5 februari 1957
Inleiding door professor Elsmeier.
Graag even uw aandacht voor het volgende. Ik kom nl. niet vast terug. Ik kom alleen maar vertellen dat ik redactie weer op mij heb genomen, maar ik heb gemerkt dat u van een ander gemakkelijker leert dan van mij. Dat is een treurige geschiedenis.
Erg blij kan ik daarover natuurlijk niet zijn, maar het lijkt mij beter, wanneer ik een ander het praten laat en zelf alleen maar een beetje controleer. Wanneer u het daarmee eens kunt zijn, zullen wij het dan verder maar op deze manier doen.
Wanneer u mij op het ogenblik, of later vragen wilt stellen over onduidelijke dingen inzake de vierde dimensie, dan kunt u dat natuurlijk doen. Maar wanneer ik met u praat, neem ik te snel aan dat u meer begrijpt dan u eigenlijk begrijpen kunt. Dat is mijn fout.
Wanneer nu een ander het antwoord doorgeeft, dan controleert hij mij en zegt: “Johan, dat zeg je veel te moeilijk. Dat moet je eenvoudiger stellen”, en dan zult u het wel kunnen begrijpen.
Wanneer er dan tijd over is, kom ik zo nu en dan nog wel eens een keertje een praatje maken, maar alleen maar om wat te babbelen. Daar zullen wij, hoop ik, niet al te veel tijd voor nodig hebben.
Het ga jullie goed. Luister goed. Jullie weten, ook wanneer ik niet tegen jullie praat, hoor ik toch alles. Weest dus voorzichtig.
Zo, nu zal ik mijn plaatsje maar afstaan, dan kunnen jullie met de eigenlijke bijeenkomst beginnen.
Vragen
Ik zou willen zeggen: dit is half tragisch, half prettig. Aan de ene kant kunnen wij elkaar misschien beter verstaan dan u onze oude vriend de Professor heeft kunnen volgen. Aan de andere kant zal het mij ontbreken aan die exactheid, die hem voor u gelijk zo moeilijk en zo attractief maakte.
Er zijn nu eenmaal veranderingen geweest, hij moest dit werk voor ander werk terzijde stellen. Gezien de resultaten heeft hijzelf dit besluit genomen. Ik meen dat wij hem daar zeer dankbaar voor mogen zijn. Het is ons wel een bewijs dat hij niet zichzelf voorop stelt, maar wel het werk.
Nu kunnen wij dan eerst eens gaan kijken, welke onduidelijke punten er nog liggen van de vorige maal. Degenen die toen aanwezig waren, herinneren zich nog wel dat het toen ging over projectie van waarden in de vierde dimensie en de weerkaatsing daarvan op aarde.
Het laatste punt is toen reeds ten dele verder uitgewerkt na de pauze en wel door onze vriend Henri. Dit neemt echter niet weg dat ik op dit onderwerp vandaag nog verder in wil gaan.
De magische procedures hierbij worden uiteindelijk voor ons wel heel belangrijk, waar het de bedoeling is, dat u – zonder nu direct tot een gezelschap van heksen en tovenaars te worden – enig inzicht krijgt in de mogelijkheden, die hier voor eenieder schuilen. Vooral vaak in de heel kleine en schijnbaar onbetekenende dingen die magisch toch vaak zo heel belangrijk zijn.
Zijn er nog vragen over hetgeen de vorige malen behandeld is?
Er werd gesteld: dat de ervaringen, die wij op een bepaald punt kunnen hebben, voor ons een zekere waarde hebben. lk denk hierbij aan het voorbeeld van de autobus. Is het nu nog mogelijk dat, wanneer ik ergens een ervaringsmoment doormaak, iemand, die ik al of niet ken, elders diezelfde belevenis heeft, terwijl voor beide partijen de waarde van de belevenis gelijk zou kunnen zijn? Kan men dat beleven van die andere mens eventueel aanvoelen of waarnemen?
Wat u hier stelt, wordt een kwestie van buitenruimtelijk contact. Hier ligt dus een bepaalde ervaring als een waarde voor u, maar gelijktijdig ook voor een ander. Het feit dat u die persoon in dat beleven verwerkt, zou aanleiding moeten zijn tot het stellen: dat een ongeveer gelijksoortig denken, of geloven, ongeveer gelijktijdig plaats moet vinden. Ik zeg: ongeveer, want bij mensen kunnen hier verschuivingen van enkele uren plaatsvinden, zonder dat deze in het buitenruimtelijke gebied merkbaar of belangrijk zijn.
Dit houdt in dat u al hetgeen in de ervaring van de ander voor u begrijpelijk is, ook aan zou kunnen voelen. Maar ongetwijfeld zult u bepaalde waarden van die ander weer verkeerd interpreteren, omdat u dit slechts vanuit uw eigen standpunt kunt doen.
Je kunt dus zeggen dat de oppervlakkige belevingswaarden gelijkelijk blijven, maar of de belevingsintensiteit gelijk blijft, is weer een andere kwestie.
Dus het blijft oppervlakkig. Ik had willen vragen of je dat dan een eenheid kunt noemen.
Eenheid tussen wezens met verschillende eigenschappen en kwaliteiten is uiteindelijk maar een zeer relatieve zaak. Wanneer ik een druppel koper-vitriool neem en ik gooi die in een glas water, dan krijg ik een mengsel, dus een schijnbare eenheid. Maar dat neemt niet weg dat dit koper-vitriool – ofschoon zeer verdund door het water – zijn eigen eigenschappen behoudt, terwijl dit ook voor het water geld.
Zou men het geheel uitkristalliseren, dan blijkt het water verdampt, doch dat de vitriool een bepaald patroon achterlaat. De tijdelijke eenheid in de menging kan dus wel zeer intens zijn, maar er is altijd weer uiteindelijk een scheiding mogelijk, er ontstaat dus niet iets werkelijk nieuws. Dus niet zoals stoffen die gezamenlijk – na samenvoeging – een nieuwe stof vormen.
Zou iets dergelijks in een beleven moeten gebeuren, dan zou er sprake zijn van werkelijke eenheid. Maar u zou dan uw eigen persoonlijkheid moeten verliezen en daarvoor een andere persoonlijkheid verkrijgen, waarin weliswaar de waarden van de vroegere persoonlijkheid aanwezig zijn, maar die in uiting en reactie geheel anders is dan de huidige vorm. Hieraan kunt u de gedachte “eenheid of niet” nagaan.
Bij rationaliseren van het onredelijke voor onszelf is de belangrijkste factor: het geloof. Wanneer je nu gelooft in de “Scheingestalt” en de mogelijkheden daarvan, is het dan toch nog nodig een reeks van stelregels en wetten op te bouwen?
Natuurlijk. Wanneer u een “Scheingestalt” opbouwt, dus een irreëel iets, dan moet u, om dit goed te realiseren, daaraan toch tenminste eigenschappen en beperkingen toekennen, anders is de “gestalt” voor u niet werkelijk ken- en voorstelbaar. Zonder dit heeft dus uw geloof geen vast omschreven inhoud. M.a.w. de realisatie van de “Scheingestalt” met dit doel, impliceert reeds het stellen van wetten en eigenschappen, die toegeschreven aan die “Scheingestalt”, vanuit deze en in deze werkzaam zijn.
Die eigenschappen begreep ik wel, maar die wetten niet.
De eigenschap van een voor ons Goddelijk wezen drukt tevens voor ons een wet uit. Heel eenvoudig.
U heeft genoeg gehoord van verschillende plantaardige vergiften. Neem Belladonna bv. Het heeft zekere eigenschappen. Aan het menselijke lichaam op bepaalde wijze toegediend, brengt het bepaalde reacties teweeg. Tussen het wezen van de Belladonna, de toegediende concentratie en de gevolgen, is een directe relatie vaststelbaar. Werking en verband is afhankelijk te stellen van bepaalde regels. M.a.w.: wetten.
Nu is de “Scheingestalt” natuurlijk niet altijd een vergif. Zij kan het wel zijn. Wij kunnen echter in ieder geval daarover zeggen, dat zij bepaalde eigenschappen bezit en daardoor bepaalde uitwerkingen in uw wereld zal kunnen hebben. Reacties van u op de “Gestalt” en van de “Gestalt” op u, kunnen dus vast worden gelegd in bepaalde regels. Een vast verband dat het mogelijk maakt door vergelijkingen vanuit uzelf de werking van de “Scheingestalt” op anderen te berekenen.
Waar er dus een vast verband bestaat, dat wijzelf in deze geloofswereld projecteren, doch dat eenmaal bevestigd voor ons niet te veranderen is, spreken wij van wetten en wetmatigheid. Onder de wetten verstaan wij dus vaststaande reacties die door het wezen zelf bepaald worden.
Genezing langs magische weg. Wij moeten de krachten projecteren op een vlak dat boven het onze is. Dit vlak is dus ook geen realiteit?
Wij zouden erover kunnen vechten of het voor u nu een realiteit is of niet. Want op het ogenblik dat u van het bestaan daarvan overtuigd bent, begint het tenminste voor u reeds reëel te worden. Zeker wanneer uw eigen werken en beleven met dit vlak wordt verknoopt.
Maar goed: dit is niet een antwoord op de werkelijke inhoud van uw vraag. U bedoelt: hoe kunnen wij ons dit vlak zodanig voorstellen dat wij ermee kunnen werken? Is het dan alleen maar een fantasie, of bestaat het ook in werkelijkheid?
Het bovenstoffelijk vlak is een werkelijkheid. Een werkelijkheid die in de bedoelde werking misschien wel niet zo geheel van materie ontbloot is als u zich voorstelt, maar eerder andere vormen van de materie en vooral ook andere krachtsverhoudingen kent.
Dit bovenstoffelijk vlak is zozeer reëel dat een deel van uw wezen, nl. de geest in een van haar voertuigen, zich daarin beweegt als haar eigen wereld en daar al hetgeen voor u vanuit de stof gezien niet materieel is daar als materie ervaart, terwijl vanuit dit voertuig gezien, uw huidige wereld dan weer tenminste vloeibaar wordt, misschien zelfs wel gasvormig. Dat vlak is dus wel degelijk reëel. Het is in vele opzichten zelfs reëler dan uw waardering van uw eigen wereld.
Maar het is moeilijk je dit voor te stellen.
Dat is niet nodig. Je hebt dit vlak alleen te beleven. Dit klinkt op het eerste gehoor misschien vreemd. Maar elke voorstelling van een niet-stoffelijke wereld impliceert voor u een stoffelijke voorstelling van iets dat niet stoffelijk is. Juistheid of waarheid wordt daardoor een onmogelijkheid.
Eenzelfde moeilijkheid ondervinden wij altijd, wanneer wij u moeten spreken over onze wereld. Dan moeten wij ook altijd maar weer werken met gelijkenissen. Dan zit je zo echt te hannesen. Je kunt het niet precies vertellen, want alles wat je zegt, wekt toch weer een enigszins verkeerde voorstelling. Dan kies je uiteindelijk maar een wat vage en algemene benadering, waardoor tenminste enkele grondgedachten aangevoeld kunnen worden, terwijl de voorstelling – zoals gebruikelijk – verkeerd blijft. Daar doe je nu eenmaal niets aan.
Bij projectie van waarden buiten onszelf nam u als eerste voorbeeld de ster. Had u een bijzondere bedoeling met het eerst noemen hiervan?
Dat zal een klein beetje verknoopt zijn met de symboliek die wijzelf aanvaarden. De vijfpuntige ster in haar tweedimensionale uitdrukking wordt, wanneer je dit beeld driedimensionaal uitdrukt, niet alleen een uitdrukking van menselijk bewustzijn, plus streven, plus de basis van het menselijke. U weet wel, nietwaar: vormbewustzijn, plus het “ik” bewustzijn van de geest, waaruit een bewustzijnsvlak wordt geboren dat dan weer het streven naar het hogere veroorzaakt.
Driedimensionaal wordt dit echter bovendien een uitdrukking van alle in de mens bestaande belevingsvlakken, plus alle waarden die in de mens bestaan en alle bestrevingen die daaruit voortkomen.
M.a.w. driedimensionaal wordt de vijfpuntige ster tot een universeel beeld. Juist om dat universele in het beeld ging het mij eigenlijk. Het werd echter alleen gegeven als een voorbeeld. De preferentie is dus zeker niet bindend. Wij persoonlijk voelen meer voor symbolen als projectiewaarde dan van persoonlijkheden als zodanig.
Een persoon lijkt mij gevaarlijk.
Juist. Omdat de binding met deze zelfgeschapen persoonlijkheid zo sterk wordt, dat een bewustzijn van het niet-reële daarin, het dus uit jezelf door geloof projecteren daarvan, dan vaak teloor gaat.
Uiteindelijk krijg je dan vaak het beeld van iemand die in een gesprek met zichzelf raad geeft over dingen waar hij niets van weet. Zelfs wanneer je aanneemt dat het onderbewustzijn meer over die dingen weet dan het directe bewustzijn, blijft dat altijd nog weer een gevaarlijke kwestie. Daarom moet in het geloofsbeeld een zekere factor blijven bestaan, die een zekere controle mogelijk maakt, een zekere redelijke remming kan geven. Vandaar dat wij dus aan het symbool boven een persoonsvoorstelling de voorkeur geven, het lijkt ons redelijker, minder beperkend voor je bewuste denkvrijheid dus.
Wij kunnen ons achter de ster dus het Licht voorstellen, want wij moeten toch een rede hebben om het schijnbaar onredelijke te aanvaarden.
Goed. Maar u zegt het Licht. Hoe wilt u zich dit voorstellen? Wanneer u een voorstelling daarvan probeert te maken, komt u uiteindelijk toch tot een soort zon die licht uitstraalt. Dan kunt u dus als beeld, waaruit het Licht voor u kenbaar wordt, beter een ster nemen, die als symbool op het ogenblik voor u waardevoller is dan een zon.
Het Licht op zich is de voorstelling van de kosmische kracht. Maar deze is overal gelijkmatig aanwezig. Alleen de absorptie daarvan door de schepselen is niet gelijkmatig.
Wanneer wij daar een symbool voor nemen, dan is elk symbool tevens een symbool voor deze kracht. Maar het symbool brengt de kracht en de werkingen daarvan tezamen in een begrensde voorstelling, waardoor het Licht zelf dus voor ons bevattelijker wordt. Zo kunnen wij dit natuurlijk ook in de figuur van een mens doen, of een ander symbool. Op zich is dat eigenlijk betrekkelijk onbelangrijk.
U had het er over dat je zelfs een paar symbolen tegelijk kunt hebben.
Dat kan inderdaad en is vooral gemakkelijk en prettig, wanneer je te maken krijgt met verschillende magische werkingen.
Om het nu eens heel eenvoudig te zeggen: Er is een praktijk, waarvan ik weet dat vele oude magiërs ze gebruikten. Deze stelden zich tenminste twee verschillende dienaren voor. De één was een dienaar van het Licht de ander een dienaar uit het duister. In beide gevallen was de dienaar op zich een projectie van eigen kwaliteiten en eigenschappen. Het edelste uit deze mensen dat zij gebruikten voor witte magie – dus hulpverleningen, zonder direct eigenbelang, aan anderen – gaf hen het idee van een soort dienende engel: Dewa. Terwijl andere factoren er als beeld duister en verwrongen uitzagen. Op zijn minst zoiets als een tempelwachter. Dat zijn helemaal geen lieve gezichten.
Zij zien er meestal uit als een kruising van een mens met een buldog of een leeuw, of een sabeltijger. Het zijn helemaal geen lieve wezens. Maar zo brachten zij dus hun eigen afschuw voor bepaalde eigenschappen in henzelf speciaal tot uiting in een beeld, dat als een projectie van die eigenschappen werd gebruikt. Dit maakte het degelijke magiërs dan mogelijk, bij het gebruik van zwarte magie, helemaal slechts en bij het gebruik van witte magie toch weer voldoende goed te zijn. Alleen door het gebruik van een dubbele projectie.
Dit hield in een uitsluiting in de duistere projectie van alle goede elementen en in het Licht een uitsluiten van alle duistere elementen.
Degenen die dit deden, waren wel de betere tovenaars. Iemand die aan grijze, dus zelfzuchtige magie doet, is een beginneling die nog niet goed beseft waarmee hij eigenlijk bezig is. Iemand die en zwarte en witte magie bedrijft, is iemand die de magische procedure in alle toepassingen kent, die goed of slecht kan zijn, maar krachtens zijn kennis en beheersing het goede nu eenmaal anders kent en dus moet projecteren dan het kwade.
Nu kan men natuurlijk nog veel verder gaan. De psychische persoonlijkheid van een mens is meestal zeer complex. Achter het uiterlijk van de persoon kun je soms vier, vijf, of meer persoonlijkheden ontdekken, die bij het beheersen van de uiting elkaar steeds weer afwisselen. Zij worden door het uiterlijke alleen maar in bedwang gehouden.
Wanneer je nu magisch gaat werken en het blijkt dat elk van die persoonlijkheden met een aparte denk- en werkmethode ook benaderingen van een probleem, speciaal gericht is op bepaalde bestrevingen en bereikingen in de stof, dan ga je juist de persoonlijkheid in jezelf die je nodig hebt – of de persoonlijkheden – projecteren in een aparte school.
Daarbij kom je bij concentratie op het symbool tot een uitsluiting van andere, minder bruikbare eigenschappen in jezelf, waardoor je het totaal van je energie op de juiste wijze aan kunt wenden.
Ik meen dat dit antwoord voldoende is. Dan mag ik opmerken dat één ding mij is opgevallen. Geen van uw vragen heeft zich bezig gehouden met de mogelijkheid van de refractie, zoals die moet ontstaan bij een weerkaatsingswerking vanuit de vierde dimensie in het stoffelijke.
Ik had gedacht dat de ster een beeld was van het Goddelijke Licht en dus zelf werking e.d. bepaalde.
Misschien waar. Maar dat is toch zeker niet het magische werken waarover wij vorige maal hebben gesproken. Want degenen die een verslag bij de hand hebben, kunnen dit desnoods controleren. Ik heb daar de opmerking gemaakt dat wij niet onmiddellijk magisch werken.
Het symbool, de God e.d., die wij ons daarbij voorstellen, is een hulpmiddel. Maar de kracht primair uit onszelf, dus vanuit het stoffelijke vlak. Om deze werkzaam te laten worden ergens op aarde, zenden wij haar niet rechtstreeks, maar via een andere ruimtelijke verhouding, die wij de vierde dimensie hebben genoemd.
Wanneer zij – de kracht – van ons uit daarin optreedt, wordt zij door ons ego, het symbool of de God, gereflecteerd op aarde. Zij brengt dan daar de werking tot stand die wij hebben verlangt, of noodzakelijk hebben geacht.
Nu is het eigenaardige dat hierbij binnen deze vierde dimensie schijnbaar een versterkingsfactor op kan treden, waardoor wij ruimten kunnen overbruggen die wij op andere wijze niet met onze krachten kunnen overbruggen. Maar ook kunnen wij klaarblijkelijk op deze wijze kracht vormen en hanteren, die wij onmiddellijk vanuit de gedachtekracht vormen en nog kunnen leiden.
Ik had zo gedacht: dat was nogal summier gedacht, daar zullen wij dus wel vragen op krijgen. Maar dit blijkt niet het geval te zijn. Wanneer wij door de vragen heen zijn, zullen wij dan toch maar eens proberen te vertellen wat deze vierde dimensie nu eigenlijk te maken heeft met deze magische kracht, beweging.
Projectie van waarden in de vierde dimensie en de weerkaatsing daarvan op aarde
U kunt over deze vierde dimensie natuurlijk een hele hoop gaan zeggen. Maar u moet haar toch enigszins leren begrijpen en definiëren om een begrip te krijgen van het feit dat een kracht komende via of uit de vierde dimensie, bij uitwerking vaak een geheel andere kwaliteit heeft dan de oorspronkelijke kracht.
Onze vriend Elsmeier zou het ongeveer zo zeggen: de vierde dimensie moet worden voorgesteld als een ruimtelijke verhouding, waarin buiten de erkende krachten en afmetingen nieuwe krachten en afmetingen kunnen optreden, op een zodanige wijze dat de onderlinge verhoudingen van de bekende krachten hierdoor sterk worden beïnvloed.
Dit impliceert dat door een projectie in de vierde dimensie eigenlijk iets heel anders gebeurt dan wij ons voorstellen.
Wanneer wij zeggen: projecteren in de vierde dimensie, dan stelt men zich voor dat ergens daar de vierde dimensie ligt, dat wij met een soort van spiegel onze kracht daarin gooien en dat zij dan ook van daaruit weerkeert.
Maar dat is niet waar. Want het eigen wezen van een mens en van elke geest bezit een factor, een deel in deze vierde dimensie. M.a.w. in u rust een kracht die in de huidige vorm van denken en leven zelden of nooit gebruikt wordt.
Anderzijds bezit u ook een vermogen om zo nodig uw eigen wereld geheel anders te zien.
Wat brengt de vierde dimensie nog verder met zich mee? In de eerste plaats een meetbaarheid van tijd als een vaste afmeting. Hieruit volgt dat een vergelijking maken en overeenkomst te berekenen tussen ruimte en tijd, waarbij deze beide tegen elkaar worden afgewogen.
Wanneer ik deze vergelijking kan maken, dan moet het mij ook feitelijk mogelijk zijn en plaats en tijd zodanig te koppelen, dat ik bij een wisselen van plaats een persoonlijk wisselen van tijd meemaak, of omgekeerd, bij een voortschrijden van de tijd een verandering van de waarde van plaats in mijzelf moet erkennen. Dit in overeenstemming met de variant in tijd of ruimte die een waarde biedt, gelijk aan de waarde van deze factoren in mijn ogenblikkelijk bestaan.
Wij zullen deze – van prof. Elsmeier stammende – woorden verduidelijken met een voorbeeld.
U kunt zich voorstellen dat u in een kabelbaantje zit op een hoogte van ± 1500 m, de tijd is 3u. Nu kun je via een formule een berekening maken, waardoor je een waarde krijgt die en plaats en tijd inhoudt, plus zelfs, als u dit wenst, de beweging die u daarbij maakt.
Elders op de wereld, bv. in de diepzee, kan er uren van te voren een ogenblik bestaan hebben, waarbij de waarden van tijd en plaats dezelfde getalswaarde opleveren.
Maar dan negatief?
Helemaal niet. Per slot van rekening, wanneer ik zeg: Ik heb hier een mud appelen en daar een mud appelen, dan blijft een mud een mud. Als ik zeg: Dus heb ik zoveel vruchten, dan is dat allesbehalve negatief. Dus: de tijdsruimtelijke verhouding op die twee plaatsen is wel in factoren anders, maar er is een totaalwaarde die in beide toch gelijk is.
Nu kunt u zich die waarden het beste voorstellen als een mogelijke afstand tussen punten en tijd in de vierde dimensie. Wanneer wij aannemen dat deze waarden ongeveer gelijk zijn in hun totaal gezien in de vierde dimensie, zou dit ook betekenen dat u met één stap vanuit uw kabelspoortje midden in de diepzee zou kunnen stoppen en omgekeerd, maar alleen op één moment.
Een dergelijke stap zou echter tegenover uw aardse tijdswaardering zoveel uren terug, of vooruit betekenen. Kunt u zich nu indenken wat ik hiermee bedoeld heb?
Dit impliceert dat rekenende in de vierde dimensie, allerlei delen van uw eigen wereld op het ogenblik vlak naast u liggen, zij het dan ook met een verschil in tijd.
Nu kan het zijn dat de tijdsberekening en beleving op de aarde zeer persoonlijk aan de aarde gebonden is – en dus in waarderingen zeer relatief t.o.v. de rest van het Al – de tijd als een meetbare factor bestaat in het hele Al. Wat meer is: zij bestaat niet alleen in de stoffelijke sferen, maar ongeacht de beleving van de tijd, treedt zij in elke sfeer als meetbare factor op.
Naast uw huidige punt van leven liggen dus niet alleen vierdimensionaal andere aardse plaatsen op andere tijdstippen, maar mogelijkerwijze ook sterren, in tijd miljoenen van jaren van u verschillende, daarnaast planeten en plaatsen in de lege ruimte. Verder liggen er sferen van het meest verschillende type en het meest verschillende karakter.
Dat gaat van het duisterste af tot het lichtste toe. Wanneer men zich bewust zou zijn van deze vierde dimensie, dan zou men door een enkele beweging. – ik houd mij dan maar aan mijn eerste vergelijking – a.h.w. zich kunnen verplaatsen in elk van deze willekeurige facetten van zijn, die ons beroeren en in waarde overeenkomen met ons bewustzijnsmoment “nu”.
U doelt hier op de mogelijkheid dat wij door ons symbool, de ster, zouden kunnen verplaatsen naar….
Dat is niet helemaal juist. De consequentie daarvan zou kunnen zijn dat de tijd het reizen door een toestand is. De relatie tussen tijd en ruimte kunnen wij dan, zoals Prof. Elsmeier heeft gezegd uitdrukken in: √-x²+y²+y²+t² de ander wordt dan √ x 1² + y² enz.
Hier is een relatie tussen.
Hiermee zou ik dus uiteindelijk alle denkbare toestanden kunnen winnen. Wanneer ik als magiër de vierde dimensie van mijn wezen gebruik, dan realiseer ik mij – zij het niet bewust – maar als kracht en als potentie, dat ik gelijktijdig aanwezig ben in alle facetten die mijn huidige tijdsbewustzijn begrenzen.
Wanneer ik mij daarvan bewust ben, dan moet ik desalniettemin aannemen dat er een vaste waarde in bestaat, waarin deze relatie kan worden uitgedrukt. Die is voor de vreemdere facetten niet te berekenen, maar voor onze eigen wereld wel.
Om nu eens een sprekend voorbeeld te nemen uit de zwarte magie: wanneer ik weet dat ik op een gegeven ogenblik onmiddellijk gereleerd ben met een punt gelegen in een andere persoon, dus mijn leven en bewegen reikt in het binnenste van een andere mens, dan krijgen wij een eigenaardige toestand. Want op het ogenblik dat ik door deze relatie van tijdsmomenten, ruimtelijk – let wel – zij het buiten het moment van magische tijd in mijn eigen wereld werken kan in het wezen van een andere persoon, dan kan ik daarin ook manipuleren.
Een geschikt manipulator kan, alleen door het toevoegen van bv. de juiste gedachte-impuls, een angstsyndroom doen ontstaan dat uiteindelijk dodelijk is.
Enkele soorten van vervloeking in de primitieve magie berusten hierop, en niet alleen maar op afstand-suggestie zoals men in het Westen aanneemt.
Dit kan ook omgekeerd werken. Stel dat ik ervaar: op dat moment krijgt die en die een hartcollaps, maar met een stimulans kan die persoon toch nog in leven blijven. Dit kan zelfs in het verleden liggen. Wanneer ik nu vierdimensionaal dit punt in het verleden kan raken, dan kan ik dus op dat ogenblik in het verleden nog ingrijpen en dat leven redden.
Ik kan dat echter niet zomaar doen wanneer die persoon deel uitmaakt van mijn eigen omgeving. In dat geval is mijn relatie met de door mij als werkelijkheid erkende en ervaren toestand zo sterk, dat ik niet tot een realisatie en concentratie via de vierde dimensie zou kunnen komen.
Er bestaat hierbij dus a.h.w. een mentale grens. Deze zal mij beletten op bepaalde ogenblikken mij een mogelijkheid zo te realiseren dat ik ook in kan grijpen.
Verder zit hieraan een gevaar verbonden dat meebrengt, dat de doorsneemagiër daar zelden of nooit in het verleden in zal grijpen. Hij gebruikt dus geen momenten die hem een deur zijn tot het verleden, anders dan door waarneming. Waarnemen in het verleden kan hij wel. Maar zou hij ingrijpen, dan wankelt hierdoor zijn hele huidige wereldvoorstelling. Hierdoor zou hijzelf reddeloos teloor kunnen gaan alleen door een kleine verandering in het verleden aangebracht.
Bewust of onbewust voelt een magiër dit en zal zo zichzelf tot daadloosheid doemen in alle tijdruimtelijke punten die te ver in zijn verleden liggen, waar zij daardoor mogelijk een te sterke binding met zijn huidige persoonlijkheidsrealisatie zullen hebben.
Ik hoor daar zeggen: “Ik snap er niets van.” Stelt u zich dan eens dit voor: het moment “nu” is als een hal waarop veel kamers uitkomen. Normalerwijze ga je die hal niet uit. Maar zou door een deur naar een kamer kunnen gaan, die gelijk is aan een moment dat bv. een week terug ligt. In die kamer ben je; je kunt daar dus ingrijpen. Zo brengt de reeks deuren in de hal bv. de mogelijkheid voor u mee om iemand te laten leven.
Stelt u zich nu eens voor dat dit allemaal zou kunnen. Voor uw normaal bewustzijn is die persoon dood. Een realisatie van het verloop van de tussenliggende tijd is voor u niet mogelijk. Tot leven wekken of doen voortleven van die persoon, zou dus in uw heden een herrijzenis betekenen. Voor u.
Maar wat meer is, voor u uit zich dit met alle aspecten van doodsverwachtingen en doodsherinneringen. Zodat een verwijdering zou ontstaan tussen deze persoon en u, die nooit meer overbrugd zou kunnen worden. Voor u zou die persoon even dood zijn als zonder dit ingrijpen.
Wanneer die persoon echter door uw ingrijpen in uw wereld een continuïteit is gebleven, dan houdt dit in dat u geheel, of gedeeltelijk, niet meer continu bent. U bent dus geheel, of ten dele, van uw wereld afgesneden. Je zou voor die wereld dan sterven, of krankzinnig zijn.
Nu kun je moeilijk je eigen wereld verwerpen. Daarvoor is in ons de drang tot leven en beleven in onze eigen wereld meestal veel te sterk. Het resultaat is dan ook dat je automatisch niet meer in zult durven grijpen, of kunnen, wanneer dit dreigt je eigen wereld te vernietigen.
Zou die remming een enkele keer niet sterk genoeg zijn, dan krijgen wij, zoals gezegd: mensen, die zonder kenbare aanleiding plotseling krankzinnig worden, mensen, die opeens sterven, of eenvoudig qua bewustzijn verdwijnen in een zgn. totale amnesie. Zij verwijderen zich van hun werkelijkheid, omdat zij de wereld niet meer kunnen aanvaarden zoals die door hun ingrijpen in het verleden is geworden.
Nu gaan wij eens even terug naar het begin, want het gaat hier toch wel om ons eigen manipuleren van deze mogelijkheden. Gesteld: wij weten dat de vierde dimensie als eigenschap ook van ons wezen deuren openen kan en relaties mogelijk kan maken met vele tijdsruimtelijke punten. Ons eerste uitgrijpen hierin zal dan noodzakelijkerwijze voor ons zo zeer fantastisch zijn, dat wij in het begin weigeren ons dit beleven als werkelijkheid te realiseren.
Wanneer ons nu echter blijkt dat dit verschijnsel bij herhaling voorkomt, wanneer ons verder blijkt dat wij terug kunnen komen zonder tijdsverlies in onze eigen wereld, wanneer ons blijkt dat wij meerdere malen hetzelfde punt zullen kunnen bereiken, wanneer de tijd-ruimtelijke verschuiving ongeveer gelijk ligt op beide punten, dan gaan wij toch nadenken.
Dan krijgen wij bv. vervolgdromen. Wel eens doorgemaakt? Dat lijkt u dan – als u niet beter weet – zoiets als uw hoogst persoonlijke nachtelijke feuilleton.
Tussen het ontwaken en weer inslapen en dromen blijkt dan echter een tijdsinterval te liggen, die ook in de droomwereld tot uiting komt, zij het dan dat dit niet altijd geheel gelijk hoeft te zijn aan de verlopen tijd in uw eigen wereld. Het tijdsbeleven in deze andere wereld kan anders liggen. Toch zal ons blijken dat het verschil in verlopen tijd nooit zo heel groot zal zijn. Het verschil zal meestal ten hoogste enkele uren zijn t.o.v. het tijdsbeleven op aarde.
Is het verschil groter, dan zal de continuïteit van de droom kleiner zijn en de duur, de reeks van de opeenvolgende dromen in verhouding, ook kleiner.
Nu kun je natuurlijk gaan zeggen dat zoiets ook door bepaalde in het normale liggende stimulansen binnen jezelf mogelijk is. Iets wat inderdaad waar is. Maar daarnaast moeten wij altijd ons wel degelijk realiseren dat hier mogelijkerwijze een beleven op een aangrenzend gebied via, of in de vierde dimensie plaatsgevonden kan hebben.
Wanneer u dit kunt aannemen, dan kunt u ook accepteren dat voor elke mens onder omstandigheden onbewust reeds één of meer van die deuren open kunnen gaan. Wanneer wij ons nu bewust zijn van deze mogelijkheid, zullen wij toch vaak, in het begin haast zeker, niet kunnen kiezen. Daarvoor weet je er te weinig van. Maar wel kunnen wij ons eigen tijdsmoment – tijdruimtelijke beleving – reeds normaal op gaan bouwen voor zekere belevingsmogelijkheden.
Dit autosuggestief proces sluit dan automatisch reeds vele mogelijkheden voor ons als realisatie uit. Onze vriend Elsmeier spreekt hier over integratie van aversies, waardoor een onbewuste selectiviteit ontstaat.
Ik zou het anders willen zeggen: Alle deuren, die met het jezelf opgelegde streven in tegenstelling zijn, stinken dan voor je. Waar deze stank je niet aangenaam is, word je alleen door je eigen instelling dus al van de niet gewenste deuren verwijderd. Dan zou ik dus – al is het in het begin misschien niet duidelijk te scheiden van het droomleven – mijn eigen uittreden in die andere werelden kunnen bevorderen door het instellen van mijzelf op die bepaalde werelden.
De voorstelling dat ik door een deur ga, geeft mij vaak een grote innerlijke onzekerheid. Daarvoor heb ik juist weer mijn geoloog nodig. Dus mijn symbool. Wat ik eigenlijk hierdoor doe is: onbewust reeds in deze begeerde tijd-ruimtelijke toestand een deel van mijn wezen projecteren, waardoor ik mijzelf in geïdealiseerde vorm erkennende in mijn symbool, of God, een directe relatie krijg met deze andere wereld, waardoor deze zonder angsten, of onzekerheden voor mij acceptabel wordt.
Hier heeft u dan meteen de rationalisatie van het geloofsproces als persoonlijke noodzaak. Een punt waar wij het ook de vorige maal reeds even over hadden.
Op de duur kan ik nu – dit gaat niet zo snel – leren realiseren dat mijn eigen tijdsverloop in een vast patroon samenhangen schept tussen mijn persoon en mijn omgevende mogelijkheden. Dat laatste dus vooral de mogelijkheden die te realiseren zijn via deze vierde dimensie.
Dan ga ik, zoals menige tovenaar en magiër doet, zijn berekeningen maken. Die maak ik zelfs heel nauwkeurig. Ik gebruik daarvoor dan vaak de mogelijkheden van de astrologie. Vandaar dat vroeger vaak de “gunstige” dag voor vele handelingen door astrologen bepaald werd. De Chinezen doen dat nog wel. Al mag het daar tegenwoordig eigenlijk niet meer.
Men probeert zo mogelijk zelfs de juiste tijd, het juiste ogenblik van de dag te bestemmen. Voor stoffelijke handelingen betekent dit meestal het ogenblik waarop alle ons omringende factoren zoveel mogelijk harmonisch zijn. Hoe groter deze eendracht, hoe kleiner de mogelijkheid dat een bewust, of onbewust, ingrijpen vanuit deze andere tijd, ruimtepunten een verstoring van ons beleven, of een mislukking van ons pogen zal veroorzaken.
Wij mogen verder nooit vergeten dat deze projectie van ons wezen in die andere ruimte niet gelijk is aan het binnenwandelen in een ander land. De plaats die wij beroeren in een bepaalde tijd kan soms maar zo groot zijn als een speldenkop en voor ons daartoe beperkt blijven. Die speldenkop, waarop wij vat hebben, kan dan soms juist daar geplaatst zijn waar zij het ontwikkelen van een zo groot mogelijk vermogen mogelijk maakt.
Voorbeeld: Een speldenkop van kracht, op deze wijze geprojecteerd, komt terug in deze machine. Er wordt daaruit op een kwetsbaar punt een ogenblik van meerdere duizenden pk. ontketend in explosieve vorm. De machine is vernietigd. Er kan door mij op een klein bepaald punt een kracht worden uitgeoefend van – zeggen wij: een 6 à 7 gram. Dat zou voldoende zijn om de ontsteking van een atoombom tot werking te brengen en zo een hele stad te vernietigen. Met een kracht van enkele grammen kan ik, wanneer ik weet hoe, een hartklop van een mens zo ontzetten dat hierdoor een hartkwaal ontstaat. Met een kracht van enkele grammen druk, juist geplaatst, kan ik de lens van een menselijk oog onherstelbaar vernietigen.
Omgekeerd kan ik met dezelfde druk soms bv. een bloedstolsel van een gevaarlijk punt verwijderen, zodat er een leven behouden blijft. Met diezelfde kracht kan ik bv. een boutje, of moertje uit een machine verwijderen, zodat er geen ongelukken komen, maar alles normaal doorgaat.
Begint u nu te begrijpen hoe groot, zelfs bij weinig kracht, het potentiële vermogen is?
Met een druk van 6 gram kan ik net voldoende remmende kracht uitoefenen om te voorkomen dat een atoombom automatisch gewapend wordt, zodat zij dus niet kan exploderen. Dit betreft alles op zich zeer kleine krachten. Kleiner dan de krachten die een bewust mens zou kunnen ontwikkelen. Toch betekenen deze kleine krachten door de manier waarop zij gebruikt worden, in de wereld waar zij gebruikt worden, reeds zeer grote veranderingen.
Een speldenkop, zegt u. Dit zou bij ons net een opening kunnen doen ontstaan, waardoor licht valt en wij dus een groter bewustzijn verwerven.
U wijkt wel heel erg van de zin van de voorbeelden af. Dit komt, omdat u een enkel woord uit mijn betoog associeert met uw eigen gedachten. Ik kan u natuurlijk het probleem wel even verduidelijken.
Mijn kleine kracht kan natuurlijk ook voldoende zijn om bv. enkele woorden a.h.w. uit te spreken, op een zodanige manier, dat zij als gedachten gerealiseerd worden. Wanneer dat dan betrekking heeft op uw eigen problemen, dan kan hier nog wel gesproken worden van een speldenkop van licht die verheldering brengt.
Zo bedoelde u het natuurlijk juist weer niet, maar in de magie is dat toch wel de enige mogelijkheid. Maar ik hoop u in ieder geval duidelijk gemaakt te hebben, waarom wij met direct gerichte gedachtekracht dus veel minder kunnen bereiken dan met deze direct magische werking via een andere dimensie, waarbij wij zelf vaak een afwijking van tijdsruimtelijke elementen door zullen maken.
U weet, dit kan een verschil zijn van enkele minuten, maar soms ook wel van enkele jaren. Het verschil ligt niet in de u beschikbare kracht, maar aan de wijze en de plaats waarop deze kracht vanuit uzelf werkzaam wordt.
Een kracht van enkel grammen gedachte-energie, die moet worden uitgeoefend op een afstand van bv. 1000 km. loopt hierbij terug tot een kracht die gemeten wordt in milligrammen. De rest gaat in de prestatie, projecteren over afstand, verloren.
Hetzelfde vermogen, aangewend via de vierde dimensie, kan in de eerste plaats zuiverder gericht en geplaatst worden; in de tweede plaats zonder enig verlies in volle werking op het juiste moment in werking komen. Juist daarom maakt de magiër gebruik van zijn geloof, van zijn schijnbeelden enz., om dus zo voor zichzelf de deuren te openen naar plaatsen die, ofschoon zij voor mensen van zijn eigen wereld niet toegankelijk zijn, zo dicht bij zijn eigen wereld zijn, dat hij door een juist verplaatsen van zijn eigen bewustzijn plotseling zich midden in deze andere werelden kan stellen. Daar heeft u dan een oplossing van de vraag: waarom werken met de vierde dimensie?
Nu blijft ons nog de kwestie van refractie. Wanneer wij het zo bezien, zal ons streven naar een bepaald doel niet altijd gericht zijn op de kern van onze doelstelling. Laat ik maar een voorbeeld geven.
Ik moet iemand redden, maar kan het niet zo ver brengen dat ik die persoon zelf op de juiste wijze kan benaderen. Neem aan dat ik geen zo juiste tijdsruimtelijke relatie tot een patiënt tot stand kan brengen, dat ik zelf een soort “operatie” tot stand kan brengen. Wat zal ik dan als magiër trachten te doen?
Ik zal iemand zoeken die in staat is in mijn plaats – zij het op meer stoffelijke wijze – in te grijpen. Wanneer zo iemand wel bereikbaar is, tracht ik daarin de impuls te scheppen, zodat op een voor mij niet bereikbaar ogenblik op een niet bereikbare plaats beide elementen in mijn streven tezamen komen en mijn doel dus alsnog gerealiseerd kan worden.
De magiër zal dus, gedwongen door de mogelijkheden, heel vaak indirect werken.
Een voorbeeld uit de zwarte magie – dat als voorbeeld weer heel aardig is – is het volgende:
U heeft wel eens gehoord van het schieten van de doodspijl. Een Tibetaans gebruik. Dit gaat soms op een zeer eigenaardige manier. Het is niet het schieten alleen dat voor de dood aansprakelijk is. Dit is slechts de versterking van de voorstelling die de magiër voor zich nodig heeft om het gebeuren te realiseren.
In de praktijk kan hij o.m. wel zo te werk gaan: hij verandert de stelling van een pijlbaard zó, dat een afwijking van de te verwachten vlucht hem het verkeerde doel doet treffen. Zonder dat dus in feite de magische pijl ergens voor aansprakelijk is, kan een zodanige afwijking van de pijl worden veroorzaakt dat men t.a.v. de werkelijke oorzaak in het duister blijft, terwijl ook geen redelijke verwijten aan de schutter kunnen worden gemaakt.
Wanneer wij te doen hebben met magiërs zoals in Tibet, dan sturen zij het daar gemeenlijk wel op aan.
Voorbeeld: ik wil iemand een hartverlamming bezorgen. Nu kan ik zijn persoon niet bereiken, maar wel kan ik hem bewegen, misschien door middel van anderen, om een traag werkend vergif te drinken dat hetzelfde resultaat heeft.
De wit-magiër zou bv. iemand willen helpen die bij een normale voortzetting van zijn leven noodzakelijk verongelukken zou. Dit gepaard gaande met gevolgen voor de omgeving die je niet tolereert om een of andere reden. Je wilt die mens dus behouden.
Nu is het moment van het ongeluk voor jou niet bereikbaar. Maar wel kun je hem even daarvoor een enkel laten verstuiken, waardoor hij een vertraging ondergaat van een half uur. Dit kan net voldoende zijn om hem voor het ernstige ongeval te redden.
Een werking die gericht werd op een bepaalde bereiking, moest dus via andere personen, of gebeurtenissen, a.h.w. weerkaatst worden naar de juiste persoon, plaats, of het juiste ogenblik. Wanneer u deze werking begrijpt, zult u inzien dat de magie soms wel vreemde wegen gaat om haar doel te bereiken, maar toch lang zo onredelijk niets is als men meestal denkt. Ook is zij zeker niet zo almachtig als anderen weer menen. Zij wordt sterk bepaald in haar mogelijkheden door niet beïnvloedbare condities en omstandigheden.
Eén van de voornaamste omstandigheden kunnen wij dan wel noemen: het al of niet vinden van moeilijkheden in je eigen verhouding met het tijdsruimtelijke moment en de daardoor ontstane verbindingen met andere tijdsruimtelijke elementen.
Zo, dit lijkt mij voor vandaag wel weer voldoende. Ik kan nog wel enkele uren hierover doorbabbelen, maar wanneer ik werkelijk nieuwe waarden moet brengen, blijft het de vraag, of u dit alles ineens kunt verwerken. Wij zullen dus nog naar iets anders onder de loep nemen dat wat eenvoudiger.
Onwillekeurig hebben velen onder u onmiddellijk aangeslagen op het idee van genezen. Het magisch genezen. Maar er zijn natuurlijk heel veel verschillende soorten daarvan.
Eén van de dingen die u altijd goed moet onthouden is dit: ook de geest van uw patiënt, zo goed als uw eigen geest, staat eigenlijk voortdurend op de drempel tussen de eigen wereld en de andere wereld. Onverschillig of de patiënt nu meer geestelijk gestoord is, of een zuiver lichamelijke kwaal heeft, onverschillig of het een chronische ziekte is, of een simpel trauma, zal meestal meer kans zijn de geest van de patiënt te beroeren, dan magisch-genezende in het lichaam tot een werken te geraken.
Wanneer u nu indirect via de geest gaat werken, wat verkrijgt u dan? Een contactmogelijkheid, waarbij patiënt en genezer elkaar op de grens van de eigen wereld staande toch kunnen ontmoeten. Wat meer is: niet alleen ontmoet je elkaar, maar geestelijk zie je elkaar.
Stel je nu voor dat het lichaam van die geest bv. een grote wond vertoont. Nu kun je tegen die geest zeggen, je moet denken: “Alle krachten in mij ter genezing van deze wond”. Wat gebeurt er nu wanneer deze gedachte wordt aanvaard als magische reflex?
Deze suggestie, die normaal nooit aanvaard zou worden en zelfs onder hypnose bij de meesten niet, of niet geheel werkzaam is, kan langs deze weg zo sterk worden gegeven, dat alleen daardoor de genezing van deze wond abnormaal bespoedigd wordt.
Ander voorbeeld: De patiënt is geheel van de wereld vervreemd. Ik kan die patiënt aanhoren. In de geest kan ik met de krachten van mijn wezen tegenover zijn eigen waanbeeld een even sterk beeld zetten. Voor deze geest van de patiënt wordt het dan als een ‘in de spiegel zien’. Wanneer je in de spiegel kijkt, zie je ineens dat je een vuiltje bij de neus hebt zitten, of de dames merken dat die ene lip toch nog niet goed genoeg geverfd is.
Wanneer je dat ziet, probeer je haast onwillekeurig al dit te veranderen. Door de patiënt een reflex van zichzelf te geven – geestelijk – stel je dus geen geestelijke krachten aan het werk, die de erkende onzuiverheid van eigen wezen en denken trachten te verbeteren. Wat heb je dan?
In ,plaats van een patiënt, die tracht zijn waanbeelden te behouden waar hij in zijn verwrongen denken deze aanvaardt als een levensvoorwaarde. Hoe vaak zien wij dit niet met mensen die last hebben van geheimzinnige stemmen – krijgen wij iemand die de kwaal zelf mede bestrijdt. Dit is reeds een groot deel van de feitelijke genezing.
Wanneer je zo iemand kunt laten zien wat die stemmen zijn, onverschillig of er nu sprake is van een aanhechting in de aura, of een waarnemen van het ruisen van het bloed, plus een abnormale denkwijze: het geheel wordt nu duidelijk.
De geest is nu eenmaal in deze zaken rationeler dan het lichaam. Door het aanschouwen wordt de geest zich bewust van de ware toestand en zal trachten de oorzaak van deze ontsieringen tegen te werken.
Bij een in bezit nemende geest ontstaat er plotseling een sterkere tegenstand. Ook al duurt het soms even, zal een uiteindelijke verbetering het gevolg hiervan zijn. Dit ondanks het feit dat de strijd tussen de fout en de eigen geest zover kan gaan, dat hierdoor soms zelfs een langdurige catatonische trance optreedt.
U heeft hier, waarschijnlijk een geval op de korrel, wat ik ook op de korrel heb. Kunnen wij dit forceren?
Te zijner tijd, nog niet. Want ook daarvoor moet je het juiste ogenblik uitzoeken. Het zal nog even kunnen duren voor dit met redelijk resultaat mogelijk is.
Dat geloof ik wel. Ofschoon de preliminairen van gisteren toch wel hoopgevend zijn op dat punt.
Ik kan hier natuurlijk niet te ver op ingaan. Dat weet u. Maar onder ons gezegd en gezwegen: er zijn op het ogenblik nog heel veel bomen en daardoor krijgt u nog geen zuiver beeld van het bos, maar het is wel zeker dat u binnenkort zover komt dat u ook het bos kunt zien. Wanneer u zo ver bent, zult u ook precies weten waar de ontsierende plekken hier precies liggen, want dat is nog niet helemaal bekend. Maar het begin is er.
Er is voor u hoop op een oplossing, een resultaat. Dat alleen is al veel. Want een gebrek aan bereiken en hoop op resultaat betekent – een psychologische wet – voor u een remming bij het pogen een tweede keer wel tot resultaat te komen.
Heel juist.
Komt u tot een forceren, dan kan daardoor misschien een soort van vluchtverstijving ontstaan – dat is het beste nederlandse woord, wat ik hiervoor ken – deze zal zich echter uitwerken in een hevig verzet van de geest tegen de lichamelijke en mentale conditie.
Dit betekent dat wanneer de weerstand – die door vluchtverstijving dan toch wordt uitgedrukt – door de eigen geest eenmaal overwonnen wordt, geen terugvallen in het oude patroon plaatsvindt, maar wij een nieuw handelingspatroon zien ontstaan dat naar het redelijke toe ligt. Zo kunt u dus ook al een hoop doen.
Neem nu bv. eens chronische zieke. Wanneer u dus weer dat contact kunt krijgen met die geest, dan moet u hier één ding goed onthouden: de geest weet, of kan alles weten, wat het lichaam betreft. Het kan alles realiseren wat de hersenen weten. Niet beter kan weten, waar de fout schuilt dan de eigen hersenen. M.a.w. in een dergelijk contact geeft de patiënt u vaak de oorzaken van zijn eigen ziekte aan. Wat meer is: de patiënt is in deze toestand vatbaar voor elke geestelijke, redelijke suggestie. Deze kan dan vanuit het lichaam helpen de fout te herstellen.
Bovendien blijkt vaak dat waar genezen met geestelijke krachten alleen niet mogelijk is – en je kunt niet alles alleen met geestelijke krachten herstellen – het kennen van de oorzaken, plus de reacties van de geest, vaak nog wordt verrijkt met voorstellen die de geest zelf hierover doet, hierdoor alleen reeds het mogelijk wordt om ook stoffelijk de meest gunstige therapie aan te raden.
De een heeft behoefte aan een deskundige masseur, een osteopaat. Voor een ander zeg je: “Neen, jij moet naar een kruidkundige toegaan”. Een derde moet daarnaast bv. nog stralingstherapie ondergaan. Zo kun je dus vaak therapieën uitwerken, die snel en goed resultaat hebben, terwijl in een ander geval een lange behandeling onvermijdelijk blijft.
Ik vertel u dit alleen maar om een inzicht te geven in alles wat je alleen op een bepaald gebied, zonder een feitelijk magisch ingrijpen, reeds zou kunnen doen.
Nu komt u natuurlijk met de eeuwige vraag: Hoe kunnen wij dan zover komen? Het is heel aardig te horen wat er allemaal mogelijk zou zijn. Het gaat net als met Parijs, het is interessant er eens over te horen. De belangstelling wordt toch wel het grootst, wanneer je zeker weet dat je zelf een kaartje nemen kunt om er ook eens heen te gaan.
Ik zal proberen om ook hierover nog iets te zeggen, want met het zwaardere ben ik allang klaar. Onze vriend Elsmeier is het daar wel half mee eens. Hij de redactie, ik de uitvoerder.
Het is begrijpelijk dat uw pogen om zo’n schijnfiguur voor uzelf op te bouwen tijd vergt. Toch zult u dat werkelijk moeten trachten te doen. Het beste doet u dit dus door alle aspecten van zekere waarde te associëren met een bepaalde kracht buiten u, die kracht kunt u zich dan voorstellen zoals u dit zelf maar wilt. Dat maakt niets uit.
Dit moet u werkelijk doen, ook wanneer u dan in het begin soms denkt dat u eigenlijk gek bent. U moet zich trachten te realiseren dat alles wat op een bepaald punt raakt, dus komt van…. neem voor mijn part die figuur Jan Klaassen. Breng desnoods iets van het belachelijke in het beeld, wanneer u bang bent u daarin te verliezen.
Stelt u zich een grote Jan Klaassenpop voor, die u juist op het goede ogenblik tegenhoudt, die u een handje helpt om iets te doen. Realiseer je rustig dat je in feite zelf die Jan Klaassen bent, maar tracht nu eens alle werkingen en gebeurtenissen van een bepaalde inhoud in één figuur samen te vatten. Leer u op die figuur instellen, tot die figuur richten. U wekt daarmede immers in uzelf steeds sterker de capaciteiten die u aan die figuur, aan dat symbool heeft toegeschreven?
Het is nu eenmaal onmogelijk een soort van A.N.W.B. te scheppen voor de wegen in de menselijke psyche en overal wijzers zetten: wil je dit, dan moet je zo gaan en dat en dat doen. Maar je kunt door associatief denken hele reeksen van gedachten en handelingen plotseling, harmonisch en juist goed en zuiver plaats doen vinden.
Voor een dergelijk denken moet u eens een aanleiding, een oorzaak vinden. Die kunt u nu vinden in deze figuur, in dit symbool. U moet ook dit magische procedé redelijk kunnen zien.
Het is geen zelfbedrog, of voor stommeling spelen. Het is eenvoudig voor jezelf een waarde scheppen, waardoor zekere capaciteiten in je eigen wezen meer dan normaal sterk en bruikbaar worden gewekt.
U kunt hier echter heus wel enige maanden mee worstelen, voor het u ook maar een klein beetje aanvaardbaar wordt. Zou u het uit willen bouwen tot een volle intensiteit – iets, wat m.i. meestal niet nodig is – dan zou u daarvoor tenminste enkele jaren nodig hebben. Maar zover hoeven wij niet te wachten. Wanneer wij het symbool met en in ons dragen en daarmee een reactie kunnen wekken, zijn wij voorlopig al ver genoeg.
Dan een tweede punt. Wij moeten beginnen ons deze tijdsruimterealisatie – de mogelijkheid om in een ander moment van de tijd en een andere plaats te stappen, zonder lichamelijke verplaatsing en daar een handelingsmogelijkheid te vinden – goed in het hoofd prenten. Wij moeten allereerst wel leren begrijpen dat niet alle dromen alleen maar dromen zijn. Ook dagdromen horen hieronder.
Verder leggen wij onszelf op om vooral in verband met die en die persoon, of toestand, binnen deze dromen een contact te zoeken, onverschillig hoe dit contact ligt in tijd en ruimte. Voorlopig laat u dus de plaatsing van het contact buiten beschouwing.
Het feit dat de eigen persoon hier in het begin in op moet kunnen gaan en niet gelijktijdig andere actie, of indruk kan verwerken, brengt met zich dat in het begin elke beleving, elk contact plaatsvindt tijdens de slaap. In het voor u beste geval kan het optreden gedurende een toestand van concentratie.
Stel u verder niet voor dat u plotseling in een andere werkelijkheid komt te staan. Bedenk dat het eerste teken van een dergelijk contact gemeenlijk bestaat uit een reeks van voor u vreemde gedachten en begrippen, die bij u binnen dringen terwijl zij in verband staan met het genomen punt van werken. Want zo is dit in het begin. Een scherpere realisatie van de feitelijke beleving komt gemeenlijk pas veel later.
Heeft u dit begrepen, dan kunt u het ontvangene beredenerende, reeds beperkt uzelf tot een werken in die andere tijdsruimtelijke verhoudingen kunnen bewegen. Bedenk dat u juist in de eerste tijd hiermee wel heel erg voorzichtig moet zijn, want in de eerste periode van ontwikkeling ervaart u nog niet duidelijk en scherp genoeg.
U bent dan nog als een bijziende mens, die tastende naar zijn bril misschien onbedoeld meteen een paar vazen om kan gooien. Wat natuurlijk helemaal niet wenselijk is.
Met een voorzichtig optreden kunt u reeds beginnen kleinere resultaten te behalen, die voor u een bevestigen van de waarde van het geloofsvoorwerp, dat de associaties in het “ik” wekt en een vertrouwen in uw eigen tijdsruimtelijk werken.
Een kenbaar begin kunt u over het algemeen – ik geef hier een gemiddelde, voor sommigen kan het dus korter of iets langer zijn – bij werkelijk streven verwachten binnen 7 à 8 maanden. Dat is dus voor het verkregen vermogen werkelijk niet te veel.
Heeft u eenmaal dit eerste vertrouwen in uzelf en uw mogelijkheden verkregen, dan staat u pas aan het begin van de weg. Tot nu toe loopt u eigenlijk in een doolhof.
Eerst moet u dus het begin van deze weg vinden. Heeft u ze echter gevonden, dan zult u daarop – door de eerste misschien kleine resultaten – aangemoedigd verder durven gaan. In dat verder gaan, zult u dan u leren de voor u bestaande en de geboden mogelijkheden steeds juister en beter te hanteren.
Wanneer u eenmaal zover bent dat er een begin is, blijft ons dan nog altijd tijd genoeg eens te gaan spreken over het aansluiten aan uw “ik” van bepaalde tijdsruimtelijke momenten en de betrekking daarvan.
Vriend Elsmeier had dit ook reeds nu willen doen, maar ik heb hem verzocht hiermee nog maar even te wachten.
Ik hoop dat ik in mijn betogen nu ook werkelijk duidelijker ben geweest dan onze vriend Elsmeier. Hij was er zich van bewust dat zijn wijze van spreken vaak te moeilijk was. Vandaar dat wij een nieuwe firma hebben gesticht onder de naam “Elsmeier & Co”. Als jr-partner in deze onderneming moet ik dus trachten de gedachten van een ander tot uiting te brengen en gelijktijdig op mijn manier nog rekening te houden met hetgeen ik voor u begrijpelijk acht. Waar u het experiment geslaagd acht, zullen wij het de volgende maal voortzetten.
De praktijk.
Het tweede deel van de bijeenkomst kunnen wij besteden aan de onderwerpen die uzelf belangrijk vindt.
Wij hebben een hoop theorie gehad, maar het is nog niet duidelijk hoe je het uitvoert.
Wanneer je het uitvoert, leer je pas ‘hoe’. Wanneer u dus nog niet weet hoe, komt dit waarschijnlijk hoofdzakelijk, omdat u nog niet ver genoeg gevorderd of begonnen bent de eerste punten in praktijk te brengen.
Dus: voor jezelf beginnen een projectie van jezelf te scheppen, waarin je de vervulling vindt van wat je zelf niet hebt.
Dat begrijp ik.
Wanneer je daar eerst maar eens mee begint, dan volgt de rest vanzelf. De praktische aanwijzingen staan er duidelijk genoeg in, zou ik zeggen.
Wanneer je het beeld eenmaal hebt geschapen, welke procedure is er dan nodig om bij die deur te komen?
Geen enkele. Dat wordt dan zuiver een kwestie van intentie. Zoals u ongetwijfeld al begrepen zult hebben, leidt de intentie u in het begin tamelijk willekeurig tot ervaringen. Dat is het begin. Want je moet eerst ervaringen gehad hebben om je voor te kunnen stellen wat de intentie precies betekent voor je. Heb je dat eenmaal door, dan leer je vanzelf je in te stellen op een bepaalde persoon.
Het eigenaardige zal dan blijken, dat u met veel mensen in uw omgeving aanrakingen kunt hebben, die in tijd en ruimte niet zo heel veel verschillen.
Met een buurman, of kennis in dezelfde plaats, kan men een contact vinden waarbij het tijdsverschil, veroorzaakt door een andere stelling van plaats, vaak beperkt kan worden tot enkele minuten.
Dergelijke dingen moet je eerst leren in de praktijk. Een eerste vereiste is hier dus wel het geloof, of als u het liever anders zegt: de auto-suggestieve methode, waardoor u komt tot een realisatie van de mogelijkheden die voor u liggen, buiten de door u gekende dimensionale vlakken.
Ben je eenmaal zover, dan komt door de praktijk de rest a.h.w. vanzelf. Jammer genoeg hebben wij geen tabletjes kunnen ontwerpen die een dergelijke realisatie zonder geloof, zonder meer mogelijk maken.
Er bestaan wel stoffen, o.a. in Mescal, mescaline dus, waarmee dergelijke resultaten wel zijn te bereiken. Dit heeft nadelen voor jezelf, je persoonlijke en lichamelijke toestand, en het heeft ook vanuit geestelijk standpunt uit bepaalde bezwaren. Want, zonder achtergronden en zekerheid treed je dan ineens binnen in een gebied dat je niet beheerst.
Je kunt natuurlijk gaan werken als de oude indiaanse tovenaars en negers, ook de Mexicanen zijn daar soms sterk in. Ook onder de Hopy-lndianen in Noord-Amerika vinden wij nog dergelijke mensen. Die gebruiken mescal met enkele bijmengingen, of soortgelijke giffen.
Zij bereiken door vergiftiging een toestand, waarbij het bewustzijn buiten het lichaam geprojecteerd wordt en alles wat heden werd besproken ook tevens mogelijk wordt. Maar een dergelijke methode kunnen wij u toch moeilijk aan gaan raden.
Dat is zeker moeilijk. Kunt u geen middel geven dat bij iemand een zekere bewustzijnsdaling geeft?
Dat is een vraag die u al meer gesteld heeft. Er zijn natuurlijk verschillende producten, enkele daarvan zijn, meen ik, al in de handel gekomen, die u een bewustzijnsdaling als bedoeld tot stand brengen. Daaronder o.a. producten die, bij een ongebonden blijven van het eigenlijke gedachteleven, de impuls tot daadstelling wel heel sterk beperken. Maar… ja, toch bestaat ook daar dan reeds een zekere mate van suggestibiliteit. Maar of je die nu in zou kunnen geven, of injecteren met gunstige resultaten op korte termijn, dat betwijfel ik toch.
Er is eens gesproken, ik meen over vingerhoedskruid, dat dan werd gegeven in homeopathische dosering van D30. Dat moest dan toch wel wat men noemt in korte tijd een behoorlijke rust geven….
Er moeten natuurlijk kruiden bestaan waarbij je dat rustgevende wel zou kunnen krijgen. Ik zal het eens nazoeken. Krijgt u het vandaag niet…. Wel, wij zijn wel een beetje meer met het personeel op normale sterkte gekomen, maar niet helemaal. U merkt wel, wij besteden werkelijk alle mogelijke zorg aan u. Langzaam maar zeker krijgt u de oude leiding wel weer terug.
Maar er zijn nog wel enkele moeilijkheden. Het kan dus zijn dat ik op het ogenblik het juiste antwoord nog niet bereik. Dan maar een volgende keer. Daar zit dan een maand tussen, dus zal het in die tijd wel volledig na te zoeken zijn.
Zover mij bekend, moet het in de homeopathische apotheek verkrijgbaar zijn, maar ik weet niet de werkzaamheid daarvan en die wilde ik juist graag weten.
De bestelling is genoteerd. Ik zal mijn best doen. Het gaat hier over iets wat reeds vroeger gezegd is. Ik zal dit dus nazoeken om dan verder na te gaan, of en hoe dit slaat op, of aan te passen is aan hetgeen u nu vraagt.
Krijg je die intentie in het slapen, of anderszins?
Dat kan op heel veel verschillende manieren. Probeer u voor te stellend dat u plotseling aanvoelt: “mijn vrouw is thuis bezig met de koffie. Eigenlijk zou ik maar naar huis door moeten rijden”, of dat de vrouw voelt: “Mijn man is nu zo dicht bij huis, ik zal vast maar de tafel dekken en de aardappeltjes opzetten”, dan is hier eigenlijk ook al sprake van een spatio-temporeel contact. Dus een tijdsruimtelijk contact, waarbij t.o.v. de werkelijkheid over het algemeen toch wel enigerlei verschuiving optreedt. Zij het vaak niet veel. Over het algemeen ligt de verschuiving in dergelijke gevallen tussen de 200 en 90 seconden. Zeg dus maar 1½ tot 3 minuten. Niet veel.
Hier heeft u dus een beperkte aanduiding van het feit dat dit alles ook in waaktoestand en bij waakbewustzijn kan.
Naarmate uw concentratie of beleving ernstiger wordt en dus meer op de achtergrond van het bewustzijn door blijft spelen, zult u meer ingesteld zijn op het realiseren van een contact op elk ogenblik dat het voor kan komen.
Als je dat bereikt, deze intentie, dan zal elk tempero-spatial contact voor u mogelijk worden in overeenstemming met die intentie en onmiddellijk gerealiseerd worden. Dat kan dag en nacht, tijdens rust of slaap, maar ook tijdens een volle activiteit tot u doordringen. Gebeurt het bij een zeer geconcentreerd met iets anders bezig zijn, dan krijgen wij een vertragingsverschijnsel, waarbij de realisatie van de mogelijkheid, of toestand, eerst optreedt nadat de eigenlijke impuls en dus de handelingsmogelijkheid reeds voorbij is. Maar ook dan treedt toch een realisatie nog op zonder meer.
Dus niet zeggen: Daar moet ik een aparte tijd voor stellen, of iets dergelijks. Integendeel, je moet juist geen bepaalde tijd stellen, je moet de intentie hebben om, zodra het gewenste te verwekelijken is uw “ik”, of zo u wilt de vierdimensionale extensie van het “ik”, dit contact op te doen nemen en dit tevens door te doen dringen tot het volle bewustzijn.
Een tijd geleden hebben wij het gehad over de 5 openbaringen die aan deze tijd vooraf zijn gegaan, waarop er dan nog twee zouden kunnen volgen.
Dus de 7 openbaringen van een bepaalde periode, ofwel de 7 zegels.
Kunt u deze openbaringen in hun betekenis toelichten en zo mogelijk ook vooral de komende twee?
De komende twee mag ik eigenlijk nog niet doen. Want dat zijn de nog zgn. gesloten boeken. De betekenis van de openbaringen op zich is heel simpel: de realisatie van het stoffelijke met het Goddelijke is de eerste openbaring.
In deze openbaring wordt de persoonlijke relatie tot het Goddelijke gesteld, zonder daaraan consequenties voor omgeving en wereld te verbinden.
De tweede openbaring stelt dan consequenties in de verhouding tussen de mensen als een voorwaarde voor een contact met het Goddelijke.
De derde brengt de relatie in een plicht, die door het Goddelijke werd opgelegd en door de mens wordt volbracht.
De vierde openbaring stelt daarbij een verschil tussen waan en werkelijkheid. Ofwel: een nieuwe omschrijving van het begrip “waan” in het beleven. Nu niet meer het niet-bestaande, maar het verkeerd begrepene. Hierbij wordt een verdrijven van de waan uit het “ik” nu tot noodzaak om innerlijke rust te kunnen vinden, die noodzakelijk is voor het benaderen van het Goddelijke.
De volgende openbaring brengt ons dan de uitbreiding van het “ik” tot andere persoonlijkheden om zo in een gemeenschappelijke persoonlijkheid a.h.w. het Goddelijke vollediger te ervaren, te aanvaarden en te erkennen.
Dat zijn ze dan. Stop! U dacht zeker dat ik wel zo in vuur zou geraken dat ik lekker door zou gaan. Maar wij kunnen wel op basis van de logica verder gaan, maar dan vanuit een menselijk standpunt. Als u dat wilt….., wij kunnen tenminste de betekenis van het zesde zegel gaan lichten. Het zevende nog niet geheel.
De zesde openbaring brengt noodzakelijkerwijze met zich het wegvallen van de God – wiens relatie – in menselijk persoonlijke zin. Daarvoor in de plaats komt dan de godsbeleving in de schepping. Dat is logischerwijze de volgende trap.
Het zevende betekent dan: dat uit de gemeenschap, die in de zesde openbaring nog primair is, een terugbrengen van het beleven en streven zal plaatsvinden tot het persoonlijke.
Maar nu als een bewuste entiteit, die temidden van de gemeenschap en als deel van de gemeenschap het persoonlijke contact met de God toch weer herstelt. Zoals ik dit nu zeg, kunt u dit ook zelf al beredeneren, wanneer u maar de ontwikkeling van de mensheid zelf nagaat. Aquarius inderdaad.
Er werd gezegd dat bij reïncarnatie in een mannelijk persoon het streven is: een vergroting van het bewustzijn. Bij een vrouwelijke incarnatie een streven tot bevestiging van het bestaande bewustzijn. Hieruit werd tijdens een bespreking geconcludeerd, dat de bevestiging in het vrouwelijke dus eigenlijk een stilstand zou zijn.
Het is wel een soort van stilstand. Een adempauze voor een volgende spurt. Bekijk het eens nuchter en hou daarbij rekening met de verschillen in beleving tussen man en vrouw.
Nu ben ik niet erg bevoegd te spreken over de vrouw vanuit een stoffelijk standpunt. Ik kan het dus alleen vanuit een geestelijk standpunt zeggen.
In de stof liepen alle meisjes voor mij weg. Daar kon ik ook niets aan doen.
De vrouw leeft naar binnen toe. Realiseer u dit: de vrouw brengt dus de wereld voortdurend in relatie met zichzelf. Zij heeft over het algemeen niet zozeer de neiging haar wereld uit te breiden, dan wel om haar wereld intenser in zich te beleven.
Als een van de dames er iets op zeggen heeft, kan zij het zeggen.
Het is zo.
M.a.w., de persoonlijkheid die zich hier uit, zoekt geen uitbreiding van bewustzijn, geen vergroting van wereld, maar tracht de eigen voorstellingen van de wereld te toetsen in een intense beleving in de stof. Vandaar ook dat het beleven van de vrouw over het algemeen veel intenser is dan dat van de man. Het gevoelsbeleven dan.
De man is op andere punten weer met een grotere intensiteit begaafd. Het leven naar binnen toe brengt o.m. met zich, dat de man de vrouw een zekere onredelijkheid aanwrijft. Hij kan niet begrijpen hoe zeer de vrouw alles onmiddellijk met zichzelf in verband brengt en dus vanuit een eigen standpunt beschouwt.
De man daarentegen gaat van zijn eigen standpunt uit en zoekt de bevestiging daarvan. Maar in het zoeken naar de bevestiging komt hij tot een voortdurend wijzigen van het eigen standpunt. Dat is vaak niet zozeer in zijn uitingen en verklaringen merkbaar, dan wel in de praktijk.
Een aardig voorbeeld zien wij in de verkondiging van de christelijke leer. De inhoud van dezelfde woorden is in de loop van de eeuwen wel heel sterk gewijzigd. Toch zeggen allen met nadruk, dat het toch nog steeds de oude woorden zijn en menen daarmede dus aan te kunnen tonen: wij hebben altijd gelijk gehad.
Zo gaat het de man ook. Hij heeft een lievelingsstelling, waar hij zich aan vasthoudt. Maar hetgeen hij erachter zocht en de manier waarop hij ermee werkt, verandert steeds. Zo breidt hij uiteindelijk achter het masker van “dit is mijn plaats in de wereld en dat is mijn standpunt en inzicht” zijn bewustzijn uit. Achter deze korst van conservativiteit verbergt hij zijn veranderingen en vergroting van bewustzijn en waarde.
De man is hierdoor geneigd, vooral vanuit de wereld naar zichzelf te kijken.
De vrouw kijkt vanuit zichzelf alleen maar naar de wereld. Daardoor zal bij de man een vergroting plaatsvinden van het levensbereik, van de ervaring. Bij de vrouw vindt in de eerste plaats een bevestiging of ontkenning plaats van een vroegere ervaring. Bij de vrouw is er dus een stilstand in bewustzijnsuitbreiding, waar een intensivering van het bereikt bewustzijn plaatsvindt. Bij de man is er van een intensivering van het bewustzijn omtrent werkelijke waarden en zaken weinig sprake, hij breidt zijn bronnen van bewustwording uit. Hij is dus in beweging geestelijk.
Wanneer wordt het bewustzijn van de man dan geïntensiveerd?
Wanneer de man de waarden van de beide seksen sterker in zich droeg, dan wist hij het reeds na dit leven. Is dit niet het geval, dan intensiveert hij dit in een volgend beleven op aarde in de vorm van de andere sekse. Dus heren, lach niet teveel over de vrouwen, want misschien loopt u over 100 jaar ook trots met zo’n gek hoedje te pronken.
Maar als de vrouw haar begrijpen van de wereld uitbreidt, wat is dat dan?
Dat blijft altijd nog in een directe relatie tot gevoelsleven en “ik”. D.w.z., wanneer de vrouw haar begrip van de wereld uitbreidt, is dit het resultaat van een beter begrip dat zijzelf krijgt over zichzelf.
Wanneer de man daarentegen zijn begrip van de wereld uitbreidt, wordt hij voor zichzelf onbegrijpelijker. Ook al geeft hij dat natuurlijk maar zelden toe.
Hoe staat het dan met de uitbreiding van bewustzijn bij de vrouw?
Dat ligt ten vroegste na dit leven, of ook alweer in een mannelijke incarnatie. Dus dames, misschien komt er voor u nog eens een tijd dat u dwaas verliefd doet tegen een auto en uw vrouw alleen maar even over de krant aanziet.
Ook deze mogelijkheid is nog voor u weggelegd. Maar wat geeft het eigenlijk?
Wanneer u het, zoals ik uit de geest zie, mevrouw, wanneer u volledig tot een zelfrealisatie kunt komen in uw wereld en u begrijpt – wat u als vrouw op aarde niet doet – waarom u deze wereld juist zo beleefde, dan bent u tot een zo grote zelferkenning gekomen, dat ware introspectie voor u veel gemakkelijker wordt. Dat is een van de belangrijkste geestelijke fasen. Hierbij ga je dan het licht in jezelf ontdekken. Wanneer er dan een uiting uit voort komt die geheel naar het stoffelijke teruggrijpt, zult u man worden.
Maar wanneer u niet zover hoeft te gaan, dan zult u activiteiten op aarde in de lagere sferen vinden. Door het sterk persoonlijk element dat u dan hierin naar voren brengt, zult u dan zoiets zijn, wat men vroeger een engel noemde.
Misschien noemen de mannen u ook wel een engel, maar dan hebben zij op dat ogenblik hun verstand niet, of er schuilt enig cynisme achter.
U krijgt dan het verzorgen en vertroetelen van lagerstaanden als reactie en taak. De man zal juist weer heel vaak, zo hij niet terugkeert, op onderzoek uitgaan in het geestelijke gebied, zich daar wel zichzelf realiseren.
Maar bij hem ligt de waarde dan meer in het erkennen van God in de wereld dan in zichzelf. Zijn activiteiten worden dan het maken van studies in de sferen. Ook treedt hij in lagere gebieden op, maar dan meer als leraar of prediker.
Voorbeeld: de man gaat naar een lagere sfeer en verschijnt daar als een lichtende kracht, spreekt vele woorden, toont wonderen om zo de mensen uit hun egocentrisch denken te trekken en zover bewust te maken dat zij buiten hun sfeer mee kunnen worden gedragen.
Maar het is dan meestal de vrouw, die zo’n ziel opvangt en werkelijk meeneemt. Want de vrouw dringt door in de innerlijke problemen van die geest en kan zo de geestelijke kwalen beter helpen genezen dan de vroegere man. De man kon de operatie verrichten, maar de vrouw moest helpen om de ontstane wonden te genezen.
Zij blijven dus gescheiden?
Niet in de sekse. Wel in activiteit en bewustzijnsvorm. Dat is niet permanent. Hoe meer je wisselt tussen beide seksen, hoe meer je de geestelijke capaciteiten van beide seksen ook verwerft.
Wij hebben mannen met een vrouwelijke en vrouwen met een mannelijke inslag – ook hier op aarde.
Dat moet u toch werkelijk niet zeggen. Maar ik weet wat u bedoelt. Dat is vaak meer een dierlijke kwestie.
Maar er zijn er waarvan je, als zij ouder worden, moet zeggen: dit is geen man meer, of geen vrouw meer. Dit is een mens. Dat kan dan door het leven dat zij doorgemaakt hebben?
Dat kan. Maar dan hebben zij de portie van de andere sekse dan wel hun eigene al in een vorige incarnatie verwerkt. Het lichaam is dan nog wel man, of vrouw, maar de reactie op de wereld is er dan een van iemand, die beide gebieden kent. Dan kom je al heel dicht naar de inwijding toe. Want de werkelijke inwijding is eigenlijk een omvamen van alle factoren van het mens zijn.
Interessant.
Interessante dingen zijn er voldoende. Maar ja, wanneer wordt het interessant? Soms wordt hetgeen je interessant lijkt, wanneer je het werkelijk begrijpt, juist heel erg oninteressant.
Het lijkt ons bv. heel interessant, wanneer wij zeggen, dat de ministers worstelen met het komende stakingsgevaar en met het probleem, hoe de mensen meer geld af te zetten, zonder dat de mensen ook denken, dat zij werkelijk afgezet worden.
Dat laatste weer alleen maar om te voorkomen, dat zij als minister afgezet worden. Wanneer je al die afzetterij bekijkt en al die plannen hoort, lijkt dat uitermate interessant. Maar als je ziet, wat er eigenlijk achter schuilt, wordt het alleen maar doodgewoon, dood-ordinair.
Is dat nooit anders geweest?
Voorbeeld: toen Caligula pas aan de regering kwam, werd hij buitengewoon populair bij de flatbewoners van Rome door het afkondigen van een huurstop. Dat wist u misschien niet. Maar het is wel een heel bekende methode om populair te worden.
Je belet een deel van de mensen te verdienen, wat hen toekomt en geeft zo de grote menigte iets, wat je zelf niets kost. Tegenwoordig is het nog een bekende methode in de politiek. Vroeger was dat ook al zo.
Nog een voorbeeld: Beperkingen van rederij en zee-verzekeringspremies hadden zij in een iets andere vorm al bij de Phoeniciërs, men mocht ook toen niet meer dan een zeker deel van de waarde van een lading vragen, indien men haar garandeerde.
Bij het verkopen van de lading van een schip, dat nog niet in de haven was binnengelopen, moest rekening worden gehouden met het feit, dat niet meer dan 80% van de waarschijnlijk aanwezige lading mocht worden gevraagd. Dat was toen ook al allemaal vastgelegd. Zeg nu maar eens, dat er iets nieuws is. Tegenwoordig komt iemand met een all-risk-verzekering voor uw nieuwe auto en verzekert u van fender tot fender. Vroeger verzekerden zij bij langere tochten je kameel van kop tot staart. Waar ligt dan het verschil?
Dezelfde ideeën van heden, had men vroeger ook al. Tegenwoordig heeft u ziekenfondsen en ziekteverzekering, Vroeger waren er dorpsgemeenschappen, of groepen in een stad, die gezamenlijk een medisch geschoolde slaaf kochten. De slaaf had zorg te dragen voor de gezondheid enz. van alle leden van een dergelijke groep. Zeg maar eens, dat dat in feite niet een primitief ziekenfonds is. Misschien dat de heren doktoren zich ook wel eens een beetje de slaaf voelen, wanneer tegenwoordig al die fondspatiënten er weer zitten. Dergelijke ziekteverzekeringen vinden wij al betrekkelijk vroeg. Tot een vastrecht bij de tempel in Perzië en Babylon toe.
De vorm, waarover ik spreek, vinden wij later in Griekenland bv., en Rome. Dat loopt tot het begin van de Christelijke periode daar, dus ± 300 n. Chr. Het z.g. horigheidsgebruik, waarbij een horige als heelmeester opgevoed werd op kosten van de gemeenschap, dan wel van een heer ten bate van gemeenschap en gezindte vinden wij veel later. Tot in de middeleeuwen. Vooral in Spanje bestond dat gebruik erg lang. Ook de Moren hadden de gewoonte onder hun slaven ziekenverplegers en geneesheren op te leiden, maar die arme kerels waren er vaak beroerd aan toe, want wanneer hun patiënt dood ging, gingen zij vaak mee. De opvattingen daar zijn wel wat veranderd.
Stel je voor, dat je nu nog een dokter af zou maken, omdat hij een patiënt verloor. Waar zou je de dokters vandaan moeten halen? Vroeger hadden zij dan ook vaak dokters te weinig wanneer zo’n potentaat last had van podagra en hij kreeg een kwade bui, dan gingen er weer een stuk of zes van die slaven de hoek om en moesten er weer nieuwe komen.
Dom.
Laten wij maar zeggen dat de mens zichzelf wel wijs vindt, maar waar hij nog niet eens in staat is het weinige verstand, dat hij bezit, te gebruiken, hij qua gebruik van zijn vermogens een heel eind achter staat bij vele lagere diersoorten, die misschien wel veel minder hebben, maar dat dan tenminste ook helemaal gebruiken.
Dat zal toch wel eens veranderen? Wij zeggen nu wel, dat wij de roos, of de bloem van de Schepping zijn, maar dat kan toch niet.
De roos van de Schepping? Zover ik weet bestaat er geen enkele roos op aarde, die door deze vergelijking niet beledigd zou zijn. Al was het alleen maar vanwege de geur van de mensheid. Zeggen, dat de mens de bloem van de Schepping is, is natuurlijk wel zeer overdreven. De mens is de meest bewuste en de overheersende vorm.
Dan zal de mens wel aan het begin van zijn bewustzijn staan?
Dat ligt er aan. Het stoffelijk mensdom, dat u ziet, is maar een soort doorgangshuis. Een leraar in de eerste klas verwacht toch ook niet, dat hij zijn leerlingen reeds daar op ziet groeien tot het peil van een zesde klas, of zelfs van h.b.s. Zo moet men van degenen, die hier nog op aarde moeten komen, ook niet verwachten, dat zij het peil bereiken van de geestelijk bewusten. Want bereiken geesten dat punt, dan hebben zij geen interesse meer aan die aarde.
Een doorgangshuis dus, een eerste klas.
Nu, eerste klas zou ik weer niet willen zeggen. Laten wij nu eens rekenen, dat er ongeveer 3.000 klassen zijn voor je de zaak geestelijk helemaal hebt gesnapt. Voor de ontwikkeling in stoffelijke vormen is het mens-zijn dan ongeveer klas 2500.
De ontwikkelingsmogelijkheden van de menselijke organen zijn zo ongeveer uitgeput. Wij hebben alleen nog de interpretatiecentra, die gelokaliseerd zijn in de frontale kwab. Dit zijn dus juist de typisch geestelijke kwesties, de verdere ontwikkeling van de mensheid ligt dus in de vergeestelijking, iets wat kan gebeuren over die lobis frontalis heen. Nu heb ik – en meerderen met mij – hier de indruk gekregen, dat homo sapiens niet de vorm is, die de meest vergeestelijkte mens zal gebruiken als vehiculum om tot verdere uitdijing van het bovenbewustzijn te komen. Dat is een hele mond vol.
Kan ik ook een mond vol woorden nemen. Maar door komen wij niet verder mee.
Zolang de materialistische bestreving en belevingen primair is voor de geest, die als mens incarneert, zal de huidige vorm, dus homo sapiens, wel blijven bestaan. Op het ogenblik, dat de stoffelijke behoeften echter verminderen en daar tegenover de geestelijke behoeften in de stof groter worden, krijgen wij een verandering, krijgen wij een ontwikkelingsrichting, die een andere vormgeving en zelfs gebruik van vele organen uiteindelijk mogelijk zal maken.
Dan zal een nieuwe type mens ontstaan, dat geestelijk zijn omgeving beheerst op volmaakter wijze dan thans technisch mogelijk is, deze vorm mens heeft dan een vehiculum nodig, dat minder op een vehiculum lijkt, dan op een Hispano Suiza. D.w.z. beschermd aan alle kanten.
Maar de schedel, de kaken worden steeds nauwer. Dat houdt dus in, dat ons voedsel steeds meer geselecteerd zal moeten worden. Ik geloof, dat de afbraak van de menselijke structuur, dus van de materiële persoonlijkheid sneller gaat dan de opbouw, of de afronding van zijn immateriële structuur.
Niet helemaal zuiver. Zoals u weet, wordt alle vervullen van behoefte uiteindelijk door noodzaak geforceerd en vervuld. Wanneer u nu aanneemt, dat de afbraak sneller schijnt te gaan, dan is dit het resultaat van het redelijk te verwachten feit, dat bij een mens eerst de afbraak moet beginnen voor de opbouw van andere waarden in hem mogelijk is. Maar in feitelijk tempo zal er een vaste verhouding tussen afbraak en opbouw moeten bestaan blijven.
U had het over de voeding. Denkt nu werkelijk, dat een mens, die ook lichamelijk geheel vergeestelijkt is zich nog voedt, zoals bij u? Die zal nog drinken, maar….
Maar ik heb hier een zeker chemie.
Wacht eens even, u bekijkt het op het ogenblik nog zo: Ik heb voedsel nodig, en aan bouwstoffen en krachten te komen. Maar daar tegenover stel ik nu, het grootste deel van die bouwstoffen is uiteindelijk vloeibaar, of bestaat ook in vloeibare vorm. Een mens, die alleen nog maar zou drinken, zou dus zo niet alle toch zeker het grootste deel van de nodige bouwstoffen tot zich kunnen nemen.
Voor levenskracht, vitaliteit en vernieuwing, waarvoor thans de krachten uit voedsel worden gewonnen door processen, die in het lichaam grote slijtage veroorzaken en vervuiling van het organisme, zal over het algemeen de kracht door het lichaam ook gewonnen kunnen worden uit zuivere krachtvelden.
Ik zou zeggen, dat deze mogelijkheden reeds op het ogenblik, zij het theoretisch, al voor het grootste gedeelte zijn vast te stellen.
Als je bepaalde elektrische impulsen schept en je zet de mens in dat veld, dan krijg je bepaalde reacties. Deze kunnen zover gaan, dat zij ook een verzadiging aangeven.
Zelfs het lichaam van de moderne mens kan zich onder invloed van een dergelijk veld reeds ongeveer 10 malen langer onthouden van vaste voeding – zo nodig bij aangepaste vloeibare voeding, zelfs van alle vaste voeding zolang gewenst – dan anders nodig, of mogelijk zou zijn.
Door de bevrediging van de vraag naar kracht door het veld, wordt de redelijke behoefte aan voeding verminderd.
Daar wij al heel aardig op de hoogte zijn, o.a. van de potentialen van die velden, vraag ik mij af, waarom dit nog zo weinig wordt toegepast. Wanneer wij zien, wat o.m. in de biologie daarmee al bereikt wordt radio biologie…
Waarom niet? U moet het eens van een andere kant bekijken. Heeft u wel eens het verhaal gehoord van de man, die ongeveer 50 jaar geleden al, naar ik meen, een radio-apparaatje uitvond, dat praktisch zonder stroom en zonder ingewikkelde lampen op behoorlijke sterkte 10 á 12 stations weer kon geven? De papieren ervan liggen in de brandkast van een grote firma, waarom werd dit apparaat niet geproduceerd? De fabriek had er de wereldmarkt mee kunnen veroveren. Maar men verdiende veel meer aan de radiolampen, de fabriek was nu eenmaal ingesteld op deze productie enz. enz. het omstellen was te kostbaar geworden, de productie had te snel een verzadiging bereikt. Dat de arme uitvinder daarom lelijk genept werd, daar moet je dan maar niet over spreken. Breng dit nu eens over op ziekenzorg.
Stel u voor, dat wij zouden gaan beginnen met elke therapie te veranderen. Dan zat je opeens met ziekenhuizen die niet meer bruikbaar zouden zijn zonder kostbare veranderingen, Met hopen oudere doktoren, die hierin niet meer mee zouden kunnen. En nog niet te spreken over de chemische fabrieken, de apothekers e.d., die ook niet meer nodig zouden zijn. Eerst wanneer dergelijke instanties niet meer zo belangrijk zijn, kan er zonder veel schade een dergelijke vernieuwing plaats vinden. Dat duurt dan meestal tenminste drie geslachten, U weet wel, het geslacht, dat bouwt, dat behoudt en dat breekt. Pas wanneer de brekers definitief breken, dat de bouwers het gebrokene niet meer, op kunnen bouwen, krijgen wij de verlangde nieuwe opbouw.
Er zijn toch wel mensen, die geestelijk al zo ver zijn, dat zij geen voedsel nodig hebben? In het oosten…
Die kunt u rustig allemaal de kost geven dan. Zij zijn er wel, maar als je die mensen in de Houtrusthallen bij elkaar zoudt zetten, dan heb je ruimte genoeg over en een kleine tienduizend plaatsen voor de toeschouwers te verkopen ook.
Je hoort er anders toch nog al eens van.
Kan wel. Maar vergeet niet, dat er ook daaronder waarschijnlijk tegen één echte wel 10 zwendelaars zijn. Dat is nu eenmaal met al deze dingen zo. Nog een paar definities.
Een fakir. Twee definities zijn mogelijk. Een fakir is een mens, die door beteugeling van zichzelf het onmogelijke mogelijk weet te maken.
Of
Een fakir is iemand, die door andere het onmogelijke voor te goochelen, voor zichzelf het bestaan mogelijk maakt.
Verkoudheid. Een virale ziekte, die eenieder kent, eenieder ondergaat en niemand kan genezen, ofschoon haast ieder er een middel tegen weet.
De medische faculteit, zover hier aanwezig, moet mij dit naar niet kwalijk nemen, maar dit is een feit.
Die laten verstek gaan. Doen zij in zo’n geval meestal.
Arts. Iemand, die pretendeert te kunnen genezen en hoopt, dat hij het kan. Je zoudt ook kunnen zeggen, een arts is een chemicus, die in het lichaam van de mens werkt inplaats van in kolven, en retorten. Op het ogenblik is ook dit vaak waar. Dan zou je nog kunnen zeggen, een arts is iemand, die meer verdient dan menigeen hem gunt en toch minder krijgt dan hij zelf meent te mogen verdienen. Ook dat is waar.
Bacil. Een minuscuul monster, dat eenieder vreest, haast niemand kent, zijn eigen wegen gaat en daarbij meestal de mensen meer aderlaat dan een arts zou kunnen doen.
Het plezier van werken. Het is gelegen in het feit, dat je werkt, omdat je wilt, niet omdat je moet. Het ogenblik, dat je moet werken, wil je niet meer werken en heb je dus ook geen plezier meer in je werk.
Een zeer juiste definitie.
Ik heb wel eens meer gezegd: Ik lijk gekker dan ik ben.
Dat is ook waar.
Dank u.
Definitie van Henri. Aantal vergeestelijkte kronkels, die met veel schijnbare dwaasheid, wijsheid weten te puren uit de dwaasheid van anderen.
Het was mij een waar genoegen. De definities kunt u als het snoepje na de maaltijd beschouwen.