3 juli 1956
Strip van Möbius en het flesje van Klein
Ik heb zo al het een en ander van u gehoord en daarom zullen wij maar eerst gaan luisteren wat u te vertellen heeft.
Ik heb tenminste al verschillende theorieën gehoord over de Strip van Möbius: vijf niet mogelijke, twee mogelijke en één geheel onmogelijke uiteenzetting.
Verder heb ik het flesje van Klein horen verminken op een manier dat het mij werkelijk gruwde.
Nu behoren deze dingen wel niet bij het eigenlijke lesrooster, maar wij zullen dus hier toch maar eerst eens mee beginnen. Nemen wij allereerst de strip van Möbius. Wat is daarbij niet duidelijk? Wat wilt u daar nog over weten?
Veronderstellende dat ik het zelf begrijp, wat is dan de bedoeling hiervan in het grote?
Ik zal eerst maar trachten de strip zelf aan u duidelijk te maken. Wanneer wij dit in zijn consequenties willen gaan bezien, dan nemen wij voor de eenvoudigheid een ogenblik, zoals u ook door verschillende heren hier hebt horen doceren, de Platlandtheorie aan.
Platland moet u zich voorstellen als een wereld die maar een molecuul dik is, zodat geen van de daar levende wezens zich kan omkeren.
Wanneer iemand dus en face staat, dan kan hij met zijn hand niet in zijn mond komen, want deze hand kan niet aan de wangen voorbij komen. Zo zijn er meer voorbeelden.
Wanneer in Platland een hardloper zou starten, dan kan hij eigenlijk maar op één manier teruggaan: nl. door achteruit te lopen. Kunt u zich dat voorstellen? Ja?
Bekijkt u dan maar deze kleine strip van Möbius, die hier zo-even werd gedemonstreerd, en stelt u zich voor dat zo’n wezen daar op loopt. Voor dit wezen blijft de wereld gelijk. Maar wanneer het zo rondwandelt en voor zichzelf rechtuit blijft lopen, staat het ten opzichte van een vriend, die is blijven staan, op een gegeven ogenblik: op de kop.
Wanneer wij nu dit probleem van binnenuit gaan benaderen, dan is er nog iets. Maar dat kunnen wij niet zien met de platlander, want deze heeft maar twee dimensies en blijft zo zichzelf gelijk. Wanneer wij die platlander willen omkeren, dan kunnen wij – als driedimensionale wezens – dit doen.
Neem aan dat hij in zijn rechterhand een tros bananen heeft. Dan kunnen wij hem uit zijn eigen wereld oppakken, omdraaien in onze derde dimensie en met de tros bananen rechts weer in zijn eigen wereld terugleggen.
Wanneer u zich dit kunt indenken, dan kunt u zich misschien ook voorstellen dat, wanneer wij nu een driedimensionaal wezen in een dergelijke toestand zouden plaatsen en deze zouden doen draaien door een vierdimensionaal mens, deze niet alleen op zijn kop zou kunnen staan, maar ook nog binnenstebuiten zijn gekeerd, terwijl rechts en links worden verwisseld.
Wanneer er nu vier dimensies zijn en de mens heeft een ronde langs de strip van Möbius volbracht, dan heeft hij – evenals de twee dimensionale mens op zijn reis een slag door de derde dimensie maakte – dus ook een wenteling door de vierde dimensie volbracht.
Daardoor is alles, wat eerst links zat nu aan de rechterkant terecht gekomen.
Nu gelooft men tegenwoordig niet meer dat het hart aan een kant van het lichaam zit. Maar zou dit wel het geval zijn, dan zouden wij kunnen zeggen: Hij ging weg met het hart aan de goede kant, maar na de reis langs de strip komt hij met het hart aan de verkeerde kant terug.
Wanneer u dit alles nu kunt volgen, weet u dus ook wat er de vorige malen over die strip van Möbius precies verteld werd.
Stelt u zich nu eens voor dat wij dit gehele proces in één kosmisch vlak overbrengen. “Die Wanderung der Seele”. Niet meer een mens, maar een ziel gaat deze weg rond. Deze zal dan het volgende doormaken:
Eerst streeft zij – naar zij meent – naar boven. Maar zonder het te weten, komt zij op een punt waar haar boven gelijk is aan de richting die beneden is geweest in een vroegere periode van haar leven.
Vanuit het standpunt van een stilstaande beschouwer, staat zij op de kop. Vanuit haar eigen standpunt heeft haar voorstellingswereld zich omgedraaid. Wanneer zij een gehele rondgang heeft doorgemaakt, zien wij bovendien een verschuiving in haar innerlijk bewustzijn, waardoor zij nu goed noemt, wat zij eerst kwaad heeft genoemd. En omgekeerd.
Ik geloof dat hiermede de relativiteit van de begrippen: “goed en kwaad” wel zeer duidelijk zijn aangetoond.
Is dat dan hetzelfde als het driedimensionale ten opzichte van de twee werelden in ons?
Neen. Dat is weer een andere kwestie. Ik zal het kort zeggen, dan moet u daar maar eens over na gaan denken.
De ene wereld is de wereld die u werkelijk noemt. De andere wereld is de voorstellingswereld, waardoor u meent deze werkelijkheid te beleven.
Waardoor het op de duur dan tot werkelijkheid kan komen?
Dan moeten wij nog verder gaan dan dat. Stellen wij ons eerst deze definitie maar eens duidelijk voor. Wanneer u die goed heeft, komt de rest vanzelf op de duur.
U heeft het gehad over de invloed die de voorstellingswereld in je uitoefent. U heeft het gehad over kracht. Is deze stuwing tot beleving dan weer iets anders dan de kracht, waar u het over had?
De kracht is de potentie, het vermogen, waardoor ik in staat zal zijn de problemen die de ruimtevoorstelling in mij schept na te gaan, na te streven en op te lossen. Een directe relatie dus, maar toch twee verschillende dingen
Wanneer ik spreek over een ruimtevoorstelling….. U moet zich maar eens even voorstellen dat u een snelheidsduivelin bent, …..u bent dat zeer definitief niet, laten wij dit nu maar eens even aannemen.
U zit in een auto op een grote weg. Dan is de voorstelling van een grote rechte weg voldoende om in u een drang te wekken om harder te gaan rijden. Maar u heeft de kracht van uw motor nodig om dit werkelijk tot stand te kunnen brengen. Een eenvoudig voorbeeld, nietwaar?
Dan heeft u gezegd: de kosmische wereld is onze persoonlijkheid. Dit begrijp ik niet goed?
Dat is ook al betrekkelijk eenvoudig te zeggen, maar ik heb er misschien een fout bij gemaakt. Ik had moeten zeggen: voor ons…. Hoe is onze wereld samengesteld? Onze wereld is opgebouwd uit elke voorstelling, elke ervaring, elke mogelijkheid tot voelen en beleven die vanuit mijn wezen gerealiseerd kan worden. Dit is bij de één wat meer, bij de ander weer wat minder. Maar de kosmische wereld kan voor mij slechts datgene zijn wat ik persoonlijk beleef.
Om het persoonlijk te beleven, moet ik echter de totaliteit van alle verschijnselen, alle mogelijke belevingen, alle mogelijkheden tot uiting in het kleine en het grote binnen mijn bewustzijn dragen. Zo is mijn kosmische wereld te allen tijde identiek met het totaal van mijn gevoelservaring en verstandswereld.
Het zijn dan ook deze drie factoren die binnen mijn wezen de enig mogelijke voorstelling en ervaring van de kosmische wereld vormen.
Is het nu duidelijker? Dus daar kunt u nu uitkomen? En hoe staat het met die driehoeken waar wij over spraken? Kunt u daar ook uitkomen? Ja?
Dan wens ik vandaag eens heel eenvoudig te beginnen, ik wil niet weer te horen krijgen dat ik u te veel onbegrijpelijke materie te verwerken geef.
Stellen wij dat ik een innerlijke wereld en een wereld buiten mij bezit. Dan is het mij niet mogelijk waar te nemen of deze beiden ook werkelijk identiek zijn. Ik kan niet vaststellen op welke manier de verschillende oorzaken buiten mijn wezen en het begrip daarvoor binnen mijn wezen tot gelijke waarde terug te brengen zijn.
Wanneer ik nu ga spreken over twee werelden, één in mij en één buiten mij, dan nemen wij voor het gemak maar aan dat deze beide werelden drie dimensies zullen hebben. Ik heb daardoor een mogelijkheid tot vergelijken.
Maar wat is nu het leuke? Er bestaan meer mogelijkheden dan binnen deze drie dimensies bevat kunnen worden. Wat dat betreft is hier misschien een aardig probleem voor u.
Probeert u eens hoeveel kleuren u nodig heeft om zonder dat dezelfde kleur in twee vakken naast elkaar komt, ringen rond een fietsband te tekenen. Bewijs mij dan mathematisch dat u dit aantal kleuren ook werkelijk nodig heeft.
Ik breng dit probleem nu wel naar voren en u kunt zich daar het hoofd over breken, maar dat is toch helemaal niet nodig. Ik doe dit slechts om u aan de lijve te laten ervaren dat er eigenaardige mogelijkheden zijn.
Op het gebied van de berekeningen zijn er trouwens nog meer. Kent u een globe? Om alle landen daarin weer te geven met een kleur, verschillend van de kleuren van de aangrenzende gebieden, dan kan ik met vier kleuren volstaan. Maar wanneer ik ga rekenen, dan bewijs ik wel dat ik ten hoogste vijf kleuren nodig zal hebben, maar ik kan nooit bewijzen dat het er maar vier zijn.
Er is een verschil tussen mijn realiteit en een wereld van waarden, die schijnbaar meer inhoudt, dan alleen maar mijn realiteit.
Dat is nu weer het eigenaardige met cijfers: wanneer u rekenen moet met de vierkantswortel van -1, dan krijgen wij te maken een getal dat in berekeningen wel bruikbaar blijft, maar niet meer voorstelbaar of bruikbaar is in de werkelijkheid. Zo krijgen wij de eigenaardigheid dat de wortel van een negatief getal weer positief zal zijn, maar omgekeerd in waarde, invert.
Er bestaan dus waarden die in onze wereld niet te realiseren zijn.
Wanneer wij nu de wijze van werken met de driehoeken goed begrepen hebben en wij weten dus het neerdalen van de bewustzijnslijn op de belevingsbasis goed te interpreteren, zullen wij weten dat de lijn van het bewustzijn uiteindelijk een projectie is van de beide staande zijden op de basis die mijn beleven uitmaakt.
Wij zullen nu trachten ons dit voor te gaan stellen als een projectie in een tweedimensionale wereld. Elke driedimensionale figuur wordt dan tweedimensionaal voorgesteld als een tweedimensionale samengestelde lijn binnen dit tweedimensionale vlak.
Zoals ik zo-even reeds zei, hebben wij in en buiten ons een driedimensionale wereld. De drie dimensies geven natuurlijk de ons bestaande waarden weer en niet de werkelijk heersende levenswaarden.
Wij stellen ons nu voor dat deze drie dimensies worden uitgezet als drie lijnen die elkaar onder een hoek van 90° aanraken.
Wij kunnen dan zeggen dat deze figuur, ook in de tweedimensionale wereld, een zekere duidelijk herkenbare waarde heeft. Het beeld zal ongeveer als volgt zijn: Twee lijnen die elkaar raken onder een hoek van 90° en daartussen een derde lijn, die met de beide buitenlijnen samenkomt onder een hoek van 45°.
Wanneer ik nu echter mijn driedimensionaal lijnenstelsel laat kantelen, zodat het in een andere betrekking komt te staan tot het tweedimensionale vlak, dan zal ook de projectie op dit vlak er anders uit gaan zien. Terwijl dus het driedimensionale stelsel zichzelf volkomen gelijk blijft, zien wij de projectie daarvan op het tweedimensionale vlak zich misschien zelfs aanmerkelijk veranderen. Denkende aan de driehoeken en dit toepassende op ons eigen wezen, zullen wij realiseren dat hier geen sprake zal zijn van een reële verandering, maar van een verandering in ervaring.
Nu bestaan er binnen het Al ontelbare dimensies. Zoveel zelfs dat het niet goed doenlijk is al deze dimensies afzonderlijk te betekenen en uit te drukken.
Wanneer echter in de driedimensionale wereld in of buiten ons deze veeldimensionale wereld als een projectie op ons ervaren vlak beleven, dan kunnen wij daaruit opmaken dat het beeld, dat wij beleven of zien, een samengesteld beeld is, zodat de waarde van alle voorkomende dimensionale verhoudingen daarin wel verwerkt is, maar als projectie op ons eigen begripsvlak.
Wij kunnen hieruit de volgende conclusie trekken: de wereld in mij bestaat in feite uit alle werelden waar ik kan bestaan, of die in mij kunnen bestaan. Als resultaat zal mijn eigen gevoels- en ervaringswereld het product zijn van reacties op waarden die ik in mijzelf niet kan realiseren. Ook de wereld buiten mij zal het resultaat zijn van een groot aantal dimensies, die door mij niet worden waargenomen, maar door mij worden aanvaard als gevolgen, wanneer zij zijn teruggebracht tot mijn bewustzijns- en waarnemingsvlak.
Beschouw ik mijzelf als een platlandmens, dan kan ik dus zeggen: dat alles voor mij een samengesteld, complex beeld is, waarin alles buiten mijn bewustzijn staande waarden worden weergegeven. Indien ik van dit standpunt uitga, zal ik ervan verzekerd zijn dat ik alle komende waarden steeds weer in mijn eigen wereld zal kunnen beleven.
Naarmate ik deze dingen bewuster beleef, zal ik ook door de verschillen tussen de in mij geprojecteerde waarden sterker kunnen ervaren. Dit maakt mij steeds beter mogelijk om de verschillende vlakken, ook binnen mijn bewustzijn, in hun geprojecteerde waarden te scheiden en mij zo beter bewust te worden van de invloeden die binnen mij optreden.
Naarmate mijn bewustzijn groter wordt, zal ik op elk gebied de complexen van waarden, die gezamenlijk voor mij en anderen het levensbeeld vormen, sterker leren scheiden. Zo kan ik dan, zowel in als buiten mijzelf tot het bewustzijn komen van de waarden die werkelijk in mijn wereld bestaan.
Wanneer ik mij bewust ben van de verschillende waarden, die gezamenlijk mijn wereld vormen, dan kan ik mij de dood misschien voorstellen als het wegvallen van een bepaald deel van de projectie op mijn bewustzijnsvlak. Het is in feite een verschuiving van mijn eigen bewustzijnsvlak, waardoor de projectie van de gelijkblijvende waarden in het Al voor mij een geheel andere vorm en afmeting aannemen. Elke beleefde sfeer berust dus uiteindelijk op een verschuiving van het eigen bewustzijn, waardoor men dezelfde in het “ik” geprojecteerde buiten het “ik” werkzame dimensies op een andere wijze worden ervaren.
Naarmate ik meer van deze veranderingen doormaak, zal ik mij dus ook beter kunnen realiseren welke waarden er werkelijk buiten mij moeten bestaan.
Duidelijker misschien: door een langzaam verplaatsen van mijn bewustzijnsvlak door alle dimensies, zal ik uit de ervaren projecties, aan de hand van de beleefde verschillen, een steeds duidelijker en juister beeld kunnen krijgen van de waarden die werkelijk binnen het Al voorkomen.
Wanneer ik nu door het kennen van de verschillen tot een voorstelling kom van de verschillende werelden of dimensies die er bestaan, dan wordt het mij duidelijk dat, wat wij dood noemen, niets anders is dan een veranderen van ons eigen bewustzijnsvlak, waardoor alles in onze ogen een andere gestalte en waarde krijgt, zonder dat er in de werkelijkheid ook maar iets verandert.
Elke sfeer die wij leren kennen, betekent dus eigenlijk niets anders dan een verplaatsing van ons bewustzijn temidden van de bestaande dimensies. Elke neerslag van deze dimensie is mij tot hulpmiddel en helpt te erkennen wat ik in werkelijkheid heb doorgemaakt. Bewustwording is dan niets anders dan een zich langzaam verplaatsen van het bewustzijnsvlak door de werkelijkheid, waardoor ik, aan de hand van de verschillende ervaringen gedurende deze periode opgedaan, mij uiteindelijk een beeld kan vormen van hetgeen er in werkelijkheid bestaat.
Wij kunnen echter nog verder gaan. Wanneer ik mij in deze dimensie voorstel als straalsgewijze uitgaande van een punt, kan ik als volgt zeggen: Mijn wezen is het middelpunt waardoor alle waarnemingen van de dimensie gelijkelijk en gelijktijdig plaats kunnen vinden. Zolang ik mij niet van de kern van mijn eigen wezen bewust ben, zal ik afstand tussen de dimensies als groot ervaren. Indien ik echter mijn eigen wezen leer kennen, zal ik alle dimensies gelijktijdig en in hun eigen waarde kunnen zien. Ik realiseer ze dan niet meer als een uit componenten bestaand beeld, maar zie elk afzonderlijk met zijn wezen en eigenschappen en zal zo een eenvoudig en duidelijk wereldbeeld verwerven, waarin het totaal van mijn wezen geheel geuit en gerealiseerd wordt.
Verder kunnen wij nog het volgende zeggen: het is noodzakelijk dat eenieder voor zich in het leven weet, dat elk beeld, elk gebeuren, elke ervaring alleen bestaat uit erkende waarden, doch elk van deze erkende waarden in zich slechts de uitdrukking is van de onbekende wereld.
Het is voor een esoterische of magische scholing zeer noodzakelijk dat men juist dit goed begrijpt, u mag dit dus nooit vergeten. Alle waarden zijn slechts uit componenten bestaande beelden, die in vergelijking gesproken slechts een projectie van de werkelijkheid bevatten. Zij zullen voor ons een bepaalde tendens voorgeven, die echter niet alleen bepaald wordt door de werkelijke waarden, maar voor ons wel zeer sterk mede bepaald wordt door de verhouding van ons eigen bewustzijn tegenover deze waarden. Indien hij zich dit realiseert, zal de mens steeds in staat zijn voor zichzelf te bepalen door een verandering in eigen bewustwording en verplaatsing van het bewustwordingsvlak, de omstandigheden voor zich naar eigen wensen te veranderen.
Het is dus mogelijk door het eigen bewustzijn de wereld te beheersen en de eigen ervaringen te veranderen, zowel als alles wat het eigen “ik” betreft.
Dit laatste heb ik hieraan toegevoegd om er zeker van te zijn dat men de consequenties van hetgeen ik deze keer en de vorige keer vertelde, goed begrepen wordt.
Deze aanvulling kan ik niet besluiten zonder nog even te wijzen op iets wat op de bijeenkomst zelf werd gezegd. Iemand zei toen tot mij: “Wij zijn hier om wijsheid op te doen, praat u alstublieft nog wat verder.” Mijn antwoord was toen: “Mijn moeder heeft mij altijd gezegd: “Jongetje, je moet niet alleen laden, je moet ook lossen”, als ik teveel wilde eten. Zo is het ook met alle bewustwording.
Wanneer u deze gegevens begrijpt en goed toepast, dan kunt u aan de hand van het eigen beleven mathematische constructies maken die uw eigen leven voorstellen. U zult de waarden, die hoofdzakelijk in uw leven voorkomen, als vorm uit kunnen drukken en de vorderingen van het eigen bewustzijn meetkundig vastleggen. Het wordt dan mogelijk de volgende fase van bewustwording zo gunstig mogelijk te kiezen en te bepalen.
U kunt ook in een andere wereld tijdelijk uw bewustzijn actief doen worden door een tijdelijke verschuiving van uw eigen bewustzijnsvlak. Maar altijd zult u toch terug moeten keren tot het leven en de wereld, welke op dit ogenblik werkelijk uw leven betekent.
Ik hoop dat de volgende keer de grondslagen van hetgeen ik gezegd heb, ook in de vorige lezingen over de vierde dimensie gedurende deze tijd, waar u twee maanden de tijd hebt, nog eens goed zult willen bekijken.
Wanneer u de grondslagen in uw hoofd hebt, zal het de volgende keer gemakkelijk zijn weer een eind verder te komen. Wanneer wij tenminste niet weer door recorderpanne worden gedwongen opnieuw een deel van de avond te herhalen.
De volgende keer gaan wij in ieder geval, zoals wij ook op deze bijeenkomst hebben gedaan, kalm en rustig verder.
Ik meen hierbij de punten die verloren waren gegaan, voldoende te hebben aangevuld. Wat mijn moeite betreft, moet u zich maar niet te zeer bezwaard gevoelen. Het is zo beter dan dat er weer een bijeenkomst voor het grootste gedeelte verloren gaat met herhalingen.
********************
Prof. Elsmeier gaf op zondag 8 juli 1956 een aanvulling op de lezing van dinsdag, waar een deel hiervan verloren was gegaan door een fout in de recorder. Waar beide delen zonder meer aaneensloten, zijn beiden hier als één geheel weergegeven.
********************
Vragen
Allereerst wil ik u in de gelegenheid stellen vragen te stellen aangaande hetgeen de vorige keer behandeld is. Heeft iemand wensen?
De vorige maal sprak men erover dat er verschillende wegen zijn die elkaar kruisen. Betekent dit, dat wij dan door dezelfde poorten moeten gaan?
Het kan zijn, dat men op verschillende wegen dezelfde poort door moet gaan. Dit wil niet zeggen dat die poort op deze wegen ook dezelfde betekent. Wat de tweede poort is voor weg A, kan heel goed de vierde poort zijn voor weg B.
U moet goed begrijpen dat dit geen plaatselijke poorten zijn, maar toestanden. Deze toestanden zullen wel degelijk doorgemaakt en geleerd moeten worden.
Wij kunnen het dan zo uitdrukken: dat bij een bepaalde poort de wegen zich kruisen. Maar wie nu verder zou willen gaan op de andere weg die hij ontmoet, loopt het gevaar dat hij niet in staat is de volgende poorten te overwinnen, de volgende beproevingen te doorstaan, waar hij niet de achtergrond heeft die daarvoor noodzakelijk is.
Is er dan ook geen mogelijkheid om er sneller te komen?
Dit is ook een moeilijke vraag, want sneller en langzamer bestaan eigenlijk niet. Wij kunnen echter wel dit zeggen: Hoe meer moed men heeft om het leven te aanvaarden, hoe sterker men verlangt om dit leven als taak te volbrengen door elke hinderpaal daarin te overwinnen op een wijze die het “ik” voor zichzelf kan aanvaarden, dan kunnen wij misschien de uitdrukking verantwoorden, dat zo iemand sneller tot de poorten komt.
In feite echter bereikt hij volgens eigen bewustzijn sneller het bewustzijn, dat hem het betreden van de poorten mogelijk maakt. Dus ook het ondergaan van de beproeving.
Maar je kunt toch geen deel van de weg overslaan? Je moet de hele weg bewandelen?
Inderdaad! Zelfs de magiër die op het ene punt verdwijnt om op het andere punt weer te verschijnen, heeft de weg tussen beiden punten af moeten leggen. Ook al kan niemand nagaan op welke wijze.
Dus ieder dwaalt op zijn eigen wijze?
Inderdaad. Vandaar dat deze wereld ondanks haar onvolmaaktheden voortdurend interessant blijft.
En de tempel?
Eenieder draagt in zich zijn eigen tempel. Want niet alleen draagt ieder in zich een vonk van het Goddelijk vuur, maar hij bezit ook een voorstelling daaromtrent. Ieder eert slechts de God die hij kent.
Het blad, dat valt, zegt: “In de aarde word ik herboren.”
Het blad, dat ontspruit, zegt:
“Ziet, de boom heeft mij voortgebracht.”
Zo dromen beiden van verschillende waarden,
zien beiden een deel van de werkelijkheid
en begrijpen niet hun eigen wezen.
Zo gaat het ook met de mens, met zijn God en met zijn tempel.
Men kan toch niet alleen door theorie bereiken, maar moet ook de praktijk ondergaan?
Zij die trachten alleen met de theorie te bereiken, zullen over het algemeen een praktijk ondergaan die tegengesteld is aan hun theorie. Zo zullen zij hun eigen pogen tot niets maken.
U heeft het gehad over verschillende poorten. Kan een mens aanvoelen dat er iets nadert, wat voor hem een poort kan worden?
Het nadeel van de beproevingen die de kosmos ons oplegt, is: dat men ze eerst erkent wanneer men ze doorstaan heeft. Doch maak u niet te ongerust. Er bestaan nog geen kosmische examinatoren, slechts wetten.
Maar je kunt je toch voornemen iets in jezelf te gaan verbeteren, wat grote moeilijkheden voor je meebrengt?
Inderdaad. Maar kunt u zeggen dat het verwerven van het bewustzijn reeds een poort is geweest, of dat het streven u eerst tot een poort zal voeren? Men heeft daarvoor een gezegde bij ons: “Wat deert het u hoe en wat men vraagt, zo gij slechts het begeerde antwoord krijgt.”
Ongetwijfeld zullen velen, die zo als een ook bij ons, in hun eenzame vertrekken of aan hun tafeltje zitten en vertwijfeld naar inspiratie zoeken in de blankheid van de bladzijden, zullen u wel zeggen dat een examen zelf niet veel meer dan werk betekent. Want terwijl je het aflegt, weet je niet, of je slaagt, of zakt. Slechts zij die geslaagd zijn, kunnen verzekerd zijn dat zij dit examen nooit meer zullen behoeven af te leggen. Een groot voordeel. Want zoals men eens zei in mijn land:
“Vraag de mandarijn met de pauwenveer niet of hij nog de klassieken kan reciteren, want zijn waardigheid is in de plaats getreden van zijn kennis.”
Zijn er nog meer punten waarbij mijn klein licht verhelderend kan werken?
U zei zo-even: dat, wanneer je een examen hebt gedaan, je het nooit meer behoeft te doen. Dat is een verlossend woord.
Inderdaad. Maar om wederom te grijpen tot de oude gezegden:
“Wie het oog des keizers op zich voelt rusten, denkt niet terug aan de vragen die een leraar hem eens stelde.”
Wie geestelijk iets bereikt, is in zijn bewustzijn nader gekomen tot de Goddelijke kracht en vergeet daardoor de worstelingen die hij eens doormaakte om met kleinere machten tot overeenstemming te komen.
Daarbij komt nog, dat bij een stoffelijke proef 9/10 van de gevraagde stof niet noodzakelijk blijkt te zijn voor het werkelijke leven, behalve als een basis, waarop de werkelijke noodzakelijke kennis kan worden opgebouwd. Zo gaat het geestelijk ook.
De proef die men doorstaat, bewijst bepaalde kwaliteiten en eigenschappen. De verdere ontwikkeling wordt dan juist op deze verworven kwaliteiten en eigenschappen gebouwd. Gij kunt dus niet verder gaan wanneer gij die eigenschappen zou verliezen.
Daarom is het afleggen van een dergelijke proef voor een tweede keer niet noodzakelijk. Zonder deze zou jij ook een nieuwe beproeving immers niet kunnen doorstaan?
Kan dit misschien bijdragen tot groter begrip en verdere geruststelling?
Tot op zekere hoogte wel. Ik had een concreet punt op het oog…..
Ik kan u ongeveer begrijpen. Maar is het u in uw leven nooit overkomen dat u meende geslaagd te zijn, maar later tot de ontdekking kwam dat gij u vergist had?
Slechts in een dergelijk geval, dus wanneer gij in een niet gerechtvaardigde waan leeft, kan eenzelfde beproeving u nogmaals worden opgelegd.
Vele poorten die men moet doorgaan, beginnen met dezelfde waarden. Zij vragen u moed en bieden u vrees. Maar wie de moed heeft, overwint de vrees telkenmale weer. Vandaar begint steeds weer een ander beeld.
Maar een mens kan wel eens een ervaring doormaken, waardoor een ander geschaad wordt. Die ander heeft dat natuurlijk dan nodig, dat weet ik wel. Maar toch….
Als hij werkelijk geschaad wordt, is dit in de eerste plaats een vraag van zijn bewustzijn, denken en reageren. Want wat voor de één een schade lijkt, kan voor de ander juist een groot geluk zijn.
Inderdaad. En van die ervaring hebben wij de sleutel niet……gelukkig.
Mag ik mij hierbij uit de volheid van mijn hart aansluiten.
Als de mens wist, hoe vaak zijn goed bedoelen medewerkt aan de ondergang van anderen en hoe vaak zijn haat, zijn bedreigingen en verzet het geluk van anderen bevorderen, dan zou hij zeker in het leven nog ongelukkiger zijn dan hij thans vaak is. Zoals eens de wijsgeer zei:
“Laat de arme de droom keizer te zijn en laat de keizer zijn droom van het eenvoudige leven. De werkelijkheid niet kennende, vergisten zich beiden.”
U zult mij deze filosofische toespelingen ongetwijfeld toestaan. Misschien mag ik juist dit beeld nog een kort ogenblik wat duidelijker voor u stellen. Speciaal ook uit het standpunt van de esoterische levensbeschouwing.
Het is mij onmogelijk na te gaan wanneer ik een ander schade toebreng, of een ander iets schenk, tenzij ik met deze zo volledig één ben dat al zijn weten en al zijn denken ook volledig in mij begrepen zijn. Daarom zal ik mij dan ook nooit laten leiden door hetgeen een ander ondergaat door mijn woorden, of mijn daden, mits deze voor mijzelf verantwoord en gerechtvaardigd zijn en ik mijzelf dus geen verwijten heb te maken.
Evenzeer zal ik mij nooit verzetten tegen hetgeen anderen mij doen ondergaan, tenzij het in strijd is met mijn eigen wezen. Want, op het ogenblik dat een ander voor mij een bedreiging vormt, kan hij mij redden van een groter gevaar dat ik nog nooit gezien heb. Ik weet wel dat – zo deze bedreiging werkelijk wordt – ik mij, gezien de in mij levende drang om voort te bestaan, daartegen zal moeten verzetten.
Ik mag misschien met een beeld illustreren:
Er was een landman die een akker bebouwde. Op een dag nu gaande door het woud, werd hij bedreigd door een slang. Hij vervloekte haar, zeggende: “Ziet, gij zijt voor mij een groot gevaar” en draaide zich om om te vluchten.
Zo kon de tijger die op hem loerde hem niet schaden, waar deze, door zijn vlucht verschrikt, evenzeer vluchtte.
Het was echter de tijger die hem het grote en werkelijke gevaar was. De slang zelf was onschuldig.
Wat u alles gezegd is over de voorstellingswereld, moet u dan ook hierop wel degelijk van toepassing verklaren.
Wanneer iemand iets doet dat u schijnt te bedreigen, behoeft gij niet aan te nemen dat dit een werkelijke bedreiging is, tenzij u dit feitelijk bewezen wordt.
Men moet voor een dreiging en zelfs voor een onrecht dankbaar zijn, indien het u helpt om een pad te vinden.
Het is het onrecht van deze wereld, dat het ons mogelijk maakt voor onszelf recht en rechtvaardigheid te vinden.
Daarom zal een waar strever naar esoterische bewustwording zich ontdoen van elke haat en van elke vrees. Handelend volgens beste weten en kunnen, handelende volgens zijn beste inzichten, zal hij een ander nooit werkelijk kunnen schaden, tenzij die schade voor die ander in werkelijkheid een zegen is.
Wanneer een ander hem iets aandoet, of aan wil doen, kan dit voor hem nooit anders dan een zegen zijn, wanneer hij, trachtende zijn eigen leven te leiden, volgens de paden die hem zelf rechtvaardig lijken, deze voortzet, ongeacht wat er gebeurt, zich slechts daar verdedigende waar dit hoogst noodzakelijk is.
De magiër gaat in het duister en bedwingt de geesten met zijn dolk. De esotericus werpt zijn ziel tot de Allerhoogste en is zo zonder dolk veiliger dan de magiër ooit kan zijn.
De kunst om in het leven eigen bewustzijn sterker te laten spreken dan de omgeving, maakt van de esotericus een ingewijde die alle paden kan gaan.
Hiermede neem ik afscheid van u en geef het woord over aan de laatste spreker. Ik ben u dankbaar voor uw gehoor en uw welwillendheid.
Bijvoegsel dd. 5 juni 1956 behorende bij les 10
N.a.v. vragen i.v.m. de les – gegeven door prof. Elsmeier die door een defect aan de machine niet op de band gekomen was – gaf Broeder Ahmed de volgende uiteenzetting:
Om dus heel eenvoudig te beginnen: de zgn. strip van Möbius kunt u zelf maken. U neemt een stukje papier, gewoon een reepje lang papier. U neemt het ene einde en draait het één slag om. Daarop neemt u wat kleefstof en u kleeft beide einden aan elkaar.
Wanneer u nu deze kring neerlegt en u begint met een poppetje, of een figuurtje (een plat figuurtje) te laten bewegen, bv. langs de binnenkant van deze cirkel, dan zult u ontdekken, dat wanneer u een hele reis rond heeft gemaakt, door deze slag die het meemaakt, het bij terugkomst a.h.w. omgekeerd is. Dan staat het op zijn kop en aan de andere kant.
Dat is dus de eigenaardigheid van deze strip van Möbius. Ik meen dat prof. Elsmeier u toen tevens heeft gewezen op het kinderamusement, dat u kunt krijgen door een dergelijke strip in de lengte door te knippen. Maar dat heeft met de verdere kwestie eigenlijk zeer weinig te maken op het ogenblik.
Deze strip van Möbius geeft nl. het volgende aan:
Wanneer wij ons kunnen voorstellen, dat de ruimte – evenals dit stukje papier dus – mogelijkerwijze een slag vertoont, dan zou bij een rondreizen in de kosmos men op een gegeven ogenblik a.h.w. op zijn kop staan, binnenstebuiten zijn. Kunt u zich dat voorstellen?
Nu is dat op zichzelf van weinig belang. Het is echter aardig daarbij op te merken, dat wanneer wij dit toepassen op onze waarderingen, wij zouden kunnen zeggen: “Neem deze strip voor het leven. Zo wij ons dan bewegen in een richting en wij zeggen: beneden ons is kwaad en boven ons is goed. Blijkt dat wij in één rondgang onze waarderingen voor goed en kwaad volledig verwisseld hebben. U ziet, deze consequentie is betrekkelijk simpel.
Nu bestaat echter van dit probleem ook het zgn. flesje van Klein, een driedimensionale uitdrukking. Dit flesje van Klein kunt u zien als een flesje, waarvan de bodem a.h.w. in de hals uitkomt en de hals afsluit.
Dat flesje loopt rond, hier hebben wij de opening. Nu loopt dit zo naar beneden, wordt buikig, loopt spits toe. Nu loopt deze bodem dus door de buik en komt in de hals weer uit.
Wanneer wij dit nu zien, dan blijkt ons dus dat in een vierdimensionale kwestie eigenlijk op een gegeven moment binnenkant en buitenkant met elkaar verwisselen, indien wij elke lijn als een gesloten lijn willen zien.
Elke lijn als aangesloten lijn?
Ja. Inderdaad zo ziende, krijgt u hier een open ruimte bij deze buiging, wij hebben hier een gesloten lijn. Wij hebben daar een gesloten lijn en wij hebben daarin een gesloten lijn. Drie gesloten lijnen.
Wanneer wij die gesloten lijnen bezien, dan blijkt ons dat onder en boven bij dit flesje gelijk zijn. Dat binnen en buiten eigenlijk overeen komen.
Maar tegengesteld dan?
Neen, die zijn schijnbaar tegengesteld. Maar naargelang de kant, vanwaar wij uitgaan, is het binnen, of is het buiten.
Inderdaad, ja.
Dat geeft ook weer een vergelijking aan tot het vierdimensionale vlak, dat wij op een gegeven ogenblik niet weten wat binnen- of buitenkant is.
Nu moeten wij ons goed realiseren, dat deze uiteenzetting over de vierde dimensie in dit geval betrekkelijk weinig te doen heeft met de esoterie. Hier wordt kort een esoterische vergelijking gemaakt om duidelijk te maken, hoe alle verschijnselen en mogelijke verschijnselen in de ruimte ook kunnen worden toegepast op onze innerlijke wereld.
Voor degenen die niet aanwezig waren bij bedoelde uiteenzetting zal ik kort de stelling citeren. Uiteenzetten kan ik ze hier niet.
”Elke mens draagt in zich een wereld, waarin de ervaringen van buiten worden geregistreerd. Deze wereld kan ook in drie dimensies worden verdeeld: ruimte (de ruimtelijke voorstelling), tijd, ofwel de duur en de veranderingsverschijnselen, plus kracht. Deze drie dimensies worden begrensd door de werkelijkheid, die noch in noch buiten ons is.”
Dit is een definitie die ons ongetwijfeld op deze bijeenkomsten te ver zou voeren. Mogelijkerwijze zou onze vriend Elsmeier u daarover nader inlichten. Ligt het ook in uw bedoeling dat ik de uiteenzetting met die driehoeken even herhaal?
Als het kan: erg graag.
Ik kan dat natuurlijk niet zo bekwaam als onze zeer geleerde vriend Elsmeier. Maar simpel gezegd en illustrerende met de handen hier, zal ik trachten het u duidelijk te maken.
Ik heb een driehoek (de twee handen geven de opstaande zijden weer). Dat zijn de drie waarden van mijn innerlijke wereld. Denkt u dus zo een lijn en hier de tweede. Nu kan deze hoek zo liggen; ik kan hier tot 90° komen; ik kan maar tot 90° komen. Mijn basis blijft gelijk. En de beperking van mijn basis blijft gelijk. Nu is echter de top hiervan mijn bewustwording. Mijn bewustwording is nl. de realisatie uit mijn grootste vermogen, plus mijn grootste kracht op het totaal van mijn ervaring. Dus mijn interpretatie. Dit is mijn geestelijk begrip, dat is de kracht om het te uiten en dit is de ervaringsmogelijkheid: wereld.
Wat is het verschil tussen vermogen en kracht?
Begripsvermogen. Mag ik het zo definiëren?
Nu, dit is voor mij ook betrekkelijk moeilijke materie. Ik ben niet zo daarin thuis.
Wij kunnen ons dus voorstellen dat ik op een gegeven ogenblik de beide lijnen (de opstaande zijden) gelijkelijk ga verlengen, de top wordt hoger. Mijn bewustwording blijft dezelfde, maar vergroot zich in kosmisch opzicht in mijzelf.
Nu kan echter een bewustwording alleen in mijzelf mij nooit helpen. Want op het laatst krijg ik een naald (een zeer hoge driehoek met gelijkblijvende basis). Een te smalle basis. Ik ben wankel, ik weet niet meer waarheen ik moet gaan.
Heeft mijn bewustzijn dus een bepaalde hoogte bereikt plus mijn innerlijke capaciteiten, dan zal ik mijn wereldervaring moeten vergeten om zo een grotere ervaringsbasis te krijgen, waaruit ik een hernieuwd klimmen van mijn bewustwording verkrijg door mijn begripsvermogen en kracht beide opnieuw te vergroten.
Het komt er dus op neer, dat men de ervaring in het leven gelijk doet gaan met zijn ontwikkeling?
Inderdaad. Maar nu zijn er bepaalde gevaren aan verbonden.
Stel dat mijn begripsvermogen gelijk blijft, terwijl mijn kracht, groeit. Deze lijn wordt langer, dus deze hoek wordt vlakker en die hoek wordt groter. 90° kan nog. Want dan is mijn bewustzijnslijn gelijk aan mijn begripsvermogen (de loodlijn). Maar ga ik nu verder en wordt mijn kracht nog groter, dan krijg ik een driehoek met een hoek, groter dan 90°.
Deze helling brengt mij dus op een hoogtepunt, dat ligt buiten mijn wereldlijk vermogen, buiten mijn basis in de materie. Mijn loodlijn van bewustwording is niet meer op mijn eigen realiteit gebaseerd. Dan kan ik nooit tot een werkelijk beleven komen en is dit geen bewustwording in mij, maar slechts het totaal van mijn wezen en bewustwording voor hetgeen buiten mij bestaat.
Dit is in eenvoudige woorden en kort samengevat, wat onze vriend Elsmeier heeft betoogd. U ziet, ik heb het niet lang gemaakt. U kunt het makkelijk overnemen en doorgeven.
Ik ben u erg dankbaar. Het was erg verhelderend.
Ik ben dankbaar dat het verhelderend heeft mogen werken. Zo zie ik in mijzelf een groot licht, wanneer ik schijn in het licht van een ander. Maar ik ben slechts een man, geen zon. Ik weerkaats het licht van vriend Elsmeier.
← vorige tekst | overzicht | volgende tekst → |