5 maart 1957
Wij zullen eerst even proberen hangende zaken af te doen. Vingerhoedskruid. Er werd mij gezegd dat elke dosering zo minimaal mogelijk gehouden moet worden. Wanneer oraal gegeven wordt: van ogenblik van innemen tot maximale werkzaamheid ongeveer dertig minuten. Wanneer uitwendig wordt gegeven in de vorm van crème, of iets dergelijks: de werkzaamheid is dan ongeveer 1½ uur. Bij het geven van minimale dosis, af te stemmen op de patiënt, wordt een beperkte bewustzijnsdaling bereikt. Te grote dosis betekent dat remmen loskomen en hierdoor een verbeeldingsspel begint, waarbij geen onderscheid meer gemaakt kan worden tussen werkelijkheid en waanbeelden. In sommige gevallen kan er een soort helderziendheid bij naar voren komen.
Trachten te werken als magiër.
Er wordt gezegd dat de geest zich op het bovenstoffelijk vlak beweegt in een van haar voertuigen. Vanuit dat voertuig gezien lijkt de wereld dan evt. gasvormig. Wordt hier de menselijke geest algemeen bedoeld, of een geest met een bepaald bewustzijn?
Het was een voorbeeld waarbij de mogelijke relativiteit van ervaring tot uitdrukking werd gebracht.
Een vorige maal heb ik getracht u duidelijk te maken in hoever deze 4de dimensie en uw persoonlijke extensie van uw eigen bestaan in die wereld werkzaam kan zijn op u en uw omgeving. We hebben er toen ook op gewezen dat er bepaalde moeilijkheden zijn, wil je die deuren bewust door kunnen gaan, dus wil je bewust in die andere wereld binnen kunnen treden.
Op het ogenblik zou ik het graag omgekeerd willen bezien, tenzij er bezwaren zijn, want indien wij willen trachten te werken als magiër, dan is het toch wel belangrijk dat wij begrijpen hoe soms ongewilde en dus ook geheel onverwachte verwikkelingen kunnen ontstaan, wanneer andere werelden toevallig de onze beroeren.
Wanneer ik stel dat mijn eigen wereld omgeven is door vele andere werelden, dan moet datzelfde voor elke andere wereld waar zijn. Dat elke wereld, die aan de mijne grenst, niet slechts door mij betreden en beïnvloed kan worden, maar ook omgekeerd, dat mijn wereld betreden kan worden en daar zijn invloed uitwerken.
Er bestaan verschillende soorten van invloeden. Wanneer wij magisch werken, kunnen wij inderdaad die andere wereld binnentreden. Maar wij kunnen ook daarin gedachtefiguren uitzenden en deze vanuit uw wereld doen werken met onze krachten en gedachten terug naar onze wereld.
Dan volgt hieruit dat wanneer zich in die andere wereld een persoonlijkheid bevindt, niet uit mijn wereld georigineerd, deze met dezelfde gedachtewerkingen en krachten als het beeld, wat ik uitzend, ook mijn wereld beïnvloeden kan. Dat wordt een tamelijk kritieke kwestie.
Wat gebeurt er, wanneer wij in onze eigen wereld leven en wij komen in een onverwachte situatie – laten wij zeggen – bv. een schriktoestand e.d.? Dan zullen wij intens zo plotseling iets beleven dat die uitstraling door de wanden, die ons omringen door onze wereldgrens heen, in een aangrenzende wereld tot uiting komen.
Wanneer dus in een andere wereld een dergelijke angsttoestand ontstaat, dergelijke hoge spanningen, binnen een wezen, dan zal – ook al is dat helemaal niet bewust – een deel van diens krachten evenzeer werkzaam worden in onze eigen wereld.
Er bestaat dus tussen de werelden die ons omringen en onszelf een tweeledig contact. In de eerste plaats kan natuurlijk onze persoonlijkheid in die andere werelden uitgaan, maar omgekeerd kunnen die andere werelden onze wereld bereiken en beïnvloeden. Zoals wij soms in staat zijn onbewust tot een dergelijke prestatie te komen, zal ook een ander, in een wereld, die niet de onze is, tot een soortgelijke prestatie in staat zijn.
Wat zijn nu de invloeden die nu het meest op de voorgrond komen wanneer wij het onbeheerst en onbewust beïnvloeden van andere werelden bezien?
In de eerste plaats: wij hebben te maken met schrikangst e.d. Dit zijn voor een mens toestanden, waarbij zekere stimuli worden gegeven aan het lichaam en dus in het lichaam een bijzonder grote activiteit ontstaat. Dat deze angst en schrik op deze wijze niet in een andere wereld kan bestaan, zal duidelijk zijn. Toch moet daar een gelijksoortige waarde aanwezig zijn.
Sprekende van mijn eigen ervaringen kunnen wij als volgt stellen: Op het ogenblik dat een desintegratie plaatsvindt van bepaalde delen van een geest, als resultaat van diens reactie op zijn omgeving, zal de daardoor vrijgekomen kracht doordringen in alle omringende werelden en sferen.
Verder, wanneer in een geest een bijzonder sterke gevoelsactiviteit plaatsvindt, onverschillig welke deze zijn, maar op een zodanige wijze dat een hergroepering van innerlijke waarden plaatsvindt, zal dit ook alle omliggende werelden beïnvloeden.
Ten derde: een geest die gedreven wordt door een hartstocht, of een emotie, en een soort gelijke invloed ontmoet, zal hierdoor een zodanige verscherping van eigen ervaringen ondergaan, dat hij tijdelijk, soms zelfs voertuiglijk, de grens naar een omringende sfeer, of wereld, kan doorbreken.
Indien wij op deze wereld leven en wij proberen te werken met deze geesten, dan zullen wij ons moeten realiseren dat zo’n geest dus onverwacht in ons leven kan verschijnen, dat die geest onverwachts gedachten op ons afvuurt, of zelfs met zijn voertuigen onze beroert, soms zelfs met zeer nadelige gevolgen. Wij krijgen dan o.a. onbewuste aanhechtingen in de aura e.d.
Indien wij dit op het ogenblik zelf willen voorkomen of genezen, dan staan wij machteloos, wij kunnen niet op hetzelfde ogenblik dat deze invloed in onze wereld kenbaar wordt, daarop reageren in de hoop dat dit in een andere wereld nog uitwerking zal hebben.
De magiër weet dat zijn tijdsruimtelijke verhouding van wereld tot wereld verschilt. Dat houdt in: dat op uw wereld invloeden kunnen ontstaan, voor u op dit ogenblik, die georigineerd zijn duizenden jaren geleden in een andere sfeer, of die nog niet in een andere sfeer gerealiseerd zijn en toch reeds hier merkbaar worden.
Dat is een heel belangrijk punt. Is iets in een heel ver verleden gebeurd, dan kan ik daarvoor geen redenen vinden. Ik kan dat niet genezen of keren. Ik kan alleen de kracht neutraliseren door een andere, een tegenover gestelde kracht, zo scherp mogelijk en zo snel mogelijk op te laten treden.
Dan blijft het probleem bestaan, maar ik heb het teruggebracht tot hanteerbare waarde. Het is niet meer actief en agressief, het is passief en neutraal geworden.
Wanneer in de toekomst een dergelijke ontmoeting plaats zou moeten vinden, vanuit ons standpunt, dan is het anders. Want dat wil zeggen dat wij gebruik makende van onze eigen tijdsratio en onze eigen tijdsruimtelijke ervaringsmogelijkheid, in kunnen grijpen voor de oorzaak die bij ons al geuit is. Dat is een schijnbare tegenspraak.
Ik zal nu even onze vriend Elsmeier aan het woord laten, ook al zal ik het blijven vertalen en weergeven.
In de eerste plaats weet u dat tijd geen werkelijke factor is, maar een meetbare waarde, die kan optreden als een functie van ruimtelijke verhoudingen. Herinnert u zich dat? Het houdt in: dat tijd als meetbare waarde in elke ruimte een ander deel van het totaal tijdservaren zal activeren.
Wanneer wij nu een vergelijk willen maken, dan kunnen wij zeggen dat de tijdseenheden in opeenvolgende werelden ongeveer in dezelfde verhouding liggen als tertsen in een piano. Er wordt dus steeds een moment oversprongen, maar er is wel degelijk samenklank, aanklinken tussen de tijdsbeleving tussen deze wereld en die andere.
Juist het feit dat een harmonische samenhang bestaat tussen tijdsruimte in wereld A en tussentijdsruimte in wereld B, brengt een onderlinge werking sterker als mogelijkheid op de voorgrond. Indien ik nu word beroerd door een aanklinken van de tijd uit een andere wereld, zal de trilling die bij ons bestaat – en dus ook de invloed – in verhouding zwakker zijn. Maar ook al is zij dan zwakker, ik kan haar toch niet teniet doen, dan door een eigen reactie.
Ligt nu echter het klinken van de toon, het plaatsvinden van de gebeurtenis in de andere wereld, volgens de tijd daar in de toekomst, dan bestaat voor mij de mogelijkheid in mijn wereld die toon of gebeurtenis tijdelijk te elimineren. Doe ik dit met voldoende kracht, dan heb ik daardoor tevens de onmogelijkheid geschapen dat op een later moment mijn wereld beïnvloedend, dit moment in een andere wereld gerealiseerd wordt.
Heeft dat dan te maken met dezelfde wereld waarin het verschijnsel georigineerd werd?
Ja. Dit berust op het volgende: alle gebeurtenissen die wij beleven, zijn in feite vastliggende gebeurtenissen die door het bewustzijn worden gerealiseerd als belevingsmomenten.
Wanneer het belevingsmoment voor een persoon nog niet gerealiseerd is, houdt dit niet in dat de gebeurtenis nu hierdoor minder een bestaand feit is. Dit houdt in: dat verschillen in ervaringen en tijdsmomenten niets af of toe doen aan de wisselwerking tussen alle factoren van de verschillende werelden. Ook al ligt elders de realisatie 1000 jaren later, het feit is ook nu reeds even werkelijk. Het feit dat de realisatie 1000 jaren verder ligt, is deel van het feit, zodat deze invloed reeds nu eveneens vastligt. Om een overzicht te verwerven van de invloeden die ons vanuit andere werelden beroeren, moeten wij ons wel allereerst af gaan vragen: hoe deze invloeden bij ons tot uiting komen? Er bestaat nl. een in onze wereld kenbaar verschil tussen de invloeden die uit het verleden komen en de invloeden die een schaduw zijn van een elders bestaande toekomst. De kenbaarheid is natuurlijk niet gelegen in het feit dat deze invloeden bij ons optreden, noch in de wijze waarop zij optreden, maar wel zijn zij kenbaar aan een element dat achter het verschijnsel zelf schuilt. Een bij ons kenbare gebeurtenis die elders nog toekomst is, kent voor onze beleving niet dezelfde persoonlijke belevingsintensiteit. Zij bevat dus minder drang en werking voor de persoon waarop zij is geuit, dan het geval zou zijn bij een gebeurtenis uit het verleden. Hierbij moet verder worden opgemerkt dat naarmate de invloed elders verder in het verleden ligt, de merkbare beïnvloeding in onze wereld evenzeer enigszins vermindert. Bij een vermindering van invloed in rechtlijnige getallenserie, dus 2, 4, 8 enz. is het toenemen van de tijd in het verleden te rekenen in kwadraten, dus 4, 16, 64. enz.
Dit brengt ons tot de volgende conclusie: wanneer een geestelijke waarde ons beroert en wij voelen deze aan als in oorzaak liggende buiten onze eigen ervaringswereld – althans als voor ons niet redelijk begrijpelijk – dan zullen wij na moeten gaan of in deze invloed een meer persoonlijke tendens kenbaar wordt.
Is deze sterk kenbaar, dan zullen wij deze invloed in onszelf voor de wereld, zowel als voor onszelf, zo goed mogelijk moeten neutraliseren. Wij doen dit door zelf actief te worden in een tegenovergestelde richting.
Zodra wij dus bv. uit de geest een benadering menen aan te voelen, die persoonlijk is, waarin voor ons dus bv. een entiteit als persoonlijkheid tot uiting komt, dan zullen wij bij een niet aanvaardbaar zijn, onmiddellijk daartegen moeten handelen.
In dit geval is het niet voldoende te werken met gedachtekracht. Een daadwerkelijk handelen is dan inderdaad noodzakelijk, indien wij een neutraliseren van niet gewenste effecten in onze eigen wereld willen bereiken. Wanneer in de beïnvloeding geen enkele persoonlijkheid wordt aangevoeld, doch slechts sprake is van een drang die als een golf op ons aanspoelt, kunnen wij ons daartegen verweren met de kracht van de gedachte. Een scherp geconcentreerde gedachte haalt hierbij weinig uit.
Om reëel te kunnen denken moet men nl. een beeld hebben van de wereld, niet alleen van de oorsprong van het beleven. Het feit dat de kracht zich op een niet persoonlijk vlak openbaart, toont ons dat hierbij een terugvoeren tot de oorsprong niet mogelijk is. Vandaar ook dat geen handeling hier tegenover gesteld kan worden. Deze is immers evenzeer de uiting van een scherp omschreven gedachte.
Een vaag sentiment in onszelf, dat zonder directe omschrijving binnen het “Ik” zo sterk mogelijk wordt beleefd, is de beste afweer tegen een invloed die ons vanuit de toekomst van een andere wereld zou bereiken.
Hoe moet je dat sentiment erbij halen?
Ik haal er een vaag sentiment bij, omdat elke redelijke gedachte tevens een wereldomschrijving inhoudt. Wanneer geen erkennen van de andere wereld mogelijk is, ja, zelfs geen vaag beeld van haar te verwerven is, dan zal elke poging tot omschrijven een vermindering betekenen van de kracht die wij uiten op en de invloed die wij hebben op de bron van de uiting die wij bestrijden. Wij moeten dus zo vaag mogelijk de bron benaderen en toch onszelf een zo groot mogelijke kracht doen afgeven.
Dit kan alleen emotioneel gebeuren. Hoe de emotie ontstaat, hoe zij haar verloop heeft, is dan verder weinig belangrijk, wanneer slechts in ons de sententie, het oordeel onberedeneerd wordt uitgesproken aan de hand van een niet omschreven innerlijk ervaren. Wij hoeven daar dus geen redelijke processen, of stoffelijke handelingen bij te betrekken. Elk definiëren en preciseren is hier immer uit den boze.
Een bv. grote tegenzin tegen het onbekende is een veel machtiger wapen tegen invloeden die uit de toekomst tot ons komen en hen, wat onze wereld betreft, teniet te doen. Wat meer is: waarschijnlijk zullen wij tevens de realisatie van deze waarde door anderen in een andere wereld hierdoor ook tevens van andere, nieuwere waarden voorzien.
Op het ogenblik dat de beleving voor hen werkelijkheid wordt in hun wereld, is ook tevens voor hen het moment gekomen dat onze invloeden hen bereiken.
Het is dus altijd een meer emotionele reactie op invloeden die op ons inwerken?
Ja, maar het heeft niets te doen met intuïtie. Wel kan een intuïtief aangevoelde invloed een emotioneel beleven ten gevolge hebben. Dat is weer een andere kwestie. Nu zal ik even technisch moeten worden.
Wanneer twee werelden in een bepaalde reactie staan die kan worden uitgedrukt in een tijdsverschil, dan zou hieruit voort kunnen vloeien dat het plaatsverschil onmiddellijk in relatie staat met het tijdsverschil. M.a.w. de wereld die ik als vierde dimensie denk te zien of aan te voelen, ligt in feite in mijn eigen wereld op een ander tijdsmoment. Het ligt buiten mijn onmiddellijk ervaren, maar wel in mijn wereld.
Dit houdt in: dat de voorstelling die wij de vorige maal hebben gegeven een vereenvoudiging van de werkelijke toestand was. In feite is ons heden bezwaard met ongetelde in plaats gelijk komende gebeurtenissen, die in een andere tijdsverhouding optreden en dus in een andere wereldrealisatie kenbaar zijn, waren, of worden.
Gezien het feit dat dus mijn heden vele andere gebeurtenissen in zich draagt, die voor mij niet gerealiseerd zullen worden, kan ik aannemen dat elk mij begeven naar andere werelden in de eerste plaats een extensie van mijn eigen gevoeligheid is, waardoor ik verschillende tijdsmomenten die optreden, of zullen treden, op dezelfde plaats gelijktijdig beleef.
Wanneer ik al deze momenten ineens weet onder te brengen, dan zal de uiteindelijke actie, door mij gerealiseerd, het resultaat zijn van alle invloeden die op de voor mij aangevoelde tijdsmomenten zullen verschijnen op de plaats waar ik thans aanwezig ben.
Ik krijg dan een beeld dat niet de gebeurtenissen weergeeft, maar wel een richting van ontwikkeling aanduidt. Wanneer ik een richting van ontwikkeling aan kan voelen die de toekomst met zich draagt, of uit het verleden tot het heden is gekomen, dan zal het weten van deze ontwikkeling het mij mogelijk maken ook buiten de onmiddellijk met mijn bewustzijn gerelateerde tijdsmomenten, ervaringen in deze andere werelden, of – zo u wilt – tijdsverhoudingen, op te doen en wel op de door mij gewenste ogenblikken.
Het voorbeeld dat hierbij wordt gegeven is het volgende:
Wanneer ik een beeldroman heb, zal elk plaatje de fase van een verhaal uitbeelden. Wel is er menige samenhang, maar toch zal – ondanks deze relatie – de inhoud van de verschillende beelden vaak zo verschillend worden gemaakt, dat wij daartussen een geheel verloop van handelingen en ontwikkelingen moeten nemen om tot een sluitend geheel te komen. Wanneer wij een film hebben, dan zien wij alle tussenliggende momenten, zover deze zijn opgenomen in de samenstelling.
Wanneer wij beleven, dan zien wij alle fasen. Het aanvoelen van alle momenten die, in tijd of plaats verschillende, tot uiting zullen komen in, of buiten onze eigen ervaringswerelden; eigenlijk net een beeldroman, waarin slechts ongeveer een aanduiding van de ontwikkeling kan worden gevonden. Door ons dit te realiseren, kunnen wij ons in gaan stellen op de actie van de verschillende schetsmatig aangevoelde fasen.
Wij zullen nu deze belevingsmomenten, die veel verder gaan dan een onmiddellijke relatie ruimte/tijd ons binnen onze eigen wereld toestaat te erkennen, geheel kunnen beleven door het uitschakelen van onze eigen wereld. Zo verwerven wij dan ook hiervan een volledig bewustzijn.
Wij doen dit door buiten de tijd te treden. De tijd gaat ons dus voorbij. Voor onszelf schakelen wij de tijd uit op de plaats waarop wij ons bevinden. Zo komen wij dan tot een waarnemen van het gehele gebeuren. Vandaar de voorstelling: “film”.
Om tot een voor mij aanvaardbaar oordeel te komen, moet ik echter ook beleven. Een beleving in deze zin betekent nu een willekeurige versnelling van het tijdsgebeuren gepaard gaande met het vermogen tot selecteren van te beleven tijdsmomenten.
Het resultaat is: dat de magiër, die zijn eigen werk hoofdzakelijk zoekt in het voorkomen van invloeden die in zijn wereld schadelijk zouden kunnen zijn, niet slechts gebonden blijft aan het aanvoelen van het nu optredende, maar in staat is deze invloeden vooruit aan te voelen en zijn eigen handelingen reeds van tevoren zo te bepalen, dat zij op het juiste ogenblik in eigen tijd en ruimte invloeden uit andere tijdsruimtelijke verhoudingen eenvoudig elimineren, of teniet te doen.
Zo heeft de magisch ingestelde mens en de geestelijk bewuste mens de mogelijkheid een toekomst voor zich en zijn wereld te veranderen en te verbeteren.
Wat men zich veelal niet realiseert is: dat degenen die thans harmonisch zijn met een bepaalde tijdsruimtelijke verhouding, op een gegeven ogenblik a.h.w. getransponeerd in deze andere tijdsruimtelijke verhouding zullen staan.
Hieruit volgt dat menige correctie in de toekomst uiteindelijk een zelfcorrectie is, die geprojecteerd werd buiten het “ik” gekende in een deel van het “ik” dat nog niet gekend wordt.
Hoe kom je ooit zover?
Door te beginnen bij het begin. Na dit betrekkelijk moeilijke stukje gaan wij nu even voor onszelf nadenken wat het betekent. Want door dit betoog komen wij tot een nadere definitie van hetgeen wij tot nu toe een vierdimensionale extensie van ons wezen hebben genoemd.
Vergelijkenderwijze is de vierdimensionale extensie van ons wezen gelijk met ons karma. Want ook het karma houdt de consequentie in van daden uit het verleden en gooit de invloed van het heden uit in de toekomst.
Nu blijkt dat het ook zo te zien zou zijn, indien er niet een kenmerkend verschil zou bestaan tussen de leer van karma en hetgeen wij thans tezamen hebben vastgesteld.
Door mijn ingrijpen in het heden, wijzig ik waarden in de toekomst. Dit is nog in overeenstemming, maar de grondwaarden van de toekomst zijn voor mij niet wijzigbaar of aantastbaar. Ik kan slechts bepaalde invloeden, die met mijn huidige leven gerelateerd zijn, wijzigen op een ingrijpende manier. Dit is slechts een klein deel van de toekomst.
U zult zich afvragen wat u met al deze lessen nu eigenlijk moet doen. Daarom zal ik u weer een paar praktijkpunten weergeven.
Ten eerste moet men zich goed realiseren dat een groot deel van wat u uw werkelijkheid acht, eigenlijk buiten uw wereld ligt. Het treedt voor u op in de gestalte en fantasie, verbeelding enz. Deze waarden zijn natuurlijk geen zuivere weergave van de feitelijke toestand, maar slechts een overbrengen van zekere belevingen in deze andere werelden in symbolen van eigen beleven op deze plaats in deze tijd.
Wanneer wij dus fantaseren en dromen, moeten wij ons bewust zijn van de invloeden en betekenissen die achter de beelden schuilen.
Voorbeeld: Ik droom van rijkdom. De droom gaat dan over bezit en kan natuurlijk gezien worden in relatie met het heden, maar gelijktijdig zal hiermede meestal aangegeven worden een toekomstige jacht op wat in een andere wereldbeleving als rijkdom geldt. Dit kan dan in plaats van geld en goed, bv. wetenschap, geestelijke waarden of iets dergelijks betekenen.
De werkelijke tendens die dan in de droom tot uiting komt, is dan dus een zucht tot bezitten, ofwel het “ik” uit te breiden, zodat belangrijker, geachter en meer inhoudsvol in eigen wereld zal worden.
Dit is dan een toestand van het “ik” die met de eigenlijke waarde erin met de wereld niets te doen heeft, maar een weergave is van de waarden die in het “ik” belangrijk zijn.
Bij een zoeken naar zelfkennis vertelt ons deze dagdroom dat wij achter alle beelden steeds weer deze tendens, dit verlangen uitgedrukt zien. Met dit erkennen kan nu onze verbeelding weer verder aan het werk gaan.
Zij gaat ons dan verschillende werelden voorgoochelen, waarin onze rijkdom steeds weer een andere betekenis krijgt. Enkelen van die beelden zullen u bijzonder treffen, andere beelden gaan u zonder meer voorbij. Elk beeld dat u bijzonder getroffen heeft, staat in onmiddellijk verband met uw huidige tijdsruimtelijke relatie. Het is een gedeeltelijke weergave van een latere werkelijkheid.
Wanneer ik dit ga beleven, ga ik met mijn denken – beter misschien een soort geloof – werken, niet meer in tijd alleen, maar ook in ruimte.
Nu krijg ik bij elke projectie in ruimte van mijn waarnemingsvermogen, in mijn eigen ruimte zelfs, toch een verschil in tijd. Dit komt, omdat ik mij niet onmiddellijk in mijn eigen wereld kan verplaatsen op deze wijze, doch mij verplaats via een deel van mijn wezen, dat nu niet door mij is gerealiseerd en dus eigenlijk een ander deel van ruimte zijn woonst noemt.
Het gevolg is: dat ook alles wat ik daar waarneem, tenzij het behoort tot het door mij gekende, zal overbrengen in symbolen. Ik beschrijf dan niet de werkelijkheid, maar mijn beeld van wat die werkelijkheid zou moeten zijn.
Vergelijkend voorbeeld: Ik wil iets meemaken van magie en begeef mij daartoe geestelijk naar een plaats waar men voodoo beoefent. Nu heb ik een voorstelling van de mensen daar en van het land daar. Landschap en mensen zullen als beeld uit mijn eigen voorstelling ontstaan zijn en als zodanig slechts een symbool zijn van de werkelijke bewoners van het land en hun omgeving. Maar de handelingen van deze bewoners, die ik ook niet ken, zullen toch optreden in mijn fantasie en mij zo duidelijk worden.
M.a.w.: ook in het niet werkelijke heb ik dan een deel van de werkelijkheid erkend. Verder zal mij opvallen dat ik soms maandenlang zal moeten zoeken tot mijn voorstelling van zo’n voodoogroep reëel is.
Wanneer ik echter weet hoe de tijdsruimtelijke verhoudingen tussen mij en die andere plaats ongeveer zijn, dan kan ik reeds zeggen: Ik moet trachten zo te werken, dat jaargetijde enz., waarin deze plechtigheden het meeste voorkomen, voor mij bereikbaar zijn.
Verder hou ik dan zoveel mogelijk rekening met hetgeen mij reeds omtrent voodoo bekend is. Met deze tijdsverschillen, die voor dit ruimtelijke verschil optreden, zal ik dan gaan experimenteren. Op deze manier kun je jezelf op de duur heel veel moeite besparen. Want ook al is de voorstelling die je hebt deel van jezelf en waan, waar je daarin naar echte waarden zoekt, zul je ze eerst kunnen realiseren op het ogenblik dat de tijdsruimtelijke verhoudingen voor u een harmonie met de werkelijkheid op kan treden.
In deze soort van ervaringen kun je ook komen tot half dromen. Een half-droom is een droom waarin bepaalde delen werkelijkheid zijn, doch het grootste gedeelte uit het eigen “ik” voortspruit. Daarbij kunnen eigen werkelijkheid, ervaren in eigen wereld en harmonie met andere wereld of plaats, door elkaar gemengd optreden. Dit is meestal het begin. Een begin zal nooit een volledige realisatie zijn van een andere wereld, of toestand, compleet met een duidelijke en algehele omschrijving van heersende toestanden en feiten. Elk begin, zeker wanneer het gaat om tijd en ruimte, het betreden van andere werelden enz., berust op het ontdekken van de werkelijkheid die is verborgen in het dromen.
Dit kan het beste gedaan worden door al hetgeen in de droom ook maar enigszins bekend voorkomt, of bekend zou kunnen worden door het lezen van boekwerken e.d., terzijde te stellen.
Degene die met dergelijke experimenten gaat beginnen, lijkt wel wat op een geestelijke goudwasser. Voor een paar grein geestelijk goud, zal hij soms wagonladingen vol met dromen moeten wegwassen uit zijn bewustzijn.
Wanneer u verder uw aanvoelen wilt gaan verscherpen, krijgen wij weer precies hetzelfde: je komt iemand tegen, je weet niet precies hoe of waarom, maar je zegt: Hé, dat is iemand met die of die ziekte. Die of die gewoonte, dat of dat beroep. Je onderzoekt dit zoveel mogelijk en komt tot de ontdekking dat in deze beelden vaak een groot deel waarheid schuilt. Laat u dan niet verleiden aan te nemen, dat alles wat op deze manier tot u komt dan ook altijd waar en waardevol zal zijn. U moet zich er altijd van bewust blijven dat een dergelijk ervaren uiteindelijk niets anders is dan een waarnemen en vertalen van een dergelijk wezen in uw eigen termen.
Ook hier zult u vaak dingen aanvoelen, die op het ogenblik althans niet zo zijn. Wie van u weet waarom? Niemand?
De waarneming geschiedt, ondanks hetgeen u misschien denkt, niet lichamelijk, maar geestelijk. Dit wil zeggen dat een deel van uw wezen dat in andere ruimtelijke en tijdsverhoudingen bestaat, hier in de eerste plaats waarneemt. De waarneming zal dus in de eerste plaats zijn gebaseerd op de waarden van dit vlak en niet op basis van het stoffelijke. Verschillen in ruimte en tijd, die voorkomen bij het overgaan van een verstandelijk beleven in uw wereld en een geestelijk beleven van iets wat met die wereld gerelateerd is, zullen dus mee verwerkt zijn in de waarneming omtrent de persoon in kwestie.
U zegt bv.: Deze mens heeft een hartkwaal. Dan hoeft deze mens nog geen hartkwaal te hebben. Ik sluit hier even helderziende waarneming van stoffelijke uitstralingen uit. In het genoemde geval is het dan zeer wel mogelijk dat – al is de hartkwaal nu niet aanwezig – zij in de komende tijd zal worden geconstateerd.
Als rule of thumb hier kan gelden: Bij een dergelijke vaststelling, waarbij dus waarnemer en waargenomene zich ongeveer op dezelfde plaats bevinden, zal de verschuiving drie dagen tot zes maanden kunnen bedragen. Een verschuiving van drie dagen duidt verder op een bijna stoffelijke waarneming, een waarneming met een werkelijkheidsverschil van zes maanden duidt over het algemeen op een dieper doordringen in de geestelijke essence van de persoon.
De laatste waarneming ligt hierdoor in ieder geval altijd boven het mentale gebied. Wil men bv. in zijn beroep gebruik maken van deze waarden, dan houdt men er rekening mee, dat alleen die sensitieve waarden betekenis voor u hebben die tenminste voor 1/3 door de thans bestaande feiten bevestigd kunnen worden. Is er geen bevestiging van tenminste 1/3 van deze waarden in het leven te vinden, dan dient men de ervaring voor zich te verwaarlozen.
U begrijpt wel waarom ik dit zeg? Voor alle handelen in en met mijn wereld moet altijd een minimum redelijke basis aanwezig zijn. Zo lang die niet bestaat, kan ik toch niets doen. Alle invloed moet eerst kenbaar zijn in mijn eigen wereld, voor ik redelijk verantwoord en daadwerkelijk in kan grijpen.
Mediteren is een schone zaak. Maar een meditatie is een ontrukking aan de werkelijkheid onder beheersing van geleide gedachten. Dit houdt in: dat hetgeen aangevoeld wordt hierbij, nooit zo verwerkt kan worden in de waarden van uw eigen wereld. Het houdt tevens in: dat volgens uw wereld geen juiste waardering is te vinden voor hetgeen u tijdens uw meditatie of contemplatie beleeft.
Bij de meditaties is het de eigen activiteit die een verschuiving t.o.v. de werkelijkheid doet ontstaan.
Dit positieve denkproces brengt met zich dat geestelijke waarden tijdelijk in de stof worden gelegd, doch dat deze daar gedurende een normale toestand niet aanwezig kunnen zijn. De meditatie dient tot versterking van de gehele persoonlijkheid, doch kan nooit gebruikt worden als een basis voor acties in eigen, of andere werelden.
Een contemplatie is een beschouwen, waarbij het volkomen willekeurige ervaren van het contemplatieve proces – waar de beschouwing geleid wordt, doch vanuit het “ik” beperkt blijft tot het vastleggen en houden van een beeld – brengt met zich dat wat hier ontvangen wordt een geestelijke waarde is, die uiteindelijk in de eigen wereld wel gerealiseerd kan worden, doch daar niet omschrijfbaar is. Het onomschrijfbare maakt het hier onmogelijk zonder meer stoffelijk in te grijpen.
Toch kan uit de contemplatie een bewustzijn ontstaan, waarop met geestelijke waarden gereageerd dient te worden. U bent nog niet zover gevorderd. Ik geloof dan ook niet dat het zin heeft thans verder te gaan met een uiteen zetten van de verschillende werkingen.
Ik begin er meer vertrouwen in te krijgen en begin er een lijn in te zien. Maar daarom ben ik nog niet iets gevorderd.
Wanneer u een lijn begint te zien, dan bent u ook iets gevorderd. De meeste mensen zien hier helemaal geen lijn in. Wij beginnen dan maar weer met het eenvoudige A B C van de geestelijke ontwikkeling.
Kunt u allen 10 minuten spenderen aan meditatie en nog eens 10 minuten aan contemplatie? Over een hele maand dus tenminste 20 minuten? Ja? U bent bereid dit werkelijk te doen? Dan geef ik u het volgende als een onderwerp voor meditatie: Tijd.
Ik hoop dat u in de korte periode dat u hierover mediteert, reeds in staat zult zijn uzelf te realiseren dat tijd geen werkelijkheid is, ook niet voor u, ook niet op het ogenblik. Mediterende zou u voor uzelf vast moeten stellen dat tijd absoluut irreëel is, zodat wij, wanneer wij de tijd als maatstaf aanvaarden, dit alleen doen als middel tot overeenstemming met anderen in onze wereld, die de waan tijd nog steeds als een belangrijk element in hun leven zien. Realiseer u dat er voor u altijd tijd genoeg is.
In contemplatie zou ik gaarne het volgende kort door u gerealiseerd zien. Kunt u het niet helemaal, dan is dit niet zo erg. Maar u moet het toch proberen: Er is geen tijd.
U begint te contempleren en zegt a.h.w.: “Tijd sta stil.” Alle leven rond u houdt op. U staat in deze eenzaamheid, u ervaart het leven als een vast beeld zonder enige verandering.
Verder geef ik u de raad om zowel na de meditatie als na de contemplatie voor een open venster, of in de buitenlucht, even rustig maar diep adem te halen. Als u kunt, geeuwt u er maar een paar keer stevig bij. Ook dit heeft zin. Waarom zal ik u later misschien wel eens vertellen.
Dit zijn dan de persoonlijke oefeningen. Verder krijgt u van mij de volgende proef: Probeer van elkaar – ieder neemt dus een van de aanwezigen, zonder daar te voren over te spreken – in de geest te bezoeken. Tracht dan in de geest een bepaald iets vast te stellen. Ieder kan zich het onderwerp van de proef kiezen.
Ik zou u echter willen raden: let bv. op de plaatsing van bloemen, of andere niet permanent op één plaats blijvende voorwerpen in een vertrek in de woning van een van de deelnemers, waar u in de periode voor de proef enige tijd niet aan huis komt. Probeer zoiets op te merken, noteer voor uzelf zo mogelijk ongeveer de tijd waarop de waarneming werd gedaan, of meende te doen, en controleer een volgende keer, desnoods onder geheimhouding, of er iets van dit waargenomen beeld juist is. Degene die hier de bevestiging moet geven, zal daarbij dan na dienen te gaan of ongeveer tot op een week afstand van het genoemde tijdstip een dergelijke situatie inderdaad heeft bestaan.
Ik neem aan dat reeds nu door de groep als zodanig een gemiddelde juistheid van 50 % bereikt kan worden, sommigen zullen dus geheel falen, anderen zullen bijna juist zijn, of slechts een kleinigheid mis hebben.
Bij het doen van deze proef heeft u het zo gemakkelijk mogelijk, u kent de persoon en kunt u daar dus reeds op instellen. Hoe minder u weet van zijn woning en de inrichting daarvan, hoe overtuigender uw resultaat zal kunnen zijn.
Een tweede, geheel andere proef is al even simpel: probeer met gesloten ogen licht te zien. Dat licht heeft kleur. Wanneer u kleuren heeft gezien, legt u dit vast en vertelt mij dit een volgende keer. Ik zal u dan vertellen welke invloeden bij u werkzaam waren en waarom u dit zo beleefd. Ik geef u deze eenvoudige proeven niet zo zonder meer. Wij zijn nl. weer op een ogenblik gekomen, waar deze groep of zeer ver door moet gaan, dan wel de leringen in deze vorm op moeten gaan houden.
Wij persoonlijk vinden het erg prettig, wanneer u in staat zou blijken heel ver te gaan. Bij dat heel ver gaan, moeten wij op een gegeven ogenblik redelijke elementen uit gaan sluiten.
Dit houdt in: u moet eerst ervaringen gehad hebben, waar anders geen begrip mogelijk is. Daarom deze proeven. Lukt het ons een minimum aan reacties te krijgen, dan gaan wij verder door.
Ik laat het hier vanavond bij.
Wilt u nog even het verschil definiëren tussen meditatie en contemplatie?
Meditatie is een overwegen, waarbij men een bepaald onderwerp volgt tot een bepaalde ontwikkeling, bv. tot zijn bron, of beschouwt in een verdere ontwikkeling dan de huidige, dan wel zijn consequenties.
De meditatie vat een reeks begrippen samen en brengt deze gezamenlijk in verband met het onderwerp van de meditatie. Tijdens een contemplatie beschouwt men een onderwerp en sluit zoveel mogelijk alle andere gedachten en invloeden uit. Het is een beschouwen.
Voorbeeld: Een roos. Meditatief: Knop. Zon komt, knop barst open, kleuren. Het licht is gevangen in de roos. De kelk sluit zich. Komt het licht weer, dan gaat ook de roos open. Er is een leven in. Dit leven reageert op het licht van de zon. Hoe is dit leven?
Dit is dan een meditatie, maar nu hetzelfde contemplatief: Ik zie een roos.
Die roos groeit niet uit een knop. Die roos is. Zou er een entiteit in leven? Neen. Ik zie een roos.
Dus alleen beschouwen, zonder verder te denken. Begrijpt u? Daarin ligt het verschil. In het contemplatief beschouwen wordt het wezen van het beschouwde zonder overwegingen, of redelijke processen in het eigen wezen opgenomen.
Bij meditatie wordt het wezen van de dingen overwogen en blijft ons dus vreemd, maar kunnen wij dan vanuit ons standpunt de betekenis ervan begrijpen. Om het anders te zeggen: Meditatie is een actief denken. Bij contemplatie is het “ik” passief, nadat het onderwerp van de beschouwing is gesteld. In het zien van de roos ligt het passief zijn. Daarom mag er voor ons dan niets anders meer zijn dan de roos.
Dus contemplatie is “stating a fact”.
Een feit vaststellen. Eigenlijk meer dan dat. Voor jezelf een feit stellen. Niet vaststellen, omdat het geheel reëel is voor onze wereld. Voor het “ik” gaat in feite vaak het vaststellen van een buitenzinlijk feit ermee gepaard. Dus: u stelt in de contemplatie een feit of voorwerp dat niet met de gedachten wordt gerealiseerd, maar met geheel het wezen wordt ondergaan.
Is dit dan juist? Hoe bewuster een geest is, hoe meer tijdsruimtelijker ervaringen zij heeft doorgemaakt zowel in verleden als in toekomst?
Ja, ik zou het toch liever anders formuleren: Hoe bewuster een geest, hoe groter het aantal tijdsruimtelijke elementen en dus belevenissen die hij in een ogenblik binnen zich samenbrengt. Voor bewustzijn is dus het criterium: wat er binnen mij bewust gebeurt.
Kosmische waarden in het stoffelijke leven
Wij kunnen gaan spreken over een onderwerp naar uw eigen keuze.
Iets over kosmische waarden in het stoffelijke leven.
De kosmische waarden in het stoffelijke leven zijn meestal de dingen die je niet begrijpt, maar die je toch ondergaat. Kosmisch noemen wij die waarden die te allen tijde en in alle werelden gelijkelijk gelden.
Een kosmische waarde is dus een waarde die in het Goddelijke ligt en als zodanig in alle dingen gelijkelijk geuit is. In het menselijke leven komen dus de kosmische waarden ook wel degelijk tot uiting, maar alleen in verband met het stoffelijke leven, want daarnaast bestaan weliswaar de kosmische waarden die geestelijk geuit ervaren worden, maar die kunnen nu juist weer niet stoffelijk gerealiseerd worden.
Je kunt dan zeggen dat in feite de situatie ongeveer als volgt ligt: een deel van het Goddelijke is geuit als materie. Dit is kracht die gehoorzaamt aan wetten die alles samenhouden. Daartegenover staat de geest die alles juist uit en van zich werpt.
Stof is een soort verzamelaar. In het stoffelijke leven verzamelt de mens ook. In dit verzamelen van feiten, gegevens en ook nog wel eens andere dingen; de één verzamelt geld, de andere meisjes, een derde postzegels.
Ieder heeft zo zijn eigen aardigheid op dat gebied. Ik kom misschien ook nog wel eens in aanmerking wanneer iemand rare postzegels gaat verzamelen.
Echter eenieder verzamelt. Daarin legt hij waarden voor zichzelf vast die hij zal blijven behouden en dan ook bij elke uiting weer mee in de stof zullen worden geuit. Daar zijn zij belangrijk als ervaring, terwijl zij buiten de stof minder belangrijk zijn en dan ook minder kracht of algemene geldigheid hebben geuit. Wanneer je het dus wilt hebben over kosmische waarden in het stoffelijke leven, dan kun je in de eerste plaats zeggen: Het zijn waarden die bij elke materialisatie, bij elke terugkeer in het stoffelijke en van vorm vast, weer op zullen treden en daar het leven verder zullen regeren. Naast deze zuiver stoffelijke uiting van kosmische waarden liggen er nog enkele waarden die eigenlijk meer geestelijk zijn, maar in de mens reeds ten dele tot uiting komen. Gedeeltelijk tot uiting komen dan de volgende waarden:
In de eerste plaats: Alles wat geuit wordt, blijft behouden. De geestelijke waarde die het buiten zich moet stellen om het voor zichzelf tot werkelijkheid te maken, geldt ten dele ook reeds voor de mens. Dit komt tot uiting in zijn idealen, zijn streven naar bewustwording.
Dan kennen wij geestelijke waarden van oorzaak en gevolg. Het gekke is dat in de stof oorzaak en gevolg niet 100% door te voeren is, omdat daarbij toevalsfactoren op kunnen treden in de vorm van niet van te voren overziene invloeden en factoren en wij in de geest oorzaak en gevolg volledig logisch en rechtlijnig zien uitgedrukt. Het feit dat de mens zich dit realiseert, brengt de strijdigheid tussen geestelijk bewustzijn en stoffelijk bestaan vaak tot verschillen van zijn. Wanneer de mens nl. innerlijk verschilt van zijn uiterlijk beleven en niet in staat blijkt tussen deze beide een voldoende harmonie te vinden, kun je zeggen dat oorzaak en gevolg rechtlijnig werken in zijn geestelijk bewustzijn, maar dat dit niet tot uiting kon worden gebracht in zijn stof.
Hierdoor werden waarden geschapen die elke verwerkelijking van hetgeen zijn geest verlangde, onmogelijk werd gemaakt.
Voorbeeld: Stel je de geest voor als iemand die een avond gezellig uit is geweest. Hij wil een zoute haring hebben, maar nergens is een haringkar in zicht. Nu moet hij genoegen nemen met een kroket, maar wordt hij misselijk van omdat hij die feitelijk niet lust. De geest heeft zich voorgesteld in de stof een bepaald iets te verwerkelijken. Dat zij deze wens had, was het directe gevolg van haar eigen toestand, maar zij kon deze niet verwerkelijken, omdat zij de verkeerde weg is ingeslagen.
Het resultaat is dan: dat zij innerlijk hunkert naar de verwerkelijking van hetgeen waarvoor zij eigenlijk incarneerde. Aan de andere kant moet zij nu maar genoegen nemen met hetgeen zij nu krijgen kan. Is zij in staat om over dit verschil heen te stappen, dan is het voor haar mogelijk een universele kosmische waarde praktisch te beleven.
Wanneer de eenheid in de verdeeldheid wordt gerealiseerd, zal de eenheid het werkelijke wezen van de eenheid ook in de verdeeldheid uitdrukken.
Alle dingen hebben een grondwaarde. Deze grondwaarden danken zij aan het feit van hun ontstaan. Alles komt nu uit één bron voort. Je kunt dus zowel stoffelijk als geestelijk zeggen dat elk wezen in zich in de eerste plaats de eigenschappen bergt van het eerste wezen van zijn type.
Dit geldt ook voor de geest, want ook de geest is voortgekomen uit een bepaalde vorm van bewustzijn. Er zijn meerdere geestelijke bronnen, maar alleen de menselijke geest kan worden teruggevoerd op één bron. Vandaar is de ontwikkeling van het mens-zijn begonnen.
De menselijke geest zal altijd nog de eigenschappen van deze bron in zich dragen. Op het ogenblik dat je je dit realiseert, zul je je eigen grondeigenschappen kunnen herleiden tot iets wat voor jou enigszins begrijpelijk is, maar dan heb je je de bron en kernwaarde van alle gelijksoortige delen van de Schepping ook gerealiseerd.
U zegt: dat de geest zich met een bepaald doel incarneert. Waarom kennen wij die reden eigenlijk niet? Ik zou willen vragen: Weet u waarom u geïncarneerd bent en wat u onder vroegere levensomstandigheden geleerd heeft? Wat was uw ervaren?
Wanneer ik hierop een goed antwoord wil geven, dan moet ik heel lang teruggaan. Er is een tijd geweest dat ik priester was. Ik had toen de kans om geestelijk aardig hoog te komen, maar ik had toch een fout die niet bepaald priesterlijk was. Ik had meer eerbied voor mijn maag, dan voor het altaar. Nu was het wel een heidens altaar, maar ik had ook altijd een heidense eetlust. Het resultaat was, dat ik met een soort van honger overging. Ik bleef verlangen naar bepaalde genietingen die zuiver stoffelijk waren.
Als gevolg zocht ik, toen ik weer incarneerde, iets wat aardig in de richting scheen te liggen van hetgeen ik zocht. Ik werd herbergier. Maar dat was ook niet wat ik had verwacht, want
de gasten aten het beste op en ik kon met de restjes genoegen nemen. Als resultaat kwam ik van mijn gulzigheid aardig af.
Toen ik echter later weer moest gaan incarneren, moest ik mijzelf in een positie gaan plaatsen, waarin de dingen die mij vroeger steeds weer op een dwaalspoor hadden gebracht, zoals aanzien, geld begeren, herbergier enz., niet mogelijk leken.
Toen incarneerde ik in een arme familie. In de tweede plaats zocht ik het zo uit dat ik niet ondanks dat, toch nog een plaats van veel aanzien zou kunnen bereiken. Zodoende koos ik een gezin dat bepaalde elementen bezat die de mensen niet waarderen, maar die mij toen aantrekkelijk leken. Ik kon toen ook niet weten, dat mijn vader mij in een dronken bui zou laten vallen en vanaf dat ogenblik als een zeer bijzondere noot in het landschap over ‘s Heren wegen zou moeten wandelen. Eigenlijk meer dóór, dan over, want ik heb heel wat door de modder gebaggerd.
Daar had ik dus niet op gerekend. Maar wat kwam daaruit voort? In plaats van het aanzien dat ik vroeger wel had gehad, moest ik mij nu gaan verdedigen tegen spot en minachting. Al had ik dat zelf niet van te voren zo bekeken. Op deze manier werd mijn overgrote zelfwaardering wel hard gecorrigeerd.
In de tweede plaats was ik niet rijk. Integendeel! Ik leidde een betrekkelijk armelijk leven. Ik moest dus leren tevreden en gelukkig te zijn met al wat het leven mij gaf. Zonder geluk kan een mens niet leven.
M.a.w. ik leerde zo de waarde juist van de kleine dingen kennen. Juist omdat ik zo weinig geld had en een kleine munt voor mij veel betekende, kreeg ik soms een minachting voor het vele geld.
Dat klinkt misschien vreemd, maar als je dan anderen ziet, die veel meer hebben dan jij, en merkt dat zij daarmee maar net zo gelukkig en ongelukkig zijn als jij met een klein beetje, dan zeg je op de duur: “Rijkdom? Wat heb je er aan?” Zodoende ben ik ook van mijn bezitszucht afgekomen. Ook het vertroetelen van maag en andere lichaamsdelen heb ik afgeleerd.
Toen ik priester en herbergier was….. nu ja, laten wij het maar zo zeggen: Toen ik herbergier was, was het dienstmeisje daar nog lang niet de nette en degelijke serveuse van deze dagen. Mijn gestalte in de laatste incarnatie heeft mij ook geleerd het zonder dat te stellen. Ik heb geleerd wat het is zonder al deze dingen te leven.
Uit de laatste periode heb ik dan ook een behoorlijke dosis sarcasme en misschien ook wel cynisme overgehouden. Door mijn vroegere stoffelijke ervaringen zal ik waarschijnlijk al in staat zijn deze eigenschappen hier in de geest te overwinnen.
Misschien moet ik nog eens terug. Ik zou het helemaal niet zo erg vinden, omdat ik weet dat het tenminste resultaten geeft.
Om het in de termen te zeggen: Het is misschien niet prettig wanneer ze je gaan opereren. Maar als je nu weet dat je dan ook helemaal gezond zult zijn, zeg je: Ik neem dat op de koop toe… Zo ga je ook over een reïncarnatie spreken en denken.
Nu wil je natuurlijk weten wat ik dan geestelijk precies gewonnen heb in al die incarnaties.
In de eerste plaats: geestelijk bewustzijn.
Punt twee: Ik heb geleerd dat geestelijk streven en hangen aan stoffelijke goederen niet samengaan. Verder heb ik geleerd dat je op een zuiver stoffelijke basis niet gelukkig kunt leven en dat je ondanks alle ongelukken en tegenslagen altijd nog wel wat vreugde en plezier in het leven kunt vinden.
Uit alle beleven heb ik op de duur een wereldbeeld gekregen dat….. maar laat ik niet gaan filosoferen.
Voor mij is het leven op aarde een beeld van het innerlijke leven. Wanneer je op aarde leert vele dingen prijs te geven en er niet naar te grijpen, tenzij zij toevallig op je weg komen, dan ken je geen zorgen en geen ongeluk. Hoe minder je nodig hebt, hoe meer je hebt. Dat wat je dan krijgt, betekent immers dan veel intensere vreugde.
Als je alleen maar eet, omdat je honger hebt, dan zegt het goede eten je niet zo veel. Wanneer je alleen maar eet, zonder te weten wat eigenlijk honger is, dan heb je er ook niet veel aan. Maar als je honger hebt, kun je het goede waarderen. Maar je kunt even gelukkig zijn met een korst brood als met een uitgelezen schotel. Zo geniet je zowel het goede van de wereld, als van het simpele leven.
Wie het eenvoudige, zowel als het complexe kan waarderen, raakt zelf zijn complexen kwijt. Die gaat niet meer de wereld veroordelen, die is al tevreden dat hij leeft.
Dit lijkt misschien niet bepaald een groot doel. Maar wanneer een mens tevreden is om te leven, alleen maar omdat hij bestaat, kan al hij gelukkig zijn, dan komt hij zo dicht bij God.
Wanneer je niet steeds met jezelf bezig bent, dan ligt de wijsheid en het inzicht overal dicht voor je gezaaid. Dan leer je dus de dingen, die je reeds vroeger altijd rond je hebt gehad, maar nooit bemerkte, eindelijk eens te gebruiken.
Voor mij is eigenlijk alle leven met al zijn incarnaties niets anders geweest dan het lesje: Wil je gelukkig zijn? Dan moet je die kant uit…… Ik hoop dat ik het zover heb geschopt dat ik in staat zal zijn alles, wat ik nu in de geest heb geleerd, ook later in de stof toe te passen, wanneer dat noodzakelijk zou blijken. Het leven heeft dus wel degelijk een doel. Maar je moet het altijd vanuit jezelf gaan bezien en gaan zeggen…
Eerst buiten deze wereld kun je je dus realiseren dat dit mijn leven was. Dat is het resultaat en dat is de slotsom?
Laten wij zeggen: Het leven is net een winkel. Wanneer je alles regelmatig bijhoudt, kun je steeds wel ongeveer weten hoe je er voorstaat, vooral wanneer je zo nu en dan eens een kleine balans maakt. Maar het is pas de jaarbalans, die je duidelijk maakt dat je een goed of kwaad jaar hebt gehad en je over de werkelijke toestand over dat jaar pas een werkelijk overzicht geeft. Iemand die bewust is, of ten dele bewust is, kan in het leven vele dingen al aardig overzien, maar de ware betekenis en de juiste verhoudingen vind je pas na de overgang.
Wanneer de winkelier steeds maar weer zijn tijd door zou brengen met het maken van balansen, zou hij geen tijd hebben om te handelen. Wanneer u in staat zou zijn de werkelijke betekenis van alle dingen te overzien en u zou het werkelijk gaan overwegen, dan zou u gewoon geen tijd meer overhouden om nog te leven.
Had ik het tenminste maar gedeeltelijk.
U doet mij aan een kind denken. Die eten ook drie ijsjes en zeuren dan nog om een vierde. De buikpijn die daarvan komt, nemen zij dan op de koop toe. Maar dan hebben de ouders er de last van. Wanneer je nu eens alles zou weten omtrent het doel van je leven, weet u wat dan het beroerde is? Dan moet je ook alles omtrent jezelf en jezelf zien zoals je werkelijk bent. Dat te moeten doen, terwijl je nog leeft, zoals je leeft, is meestal een pijnlijke kwestie.
Het is leerzaam, vindt u? Dat is jezelf ophangen ook. Dan weet je tenminste wat die benauwdheid werkelijk kan betekenen, maar daarom doe je het nog niet. Het kon ook wel erg leerzaam zijn om een pak slaag te krijgen. Maar ik doe het liever toch maar zonder.
Wanneer het noodzakelijk is, dan krijg je je lesje wel. Dan moet je het je wel realiseren, of je dat nu wilt, of niet, zolang het nog zover niet is, wees maar blij dat je het zonder dat kunt doen.
Op het ogenblik kun je je hele leven niet overzien. Je zou toch alleen maar over de kleinere stukjes balans maken. Daardoor krijg je mede al een vals beeld, waardoor je na de overgang nog voor veel grotere verrassingen komt te staan dan nu het geval zal zijn.
Zelfkennis is goed. Maar alles weten vanaf het begin van je bestaan enz., is op aarde alleen maar ballast.
Op aarde ben ik ook eens op die manier begonnen. Ik begon met sierspelden en sieraden voor de boerinnen, toen dacht ik, dat ik ook wat potten en pannen mee moest nemen. Voor ik het wist, zat ik met een hondenwagen opgescheept, gaf veel meer geld uit dan goed was en verdiende veel minder. Dus had ik meer zorgen.
Zo zou het u ook wel eens kunnen gaan wanneer u uw zin kreeg. Verlang er toch niet naar te weten wat er nog achter een sluier ligt. Het is niet voor niets zo gesteld, dat je dit nu nog niet weet. Vele mensen zien een God achter een sluier. Zij gaan dan zeggen: Ik wil weten wat er precies achter is. Trekken zij die sluier weg, dan schrikken zij zich dood. Later zijn zij dan boos op die God, omdat zij overleden zijn.
Met al deze dingen is het altijd meer nieuwsgierigheid dan noodzaak.
Wanneer je op het ogenblik alleen maar probeert om in de omstandigheden waarin je verkeert en met de middelen die je hebt, zo goed mogelijk leven, dan heb je je handen vol. Neem dat maar van mij aan.
Zo, dat was dan even een persoonlijke noot. Ik ben niet gewend mijn eigen leven en doen over de tong te laten gaan. Ik ben beter geschikt om anderen over de tong te laten gaan, want daarvoor bezit ik voldoende scherpte.
Laten wij daar over zwijgen. Henri is de clown, die zich langzaam bekeert. Laat Henri dan maar blijven. Menige clown preekt met zijn dolheden beter dan dat een dominee op de kansel dat kan. Van de clown verwacht men dwaasheid. Komt er dan toch een stukje wijsheid, dan letten zij op. Maar als de dominee zijn wijsheid staat uit te bulderen met vol geluid, dan zeggen zij alleen: “Mooi”. Maar zij denken er niet bij. Want het komt van de dominee, dus is het wijsheid. Nu ja, dat denken zij dan.
Reïncarneren dieren weer in dezelfde soort, of verbetert zich het ras?
Het ras verbetert zich althans daardoor niet. Maar de eendagsvlieg van gisteren is misschien het lievelingshitje van vandaag, het renpaard van morgen is misschien de mens van de toekomst. Er is niet zoveel verschil tussen mens en dier. Spreek je over een veredelen van de persoonlijkheid, dan kun je gaan vechten over de vraag wat edeler is: een paard of een mens?
Vele mensen zeggen dat de dieren beter zijn dan de mensen.
Dat is een stommiteit. Want de mens die zegt dat de dieren beter zijn dan de mensen, bedoelt meestal dat de dieren beter zijn dan alle mensen, behalve zijzelf.
Ik heb daar een voorbeeld van meegemaakt: een boerin in de buurt van Naarden. Als je ooit een zuur varken hebt gezien, dan was zij er zo één. Nu kwamen er ook wel eens heren voor de jacht. Als die heren er waren en ik kwam toevallig langs, dan was het: “Och, daar komt die arme man weer. Kom erin, man, drink een kommetje koffie.” Dan kocht zij garen en band van mij en probeerde mij onopvallend nog een paar centen af te pingelen. Maar als er geen bezoek was, dan heette het: “Ga jij maar door, hoor. Ik heb niets voor landlopers.” Je vindt het overal.
Zo zijn er mensen die vol goedertierenheid zijn zodra er visite in huis is. Maar, o wee, als zij weer de deur uit zijn. Al die typen proberen zich beter voor te doen dan zij zelf zijn. Wie kon je er beter voor nemen om jezelf goed te laten als een arm dier?
Een arm dier kan niets eens tegenspreken. Maar menige mopshond, die vervettend dood getroeteld is, zal zijn bazin ook wel eens hebben zitten verwensen. Menige kat geeft ook alleen maar kopjes in de hoop dat zij daardoor wat meer vrijheid zal krijgen.
Het verschil tussen mens en dier begint anders meer en meer te vervagen. Veel mensen willen wel een poesje in huis hebben, als er maar geen poezenkinderen van komen. Menigeen wil nog wel inwoning op een paar kamers hebben, wanneer er maar geen enz.
Neen, er is vaak minder overeenkomst tussen mensen en dieren, dan men over het algemeen toegeeft. Het zijn niet alleen ezels die balken. Integendeel. Wanneer je menige mens hoort balken, denk je: wat een ezel. Zou hij het zelf nu niet snappen dat het onzinnig is?
Verder heb je nog stieren van kerels. Wie zou er tegenwoordig willen beweren dat hamsters alleen maar dieren zijn. Neem kraaien: die vliegen op elk dingetje af dat glimt.
Als je het nu toevallig over dames hebt…… Misschien niet complimenteus tegenover de dames, maar aan de andere kant een compliment. Want ik neem aan dat zij zelfkennis en inzicht genoeg hebben om te begrijpen dat ik niet helemaal ongelijk heb.
Nu gaan wij nog een paar definities spuien.
Magie. De kunst om zonder hulpmiddelen dat te doen, wat een ander met hulpmiddelen misschien, of zelfs helemaal niet kan doen. Er bestaan natuurlijk ook mensen die denken: magie is een drukfout, want dat goed koop je alleen maar in flesjes.
Soekarno. Een mens die, indien hij evenveel hersenen had als hij woorden sprak, verder gekomen zou zijn dan hij nu ooit komen zal.
Inwijdingsschool. Zij bestaat uit mensen die een zo wijds inzicht hebben in hun mogelijkheden, dat zij een inwijding zoeken, maar zich vaak zo onvolledig wijden aan het zoeken naar inwijding, dat zij er niet in slagen dat wat zij zoeken ook te vinden.
Dat is gemakzucht.
Ik neem dit niet voor mijn rekening. Laten wij het beleefder zeggen: Zij hebben er haast geen tijd voor. Het is dus niet: Wie hier binnenkomt laat alle hoop varen, maar je zou wel kunnen zeggen: wie hier binnen komt voor resultaten, moet een beetje kunnen schipperen. Nu dat is een vergissing. Ik zou haast zeggen: lieve vrienden ….
Dat is zeker sarcastisch bedoeld?
Juist niet. Dat is de vergissing. Maar je moet het wel weten: hoe? Op mijn manier ben ik werkelijk op jullie gesteld. Bovendien: ik waardeer dat u mij waardeert, ofschoon het mij niet zou deren indien u mij minder zou waarderen, waar ik mijzelf meestal minder waardeer dan u mij waarderen kunt. Gezien het feit dat mijn manier van spreken u niet schijnt te deren en u dus ook dit wilt waarderen, ja, zelfs deze waardering uitspreekt, kom ik er, dankzij uw waardering, misschien nog toe ook mijzelf steeds hoger te waarderen.
Soms zou ik u willen nadoen, maar ik doe het maar niet.
Dat kan ik dan waarderen, want degenen die andere imiteren, geven daardoor blijk van een gebrek aan originaliteit. Dit wil weer zeggen: gebrek aan persoonlijkheid, persoonlijkheidsuitdrukking en persoonlijke ontwikkeling. Een imitator kan soms veel lijken, maar zal op het gebied, waar hij imiteert, nooit veel zijn.