Invloeden in de tijd

image_pdf

uit de cursus ‘Achtergronden van de werkelijkheid’ (hoofdstuk 6) – maart 1976

Invloeden in de tijd.

Als je je hebt beziggehouden met schijn en werkelijkheid en met kosmische invloeden, dan kom je zo langzamerhand tot het gevoel dat er in de wereld tendensen zijn waaraan niemand zich kan onttrekken. Dat is voor zover ik kan nagaan – en ik heb daar nogal in gestudeerd – inderdaad juist. Er zijn invloeden in de tijd. We kunnen ze beschouwen als werkingen van de spiraal van de tijd. We kunnen het heel mooi de bijna sinusvormige slingering van het bewustzijn noemen. Maar als het erop aankomt, is het eigenlijk zo:

Altijd weer komt de mens tot een geestelijk hoogtepunt. Maar een hoogtepunt is voor het mens zijn altijd gebonden aan stoffelijk besef. Anders gezegd: je kunt geestelijk niet verder gaan, indien je stoffelijk niet in staat bent gelijke tred te houden met je geestelijke ontwikkelingen. Het resultaat is dat een geestelijke ontwikkeling in de mensheid altijd zal overgaan in een stoffelijke. Dat is onvermijdelijk, omdat de mens eenvoudig geen kans meer heeft om met zijn geestelijke waarden verder te komen. Dan komt er een stoffelijke ontwikkeling die verder en verder gaat. De mens leert steeds meer. Al het geestelijke raakt op de achtergrond, totdat de mens weer zover komt dat hij de stoffelijke ontwikkelingen niet meer kan beheersen. Hij weet niet meer wat hij er eigenlijk mee moet doen. Hij gaat dan naar een mystieke achtergrond zoeken, naar geestelijke belevingen, en gaat vanzelf weer over tot een zoeken naar een geestelijke inhoud, geestelijke mogelijkheden, geestelijke middelen. Dit herhaalt zich in de historie steeds weer.

Als we ons de moeite getroosten om eens terug te kijken, dan vinden we in het verleden een periode waarin de priesters het eigenlijk voor het zeggen hebben. Nu is dat over het algemeen wel stoffelijk, want naarmate het volk geestelijker denkt zijn de priesters materialistischer ingesteld, dat leert de ervaring.

Wanneer de priesters regeren, dan is het een wereld van wonderen. Geestelijke krachten, geestelijke waarden zijn normaal. Er komt dan een ogenblik dat je zegt: Met die wonderen heb ik niet wat ik wil hebben. Een aardig voorbeeld daarvan vinden wij in Griekenland. De meesten van u realiseren zich niet hoe de Griekse cultuur, die nu nog zo wordt bewonderd, tot stand is gekomen. De situatie lag als volgt:

Griekse cultuur.

Er waren een groot aantal landstreken en plaatsen waar men specifieke goden vereerde. Die goden woonden op de ontoegankelijke bergen. Dat zie je altijd weer, de goden zijn vlak bij en toch onbereikbaar. Deze goden hadden allerlei gaven, allerlei krachten. Er waren heksen, speciale inwijdingsriten, speciale manneninwijdingen en speciale vrouweninwijdingen. Kort en goed, het was een wereld van het wonderbaarlijke en het materieel denken en bereiken kwam eigenlijk op de allerlaatste plaats. Hier domineerde alleen het geloof.

(Door storing zijn hier enkele regels uitgevallen)

Waar kwamen de beste importartikelen vandaan? Die kwamen in die tijd uit Afrika. En wat deden ze? Ze veroverden een plaatsje dat later Troje werd genoemd en begonnen daar een eigen cultuur te ontwikkelen, die veel zakelijker was en daarbij ook veel technischer. Maar dat betekende weer dat de gehele priesterlijke samenhang in Griekenland werd bedreigd. De situatie ligt dan ongeveer als volgt:

De orakels, de priesters, de heksen en de magiërs voelen dat hun welzijn wordt bedreigd. Daarom komen er steeds weer boodschappen dat de mensen moeten leren weerbaar te zijn. Ze moeten niet zo bang zijn voor geweld.

De goden zullen hen zegenen als ze de zeeën op gaan, want ze moeten de machten verslaan die de grootheid van …… en noem dan maar de naam van een stad …….. Sparta of Elis bedreigt. Het resultaat zien wij dan ook. Het wordt de grote oorlog tegen Troje, die een hele andere uitwerking heeft dan men zou denken.

Er is sprake van stamhoofden. Ze noemen zich wel koningen, maar het zijn eigenlijk stamhoofden, die samen trachten de concurrent de nek om te draai­en. Het lijkt een soort trustvorming. Dat is weleens gebeurd om te voorkomen dat de concurrentie met goedkopere arbeidskrachten in die tijd voet aan de grond kreeg. Het resultaat is meteen te zien: in Griekenland zelf wordt alles duurder en dat is heel begrijpelijk, want oorlog moet betaald worden. Er wordt een andere selectie gedaan. En als de Atheners daar eigenlijk niet helemaal mee instemmen, wordt hen dat alleen vergeven omdat ze vecht­slaven leveren en bovendien heel goede vaartuigen.

Die koninkjes komen met elkaar in contact. Ze kunnen niet meer teruggaan en zeggen: Nu ben ik alleenheerser in mijn gebied. De mensen leren elkaar ken­nen. Er is een vervlechting ontstaan. En wat gebeurt er nu? Als ze terugko­men in Griekenland zien we een steeds sterker wordende versmelting van de verschillende erediensten en geloven. Heel veel orakeltjes geraken op de achtergrond. Andere worden heel beroemd. Bovendien zijn er steeds meer mensen die gaan nadenken.

De filosofen van die tijd zijn eigenlijk klets­meiers, die theoretiseren over alles wat toevallig ter sprake komt. De beschaving draait nu ineens om. De priester heeft het niet meer voor het zeggen en zelfs de krijgsman is niet meer oppermachtig. Griekenland wordt geregeerd door de handel. En vanaf dat ogenblik verandert de gehele inhoud van de Grieken. Hun karakter ondergaat grote wijzigingen. Maar ze bereiken – en dat is jammer voor hen – een materieel hoogtepunt op een ogenblik dat el­ders de magische drang nog aan de gang is. Het resultaat is dat de Grieken in die tijd vaak meer mystiek zijn aangelegd, want ze grijpen alweer meer uit naar de mythos, de achtergrondbeleving, dan in de rest van de wereld. Er zijn trouwens meer landen waar dat ook gebeurt. Hieruit blijkt dus dat het geen gelijktijdigheid is.

India.

Als wij naar bv. India kijken, dan weten wij dat de mystiek daar nog hoog­ tij viert in de jaren 1870- 1900. Daarna begint het een beetje te veranderen, maar niet al te veel. In deze tijd is heel India in een toenemend materialisme gedompeld. Men zoekt naar technische vooruitgang, men zoekt naar bezit. De geestelijke waarden respecteert men nog wel, maar ze zijn toch niet meer dat wat men zoekt. Als je tegenwoordig gaat kijken in een ashram van een heilig man, dan vind je daar meer vreemdelingen dan mensen uit de eigen omgeving. Vroeger was dat anders. Ik meen dat we daaruit een les kunnen leren.

Er is een tijd van geestelijke ontwikkeling, die ontaardt in materialis­me. Die geestelijke ontwikkeling zal altijd eerst worden gevolgd door een tijd van de krijgsman. Zo is dat ook in Europa geweest.

Europa, Afrika en Azië.

Het christendom heeft daar eigenlijk de mystiek van de bewoners een nieuw momentum, een nieuwe invloed gegeven. We denken daarbij aan de ontwik­kelingen zoals die daar geweest zijn in de 3e eeuw na Chr. tot ongeveer het jaar 1000. Maar hoe verder men komt in die religieuze ontwikkeling, des te meer ook de behoefte daar is om er stoffelijk iets aan te doen.

In het begin gaat het misschien om het bouwen van een kerk. Later gaat het om het bouwen van een stad en daarvoor zijn weer mensen nodig die macht hebben, dus krijgers. De krijgersstem wordt steeds machtiger en als wij ongeveer in het jaar 1000 zijn, iets eerder al, kunnen wij wel zeggen dat de oorlogszuchtigen de macht hebben. Zij vinden hun culminatiepunt in de kruistocht voor de bevrijding van het heilige graf. Ergens an­ders is het de vrijheid of de waardigheid van de godheid. Er zijn altijd duizenden uitleggingen mogelijk. Maar daarmede worden nieuwe continenten opgebroken.

De relatie van Europa met Afrika en Azië betekent niet alleen dat er wordt gevochten en misschien ook wat gewonnen, maar het betekent voor­al dat men kennis maakt met nieuwe producten, met een andere leefwijze. En wanneer de krijgsridders terugkeren, hebben we plotseling te maken met een Europa dat een andere kant uitgaat.

Europa begint te zoeken naar materiële welstand. Wij krijgen de op­komst van de steden. We krijgen te maken met de sterke commerciële invloeden, die de krijgers voortdurend aan zich binden. Er worden religieuze machtsstructuren opgebouwd en op de achtergrond ligt de winst en de wetenschap. Dat gaat zo door van ongeveer 1200 tot 1900. In die tijd namelijk komt de nieuwe mystiek op. De mystiek van de gelijkheid van de arbeidersstand. Dat is natuurlijk ook een mythe. Zoals er eens een mythos was dat een slaaf de gelijke kon zijn van een vrije, wat alleen waar is indien hij de mogelijk­heden in zich draagt die de vrije bezit en anders niet, zo is er nu de my­thos dat de arbeider de gelijke is van de regent. Die mystiek, want dat is het eigenlijk, baant een weg naar een ander beeld van de samenleving.

Verandering.

U zit op het ogenblik in die periode van verandering. U kunt het so­cialisering noemen. Die tendens betekent echter gelijktijdig dat u op een ge­geven ogenblik de oude situatie materieel niet kan volhouden: er moet iets veranderen. Dat is de toestand waarin u op dit moment zit.

Laten we heel eerlijk zijn. Zoals de zaken nu lopen is het boerenbedrog te zeggen dat de arbeiders er beter van worden. Natuurlijk, ze krijgen misschien wat meer in het loonzakje, maar dan worden brood, boter, melk, sui­ker, kleding enz. ineens veel duurder en dat kun je dan betalen met het beetje meer wat je in je loonzakje hebt gekregen. Er moet dus iets anders voor in de plaats komen. Dat begrip is nu solidariteit, zoals het eens was: de bekering van de heidenen, de ontdekking van de rede of de beheersing van de materie. Daarmee zijn ze nu bezig. Maar als je dan kijkt naar wat er verder gebeurde in het verleden, dan krijg je ook een beeld van wat er in de toekomst kan gebeuren.

De ontwikkeling naar geestelijke waarden gaat meestal gepaard met een onleefbaar worden van de situatie zoals die materieel bestaat. De mensen vluchten weg voor een stoffelijke wereld die ze niet aankunnen. Dat is ook in het verleden zo geweest.

De mystiek die Rome heeft vernietigd (Rome is ten onder gegaan aan de mystici) ontstond doodgewoon door het feit dat de relatie tussen de mensen, zoals die daar was ontstaan, ondragelijk was, en niet alleen voor de plebejer (het volk) maar wel degelijk ook voor de edelen, de senatoren, de vorst.

Wij zijn tegenwoordig in een situatie aangeland die ongeveer gelijk is. Dat wil zeggen dat de innerlijke houding van de doorsnee mens, zijn neiging te zoeken naar essentiële, morele, geestelijke of esthetische waarden op den duur de samenhangen steeds moeilijker maakt voor de regeerders, maar evengoed voor degenen die gewoon in het volk willen leven zoals ze doen. Er is dus een verandering. Ik meen dat de symptomen daarvan overal kenbaar zijn. Maar zo’ n vernieuwing moet verdergaan.

De vernieuwing begint in de eerste plaats met een geestelijke bele­ving, ook als het een hasjdroom is, hoger aan te slaan dan een gewone stoffelijke gezelligheid. Dat moet wel. Want wat ik droom is belangrijker dan wat ik leef. De droom behoef ik niet helemaal waar te maken, maar ik kan wel weigeren deel te hebben aan die stukjes werkelijkheid die met mijn droom niet stroken. En als we dan verdergaan ontstaat er een beeld van een samenleving, een maatschappij waarin eigenlijk alleen de droom nog geldt. Zoals eens de mensen werden geleerd door de goden, door God of door een verlosser, zo zullen de mensen van vandaag waarschijnlijk worden geleefd door de idee van menselijke eenheid of humaniteit. En wanneer dat gebeurt zullen er automatisch ook weer orakels ontstaan.

Het orakel, de profeet, is het kenmerk van de vernieuwing van de tijd. Het zijn lang niet altijd prettige profeten. Het kan net zo goed een mijnheer Hitler zijn als een paus Johannes. Zij geven een nieuwe inhoud, zij brengen nieuwe gedachten. Die gedachten op zich kunnen stoffe­lijk nooit lang stand houden, maar wat ze aan impuls brengen beïnvloedt het denken en het bestaan van zoveel mensen, dat daardoor de maatschappij veranderd.

Nu ga ik eens extrapoleren wat de mogelijkheden zijn in de toekomst, gezien het verleden.

Als de geestelijke waarden en de droom voor de mens belangrijker worden dan de feiten, komt er een ogenblik dat hij zijn werkelijkheid niet meer kan aanvaarden zoals ze is. Je breekt die werkelijkheid niet af, zoals sommigen denken, maar je verwaarloost het maar, zodat ze aan zichzelf te gronde gaat. Je leeft met heel nieuwe ideeën, gedachten en waarden. Je ontleent je belangrijkheid eerder aan je dromen en aan je geestelijk besef dan aan datgene wat je naar buiten toe bereikt. Als je bouwt, is dat alleen maar om een stukje van die droom gestalte te geven. In grote delen van de wereld zijn we nu op dat punt aangekomen.

Als ik denk aan bv. de zelfstandigheid van Suriname, aan de wensen van de A.B.C. eilanden, dan wordt mij al duidelijk dat deze mensen helemaal geen rekening houden met de feiten. Ze houden ook geen rekening met de be­staande opvattingen van recht en onrecht. Ze creëren gewoon hun eigen droom van recht en onrecht. En dat zal niet alleen daar gebeuren. Dat zal in uw eigen land net zo het geval zijn.

Wij krijgen te maken met wat men tegenwoordig minderheidsgroepen noemt. Elke minderheidsgroep heeft haar eigen visie van wat moet zijn en probeert die waar te maken. Het is duidelijk dat dat in de wereld voor een groot ge­deelte teloor gaat, het gaat daar kapot. Maar de droom blijft bestaan en wordt steeds meer aanvaard, totdat men op een gegeven ogenblik zegt: Ik ben niet wat de mensen denken dat ik ben. Ik ben wat ik van binnen weet te zijn. Dat is altijd het sleutelmoment. Vanaf het ogenblik dat de mens innerlijk zijn persoonlijkheid omschrijft en deze waarden – of ze nu echt bestaan of niet – stelt boven alle z.g. feiten en materiële ontwikkelingen, moet die mens ver­der gaan zoeken naar geestelijke krachten.

In een droom kun je niet meer de meerwaardigheid van materie aanvaar­den. Materie kan door de droom veranderen, maar geestelijke kracht blijft ook in de droom een geestelijke kracht. Zij kan niet worden veranderd. Je kunt hoogstens in de droom je verhouding tot die kracht op een andere manier gaan stellen. Zo krijgen we een toenemende vergeestelijking van de materiële maatschappij; en dat is in uw ontwikkeling waarschijnlijk toch socialisering. Maar die socialisering gaat kapot aan zichzelf, omdat elke groep denkt: de gemeenschap bestaat voor mij. En als iedereen denkt dat de gemeenschap voor hem bestaat, blijft er geen gemeenschap over. Dus zullen wij moeten zoeken naar een methode om de droom van binnenuit waar te maken.

We kunnen een beroep doen op andere krachten. We zullen ons eigen we­zen anders moeten zien. We zullen alles wat wij in de materie kennen in een ander verband moeten toepassen. Vergeet echter één ding niet: de Pythagoreeën gebruikten op hun mystieke wijze o.m. meetkundige structuren. Een deel daar­van werd later geleend om gestalte te geven aan bv. de Drie Eenheid, het Oog in de Driehoek, die door bepaalde groeperingen nu worden gebruikt. We kunnen die structuren terugvinden bij de Pythagoreeën. Zij zeggen: “In de driehoek van waarden ligt de totaliteit van het besef. Wie de juiste klank weet te treffen en de juiste kleur weet te vinden, zal hierdoor de kosmos beheersen en doordringen tot de essentie.” Het wordt dan omgezet in: “God met het alziend Oog”. Het is ergens een ontvluchting van feiten. De meet­kunde heeft in wezen een heel andere bedoeling. Ze probeert een ontleding, een technische omschrijving te geven van de mystieke kosmos en van de mense­lijke wereld. De eenheid moet daarmee worden aangetoond.

Neen, zegt de mens die mystiek wordt, dat materiële moet erbuiten blijven. Zij gaan werken met de verhoudingen in naam van God. Wij verwerken de formules en structuur in bv. onze kathedralen, maar voor de rest is het onbelangrijk want wij hebben de openbaring. Het vreemde is dat die men­sen een eenheid vinden in de openbaring, die zij niet kunnen vinden in hun normaal stoffelijk bestaan.

Er zijn tijden dat de gehele opvoeding van de mensen van +/- 500 tot +/- 1400 na Chr. afhankelijk wordt van de kloosters. Vergeet dat niet. Kennis is iets wat uit God wordt gegeven. Maar God geeft ze aan allen en daardoor wordt kennis toegankelijk ook voor mensen die niet behoren tot de uitver­koren standen, de adel, de krijgers, de regeerders of zelfs de grote kooplieden. Op deze manier is het eens gegroeid en dat zal nu ook weer gaan gebeuren.

Een groot gedeelte van de kennis wordt steeds meer mystiek. En dat is duidelijk. U weet misschien wat een atoomreactor is. Maar weet u hoe die werkt? Kunt u werkelijk begrijpen wat de gevaren en de mogelijkheden er­van zijn? U weet daar niets van. En weet u nu werkelijk wat de situatie is in de atmosfeer dankzij het drijfgas van de aerosolbusjes? Dat weet u ook niet. U hoort het van iedereen. U hoort de een zeggen dat u bepaalde stof­fen in uw drinkwater moet doen, omdat u anders rotte kiezen krijgt. Een ander zegt: Als je het gebruikt, krijg je kanker. Dat is dus een verschuiving van de tandarts naar de chirurg. Weet u er wat van? Neen, maar u moet ermee leven. Er zijn steeds meer dingen waar u dan maar mee moet le­ven. De enige methode om ermee te leven is er een andere kracht in te zoe­ken. Er moet een andere instantie zijn, een andere invloed die inwerkt. En dat betekent dat u zich openstelt voor allerlei geestelijke waarden, stromingen en invloeden waarvoor u een lange tijd was afgesloten, omdat u veel te druk bezig was met het beredeneren van de stoffelijke ontwikkeling. De tijd van het niet redelijke waarin de geestelijke erkenning suprême is ten aanzien van alle stoffelijk gebeuren komt weer dichter bij.

Ik ga nu nog een stap verder. Het blijkt namelijk dat niet alle delen van de wereld gelijktijdig aan zo’n fase beginnen. Er zijn grote verschillen in ontwikkeling en bewustwording. Als wij bv. naar China kijken, dan zeggen we: daar hebben we het eerste werkelijke begin van een nieuw materialisme, ook al lijkt het een sociaal experiment. Kijken we naar India hier is de ontwikkeling naar het materialisme al aar­dig gevorderd en komt er langzaam maar zeker een ompoling van de hele ge­meenschap naar de materie toe. Kijken we naar het Westen hier is de materiële bereiking kennelijk zover ge­komen dat de mensen weer gaan omzwenken naar het geestelijke. En dan ver­schuift het stoffelijke maar ook het geestelijke machtsevenwicht. Waar eens uit Azië de grote geestelijke wijsheid kwam (Ex Oriente Lux, zegt men dan), zal ze nu van elders komen. Misschien zegt men later wel: Ex Benelux. Want per slot van rekening, juist waar de stilstand van de mate­riële ontwikkeling optreedt, heeft de mens de kans om zich weer geestelijk aan te passen.

Wij zijn geneigd te zeggen dat het afzonderlijke processen zijn. In fei­te is dat niet waar, want een geestelijke achtergrond is weer nodig om elders een stoffelijke ontwikkeling mogelijk te maken. Er moet altijd in het totale gemeenschappelijk denken van de wereld èn geestelijk èn stoffelijk iets aanwezig zijn, anders zou men door het werken met de geestelijk inhoud en de geestelijke kracht de beheersing over de materie verliezen en dat mag niet. Of men zou door het materialisme geheel doof en blind worden voor alle geeste­lijke waarden en er zou nergens meer een mens overblijven die in staat was de geestelijke waarden weer te geven, als men met de materie niet verder kan. Vandaar deze vreemde onevenwichtigheid. Dat speelt zich nu af over de gehe­le wereld.

In het verleden was dat ook op een veel kleiner terrein terug te vin­den. Als wij eraan denken dat veel mensen in Griekenland doodsbenauwd waren voor het heksenland en de heksen van Anatolië, dan gaan wij ons realiseren dat er kennelijk een heel andere benadering van de materie vlak bij was, an­ders zou die legende niet zijn ontstaan. Van Egypte horen wij dat daar de mystiek en de godsdienst zegevierden. Maar ze werden steeds meer een vorm van materialisme. De krijgsman kreeg lan­ge tijd meer betekenis en plotseling was het de handel die het overnam. En dan zeggen wij: de grootheid van het Egyptische Rijk taant. Maar gelijktijdig zien we dat in de omgeving onder de Nubiërs de mystiek, vooral de maangod­mystiek, enorm opleefde, dat de grote magie plotseling in de negerrijken heers­te en daar een heel nieuwe ontwikkeling van denken ontstond; dat de groene magie langzaam maar zeker het hele continent overspoelde met uitzondering van een paar delen in het noorden en een paar delen in het zuiden. En dat gaat zo door tot ongeveer 900 na Chr. In het zuiden zien we dan juist de ma­teriële ontwikkeling.

Wanneer de Europeanen in Zuid-Afrika arriveren, dan komen ze daar net middenin een militaire ontwikkeling. Voor die tijd was er een religieuze ontwikkeling. Nu is daar de macht van de krijgsman gekomen. Men moet nu nuchter denken en zich minder met geesten gaan bezighouden, zo vindt men. En in de plaats van de grote goden en de magische werkingen van eens, zien wij plotse­ling de Impies van Dingaan.

Waardoor wordt die invloed in het zuiden door de blanken veel gemakke­lijker aanvaard? Het is duidelijk, die mensen zijn met al hun godsdienst eigen­lijk doorgewinterde materialisten. Voor hen is de godsdienst de rechtvaardi­ging van een materiële praktijk. Maar het is hier, de materiële praktijk die bepaalt hoe de godsdienst wordt geïnterpreteerd. Het is geen innerlijk licht. Neen, het is het materieel verplicht zijn, en daaruit vloeit alles voort.

In het noorden is het precies eender. De negers beginnen te ontwaken en gaan ook materialistisch denken. Voor Midden-Afrika zien wij dan de tijd van de krijgsman aanbreken. Die zal ongetwijfeld worden opgevolgd door de tijd van de handelaar. En als de tijd van de handelaar aanbreekt, dan weten wij nu reeds wat er zal gebeuren: dan valt de macht weg. Er ontstaan grotere een­heden, zeker. Maar de impuls waardoor een volk groter kan worden verdwijnt. Het zal nog wel even duren voordat het zover is. Maar de geestelijke waarden, die daar eens heersten en die reëel waren, verdwijnen langzamerhand. De blanke heeft er natuurlijk altijd om gelachen, behalve als hij er zelf tus­sen zat. En als dat daar gebeurt en we kijken naar Europa, dan zeggen we: Wat er eens is geweest in Afrika, moet hier dus ook komen. En wat zien wij?

Heksencultussen komen weer op. Zijn het duivelvereerders? Neen, het is de terugkeer tot de natuur, de natuurharmonie, het werken met de natuurgoden. Het is het werken met de kosmische krachten, die je in jezelf opvangt en weer overdraagt aan de natuur of uit de natuur opvangt en weer overdraagt aan an­deren. Dit neemt hand over hand toe. Ook het zoeken naar innerlijke beleving neemt hand over hand toe. Conclusie:

Over misschien honderd jaar, mogelijk al eerder, zal de materiële ont­wikkeling van het Westen bijna wegvallen tegenover de ontwikkelingen in de rest van de wereld. Maar het materialisme zal dan juist in het Westen min­der belangrijk zijn, omdat daarvoor in de plaats een nieuwe mystiek komt. Gezien de huidige basis nemen we aan dat ze een sociaal karakter zal heb­ben. Maar ze zal gelijktijdig verwijzen naar een nieuwe vorm van openbaring en ze zal nieuwe profetieën en orakels kennen. De mens zal steeds meer door kosmische krachten, maar ook door zijn eigen ondergaan van geestelijke en kosmisch krachten worden geleid in zijn verdere ontwikkeling.

Atlantis.

Nu zult u zeggen: Zou de zaak niet met één klap ten onder kunnen gaan? Het is mogelijk. U weet hoe dit zich in Atlantis heeft afgespeeld.

In Atlantis waren er in het begin zeer hoge geesten. Er waren pries­ters die met die meer hoge geesten in voortdurend contact waren. Wij ken­nen ze nog als het begin van de Witte Broederschap. Deze mensen, in hun eenzaamheid, brachten de geestelijke lering, de geestelijke weerstand, totdat de krijgers er zich meester van maakten en er een tweede priesterkaste opkwam. Vanaf dat ogenblik waren er oorlogen. Tot tweemaal toe heeft een enorme ramp het Atlantische rijk getroffen. Die ramp was voor een deel – laten we dat niet vergeten – iets wat ze zelf mede hadden veroorzaakt. Het was hun manier van krijg voeren. Het was hun gebruik van natuurkrach­ten volgens hun monomane machtsinstelling, waardoor Atlantis onder de gol­ven verdween, althans een groot deel ervan.

Indien die ramp niet was gebeurd, zou de kans erg groot zijn geweest dat men had moeten terugkeren tot de geestelijke krachten, omdat men werkte met krachten van de natuur die men niet meer begreep. Er was geen inhoud meer in het dagelijks leven. Er waren teveel dingen die men niet kon over­zien. De grootheid van het rijk en van de satellietsteden, die men had gebouwd tot in Spanje en Ierland toe, was niet meer voldoende. Men kon het niet meer overzien. Het was een wereld vol van materiële tegenstellingen, waarin niemand van de gewone mensen zich meer kon oriënteren en waarin ook de priesters van de tempels (er waren wel degelijk goden en tempels in At­lantis) ook geen leiding meer konden geven, omdat ze zich moest houden aan een dogma. En in dat dogma moesten ze proberen een verstarring van denken te veroorzaken, die niet te handhaven is tegenover verschijnselen.

Wij zitten nu in een tijd dat de mensheid aan zichzelf ten onder kan gaan, althans een deel ervan. Grote beschavingen kunnen te gronde gaan aan hun misbruik van machtsmiddelen, indien ze de macht met alle geweld willen doorzetten. Het ziet er hier echter niet naar uit. Want in de tijd dat At­lantis die situatie beleefde, waren er geen gelijkwaardige geestelijke of stoffelijke ontwikkelingen elders in de wereld meer te vinden. In deze dagen is dit wel het geval.

Er is nu een direct geestelijk tegenwicht voor die vernietigende ten­dens. Er is nu een mystiek, die niet alleen behoort tot de grote rijken met hun macht, maar die eigenlijk de gehele wereld door trekt en steeds meer groepen, ook binnen die rijken, in haar greep begint te krijgen. Een nieuwe beleving dus waaruit een nieuwe verkondiging komt. Daarom nemen we niet aan dat de wereld te gronde zal gaan aan de dwaasheid van de mensen, zoals eens Atlantis ten onder is gegaan.

Er zal natuurlijk een verandering van leefwijze zijn. Dat is duidelijk. Maar die verandering kan niet meer zo zijn als in de tijd van Mu. In die periode was er ook een machtsstructuur, met een grotendeels trekkende bevolking en enkele steden, die de karavaan- en handelswegen domineerden en gelijktijdig de punten van samenkomst waren van jagers en herders. Toen daar op een gegeven ogenblik het geestelijk besef dreigde weg te smelten in de machtsstructuur van bezit en wapens, trokken er mensen weg. Zij waren degenen die Atlantis hadden gesticht. Maar waar zou je in de wereld vandaag de dag een Atlantis kun­nen vinden? Die uitwisselmogelijkheid is er niet meer.

Wat is de ondergang van Mu geworden? Eigenlijk het feit dat de geeste­lijke krachten, die naar Atlantis waren uitgeweken, geen deel meer uitmaakten van de mensheid daar en dus ook niet voortdurend vernieuwing konden geven, voortdurend nieuwe inzichten en nieuwe geestelijke profetieën. Daaruit kan men concluderen dat ook wat dit betreft de huidige wereld er beter aan toe is dan men op het eerste gezicht zou veronderstellen.

Juist omdat het licht deze keer niet kan wegvluchten naar een nieu­we wereld, zal het in zijn oude wereld moeten werken. En dat betekent dat er overal centra zijn, en nog zullen ontstaan, die de nieuwe impulsen doorgeven naar steeds meer mensen en daardoor steeds grotere ontwikkelingsmogelijkheden geven.

Als ik dit alles bezie vanuit een meer kosmisch standpunt, dan zeg ik: Het is duidelijk, er zijn kosmische invloeden. Het is hier niet alleen de werking van de geest (d.w.z. van ons), maar zeker ook de in­werking van allerlei hoge krachten, die het totale denken van de mens­heid beïnvloeden en daarin verschuivingen tot stand brengen. Het is niet een verschuiving die gericht is op één punt, dat moet u goed begrijpen. Het is dus niet zo dat geestelijke krachten de gehele mensheid zodanig beïnvloeden dat ze zeggen: Je moet nu alleen geestelijk of materialistisch denken. Zij zeggen tegen de mens: Je bent zover gekomen, nu moet je eerst zoeken naar een nieuwe uitdrukking of een nieuw denkbeeld voor­dat je op de oude manier kunt verdergaan. Het is dus veel eerder een tendens naar een verandering dan een tendens in de richting van een geeste­lijke of stoffelijke ontwikkeling.

Als ik de golven van die invloeden zo bekijk, dan valt mij op dat ze althans in deze tijd een gemiddeld 700 jaarritme aanhouden. Dus van materialistisch tot geestelijk 700 jaar. Van geestelijk tot materialis­tisch 700 jaar. Van niet materialisme langzaam verdergaand tot het breekpunt van nieuwe geestelijke ontwikkelingen ongeveer 700. Zo gezien zou dus de komst van het nieuwe tijdperk (de nieuwe heerser) moeten bete­kenen dat er ook een nieuwe tijd van 700 jaar is aangebroken.

Wie de wereld van vandaag wil analyseren aan de hand van het ver­leden, kan zeggen: Dit is de overgangstijd. Dit is de beginperiode. Wat is er vroeger gebeurd? Wij moeten een historische parallel durven trek­ken, ook als wij weten dat ze in vorm niet juist is, maar in tendensen een zeer grote vergelijkbaarheid zal blijven vertonen.

Laten we niet al te ver gaan. Ik heb het net gehad over de kruis­tochten. Wat brachten die kruistochten eigenlijk aan de mensen in Europa? Zeker, nieuwe vormen van geestelijk denken. De kabbala komt in die tijd naar Europa. Ook de alchemie krijgt nieuwe stimuli. De alchemie wordt ver­anderd van een zuiver mystieke bezigheid in een stoffelijk experimentele.

In die dagen worden nieuwe wapens uitgevonden, maar gelijktijdig worden er ook nieuwe rechtsverhoudingen geschapen. Steden zijn bereid een keizer en een geloof te erkennen, alles wat u wilt, maar ze moeten wel rechten krijgen op hun eigen grondgebied, een zekere vrijdom, een zeker voorrecht. Anders gezegd: de geestelijke waarden gaan verschuiven en de tendens van het materialisme ontstaat niet door een plotseling terzijde stellen van het oude, maar eigenlijk door een uitholling ervan waarbij de waarden van het oude op een nieuwe manier worden geïnterpreteerd. Zo is de opkomst van de burgerstand onvermijdelijk geworden en daarmee gepaard gaand de regressie in macht en mogelijkheden van de krijgersstand en van de adel.

In de tegenwoordige tijd zijn de grote machthebbers, de zakelijke be­langen en de politici. Wat zal er dus gebeuren? Iedereen zal bereid zijn een politiek systeem te aanvaarden, indien het hem een geestelijke vrijheid biedt. Hij zal niet geneigd zijn enig systeem van handel of politiek te aanvaarden waardoor zijn gedrag te sterk aan materiële normen wordt gebon­den. Dan zal de eerstvolgende ontwikkeling zeer waarschijnlijk zijn: niet alleen de uitholling van de huidige maatschappelijke vorm, maar ook een leeg worden van de macht. De feitelijke macht van een groot concern of van een grote handelmaatschappij wordt steeds minder. De schijnbare macht van politici en andere regentenfiguren blijft uiterlijk bestaan, maar ze hebben steeds minder de mogelijkheid om hun eigen inzichten te volgen. Ze zullen allen steeds weer moeten beantwoorden aan het nieuwe denken onder de mensen.

Het opvallende in de periode, die ik u noemde, was in de eerste plaats het onderwijs. De geheime kennis (lezen en schrijven werd eigenlijk als een geheim gezien; je was bevoorrecht als je het kon) werd ineens toegankelijk voor bijna iedereen. Tot op den duur zelfs de helft van de stadbewoners zijn naam althans kon schrijven en kon rekenen. Een over­dracht van nieuwe kennis dus.

Dan moet deze wereld plotseling allerlei nieuwe denkbeelden gaan uitdragen die wel hebben bestaan, maar die altijd sub rosa zijn geweest, die altijd het bezit zijn geweest van betrekkelijk kleine kernen en groe­pen. Nu worden ze steeds meer algemeen uitgedragen. Ik denk dat daar ook wel eens bij zou kunnen zitten een begrip voor kerkelijke zaken, maar ook het vrijkomen van z.g. verboden boeken en dat soort dingen. Dat alles kan een rol spelen. Openbaring van achtergronden en geheimen t.a.v. de politiek, maar ook van de gedachtegang waardoor die dingen tot stand komen. Dus inzicht niet alleen in de mechanische werking van de politiek, maar ook in de psychische achtergronden ervan.

Ik meen dat de huidige tijd daarvan reeds de nodige symptomen vertoont. Maar als een ieder weet hoe een politicus pleegt te functioneren, kan hij in feite daardoor geen macht meer verwerven, behalve de macht die men hem wil gunnen. Om het nu eenvoudig te stellen: als je weet dat een politicus de boel belazerd, kun je hem toch wel kiezen. Maar dan kies je hem, omdat je denkt, hij belazert de kluit niet erger dan een ander. Je gelooft niet alles wat hij zegt dat hij zal doen. Je gelooft ook niet dat hij volledig oprecht en eerlijk is, als hij zegt dat voor het welzijn van het volk bepaalde maatregelen nodig zijn. Het zijn een aantal nieuwe zaken waarvan de symptomen kenbaar zijn.

Wat is er nog meer onderdrukt? In de laatste periode zijn er dingen onderdrukt zoals waarzeggerij, bepaalde vormen van kruidendokterij, eigen­lijk hekserij, vormen van mystiek die eigenlijk alleen in besloten genoot­schappen en loges beleefd kunnen worden. Dat komt nu allemaal naar buiten. De geheimen van de geheime genootschappen zijn zo langzaam maar zeker geen geheimen meer. Ze zijn alleen nog maar een gewoonte en dat betekent dat steeds meer mensen toegang krijgen tot allerlei denkwijzen.

Neem we een van de eenvoudigste voorbeelden: acupunctuur. Een oude wetenschap. Maar wie wist 50 jaar geleden wat acupunctuur was? Nu weet de helft van de bevolking het. En wat meer is, misschien een tiende van de bevolking gelooft dat acupunctuur meer kan doen in be­paalde gevallen dan de normale geneeskunde, die een machtsstructuur is geworden in een materialistische gemeenschap.

Dit alles gaat verder en dat betekent dat dan de macht bij steeds meer mensen komt te berusten. Anders gezegd: de feitelijke macht zoals die nu bestaat, is slechts te handhaven door te beantwoorden aan de ken­nis en de feiten van de massa. Dan zullen volgens mij ook steeds meer men­sen gaan begrijpen dat geestelijke krachten en mystieke belevingen wel de­gelijk deel uitmaken van uw leven. Dat het niet iets is voor heiligen of voor iemand die wegkruipt in een klooster of die naar Tibet of een an­der afgelegen oord gaat waar je als gewoon mens niet kunt komen. Neen, het is voor iedereen. Dan ga je ook zeggen: Als dit zo belangrijk is, kan ik daar wel wat anders aan opofferen.

Ik geloof aan een totaal nieuwe geestelijke ontplooiing van de men­sen juist op basis van de nieuwe inzichten die zij krijgen. Op basis ook van het nieuwe feitenmateriaal over geestelijke en esoterische zaken en over bepaalde andere vormen van denken en leven, die tot nu toe altijd zijn onderdrukt. Het resultaat is in uw dagen o.m. een zeker libertinis­me. Maar ook dat gaat weer voorbij. Want wat is libertinisme anders dan de rite van de oude inwijding. Oude inwijdingen en zeker de volksinwijdin­gen waren eigenlijk allemaal orgiastisch van karakter.

Stel dat er een inwijding plaatsvindt bij bepaalde volkeren in be­paalde landen. Dan kan het haast niet anders dat de materiële bindingen, die tot op dat ogenblik zo muurvast hebben bestaan, zo contractueel eeuwig en zeker, verlaten moeten worden, want om een nieuwe wereld in te gaan moet men zich losmaken van oude banden. Dan zal inderdaad een ver­val van zeden wel een grote rol gaan spelen en er zullen natuurlijk ook veel mensen zijn die daarin blijven steken. Ook dat is onvermijdelijk. Maar wat er overblijft is een behoorlijk percentage dat nieuwe geeste­lijke inzichten krijgt. Zij zijn de enigen, die in staat zijn voldoende te overzien van de materiële samenhangen en hun werkelijke betekenis, om de bestaande macht te beheersen en tot evenwicht te brengen. En dat impli­ceert volgens mij dan weer dat het Westen in deze periode meer en meer de rol van geestelijk reservoir moet gaan spelen en steeds minder een materieel dominante factor in de wereld zal zijn.

Hiermee heb ik getracht te laten zien wat er eigenlijk gebeurt. Ik weet dat in het verleden mensen plotseling als profeten fungeerden, terwijl ze dat eigenlijk niet waren. Alleen ze verkondigden een waarheid die iedereen wel aanvoelde, maar die nog niemand durfde uiten. Dat wordt duidelijk als je de bijbel leest.

Wat zijn profeten anders dan mensen die uitroepen dat het leven van een bepaalde koning goddeloos is en dat daaruit een ondergang moet voortkomen. Dat wist iedereen al. Maar die profeet zegt het en daardoor wordt het eigenlijk werkelijkheid. Een ander roept uit dat de stad ten onder zal gaan. Dat wist ook ieder­een, vooral de rijken, want die zijn voor een deel al geëmigreerd zoals altijd. Maar die man zegt het en hij maakt duidelijk waarom. Een samenhang ontbreekt en dat noemt hij dan: de toorn van God. De mensen zijn niet trouw aan God en Zijn geboden. In feite bedoelt hij: we hebben de innerlijke een­heid verloren.

Dat zal ook in deze dagen gebeuren. Natuurlijk, er zullen ook pro­feten zijn. Ik kan mij heel goed iemand voorstellen, die spreekt over de zegepraal van het gezond verstand en dan uitroept: Wij hebben niets aan mensen die maatregelen uitdenken. Wij hebben alleen iets aan mensen die een paar maatregelen ontwerpen, maar die dan ook volledig weten uit te voeren. Dat zijn heel eenvoudige dingen. Iedereen weet dat het zo is, maar niemand durft het te zeggen. Totdat er iemand komt die het wel zegt. Maar dat betekent niet dat hij onmiddellijk een grote rol speelt.

Denk aan Koekoek (nvdr. Nederlands politicus). Hij heeft nooit een meer waar woord gezegd dan die keer dat hij in de Kamer uitriep “Mijne heren, ik zal het niet lang maken. We hebben nu drie dagen verspild met vele lege woorden en we zijn geen stap verder gekomen. Hadden we niet beter kunnen uitdokteren wat we moesten doen dan erover te praten waarom we erover denken zoals we den­ken?” Die kreet heeft toch wel het een en ander teweeg gebracht.

Dat merkt u nog niet, maar er zijn daardoor wel degelijk enkele veranderin­gen gekomen in de departementale benadering van de democratie. Misschien komt er binnenkort weer zo’n “profeet”, die duidelijk maakt dat melk hele­maal niet zo duur behoeft te zijn, dat het brood eigenlijk veel te duur wordt verkocht alleen maar omdat men teveel belangen inschakelt die er eigenlijk niets mee te maken hebben. En dan zal iedereen zeggen: Dat wis­ten we al. Maar dan zal de “profeet” zeggen: Als we zo doorgaan, dan kun­nen we geen melk meer drinken en geen brood meer eten. En dan zal men onmiddellijk à la Marie Antoinette roepen: Maar er zijn toch andere dingen! Er is rijst. Er is pudding. Er is gebak. Maar de gewone burger zal zeggen: Er moet iets veranderen. Al moet ik zelf een koe of een geit gaan houden om zo op een redelijke manier aan melk te komen. Het is duidelijk dat dergelijke kreten in deze materialistische tijd altijd een materiële achter­grond zullen hebben. In feite zijn ze het besef van een nieuwe geeste­lijke waarheid.

Kijk ik terug naar de oertijd, dan zie ik dat daar verschillende methoden van jagen zijn geweest. Er waren een paar handige jongens die zeiden: Jaag hele kudden oerossen een ravijn in, dan gaan we later bene­den wel het vlees ophalen. Maar toen ze het drie keer hadden gedaan, kwamen een vierde keer geen oerossen meer. Met andere woorden: je kunt niet onbeperkt blijven verteren op de eenvoudigste manier. Het resultaat was dat ze een andere jachtmethode hebben ontwikkeld. Ze moesten wel.

In de huidige tijd heeft men ook alles zo langzamerhand gebonden aan groei, uitbreiding op materieel terrein, toenemend bezit, toenemende gemeenschapsverplichtingen en gemeenschapszorgen. Je probeert op die ma­nier dan verder te gaan, maar dan is er op een gegeven ogenblik geen kud­de meer, zelfs geen kudde materialisten die rijk genoeg zijn om in een kloof te vallen en geplunderd te worden, daar kan geen vakbond wat aan doen. En dan moet je wel anders.

De veranderingen die zo ontstaan komen dus eigenlijk voort uit een normaal gebeuren. Maar dan moet je ook op een andere manier de zaak recht­vaardigen. Dan kun je niet meer uitroepen: Wij arbeiders hebben recht ….! Je hebt dan recht op een portie van niks, en dat kun je niet verkopen. Dus moet je zeggen: Wij arbeiders moeten in ons een nieuw besef van onze onderlinge aansprakelijkheid vinden. Wij moeten een nieuwe kracht, een nieuwe macht vormen. Dan wordt het religie. Maar als het religie wordt, dan wordt ook mystiek aanvaardbaar. Dan krijgt misschien wat nu gewoon N.V.V. heet weer het karakter van een loge en wordt vakkennis en vakkun­digheid weer iets wat in handen komt van de arbeider. Maar dan wordt ze niet meer alleen een kunde die mechanisch is, maar er gaat dan een nieuwe kennis bijkomen, zoals bv. de kennis van harmonie bij het bouwen of in het vervaardigen van een machine. De kundigheid om geestelijke krachten te ge­bruiken om iets tot stand te brengen wat mechanisch misschien niet hele­maal haalbaar is, zoals men het eens heeft gedaan bij de bouw van de piramiden. Daar hebben ze ook krachten gebruikt om stenen naar boven te krij­gen, die geen 5000 slaven met hun grote rolsleden naar boven konden krij­gen. En ze hebben het allemaal voor elkaar gekregen.

Een nieuwe wereld, een nieuw denken, een nieuwe maatschappij, want die cycli in de kosmos blijven voortgaan. De veranderingen in de tijd houden niet op. Elk ogenblik is er een nieuwe invloed, een nieuwe kracht, een nieuwe macht. In dit 700-jaarsritme, waarmee wij ons vandaag hebben beziggehouden, is een vreemde wisseling te zien waarbij de heerschappij van de materie en de heerschappij van de geest elkaar afwisselen. Juist omdat dit op aarde op het ogenblik in verschillende landen gelijk­tijdig met een volledig fase verschil gebeurt, moet ik aannemen dat de mensheid in de komende tijd een enorme verrijking zal ondergaan. Want daar waar men nu materialistisch gaat denken, zal men leren de materie te waar­deren en te beheersen, zoals men dat voorheen niet heeft gedaan. En daar waar men dit al had bereikt, zal men de geestelijke achtergronden, het nieuwe begrip, de nieuwe innerlijke benadering vinden waardoor die tech­niek beheersbaar wordt en de mens blijft dienen in plaats van zijn be­staan en zijn beleven voortdurend te domineren.

Wat ik u vanavond heb gebracht is niet alleen maar een extrapola­tie van wat waarschijnlijk de toekomst zal brengen. Het is ook een analyse van uw eigen situaties, de maatschappij waarin u nu zit, de moeilijkheden die u allemaal heeft en de vraag waarom bepaalde geestelijke zaken zo eigenaardig verkeerd lijken te lopen en toch ook weer goed gaan, terwijl­ het stoffelijk niet helemaal klopt. Waarom die tweeledigheid? Dat kunt u nu uit het betoog afleiden.

Vernieuwing.

Het is wonderlijk dat er zo’n klein verschil bestaat tussen twee woorden, als men het neerschrijft: vernieuwing en vernieling. Want wat is vernieuwing anders dan de ondergang van het oude? En dat drukt men uit met vernieuwing. Zonder vernielingen, geen vernieuwingen. Geen bereiken zonder iets achter te laten. Geen verkrijgen zonder offers. Alle blijvende waarden, alle blijvend bewustzijn, alle nieuwe ontwikkelin­gen in de wereld of in de sferen worden alleen bereikt door datgene wat men opoffert om het nieuwe mogelijk te maken.

De wereld is aan vernieuwing toe. Iedereen roept het, maar niemand durft het aan. En toch verandert de wereld, dag na dag. En dag na dag brengt u offers, of u het wilt of niet. En zonder het te weten betaalt u aan de veranderingen, die u misschien zelf niet wenst en die toch onophoudelijk op u afstormen mee.

Ook geestelijk is dat precies eender. Je hebt je droom, je illusie, je waarheid, je gezelligheid, je innerlijke geborgenheid en dan opeens sta je daar in een kale, koude wereld. Dan moet je kiezen: wil je terug­vluchten in illusies of wil je verdergaan? Maar dan is de vernieuwing ook het achterlaten van veel waarvan je meende dat het zo zeker was en dat je er zo geborgen in was. Alleen door achter te laten sta je open voor het nieuwe. Vernieuwing betekent veranderen; en veranderen is nooit prettig.

Wij dromen innerlijk van een God die ons beschermt. Wij dromen in ons van geesten, die voortdurend naast ons gaan. Wij dromen, kortom, van een college dat alleen tot doel heeft onze ziel over te brengen naar die eeuwige zaligheid waarin ze eeuwig klapwiekt en jubelend zal rondvlie­gen met vergoeding voor alle geleden smart. Maar dan moet je ontwaken naar het feit dat je het zelf moet doen, dat jij het zelf bent die de weg moet vinden. Dan kom je tot een besef: dood is iets anders dan op­eens de oplossing van alle problemen. Het is doodgewoon het verplaatsen van je zijn in een nieuwe toestand, opdat je opnieuw jezelf beter en an­ders kunt zien, beleven en beseffen en misschien wel via een incarnatie weer strijdend, lijdend en zoekend de tekorten zult opheffen, die je bij jezelf hebt gevonden. En toch is dat de werkelijke vernieuwing.

De vernieuwing is niet de genade die je verandert zonder dat je zelf iets hebt gedaan. Vernieuwing is een weg die je gaat. Of je wereld heet of mens, het is een weg. En telkenmale weer ben je vermoeid, zou je bij de pakken willen neerzitten. Telkenmale weer zeg je: Ik heb er niets meer aan. Geef het voor mij maar aan een ander. Ik hoef niet meer. En toch ga je weer verder. Waarom? Omdat je innerlijk wel voelt dat er nog iets is, dat er een mogelijkheid is dat je uit deze schijnbare stilstand, uit deze schijnbare geborgenheid iets zoekt om uit te breken als een kuiken uit een ei. Vernieuwing is verandering. Vernieuwing is de vernieling van de illusies waarop je in het verleden hebt gebouwd. Maar het is ook de nieuwe kracht die je in jezelf vindt. Het is de nieuwe, wijdere wereld die open ligt. Het is die nieuwe reeks mogelijkheden en keuzen waarin je voor j­ezelf steeds meer waarheid en vreugde kunt vinden. Het is de gang uit de angstige benardheid van iemand, die zich verdedigt tegen het lijden naar de onmetelijke vrijheid van iemand, die door het lijden leeft om de vreugde te vinden.

Vernieuwing is het lot van al wat leeft, omdat niets van hetgeen bestaat eeuwig is, behalve het leven zelf. Het besef van het leven moet zich ontplooien totdat het alles kan omvatten, niet slechts de kleine illusies en geborgenheden waardoor het zich een ogenblik uitverkoren mag achten.

Waterdruppel.

Een waterdruppel kan een wereld zijn vol van leven, vol van ster­ven. In een waterdruppel groeien wouden, zijn er vlakten, jagen dieren hun prooi of grazen vreedzaam zich voedend in miniatuur.

Een waterdruppel kan een wereld zijn. En een wereld kan misschien een waterdruppel zijn in de werkelijkheid. Wij kunnen niet bepalen of onze wereld een waterdruppel is voor datgene wat rond ons bestaat. Wij kunnen al­leen zeggen: Ze is onze wereld. En in je wereld levend moet je werken met de waarden en mogelijkheden en de krachten van die wereld.

Misschien komt er een ogenblik dat die wereld wordt ondergedompeld in een oceaan en dat die wereld plotseling onmetelijk groot is geworden. Dan zul je toch jezelf zijn en je weg moeten zoeken. Je zult veel moeten missen wat je hebt gekend en waaraan je gewend was, maar je zult voortbestaan en je zult verdergaan. Dit is de essentie van het leven. Beperkt is onze wereld. Beperkt is ons besef. Afgesloten lijken wij in een wereld die voor ons groot en onmetelijk is, maar die t.a.v. de werkelijkheid slechts klein en onbelangrijk lijkt. Maar het zijn, en ons zijn gaat niet te gronde. Daarom moeten wij groeien naar het ogenblik dat wij in plaats van levend in één waterdruppel, in één enkel moment, in één en­kele beperkte wereld, kunnen leven in een oceaan waarin alle werelden, alle onbegrensde werkelijkheid aanwezig is en wij misschien ontdekken wat Zijn betekent.

image_pdf