in het voorbeeld dat ik gaf, was de reactie natuurlijk zonder meer de enig juiste.

Het is mogelijk dat u iemand ontmoet. U heeft opeens een gevoel van afkeer tegen die persoon. Later blijkt dat die man of vrouw nu toevallig was gekleed in dezelfde kleur en dezelfde stijl als iemand aan wie u vroeger een ontzettende hekel heeft gehad. Dat wist u niet meer. Als u zich realiseert dat u met dat gevoel afwijkt van de redelijke norm, dan zult u wel voorbehoud maken maar u zult niet proberen de zaak ineens volgens uw gevoelens af te handelen. Dit kan, vooral als we enige tijd hebben om te reageren, vaak verkeerd zijn.

Er zijn verder bepaalde dingen die je dan misschien buitenzintuig­lijk moet noemen. Je ziet soms dingen die er redelijk beschouwd niet zijn. Je hoort dingen, terwijl er helemaal geen geluid is dat dat kan verklaren. Op die manier sluipen allerlei beïnvloedingen binnen waardoor het nor­male, het rationele proces wordt geschaad. Wetend dat die dingen be­staan, kun je ermee leven zonder dat de rede wordt aangetast. Op het ogenblik echter dat je ze gaat integreren in je eigen zogenaamde redelijkheid, zonder voorbehoud, wordt je gehele gedrag onredelijk en zal je reactie in feite gevoelsmatig worden. Dit laatste is absoluut verkeerd.

Een typisch voorbeeld van gevoelsmatige reactie, die zelfs een groot gedeelte van een volk bevangt, heeft u kunnen zien in Engeland. Een paar kleine eilandjes (een tweede of derde klasse steunpunt) is bezet, en dat nog wel door Dago’s (Argentijnen). Op zichzelf interesse­ren die eilandjes niemand. Behalve een paar maatschappijen die denken dat er olie in de buurt zit en nog zo wat, is het voor de meesten veel verstandiger om die eilandjes af te schuiven, ze kosten geld. Maar daar gaat het niet om. John Bull is op zijn tenen getrapt. Hier wordt dus een grootheids­illusie aangetast die allang niet meer bestond. Het imperium van Enge­land is allang vergaan. Hoe komt het dan dat de mensen toch nog teruggrijpen naar dat idee? Dat is weer heel eenvoudig.

Wij hebben een beeld van onszelf. Dat beeld is niet alleen gebaseerd op onze persoonlijke prestaties maar ook op onze associaties met al datgene wat tot ons volk behoort. Als je de Nederlanders hoort, dan zitten ze nog vol van jongens van Jan de Witt en Piet Heyn. Het is meer de jongetjes van Simon de Wit en Albert Heyn. Door deze associatie wordt een beeld opgebouwd waardoor de emotie het je onmogelijk maakt rationeel te reageren. Gewoon afwegen wat de belangen zijn, afwegen wat de werkelijke mogelijkheden zijn.

Iemand die daar een beetje verstand van heeft, kan precies uit­rekenen wat een oorlogje met een duur van slechts 3 maanden, veel meer is het niet, Engeland ongeveer zou gaan kosten, wil het dit kunnen vol­houden: tussen de 6 en 10 miljard Pond Sterling. Dat is veel meer dan ze kunnen missen. Waarom? Alweer, wie kijkt naar de kaart, weet het. Een veel te lange aanvoerlijn, een afwezigheid van werkelijk bruikbare bevoorradingsbases en het ontbreken van een luchthaven waar eventueel transportvliegtuigen gemakkelijk kunnen landen. Als je dat allemaal op een rijtje zet, dan wordt het duidelijk. Waarom zeggen deze mensen dan tegen zichzelf: wij moeten die Ar­gentijnen eens een lesje leren. Is het alleen maar het grootheidsidee? Neen, het is de verwaarlozing van de feiten. Er is alleen verontwaar­diging, geen rationaliteit.

Maar als je dan gaat kijken wat er mogelijk is (de familie Thatcher heeft dat gedaan), dan kom je toch wel tot de conclusie dat je voor je prestige misschien een slag kunt wagen, mits de gehele actie niet meer neemt dan maximaal 8 weken en er geen grote verliezen aan eigen kant zullen zijn. Dan wordt prestige hier vertaald in een uitgave van naar schatting 3,5  à 4 miljard Pond. Is dit redelijk? Neen, het is niet rede­lijk, maar het is wel politiek redelijk.

Dan komen we op een ander punt dat ook erg interessant is. In de politiek denkt men niet helemaal rationeel. Men laat zich voort­durend beïnvloeden door factoren die bij de werkelijke beslissing niet zouden moeten meespreken. Ook hier is sprake van een intuïtief denken. Men realiseert zich niet eens dat men zich tegen bepaalde voorstellin­gen of noodzaken keert omdat dit zetelverlies, prestigeverlies, aan­zienverlies zou kunnen betekenen want dat geeft men zichzelf niet eens toe. Men zegt: ik reageer ten bate van het volk.

In feite reageert men echter ten bate van het volk zolang hier­door de eigen greep op het volk zou worden verstevigd of bevestigd. De intuïtieve factor is een vervalsing, ook in dit geval. Politiek is de mystiek van het zakelijk denken. Je kunt niet uit­gaan van deze intuïtie, van deze onbewuste beïnvloedingen, deze onbe­wuste afbuiging van rechtlijnigheid die steeds weer optreedt zonder duidelijk te maken op welke gebieden zich dit altijd weer demonstreert. Want als er iets is dat meer demonstreert dan een werkloze Nederlander, dan is het wel de irrationaliteit in de rede.

Als ik deel ben van een kosmisch geheel, dan kan ik die invloeden zonder meer in mij ontvangen. Ik kan deze invloeden in mijn wezen laten doorwerken, geen bezwaar. Ik kan voor mijzelf de ondergane invloed om­zetten in een gedragslijn, dus in een relatie met de feiten van de we­reld waarin ik leef. Maar ik kan daaruit geen richtlijn puren die zal gelden voor het geheel van de materie waarin ik leef. Ik kan wel mijn eigen benadering, mijn standpunt, mijn relatie bepalen, maar ik kan de feiten niet bepalen. Ik ben zelfs niet in staat de kosmische betekenis om te zetten in een taal, die feitelijk volledig hanteerbaar is en die een redelijk denken zonder meer als argument kan gebruiken.

Dan moet ik een verschil maken tussen de mystiek, mijn eigen intuïtief denken en reageren en de werkelijkheid die buiten mij bestaat. Ik denk dat je daarmee ook als enkeling heel vaak te maken krijgt. Het is gemakkelijk genoeg om de wereld een beetje anders te zien dan ze is. Het is gemakkelijk genoeg om je jezelf een beetje vertekend voor te stellen, maar je kunt de feiten niet veranderen.

Je kunt natuurlijk praten, zoals de ministers doen, over de vraag of je het volk nu wel of niet zwaarder moogt belasten. Waarbij ze voor­bij gaan aan de vraag of zij in hun regeringsopzet misschien een groot gebrek aan efficiency kennen en dat daarin de werkelijke besparingen zouden moeten worden gevonden. Als u goed kijkt, dan ziet u dat dit niet het geval is. Deze mensen ontwijken intuïtief, niet bewust maar intuïtief, alle punten die het geheel waarin zij een rol spelen, zouden kunnen aantasten. Want te erkennen dat dit niet efficiënt is, betekent erkennen dat zij het zelf niet zijn. Te erkennen dat de gehele structuur (de wetgeving) steeds meer fouten begint te vertonen, zou zijn: toegeven dat de wetge­vende vergadering voortdurend faalt. Dat kun je niet doen omdat je als politicus nu eenmaal moet denken vanuit politieke status, politiek standpunt, politieke invloed.

Maar hoe gaat het met uzelf? U heeft misschien wel een droomwaar­schuwing gehad. Dat komt wel eens voor. Ook dit is een deel van een intuïtief proces. Datgene wat in u als weten, als zekerheid bestaat, maar niet aan de oppervlakte kan komen, gaat zich manifesteren in een aantal dromen. Die droom herhaalt zich 4 à 5 keer. Elke keer hetzelfde element, bijvoorbeeld water, vuur, eten enz. Er is altijd één element gelijk. Dan zeg je niet tegen jezelf: dat element verwijst naar mijn werkelijk­heid, ofschoon dat rationeel het best zou zijn. Je zegt: dat is zeker een geestelijke waarschuwing. Want kijk, als een ander het doet, kun je voorbehoud maken. Als je erkent dat het uit je eigen weten voortkomt, dan kun je dat niet meer doen. Dat is nu de grote moeilijkheid bij alle denken op intuïtieve basis. Elke keer als je die intuïtie probeert terug te brengen tot haar fei­telijke invloed en betekenis en probeert haar werkelijke oorzaak of bron te erkennen, kom je in conflict met je eigen werkelijkheidsbeeld en dan begint je denken omwegen te maken.

Wij gaan maar weer een paar punten neerzetten: Elke kosmische invloed zal betrekking hebben op het geheel van je wezen. Ze heeft niet alleen betrekking op het denken maar ook op de lichamelijkheid, zelfs de eventueel bestaande lichamelijke evenwichten of evenwichtsverstoringen. Er is invloed op de waarneming van de omge­ving. Ook deze wordt getint, wordt als het ware wat verschoven in betekenis, door de kosmische invloed.

De geest ervaart de kosmische invloed over het algemeen meer di­rect, ze kan deze niet uitdrukken. Omdat nu de stoffelijke tekenen vol­gens gewoonte worden vertaald, is men vaak in zijn denken niet in staat om te komen tot een aanvaarding van de geestelijke impulsen die vanuit de kosmos geconstateerd zijn. Een voorbeeld: De kosmische impuls is op dit ogenblik: probeer je te beheersen en te ontspannen, heb geduld. Dat weet je innerlijk. Je staat in de wereld en je wordt geconfronteerd met allerlei conflicten. Je bent zelf wat onevenwichtig geworden. Nu zou dat geduld ook vertaald moeten worden in een aanvaarden van bepaalde lichamelijke en misschien ook mentale onevenwichten die je zelf op zo een ogen­blik vertoont. Maar dit doe je niet. En waarom niet? Als je zoiets hebt, moet er een oorzaak zijn in je omgeving. En of het nu je man, je vrouw, je baas, de regering of de ellendige situatie in de wereld is, doet niet ter zake. Iets moet de schuld zijn voor die afwijking, niet de tendens waardoor je je gedrag moet veranderen. Deze is niet de schuld, neen de wereld. Hierdoor kunt u misschien begrijpen waarom ik deze keer op het intuïtief denken ben teruggekomen, wij hebben het er al eens eerder over gehad, en ook de nadruk een beetje aan het verleggen ben.

Intuïtie is iets waarmee je rekening moet houden, zoals je met elke waarneming rekening moet houden. Als er ergens een doodskop op een flesje staat, dan kun je wel denken dat er rum in zit maar ik zou wel heel voorzichtig zijn met proeven. Zo is het nu met intuïtie ook.

Intuïtie geeft als het ware de stempels uit het gebeuren. Het zegt: let daar op, dat is gevaarlijk. Of: dat is veilig, al zegt iedereen dat het onveilig zal zijn. Op die manier krijg je dus met de intuïtie een soort geldigheidsverklaring van de dingen voor jezelf. Maar die geldigheids­verklaring kan nooit in het algemeen bestaan. Ze kan alleen voor jou bestaan en alleen in samenhang met deze intuïtieve benadering. Op het ogenblik dat je zegt: als er een doodskop op staat en er zit rum in, dan is dat voor mij rum, dan heb je kans dat je de volgende keer cyanide te pakken krijgt. En geloof mij, dan kom je bij ons aan zon­der dat je beseft hoe je op aarde de zaak blauw blauw hebt gelaten.

Elke keer opnieuw zal de intuïtie de proef moeten geven. En elke keer weer zullen wij de verstandelijke voorzichtigheid moeten betrachten. Maar in onze benadering, voor zover deze bijna experimenteel is, zal de intuïtie mee een leidsnoer zijn. Wij zullen dus niet zeggen: dat stem­pel betekent dit, dus ik ga eraan voorbij. Maar: ik moet voorzichtig zijn want ik heb het idee dat het voor mij wel goed is. Op die manier kun je een aardig eind verder komen.

De situatie waarin de mensen op dit ogenblik op aarde verkeren, is er een waarbij de intuïtie vaak een veel grotere rol speelt dan men wil beseffen. Gelijktijdig zien wij dat deze intuïtie een onbehagen schept ten aanzien van feiten die men zuiver rationeel als normaal en zelfs goed zou aanvaarden. Er is in zeer veel mensen een splitsing ontstaan tussen de gevoelswereld en de redelijke wereld. Zolang die tegenstelling blijft be­staan, kunnen we niet verder. Als wij ons voortdurend blind staren op ram­pen die er nog niet zijn maar die voor ons onvermijdelijk zijn, dan kun­nen we zeggen: dat is intuïtie. Dat is geen intuïtie, dat is onbehagen.

Dit onbehagen kan ook andere oorzaken hebben. Om die te vinden, moeten wij ons gevoel vergelijken met de bekende en de kenbare feiten. Dat betekent dat zeer veel mensen tegenwoordig een heel verkeerde visie hebben op het wereldgebeuren, op de economische en sociale tendensen en wat dies meer zij. Men is doodgewoon niet meer in staat om de feiten en de denkbeelden bij elkaar te voegen op een wijze waardoor het denken een ontwikkeling wordt van wat feitelijk wordt waargenomen.

Als je daarmee te maken hebt, moet je toch tegen de mensen zeggen: let op want jullie zijn geneigd heel scherp uit te vallen tegen deze en gene op gevoelsmatige gronden, terwijl je niet wezenlijk en bewijsbaar weet wat er aan de hand is. Terwijl je niet in staat bent de redenen, de ach­tergronden te ontleden, heb je toch een oordeel. En dit oordeel, dat is het erge, zet je om in een aantal handelingen die je zelf als volkomen redelijk en gerechtvaardigd beschouwt. Daarin zit de moeilijkheid.

Ik kan mij voorstellen dat iemand, door gevoelens bewogen, een ander een optater verkoopt. Maar op het moment dat je dat beseft, breek je toch het gevecht af, dan ga je toch niet door. Dan wind je je niet op omdat je nu een slag hebt gegeven. Je komt dan weer in het bezit van je verstand. Doe je dit echter niet, dan is het feit dat je die eerste slag, die je zuiver gevoelsmatig hebt gegeven, beleeft als een soort ontlading. Voor jou wordt het dan de reden om de ander te beschouwen als degene die de ontlading, een ontvreemding van iets van je kracht, je wezen of je waardigheid, heeft veroorzaakt. En dan geef je een tweede klap. Als je pech hebt, word je wakker in het ziekenhuis. Heb je geluk, dan word je wakker in het politiebureau. Je kunt zeggen: ik kon dat niet meer verdragen en kan een goedgunstige rechter misschien zeggen: je was eigenlijk toch niet helemaal toerekenbaar. Maar in feite heb je gewoon de fout gemaakt dat je je gevoelens niet kon scheiden van de feiten. Je hebt je gevoelens laten domineren door iets wat niet direct kenbaar was. Daardoor heb je je feitelijke werkelijkheid veranderd zonder dat je wist wat de consequenties daarvan konden zijn.

Heel veel dingen hebben tegenwoordig enorme consequenties. Ik weet dat er nu veel bewegingen zijn die zeggen: ach, al dat geklets over God, laten ze er een keer mee ophouden. Men heeft in zeer grote mate gelijk zolang men hierbij uitgaat van een zuiver redelijke be­nadering. Maar zij voelen innerlijk wel degelijk dat er iets is. En of wij dat iets dan God willen noemen of wat anders, het is er. Wij zullen er­mee moeten leven, we zullen ermee moeten werken. Dan moet onze gevoels­wereld die God niet brengen als een wet voor de buitenwereld of als iets wat op grond van de buitenwereld terzijde wordt geschoven. Wij moe­ten proberen om juist dit begrip als een achtergrond te gebruiken voor onze redelijke overwegingen zodat wij, niet voor het geheel beslissend maar alleen voor onszelf, kunnen komen tot een denk- en handelwijze waarbij elk feit wordt erkend en wij toch persoonlijk beantwoorden aan de innerlijk erkende waarde of kracht.

Dat is toch precies hetzelfde als democratie. Democratie is ergens het mooiste dat er kan zijn. Maar gelijktijdig is een democratie die uit­gaat van een algehele zeggingskracht die niet berust op deskundigheid, de grootste kletskrans die er ooit is geweest. Daar is een koffiekransje niets bij. Als iedereen gaat meepraten over dingen die hij niet kan over­zien, die hij niet weet en waarvan hij bepaalde feiten niet eens zou wil­len weten als men ze hem zou aanbieden, dan kom je toch nergens terecht. Nu kun je zeggen: democratie is voor mij het beste. Goed, dat is je ge­voelswereld. Wat is het feitelijke mechanisme dat je buiten je ziet als verschijningsvorm van de democratie? Vraag je dat eens af.

Dat is precies hetzelfde als je spreekt over het absolutisme. Je kunt toch niet verplichten dat een Eskimo of een indiaan precies zo zullen leven als een Nederlander. Net zo zullen voelen en denken als een Nederlander? Dan kun je ze arm en onderontwikkeld vinden, maar je kunt er geen Nederlanders van maken. Die mensen zullen op hun eigen manier hun eigen weg moeten volgen. Accepteer dat eerst. Ga niet oordelen vanuit je eigen situatie en toestand zonder meer. Je innerlijk gevoel, je rechtvaardigheidsgevoel of misschien je intuï­tief aanvoelen van hetgeen er gebeurt, geeft je wel degelijk een achter­grond. Gebruik die achtergrond, niet om de feiten te vervalsen maar om, de feiten kennende, een benadering te vinden waardoor je innerlijke gevoelens binnen het kader van de feiten gehanteerd kunnen worden en sluit daarbij geen feiten uit.

Een voorbeeld: Er is nu in Midden-Amerika (El Salvador) weer zo een revolutietje aan de gang. Er zijn hier mensen die zeggen:  de stemmen bij de verkiezing wa­ren rechts, dus is het volk rechts. Neen, het betekent alleen dat zij hun hand moeten laten verven als ze hadden gestemd. Als ze het niet hadden gedaan, dan had dat allerlei onaangename repercussies gehad. Je kon nooit weten of iemand wist wat je zou stemmen, dus stemde je maar voor alle ze­kerheid op die partij waarvan je verwachtte in ieder geval met rust te worden gelaten. Dat is democratie. Dat is bekend. Je kunt dus niet zeggen: het was zo.

De tegenpartij zegt: wat de guerillero’s doen, is gerechtvaardigd want zij strijden voor de vrijheid. Maar zij hebben net zoveel onschuldi­ge mensen vermoord als de regeringstroepen. Weet u dat? Dus kun je niet zeggen: de een is heilig, de ander is slecht of omgekeerd. Dan kun je alleen zeggen: er is hier mentaal en emotioneel iets helemaal niet in orde. Wij kunnen de verantwoordelijkheid niet op ons laden om één van beide partijen, hoe dan ook, aan te  moedigen tot verdergaande moordpar­tijen omdat we weten dat vooral onschuldigen daarvan het slachtoffer plegen te worden. Dan zijn we rationeel, dan houden we rekening met de feiten zoals zo zijn. En dan proberen we niet onze gevoelswereld op te leggen aan de buitenwereld.

Oh, ik weet het wel, dat zal voor velen niet bepaald aanvaardbaar zijn. Dit is maar een voorbeeld. Maar dergelijke voorbeelden moet je wel degelijk durven en kunnen hanteren als je duidelijk wilt maken wat intuïtief denken in feite betekenen kan. Het kan een absolute vervalsing van alle werkelijkheidswaarden betekenen, tenzij wij bereid zijn te erken­nen wat wij aanvoelen en dit te stellen als een soort decor, een achter­grond van hetgeen wij weten. Dan is het mogelijk om hetgeen wij weten in het juiste perspectief te plaatsen. Als wij het echter verwarren met hetgeen wij weten, komen wij tot een aantal handelingen, gedachten en ideeën, zelfs tot gevoelens die niets meer met de feiten te maken hebben. Op dat ogenblik tasten wij onze eigen mogelijkheden en die van de wereld aan op een wijze die niet aanvaardbaar is.

Ik heb u reeds gezegd: in deze tijd zijn al die gevoelens vaak enorm hoog opgelopen. Ik weet dat men bezig is over al die arme werklozen, die altijd teveel alcohol in hun bloed hebben wanneer ze in de auto zit­ten en die natuurlijk ook proberen een deel van de koek te krijgen, die allerlei dingen kapot maken, die proberen beter voetbal te krijgen door een stadion af te branden. Daar moeten wij maar begrip voor hebben. Goed, dit begrip mag de achtergrond zijn maar de feiten blijven de feiten. Iemand die rijdt met een te hoog promillage in het bloed, is iemand die anderen in levensgevaar brengt, of dit nu te verklaren is uit zijn achtergrond of niet. Iemand die brand sticht, geweld pleegt, vernielt, is misschien te begrijpen volgens zijn achtergrond, maar dit verandert niets aan de feiten. Dit betekent dat wij dan redelijk en vanuit de feiten moeten reageren en dan vanuit ons innerlijk weten, onze intuïtie, ons aanvoelen van de ander, moeten proberen, eenmaal de feitelijke situatie gesteld hebbend en de consequentie daarvan getrokken, zo iemand te helpen om over zijn schei­ding van de werkelijkheid heen te komen. Maar eerst de consequentie.

Ik heb alle begrip voor een politieman die zegt: wij wilden geen verder geweld, dus hebben wij ons maar teruggetrokken. Waarom reageert die man zo? Omdat hij laf is? Ik geloof het niet. Hij reageert voorname­lijk zo omdat hij heeft geleerd dat hij zelf alle geweld moet kunnen ver­duren maar dat hij geen geweld met geweld mag beantwoorden. Want als er ook maar één slachtoffer valt, is het zijn schuld. Hij voelt dat aan. Dan is het toch duidelijk dat die man niet kan functioneren. Maar wat zijn dan de feiten?

Wanneer een aantasting van de gemeenschappelijke orde plaatsvindt op een zodanige wijze dat hiermee de rechten en de waarden van andere mensen in het geding worden gebracht, dan moet een officiële instantie die zich voor de handhaving van de orde inzet, ingrijpen. En dit zonder zich af te vragen of het gekwetste zielen zijn die protesteren of gerechtvaardigde re­bellen of een stel idioten. Deze manier van denken is helaas zover doorgedrongen dat men in uw maatschappij heel vaak niet meer weet wanneer men nu eigenlijk gevoelsmatig reageert en wanneer men van de feiten uitgaat. Als dat alleen in uw land zou zijn, dan zou ik zeggen: nou ja. Maar het is zo in alle landen van de wereld. Het is zo bij alle mensen, bij alle volkeren.

Wij hebben de rede nodig. Het redelijk denken is het enige werktuig dat de mens kan gebruiken om zich boven zijn dierlijke status te verhef­fen. Dan kan de mens het zich permitteren dit weg te schuiven voor on­bewuste impulsen en invloeden, voor emotionele vervalsingen van de wer­kelijkheid. De mensheid moet verder gaan. De mensheid moet blijven voortbestaan. Maar dan zal de mensheid ook moeten leren zelf te denken. Ze zal moeten leren haar eigen vaardigheden ook te behouden. Dat wil zeggen dat zij ook onafhankelijk van allerlei computers en dergelijke apparatuur zelf­standig conclusies kan trekken en dat zij kan rekenen. Ik weet het, een elektrische rekenmachine is veel vlugger dan je hersenen maar toch moet je eerst de tafels van vermenigvuldiging leren omdat je eerst moet weten hoe je met getallen werkt. Het is niet voldoende te weten hoe je met een soort computertje werkt.

Dat is ook zo ten aanzien van andere zaken: sociale zaken, wetge­ving, maar zelfs godsdienst, geloof, esoterie en al dat andere, het ge­val. Wij moeten steeds weer terug naar de feiten. Wij moeten op grond van die feiten redelijk en in zekere mate tenminste logisch kunnen denken. Wij moeten in staat zijn om onze gevoelens en achtergronden daarbij welis­waar in te schakelen maar nooit in de plaats te stellen van feiten of als gelijkwaardige feiten. Ze zijn slechts relatiebepalende invloeden.

Wanneer u voor een trein staat en u stapt niet in omdat u zo een duister gevoel krijgt, dan is het mogelijk dat die trein zal verongelukken. Het is ook mogelijk dat iemand aan u denkt die hoopt u nog op het per­ron aan te treffen. U weet niet wat of waarom. Daarom kunt u niet tegen iedereen gaan roepen: stap niet in want die trein is gedoemd. U kunt al­leen maar zeggen: ik heb toch de tijd, ik neem de volgende.

Dit moet u leren doen, ook in uw dagelijks leven. Dit moet u leren doen, ongeacht de vele eenzijdigheden en de vele emotionele benaderingen die u van alle kanten via radio, pers en televisie overspoelen. U moet terug naar de rede. U moet uw denken zo ontwikkelen dat u een scheiding weet te maken tussen gevoelens, gevoelsmatige argumenten en feiten. Eerst als u dit doet, zult u in staat zijn, zowel geestelijk als stoffelijk, een inzicht te krijgen in een werkelijkheid en binnen die wer­kelijkheid u juist te bewegen. Alleen als u leert hoe de geestelijke waarden geestelijke betekenis hebben maar stoffelijk alleen beperkt van invloed kunnen zijn en omgekeerd, zult u bereid zijn om uw leven en werken aan te passen aan uw persoonlijke noodzaak. Uw persoonlijke noodzaak is altijd de basis van uw persoonlijke bewustwording die het doel is van alle leven.

Ik hoop dat u er eens over zult nadenken. En juist ten aanzien van uzelf hoe vaak u gevoelens laat domineren in uw denken. U zult het niet meteen kunnen veranderen maar als u het weet,  kunt u het in ieder geval beperken in zijn uitwerking.

De mislukte magiërs.

Er zijn heden ten dage vele tovenaars bezig de wereld om te vormen tot een paradijs. Helaas kennen ze nog niet alle spreuken van buiten en daardoor gebeurt het wel eens dat waar zij een paradijs willen toveren, er een hel ontstaat. Nu is dat ook weer niet zo wonderbaarlijk. Ieder­een zoekt tenslotte een huiselijke omgeving te vinden die hem past. Als we nu toch bezig zijn met actualiteiten en met denken, dan zijn er een paar punten die op het ogenblik erg interessant zijn.

Wij zien nu heel veel mensen van wat men noemt ‘de harde lijn’. Men noemt ze ook wel eens rechts, ofschoon ze wat dat betreft meer links dan rechts zijn. En zeker de resultaten van hun handelingen doen veronderstellen dat ze politiek gezien meer links zijn dan rechts, want dergelijke stommiteiten haalt iemand alleen uit als hij uitermate links is. Wat zijn daarvan de leuke voorbeelden. Wij zien bijvoorbeeld het conflict Thatcher met de vakbonden. Een heerlijk conflict. Ik vind het altijd zo buitengewoon leuk als ik zie hoe twee mensen ongelijk hebben en samen zitten te vechten over iets wat er al niet meer is, zoiets als werkgelegenheid. In dit geval blijkt dat de één zegt: als wij maar voldoende winst kunnen maken, komt er meer werk. Aan de andere kant zou je moeten zeggen, en dat zegt de andere partij dan ook: hoe minder werk er komt, hoe minder er wordt verkocht en hoe minder winst er dus kan worden gemaakt.

Als je dergelijke dingen tegenover elkaar stelt, dan zit je werke­lijk met je oren te klapperen. Het is net zoiets als in Nederland. Daar heb je een zeer groot theoretische politicus. Een groot man op zijn terrein die uitgaat van het standpunt dat je in Nederland 100% werkgelegenheid zeker kunt bereiken binnen enkele jaren mits je het inkomen met 110% belast. Die man heeft volkomen gelijk. Alleen, waar hij kennelijk niet in kan ko­men, is dat iemand zonder inkomen niet kan leven. En hoe minder men­sen er kunnen leven, hoe drukker het dus wordt. De eersten die dit aantrekken van de economie dus zullen ervaren, dat zullen de begrafe­nisondernemers zijn.

Het is dus een beetje toveren met theorieën. Als ik hoor van de dominotheorie, dan vind ik dat ook zoiets heerlijks. Het is voorna­melijk een Amerikaanse theorie. Zij zeggen: als een land omvalt (en het is dus niet meer een betrouwbaar bondgenoot), dan gaat de hele rest mee. Deze heren hebben zelfs volgelingen waarvan enkelen kortgeleden in Japan zijn geweest en daar het wereldrecord hebben gevestigd met ongeveer 7000 dominostenen die inderdaad netjes omvielen. Maar ze ver­gaten er wel één ding bij: een dominosteen reageert volgens vaste wet­ten. Mensen en staten doen dat niet. Dientengevolge is een dergelijke theorie niet bruikbaar zodra je met mensen te maken hebt.

Dat is ook de fout van heel veel andere theorieën. Zo spreekt men over de achtergrond van het socialisme dat gelegen is in de solidari­teit. Iedereen is bereid solidair te zijn met ieder ander natuurlijk. Maar als ieder ander profijt heeft en jij hebt alleen maar schade van je solidair zijn, dan vind je dat de anderen eerst met jou solidair moeten zijn zodat jij er beter aan toe bent dan zij. Vanaf dat ogenblik zul je dan met mate met anderen solidair zijn.

Toen ik begon, heb ik gezegd: er zijn tegenwoordig veel mensen die toverspreuken gebruiken die niet werken. Dat is ook begrijpelijk. De wereld is langzamerhand los gekomen van de werkelijkheid. Mijn voorganger heeft u onder andere gesproken over denken, alleen aan de hand van de feiten. Maar dat is tegenwoordig opportunisme, dat mag je gewoon niet meer doen. Je mag niet kijken naar wat er gebeurt, je moet alleen kijken naar de morele achtergronden die theoretisch goed kunnen worden toegepast op het onvermijdelijke gebeuren dat kan worden omgebo­gen in de richting van een theoretisch en ethisch verantwoorde oplos­sing. Als je daarmee begint, dan kom je toch nergens. Ik weet niet hoe u daarover denkt.

Er is mij een verhaal bekend, dat is al een hele tijd geleden. Er was een magiër die in staat was om werkelijk bedienden te bezweren en te dresseren. Hij wist namelijk bepaalde natuurgeesten in te vangen. Hij zei tegen hen: jullie moeten dit of dat doen. Zolang hij aan elke natuurgeest een taak gaf, ging dat uitstekend. Als zijn schoenen moesten worden gepoetst, dan was er een natuurgeest om die schoenen te halen, er was er een om ze te brengen, er was er een om ze in de schoensmeer te zetten en een ander om ze uit te wrijven. De man werd op een gegeven ogenblik bevangen door de ellende van het steeds weer bezweren en in het gareel houden van zoveel verschil­lende natuurkrachten. Hij besloot dus de zaak een beetje beter aan te pakken. Hij begon er een te dresseren om zijn schoenen te poetsen. Toen gebeurde het dat zijn schoenen werden gebracht voordat ze waren gehaald, dat de smeer aan de binnenkant zat omdat de buitenkant werd gepoetst. Die geest deed graag alles tegelijk. Toen de magiër zei dat dit niet in orde was, was de geest verdwenen want daarmee was de totale capaciteit overschreden. Deze magiër had vanaf dat ogenblik alleen maar ongeluk. Men zei dat het wraakzuchtige boze geesten waren maar dat is natuurlijk een sprookje. Het was doodgewoon omdat de man niet meer in staat was om te zien wat hij zelf kon doen. Zo was hij voortdurend bezig met toverspreuken. Hij werd steeds meer opgewonden, maakte steeds weer verschillende fouten totdat hij ten­slotte besloot om een vuurgeest op te roepen omdat het zo koud was in zijn werkkamer. Hij bezwoer toen een vuurspuwende draak en daaraan schijnt hij overleden te zijn.

Het verhaal is vrij gevarieerd door mij. Het is oorspronkelijk uit de 7e of 8e eeuw en komt uit de omgeving van Kent. Het is met enige variaties ook nog gebruikt door verschillende kritische schrijvers, onder andere een bekende Fransman. U zult zeggen wat hebben wij aan zo een ver­haaltje. Maar dat is wat er vandaag de dag gebeurt. Men denkt: als de ene spreuk niet voldoende is, dan moet er een volgende bij. Men gaat dus niet meer terug naar af. Men wil steeds ver­dergaan en begrijpt niet dat je daarmee een enorme hoop bagage moet meeslepen, die in feite nutteloos is.

Als je kijkt naar de manier waarop op het ogenblik in Rusland po­litiek wordt bedreven (u houdt mij ten goede dat ik dit als voorbeeld neem, het lijkt mij interessant), dan kun je wel zeggen: Breznjef is net het ziekenhuis uit. Dat wordt door velen betreurd die heel graag de kans zouden hebben om hem er weer in te slaan. Er is dus een machts­strijd aan de gang. Nu gaat het bij die machtsstrijd helemaal niet meer om de feitelijke mogelijkheden van de staat en de feitelijke behoeften van het volk. Het gaat hoofdzakelijk om verschillen van zuiver theoretische aard. Je zou zeggen, een soort Hoekse en Kabeljauwse twisten maar dan wel uitgevoerd door de Jezuïeten aan de ene kant en de Lutheranen aan de andere kant. Deze godsdienstoorlog neemt een steeds grotere omvang aan. Dat betekent dat de beslissingen die worden genomen helemaal niets meer te maken hebben met de werkelijke feiten. Daardoor zijn er tegenwoordig grote productiemoeilijkheden, vooral in het Oeral gebied, en zijn er tevens enorme verschuivingen in de toelevering van vraag en aanbod in de grote steden waardoor ook daar al moeilijkheden zijn ontstaan in de bevoorrading van de staatswinkels.

Als je dat allemaal bekijkt, dan zeg je: waarom vechten die men­sen eigenlijk over formules? Zij zouden zich veel beter kunnen bezig houden met de feiten. Maar heeft u ooit een tovenaar gezien die iets zelf deed, als hij dacht dat het met een bezwering ook kon? Dat is wat er op het ogenblik aan de hand is. Overal zitten mensen elkaar te bezweren om toch vooral dit of dat te doen. U wordt bezworen om niet te roken. Aan de andere kant wordt u bezworen om meer accijnzen op te leveren. Dat moet u dan zeker in het gedistilleerd zoeken. Maar het enige gedistilleerd dat door sommigen nog wordt goed gekeurd, is water en zelfs daar hebben ze enige twijfels over want de kwaliteit van het water loopt sterk achteruit. Als deze waterkijkers dus komen met hun oproep aan u om gezond te blij­ven, dan zeggen ze dat u zo weinig mag doen dat u daardoor ziek wordt.

Een typisch voorbeeld: Er zijn mensen die een zo gezonde voeding hebben uitgedokterd dat hun kinderen weer rachitis krijgen omdat ze eenvoudig de nodige bouw­stoffen niet meer binnen krijgen. U kunt dat dan overdrijving noemen. Neen, het is gewoon blindheid voor de feiten. Het is het hangen aan de formule.

Diezelfde formule hoor je als men roept om ontwapening, als men roept voor of tegen atoomenergie. Men houdt zich niet bezig met de feiten. Helemaal niet. Men houdt zich bezig met mooie theorieën. Zo een theorie wordt dan op een gegeven ogenblik door een aantal medi­cijnmannen uitgedanst binnen het een of ander ministerie, alleen noe­men ze dat een vergadering, maar het is in feite een stoelendans. Als dat eenmaal is gebeurd, dan wordt verwacht dat de wereld daar precies op zal reageren. Dat gaat natuurlijk nooit.

Hetzelfde is het als mensen met elkaar trouwen. In het begin blijkt dat ze denken: als wij maar een goed bed hebben om te beginnen, dan komt de rest later wel. Maar na 3 weken zitten ze te hunkeren naar een televisie en vragen zij zich af waarom ze dat dure bed hebben gekocht. Een beetje overdreven misschien maar zo is het.

In de magie kennen we een aantal stelregels die we best eens zouden kunnen toepassen op al die benaderingen van het leven in de mo­derne tijd.

  1. Elke bezwering is een groot risico. Daarom zul je alleen overgaan tot een grote bezwering of magische handeling indien er geen andere mogelijkheden zijn.
  2. Schep jezelf geen instrumenten en dienaars langs magische weg. De kans dat zij je gaan domineren, is zo groot dat je vrijheid in gevaar komt op het ogenblik dat je dergelijke dingen tot stand brengt.
  3. Deze regel zegt iets waaraan men wel eens voorbijgaat. Wie een demon oproept om het goede tot stand te brengen, vernietigt zichzelf en zijn doel. Denkt u maar aan de vele mensen die zeggen: een beetje oorlog kan geen kwaad. Dan trekt de economie een beetje aan. Zij vergeten dat die oorlog hen en hun economie wel eens zou kunnen vernietigen.
  4. Elke lijn moet ongebroken getrokken zijn. Een pentagram moet voor­zien zijn van alle noodzakelijke tekens, passend bij de bezwering. De juiste lampen moeten zijn opgesteld en de juiste reukwerken moeten worden gebruikt. Maar, zo gaat het handboek verder, dit alles is nutteloos indien de magiër zich niet heeft voorbereid.

Op het ogenblik heb je het idee dat een hele hoop mensen denken: als er maar voldoende dingen worden klaargezet in de juiste verhouding, dan gaat de rest vanzelf. Er kan echter niets gebeuren als er geen bezieling in zit. En omdat die magiërs dat vergeten, staan ze steeds sip te kijken. Dan kunnen ze wel zeggen dat iets toch moet gebeuren maar zo een gebeu­ren is ook iets wat snel voorbijgaat. Kijk maar naar Den Haag.

Den Haag heeft voor het Forumgebied in de loop der tijden tenminste 22 verschillende ontwerpen vervaardigd. Wat is het resultaat? Een woestenij waar nog steeds de projectondernemers en de gemeente mensen over vechten. Al deze mooie plannen halen niets uit. Je moet geen plan tekenen. Je moet kijken wat je nu kunt doen en, uitgaande van het­geen nu mogelijk is, daar later iets bijvoegen. Of zoals het heet in som­mige bezweringen: wij beginnen met de aanroeping. Wij roepen die krachten aan waarvan wij aannemen dat zij op dit moment bereikbaar en goedgunstig zijn. Daarna vervolgen wij de oproeping waarmee wij al deze krachten proberen samen te voegen om een hogere kracht binnen ons bereik te brengen. Pas daarna doen wij een beroep op het gezag en de kennis die wij bezitten. Krachtens deze bevelen wij deze hogere geesten de taken te volbrengen die wij hun opleggen en vragen alle anderen hen daarbij te steunen en ge­lijktijdig, als het kan, te controleren. Daarna wachten we af wat er gebeurt. Eerst nadat de gehele rite is vol­trokken en het gewenste resultaat is verkregen, zullen wij, dankend, elk van de opgeroepen entiteiten vrijgeven. Met andere woorden, wij gaan te­rug naar af. En als we weer beginnen, dan beginnen wij helemaal opnieuw.

Kijk, daar hebben de moderne magiërs gewoon geen kaas van gegeten. Zij hebben allemaal het idee: als we eenmaal iets in werking zetten, kan het eindeloos doorgaan. Zij zien al datgene wat ze beginnen als een zich­zelf continuerend perpetuum mobile. Dat kan niet. Alle plannen, alle ontwikkelingen moeten voortdurend in een vaste fase worden behandeld.

Nu moet u mij eens vertellen welke staatsman dat nog doet tegen­woordig. En wat dat betreft, welk ministerie of welke instantie is be­reid om zijn eigen plannen steeds aan te passen aan de feiten. Men pro­beert juist de feiten aan de planning aan te passen en daarom gaat het steeds weer mis. Er zijn op het ogenblik een hele hoop namaak magiërs in omloop. Het is alsof men denkt: op het ogenblik dat ik iets anders noem, is het anders. In het magische principe is dat volkomen juist.

Als u veel pech heeft in uw leven (ik kan mij dat voorstellen) en u zou uw roepnaam veranderen, bijvoorbeeld u heet Kee en u noemt zich voortaan Karo, dan zullen inderdaad de reacties van de buitenwereld op een andere basis verlopen. Maar dan moet u innerlijk ook nog evolueren, anders helpt het niet.

De namaak magiërs denken: als je een belastingheffing geen belas­tingheffing noemt, dan hebben wij er iets anders van gemaakt en zullen de mensen dat dus heel anders ervaren. Maar dat is niet waar. Het is en blijft wat het is: geld dat je moet betalen. Dat doet niemand graag, vooral niet in Nederland. Dat doet men alleen als men denkt dat er winst in zit of dat men er veel plezier van zal hebben. Wat voor plezier heb je van een solidariteitsheffing? De enigen die daarvan plezier hebben, zijn degenen met wie je je niet eens solidair voelt. Dus andere namen verzinnen voor iets, betekent niet dat de ge­aardheid verandert. Je kunt spreken over de noodzaak van een zakenkabinet maar je kunt net zo goed zeggen dat het eigenlijk gaat om het afschaffen van elke invloed van de volkswil op het geheel van de ont­wikkelingen. Daar komt het op neer. Men zegt het niet, men denkt: ik noem het maar anders, dus is het anders.

Als ik hier dus spreek over de mislukte magiërs van deze tijd, dan bedoel ik daarmee vooral de mensen die het verschil tussen feiten en woorden uit het oog hebben verloren. Die mensen die denken dat zij met hun krijgsdansen in een Witte Huis of met hun wijsgerige als Boeddha gegeven uitspraken ergens in Thailand daarmee de feiten veranderen. Ook dat is niet waar. Een werkelijke magiër weet:

  1. Ik werk met datgene wat er is, niet met datgene wat er zou moeten zijn.
  2. Ik moet uitgaan van de mogelijkheden die nu bestaan. Ik moet de krachten oproepen die harmonisch zijn met deze mogelijkheden.
  3. Het is dwaasheid om een engel van de dag op te roepen als ik in het nachtelijk uur magie bedrijf of omgekeerd. Ik moet zorgen dat alles tezamen past.

Dat heeft men in deze tijd, vrees ik, verleerd. En aangezien het hoofd van de cursus “Denken” is, wil ik wel constateren dat dit een zeer bedenkelijke ontwikkeling is.

U zult zeggen: het is weer allemaal politiek. Wat moet je daar­mee doen? Maar mijn beste mensen, daar wordt u toch door geleefd! Of denkt u werkelijk dat u zonder de politiek in precies dezelfde si­tuatie zou zitten? Dan zou het weer anders zijn. Het kan niet, dat ben ik met u eens, maar dan moet u het op zijn minst genomen beseffen.  U moet beseffen dat theorieën heel vaak proberen de werkelijkheid te verkrachten. U kunt zeggen: wat betekent het voor ons, geestelijk? Dat zal ik er ook nog even bij doen.

Als je te maken hebt met de werkelijkheid, dus de feiten, en je erkent ze, dan leer je dingen beseffen, beleven en concluderen waar­toe je, voordat je de feiten ontmoette, geen mogelijkheden had. Anders gezegd, de ervaring is noodzakelijk om de bewustwording mogelijk te maken. Je kunt geen denkbeelden substitueren voor de feiten en de werkelijke beleving. Als de hele wereld zo langzaam maar zeker begint te leven in allerlei illusies, in allerlei kreten zonder daarbij bewust de feiten te willen ondergaan, dan ontstaan er zodanige vervalsingen van erva­ringen dat je daaraan later in de geest weinig of niets meer zult heb­ben. Dat betekent ook dat iemand die zich bezighoudt met bijvoorbeeld de po­litiek, ook naar de feiten moet kijken. Hij kan dan bewuster worden. Maar als hij alleen kijkt naar zijn eigen doelstellingen, dan wordt hij geestelijk niets wijzer en vaak zal hij nog geneigd zijn om een deel van zijn eigen geestelijk bestaan een tijdlang te ontkennen. En dat betekent duisternis.

In de godsdienst is het precies hetzelfde. Een godsdienst is een innerlijke erkenning. Het is een soort filosofie, gebaseerd op een in­nerlijk weten. Dit moet geconfronteerd worden met de feiten en belevend vanuit de feiten moet je proberen de kracht te ontwikkelen die het ge­loof in je mogelijk maakte. Als je dat doet, word je bewuster, word je rijker, kun je meer be­vatten en omvatten en zul je in de geest in een grotere en betere we­reld leven. Op het ogenblik echter dat je bezig blijft met de eisen van je geloof en de feiten probeert te ontkennen als ze daarmee in strijd zijn, dan verarm je geestelijk.

Het is heel goed om te filosoferen. Je moet echter altijd begrijpen dat de filosofie niet in de plaats van de werkelijkheid kan treden maar dat ze alleen gehanteerd mag worden als een voorlopige verklaring voor de werkelijkheid. Maar wij hebben met de werkelijkheid te maken en de verklaring moet aan de werkelijkheid worden aangepast, niet de werke­lijkheid aan de verklaring. Daarom heb ik dit gezegd.

Het is een geestelijke noodzaak voor iedereen om zich gewoon bij de laag bij de grondse feiten te houden en de innerlijke hoogwaardigheid en kracht toe te passen in overeenstemming met die lage erkenning. Ik heb eens iemand meegemaakt die zei: als we kijken naar de mens, dan zien we dat de seksuele drang eigenlijk datgene is wat hem in de grootste moeilijkheden brengt. Dat zou er niet meer moeten zijn. Waar denkt dat ei dan dat de mensen vandaan moeten komen?

Als je die drijfveren ontkent, ontken je dan niet iets wat eigenlijk de beweegkracht is in een groot gedeelte van een menselijk bestaan? Dat kun je gewoon niet doen. Maar je kunt wel zeggen: ik erken deze dingen en voor zover het voor mij goed en noodzakelijk is, transformeer ik ze naar een ander niveau. Dat is denkbaar. Maar dan moeten ze, getransformeerd naar dat andere niveau, nog wel degelijk een werking, een kracht, een feit betekenen in je eigen wereld, anders heeft het geen zin. Dat soort dingen had ik u willen zeggen.

Er zijn zoveel van die mislukte mensen tegenwoordig die zichzelf zien als grote wijzen, als magiërs, als de priesters misschien wel van een nieuwe mensheid en die niets anders doen dan de feiten ontkennen. Ik hoop dat u daartoe niet zult gaan behoren. Want, met uw welnemen, u kunt nu wel zeggen dat er geen verschil is tussen een kilo lood en een kilo dons, maar als u dat op uw tenen krijgt, dan denk ik toch dat u wel degelijk een verschil constateert.

Het is het feit dat het verschil duidelijk maakt dat althans theo­retisch niet aanwezig is. Als u dat nu maar wilt toepassen in elke be­nadering van de werkelijkheid en vooral als u die mooie theorieën hoort van al die mensen die het zoveel beter weten, maar het ook niet voor elkaar krijgen, dan zult u een beroep kunnen doen op uw innerlijke waar­digheid, uw innerlijke kracht. Op grond daarvan kunt u dan werken met de feiten die er zijn, niet met de theorieën die men probeert in de plaats daarvan te stellen. Dat is dan volgens mij bewustwording. Het is een methode waardoor je denken ongetwijfeld ook beter gericht en hanteerbaar wordt. En, niet ten laatste, lijkt het mij de enige methode waardoor je je innerlijke krachten en mogelijkheden werkelijk kunt ontplooi­en in de feitelijke wereld waarin je toch moet bestaan.

image_pdf