2 oktober 1956
Het werkelijkheidspunt
Wij zullen dan allereerst maar eens zien of er nog problemen zijn overgebleven van de vorige keer.
Vragen
Wanneer wij denken aan de veelhoekige figuur, waarover u heeft gesproken, en ik een kubus neem. Wanneer ik mij dan stel op het snijpunt van de diagonalen, dan kan ik mij voorstellen dat vanuit dit punt de diverse driehoeken op de vlakken van de kubus geprojecteerd zijn. Een van de vlakken is dan voor ons de basis van de ervaringsdriehoek. Deze figuur is natuurlijk betrekkelijk ongelukkig, want wanneer ik de loodlijn trek vanuit het kruispunt van de diagonalen naar de vlakken toe, dan zal vanuit het diagonaalpunt naar de ribben de loodlijn langer zijn en zou dit dus een hoger bewustzijn eisen dan naar de zijden.
U heeft het zich onnodig ingewikkeld gemaakt. De mens denkt altijd dat het het eenvoudigste is, wanneer hij met een kubus begint. Maar u zou veel beter gedaan hebben, wanneer u een bol had genomen. Daarop had u zich dan driehoekige vlakken kunnen projecteren. Wij beschouwen deze vlakken dan als aaneensluitende facetten. De bewustwordingsmogelijkheid en behoefte zal dan overal gelijk zijn. Desondanks hoeft elke ervaringshoek niet even groot te zijn, al is dit wel mogelijk.
In dit beeld kunnen wij dus zeggen: dat verschillende bewustzijnswerelden verschillende mogelijkheden tot beleving scheppen, zonder dat de persoonlijkheid op zich hoeft te veranderen, of het werkelijke bewustzijn bepalend wordt voor het werkelijke vlak van de beleving.
Van de door u gegeven voorstelling kunnen wij dus zeggen: dat zij op zichzelf niet geheel gezond was. Als eenvoudig voorbeeld zou hij nog bruikbaar zijn, verder ook niet.
Ik heb dus toch goed begrepen dat de loodlijn inderdaad het bewustzijn is?
Ja. Eigenlijk hebben wij dus met onze voorstelling een driedimensionale uitdrukking gegeven aan de mogelijkheden van het leven zelf.
Als vierde waarde, wat mij betreft, kunnen wij hier ook over een vierde dimensie spreken en hebben wij als bepalende waarde daarin het bewustzijn zelf afzonderlijk geprojecteerd. Dit vereenvoudigt onze latere berekening en voorstelling. Vandaar dat ik ook met beschouwingen over de vierde dimensie ben begonnen. Nu heb ik mij hierbij tot nu toe alleen op de persoonlijkheid gebaseerd. Maar wanneer wij verder gaan, zullen zien dat deze voorstelling het gehele Al kan omvatten.
Nu heeft u, als ik mij niet vergis, daarna besproken dat elk punt in dit vlak een bewustzijnspunt is…..
Dat is niet juist. Wanneer dit zo zou zijn neergeschreven, is er sprake van een foutieve vertaling. De zaak zit nl. zo: de bewustzijnslijn wordt naar de uiterste belevingsmogelijkheid geprojecteerd. Als voorbeeld in de gegeven uitbeelding, dus de buitenkant van onze bol. Maar wanneer ik mijn bewustzijn nu terugbreng naar het middelpunt toe, dan wordt mijn belevingsvlak voor mij kleiner. Binnen mijn mogelijkheden kan ik dus op elk punt dat op mijn bewustwordingslijn kan projecteren – en dat aantal is oneindig – mij een belevingsvlak voorstellen dat niet gelijk is aan de beleefde werkelijkheid van de doorsneemens, maar desondanks voor mij een volkomen werkelijkheid is. Mijn vlak zal echter alle waarden in zich dragen die de werkelijkheid van de doorsneemens uitmaakt.
De verhoudingen van de feiten echter veranderen. Doordat het gebied van beleving kleiner en overzichtelijker wordt, worden de hoofdlijnen van het beleven scherper kenbaar en wordt de betekenis van de details verzwakt.
Mag ik daaruit aannemen dat de bewustwordingslijn oneindig is, wanneer wij haar binnen het Goddelijke doortrekken?
Ja, wanneer wij daarover gaan praten, gaan wij eigenlijk verder dan ik wilde gaan. Wetenschappelijk gezien kunnen wij zeggen: dat elke lijn bestaat uit een oneindig aantal punten.
Een punt heeft geen massa. Zij is een ruimtelijke aanduiding die zelf geen plaats inneemt. Waar zij geen materie is en geen plaats inneemt, kan ik theoretisch een oneindig aantal van deze punten binnen elke lijn projecteren. Onverschillig hoe kort de lijn is, is het aantal daarin te projecteren punten dus altijd oneindig. Maar wanneer wij onze lijn verlengen tot in het Goddelijke, dan hebben wij niet alleen een lijn die bepaald is, maar zien wij tevens met het bereiken van het Goddelijke, een einde komen aan onze eigen bewustzijnsvorm. Dat is juist het eigenaardige.
Het menselijke bewustzijn is in zichzelf oneindig, waar het de mogelijkheden tot realisatie betreft. Maar zodra het Goddelijke wordt bereikt, is het opeens eindig. De overgang in het Goddelijke beëindigt het menselijk aspect, waarna mogelijkerwijze de bewustwording in een andere oneindigheid van mogelijkheden verder gaat. Maar menselijk is dit niet meer.
Wij persoonlijk kunnen dus niet tot in het oneindige in het Goddelijke doordringen. Tot in het Goddelijke…. Ja. Maar in het Goddelijke niet meer… Ik hoop dat dit nu voor zover duidelijk is.
U heeft de vorige maal gezegd dat, wanneer in de mens het bewustzijn van het heden zover komt, dat hij het gehele vlak van het heden kan overzien, hij zich van de werkelijke betekenis van het heden bewust is en vandaar bovendien kan komen tot een werkelijk bewustzijn omtrent zijn eigen wezen. Dit kan ik mij nog niet goed realiseren.
Dan zullen wij hiervoor een heel eenvoudig voorbeeld nemen. U staat in een stad. Wat ziet u dan rond u? Huizen, een weg, auto’s, straten, voetgangers e.d. de hele stad. Kleiner, dat is waar. Maar het geheel, de samenhang van het verkeer, iets wat u beneden niet kunt zien, ziet u boven opeens wel.
Wanneer u nu weet, hoever u van de stad verwijderd bent – deze stad voor beleving, uzelf voor het bewustzijn in dit beeld – en u overziet alles, dan heeft u in het moment “heden” een volkomen overzicht over alles, wat er in de stad gebeurt.
U ziet vanwaar de dingen komen, waarheen zij gaan, u kunt dus het werkelijke bewegen en beleven in die stad niet geheel voor uzelf realiseren.
Nu is die stad uw beleven. Wanneer u daar middenin staat, zult u zien dat u meestal in de details vastloopt. U spreekt over een moment, het gebeuren op dit ogenblik. Maar dat komt overeen met het ogenblik dat u in die stad een tram voorbij ziet gaan, u ziet niet de werkelijke betekenis van deze tram. Hij gaat van een beginpunt tot eindpunt. Voor de tram is dat zijn heden, zijn tijdsverbinding, die daardoor geschapen wordt.
Wanneer u nu het heden overziet en niet meer gevangen blijft in het beschouwen van enkele details, dan zult u dus een overzicht kunnen verwerven van hetgeen uw leven op dit ogenblik betekent, in welke fase het verkeert en wat de werkelijke betekenis is van elk gebeuren in dit leven. U overziet dan het “heden”.
Wanneer u nu weet, waar u staat. De persoonlijkheid moet zich dus realiseren: Ik heb nu wel een overzicht gewonnen, maar kan dit slechts verwerven door afstand van het leven te nemen. Dan kan men gaan zeggen: Ook vanuit dit standpunt is voor mij het heden het totaal van mijn blikveld. Daarin realiseer ik mij het heden op deze manier en verwerkelijk het. Ik kan nu de betekenis daarvan binnen de eeuwigheid overzien, want de ware betekenis van dit ogenblik is onveranderlijk en blijft bestaan. Maar ik moet weten wat mijn persoonlijke beleving aan werkelijkheidswaarden in zich draagt op dit ogenblik.
Let nu eens op: u weet natuurlijk nog wat ik tegen deze vriend hier over die bol met die facetten heb gezegd. U heeft zich natuurlijk ook herinnerd dat de kern van de bol, waarin alle bewustzijn uiteindelijk uitmondt, het brandpunt wordt van het werkelijke leven. Dit brandpunt is identiek met het Goddelijke, zoals dit binnen ons bestaat.
Dit heeft u toch allen goed begrepen, nietwaar? Dan gaan wij dit beeld nu uitbreiden. Nu ga ik niet meer zeggen: Ik heb hier te maken met een persoonlijkheid, maar bv.: Ik heb hier te maken met een heel volk. Wat gebeurt er dan? Dan kan ik het gehele bestaan van dat volk met zijn mogelijkheden ook begrenzen en de huidige werkelijkheid onderbrengen binnen een van deze vlakken, deze facetten.
Ik kan nu verder gaan zeggen dat dit beleven van dat volk binnen het bewustzijn van eenieder, die deel uitmaakt van dit volk, gerealiseerd kan worden. Ook vanuit de persoonlijkheid, die deel is van het volk, kan dus het bewustzijn van het volk geprojecteerd worden naar het absolute werkelijkheidspunt binnen dit volksbestaan: het Goddelijke.
Hoe komt u aan dat werkelijkheidspunt?
Kort gezegd: Er kan slechts één waarheid bestaan. Wanneer ik zeg dat er twee waarheden bestaan, dan kunnen deze – willen zij waar zijn – nooit met elkaar strijdig zijn. Zij moeten elkaar steeds bevestigen. Zij zijn dan echter geen zelfstandige waarheden, maar delen van één grote waarheid, die alle waarheden, zoals wij die zien, in zich bevat.
In het werkelijkheidspunt, waarin deze waarheid geuit wordt, bestaat geen tegenstelling, geen ontkenning. Daar blijft slechts datgene wat is, nl. het Goddelijke. Het Goddelijke is binnen onze persoonlijkheid wat wij de ziel noemen. Binnen een volk kunnen wij zeggen: de volksziel. De ziel is echter niet iets dat afzonderlijk en tegenover het Al gesteld gezien moet worden. Zij is in het Goddelijke wel degelijk met alle andere zielen gebonden.
Wanneer ik een aantal zielen heb, die ongeveer gelijke beleving doormaken, een gelijke tijdsgang, gelijke eigenschappen en omgeving kennen, dan kan ik zeggen dat voor een volk bv. dus het werkelijkheidspunt daar ontstaat, waar alle zielen, die er deel van zijn, bijeen komen binnen het Goddelijke. Op dit punt is echter slechts één – ware – realisatie mogelijk. Weet u nu, wat een werkelijkheidspunt is?
Wat voor een deel van een volk bv. gemeenschappelijk waar kan zijn, is dus een waarheids- of een werkelijkheidspunt?
Mijn waarde vriend, wat een manier om u uit te drukken. Dat moet u werkelijk proberen te veranderen. Waarheid kan zijn. Neen. Waarheid is, onverschillig of dit gerealiseerd wordt of niet.
Wanneer ik zeg dat iets voor iemand waar kan zijn, dan heb ik een beeld van een relatieve waarheid geschapen. Dan houdt in dat deze waarheid niet noodzakelijk waar hoeft te zijn. Maar een uitdrukking van relativiteit van de waarheid geeft op zijn minst aan, dat een deel van de werkelijke waarheid roddel kan zijn, maar het niet erkende deel niet.
Ja, dat begrijp ik.
Doet u mij dan het genoegen en zeg het een volgende keer beter. Ik bedoel het werkelijk niet kwaad, maar dergelijke dingen maken het zo moeilijk om elkaar te begrijpen. Voor mij is het heel moeilijk om met mijn begrip en mogelijkheden zo te spreken dat u mij kunt begrijpen. Wanneer u nu zelf ook al onduidelijk gaat worden, dan wordt het werkelijk gevaarlijk voor onze mogelijkheid tot leren.
Nu zullen wij het dan samen nog eens kort gaan formuleren: Een werkelijkheidspunt is het punt, waarin de werkelijkheid wordt gerealiseerd vanuit een bepaald standpunt in het eeuwige. Deze waarheid blijft dan onveranderlijk, ongeacht welke wijziging van standpunt, of bewustzijn dan ook, zolang een mogelijkheid tot bewustwording blijft bestaan.
Nu gaan wij dus weer naar het volk in onze voorstelling. Het volk heeft een beperkte mogelijkheid binnen zijn eigen driehoek. Maar andere vormen van dit zelfde levensbeginsel, deze ziel, kunnen harmonisch zijn met de uiting op dit vlak. Er is dus een meeklinken van deze waarden binnen het gerealiseerde volksbestaan. Is het nu noodzakelijk dat ik aanneem dat deze meeklinkende waarden altijd betekenen een reeds beleefd, of een nog door dit volk te beleven bestaan?
Neen, er bestaan werkelijke, Goddelijke wetten. En deze bepalen o.a., eigenaardig genoeg: de zijnswereld van de materie en de gedachtewereld van het “Ik” zijn twee van elkaar gescheiden waarden.
Wanneer ik nu stel, dat deze wet op beide werelden als uitdrukking niet noodzakelijk in de materiële betekenis één is met de geestelijke realisatie daarvan, dan krijgen wij… Weet u het? Erg moeilijk?
Goed, dan zeggen wij het nog eens anders.
Wanneer ik zeg dat tijd een fictie is, dan kan ik daar tegenover stellen dat tijd toch voor elk levend wezen bestaat, de generalisatie “elk” betekent dan, dat de tijd dus ook bestaat voor de sterren, voor planeten, kortom voor alles wat bezield staat binnen de materie. Voor alles, wat in de materie uitgedrukt kan worden, bestaat er tijd. Maar de tijdsbeleving en de mogelijkheden tot tijdservaren zijn dan inherent aan het wezen.
Dit brengt met zich, dat binnen het goddelijke, dus in het werkelijkheidspunt, altijd een door voorstelling te bepalen, dus fictieve, waarde is. Zij is als meetbare waarde niet meer reëel.
Stel ik dit zo, dan is het ook mogelijk dat vanuit het werkelijkheidspunt dezelfde ziel, hetzelfde ware bewustzijn, twee of meerdere uitingen kent in de materie. Het bewustzijn binnen beide uitingen kan dan wel komen tot het middelpunt, het werkelijkheidspunt, maar niet, door het middelpunt tot een bewuste realisatie van de andere uiting en haar waarden. Kunt u dit nog volgen? Ja? Neen? Dan zullen wij het eens eenvoudig voor gaan stellen.
Hier heb ik een soort trechter, een zandloper. Dan heb ik hier het levensvlak “aarde” en daar het levensvlak bv. “Venus” of “Mars”. Zeg maar wat u hebben wilt. De naam maakt niets uit. Dan hebben wij dus hier het aardevolk en daar het Venusvolk. Deze beiden zijn een projectie van dezelfde waarde uit het middelpunt. Wat er dus aan zielswaarden in het werkelijkheidspunt aanwezig is, kan zich hier op twee verschillende punten uiten, zonder dat noodzakelijkerwijze een bewustzijn deze beide vlakken bewust met elkaar verbindt.
Nog duidelijk? Wanneer het niet duidelijk is, moet u het heus zeggen, want op deze stellingen bouwen wij de hele wetenschap van de werkelijke magie op.
Wij hebben nu dus twee door één ziel verbonden, maar verder gescheiden werelden, waarin geen bewustzijn van elkaars bestaan noodzakelijk is, ofschoon een bewustwording van elkaar te allen tijde mogelijk is.
Dan is één ding zeker. Wanneer er een beleving op deze wereld optreedt, dan wordt deze beleving, wanneer zij komt tot de ziel, tot het werkelijkheidspunt, mede in de andere wereld als een zielsimpuls geprojecteerd.
Hieruit kunnen wij dan weer de volgende stelling op gaan bouwen: Er bestaan verschillende werelden. Deze verschillende werelden zijn de gelijktijdige uiting van dezelfde zielskracht. Door de gelijktijdigheid van de uiting wordt echter mede bepaald, dat elke beleving op een van de gelijk geuit vlakken in elk van de gelijksoortige – harmonische – gelijk bestaande vlakken zekere trillingen wekken zal.
Denk maar aan hetgeen wij hebben gezegd over de persoonlijkheid. Werelden, die elkaar niet kennen kunnen, dus op elkander inwerken en voor elkaar een vaak bepalende betekenis verwerven.
Heeft dit iets met de stellingen van de astrologie te maken?
Dat zou men misschien ook kunnen zeggen. Maar ik hou er niet erg van, van de astrologie.
Maar daar is toch ook sprake van invloeden van Venus en van Mars op de mensen van deze aarde?
Ja, ja, maar dat kan men op een eenvoudiger wijze juist verklaren. Daarvoor hoeven wij niet zo ver te gaan.
Ik heb een bezwaar tegen de astrologie. Zolang zij wetenschap is, wanneer zij slechts een ervaringswetenschap is, dan geeft zij geen bevrediging aan de mensen. Op het ogenblik dat de astrologie de mensen geeft wat zij ervan vragen, is het “hocus pocus” geworden en geen wetenschap meer. Men meent wel dat, wanneer u morgen uw hondje uit moet laten, u astrologisch vast kunt stellen, of u geen last zult krijgen. Maar dat is geen astrologie meer. In het gunstigste geval is de berekening dan de haak waaraan u uw onderbewuste reacties hangt.
Natuurlijk, astrologie heeft zijn waarde. Meestal gebruikt men het verkeerd. Voor veel mensen is dat hetzelfde als een kind lucifers geven met de verklaring: “Als je de kachel aan wilt maken, moet je een lucifer aanstrijken.” Zo leert men de mens wel astrologie. Maar heeft hij dan eenmaal zijn wetenschap, dan strijkt hij al zijn lucifers af en zegt: “Wat een mooie vlam.” Wanneer het werkelijk koud wordt, weet hij niet wat te doen, want dan heeft hij geen bruikbare lucifers meer.
Nu zullen wij met elkaar een stoute stelling op gaan bouwen. Elke reactie in onze eigen wereld, ook binnen onze eigen persoonlijkheid, zal wanneer zij tot onze ziel rijkt en zo alle vlakken van onze bewustwording doorschrijft, is niet slechts meer ons beleven, maar heeft zijn repercussie in elke mogelijke wereld die met onze ziel in verband staat.
Wanneer u dit begrijpt, is het logisch dat er altijd een wisselwerking zal bestaan – bewust of onbewust – tussen alle werelden. Kunt u dit aannemen? Ja, dan gaan wij weer even terug naar het meer eenvoudige, naar de mens.
Zo dadelijk zullen wij echter op deze stelling nog terugkomen, want dit zijn basisstellingen. Daarom moet u ook deze kennen en begrijpen.
Nu heb ik weer een mens. Een persoonlijkheid. Wij geven deze persoonlijkheid een goede Nederlandse naam: Jan. Jan gaat door de wereld en beleeft iets. Dit beleven gaat hem tot in de ziel. Hij vormt dus door het beleven, zoals u zegt: “tot in de ziel getroffen”. Wat zal het resultaat zijn?
In alle begeleidende werelden, die ook maar enigszins harmonisch zijn, wordt deze werking van Jan geprojecteerd. Deze projectie komt voor deze andere werelden uit de ziel en werpt een ‘echo’ terug naar de ziel. Daarover hebben wij reeds een vorige maal gesproken. Op die echo hoef ik dus niet verder in te gaan.
Wat zal er nu gebeuren? Weet iemand het? Niet? Bij deze persoonlijkheid wordt dus een bepaald compenserend denken uit de ziel in het leven van Jan, deze stoffelijke toestand, geprojecteerd. Onze Jan is dan, wanneer dit sterk genoeg is, niet de echte Jan meer. Hij heeft hierdoor eigenschappen verkregen die eigenlijk zijn eigen persoonlijkheid in evenwicht zouden moeten brengen. Tenminste, wanneer hij sterk genoeg is om zichzelf te blijven, ondanks deze impuls. Maar onze Jan weet hier niet genoeg vanaf. Hij kan deze compensatie, die voor hem zo maar uit de lucht komt vallen, zonder meer accepteren. De eigen persoonlijkheid wordt terzijde gesteld en daarnaast ontstaat een tweede persoonlijkheid. Wij zullen deze “Jan junior” noemen.
Deze Jan jr., die stoffelijk identiek is met Jan, heeft precies die eigenschappen die Jan niet voldoende bezat, maar wel nodig had. Tussen deze twee persoonlijkheden binnen Jan kan het dan zelfs tot een strijd komen. Zij kunnen beide ook in het vlak van de ziel komen met hun emoties. Zij moeten echter trachten zichzelf te handhaven, want Jan jr. vindt zichzelf, als een aardige jongen, toch wel heel erg goed. Hij heeft zijn vreugde in het leven en de oude Jan was een echte peinzer. Die zat maar met een lang gezicht te denken.
Jan jr., zegt tot zichzelf: “Wanneer die andere Jan weer terug komt, waar blijf ik dan, waar blijft dan het hele leven?” Maar die oude Jan denkt precies zo, Jan gaat zich afvragen: “Wanneer deze andere persoonlijkheid zo opeens over al mijn bezwaren nog zijn gang gaat, wat ben ik en kan ik eigenlijk? Ik kan het eigenlijk niet verwerken.” Het gaat hem tot diep in de ziel dit probleem.
Maar Jan jr. strijdt ook. Hij zegt: “Ik heb nu de problemen uit de weg geruimd. Ik zit hier heel aardig en toch ben ik nog niet volmaakt”. Deze twee persoonlijkheden wekken dan weer een meer gecompliceerde impuls, die verder gaat naar de andere bestaansvlakken en trekken opnieuw bepaalde harmonische krachten, via de ziel, tot zich. Dan kan naast Jan en Jan jr., ook nog Jan nr. 3 worden geboren binnen deze zelfde mens.
Deze derde persoonlijkheid bezit dan weer de compenserende waarden voor beide anderen en hun problemen. Maar ook Jan 3 is alleen maar een aanvulling van de persoonlijkheden binnen deze ene mens, zodat ook deze geen zelfstandige persoonlijkheid is. Ook hij is slechts een deelpersoonlijkheid.
Wanneer wij dit bewustzijn omtrent de noodzakelijke eenheid van de verschillende factoren nu niet bezitten, dan zien wij een voortdurende strijd. Deze kan zo vergaan, dat bv. Jan jr. de oude Jan haat, terwijl Jan 3 zegt: “Laat mij nu eens aan het woord komen. Jullie moeten samengaan en mij dan volgen.”
Naar ik meen, is dit duidelijk genoeg. Dergelijke verschijnselen treffen wij op het gebied van de psychologie ook. Ook daar zien wij deze eigenaardige persoonlijkheidssplitsingen en hun gevolgen.
Er kan echter een ogenblik zijn, waarin deze drie gezamenlijk in de ziel zich uiten, maar gezamenlijk omvatten zij de gehele uitingsmogelijkheid voor deze mens in deze wereld. Dan verenigen zij zich tot een nieuwe, werkelijke persoonlijkheid, die de eigenschappen van de drie deelpersoonlijkheden, maar nu geheel evenwichtig, in zich draagt. Zij gebruikt de mogelijkheden en de eigenschappen van alle drie de factoren, maar nu zo, dat zij tezamen een goed, harmonisch leven in de wereld stellen.
Een soort dualisme in de mens dus?
Ja, wanneer wij het heel eenvoudig willen zeggen, zoals sommige dokters dat vroeger wel hebben gedaan – tegenwoordig doen zij dat ook al niet meer.
Wij kunnen dus zeggen: het is een kwestie van een gespleten persoonlijkheid, waarbij de persoonlijkheden elkaar afwisselend verdringen. Maar er zijn gehele reeksen van persoonlijkheden binnen één mens mogelijk.
Ik heb er nu als voorbeeld drie genoemd, maar er kunnen er net zo goed vijf, of zes zijn. Twee persoonlijkheden binnen één mens komt betrekkelijk vaak voor zelfs. In ieder geval, meer dan men denkt. De tweede persoonlijkheid wordt altijd geboren uit zeer grote vreugde, of zeer grote smart, zielensmart.
Indien echter de tweede persoonlijkheid ook weer conflicten gaat veroorzaken, is het mogelijk dat een derde persoonlijkheid naar voren komt. Later misschien een vierde, een vijfde en een zesde. De overgangen van de ene persoonlijkheid als heersende uiting naar de andere, wordt dan bepaald door omstandigheden die buiten het “ik” op kunnen treden. De oorzaak kan een stemming, maar ook een woord zijn of een drank. Dit zijn slechts enkele voorbeelden van de zeer eenvoudige prikkels die een persoonlijkheid kunnen doen verdringen en een andere persoonlijkheid daarvoor in de plaats kunnen doen treden.
Wanneer wij nu het voorgaande eens toe gaan passen op de ziel en het wezen van de volkeren, wat ontstaat er dan voor een beeld? Dan is het mogelijk dat een volk in de ziel vele deelvolkeren omvat. Bv. Rusland, Amerika, Engeland enz. Elke deelpersoonlijkheid zal dan voor zich de wereld opeisen.
De Russen zeggen: “Ons zal de wereld behoren”, de Amerikanen zeggen: “De wereld behoort ons”, John Bull, Engeland, roept nog altijd: “Brittania rules the waves”. Eigenlijk zouden zij dat op het ogenblik beter om kunnen draaien. Op het ogenblik is de waarheid meer: Brittania waves the rules” Hoe mooi zij daarmee wuift, weet men op het ogenblik nog niet half, dat zal nog wel eens openbaar worden.
Maar wat ik hier dan opnoemde, is dus geen veelheid van volkeren, maar een werkelijk volk. Wat u volkeren noemt, is in werkelijkheid niets meer of minder dan de verschillende persoonlijkheden, die zich uiten binnen de stofuiting op dit vlak van een rasgeest. Zolang als deze volkeren elkaar en zichzelf niet begrijpen, zullen zij elkaar blijven bestrijden. Maar op het ogenblik dat zij inzicht in de waarheid verwerven, zullen zij begrijpen dat de eigenschappen van de andere uiteindelijk slechts de eigen gebreken compenseren.
Wanneer wij dus te maken hebben met een Rus, kunnen wij zeggen: “Wij moeten de Amerikaanse zin voor zakelijkheid gebruiken om de eigenaardige wereldbeschouwing en wereldaanvaarding van deze Rus te compenseren.” Tezamen vormen zij een nieuwere en betere eenheid. Zij zijn ook dan nog niet volmaakt. Beiden zijn zich er pijnlijk van bewust dat zij eigenlijk een ware cultuur bezitten. Daarvoor nemen wij dan John Bull als remedie tegen dit minderwaardigheidscomplex. Want John Bull zegt immers: “Wat ik heb is het ware en al het andere is rommel.” Nu hebben wij al een hele vent. Zakelijk, doorzettingsvermogen, een tikje mystiek en een groot gevoel van eigenwaarde. Maar er mankeert nog iets. Hij is niet grondig genoeg. Daarvoor nemen wij Michel, een Duitser, en projecteren die in het geheel in. Maar nu is er nog niet voldoende gevoel voor humor en romantiek. Dus nog een Fransman erbij. En als hij misschien nog niet beschaafd huichelen en treuzelen kan, nemen wij er nog een Hollander bij. Nu ja, dat laatste is natuurlijk maar een grapje, dat begrijpt u wel.
In ieder geval: wij hebben dus hier een voorbeeld van een complex volk, waarbij de delen elkaar zo aanvullen dat een zichzelf handhavend en in standhoudend geheel mogelijk wordt door de samenvoeging van de delen.
Zolang dit echter niet gebeurt, zal men als magiër moeten trachten om de waarden, die nog niet gerealiseerd zijn binnen een bepaald deel, van het geheel op eigen wijze te wekken.
Wie weet hoe en wanneer wij dit kunnen doen? Iemand? U denkt zeker: laat die oude het maar zeggen, dan lopen wij tenminste geen gevaar een gek figuur te slaan.
Geloof mij, gekke figuren bestaan er niet. Tenminste geen echt gekke figuren. Of om het anders te zeggen: wat je ook doet, je slaat altijd een even gek figuur. Is het niet zus, dan wel zo. Enfin, luister dan maar. De magiër is een deel van het volk. Maar hij heeft een bekwaamheid tot concentratie, waardoor hij in staat is een bewustzijnsverandering te bereiken. Dit maakt het hem in toestand van concentratie mogelijk in de ziel van het volk door te dringen.
Ben ik dus de magiër, dan kan ik zeggen: Ik projecteer het probleem in mijzelf en projecteer vervolgens mijn bewustzijn in de kern van mijn eigen wezen, de ziel. Daarmede bevind ik mij dan ook in de ziel van het volk, waar mijn eigen ziel een deel van is. Indien ik in staat ben datgene, wat ik in mijzelf gevoel duidelijk en sterk genoeg uit te drukken, dan wek ik een echo in de andere delen van het werkelijke volk. Hierdoor zal buiten mij om, uit verschillende werelden met verschillende dichtheden van stof, evenals uit de verschillende delen van het volk, dus alle delen van het volksbestaan, een werking komen die zich in mijn eigen wereld en in het eigen deel van het volk verder buiten mij om kenbaar maakt.
Begint u nu misschien in te zien waarom een weten over de eigenschappen van de vierde dimensie bij de magie zo “gewichtig” kan zijn?
De leer van de vierde dimensie is eigenlijk de levensleer van de aangrenzende werelden. Wereld ligt naast wereld. Waar u ook leeft, of bestaat. U ontmoet altijd de invloeden van drie, of vier, andere werelden. Het is niet noodzakelijk dat men leert de invloed van de andere werelden te richten en te gebruiken in de eigen wereld. Dat is nu de werkelijke magie.
Wanneer ik echter zo werk, gebeurt er in mijzelf ook iets. Mijn projectie van een bepaald probleem in de Al-ziel, of volksziel, ja, zelfs in mijn eigen ziel, zal ook in mij een antwoord geven door het toevoegen van een compenserende en secundaire persoonlijkheid.
Ook bij mij komt dan naast Jan 1, Jan 2 te staan. Maar Jan 1 weet nu bij ons, dat Jan 2 slechts een deel is van hem. Hij vlucht dus niet weg, of begint een strijd tegen Jan 2. Hierdoor is Jan 2 ook niet meer in staat om Jan 1 weg te drukken. Zijn mogelijkheden blijven nu beperkt tot het aanvullen van de eerste persoonlijkheid, indien daar werkelijke tekorten zijn. Als resultaat verkrijg ik dus in mijzelf geen twee Jannen, maar een uitgebreide Jan. “Elke magische handeling, waardoor ik de buitenwereld verrijk, betekent een gelijke verrijking van mijzelf. Elk probleem dat ik echter in de wereld buiten mij schep, schep ik evenzeer in mijzelf.”
Duidelijk? Er komen maar geen vragen los, ben ik dan weer zo veel te zwaar met mijn stof vandaag? Ik doe het toch, naar ik meen, nogal voorzichtig aan met u. Ik wil met mijn lezingen uit deze kring niet nog meer van mijn gehoor wegjagen. Nu ja, goed. Dan krijgt u nog een heel klein stukje theorie vandaag en meer krijgt u niet eens van mij. Wanneer er nu nog geen vragen opkomen, dan moet u het eerst maar goed gaan verwerken.
Terugkerende tot mijn figuur, dat wij hadden opgebouwd uit driehoekige vlakken, die elk voor zich piramidevormig naar het middelpunt uitstrekken, waar zij elkaar dan beroeren, zeg ik nu: Wanneer deze eenheid van alle in de figuur aanwezige werelden via het middelpunt inderdaad bestaat, dan moeten zij bepaalde hoofdtrekken met elkaar gemeen hebben.
Nu is voor de ziel aard-bepalend het vermogen tot beleving. Zo zal dan elk van deze ziel deel uitmakend vlak eenzelfde tijdsconstante hebben. Deze tijdsconstante is immers de uitdrukking van de bewustzijnsmogelijkheid en deze moet, wil er van een werkelijke eenheid sprake zijn, voor alle vlakken gelijk kunnen zijn. Dan zal dus de tijdsconstante en de tijdsbeleving voor alle vlakken gelijk blijven, ook wanneer de realisatie van deze waarde binnen bepaalde levens een geheel andere waardering kan krijgen.
Wat is voor ons tijd? Een opeenvolgende reeks van momenten, waarbinnen een realisatie mogelijk is. Het aantal mogelijk optredende realisaties betekent voor ons een werkelijk tijdsverloop.
Dit is in de eerste plaats natuurlijk een persoonlijke tijd. Daarnaast echter een mogelijkheid tot vergelijken van de eigen persoonlijke tijd met de persoonlijke tijd van anderen, zodat een niet geheel juiste gemiddelde waarde kan worden aangenomen die voor allen ongeveer aanvaardbaar is.
Nu wordt het totaal van de voor mij mogelijk optredende momenten bepaald door mijn bewustzijnsvermogen. Op het ogenblik dat voor mij geen sprake meer is van verdere bewustwording, staat de tijd voor mij stil. De wijze waarop ik in mijzelf deze tijdsbeleving doormaak, maakt een vergelijk mogelijk van persoonlijkheid tot persoonlijkheid.
Maar wanneer in elke doelpersoonlijkheid en bij elk belevingsvlak een gelijke afstand tot het middelpunt, de ziel, bestaat, is het totaal van tijdsmogelijkheden en de tijdsconstante gelijk voor eenieder die als deel binnen deze totaalfiguur bestaat. Dus elk facet van mijn figuur heeft, ongeacht grootte en verhoudingen, dezelfde tijdsmogelijkheid.
Daaruit concluderen wij dan: dat tijd reëel en constant genoemd kan worden, binnen een complex van door de ziel verwante mogelijkheden en uitingen.
Dit houdt in dat de magiër zich nooit aan deze tijd onttrekken kan. Een zich onttrekken aan de tijd en het tijdsbeleven binnen de mogelijkheden van het bewustzijn, betekent een verandering van het bewustzijn, waardoor hij niet meer binnen, maar buiten de complexe persoonlijkheid ervaart en reageert. Dit is echter praktisch niet geheel mogelijk, waar de ziel de kern van het wezen is en zonder deze van uiting en bestaan dus geen sprake zal kunnen zijn.
Zo, nu ga ik vandaag niet veel verder meer. Mij dunkt dat u wel genoeg heeft om voorlopig eens over na te denken. Laten wij vooral één ding niet vergeten: Al deze kennis moet u bezitten en goed begrijpen. Deze dingen vertegenwoordigen wetten die u altijd toe kunt passen op alles wat er in uw eigen leven gebeurt. Uw eigen leven kan nooit een bewustzijn, een realisatie bezitten buiten deze complexe verwantschap waarover wij vandaag spraken. Naar buiten toe is dus niets te bereiken, alleen naar binnen toe. Van hieruit kunnen wij komen tot een punt, waarop wetten uit te drukken zijn op een wijze die ook mathematisch is.
Hierbij is door een berekening het mogelijk overeenkomsten te erkennen en te gebruiken o.m. tussen tijd – ruimtelijke waarden, zoals ik in het begin heb besproken. Hierdoor kan ik dan krachtens deze wetten komen tot een berekenen en gebruiken van waarden, die niet meer binnen mijn eigen belevingswereld liggen, zolang zij maar binnen het bereik vallen van mijn eigen zielenkracht. Alles wat binnen het vermogen van mijn ziel ligt, ligt tevens binnen mijn eigen vermogen, wanneer ik het slechts uiten kan op het vlak waarop ik op het ogenblik bewust leef.
Daar laat ik het nu dan maar verder bij. Voor vandaag is het wel genoeg. Ik heb u beloofd niet te hard van stapel te lopen. Loop ik toch te hard, dan zegt u het maar. In dat geval kunt u rustig zeggen: “Johann, je hebt weer veel te veel gepraat. Nu is dat niet zo erg, maar je hebt toch ook veel te veel gezegd en dat is veel erger”. Dan ga ik heel langzaam en rustig verder en zo nodig herhalen wij alles. Dat is niet zo belangrijk. Maar u moet de zaak leren begrijpen.
Om u een voorbeeld te geven van wat u nog te wachten hebt: Met die complexe persoonlijkheid, waarover ik sprak, kunnen wij bv. een formule op gaan stellen. Dan zeg ik S(eele = ziel, is gelijk aan P(ersoonlijkheid) met X componenten.
In de praktijk kan ik echter gaan zeggen: Voor de doorsneemens geldt ±S = P5. Dus Jan maal Jan maal Jan enz. Dus t.o.v. de normale persoonlijkheid meestal een machtsverheffing tot de vijfde graad om de werkelijke persoonlijkheid uit te drukken. Binnen een normaal leven kunnen zich door de mens 5 schijnbaar geheel verschillende persoonlijkheden uiten.
Ik kan dus ook gaan zeggen: Zielsvermogen plus vijf maal uiting Jan is de werkelijke persoonlijkheid. Nu heb ik drie factoren en kan ik de formule aan gaan passen. Daardoor wordt een rekenen met deze formule binnenin formule uitgedrukte wetten mogelijk.
Om nu duidelijk te zijn: Ik weet dus dat de graad van Jan in dit geval het aantal schijnbare persoonlijkheden uitdrukt, die werkelijk en dus in kosmische zin de ware persoonlijkheid “Jan” uitmaken. Deze is een ware uiting van de ziel.
Ga ik dan weer verder, dan kan ik zeggen: De ziel is oneindig. De ware persoonlijkheid is dus ook oneindig. Wanneer de ware persoonlijkheid nu oneindig en dus onbepaald is, kan ik deze waarde toepassen op elk vlak. Elk vlak waarin ik die persoonlijkheid als geheel verwerk, geeft mij een product dat evenzeer oneindig is. Hier ontmoet ik dus de eeuwigheid.
Om in een dergelijke som dan de oneindigheid weer weg te nemen, kan ik zeggen: Uitdrukkingswereld is P – S, persoonlijkheid minus ziel. Nu was “oneindig” een eigenschap van het product.
In deze stelling wordt zij echter negatief. Negatieve oneindigheid is voor ons bestaan niet werkelijk. Zo kan ik haar verwaarlozen. Ik kan dan voor elk willekeurig vlak, waarin ik de waarden ken – die kan ik van de wetten berekenen – zeggen: mijn uiting op dat vlak is P maal wereld factor minus S. Hiermede heb ik dan mijn eigen positie in een andere wereld bepaald en kan nu gaan handelen in mijn eigen wereld, alsof deze positie voor mij nu reeds reëel ware. De voorstelling is altijd gebaseerd op de werkelijkheid en kan zo volledige harmonie tussen twee werelden wekken.
Overigens kunt u later, wanneer u deze dingen gaat ontraadselen door een voorstelling hiervan, wel als beeld een kubus gebruiken. Dan gaat u haar indelen in zeshoeken, wigvormen. U gaat deze dan gezamenlijk bezien en zegt: De kubus is de kracht van mijn ziel. Alle kleine afdelingen, die ik zo hierin heb uitgedrukt, kunnen van plaats veranderen, zonder dat de totale waarde wordt aangetast. Elk van de kleinere delen is een van de facetten van mijn ware persoonlijkheid.
Ga ik dus deze persoonlijkheid ergens projecteren, dan kan ik dus elk gewenst deel op een bepaalde plaats aan de buitenkant brengen en dus in aanraking brengen tot de werkelijkheid buiten mij, terwijl de totale waarde van mijn persoonlijkheid behouden blijft.
Wanneer u gaat zeggen: Mijn aanraking met de werkelijkheid is de door mij op deze hoek geprojecteerde facet van mijn werkelijke persoonlijkheid, dan moet u maar eens gaan kijken hoeveel daad en realisatiemogelijkheden er in een mens reeds schuilen.
Als u dit enigszins kunt volgen, zult u ook begrijpen dat de werkelijke waarde en macht van de magie niet in de eerste plaats is gelegen in het beheersen van de buitenwereld, maar in het geven van het juiste aanrakingspunt binnen je eigen persoonlijkheid aan de wereld. Dat is de eigenlijke magie.
Nog niet helemaal begrepen? Teken het dan naar eens uit, dan begrijpt u het zeker goed.
Nu vrienden, dan gaan wij maar weer eindigen. Het is wel niet zo geheel erg veel en zo heel erg lang geweest, maar wanneer u dit niet zo gemakkelijk in kunt denken, is het beter dat u hetgeen u werd gegeven eerst weer eens verwerkt.
Magie bestuderen
Eigenlijk zou ik in dit tweede gedeelte een verhandeling over een magisch-esoterisch onderwerp moeten geven. Ik ben echter niet van plan dit te doen, voordat u begrijpt wat de bedoeling is van de cursus die onze vriend Elsmeier hier geeft.
U zult het mij eens zijn dat wij eerst de materie van de leider goed moeten begrijpen, wanneer wij de andere stof gaan verwerken.
Weet u wat? Ik ga gewoon een beetje over die dingen praten. Als ik gewoon praat, dan betekent dat, dat u gewoon terug kunt praten. D.w.z. als u de lippen nog van elkaar kunt krijgen en die tong nog met voldoende klankvorming in de hand wilt werken….
Kijk eens, wat is nu eigenlijk op het ogenblik ons onderwerp? Wij zijn op het ogenblik bezig om de magie te bestuderen. Nu is het met magie, net als met heel veel andere dingen, eerst de theorie kennen voordat je bij de praktijk komt. Pogingen om zonder voldoende theorieën aan de praktijk te beginnen, die zijn in het verleden verschillende keren aan de grond gelopen. Dat betekent voor ons natuurlijk een zeker echec, wat wij deze keer hopen te voorkomen. Daarom krijgt u op het ogenblik alle theorie breed uit gemeten.
De theorie berust hierop: Elke mens draagt in zich een enorme capaciteit die hij nooit gebruikt. En een magiër is iemand, die weet hoe hij van deze capaciteiten gebruik moet maken.
Men zegt vaak dat magie op wetten berust. Dit is tot op zekere hoogte waar. Maar wat men vaak vergeet is: dat deze wetten vaak in de persoonlijkheid zelf liggen. De zelfkennis is dus tot op zekere hoogte belangrijk. Het belangrijkste is echter de intensiteit van het eigen beleven. Dit klinkt u misschien wel heel vreemd in dit geval.
Wanneer ik intens iets kan denken, dan schep ik in mijzelf al veranderingen. Bekijkt u het eens zuiver lichamelijk. Een denkbeeld dat sterk genoeg in u heerst, dat u volledig beheerst dus, bewerkstelligt bij u bepaalde lichamelijke veranderingen, waardoor zich a.h.w. aan het denkbeeld gaat passen.
Schrikt u maar eens. Dan gaat uw hart bonzen. Waarom? Omdat u ter bestrijding van deze reactie misschien meer energie zou gebruiken dan op een kort ogenblik beschikbaar is. Dus, versnelling van de bloedsomloop enz., zodat u verder kunt komen wanneer het nodig is. Het is eigenlijk heel simpel, hé?
Dat is nu hetzelfde dat de magiër gebruikt. Hij gebruikt dus vanuit zichzelf zijn kennis in de eerste plaats omtrent hetgeen hij wil brengen en hij weet ook ongeveer hoe hij dat bereiken moet. Dan weet hij ook voor zichzelf: “Ik moet in die toestand komen.” Wanneer wij de rituele zien als een gebruiksmiddel, dan ontdekken wij bv. dat heel veel van die magiërs gebruik maken van roesverwekkende middelen. Dat zij gebruik maken van bedwelmende reukwerken, van uitermate suggestieve klankvormingen enz. Dat doen zij niet voor niets.
Dat zij dit doen om alleen hun omgeving te beïnvloeden, is onzin. Want heel vaak wordt zo’n magisch ritueel zonder dat er iemand bijzit volbracht, en dan gaat het toch precies zo.
De magiër schept voor zichzelf de stimulansen, die – naar hij weet – nodig zijn om zijn doel te bereiken.
Het is natuurlijk heel gemakkelijk om te zeggen: “Ik ga naar ‘t station toe en koop een kaartje voor de trein!” Dat kan iedereen doen, maar als u nu niet weet waar u naartoe moet, is het erg moeilijk. Dan stelt u zich misschien voor naar Amsterdam te gaan en u komt in ‘s-Hertogenbosch terecht. En als je nu speciaal naar de Jordaan toe wilt, dan vindt je dat in ‘s-Hertogenbosch niet.
Zo is het nu precies met de magie. Men moet weten waar men naartoe wilt en bovendien nog, als je een klein beetje redelijk wilt werken, wat ongeveer de dienstregeling is van de treinen.
Zo komen wij dus te staan voor de eigen persoonlijkheid als een punt van uitgang. Nu kan het misschien voor u gewenst zijn, wanneer er gesproken wordt over meerdere persoonlijkheid enz.
Of u nu uw eerste, tweede of derde persoonlijkheid uit en deze op het ogenblik regeert – want die regeert inderdaad uw gedrag – ….u moet niet denken: er is één hoofdpersoonlijkheid, die andere komen er dan wel bij …. u moet het anders denken, u moet denken: Er is één totale mogelijkheid, dat is de werkelijke persoonlijkheid, waarvan normalerwijze dit gedeelte wordt geuit dat wordt onderdrukt.
Nu kan op een gegeven moment dit gedeelte zich gaan uiten en dan wordt dat natuurlijk onderdrukt. Maar welk deel ook geuit wordt: het ligt in het vlak van mijn totale mogelijkheid als persoonlijkheid. Dus binnen de begrenzingen van wat ik op het ogenblik ben, kan ik altijd werken alsof mijn gehele persoonlijkheid aan het woord is. Dat is ook een heel simpel ding.
U kunt natuurlijk gaan zeggen: “Ik wil goed zijn.” Dan wordt u iets goed volgens uw huidige opvatting. Laten wij zeggen, dat u zes keer op zondag naar de kerk gaat en minstens twee keer per dag in de week en dat u zegt: ” Ja, ben ik nu goed!” Op een gegeven ogenblik krijgt u in de gaten dat het toch maar eigenlijk onzin is. Dan zegt u: “Ik ga maar hard werken. Dat is goed en naar de kerk gaan is niet goed.” Dan ga je zeggen: “Ja, maar ik raak nu zo overspannen. Ik moet luieren. Luieren is goed. Werken is niet goed en naar de kerk is niet goed.” Dan verandert dus uw zienswijze.
Maar als ik luier en ik wil wat bereiken, dan zal ik mij net zo goed van mijn luieren los moeten maken, als wanneer ik in de kerk zit, of wanneer ik aan het werk ben. Zodra mijn punt van belangstelling dus buiten mijn ogenblikkelijke wereld is, zal ik die wereld tijdelijk los moeten laten en dan mijzelf weer in moeten stellen op iets anders.
Nu is het eigenaardige: die instelling kun je altijd wel bereiken, dat is een kwestie van bewuste en onderbewuste processen.
Ik heb u zo-even al gezegd, wanneer u een zekere emotie doormaakt, dan kan uw lichaam daarop reageren. Wat meer is, uw hele reactievermogen kan tijdelijk veranderen. U kunt of veel sneller, of veel trager reageren gaan dan normaal. Dit gebeurt niet, omdat u dit wilt, maar het wordt veroorzaakt door een bepaalde schok.
Nu komt die schok normalerwijze van buitenaf. Maar wie zegt ons nu dat wij onszelf die schok ook niet toe kunnen dienen? Want wij hebben geen werkelijkheid nodig. Dat is nu juist hetgeen wat voor de mens het moeilijkst te begrijpen is.
Een mens wil zich altijd baseren op werkelijkheid. Men vergeet één ding: zodra wij te maken hebben met niet meer zuiver stoffelijke waarden, dan is voor ons alles werkelijkheid wat in onze gedachten als werkelijkheid bestaat. De gedachte kan geleid worden. D.w.z. dat ik in de gedachte op een gegeven ogenblik een beeld op kan bouwen dat werkelijk zou kunnen zijn.
Wat is dan de moeilijkheid? Ik moet vergeten dat ik deze werkelijkheid, die zou kunnen zijn, zelf gebouwd heb. Een kwestie van jezelf verliezen in een beeld dat je jezelf bouwde.
Dat is een procedé dat verschilt van mens tot mens. Van geest tot geest ook trouwens. Dat heeft ieder zo op zijn eigen manier. Maar op de duur leer je dan alles wel vergeten, behalve hetgeen waarmede je bezig bent. Zoals u zich kunt verdiepen in een boek en op een gegeven ogenblik uw hele werkelijkheid vergeten, u hoort niets meer, u ziet niets meer, zit midden in een napoleontische oorlog en net op het ogenblik dat de veldslag gestreden zal worden, dan komt er iemand: “Zeg, het eten staat op tafel” of: “Krijg ik nu een kopje koffie?” en dan zou je zo de hele napoleontische oorlog, maar ook alle koffie, tegen de bodem willen gooien uit zuivere ontsteltenis eigenlijk over dit verbreken van een werkelijkheid en het geconfronteerd worden met iets anders dan waarin je sterker als werkelijkheid gelooft, want dat is het enige.
Ik geloof dat ik daarmede een beetje duidelijker gemaakt heb waar wij naartoe gaan.
Het is voor ons nodig dat, wanneer wij de magie gaan zoeken – de goede soort van magie – dat wij in de eerste plaats begrijpen waar wij aan toe zijn. Wij weten hoe wij in die doolhof van onze eigen mogelijkheden althans enigszins een weg kunnen vinden. Nu kunnen wij natuurlijk gaan spreken over het trekken van parallellen, waardoor aangrenzende werelden een doorklank krijgen enz. Ik kan het misschien niet zo deskundig zeggen als onze vriend Elsmeier, maar ik weet heus wel waar het over gaat. Maar het is zo verwarrend, dan weet je het punt van aanraking niet. Daarom stellen wij: de ziel. Dan stelt de mens het zich zo voor, dat die ziel altijd zo heel erg diep zit. Ook eigenlijk een domme fout, omdat de mens zich van het wezen van de ziel te weinig bewust is.
Wat is de ziel? Het totaal van bewustzijn en levenskracht. Waar zit die ziel dus? In het totaal van ons bewustzijn en leven.
Op het ogenblik, onverschillig op welk punt van bewustzijn, van leven een intensiteit bereiken, die tijdelijk de resterende werkelijkheid uitschakelt, hebben wij reeds een contact met de ziel gevonden. Het is voor ons eigenlijk de kortste weg, omdat de andere wegen, die mogelijk zijn, voor een mens niet makkelijk zijn te realiseren. Men krijgt er verwarring mee. Daarom gebruiken wij de weg die altijd goed is en die meestal de kortste is. De weg van de ziel naar elk ander facet van de mogelijke persoonlijkheid, of toestand, toe.
Begint er zo hier en daar eigenlijk al een beetje licht te dagen? Ik wil niet zeggen over de uitleg zelf, maar over het doel. Het doel van de uitlegging en het betoog. Is er iemand die er nu op het ogenblik iets heeft over op te merken, of is het spraakwater nog steeds verdwenen?
Zoals onze vriend Elsmeier zo-even zei: Onze ziel is eigenlijk het contactpunt met het werkelijkheidspunt.
Vragen
Wanneer u het op Elsmeiers’ manier uit wilt drukken, dan zou je kunnen zeggen: de ziel is het werkelijkheidspunt, omdat zij het totaal van ons leven en al onze vitaliteit als bewustzijn omvat. Dus alles wat wij wel realiseren en niet realiseren.
Dat houdt dus in, wat wij ziel noemen, wel degelijk als een aparte entiteit moet worden gezien vanuit stoffelijk standpunt. Want u bezit niet de begrenzingen zowel van bewustzijn, als van onderbewustzijn. Zij bezit ook niet de vormgebonden capaciteiten van de geest. Ja, niet vormgebonden, zoals u het bedoelt, maar een geest moet een uitdrukking hebben: de ziel.
Voor de ziel is dat niet nodig. Ziel is de kern van de vitaliteit. Daarom vanuit de ziel gezien, is alles slechts een uiting na, of een aanhangsel van de ziel, onverschillig op welk vlak, of op welk terrein.
Vinden wij dus de mogelijkheid om vanuit de ziel te reageren, dan weten wij dat ons redelijk denken daarvan maar een klein gedeelte verwerkt, misschien niets. Maar wij weten dat vanuit de kern van onze persoonlijkheid gelijktijdig alle gebieden, waarvan wij ons niet bewust zijn, mede in ons werkzaam wordt. Dat is net zo’n rekenmachine.
Stelt u het zich maar voor. Zo’n hele grote rekenmachine, zo’n Umo-vacmachine, u staat er dus voor en wat doet u? U ponst a.h.w. met uw bewustzijn de impulsen. Die impulsen gaan naar de ziel. Kernbatterij energie. Vandaar loopt de energie door verschillende fasen van bewustzijn die buiten uw werkelijk vermogen liggen, uw ogenblikkelijk werkelijk vermogen.
Op het ogenblik kunt u daar niet bij, maar het gebeurt wel. Daar wordt niet alleen ingeschakeld, wat u noemt uw onderbewustzijn en bovenbewustzijn van de mensheid, maar elk vlak waarop u leeft, werkelijk op elk vlak, niets uitgezonderd.
Wat is het resultaat wanneer je zo’n machine ziet? Dezelfde symbolen die erin zijn gegaan, komen eruit in een andere volgorde. Maar vertaal je ze, dan heb je het antwoord op je problemen. Hoe de bewerking is gebeurd, weet je niet. Dat kun je niet precies nagaan. Je weet alleen dat zij op deze wijze reageert. Nu kun je dat verklaren, bv. met elektronica en zo, maar dat hebben wij niet nodig. De machine hebben wij. Wat voor ons nodig is, dat is te leren, welke symbolen wij aan de ziel toe moeten voegen om symbolen terug te krijgen. Dus nu moeten wij verder weten hoe die symbolen in redelijke omvatbare waarden uitgedrukt moeten worden.
Ik zou zeggen: het voorbeeld zelf is misschien ingewikkelder dan de materie.
Het gaat er dus om, om deze symbolen, die wij toe moeten voegen, te leren kennen?
Inderdaad, dat is het hele probleem. Nu wordt het erg moeilijk.
Als je met een Umo-vac te maken hebt, dan heb je een machine die afgesteld is op een zgn. tweetallig systeem. Maar is uw innerlijk wezen nu afgesteld voor een tweetallig systeem? Neen! Dit is afgesteld op een reeks persoonlijke symboolwaarden.
Deze symboolwaarden kunnen – moeten niet – van persoon tot persoon verschillen. Het is dus niet redelijk doenlijk om dit als een totaal systeem met directe waarderingen te geven. Je moet een gemiddelde aangeven dat als benadering van het eigen symbool kan dienen.
Wat doe je nu met symbolen die je niet zeker kunt begrijpen, maar waarbij je wel een benaderbaar gemiddelde hebt? Dan ga je ze dechiffreren en wel op basis van de meest voorkomende impulsen na uitzending van een bepaald beeld.
Maar om dat te kunnen doen, moeten wij ook eerst begrijpen hoe onze machine de zaak verwerkt. Wij hoeven niet precies te weten, hoe zij dat doet, maar wij moeten weten, wat er aan mogelijkheden zijn. Vandaar dat u op het ogenblik geconfronteerd wordt met een hele hoop moeilijke dingen over vierde dimensies en over bewustzijnsvlakken en persoonlijkheidsprojecties, bewustwording en bewustwordingsmogelijkheden. Dat zijn a.h.w. de krachten waarmee uw machine werkt. Als u die nu kent, dan kunt u aan de hand daarvan komen tot een ontcijfering, waardoor u uw eigen zaken leert kennen.
Ik zou zo zeggen dat het simpel genoeg is, als je begrijpt waarom het gaat. Want wij hebben eigenlijk niet alleen Umo-vac van binnen, maar wij hebben iets veel groters. Wij hebben nl. een kosmisch principe. D.w.z. dat onze rekenmachine niet alleen afgesteld is op bepaald systeemwaarden van deze wereld, maar gelijktijdig werken kan voor alle werelden, wat meer is, dat zij net als een grote rekenmachine een groot aantal problemen gelijktijdig zou kunnen verwerken.
Ik meen dat op het ogenblik de nieuwste machine is van 64 problemen die zij gelijktijdig kan verwerken, waarbij maximale projecties op kunnen treden van 460 handelingen, dus per som die toegevoerd wordt. Met deze snelheid kunnen zij dus de problemen berekenen. Dat is een behoorlijke snelheid, al is dat dan niet zo groot als een machine die maar één probleem verwerkt en die op het ogenblik in zijn experimenteel stadium, geloof ik, de 7.000 handelingen al overschrijdt. Wij hebben geen belang bij een machine die ons zo snel mogelijk inlicht, maar wel zo volledig mogelijk. Nu is het alleen maar zo, wanneer wij van onze kant uit met onze symbolen werken, zal elk vlak wel met zijn eigen symbolen werken voor zijn eigen gedeelte van de rekenmachine. Maar als wij aannemen dat er een elektronisch geheugen is dat reageert, zal dit automatisch aanpassen aan onze code zodra het bewustwordingsproces zich voltrekt.
Dus wij krijgen in onze wereld, aangepast aan onze termen, onze begripsmogelijkheden, een totaal van waarden van andere werelden mee en kunnen die verwerken. Maar kunnen wij omgekeerd ook onze problemen doen vertalen door de machines, zodat zij op een ander vlak verstaanbaar worden? Dat is nu de materie.
Laten wij weer een heel eenvoudig voorbeeld nemen. Laten wij voorstellen dat onze grote Hollandse Willem bij Quatre-Bras over veldtelefoon had beschikt en eventjes had opgebeld: “Jongens, komen jullie als de bliksem even hierheen met je leger, want die stoute Nap is hier op het ogenblik aan het optrekken.” Dan had Napoleon gezegd: “Dat is duivelswerk! Dat is magie.”
Kijk, dat is nu het hele systeem van magie, de mensen noemen het magie. In werkelijkheid is het het vermogen om je eigen persoonlijke impulsen en mededelingen zo te vertalen in andere toestanden en werelden, dat je de nodige hulp, kracht enz. vanuit die werelden vertaald, op een wijze in je eigen wereld bruikbaar kunt krijgen binnen je eigen wereld, zodat je vermogen wordt versterkt met het aantal factoren dat je in andere werelden kunt bereiken.
Kunt u daar niet een dagelijks voorbeeld van geven?
Ik zal u een heel eenvoudig voorbeeld geven.
U weet dat u morgen om acht uur met de trein mee moet, u piekert erover: “Als ik nu maar om 7 uur wakker ben.” U stelt uw wekker. Vijf minuten bent u wakker voordat uw wekker afloopt.
Wat is er gebeurd? U heeft deze keer het onderbewustzijn, dat voor uw redelijk tijdsgemiddelde bepalend kan werken, afgesteld op de tijdseenheid van de buitenwereld met een wekimpuls en…. u wordt wakker.
Nu gaan wij het voorbeeld een beetje uitbreiden, een beetje ingewikkelder maken. U hebt wat verloren. U zoekt ernaar. Op het ogenblik kunt u het niet vinden. Wat heeft u nog niet kunnen doen? U hebt het antwoord nog niet afgewacht. U bent ineens aan het zoeken gegaan. Nu zit u een tijdje en dan zegt u: “Ja, dat ik daar nu niet heb gekeken heb. Daar ligt het.” En daar ligt het.
Wat is gebeurd? U heeft uw behoefte tot vinden wel degelijk sterk in uw persoonlijkheid uitgedrukt. U heeft daardoor uw onderbewustzijn en misschien zelfs ook het bewustzijn van anderen, dus het gemeenschappelijke bewustzijn van een groepje, aangeboord. Toen u aan het zoeken was, had u dat antwoord nog niet. Maar toen u eventjes met wat anders bezig was en dus niet voortdurend nieuwe prikkels werden gegeven, kon de machine eindelijk starten en gaf dus het antwoord.
Zullen wij het nu nog een beetje ingewikkelder doen?
Ja, graag.
U bent met iemand, wat men noemt, in harmonie. D.w.z.: u praat gezellig samen en je gaat ook regelmatig met elkaar om, er is dus een zekere onderlinge afstelling verkregen. Toch weet de één heus niet van de ander wat hij denkt. Nu komt er een ogenblik dat je helemaal vergeet erover te denken, hoe je eigenlijk over die ander denkt. Nu is het gekke, je begint ineens de dingen gelijk te zeggen. Lang gehuwde paren hebben dat wel eens. Dat is heel begrijpelijk. Weet u waarom? Een paar dat een behoorlijke tijd gehuwd is, vergeet meestal van de andere partner nog werkelijk veel notitie te nemen. Het is misschien niet erg vleiend, maar het is waar. En juist daardoor ontstaat dit rapport, waarbij het normalerwijze wel gebeurt, maar niet door kan dringen door uw preoccupatie, de gedachte-impulsen van de ander onmiddellijk in u binnen worden verwerkt, gerealiseerd. Maar u bent nog niet zover dat u zich realiseert dat zij van de ander zijn, waardoor u het proces mededeling, die mededelingsprikkel ligt erin, door gaat zetten en u begint het te zeggen, en dan krijgt u een gelijktijdig praten. Zetten wij dat nu nog verder voort, dan kan het een ziektebeeld worden. Dan krijgen wij het zgn. meepraten, of echo-praten. Hier wordt ook niet gerealiseerd dat de partner iets zegt, of misschien niet gerealiseerd dat men zelf opvangt, waardoor je die ellendige mensen krijgt die met je mee zitten te praten.
Ik weet niet of u het wel eens hebt meegemaakt, het komt gelukkig niet zo heel vaak voor, maar stelt u nu voor dat ik hier zit te praten, dat er één van die toehoorders hier zit en dan zegt hij elk woord, wat ik zeg, zegt hij mee. Soms zeggen zij dat stilletjes van binnen, dat is niet zo erg, soms zeggen zij het hardop en dat is erg vervelend.
Daar heeft u de uitbreiding van dit soort impuls. Is dit ook duidelijk?
Dat is meer onbewust?
Ja. Op het ogenblik dat zij bewust wordt, zal nl. de mededelingimpuls, dus de impuls tot spreken, het automatisch uitdrukken van in het “ik” ontstaande, zal ophouden. Dan heeft men het van beide kanten niet meer nodig om te praten, want dan weet men.
Nu gaan wij dat verder doorvoeren. Ik blijf nog steeds bij de dingen die voorkomen in het dagelijks leven.
Hoe vaak begint een huisvrouw niet op een gegeven ogenblik ineens de aardappelen op te zetten, want: “Mijn man komt zo thuis.” Toch weet zij helemaal niet precies op welk uur hij thuis zal komen. Zij weet zeker niet dat hij op dit ogenblik 3 kilometer verder zit en dat hij er dadelijk is, en wanneer hij zijn handen heeft gewassen, dan zijn de aardappels net gaar. Maar zij zet de aardappelen op. Zij realiseert zich niet dat zij in contact met hem is, dat zijn impuls: “Ik kom naar huis”, voor haar handelingsbepalend wordt, niet alleen uitdrukkings- maar handelingsbepalend. Want zij gaat zijn impuls: “Ik hoop dat zij het eten klaar heeft” omzetten in: “Ik maak het eten klaar”.
Nu heeft die huisvrouw dat een tijdje gehad en nu gaat zij bewust denken: ik doe dit altijd op de juiste tijd. Waar zou Jan zijn? Hé, ik heb nu net het idee dat hij vast voor de brug zit te wachten. Hij komt thuis: heb jij voor de brug moeten wachten?” Ja, hoezo?…. Ik dacht ineens, hij zal wel….
Heeft die vrouw dat nu werkelijk waargenomen? Nog niet. Maar als zij nog een stap verder leert gaan in dit proces en dus zich bewuster wordt van hetgeen zij thans onbewust heeft gedaan, dan kan zij vaststellen …. Laten wij voor de sommige heren hopen dat het niet iets is wat elke vrouw kan leren….. dan kan zij voortdurend vaststellen waar hij zit.
Begrijpt u? Omgekeerd natuurlijk ook. Dat zijn normaal voorkomende verschijnselen en als je die dan verder ontwikkelt, dan krijg je daar deze resultaten uit. Is het nu alledaags genoeg? Of moet het nog een klein beetje dichter bij het alledaagse?
Ik begrijp het wel, vooral omdat ik deze dingen in het leven ook zelf wel heb meegemaakt.
Nu zou ik zelf weer iets van het alledaagse willen afwijken. Ik zou nl. dit willen zeggen: u loopt op een gegeven ogenblik naar huis toe. U denkt: die en die zit vast op visite. U komt thuis en die visite is er niet, maar u bent 10 minuten thuis en dan komt die visite wel.
Wat is hier gebeurd? Een verschuiving in tijd, u nam iets als heden aan, wat in werkelijkheid nog toekomst was. Ook wel eens voorgekomen? Kan iemand zich dat voorstellen?
Stel je nu eens voor dat je ook deze ervaring regelmatig hebt.
Wat ga je dan zeggen tegen jezelf? Ik kan dus in de tijd vooruit zien. Nu ga ik, i.p.v. alleen maar af te wachten tot ik een impuls krijg, zeggen: “Ik wil in de tijd vooruit zien.” Dan moet ik voor mijzelf leren om het tijdsverschuivingsmoment te bepalen.
Om nu te ver van het alledaagse af te gaan: u kent de bekende kaartproef, die zij ook wel hebben bij de parapsychologie. De één zit kaarten te draaien en de ander schrijft op, welke kaarten er komen zo achter elkaar, terwijl hij een eind verder zit. Nu krijg je daarbij een verschuiving. D.w.z.: het kan komen bv. dat iemand een kaart opschrijft, die nog niet gekeerd is, dus die boven ligt, of misschien de vierde kaart, die eronder ligt, maar verder de volgorde goed heeft. Dat komt voor.
Dan zeg je: “Hé, hier zit een verschuivingsmoment in van vier gedachten.” Als ik dat nu weet, dat ik zo’n verschuiving van vier impulsen heb, dan kan ik dus a.h.w. vier momenten vooruit zien. Ik kijk dus vooruit in de tijd.
Nu ga ik dat eens heel, heel simpel doen. U moet het nooit proberen het zo te doen, ik waarschuw u, want dan loopt u vast.
U gaat naar een paardenrace toe en u heeft tien minuten verschuiving. Voordat de race begint, gaat u na staan denken, u stelt zich dus voor dat die paarden lopen en u zegt: “Ik zie daar die nr. 4. Nee, nee, nee, die nr. 1. Nee toch, 2. Neus aan neus 2 wint”. U loopt naar de toto toe, je neemt je kaartje op 2 en je kunt incasseren.
Deze dingen komen wel voor, maar meestal ten bate van een derde en niet van jezelf.
Ja, dat is logisch, omdat het ogenblik dat u het ten bate van uzelf gaat doen, uw ego zozeer met de mogelijke resultaten bezig is, dat in dit geval de wens, het weer bekende, de vader van de gedachte wordt. Het foutje zit dus in het eigen voorstellingsvermogen dat zich zozeer met de mogelijkheden bezig houdt…
Weet u wat er dan gebeurt? Dan zegt u: “Paard 7 staat slecht aangeschreven. Wanneer het zou winnen, dan zou het 1 : 20 uitbetalen.” Dan gaat u nadenken en ziet u 7 winnen. U zet dus in op 7. Maar nu wint nr. 5. Het denken over nr. 7 heeft u van het spoor van de werkelijkheid gebracht op het spoor van de fantasie, wat in de gedachtewereld gelijk is. Daarom: hoe minder persoonlijke elementen daarin voorkomen, hoe beter dit over het algemeen gaat.
Dan kennen wij ook, om verder te gaan hiermee, mensen met negatieve indicatie. Heeft u daar wel eens van gehoord? Dat zijn mensen, die wanneer zij roulette spelen en zij zeggen: “Zwart komt uit”, dan komt vast en zeker rood uit. Maar als je dat nu weet en je denkt: zwart komt en je zet op rood, dan komt het toch goed uit.
Het is een simpel voorbeeldje. M.a.w. je moet ook voor jezelf leren begrijpen wanneer je dus a.h.w. negatief gaat zien, het tegendeel van de werkelijkheid. Dat gebeurt nl. ook vaak.
Je hebt bv. van die dagen dat alles precies tegenover gesteld gaat dat dan je denkt. Je denkt: “Die komt op tijd, want die komt altijd op tijd.” Maar, neen, die komt te laat. Je denkt: “Die zal wel niet komen”, maar die komt nu precies wel.
Leer je dat nu, dan denk je: hé, ik ben in die toestand, dus wanneer ik de impuls krijg: dat zal wel, dan ga ik het omzetten, want dan heb ik door mijn huidige instemming precies het tegendeel vastgesteld van wat werkelijk gebeurt.
Het is allemaal laag bij de grond. Ik zou zeggen, het is eenvoudig genoeg.
Het heeft natuurlijk pas waarde indien het wetmatig is. Wanneer bv. iemand met vier impulsen ook werkelijk altijd vier impulsen heeft. Want anders heb je er niets aan.
Dat eigenaardige krijgen wij nu ook inderdaad. Wanneer iemand vier impulsen heeft, dat hij onder dezelfde omstandigheden vier impulsen steeds houdt. Maar komt er nu een andere kaartendraaier, dan kan er een verschuiving komen na 3 of na 5 bv. Dat is wel mogelijk.
Maar ik leer voor mijzelf op een gegeven ogenblik – en dat is nu het belangrijke – dat ik onafhankelijk van een impuls buiten mij, hetzelfde tijdsverschuivingsmoment kan krijgen. Ik ga voor mijzelf kaarten keren. Wanneer ik nu zeg: “Wat draai ik hier?”, en dan heeft u die kaart nog niet eens gezien en dan zegt u: “Harten acht” en dan draait u klaver vier en dan ligt harten acht drie kaarten verder.
Dat is nu het eigenaardige. De wetmatigheid die hier regeert, is deze: dat waar ik persoonlijk als zender en ontvanger fungeer, geen verschuiving optreedt, omdat mijn persoonlijkheidswaarde gelijk blijft. De interpretatie door mijn persoonlijkheid kan wel veranderen, maar deze interpretatie kan ik door een eenvoudige proef meestal wel vaststellen.
Wanneer je het één keer probeert en weet: ik ben in die toestand en ik blijf dus zo interpreteren – totdat een foutje (ik neem zo nu en dan een proef er tussendoor) mij wijst: hé, er is iets aan het veranderen. Dan stop ik even, totdat ik weer a.h.w. in mijn andere toestand ben gekomen, waarin ik nu weer op een andere manier reageer.
Want als je opgewonden bent, dan kan het zijn dat u 2 uren op manier A reageert. Dan begint u te bedaren. Zou u nu verder gaan mentaal te verwerken, wat u op deze manier verwerkt als in die opwindingtoestand, dan loopt u mis. U moet zich dus realiseren: “hé, ik kalmeer. Even iets proberen, wat ik makkelijk na kan gaan”. Desnoods met een kaartenproefje, als er niets anders is. Dat kun je voor jezelf even doen. Dan zeg je: “Nu ben ik helemaal buiten mijn doen. Stoppen!” Even de machine af laten koelen. Dan probeer je het even nog eens: “Hé, nu heb ik weer mijn normale verschuiving, nu kan ik weer verdergaan”. Er hoort dus in zekere mate een soort zelfkennis en zelfbeheersing bij. Omdat je natuurlijk werkt met jezelf als impulsgever, in de kern van je persoonlijkheid als impulsverwerker en in je redelijk bewustzijn weer als impulsontvanger.
Zolang als je met jezelf werkt, dan geldt de wetmatigheid. Die wetmatigheid geldt ook wanneer ik met anderen werk, maar ik kan het persoonlijkheidsmoment van anderen nooit bepalen, of eerst na zeer lang onderzoek. Maar het gemiddelde kan ik nooit vaststellen voor een veelheid van personen. Ga ik dat voor 20 personen doen, dan zeg ik: dat is het gemiddelde; dan ben ik bij allemaal een stukje mis. Dat is juist wat ik moet voorkomen.
Dus het is steeds een persoonlijke waarde bepalen. Vandaar dat u ook zult zien, dat specialisten op dit gebied – en nu wil ik spreken over de ware telepaten, net zo goed als over de zgn. magiërs. Zij werken, ofwel met bepaalde typen, die in staat zijn een ander type te bepalen. Er zijn bv. telepaten die iemand aanvoelen, dus die proberen een contact te krijgen – en dan hebben zij misschien een hele zaal voor zich en dan denken zij: “hé, krijg ik op die impuls reactie? Daar en daar en daar, die neem ik. Met deze mensen ga ik experimenteren”. Dan lukt mijn experiment komt er nu een ander bij, dan loopt het mis. Hetzelfde doet de hypnotiseur, die begint ook met een paar simpele proeven. U denkt misschien dat hij die als aanloopje gebruikt. Hij gebruikt ze wel degelijk om de typen van anderen te erkennen.
Een yogi, die bepaalde stunts uithaalt ten aanschouwe van anderen, zal zodra er bij minder reële waarden voorkomen – dus zijn geestelijke persoonlijkheid i.p.v. zijn stoffelijke werkelijkheid gaat treden – dan gaat hij wel degelijk rekening houden met: “wie heb ik hier?” en hij zal zijn hele optreden, zijn wijze van suggereren enz. allemaal bepalen naar het gehalte van zijn omgeving. En omdat hij voor een groot gezelschap nooit een juist gemiddelde kan vinden, zullen er altijd kleine geschillen en verschillen blijven bestaan, waardoor men zegt: “Dat is toch …. ja, maar ik heb het toch zelf gezien. Maar ik heb toch het idee dat het niet echt is.”
lk geloof dat het nu een beetje licht begint te worden in de duisternis zo hier en daar. Dat is misschien beter, dan wanneer ik u een mooie beschouwing geef. Per slot van rekening dit is eventjes een stukje praktijk er zo tussendoor. Misschien is er de volgende keer ook weer een plaatsvervanger, dat weet ik niet zeker. Maar dan krijgt u vanzelf weer een lezing. Dan zullen wij waarschijnlijk ook weer verder gaan met onze omschrijving van de verschillende wegen en wetten, ontwikkelingsgang, enz.
Ik vind dat ik op het ogenblik weer voldoende heb gezegd om de bedoelingen duidelijk te maken. Dat is de hoofdzaak.
Als u nog punten hebt, waarvan u denkt dat ik er nog net niet over heb gesproken, dat zou ik het graag willen weten. Zegt u het maar.
Ik zou u dit nog willen vragen. Die doelstelling van de uiteenzettingen van Elsmeier, die kunnen dan eigenlijk er naartoe leiden dat wij gaan weten, als wij onze onbewuste reacties vergroten; of zie ik dat onjuist?
Kijkt u eens. Het weten, dat moet eerst komen. Het weten wordt gebruikt om bewust te reageren op bepaalde toestanden, die op het ogenblik nieuw zijn en daaruit wordt dan de onderbewuste, of onbewuste, reactie weer geboren. Dus de reactie-impuls die dan automatisch de noodzakelijke handelingen volbrengt, opdat het juiste resultaat wordt gerealiseerd, waarbij op de duur alleen het resultaat bewust blijft.
Denkt u aan een automobilist. Die schakelt meestal onbewust. Die zegt niet: “Ik moet gaan schakelen”, die schakelt. Die zegt niet: “Ik moet gas geven”, die geeft automatisch gas, die zegt: “Ik moet die wagen ontwijken”, maar die zegt niet: “Ik moet mijn stuur zo halen en zo rijden”. Maar er is een tijd geweest dat hij als leerling heeft zitten zweten achter zijn stuur en heeft gedacht: “0 ja, als ik nu zo draai en een heel klein beetje gas bijgeef, dan kan ik net zo misschien inhalen”.
Nu moet u maar denken dat Elsmeier zo’n beetje de instructeur is die u overlaadt met de kennis van de motor, van verkeerswetten, van eenrichtingsborden enz. en u voortdurend daarmede maar bezig houdt …
en op het eind de handle aanwijst, of dat niet?
De handle? Die is u al aangewezen. Dat weet u misschien nog niet eens. Maar dat wordt nog wel eens herhaald. Hij heeft u nl. precies verteld waar het contactsleuteltje zit en dat is de hoofdzaak.
Het kan zijn dat u daarbij de gedachteconcentratie bedoelt.
Neen, het is niet de gedachteconcentratie, maar de gedachte komt er inderdaad bij. Dan moet u nog maar eens terugzoeken hoe het zit in zijn uiteenzetting over het bewustzijn.
Op een gegeven ogenblik heeft hij bewustzijnswereld en werkelijkheidswereld tegenover elkaar gesteld. Hij heeft de relatie tussen die beide gegeven. Die relatie is het startpunt. Als je tussen die twee kan manoeuvreren, kun je rijden.
Dit is dus het werkelijke punt waar het om gaat. Ik ga natuurlijk niet – en dat moet u goed begrijpen – vooruit lopen op de cursus van Elsmeier. Dat zou niet fair zijn. Bovendien waarschijnlijk niet verstandig. Maar u gaat nu misschien begrijpen waar wij heen gaan. Nu lijkt mij dat voor u wel prettig, omdat u anders misschien het idee krijgt: dat het alles zo mooi in theorie is en dat u niets aan de praktijk heeft. U moet zich dus goed realiseren dat deze inwijdingsschool werkelijk een scholing is. Op een gegeven ogenblik krijgt u huiswerk mee. Of u dat huiswerk maakt, of hoe u dat maakt, dat zal bepalen of u slaagt of niet. Op zichzelf is dat huiswerk in het begin alleen maar lastig. Denk naar aan uw eigen schooltijd. Hoe heeft u uw leraar niet verwenst, die u weer een dosis Latijn of een dosis algebra op de hals heeft geschoven. Of die nu plotseling van u verlangde dat u alle plaatsjes aan het spoorlijntje van Purmerend naar Hoorn, of Alkmaar, zou kennen. Dan zeg je: “Wat heb ik eraan?” Zo zult u ook hier op een gegeven ogenblik huiswerk krijgen. Dan zeggen zij: “Nu moet u dat eens proberen, of nu moet eens proberen.” Dan zegt u: “Nu ja, ik merk er niets van, wat heb ik eraan?”
De bedoeling is dan om u een bepaalde denkgewoonte, vooral een bepaalde denkdiscipline, te gewennen. Aan een bepaald manoeuvreren binnen uzelf. Heeft men dat gedaan, dan komt natuurlijk het ogenblik dat de instructeur zegt: “Nu heeft u het gezien. Gaat u nu zelf naar eens achter het stuur zitten.”
← vorige tekst | overzicht | volgende tekst → |