Inwijdingsschool ODV – Les 2 – Inwijdingsgeheimen, magie en Kabbala

image_pdf

4 oktober 1955

Inwijdingsgeheimen

Wij zullen dan na de inleiding van de vorige keer, nu een paar geheimen van de inwijding wat nader te bezien.

Ik heb u erop gewezen dat er vele wegen zijn bewustwording, maar dat het alleen mogelijk is door woord en daad te verenigen, te komen tot een oplossing voor al deze mogelijkheden.

Nu zijn de mogelijkheden, die u uiteraard zeer sterk bezig houden, verwant aan de problemen van de geest. Men zoekt niet alleen een stoffelijke uiting, maar ook wel degelijk een geestelijke bewustwording, en tracht een geestelijke beleven te verkrijgen naast het stoffelijk bewustzijn.

Hierdoor wordt het noodzakelijk dat ik eerst met u spreek over de kwestie van de dimensies. Schrikt u niet. Wij zullen niet te technisch worden.

Zoals u weet, is een dimensie een lijn in de ruimte en is elke lijn, die een of meerdere lijnen onder een hoek van 90° kan snijden of raken, de uitdrukking van een bepaalde andere dimensie.

Het aantal lijnen, dat gelijktijdig elkaar kan snijden onder een hoek van 90° wordt bepaald door het aantal dimensies dat in de wereld aanwezig is.

Ik geloof, dat dit u duidelijk is. Dit is u trouwens wel bekend.

Nu gaan wij ons allereerst afvragen: Wat is onze wereld? Dat gaan wij dan eerst bezien vanuit uw standpunt, het stoffelijke standpunt. De wereld bestaat uit een aantal vast uitdrukbare lijnen in de ruimte. Drie verschillende, die gelijktijdig een hoek van 90° met elkaar kunnen vormen. Er moeten ongetwijfeld meer mogelijkheden hiervoor bestaan. Deze kunnen echter in de aardse mathematica niet worden uitgedrukt, tenzij in het formule rekenen. Zij kunnen niet praktisch worden.

In deze wereld neemt men waar. De waarneming echter is gebaseerd op het tweedimensionale beeld. Wat u ziet is het tweemaal gelijktijdig waarnemen van een beeld in twee lijnen en dimensies. Uw beleven en leven maken het u echter mogelijk uit de door u ontvangen beelden een derde beeld te distilleren: nl. met een derde dimensie, ofwel: met diepte.

Wanneer u in deze kamer rondkijkt, ziet u de dingen in perspectief. U denkt natuurlijk dat u dit alles ook precies zo ziet. Dit is niet waar. U ziet twee beelden, waarvan elk tweedimensionaal is. Uw bewustzijn zal echter de derde dimensie bij uw waarnemingen voegen.

Het is nodig dat wij deze dingen begrijpen, opdat wij ons ervan bewust worden dat onze driedimensionale waarneming in werkelijkheid berust op een tweedimensionaal waarnemen, waarbij het voorstellingsvermogen een derde dimensie geeft.

Bij het gehoor is het al precies hetzelfde, u neemt de klank waar met twee oren. Door het feit dat zij van elkaar verwijderd zijn, zij het dan ook een geringe afstand, worden voor de opmerkingsgave verschillen duidelijk tussen hetgeen de beide oren ontvangen. Waar verder de oren nog vaak verschillend toongevoelig zijn, krijgt het geluid ook diepte. D.w.z.: u bent in staat de richting te bepalen van waar het geluid komt en kunt juist daardoor ook vaak de bron bepalen en definiëren. Bij de normale mens is dit echter niet zo sterk als bij het waarnemen met de ogen.

Wanneer wij dit goed uitdrukken, kunnen wij de menselijke wereld, de stoffelijke wereld, als volgt omschrijven:

Het is een wereld die meerdimensionaal is, ofschoon het aantal van de daarin bestaande afmetingen niet afleesbaar is. Vaststelbaar is wel dat beleeft wordt in driedimensionale verhoudingen, gezien en gehoord wordt in twee dimensies. Het voorstellingsvermogen zal aan de waarneming door ervaring de derde dimensie toevoegen.

Ik hoop dat tot nu toe geen onduidelijkheden zijn opgetreden. Verder gaande op de grondslag van dit beeld vind ik als een zeer belangrijke factor in het bestaan van de mens de tijd waarbij wij dan weer twee soorten kennen. Aard- of zonnetijd. Aangegeven door de loop der hemellichamen, zoals zij meer gedefinieerd en duidelijker verdeeld ook ongeveer door uw uurwerken wordt medegedeeld. Deze tijd echter bedoel ik niet wanneer ik spreek over de tijd die de mens meemaakt op aarde. De tijd die de mens meemaakt op aarde is zijn persoonlijke tijd, waarbij tijdsbegrip voortdurend versnellingen en vertragingen ondergaat. Iets wat zich o.a. weerspiegelt in zijn reacties.

De mens neemt de tijd waar als een reeks van momenten. Deze reeks wordt versneld, d.w.z. er schijnen ons meer momenten te passeren, dan volgens de zonnetijd geschiedt, wanneer onze aandacht meer op de tijd dan op de gebeurtenissen die zich daarin afspeelt.

Is het echter omgekeerd, is onze aandacht op aarde gericht op de gebeurtenis, de ervaring, is onze geest niet bij het tijdselement, dan blijkt dat onze tijd veel korter duurt dan de zonnetijd.

Het eigentijds ervaren van de mens is dus afhankelijk wederom van eigen bewustzijn en zijn voorstellingsvermogen. Hieruit gaan wij dan een conclusie trekken voor de doorsneemens op aarde.

De doorsneemens op aarde kent een realiteit die kleiner is dan zijn wereld, maar zijn ervaring plus voorstellingsvermogen maken het hem mogelijk meerdere dan de waargenomen dimensies te aanvaarden, zelfs meer dan er op zijn eigen wereld bestaan.

Het Pad van de Inwijding, ook wel Pad van de Bewustwording, nu is gebaseerd op de mens. Het is niet gebaseerd op de geest. Het is een pad dat op deze aarde speciaal voor de mensen van deze aarde ontwikkeld werd. Wanneer er gesproken wordt over het Pad van de Inwijding op deze wereld, dan wordt er gezinspeeld op een proces dat zich kan en moet afspelen op deze wereld.

Onze voorgaande beschouwingen over de mens met zijn eigen wereld en zijn mogelijkheden leidt ons ertoe, hieraan onmiddellijk toe te voegen, dat dit zich alleen kan afspelen in het voorstellingsvermogen van de mens, waardoor zijn bewustzijn meer leert aanvullen ten opzichte van de werkelijke ervaringen, dan tot nog toe het geval was.

Wij kunnen dus zeggen dat eigenschappen van de mens – u hoort, ik spreek niet over de geest – die direct samenhangen met het bewustzijn, het voor de mens mogelijk maken een grotere uitbreiding te verkrijgen van niet alleen het innerlijk beleven en kennen, maar ook een interpretatie in meerdimensionale ruimte en kennen, maar ook een interpretatie in meerdimensionale ruimte en de waarde van al hetgeen hij waarneemt.

Wanneer ik u dit zo voorleg, wordt het veel eenvoudiger onze aandacht te bepalen in de richting: Inwijding. Want wij kunnen nu vaststellen dat inwijding geen proces is van geheime sleutels, van bijzondere magische eigenschappen. Dat inwijding niet wil zeggen dat u wordt binnengeleid in waarden die normaal op deze wereld niet voor eenieder reeds bestaan en die u alleen voor zich kunt realiseren.

De gedachte van de inwijding gaat verder. Zij probeert te definiëren en ook aan u te geven een mogelijkheid, een nieuwe mogelijkheid, om vanuit uzelf het leven te benaderen. Alle bewustwording speelt zich binnen van binnenuit af. Zij is afhankelijk van het voorstellingsvermogen, het gedachteleven en het bewustzijn van degene die de inwijding ondergaat.

Nu zou het mogelijk zijn, ter wille van de inwijding, bepaalde effecten van het leven terzijde te leggen. Wanneer wij dit doen, sluiten wij een deel van ons leven af, en mits wij niet meer in staat zijn ons voorstellingsvermogen te richten op waarden in plaats van in een voortdurende repetitie te zien van hetgeen wij verloochend hebben en dit denkbeeldig voortdurend te beleven – er behoort een zekere beheersing bij – dan kunnen wij komen tot een andere geestelijke visie op deze wereld. Dat is nog geen inwijding op zichzelf. Het is alleen een verandering in ons bewustzijn, een anders richten van het bewustzijn.

Wanneer wij dit echter een lange tijd doen, zullen wij niet alleen door overpeinzing en overweging onder bijzondere condities en omstandigheden deze andere feiten en factoren in deze wereld waarnemen, maar wij zullen dit beeld ook normalerwijze gaan verknopen met elke waarneming die wij doen in onze, volgens menselijk denken, driedimensionale wereld.

Hier begint het proces der bewustwording pas werkelijk. Want de mens – ik zou u hier kunnen verwijzen naar het vorige verslag – bestaat uit meerdere lagen van bewustzijn, waarvan voor u op het ogenblik de hoogste “geest” genoemd kan worden en de laagste “waakbewustzijn”.

Over automatismen als bewustzijnsvorm wil ik niet spreken. Het resultaat is: dat wanneer u zich verhoogt in bewustzijn tot “geest”, iets wat het doel is van praktisch elke inwijding, uw houding tegenover de wereld daadwerkelijk die van de geest moet worden, aangezien elke reactie en waarneming op de wereld dan moet worden verwerkt met het bewustzijn van en uit standpunt dat de geest heeft en kent.

Je kunt dus niet zeggen: Nu ga ik mijzelf in laten wijden en dan wordt ik weer een normaal mens.

Inwijding is iets dat in vele gevallen iets van een vloek heeft, omdat het een zoveel scherpere visie geeft op al hetgeen er zich in de wereld afspeelt, zodat het je voor veel grotere verantwoordingen stelt dan de doorsneemens, juist omdat je zoveel meer ziet en begrijpt.

Aan de andere kant is het ook weer een zegen, omdat het zien vanuit geestelijk standpunt het normale aardse zelfbedrog onmogelijk maakt.

U kunt dan heus wel van uzelf denken dat u van veel waarde bent, of uzelf zien als knap, charmant en aardig. Maar deze dingen zijn voor u dan niet belangrijk meer. Belangrijk wordt dan voor u alleen datgene wat voor de geest werkelijk bestaat.

Wat er voor de geest bestaat, kunnen wij ook alweer heel gauw omschrijven: De geest ziet de intrinsieke waarde der dingen. D.w.z.: dat elke uiterlijke vorm voor haat a.h.w. een leegte is in het Goddelijke, in plaats van een “gevuld zijn” van de dingen. Zij ziet dus vorm en gebeurtenis niet in de eerste plaats als iets zelfstandig, als een tijdelijk en ruimtelijk verschijnsel, dat binnen het Goddelijke plaats vindt.

Dit is belangrijk, want wat kun je geven om iets dat eigenlijk niets is? De menselijke gedachtegang wordt steeds minder scherp. Ongetwijfeld zal menigeen u zeggen dat uw denken onlogisch en onredelijk is geworden.

Dit is te begrijpen, want de geest, meer ziende en meer belevende, maar ook veel verwaarlozende in de stoffelijke wereld, kan zich niet geheel aanpassen aan de menselijke logica, de menselijke redeneerkunst en de menselijke regelmaat.

De geest ziet zwart niet als zwart: zij ziet zwart als een absorptie. Zij ziet wit niet als wit, maar als een weerkaatsing. Zij ziet vorm niet als vorm, maar als een tijdelijk gewijzigde toestand der ruimtelijke verhoudingen. De dingen krijgen dus een geheel andere betekenis en je moet uit die betekenis wel gaan redeneren en praten, wil je de realisaties, die voor jou in je nieuwe bewustzijnstoestand noodzakelijk zijn, ook verder geheel kunnen verwerken.

Nu is ongetwijfeld een van de eerste vragen die na een dergelijk betoog moeten rijzen: Hoe bereiken wij dit? Kunnen wij dat bewust bereiken?

Dan kan ik daarop alleen maar zeggen: Neen. Zo vreemd het u ook moge klinken, het stoffelijk bewust bereiken van een inwijdingsfase is voor de mens bijna onmogelijk, en wel omdat de mens met “bewust” bedoelt: waakbewust en vertaalbaar in menselijke waarden, aangepast aan de menselijke waarderingen.

De eerste fase van een inwijding zal zich dus haast altijd kenmerken door een schijnbaar onredelijk gedrag. Zij zal verder vaak gekenmerkt worden door zgn. bovennatuurlijke gebeurtenissen en belevenissen.

Ik wil u daarvan een paar voorbeelden geven, opdat u een inzicht krijgt in de werkelijke waarde van deze belevenissen en begrijpt welke mogelijkheden zij voor u aan kunnen kondigen.

Wanneer een mens zich volkomen concentreert op willekeurig punt, of zelfs op het Goddelijke, dan zal die mens dus alle waarden van zijn direct bewustzijn uit gaan schakelen.

Deze uitschakeling plus het bewust richten van zijn gedachten brengt de geest scherper en verder naar voren. Wanneer zij met de stof harmonisch is, kan zij verder bewust worden en wat men noemt: doordringen tot een hoge sfeer. Hier wordt iets ervaren wat men niet kan omschrijven. Men heeft plotseling het gevoel van licht, vreugde, kracht, sterkte, het vertoeven in een sfeer vol lichtende schoonheid enz. Dit is slechts ten dele reëel.

De waarde van deze beleving is pas volledig, wanneer zij kan worden geïnterpreteerd als een verschijning van ook op aarde bestaande waarden. Of, indien u het ruimer wilt zeggen, zo ook vanuit geestelijk standpunt redenerende: wanneer het gezien kan worden als een uiting van kosmisch bestaande waarden, die zich op het eigen bewustzijnsvlak bevinden. Het opgaan tot een hogere sfeer kan voor u misschien veel kracht betekenen. Maar het is niet de uitbreiding van bewustzijn, die het uiteindelijke doel is van elke bewustwording.

Het is slechts een beleving op een ander vlak, die voor u nog niet bewust in verband kan worden gebracht met uw stoffelijk zijn. U zult wel in staat zijn daaruit krachten te putten. Inderdaad! Maar laten wij niet vergeten dat op een wijze die sommigen ‘onbewust’ wensen te noemen – ik ben het daar niet altijd mee eens – als bv. gebed, dus het bidden in een kerk, of het samen zingen in een koor, ofwel het luisteren naar een concert, kan leiden tot het beleven van diezelfde toestand. De grondgedachte waarmee zij beleven, is wel degelijk bepalend voor de beelden die in het bewustzijn worden gewekt, waarin men dus tracht van het verschijnsel als zodanig een beschrijving te geven.

Mag ik erop wijzen dat deze dingen, die men dan droomt of ervaart, deel zijn van de werkelijkheid en niet iets zijn dat boven de werkelijkheid staat.

De ingewijde beleeft deze waarden ten allen tijde. Wanneer voor u een symfonie bv. een droombeeld oproept, of de meditatie u baadt in Goddelijk licht, dan zijn er op aarde vele dingen die gelijke impulsen en impressies uitsturen. U ben echter normaal niet in staat deze te ontvangen en ziet deze daarom als een tegenstelling, een geestelijk beleefde wereld. Deze is echter uiteindelijk gelijk aan dromen bij muziek bijvoorbeeld. In werkelijkheid bestaan deze waarden dus ten allen tijde en maken zij deel uit van iets dat ik een dimensie zou willen noemen van al het zijnde.

U heeft bemerkt dat ik bij mijn betoog de tijd niet als een dimensie heb beschreven, ofschoon ook deze dimensionaal is. Maar het beheersen van de tijd gaat ver boven de ervaringen die ik u thans probeer bij te brengen. Men zal eerder bewust de kern der dingen en hun wezen leren doorgronden, dus a.h.w. alles van binnen en van buiten tegelijk zien, dan dat u zult leren uzelf bewust buiten de tijdslijn en het tijdsbeleven te plaatsen en deze te overzien.

Laten wij dus een dergelijke bereiking voorlopig even terzijde stellen. Bovendien is de zgn. proscopische droom voor ons niet zo zeer van belang. Zeker niet zolang wij haar niet werkelijk beheersen kunnen.

Hetzelfde geldt voor de bewuste uittreding, hetzelfde geldt voor elke geestelijke beleving. Wanneer wij haar niet alleen kunnen beleven, maar ze ook bewust kunnen richten en zij dus deel uit gaan maken van ons leven, krijgen zij voor ons waarde. Niet eerder.

In deze inwijdingsschool zal het natuurlijk noodzakelijk zijn telkenmale weer te wijzen op bepaalde aspecten van het leven rond u en ik wil daarmede dan als besluit van deze redevoering een kort begin maken.

U bent hier op het ogenblik als een groep mensen bijeen die zoeken naar waarheid. Elk zoekt die waarheid op zijn wijze en verwerkt die op zijn wijze. Op dit ogenblik bent u echter, alleen door het luisteren naar mijn woorden al, afgestemd op een gedachte.

Wij kunnen dus zeggen dat een beschouwer die bewust is in deze kamer in de eerste plaats een eenheid ziet. Een grondakkoord. Dan zal hem verder opvallen dat elk der personen zijn eigen bijgedachten en reacties heeft. Dat de belangstelling en dus de wijze van interpretatie wel bij eenieder een weinig verschilt.

Er worden door elke persoon a.h.w. arabesken gevlochten rond het grondthema. Doordat de grondgedachte harmonisch is, wordt ook het supplementair denken van de individuen tezamen weer verweven tot een harmonisch geheel, waarbij men elkaar a.h.w. aanvult en dus de eenheid wordt uitgedrukt in een beeld, dat ligt verder en anders dan het beeld, dat ogenblikkelijk hierover op deze wereld waarneembaar zal zijn.

Wanneer er mensen samen zijn, onverschillig waar en onder welke omstandigheden, die tijdelijk tot eenheid komen door een gezamenlijke belangstelling, ongeacht het gedachteleven dat zich bij elk daarnaast nog afspeelt, dan kunnen wij van hetzelfde spreken: dan wordt er a.h.w. een grondklank gebouwd, waarop de gedachten van de deelnemers aan dat gesprek niets anders doen dan arabesken vormen.

Zoals u weet kan voor een melodie het tempo vaak bepalend zijn. Je kunt dezelfde op dezelfde grondakkoorden gebaseerd, spelen in “bop” in “ragtime”, “symfonisch” of als psalm. De wijze waarop de mensen tegenover deze, hun verenigende, dingen staan, maakt uit wat ik het tempo zou willen noemen. Zo zal dan degene die hen waarneemt niet alleen ervaren wat hun belangstelling is, maar daarnaast de wijze waarop zij dit gezamenlijk verwerken en wat het werkelijke resultaat daarvan is. Soms kan een dergelijk met elkaar in harmonie zijn gezamenlijk en met een belangstelling streven een stoffelijke vorm geboren doen worden. Deze vorm zouden wij dan – om het beeld ook verder te handhaven – kunnen vergelijken met een grammofoonplaat die telkenmale, wanneer een bewust waarnemer aanwezig is, het beeld der grondtoon uitstraalt. Niet de bijgedachten:

Die zijn op de achtergrond gedrukt. Het is eigenlijk een grammofoonplaat met een basversterking. De hoofdtonen blijven echter in het geschapene aanwezig. Wij zien verder – en dat is zeer belangrijk – dat deze grondtonen dan ten opzichte van elkaar een voortdurende werking hebben. Zo, dat de mens die niet één kan worden, doordat hij zich niet kan associëren met de grondreflex van een voorwerp, of beeld, daardoor gestoord en gestoten wordt en nooit zal kunnen komen tot een volle ontplooiing van zijn eigen persoonlijkheid. De bewuste neemt dit waar en weet zichzelf tijdelijk zo nodig aan te passen aan de omgeving, ook geestelijk, door bepaalde delen in zijn denken en bewustzijn tijdelijk te onderdrukken. Of, want dat kan ook, door te domineren en zijn omgeving deze gelijke klank op te leggen, waardoor een grotere eenheid ontstaat.

Deze grotere eenheid is voor de ingewijde van zeer groot belang, want deze eenheid met de dingen en de elementen maakt het mogelijk in de wereld een volledige uitdrukking van zijn persoonlijkheid te vinden en een volledige uitdrukking van elke andere persoonlijkheid waarmee hij in verbinding staat, onverschillig op welk van de bewustzijnsvlakken of bestaansvlakken hij leeft.

Ik geloof, dat ik hier een aardig begin heb gemaakt met het cursusje dat wij gaan geven. Ik wil echter van de gelegenheid gebruik maken om nog een paar opmerkingen te plaatsen, die misschien voor enkele van de hier aanwezigen een persoonlijk karakter kunnen krijgen.

Ik zal echter niet aangeven tot wie ik mij richt. Dus: wie de schoen past trekt hem aan.

In de eerste plaats: het is noodzakelijk dat onze belangstelling, ondanks een concentratie op enkele punten gedurende bepaalde tijden, ten allen tijde universeel blijft. We zien niet een facet, met enkele raakpunten van de wereld, wanneer wij daar leven. Wij zijn deel van een universum.

Dit onthoudende zullen wij begrijpen dat wij, juist door ons op meerdere punten te richten, een scherper begrip kunnen krijgen van dat wat ons bijzonder interesseert.

Punt twee is dit: wanneer men oprecht en eerlijk streeft naar iets, kan het ons voorkomen, of de wereld dit niet waardeert, of de wereld dit verwerpt. Wij zijn echter geneigd om onze persoonlijkheid door te zetten.

Mag ik opmerken dat dit doorzetten van de persoonlijkheid slechts dan zijn waarde heeft, wanneer het gebaseerd is op de harmonie met de omgeving.

Er moet een zoveel mogelijk harmonische sfeer worden gevonden, waarin het “ik” niet wordt verloochend, maar zo wordt geuit dat het binnen zijn omgeving de grootste werking heeft.

Punt drie: wij zullen, wanneer wij trachten te werken met bovennatuurlijke waarden, wanneer wij zoeken naar de geestelijke beleving, naast vele voor ons gelukkige ervaringen of successen, zoals u dat dan vaak noemt, soms komen te staan tegenover mislukkingen.

Het is verstandig wanneer wij ook juist deze leren erkennen. Anders zijn wij geneigd om het onvolmaakt harmonisch zijn met wereld en sfeer reeds te zien als een volmaakte uitdrukking.

Wij beletten zo onszelf te streven en zo het hogere peil te bereiken waarnaar wij toch innerlijk verlangen.

Dan heb ik hier nog een punt: wanneer de mens tracht datgene te zijn wat de wereld en de omstandigheden van hem verlangen, komt hij soms in strijd met eigenschappen die in het “ik” leven. Hierdoor ontstaat vaak een levensstrijd, waarbij men zich afvraagt: handel ik zo goed? Is dat zo wel aanvaardbaar?

Hierbij zou ik willen wijzen op de mogelijkheid, dat in het “ik” de waarheid scherper omschreven wordt gerealiseerd, dan dit voor de wereld mogelijk is. Het is niet onze taak ons dan aan de wereld te onderwerpen, of ons aan de wereld aan te passen, maar zo wij uit het diepst van ons weten en geweten zeker zijn dat ons standpunt juist is, moeten wij trachten de wereld dit standpunt te doen aanvaarden. Dat kunnen wij alleen doen door al die elementen in de wereld, die harmonisch zouden kunnen zijn met ons eigen streven en denken, te beroeren met onze gedachten en zo nodig ook met onze daden, opdat zij door woord, daad en gedachte, geleid in deze richting het ons mogelijk maken de gerechtigheid, die in ons leeft ook buiten ons te openbaren. Dit op een wijze die de wereld dan niet meer kan verwerpen.

Een volgende maal zult u van mij nog eens zo een aantal opmerkingen krijgen. Ieder voor zich weet waarschijnlijk wel waarop ik gedoeld heb. Weet u dat niet, bestudeert u dan deze dingen. U zult dan bemerken dat ik in een paar punten ongeveer een tiental van de hier aanwezigen een kleine tip heb gegeven ten opzichte van hun leven en denken. Wanneer u zich de moeite getroost deze op te volgen, zult u verder bemerken dat u ook zult gaan begrijpen wat voor uw medemensen bedoeld is en waarom. Dat weet u nu nog niet. U denkt het misschien te weten.

Wanneer u dit echter gaat begrijpen, dan zult u ook weten hoe u met uw medemensen tezamen tot de grootste bereiking kunt komen. Kunt komen tot de bewuste uitdrukking en wezen, niet in de beperkte werelden van bewustzijn en dimensies, maar in het kosmische, waarin vele richtingen mogelijk zijn, die op aarde voor uw bewustzijn thans nog niet bestaan.

Magie: les 2

Het magisch principe is niet slechts gebouwd op het kennen van wetten en het kennen van andere werelden, maar ook op het bereiken van krachten in andere werelden die in staat zijn u te helpen.

Het bereiken van deze krachten is meestal voor de mensheid belangrijker dan het zelf gebruiken van wetten.

De eerste aandacht zullen wij dienen te richten op het bereiken van deze krachten en de mogelijkheden hiervan. Er bestaan op aarde een aantal invloeden die voor de geest belangrijk kunnen zijn. Sommige soorten wierook zijn voor de geest inderdaad aantrekkelijk.

Maar niet alle soorten wierook trekken de gelijke geesten aan. Er bestaan stoffen, ik denk hier o.a. aan bloeiend knoflook, die een aroma afgeven dat voor sommige geesten verstorend is.

Hieruit kunnen wij de conclusie trekken dat de toestand waarin de omgeving verkeert, dus wel degelijk van belang is wanneer wij trachten te komen tot een bepaalde magische prestatie, of tot contact met anderen.

Wijzelf zijn meestal niet in staat – dit geldt zowel voor de mens als voor een groot deel van de geest hier aanwezig – om te gaan naar een hogere sfeer, of slechts bepaalde zeer uitzonderlijke gelegenheden, in staat om onmiddellijk en persoonlijk te gaan tot een hogere sfeer. Over het algemeen hebben wij een contactpunt nodig, waarbij deze hogere sfeer zich openbaart op het hoogst voor ons bereikbare bewustzijnsvlak. Daardoor kunnen wij met deze geesten uit hogere sfeer tot een wisseling van gedachten en een uiteenzetting van onze behoeften komen.

Wanneer nu reeds op aarde bepaalde aromatische stoffen – mits fijn verdeeld in de atmosfeer – aanwezig zijn, bestemmend kunnen zijn voor het soort dat dan optreedt, zal het duidelijk worden dat ook een groot aantal andere elementen van zeer grote invloed kunnen zijn.

Wanneer men lagere geesten op wil roepen en daarmee in contact wil komen, is de omgeving of de kamer nooit bedompt, vervuild en stoffig en donker genoeg. Hoe minder licht, hoe minder lucht, hoe minder zon, hoe beter een plaats daarvoor geschikt is. Hoe meer de plaats afgesloten is, hoe sterker ze daarin kunnen worden opgebouwd en gehandhaafd.

Aan de andere kant: hoe meer afgesloten, hoe bedompter en donkerder een vertrek blijft, hoe demonischer ook de krachten zullen zijn die zich daar openbaren.

Voor de geest, die wij “goed” noemen – ik behandel eerst de aardse elementen – is het noodzakelijk te werken met vertrekken waarin het zonlicht door kan dringen, waarin de lucht regelmatig ververst wordt. Deze vertrekken moeten echter op het ogenblik dat wij contact zoeken, afgesloten zijn om te voorkomen dat de omstandigheden te sterk variëren en hierdoor een snelle wisseling en onharmonisch zijn van de omgeving zou kunnen worden veroorzaakt.

Wie in concentratie wil gaan, bv. in een meditatiekamer, om op deze wijze te kunnen komen tot een contact met geesten van een hogere sfeer, zal zich dus ook de moeite moeten getroosten daarvoor een vertrek uit te kiezen dat daglicht kent, dat regelmatig gelucht wordt en dat verder – dat is ook nog noodzakelijk – niet in zich draagt een deel van de vele onaangename geuren die het bestaan op aarde nu eenmaal met zich brengt.

Wij kunnen de mogelijkheden verbeteren en voor onszelf en voor de geest wanneer wij met mate van bepaalde aromatische stoffen gebruik maken. Het gebruik van willekeurige wierooksoorten is echter niet onder meer aan te bevelen, of aan te raden. Want zo gezegd: wie wierook gebruikt, schept daarmede weliswaar een magische aantrekkingskracht, maar de aantrekkingskracht van aromatische stoffen gaat slechts tot betrekkelijk lage sferen.

De mens zelf kan echter ook door deze geuren sterk worden beïnvloed. Wierookgeuren, mits op de juiste tijd en plaats aangewend, kan de sensibiliteit van de mens sterk verhogen. Dit, omdat bepaalde reukstoffen onmiddellijke reacties van het gedachteleven ten gevolge kunnen hebben.

Wanneer wij dus werken met dergelijke stoffen, dan willen wij niet alleen de geest aantrekken of aanstoten, maar bovendien in onszelf een bepaalde toestand wekken die, ofschoon lichamelijk zijnde, de vrijheid van de geest desalniettemin soms sterk beperken kan.

Geestelijk gezien is elke uitstraling van leven, maar vooral van tevreden leven belangrijk.

Ik kan mij voorstellen dat iemand in de meditatiekamer bloemen plaatst. Maar degene die daar snijbloemen plaatst, plaatst daar stervend leven. Een stervend leven is zelden harmonisch, vooral niet, wanneer het van de oorspronkelijke levensbron gescheiden een langzaam vervloeiend bestaan zonder mogelijkheden voert.

Daarentegen zijn levende planten, die tevreden leven, d.w.z. die goed verzorgd worden en die hun aandacht krijgen, vaak voor meditatie van groot belang. Zij scheppen mede de gelukkige sfeer waarin een hogere geest gemakkelijker contact kan zoeken.

Geestelijk beduidt dit dat wij voor elk contact met hogere sferen bij voorkeur die omgeving zullen zoeken, die vrede en tevredenheid in zich draagt.

Wij kunnen het lijden in en rond ons vaak mede in onze omgeving verwerken en ondanks dat toch nog hogere sferen bereiken. Maar dan moeten in dat lijden ook weer bepaalde waarden aanwezig zijn. Een niet harmonisch, een niet aanvaard lijden brengt onrust en zal dus leiden tot contacten met lagere sferen.

Aanvaard lijden daarentegen, moedig gedragen lijden, voert de innerlijke moed op en brengt bovendien door de zelfbeheersing, die wordt geboren uit het aanvaarden, een uitstraling van genegenheid, dankbaarheid tegenover de omgeving zeer vaak tot stand.

Deze uitstralingen zijn ook wederom van hoger gehalte en bevorderen dus het contact met de geest dat wij zoeken.

Wanneer wij met deze regels rekening houdende ons gaan wenden tot de hogere geest, dan ontbreekt ons vaak als mens de mogelijkheid, ook wel als geest van nog lage sfeer, om ons een voorstelling te maken van dat hogere wezen. Het is voor ons over het algemeen dan niet zo gemakkelijk dan toch te komen tot een reëel aanvaarden.

In de magie, die berust op het contact zoeken, gebruikt men dan toch ook vaak een methode die berust op zelfsuggestie, waarbij men zich suggestief de voorstelling opbouwt dat de entiteit of persoonlijkheid aanwezig is.

Wanneer u dit probeert, zult u ontdekken dat u dan schijnbaar willekeurig met deze figuur aan het praten slaat. Denk niet dat dat realiteiten zijn. Wat gij beleeft, is slechts een projectie van hetgeen leeft in uzelf, geprojecteerd in een voorstelling, die gij uzelf suggestief geschapen hebt. Door echter deze toestanden in uzelf te scheppen, kunt gij uzelf zozeer in bewustzijn veranderen dat plotseling ongekende gedachten, gedachten die niet met uw “ik” samenhangen, zullen in u op gaan komen.

Wanneer dit contact in u optreedt, onthoud dan één ding: Men behoeft de hogere geest geen vragen te stellen of antwoorden te geven. Doet men dit toch, dan komt het suggestieve element, dat in ons allen schuilt, om de hoek kijken en suggereert antwoorden die door de geest niet, of niet zo worden gegeven.

Het beleven gaat dan berusten op persoonlijke interpretatie. De geest weet echter reeds, want daarvoor is hij de hogere en meer bewuste geest, wat de reden is geweest van ons zoeken naar een verbinding met hem naar een contact. Hij zal dan vanuit zijn wereld en standpunt ons mededelen, wat hij ziet en voor ons kan doen. Meestal zal hij ons bovendien mededelen welke richting van handelen voor onszelf het meest gewenst is.

Wij zullen na een dergelijke ontmoeting, vooral in het begin, wat twijfelachtig zijn. Langzaamaan leert men zich echter op dergelijke impulsen en impressies te verlaten. Toch is het verstandig, wanneer wij nog niet zijn gekomen tot een volledige overgave, denk daarbij dat deze u maatschappelijk en sociaal in voortdurende moeilijkheden kan brengen, wij de gegeven impressies met de eigen rede nagaan en handelen volgens ons beste weten – volgens de wereld, maar volgens ons eigen beste weten – rekening houdende met hetgeen de geest ons heeft voorgelegd en ons als beste handelswijze heeft getoond. Het resultaat zal dan zijn dat wij fouten maken, heel vaak fouten door onze eigen zin te volgen, door onze eigen gedachtegang na te gaan. Maar later, de toestand vergelijkende bij dat wat de geest heeft gezegd, begrijpen wij nu: waarom. Niet als een theoretisch iets, maar als iets dat in de praktijk onmiddellijk demonstrabel is. Hierdoor zullen wij een volgende keer, ook zonder verdere raad van de geest, leren de eenmaal gegeven raad toe te passen in gelijksoortige omstandigheden.

Ons handelen wordt niet effectiever door de dingen die wij theoretisch leren, maar door de fouten die wij maken, terwijl vergelijkende waarden over hogere kennis en inzichten ons ter beschikking staan.

Het vergelijken van onze eigen fouten en de ons voorgelegde stellingen bouwt in ons de overtuiging, die het ons mogelijk maakt voor onszelf verantwoord, een volgende maal de wegen van de geest wel te gaan.

Naarmate wij de wegen van de geest meer en vertrouwende durven gaan, terwijl wij toch gelijktijdig ons eigen oordeel voortdurend mede in ogenschouw nemen, zullen wij het contact met een hogere sfeer ook steeds sneller en eenvoudiger kunnen bereiken. Op de duur is het dan mogelijk dat tussen u en een of meer personen van een hogere sfeer een voortdurende verbinding tot stand wordt gebracht.

Deze verbinding maakt het u dan mogelijk om iets te verkrijgen van het bewustzijn, waar mijn voorganger het over heeft gehad: het meer dimensionaal bewustzijn. En indien dat weliswaar nog niet geheel uw eigen is, maar u reeds voortdurend wordt toegezonden door degenen die met u in contact staan en u daardoor voortdurend confronteert met door u nog niet gekende waarden in het zijnde rond u.

Het eindresultaat zal zijn dat gij leert deze waarden in uw waarnemingen mede te interpreteren en zo te komen tot een eigen bewustzijn hiervan en hierover.

De magische procedure die u volgt om iemand te vinden die u leidt, mag nooit een dwang betekenen. Elk oproepen van een bepaalde persoonlijkheid in dwingende vorm, is ten allen tijde uit de boze en behoort tot de zwart magische praktijken.

Wanneer echter een persoon ons reeds enige malen heeft bereikt en bereid is met het contact voort te gaan, kunnen wij wel een beroep doen op die persoon. Wij moeten het echter aan de persoon overlaten of hij wel of niet aan onze wensen gehoor wil geven. Het eindresultaat is: dat wij dan roepen naar een sfeer en niet maar een persoonlijkheid, bepaalde personen, of entiteiten als vertegenwoordigers van deze sfeer leren zien.

Zij worden voor ons tot de vertegenwoordigers van hun gehele levens- en bewustzijnsbereik. Zij zijn dan voor ons de goddelijke of demonische uiting van bepaalde krachten in het Al.

Wij zullen tezamen met deze krachten kunnen werken, mits wij er zorg voor dragen dat zowel onze eigen geaardheid, als die van de krachten, waarmede wij in verbinding staan, voortdurend in ogenschouw genomen wordt tegenover de te verrichten arbeid.

Deze korte les zullen wij nu maar besluiten. Ik merk er beter aan te doen weinig te zeggen, zodat het begrijpelijk en helder is, dan veel te zeggen en toch weinig resultaten te zien, doordat het dan voor u onduidelijk blijft, ook alwaar je dan vaak verwarring zaait door het weergeven van te veel details.

De Kabbala

De Kabbala is in de eerste plaats niet alleen maar, zoals men graag aanneemt, een systeem om esoterische waarden in een mathematisch systeem te vinden en uit te drukken, maar daarnaast ook een systeem dat ook alle andere magische mogelijkheden en belevenissen in zich draagt. Wanneer wij daarin gaan werken met waarden en waarderingen, dan kunnen wij die betrekkelijk willekeurig geven, maar wij kunnen de grondgedachten ook baseren op de Goddelijke waarden, die oorspronkelijk in de eerste kabbalistische leer werden neergelegd volgens een bepaald principe.

Een van de principes die u ongetwijfeld al bent tegengekomen, is de wijze waarop men de even en oneven getallen tegenover elkaar stelt.

Het eigenaardige is dat men altijd het getal als een negatieve uiting ziet. Als iets wat niet waarneembaar is, of slechts vertraagd waarneembaar wordt.

Dat heeft de volgende rede:

Het getal 1 is het getal Gods. God is niet waarneembaar in Zijn eenheid. Hij wordt slechts kenbaar in Zijn tweeheid. Twee in Zijn drie-eenheid blijft toch slechts in zijn tweeheid waarneembaar.

Ik zou zeggen dat dit een argument is dat u als zodanig allemaal kunt accepteren, nietwaar?

Wanneer wij dus met deze maat gaan meten, dan zeggen wij: Een oneven getal wijst op vertraging en ongeuite mogelijkheden. Op vertraagde reacties en gaven, die eerst moeten worden aangevuld voor zij tot een redelijke uiting komen.

Wanneer wij zeggen: 7 is het getal van de mens, moeten wij er dus meteen bijvoegen: 8 is het getal van de mens, die tot een bewustzijn van het mens-zijn komt en daardoor als mens in de Schepping zijn priesterlijke waardigheid kan aanvaarden. Eerst wanneer de mens tegenover zijn God durft te staan en in een voortdurend contact ermee leeft, is hij positief geworden, terwijl 7 nog onbewust hiervan en daarom als mens negatief is.

Wanneer wij dit systeem proberen toe te passen op de hele wereld, komen wij tot de conclusie dat hetzelfde systeem voor alle dingen mogelijk is. Wij kunnen dat doen, zoals Abraham dit heeft gedaan in zijn lijst over de mensheid in positieve en negatieve waarden. Wij kunnen het echter ook nog anders doen. Wij zeggen dan: dat elk verschijnsel om te beginnen principieel twee lijnen heeft. Zij kunnen positief en negatief worden genoemd ten opzichte van het voor ons normale verschijnsel. Daarnaast zal tegenover elk geuit verschijnsel het ongeuite verschijnsel staan, dat ook weer evenzeer zijn positieve en negatieve mogelijkheden heeft. Duidelijk?

  • Niet geheel.

Dan zal ik het eenvoudiger zeggen voor u. Wanneer ik een verschijnsel heb – bv. een verschijnsel tafel, stoel, hangplant, radio, wat je maar wilt – dan kan ik zeggen: het heeft 2 mogelijkheden: negatief en positief. Die tafel is er dus. Maar als zij als tafel slecht is, dan is zij negatief. Is de tafel een tafel, die geheel alle eigenschappen die des tafels kunnen zijn verworven heeft, dan noemen wij haar positief.

Nu kan ik echter ook het gevoel hebben dat er geen tafel is. Tegenover de toestand waarin er een tafel was, bestaat er een toestand waarin er daar geen tafel is. Misschien vindt u dit niet geheel duidelijk, maar toch is het zo. Wanneer er hier iets is en ik noem het ‘weg’, dan is het er niet meer. Wanneer ik nu een negatieve, maar hele tafel heb en ik neem die weg of vernietig ze, dan kan het niet-zijn van die tafel voor mij positief zijn: dan zijn wij blij dat dat oude kreupele ding weg is. Maar als het nu een hele mooie tafel is geweest, dan hebben wij er spijt van. Dan is het niet-meer-zijn van deze tafel, dus voor ons, negatief. Het gemis is ons dan pijnlijk.

Misschien is dit voorbeeld een beetje populair, maar dat moet u dan maar nemen. Dat kunt u nu dus begrijpen. Maar nu ga ik het anders zeggen.

Wanneer er een positieve wereld is, moet er een negatieve wereld tegenover staan. Voor al wat er is, moet er een wereld zijn waarin het gelijktijdig niet is. Wij gaan nu verder uit van dit principe.

Wij zeggen vanuit onze voorstelling dat alles uit God geschapen is. Wij nemen aan dat het in God bestaat, maar wij zeggen toch: het is geuit, dus ergens uit naar buiten gekomen. Wanneer het ergens uit is gekomen, is het echter niet meer erin.

Dat is geuit voor alles wat geopenbaard is: het is gekomen uit een wereld, het “niet was”, waar het alleen naar een potentie was. Nu kan de kabbalist op de volgende wijze hiermede gaan rekenen.

Ik heb hier een positief getal, dat mij die tafel aangeeft. Ik weet dat die tafel in een andere bestaanstoestand is weggevallen, doordat zij hier tot aanzien kwam. Ik ga nu rekenen wat de negatieve waarde is. Want toen deze tafel ontstond, is er iets uit het Goddelijke verdwenen en voortgekomen tegelijk. Dit bestaat niet alleen voor het Goddelijke, maar voor alles waar zich iets in bevindt dat eruit gehaald wordt.

Ik heb bv. een blok marmer. Daar wordt een mooi beeld uit gemaakt. Het is buitengewoon mooi, elegant en eenieder die het ziet zegt: Het is een wonder. Zeg dat het bv. de Mozes van Michel Angelo is. Dan kun je gaan zeggen: Kijk, dit is het blok, dat is eruit gehaald, dan blijft er dat over. Uit de rest zou bij dat beeld misschien nog wel wat gemaakt kunnen worden. Vooral, wanneer wij aannemen dat de beeldhouwer nu niet eens een keer er allemaal stukjes af slaat, maar a.h.w. in het blok zelf het geheel met een lijn uitsnijdt en alleen maar de rest ervan scheidt en weghaalt.

Dit voorbeeld wil dan zeggen dat, wanneer een potentie voor mij niet volledig geopenbaard is, ik door een getal het niet-zijnde kan uitdrukken als een positieve of negatieve waarde, die al naargelang de waarde, die ik hier als een realiteit waarneem. Dat ik, wanneer ik de restwaarden dus weet te berekenen, nog een toevoeging aan het geuite kan maken zonder de geaardheid of kwaliteit daarvan ten opzichte van het totaal zijnde te veranderen.

Ik kan op grond hiervan dan gaan zeggen: Wanneer ik iets heb dat stoffelijk negatief is, is er altijd iets niet geuit dat stoffelijk positief zou kunnen zijn en er tegenover moet staan.

Zeggen wij dat wij een heer hebben, die zozeer onder de indruk van de lichte Muze is dat hij de hele dag alleen maar staat van: Hoedje op en hoedje af. Dan kun je gaan zeggen: Die vent is getikt. Maar je kunt het ook anders bekijken. Die man blijft staan door dat stukje muziek. Ik geef er muziek bij: Wilt heden nu treden. Misschien dat hij dan weer aan het lopen slaat. Erg lichtzinnig opgemerkt van mij, niet? Een beetje spottend misschien.

Maar ik wil maar zeggen dat, wanneer er een oorzaak is, ik vaak net als een homeopaat, door die oorzaak te versterken, een resultaat vaak kan bereiken dat positief is, in plaats van de negatieve uiting van dezelfde kracht die ik tot nu toe had.

Wanneer ik de negatieve tafel, die zo slechts is, ga aanvullen met de mogelijkheid: tafel die, niet geuit, nog bestaat, kan ik van dat oude onding – waar de uitdrager nog geen kwartje voor wilde geven, omdat de moeite niet was dat onding weg te slepen – misschien nog heel wat maken. Iets dat als tafel een buitengewoon goed figuur slaat. Toch blijf ik de waarde “tafel” behouden. Maar op het ogenblik dat ik die tafel vernietig, is er een tafel tekort. Ik kan dan wel een andere tafel maken, maar het is niet meer diezelfde tafel. Alles, wat eenmaal uitgedrukt werd in vorm, heeft de neiging die vorm te behouden. Dus elke uiting van het potentiële in het reële, het geuite, het geopenbaarde, wekt in het geheel van het geuite de drang dit te beschouwen als een noodzaak voor een algehele uiting als realiteit van dit geheel. Wanneer ik dan die tafel vernietig, ontstaat er een tekort, want die tafel behoorde in het geheel. Dat moet dan worden gemaakt. Maar die tafel is teruggekeerd tot een potentie. Die tafel zal dan na verloop van tijd, al is het door een vervorming van iets anders, weer precies zo op de wereld komen.

Om een ander voorbeeld te geven:

Tegenwoordig zeggen de mensen: Wat waren zij in de oudheid toch beschaafd, dat zij toen ook al flatwoningen hadden. Daar zijn zij toen vanaf gestapt en gingen in buitenhuizen wonen. Nu wonen jullie weer in soortgelijke flatjes tot ook jullie weer overgaan tot het wonen in buitenhuizen. Want dat gaat met een zekere regelmaat verder.

De dingen verdringen elkaar. Zij worden van potentie tot realiteit. Realiteit zijnde, ondergaan zij een vervorming, een idealisatie. Zijn zij eenmaal zover gekomen dat zij het reële bereiken, dan veranderen zij van waarde, verdwijnen dan uit het geheel. Daarvoor ontstaat dan een ledigheid. Er blijft in het begin nog een herinnering. Wanneer die herinnering sterft, is er zelfs niets meer zo’n piezeltje over van die uiting in de maatschappij, of in de wereld. Maar het beeld, dat uit het geheel is verdwenen, moet in het geheel ook weer terugkeren.

Wanneer ik dat vandaag allemaal duidelijk heb gemaakt, heb ik al heel wat verteld.

Maar er zit nog een knoop aan vast en dat is dit:

De kabbalist gaat ook uit van het volledig geschapen Al. Precies zoals wij doen. Omdat hij daarvan uitgaat, zegt hij dus: De dingen kunnen alleen voor ons eigen bewustzijn verplaatst, veranderd en vernietigd worden. M.a.w. elke verhouding tussen zijn en niet-zijn, elke positieve – negatieve uiting gaat van mij uit. Het is een kwestie van mijn ervaring in de Schepping. Dan kan ik gaan zeggen: Mijn beste mensen, wanneer ik op een gegeven ogenblik eens uit mijn schoenen zou kunnen stappen, ik bedoel, uit je leven en denken zou kunnen stappen en zo in een ander denken binnen zou kunnen stappen, dan zou veel, dat voor mijn idee vernietigd was, toch weer reëel blijken.

Alle mogelijkheden en alle potenties zijn eigenlijk bestaande maar ten opzichte van ons bewustzijn, onze wereld zijn zij soms wel, soms niet bestaand. Maar wanneer die dingen allen dus ergens zijn, is het voor mij zaak ervan bewust te worden dat zij zijn.

Ben ik mij eenmaal daarvan bewust, dan kan ik ze ook weer in mijn eigen wereld realiseren. Bestaan zij dan in een andere wereld misschien niet meer, dan heb ik daarmede niet veel te schaften. Ik zit toch in mijn eigen wereld, nietwaar?

Er zijn zo veel dingen. Neem nu eens verkoudheden en infecties. Influenza. Sta mij toe op te merken dat er op het ogenblik onder de naam “Influenza” zelfs iets doorgaat, wat eigenlijk meer op hondenziekte lijkt. Men noemt dat dan een bijzondere viriele influenza.

Nu ja, zij kunnen ook moeilijk zeggen: Kijk, daar loopt er een te snotteren met de jonge hondenziekte. Dat klinkt al te gek. Maar die ziekte is gelijksoortig. Zij bestaat. Potentieel heeft zij altijd bestaan. Maar vooral van de winter wordt zij voor jullie weer tot werkelijkheid. Tenzij jullie zo verstandig zijn om te gaan zeggen: Kijk eens, dat is een negatieve waarde. Dat kan ik niet nemen.

Ik ga dus zien of ik de positieve zijde van het niet-zijn daarvan voor mijzelf kan openbaren, dat ik dit uit mijn eigen wereld wegdruk. Dan kan dat bij een ander nog wel invloed hebben, maar je hebt er zelf geen last meer van.

Als je dat zo allemaal aan moet horen, denk je bij jezelf: allemaal onzin. Een beetje te gek. Maar dat ben ik niet, evenmin als jullie dat zijn, wanneer je je realiseert wat er op de achtergrond ligt. Dit is niet zo maar een verhaaltje; het is een simpele, populaire uiteenzetting van de grondslagen van het kabbalistisch denken.

  • Wat zegt de Kabbala?

Er zijn 2 waarden van even. En wel de driehoek die wij zelf zijn. De driehoek van de mens, waardoor hij onvolledig is. En de vierhoek, de voleindheid van het Al. Elke eigenschap, of elk cijfer, dat ik in mijn opgebouwde piramide plaats, kan ik met een willekeurig cijfer in de buiten liggende vierhoek verwisselen, zonder iets te veranderen dan mijn innerlijke beleving en daardoor ook de wereld, waar ik buiten mij tegenover meen te staan.

Deze simpele waarheid kun je nog heel wat verder doorvoeren, dan alleen maar in berekeningen. Enfin, dat is in ieder geval het magisch principe, zoals dat in de Kabbala naar voren komt.

Er zijn bij ons verschillende Rabbi’s geweest die wonderdoeners waren. De mensen zeggen nu achteraf maar al te vaak: Och, dat zijn maar verhaaltjes, of gelijkenissen. Vooral, wanneer er dan nog bij wordt gezegd dat zij kabbalisten en kenners van de waarheid waren.

Dan zeggen zij: Ach, dat niet. Oh, een oude Jood. Daar kijken zij dan nog lelijk tegenaan ook. Zo’n Jood met een kaftan zal nog wonderen doen. Nu ja, ik zal er niet over strijden. Maar Jezus droeg ook zoiets als een kaftan en die deed ook wonderen.

Maar goed. Wat was de werkelijkheid? Ging het erom dat het juist een Jood was die die wonderen deed? Neen. Er zijn anderen geweest, die hebben het net zo goed gedaan.

Maar waar het wel om gaat: Zij wisten deze wijsheid van het zijnde en het niet-zijnde als staande ten opzichte van elkaar in een bepaalde verhouding te verwerken, fijntjes in te spinnen in hun eigen denkwereld en zo ook naar buiten te brengen. Dat was het gehele geval.

Zij zagen iets. Zo vertelt men bv. van de Rabbi van Kiev, dat hij op een ogenblik ergens kwam waar 2 kinderen gedood waren door de honden van landheer. De vrouwen waren daar heel erg verdrietig over en ook in die tijd was de Jood niet erg geliefd. Dat is een eigenaardigheid, waar ons ras haast altijd mee zit. Maar goed. De landheer was over het erf van de Joden gereden en had de kinderen door zijn knechten laten slaan, omdat zij tegen de honden iets zeiden. Toen hitste hij de honden op hen aan. En zo’n Barzoi, zo’n hond, kan al heel erg nijdasserig zijn. Toen de knechten de kinderen dan ook sloegen en zij werden aangemoedigd, zijn zij er op aan gevlogen en hadden die kinderen verscheurd.

De Rabbi zei toen, ik zal dat wel in orde maken! Hij genas die kinderen. De mensen zagen hen weer heel worden. Maar het vreemde van het verhaal: op het ogenblik dat dat gebeurde, kwam de landheer in de verte voorbij rijden. Met zijn honden en met zijn knechten.

Wat had die Rabbi nu eigenlijk gedaan? Hij heeft gezegd: Er is een ogenblik geweest dat de landheer de kinderen niet had gedood. Dat die honden hen niet hebben aangevallen. Dat ogenblik gebruik ik. Dat schuif ik in deze werkelijkheid in. En omdat ik dat inschuif op een ogenblik dat die kinderen al verscheurd zijn, zullen die kinderen leven en zal het feit zich niet herhalen.

Volgens het lot van de landheer moest hij op dat ogenblik wegrijden. Toen de Rabbi dus het moment ertussen schoof, reed hij in een kring en kwam nog eens langs, al weet hij zelf niet hoe.

Die kinderen leefden weer en zeiden zij: “Meester, wat ben je groot, ben je machtig” .

Weet je wat die oude Rabbi toen zei: “lk” zei hij, “ben niet machtig en ben zelfs niets waard, want ik ben een dwaas. Waarom zou ik anders mijn volmaaktheid van wereld steeds weer willen ruilen met jullie onvolmaaktheid?”

Dat is de kern van het geheim van de Kabbala. Want wij kunnen kabbalistisch de volmaaktheid realiseren en teruggaan tot een wereld waarin alles potentie is. Maar wat we niet kunnen, is vrede hebben daarmede, omdat wij in onszelf nog zoveel naar buiten willen brengen dat wij met een zijn, waarin wij ook zelfs potentieel zijn, er geen genoegen mee kunnen nemen.

Zo is de uiting van de Kabbalist gelijktijdig de uiting van zijn eigen onvolkomenheid. Hij gebruikt zijn weten over de volmaaktheid, om in een onvolmaakt en onvolledig bestaan een scheiding te maken tussen waarden, die in werkelijkheid misschien helemaal niet bestaan, of zo bestaan.

Overigens niet bijzonders, hoor!  Als je meer van die kunst wilt weten, moet je maar eens met vriend Adenauer gaan praten. Die praat ook ernstig over dingen die werkelijk niet bestaan. Scheidingen, die voor de wereld zijn, bestaan voor hem tijdelijk niet.

Nu ja, heb maar medelijden met die man. Die zal er ook nog lelijk in komen te zitten.

Alle dingen bij elkaar is de kern van mijn betoog:

Wanneer wij die grenzen duidelijk leren kennen, kunnen wij ze mooi gebruiken voor onszelf, omdat wij geen vrede kunnen hebben met een wereld waaraan wijzelf geen deel hebben. Zolang wij deel willen hebben aan een wereld, kunnen wij in die wereld alles tot stand brengen. Zolang het ons persoonlijk niet aangaat. Maar om dat werk te kunnen, moeten wij weten wat de reële waarden zijn, in een ander geuit plus de potenties die overblijven van die uiting. Dan kunnen wij daartussen wat ruilen en wiegelen en een volmaaktheid opbouwen. Tenminste, als wij weten wat een persoonlijkheid wel en niet is.

  • Die oersubstantie waar u het over had, is dat hetzelfde als de ether, waar wij de vorige les over hebben gehoord?

De oersubstantie, ether? Zal ik je eens wat zeggen? Volgens de Kabbala moet tegenover de oersubstantie ook een niet-oersubstantie bestaan.

Nu is het alleen de vraag, of die niet-oersubstantie niet een mogelijkheid is, in plaats van, zoals u schijnt te denken, een vorm.

Dus ik zou dat niet met de ether willen vergelijken. Per slot van rekening was een vorm van ether eerst een zegen voor de mensen, omdat zij erdoor verdoofd werden en is het nu een vloek geworden, omdat wij erdoor dood geschreeuwd worden. Maar nu moeten wij de zaak even ernstig en goed bekijken.

Dat er een ether is, is het bewijs dat er een geuite wereld bestaat. Ether is het grondvlak, waarop het andere wordt geopenbaard. In die ether kunnen dus zeker wel negatieve, voor ons niet bestaande uitingen zijn. Maar het geheel met alle en niet voor ons bestaande vormen komt weer uit iets, waaruit eerst die ether is genomen.

U moet onthouden: datgene, waarin niets is en alles mogelijk is, noemen wij het niet-zijnde. Uit het niet-zijnde komt het zijnde als mogelijkheid en het wezen uiteindelijk naar voren. Daarin zit hem de kneep.

Omdat er een gelijkelijk uitwisseling is, kunnen dus zeggen: Er is daar een soort wet van communicerende vaten. Hier is geuit en daar niet geuit, wordt er meer geuit, dan is er ook minder niet geuit, en omgekeerd.

Wat is nu de kwestie? Volgens de Kabbala is er een proces, waarbij al het niet geuite geuit wordt. En als het geuit wordt, het a.h.w. door de grote hoeveelheid der uiting langzaam maar zeker weer teruggebracht tot het niet geuite en zo weer tot wat wij zien als het Niet.

Anderen hebben daar ook zo over gedacht. Denkbaar aan de Nacht en Dag van Brahman. De driemalig Schepping en vernietiging van de Wereld voordat Kronos uiteindelijk de wereld van de Goden voortbracht, die de Scheppers werden enz. enz.

Als er een wereld is, waar licht is, moet er een wereld zijn, waarin geen licht is. Natuurlijk. Er moet een wereld zijn, waar het afwezig zijn van ons licht voor de daar aanwezigen licht betekent. Er moet daarnaast echter een mogelijke wereld bestaan, waarin beide toestanden waren en nu niet meer zijn.

Kun je daaruit komen? Oerstof is het principe waar deze werelden allen uit kunnen bestaan. Ether is de basis van onze wereld.

← vorige tekst
overzicht
volgende tekst →
image_pdf