uit de cursus ‘ Kosmische leringen ‘ ( hoofdstuk 9 ) – juni 1973
De basis van alle innerlijke beleving is de aanvaarding van een werkelijkheid, die niet in de materie bewijsbaar is. Om te komen tot een juiste waardering van die innerlijke werkelijkheid dient men zich te realiseren, dat deze werkelijkheid wel verder kan gaan dan het menselijke begrip, maar dat zij niet tegen dit begrip in kan gaan. Het is belangrijk, dat we juist dit punt niet uit het oog verliezen. Het is gemakkelijk genoeg om een eind weg te dazen over oneindigheden. Wij zijn echter allen deel van dezelfde werkelijkheid. Wat wij kennen van die werkelijkheid moet in het geheel passen. Dat wil zeggen, dat die werkelijkheid in haar geheel nooit strijdig kan zijn met datgene wat we hier als deel kennen.
De leermeesters, die zich daarmee hebben beziggehouden hebben dat allen op hun eigen manier gedaan. Wij kennen b.v. de christelijke leer met haar eigen vormen van denken, filosofie en mystiek. Men zou zeggen; dit is in wezen toch wets- mystiek.
In het christendom, wat dat betreft ook in het semietisch denken, is er sprake van een aantal regels en wetten. Het hoe en het waarom behoeven wij ons niet af te vragen. Er zijn regels en wetten en het is onze taak om ons daaraan te houden. De beleving, die verdergaat dan het menselijke, kan alleen worden bereikt krachtens een zich binden aan die wetten, a.h.w. een volledig beleven van die wetten.
Daar staat tegenover het oosters denken, dat we misschien beter kunnen noemen: het lotsdenken. Daar stelt men:
Je bent deel van een totaliteit, hoe dan ook. Daarin wordt je betekenis niet bepaald door het beeld van jezelf, maar door die totaliteit. Daardoor ben je onderworpen aan een lot, want je visie strookt niet met de werkelijkheid waarvan je zelf deel bent. Dit wordt ook vaak maya (begoocheling) genoemd. Op het ogenblik, dat ik dit lot aanvaard en er het beste van maak, zal ik juist hierdoor bepaalde krachten en misschien ook visioenen of andere belevingen in mij ervaren.
Dit is een belangrijke tegenstelling. In het eerste geval stel ik de afhankelijkheid van wetten. In het tweede geval echter stel ik de aanwezigheid van een werkelijkheid, die ik alleen behoef te ontdekken. In het ene geval is het een beloning voor gehoorzaamheid die ik verkrijg. In het andere geval is het gewoon een zelfontdekking die zich voortzet in een kosmische ontdekking, beleving en openbaring.
Als u deze punten in het oog houdt, zijn de schijnbaar strijdige citaten die hierna volgen misschien gemakkelijker te verwerken.
“De Heer schept ons en geeft ons Zijn wetten. Het is niet aan ons te vragen naar het waarom van deze wetten. Wel is het aan ons om achter deze wetten de werkelijkheid van God te erkennen. Een volgeling van Thomas van Aquino heeft dat gezegd. Daar stel ik tegenover.
Wij zijn deel van het Al. Zodra wij de begoocheling overwinnen, zullen wij door deze overwinning de werkelijkheid waarvan wij deel zijn aanvaarden. Het is deze werkelijkheid waaruit het geheel van ons bestaan en het geheel van al het zijnde, ook zonder de dwang tot de daad, beleefbaar wordt.”
Oosters: Dit staat tegenover een uit het christendom afkomstig; maar in wezen toch ook wel westerse stelling. Ik meen, dat men daarmee rekening moet houden, ook als men wordt geconfronteerd met het denken aan b.v. kosmische waarden.
Als wij spreken over kosmische wetten (ze bestaan inderdaad), dan spreekt dat de westerling onmiddellijk aan. Er zijn regels, er is iets om je aan vast te klampen, er zijn bepaalde inhouden en als je daar op de juiste manier doorheen manoeuvreert, komt alles in orde. Dan is de westerling onmiddellijk bereid om de wetten te erkennen, ze toe te passen en daarnaar te leven. Aan de andere kant vraag je je wel eens af: waarom?
Als er een kosmische wet is, dan behoef ik haar niet eens te begrijpen, ze is er toch wel. Ik kan mij er niet aan onttrekken, want een kosmische wet is zo machtig, zo sterk, daar kan ik mij als enkeling niet aan onttrekken of mij van ontdoen. Waarom zou ik mij dan met zoveel nadruk aan die wetten wijden? Toch is voor de westerling de wet iets heel belangrijks.
Daar tegenover staat dan de oosterling met zijn denken, waarin hij in wezen de eenheid van het Al, het opzweven naar een erkende daadloosheid als het voornaamste punt stelt. Of er wetten zijn of niet, dat gelooft hij dan wel. Zeker, er zijn voor de mens bepaalde paden, bepaalde steunelementen in de schepping waaraan hij zich kan vasthouden, als het nodig is. Maar het is niet zo dat hij zegt; Dit is de weg; of: dit is de wet. Hij zegt gewoon: In mijzelf vind ik werkelijkheid.
De leermeesters, die zich met de verschillende soorten van denken hebben beziggehouden, vinden vreemd genoeg toch ergens een overeenkomst.
Als wij denken aan de voorstelling, die uit het semitisch denken stamt, de Levensboom, dan komen we terecht bij de kroon (Kether), het verblindende Licht. Er is een ogenblik, dat alle werkelijkheid wordt uitgeblust door het licht dat wij ervaren. En dat is nu precies hetzelfde wat langs een heel andere weg de oosterling bereikt.
“Er zijn vele paden, die wij moeten gaan!” roept de leermeester uit en hij spreekt over de verschillende krachten die wij moeten doorleven, de paden, de wegen, de noodzakelijke keuze zelfs tussen de verschillende wegen, die er voor ons bestaan. Terwijl een andere zegt:
“Ach, is het niet belangrijker om één te zijn met het kloppend denken dat de totaliteit in zich draagt dan wegen te volgen, die eigenlijk de beperkingen kennen, die aan ons inhaerent zijn?” Zij hebben beiden gelijk. Hier zitten we met een grote moeilijkheid.
Als wij proberen kosmische lering te geven, mystiek te denken, dan zijn we zo geneigd te vragen: Waar ligt nu de wet? Geef mij nu eens even precies de regeltjes, dan zal ik het doen en komt het in orde. Maar het nare is: als je die regels krijgt, dan weet je nog niet wat je ermee moet doen.
Als ik b.v. denk aan de leringen van Jezus. Overigens was een deel ervan al bekend in de Esseense leringen, die reeds bestonden voordat Jezus er was. Wij worden dan geconfronteerd met b.v. de ‘zaligsprekingen” en dat je je naaste moet liefhebben. Wij zeggen dan: Dat is een waarheid, want dat heeft Jezus gezegd. Maar wat heeft Jezus eigenlijk daarmee gezegd? Heb uw naaste lief. Wie is mijn naaste? Ik kan natuurlijk naar gelijkenissen grijpen. (In de Parabelen heeft u pas het een en ander daarover gehoord.) Degene, die mijn hulp nodig heeft, is mijn naaste. Is dat nu wel waar? Degene, die mij helpt, is ook mijn naaste. Naaste is dus niet eenvoudig een mens, zoals ik: Neen, het omschrijft een relatie. En nu ligt het er maar aan, wanneer die relatie ontstaat. Ik kan mij voorstellen dat iemand, die u helpt wanneer u in moeilijkheden zit, uw naaste is. Maar als hij b.v. een ambtenaar van Sociale Zaken is en ambtshalve optreedt, is het de vraag, of hij uw naaste nog wel is? Het is heel moeilijk om zelfs uit deze leringen een mooi brokje leefregels te halen; waar overigens niemand zich aan houdt. Wij zitten eigenlijk altijd in de vaagheid. En ik geloof dat dat aan de kosmos en aan de grote Meesters eigen is. Als ik denk aan de leringen van de laatste tijd, dan word ik getroffen door deze uitspraak:
“Ons streven wordt bepaald door ons wezen. Laat ons daarom streven volgens ons wezen, opdat wij daaruit een werkelijkheid vinden, die ons wezen kan overtreffen.”
Heel erg vaag, vindt u ook niet? Wat moet je nu met zo’n uitspraak aanvangen? Toch, aan de andere kant: is het niet volkomen reëel? Het is niet reëel om te zeggen dat er ergens een spoorlijn is getrokken tussen de mensheid en de hemel en dat je door alleen maar over de biels te balanceren op je bestemming kunt komen. Hemel is een toestand. Mensheid is een toestand. Die toestanden kunnen in elkaar overgaan, zonder dat je weet hoe. Ze kunnen zich openbaren zonder dat je beseft waarom, maar ze zijn er. Ik heb niet zonder reden de titel gesteld: Is dit mystiek? Want wat is eigenlijk mystiek? Je weet het niet. Volgens mij zitten er in de leringen, die ik zal citeren wel degelijk elementen, die voor mij althans kosmisch zijn.
“Mijn leven is een voortdurende hunkering waarin ik probeer aan het onbestemde in mij vorm te geven in de wereld buiten mij. Ik zoek voortdurend een waarheid te openbaren waarvan ik niet eens weet, of zij bestaat. Voortdurend tracht ik het onbestemde in mij vorm te geven om vrede te vinden met dat wat ik ben en wat ik toch niet geheel kan erkennen. Zo is mijn leven een voortdurende tocht, waarbij ik tracht mijzelf te ontdoen van het overbodige, totdat ik het overbodige achter mij latend besef wat ik werkelijk ben in eenheid met de totaliteit.”
Dit is volgens mij wel zuiver het mystieke. Maar het is ook zo logisch. Je krijgt altijd het idee, als je hoort dat iemand eert mysticus of een mystica is, dat je te maken hebt met opgewonden hysterische standjes, die niet logisch kunnen denken en dan de een of ander kolder uitkramen, omdat ze iets hogers denken te beleven. Ik geloof, dat het veel reëler en concreter is: Zo zegt een zekere goeroe:
“Mens, als je in jezelf tot rust weet te komen, ontsnap je aan jezelf. Maar de mens, die met zichzelf bezig is, bindt zich aan zichzelf. Daarom is het goed jezelf te vergeten, opdat de werkelijkheid eindelijk in je moge ontwaken.”
Misschien ook weer erg algemeen. Maar zit er ook niet redelijkheid in? Wordt de mens niet weggetrokken van een innerlijke werkelijkheid juist door dat wat hij is? Laat mij het zo zeggen: Vergeet de mens vaak niet wat er in hem leeft, als hij kijkt naar zijn spiegelbeeld? Wij proberen ons krampachtig te spiegelen in de wereld en we weten eigenlijk niet wat we zijn. Een wat meer westers filosoof en volgens mij ook mysticus formuleerde het heel aardig. Hij zei:
“De mens, die tracht zijn ‘ik’ te leren kennen, kan dat alleen doen door middel van een negatieve definitie. Want hij kan slechts met zekerheid zeggen wat hij niet is, maar wat hij wel is, zal hij nimmer met zekerheid constateren.” Daar zit volgens mij zoveel waarheid in, dat ik mij afvraag: Heb ik hier nu te maken met een realist, met een filosoof of met een mysticus? En toch, als je de grootste werkelijkheid wilt beleven, dan kun je dat nooit doen door te zeggen: “dit ben ik”, want dat weet je niet.
Mens, ken uzelf. Dat staat overal geschreven. Ik meen echter, dat ‘ken uzelf” weleens verkeerd wordt verklaard. Men denkt, ken uzelf betekent: leg jezelf op de ontleedtafel. Haal alle slechte en goede eigenschappen eruit, leg ze op afzonderlijke rijtjes, tel ze op en maak een statistiek over je innerlijke werkelijkheid. Dat is nu juist niet het geval. Ken uzelf betekent: weet dat je bent. Niet wat je bent, want dat weet je toch niet. Maar weet dat je bestaat. Een grote moeilijkheid. De meeste mensen denken, dat ze weten dat ze bestaan. Maar weet u wel zeker, dat u bestaat? Als ik hier rondkijk, hoeveel onevenwichtigheid zie ik dan niet. Hoeveel mensen zijn er niet, die om de een of andere reden uit het lood zijn geslagen, die zelfs door allerlei onbelangrijkheden worden achtervolgd. Kent u dan uzelf ? Als je jezelf aanvaardt zoals je bent, dan kun je de wereld ook wel nemen zoals ze is. Dan is dat niet zo belangrijk. Maar op het ogenblik, dat je probeert van jezelf iets anders te maken dan je bent, ga je eisen stellen aan de wereld. De wereld reageert op je. Heeft de wereld altijd gelijk ? Wel neen. Maar de wereld maakt wel degelijk uit wat je daarin betekent. Ga daar nu eens van uit. Niet van wat je denkt dat je bent, maar van wat de wereld zegt dat je betekent. Dan krijg je de rust waardoor de waarheid zich in je kan openbaren: Zoals een van de grootste Meesters van de laatste periode heeft gezegd:
“In uzelve is het kennen van alle dingen aanwezig. En zo ge u door deze kennis ook indien ze uw bewustzijn niet bereikt laat leiden, zo zeg ik u dat gij veel, ja, alles zult kunnen volbrengen wat past binnen uw bestaan”. Maar indien gij u afvraagt; wat weet ik? dan vraagt ge dit aan uw denken, niet aan uw ziel. Het is echter uw ziel, die het weten bevat en het is uw denken dat dit weten vertroebelt in beelden die onvolledig zijn.” Ik meen, dat dit ook redelijk is. Dan mag ik nu citeren uit een tijd heel ver terug. Het is van een van de naar men zei, blinde zieners, die in een verloren gegaan rijk een tijdlang erg belangrijk waren. Deze sprak tot de mensen:
“Omdat mijn ogen niet zien, zie ik. Omdat mijn oren niet horen, hoor ik. En wat ik zie en wat ik hoor, is meer waard dan ogen en oren mij kunnen geven. Want deze wereld is zo onmetelijk groot dat hij, die op zijn zintuigen vertrouwt, daarin verloren raakt. Hij echter, die deel is van de wereld en ziet als de wereld en hoort als de wereld, hij weet innerlijk het wereld zijn en zichzelf te vinden. En wie eenmaal weet waar te gaan, hij zal binnentreden in de grotten en zitten voor de Spiegel der Waarheid. Hij zal gaan tot de Tempel van de Ankh en lezen in de geheime boeken. Hij zal opstijgen tot de lust van het oneindige leven en hij zal de veelheid van werelden zien, die bestaat daar waar een mens met zijn zintuigen slechts één wereld ziet.”
Dit was van een van de heel oude sprekers. Het klinkt natuurlijk heerlijk verward, omdat je niet weet wat de man ermee bedoelt. De Spiegel der Waarheid was een stuk kristal, tamelijk groot, gepolijst. Er was een ruimte voor, meestal een grot. Men ging voor de spiegel zitten, men keek en zag dan in het kristal, als men op de juiste manier mediteerde, de waarheid. De waarheid is het antwoord op je vragen, zoals men zei: De Tempel van de Ankh. De ankh is een oud sleutelbegrip geweest voor een oneindigheid, die boven deze wereld ligt. Het is in Egypte het symbool geweest van de sleutel naar het hiernamaals. Zo’n oud symbool wordt ook gezien als een tempel. Wij moeten ons die niet voorstellen als een bouwsel dat in die vorm is gebouwd. Het is over het algemeen een rotstempel, soms een tempel vóór en ten dele in de rots gebouwd. Deze tempels waren bestemd voor studie; daar kon men dus kennis opdoen. Maar op het ogenblik, dat je de kennis die je verkrijgt niet meer beschouwt als alleen maar een werktuig in je wereld, maar als een werkelijkheid, die ook jouw wereld betreft, dan kom je in contact met de oneindigheid. Dus zo vaag was die man voor zijn tijd ook weer niet.
Wat dat betreft, moet ik ook zeggen vroeger luisterde men meer en debatteerde men minder. Daardoor hadden die uitspraken zin, want ze werden overdacht. Tegenwoordig moet je de dingen heel duidelijk zeggen, anders begrijpen ze je niet eens. Vroeger nam men de tijd ervoor. Uit een iets latere periode stamt het volgende:
“Laat ons neerzitten en laat onze zielen zich vervlechten, opdat onze gedachten in de vaagheid de nieuwe wereld tekenen, die onze werkelijkheid is.” Een aanbeveling van een groot leermeester, die er een eigen dorp op na hield. In die tijd iets heel bijzonders. Hij kreeg zelfs prinsenkinderen een tijdje op bezoek. De goede man liet ze alleen maar rondom hem zitten. Dan dacht hij en zij moesten maar meedenken. Als hij dan begon, had hij dergelijke kleine uitspraken. Ik wil hem nog een keer citeren:
“Als je denkt aan een wereld van goden, moet je denken aan een wereld van helden. Als je denkt aan een wereld van helden, denk je aan datgene wat niet bestaat”. Denk daarom niet aan helden of aan goden. Denk aan een bestaan dat alles omvat, dat alles tot eenheid maakt en waarin ons denken een enkele ijle klank is temidden van een symfonie die wij niet kunnen omschrijven. Dit is ook bij zo’n inleiding gezegd. Is die man nu een mysticus? Ik weet het eigenlijk niet. Het is moeilijk te zeggen.
Is dit nu mystiek of niet. Maar één ding is zeker: wat hij zegt is vanuit zijn standpunt niet alleen maar een beetje geleuter; het is iets wat vanuit zijn standpunt waar is. Overal waar we te maken krijgen met kosmische leringen, zullen we daarop moeten letten. Het is niets hoe wij denken en of het voor óns waar is. Het is ook, hoe degene die het zegt moet hebben gedacht en geleefd. Wat bedoelde hij met zijn leerstelling? Het is krankzinnig als je de tegenstelling ziet, die er in de wereld bestaat.
Onze vriend Paulus (vaak onder- vaak overschat) roept op een gegeven ogenblik uit, dat het beter is om geen vrouw te bekennen, maar dat het aan de andere kant beter is om te huwen dan te branden. Hij maakte daar dus kennelijk verschil tussen. Als die goede man zijn zin kreeg en ieder mens op aarde goed zou zijn, dan zouden er geen mensen meer bestaan. Dat is de logische conclusie. Tenminste indien we aannemen, dat hij het bedoeld heeft zoals het naar voren komt of wat de zedenmeesters ervan hebben gemaakt. Maar je zou misschien ook kunnen zeggen: Paulus was bang voor zijn eigen heftigheid. Hij hield geen tijd meer over voor de Heer, als hij een meisje zag. En daar ging hij tegenin. Hij zei: “Dat moet ik voorkomen, dat mag niet gebeuren”. Zijn hele toestand maakt dat aanvaardbaar, maar dan moeten we niet zeggen: Mensen, denk erom, niet meer trouwen, anders leef je niet goed.
Er zijn mensen, die, maken daarvan een kosmische lering. Ik zou zeggen: Dat is niet kosmisch, dat is kolder. Er zijn mensen, die u precies vertellen hoe u zich moet kleden. Neem nu het gekste van het gekke. Vijftig jaar geleden werd nog beweerd dat het tegen Gods wil en gebod was dat mensen gemengd zwommen. Nu, ze hebben misschien gelijk; vandaar dat God twee oceanen heeft geschapen. Maar aan de andere kant, hoe komen ze aan die idioterie? Ze zeggen rustig: Dat is Gods wil. En ze komen met redeneringen aandragen, waarmee ze duidelijk trachten te maken waarom God het wil. Als ze daarin iets kosmisch willen vinden, dan zijn ze volgens mij een tikje getikt. Dat wil ik wel even nadrukkelijk constateren.
Kosmische werkelijkheid is de basis van alle kosmische lering. Als God de mens in twee geslachten heeft geschapen, dan heeft Hij dat niet gedaan om ze in verschillende hokjes te zetten. Als God de wereld heeft geschapen met vele gevaren en vele mogelijkheden tot verval, dan moet daar ook een positieve waarde in zitten. Er moet een bedoeling voor zijn; het moet zin hebben. Als wij een kosmische lering zoeken, dan zoeken wij een lering waardoor de zin van het bestaan ook kenbaar wordt. Een mens moet niet alleen maar een lering zoeken, waardoor hij naar boven kan fladderen, daarvoor neem je maar een stickie, dan ben je ook high. Kosmische lering is iets waardoor wij een integratie verkrijgen tussen degene wat de grote werkelijkheid is en datgene wat voor ons thans de werkelijkheid vormt. Het is een proces van harmonisering, van een soort éénwording van werelden. Als een mysticus zegt dat hij een visioen heeft, dan geloof ik hem graag, want hij moet, wat hij heeft beleefd, wel op de een of andere manier vertalen. Hij zal dat doen in allerlei mooie beelden, maar de werkelijkheid is dat hij een stukje van die werkelijkheid heeft gezien. En als hij in dat geheel zijn eigen wereld terugvindt zoals hij die kent, dan is de mystieke beleving plotseling een erkenning geworden, dan is de mystieke lering van het visioen vervuld en heeft het zin gekregen. Er zijn visioenen, die ontzettend duister blijven. Denk maar eens aan de Openbaringen van Johannes. Neemt u mij niet kwalijk dat ik het zeg, maar dat is het meest religieuze, esoterische puzzleboek dat er ooit heeft bestaan. Het is al vele honderden jaren op verschillende wijzen bijna opgelost, maar niemand is er helemaal uitgekomen. Kijk, dat heeft absoluut geen zin. Het heeft pas zin, als wij eerst weten wat wij zelf zijn in zo’n visioen. Waar staan wij? Dan eerst kan het geheel ons iets zeggen omtrent onze oriëntatie. Dan kan het geheel ons bewuster raken van een grotere werkelijkheid. Wat heb ik aan een God, die alles omvat, als ik alleen maar één flonkering van licht kan zien? Het is voor mij dan verstandig te zeggen: Die flonkering is God. Verder kan de hele kosmische God mij wel gestolen worden, waar of niet? Het gaat om de werkelijkheid, die voor jezelf bestaat.
Dit brengt mij tot de laatste 3 citaten van dit lesje. Het zijn 3 citaten uit verschillende tijden, dus uit verschillende geloofs- en denkrichtingen. Zij vormen mijns inziens een mooi geheel.
“Daar waar ik bewust leef, leeft God. Daar waar God leeft, leeft de oneindigheid. Zo leef ik de oneindigheid en tel ik toch de dagen. Dit is de dwaasheid van de mens.”
Alle krachten in de kosmos kunnen mij slechts antwoorden, indien zij in mij wonen. Laat mij dan beseffen wat ik ben in de kosmos en ik zal alle krachten in de kosmos bezitten, die voor mij mogelijk zijn.”
“Laat mij niet een beroep doen op degenen, die verder zijn dan ik, want zij kunnen mij niets geven wat niet in mij bestaat. Maar laat mij erkennen dat door hetgeen ik ben er een band kan bestaan door alle tijden en alle geslachten heen met velen, die mij bewust maken van wat ik ben.
De volgende leermeester was niet christelijk. Ik zeg het er maar meteen bij.
“Er is één kracht, die ons allen verenigt. Het is de liefde voor het bestaan, die wij ondanks ons zelve nimmer geheel kunnen vergeten. Deze liefde omvat niet slechts ons eigen bestaan, maar alle bestaan omdat wij er deel van zijn. Het is deze liefde uit de totaliteit en voor de totaliteit, waardoor ons leven zinrijk wordt en ons bestaan inhoud krijgt.”
“Wanneer wij in de ritmen van de tijd mede voortdurend onszelf hervinden zonder de wereld te verliezen, zo zullen wij uit die ritmen het patroon van het tijdloze herkennen, waarin de mens kan openbloeien, wanneer hij de vijvers van het leven ontstijgt om te komen tot de essentie van bestaan.”
Drie citaten. Drie leringen, die naar mijn mening kosmisch zijn. Misschien mag ik voor mijzelf daaraan toevoegen: De zinrijkheid van dit alles, de logica ervan wordt eerst duidelijk, als, je begrijpt dat de mens alleen maar het zaad is van het bewustzijn dat daaruit voortkomt. Het is een package deal, alles is samengeperst en samengedrongen, maar eens zal het zich ontplooien. Deze ontplooiing is dan onze kosmische bewustwording.
De leringen, die ons bewust maken van onze beperktheid zoals wij nu bestaan, maar ook van ons vermogen zoals wij zullen bestaan, zijn volgens rij kosmische leringen. Nu moogt u zelf uitmaken of dit nu mystiek is of niet.
De gastspreker.
De moeilijkheid voor een gastspreker is altijd om de juiste toon te treffen. Wij zitten hier in een gezelschap dat zich bezighoudt met kosmische leringen. Ik geloof niet, dat ik kosmische lering kan geven. Ik kan alleen denken vanuit mijzelf, mijn ervaringen en mijn leven. Toch is er misschien iets voor u bij dat u zoudt kunnen interesseren. Laten wij daarom heel eenvoudig beginnen.
Een mens, die geboren wordt, sterft in de geest. Hij verlaat de ene wereld voor de andere en geen van de twee werelden is volledig. In de onvolledigheid van beide werelden heb je bepaalde voordelen en bepaalde nadelen. Als je de stoffelijke wereld optelt bij de geestelijke wereld, dan ontstaat er wel een afgerond geheel, maar dat is nog niet alles, want vanuit de geest kun je ook verdergaan. Dan blus je niet meer uit, zoals bij een incarnatie of later bij het sterven op aarde, maar je gaat meer tegelijk zien.
Naarmate je bewustzijn groeit, wordt je ‘ik’ eigenlijk kleiner. Dat is ook een opvallend verschijnsel. Ik geloof, dat je om te weten hoe weinig je bent eerst moet beseffen hoeveel er is. Dat weten de meeste mensen en ook de meeste geesten niet.
De kern van mijn eigen leven is altijd geweest onderzoek. In mijn tijd was ik, geloof ik, tamelijk wetenschappelijk. Niet dat dat veel betekent, maar het heeft toch een reputatie op aarde. Nu ben ik uit dat denken gekomen in een wereld waar niets berekenbaar is. Een geestelijke wereld. is niet berekenbaar; die, is alleen beleefbaar. Ik heb mij afgevraagd, waarom je als mens dan zo op die berekenbaarheid aanstuurt. Voor mij is het eigenlijk zo, dat wij proberen de zaak te berekenen, omdat wij onzeker zijn ten aanzien van hetgeen de werkelijkheid is. Al onze pogingen om iets vast te leggen in lijnen, in formules, hoe dan ook, komt voort uit ons onvermogen om te aanvaarden wat we zijn en wat onze wereld is.
Ik vraag me af, waarom je de wereld zou moeten zien als iets wat reëel moet zijn. Is de wereld werkelijkheid? Veel van wat je vandaag werkelijkheid noemt, is morgen reeds de illusie van een vergane tijd. Wat op het ogenblik een punt van een enorme strijd is, is in een volgende generatie al vergeten. Die generatie heeft haar eigen denkbeelden, haar eigen strijd. Waarom moeten wij dan zo’n groot gewicht hechten aan wat wij zijn, aan wat voor onze tijd belangrijk is, of dat nu de strijd om werkloosheid is, een koude oorlog, een warme oorlog of wat anders?
Ik heb uw wereld tamelijk goed geobserveerd. Toch zijn mijn eindconclusies voor u misschien een beetje dwaas, dat zou ik mij best kunnen voorstellen.
Als ik leef, moet ik mij beperken als ik kijk naar een wereld. Maar als ik besta, gewoon besta, dan is uw wereld deel van iets wat ik beleef. Ze is er wel, maar ik zie haar niet in al haar kleine details. Ik kan uw kranten niet lezen. Ik kan niet zien wat de mensen vandaag wel doen en wat ze niet doen, of ze wel of niet een atoombom laten ontploffen. Ik kan alleen maar zien wat de mensheid betekent; haar uitstraling. Het is voor mij de totaliteit die spreekt, als ik mijzelf ben. Als ik mij concentreer op een sfeer of op een wereld, dan moet ik plotseling veel prijsgeven.
Het is ons opgevallen, dat als je met een lens iets bestudeert je eigenlijk je blikveld verkleint. Dat zal bij u ook wel zo zijn. U heeft tegenwoordig zelfs elektronen microscopen heb ik mij laten vertellen. Als je daarmee bezig bent, ben je eigenlijk met een zo miniem klein deeltje van de werkelijkheid bezig, dat de rest je ontgaat. Ik meen, dat dat iets is wat voor ons in het leven en in het denken buitengewoon belangrijk is. Als wij ons concentreren op iets kleins, dan kan het belangrijk zijn om dat te constateren, maar als wij dat bij voortduring doen, dan sluiten wij de werkelijkheid gewoon buiten. En de werkelijkheid is het enige dat telt, geloof ik.
Een van de vragen, die mij kortgeleden werd gesteld was: “Broeder, heeft U God gezien?” Het is eigenaardig, dat die vraag altijd weer komt opduiken. (Het is ook eigenaardig hoe er steeds familierelaties met je worden aangeduid die niet bestaan.) Toen heb ik gezegd: Kijk eens, indien ik God zou kunnen zien, zou Hij niet bestaan. Daarover hebben ze heel lang nagedacht. Ze konden zich niet voorstellen, dat je God niet kunt zien en dat als je Hem wel zou kunnen zien Hij niet zou bestaan. Dat is toch eigenlijk heel logisch. Als ik met mijn beperkingen God kan zien zoals Hij is, dan is Hij niet veel groter dan ik zelf ben en dan heeft het geen zin om Hem God en Schepper van het Al te noemen. Want van mijzelf weet ik hoe beperkt ik ben; dus kan God niet veel meer zijn.
Dan zeiden ze mij: “Maar probeert u dan niet om God te zien?” Ik antwoordde: Ik zal wel uitkijken: Want wat voor zin heeft het te proberen zo iets te zien. Laat mij dan maar gewoon trachten zoveel mogelijk te zien van de werkelijkheid waarin ik besta. “Ja, maar is het dan niet zo (dat is ook een modebegrip geworden tegenwoordig), dat wij hier zijn om dit hogere te leren beseffen?” Ik zei; ‘Ik meen, dat dat een uitvlucht is van degenen, die de dingen die ze hebben niet weten te gebruiken. Dat klonk natuurlijk erg vervelend. Ze waren een beetje boos op mij. Ik heb later gehoord, dat ze de voorzitter hebben gevraagd, of het wel eens meer voorkwam dat er zo’n lage geest doorkwam.
Dat zijn zo van die ervaringen, die je moet opdoen. U zult zeggen: Nu zwam je een beetje. Neen, ik vertel u dit wel degelijk om u iets te tonen.
U leeft in uw eigen wereldje. In dat wereldje is enorm veel te beleven en heel veel te doen. Dat is uw werkelijkheid van vandaag. Waarom zou u dan niet eerst daarmee beginnen? Waarom zou u al het hogere ineens proberen te erkennen, terwijl u nog niet eens heeft geleefd? Er zijn mensen, die zich al beginnen bezig te houden met het leven na de dood, voordat ze ontdekt hebben wat leven betekent. Dat is toch kolder.
Ik ben geen mystieke leraar en kosmisch ben ik ook niet, maar ik ben in ieder geval nuchter. Het is misschien om die nuchterheid, die uw Orde ertoe heeft gebracht mij te vragen vandaag ook een woordje te spreken.
Alles, maar dan ook werkelijk alles, wat er in u leeft, bestaat. Wat mogelijk is, is ook de moeite waard. U kunt niet alles doen, dat ben ik met u eens. Maar dan is het ook de vraag: Wat is het meest de moeite waard? U moet gewoon een keuze maken. Maar het is niet zo, dat er ergens iemand staat, die zegt: Dit mag wel en dat mag niet.
Wij leven in een wereld, onze wereld. In die wereld moeten we niet proberen bepaalde dingen af te kappen, tot duisternis te maken, tot zondig te verklaren. We moeten ook niet proberen om bepaalde dingen op de een op andere manier een glans van heiligheid te verschaffen. Zoals de mensen in de Inquisitie martelingen tot een soort heiligheid hebben gemaakt. We moeten gewoon de dingen zien zoals ze zijn. Wat ben ik? Wat is de wereld? Wat kan ik in die wereld doen?
Die wereld is een kwestie van leven en dood. Laat mij dan niet het leven gaan verheerlijken als het enige en onaantastbare dat er bestaat, maar laat mij ook de dood niet bijzonder naar voren schuiven. Laat mij gewoon aanvaarden: er is een voortdurende verandering, een voortdurende wisseling. Ik ben mijzelf. Ik moet kiezen uit de vele mogelijkheden die er zijn. Dan moet ik dus een keuze maken, die voor mij de beste is. En het gekke is volgens mij tenminste dat op het ogenblik dat je die eenzijdigheid, dat trekken van grensjes en lijntjes in het leven achterwege laat en gewoon: werkt op de manier, waarop je bestaat met de kracht die je hebt, dat je dan iets opbouwt dat misschien kosmisch is.
Het is niet aan mij te zeggen waar het begrip “kosmisch” begint. Maar ik weet wel dat een mens, die gewoon leeft soms op een bepaald ogenblik (en dat is dan alleen op dat ogenblik voor hem mogelijk ) opeens contact maakt met de oneindigheid. En dan is dat helemaal geen kwestie van; o, nu raken de voetjes van de grond en wieken we tijdelijk met de engelen omhoog. Het is doodgewoon een kwestie van eventjes is er in mij een begrip, een kracht, een aanvoelen, een weten dat veel verder gaat dan ik op grond van de normale wereld ooit zou kunnen doen. En dat kun je nooit doen, als je grenzen trekt. Op het ogenblik dat je grenzen trekt en zegt: Dit is onmogelijk of dit mag niet, sluit je een deel van de wereld buiten. En alle kracht, alle mogelijkheden, die erin zitten, zullen je onthouden blijven.
Het lijkt, of ik hier een pleidooi houd voor: er is geen kwaad of iets dergelijks. Er is natuurlijk kwaad. Er zijn dingen, die voor onszelf verkeerd zijn. Als we weten dat ze verkeerd zijn, dan kunnen we er beter van afblijven. Niet omdat ze op zichzelf verkeerd behoeven te zijn, maar doodgewoon omdat ze voor ons niet passen, omdat we rekening hebben te houden met onze mogelijkheden, met onze werkelijkheid. Zodra wij dat niet doen en ons gaan bezighouden met wat een ander zegt dat goed is…
Potverdorie, als je je altijd gaat kleden zoals de buurman zegt dat het mooi is, loop je voor gek. En dat weet u zelf ook wel.
Waarom zouden we dat dan geestelijk doen? Waarom zouden we dan aanvaarden dat een bepaald iets niet deugd? Waarom is communisme goed en kapitalisme verkeerd of omgekeerd? Waarom is godsdienst goed en atheïsme verkeerd of omgekeerd? Is het niet zo, dat wij moeten leven met onze krachten en onze werkelijkheid, omdat wij vanuit de werkelijkheid, die we dan beleven, de mogelijkheden die we zien in het leven, voor onszelf die innerlijke harmonie moeten opbouwen. Op het ogenblik, dat wij teveel kijken naar de details, dat we proberen alles vast te leggen en te omlijnen, maken we onszelf blind voor de kracht die er in ons leeft.
Eeuwigheid is zo’n zwaar beladen woord. Als ik vroeger iets deed of iets zei waarmee ze het niet eens waren, dan vlogen de eeuwigheid en de buitenste duisternis mij voortdurend om de oren. En door al dat gefladder heb ik mij vaak laten verdoven.
De werkelijkheid is: je leeft. Dat leven heeft betekenis. Het is niet alleen iets wat op zichzelf staat; het is een uitdrukking van alles wat er bestaat. U zou nu niet kunnen bestaan, indien de samenhang in een geheel Melkwegstelsel niet zo zou zijn dat uw aarde uw leven in stoffelijke vorm mogelijk maakt. En u zou als mens niet kunnen zijn wat u bent, indien uw omgeving niet zo was, indien generaties vóór u niet op een bepaalde wijze hadden gestreefd en gewerkt. U bent het product van zoveel invloeden, dat u niet eens kunt zeggen: ik sta los van alles. U bent gewoon verbonden met alles: met het verleden en met de toekomst. Want veel van de dingen, die u vandaag doet of u het weet of niet beïnvloeden wat er morgen zal zijn, wat iemand morgen zal zeggen en doen, misschien wat er ergens op een andere ster zal gebeuren. Die verwevenheid moeten we dan maar accepteren. Wij moeten niet zeggen: We staan los van de zaak. We moeten zeggen: Gezien vanuit mijzelf ben ik eigenlijk een brandpunt van alle invloeden van het verleden, van de toekomst, van de hoogste Kracht, van de geestelijke wereld, van de stoffelijke wereld, wat mij betreft van de absolute vorming en de absolute chaos. En als het brandpunt daarvan is: alles wat ik ben en wat ik doe niets anders dan een weergave van de kosmos.
Je kunt niet iets stilletjes voor jezelf doen. Als je het doet hoe onbelangrijk het ook lijkt dan heeft het verbindingen. Er zijn uitstralingen, er zijn gedachten, er zijn communicaties met een sfeer, uitstralingen in een wereld misschien, een tekortschieten in uw eigen wereld of in een andere wereld. Dat is allemaal met elkaar verweven. Je kunt er niet aan ontkomen. Daarom heb ik zo het gevoel, dat we moeten beginnen met te zijn wat we zijn.
Wat ben je dan? Wat je bent, dat is doodgewoon wat je voelt dat je op een gegeven ogenblik moet zijn, meer niet. Denk dus alsjeblieft niet; er bestaat een bepaalde vorm. Ik moet mij in een geestelijk korset rijgen, totdat ik er bijna uitbarst, totdat ik de vapeurs krijg van de nauwe banden, die me eigenlijk mijn leven haast ontnemen. Neen, wees gewoon jezelf. Indien u kennis zou maken met sommige dames aan onze kant, die de tijd van het zwaar ingeregen zijn nog hebben gekend, dan zou u meer begrip hebben voor zinnen als: vrijheid, blijheid. Dan zult u begrijpen, dat de poging om te beantwoorden aan de een of andere vorm kolder is.
Jezelf zijn betekent gewoon: doen wat je op een bepaald ogenblik moet waarmaken wat je bent. Dus handel niet als je het leuk vindt, maar als je het gevoel hebt: dat is goed. Gewoon beantwoorden aan hetgeen je als goed voelt, want dan breng je harmonie in alle dingen.
Je kunt ook niet zeggen: Wat vandaag goed is, zal morgen ook goed zijn. Dat verschuift. Maar als je vandaag datgene waarmaakt, wat je in je gehele wezen voelt: dat is nu goed, dan is er een harmonie met de kosmos, met de totaliteit.
Er bestaat een leuk verhaaltje. De goede God ging eens naar de wereld toe. Hij bezocht natuurlijk eerst, een beetje professioneel, een vrome kluizenaar. Hij zei tegen die kluizenaars “Vertel me eens hoe je leeft.” Ik kastijd mij elke dag,” zei de man. “Ja,” zei God “en zo vernietig je het lichaam dat ik je gegeven heb. Mooi werk: “Maar Heer,” zei de kluizenaar, “ik eet slechts datgene wat ik nodig heb en ik maak al mijn spijzen onsmakelijk.” “Waarvoor dacht je dat ik het zo goed heb geschapen,” zei God, “ik vind dat een brutaliteit.” “Heer, ik doe het allemaal om U te dienen,” zei de kluizenaar. “Hoe kom je daar nu bij,” zei God, “hoe kun je mij nu dienen door iets te verwerpen wat ik heb gemaakt?°°
God wandelde verder en kwam een mannetje goed leven tegen. Dat is een vreemde kruising van Don Juan en Sancho Panza. God zei tegen hem: “Man, wat doe je in het leven,” Deze antwoordde; “Ach, God, ik doe niet veel. Ik kijk eens hoe mooi de lucht is en hoe mooi de schepping is.” “Wat doe je dan nog verder?” “Nou'” zei de man, “Heer, u heeft een hele hoop aantrekkelijke dingen geschapen en er zijn koks die kunnen er ook iets heerlijks mee doen, dus daar profiteer ik allemaal van” “En verder?” vroeg God. “ja” zei de man, “ik probeer zo nu en dan nog heer te blijven.” Toen zei Gods “De Heer ben ik, maar ik zie dat ik niet voor niets heb geschapen.” En toen ging Hij weer terug naar de hemel.
Dit is een oud verhaaltje, dat we eens hebben gebruikt om een paar Remonstranten te pesten. Ik geloof dat er in het verhaal iets van een kosmische waarheid ligt.
God schept de totaliteit; dat geloof ik dan maar. Maar als Hij het heeft gedaan en wij gebruiken het niet, dan is dat toch erg vervelend. Als bij u iemand op visite komt en hij wil niet op uw stoel gaan zitten, omdat hij het idee heeft dat het niet goed is, hij wil niet drinken wat u hem te drinken aanbiedt omdat hij zich moet onthouden, u geeft hem te eten en hij zegt: “Ik zal er een klein beetje van nemen, het is heel erg lekker, maar ik mag er niet aankomen, wat heeft u dan voor een gevoel? Dan voelt u zich grotendeels belazerd. Als er een Schepper is en de mens gaat zich op dezelfde manier gedragen, dan heb ik het idee dat Hij zich ook grotendeels belazerd voelt.
Voor mij is de kosmos een geheel. Het is niet iets wat je in goed en kwaad kunt verdelen. Het is geen kwestie van een God en een duivel. Neen, het is een kwestie van een bestaan waar een essentie van leven in is. En naarmate je meer ziet (in de sferen gebeurt dat), naarmate je meer beleeft ook, ontdek je dat het alleen maar belangrijk is om antwoord te geven. In de hele kosmos is niets zo belangrijk als antwoord te geven op alles wat tot je komt. Niet het kwade af te wijzen en het goede tot je roepen, want het kwade blijft toch aandringen en het goede is toch niet thuis, maar gewoon alle dingen, aanvaarden. Laat het maar op je inwerken en bepaal dan maar voor jezelf hoe je antwoord kunt geven. Het behoeft heus niet altijd even vriendelijk te zijn.
De mensen denken wel eens: Jezus was eigenlijk maar een zoetelijk doetje. Nou, we hebben bij ons nog een van de originele geldwisselaars. Die denkt daar toch wel een beetje anders over. Hij heeft een pak op z’n donder gekregen, dat niet mooi meer was. Desondanks zit hij in het licht, dus dat zijn dingen die wel eens nodig zijn. Je moet wel eens uithalen. Je moet wel eens duidelijk en hard zijn, naar je moet in ieder geval antwoorden op wat er bestaat. Niet op iets wat er nog niet is en wat jij zo graag wilt zien. Want als je antwoord geeft, dan leef je met de kosmos. En als wij antwoord geven op de kosmos, dan antwoord de kosmos ons terug. Alles wat we zijn en wat we bewust beleven, dat legt zich niet alleen in ons vast, maar dat is een soort band die ons weer verbindt met een deel van de totaliteit en daardoor groeit onze wereld.
Als u mij regels vraagt voor het leven, dan zou ik het u zo willen zeggen:
Besef, dat het hoogste zich juist daar manifesteert waar je het eenvoudigste niet schuwt. Besef, dat de totaliteit zich alleen kan openbaren in een mens, die de totaliteit van zijn ‘zijn’ durft erkennen.
Besef, dat niets in je leven te onbelangrijk is om te beleven of om te doen. Maar besef ook, dat niets zo belangrijk is dat het je blind mag maken voor al het andere.
Wees niet bang om te sterven, maar houd je voorlopig bezig met leven, sterven komt vanzelf wel.
Loop niet weg met de werelden van het hiernamaals. Probeer eerst vrede te vinden in de wereld waarin je leeft. Want een werkelijke vrede kun je alleen vinden, indien je door deze vrede antwoord geeft op hetgeen er voor jou kenbaar bestaat. Dan zult je het niet kenbare in die vrede eveneens aanvaarden.
Zijn dit nu leefregels? Ik weet het waarachtig niet. Mensen, het is moeilijk.
Wij hebben zo even de vraag gesteld: Is dit mystiek? Ik zou zeggen: Is dit leven? Dat lijkt mij veel belangrijker. Is dit leven wat u doet? Wat vindt u nog allemaal in het leven? 0, het behoeft niet veel te zijn. Het leven geeft niet altijd veel. Maar wat is er, in dat leven? Wat zijn er nog voor dingen waarin je iets betekenen kunt, waarop je een antwoord kunt krijgen, waarmee je iets kunt zijn voor een ander? Ik geloof, dat dat de vraag is, die het meest belangrijk is. Als je het antwoord op die vraag vindt, dan vind je de kosmos vanzelf. Er zijn kosmische krachten. Er zijn totaliteiten van energie, van levensimpulsen, die je als mens niet eens kunt schatten en waar je als geest tegenaan kijkt als een mens tegen een oceaan, zo groot. Maar wat ik nodig heb, kan ik eruit putten op het ogenblik, dat ik met die totaliteit in harmonie ben. Ik kan niet zeggen: Ik ben in harmonie met één druppel water; ik kan het alleen zijn met de oceaan. Ben ik het met de oceaan, dan kan ik al het water krijgen dat ik nodig heb en ben ik niet beperkt tot één druppel. Dat is geen genade, dat is gewoon een werkelijkheid. Alles wat je nodig hebt, kun je daaruit krijgen. Maar dan moet je ook de onbeperktheid aanvaarden zowel van die kosmische oceaan als van je leven en al wat zich daarin afspeelt.
Je weet als mens over het algemeen heel goed dat je heel veel dingen doet, die eigenlijk niet juist zijn. Je moet je ook eens afvragen: waarom? Ik geloof, dat het waarom de meest belangrijke kwestie is. Want als een mens met zichzelf geen vrede heeft, dan is de reden meestal dat hij zichzelf maatstaven heeft opgelegd, die geen deel zijn van hemzelf; die niet bij hem passen. Daardoor krijgt hij dan moeilijkheden. Dat zijn nu precies dezelfde verkeerde maatstaven waardoor je je afsluit van de kosmische energie, waardoor je niet kunt leven met de oneindige werkelijkheid, maar moet knutselen met allerlei pseudo- magisch geleuter en gedoe in het een of ander geloofje om nog een ogenblik het gevoel van God te vinden.
Mijn tijd was een rare tijd; de uwe is het ook. Het verschil is, dat wij vroeger tijd hadden om ontzettend veel te zeuren over dingen, die niet de moeite waard waren en dat in uw tijd men over het algemeen de dingen, die de moeite waard zijn gewoon voorbij loopt en zo druk op onbelangrijkheden jaagt, dat men niet eens tijd heeft om te zeuren. Dat is tenminste een voordeel. Het vreemde van mijn tijd was, dat wij zo blind waren voor de werkelijkheid. Wij hebben alles op één facet geschoven. Ik ken mensen, die werden gewoon gebiologeerd door een enkeltje dat ze bij het uitstappen even hadden gezien. Tegenwoordig krijg je de hele bouw te zien en ben je net zo goed gebiologeerd. Je keek naar het detail, maar daardoor verloor je achter een begeertevoorstelling in jezelf de werkelijkheid van de mens uit het oog. Ik meen, dat dat met de kosmos precies hetzelfde gaat.
Wij kijken naar een klein deel ervan. Wij willen de eeuwige zaligheid, de vrijheid van de sferen of iets anders en daardoor vergeten wij de essentie, die rond ons is: de werkelijkheid.
Het was opvallend, dat in mijn tijd menig minnaar pas ontdekte dat zijn minnares een mens was, als hij eigenlijk al genoeg van haar had. Ik ben bang dat dat in uw tijd net zo is. Je kijkt teveel naar een bepaald facet en het mens zijn. De totaliteit, de werkelijkheid die erachter schuilt zie je pas later.
Ik meen, dat we moeten beginnen met eerst naar de werkelijkheid te kijken; de rest komt dan vanzelf wel. Laten we gewoon de totaliteit van ons leven in elk detail beleven en waarmaken. Laten we gewoon alles doen waarvan wij het gevoel hebben: dit is juist, dit is goed, dan komen we vanzelf tot een beleven van kosmische waarden, van kosmische krachten en nieuwe mogelijkheden. Dan zult je zien, dat goed en kwaad zich met elkaar vermengen tot een werkelijkheid. En pas als je werkelijkheid hebt, is vereenzelviging van leven (stof en geest )mogelijk. Dan is de kosmos bereikbaar; zonder dat je daarbij je eigen wereld verliest.
Dat is het enige wat ik u te zeggen heb. Ik kan me voorstellen dat iemand zegt: In het begin leek het wel wat, later is het toch maar weer gezeur geworden. Bij ons, is dat ook zo. Alleen noemen ze het bij ons gezeur als ik concrete dingen zeg. Het is typerend voor de entiteiten daar; die willen graag sprookjes horen.
Voor mij ligt de werkelijkheid gewoon in datgene wat ik heb gezegd. Dat is mijn werkelijkheid, dat is mijn geluk, mijn leven. Het is mijn verbinding met de totaliteit. Ik ben zeker geen bijzonder hoge geest, ook geen bijzonder lage. Ik ben gewoon een geest. Als geest heb ik met krachten gewerkt, die goddelijk waren, zo sterk. Ik ben ook vaak tekortgeschoten om de kleinste krachten van de geest op de juiste manier te gebruiken. Het lag gewoon aan de manier, waarop ik één was met de kosmos; door te zijn wat ik moest zijn.
Voor u zou hierin misschien een lering kunnen zitten. De grootste kosmische lering als je het zo mag noemen die ik u geven kan is gewoon.
Mens, leef voortdurend datgene wat je in jezelf erkent als goed, en bouw daaruit een steeds meer verbonden zijn met een kracht op, zodat je steeds meer de totaliteit kenbaar kunt maken in de beperktheid waarin je leeft.
Dat is eigenlijk alles. Ik hoop, dat u mij zult willen nemen zoals ik hier gekomen ben. Ik probeer u te nemen zoals u bent. Ik probeer te beantwoorden aan datgene wat ik in u zie als goed. Laten wij door die wederkerige respons dan hopen, dat de kosmos op ons zal antwoorden en dat wij in staat zullen zijn dat aan te voelen en de kosmos antwoord te geven.
Vernieuwing.
Het oude is zoals het gelaat van de mens, door hemzelf bijna niet bemerkt, verandert van prille jeugd tot hoge ouderdom. Zo verandert het beeld van de wereld geleidelijk en bijna onmerkbaar voor hen die hierin leven. Maar vaak zien wij ook plotseling een totaal nieuw besef doorbreken. Wij zien opeens hoe in het gelaat van een mens een geheel andere visie tot uiting kan komen. Wij zien hoe zijn lichaam den geheel andere geesteshouding weergeeft. Zo kun je dat ook zien bij de wereld.
Vernieuwing is niet noodzakelijk het waarmaken van de idealen, die men nu koestert. Het betekent juist het scheppen van een geheel nieuw uitgangspunt, een nieuwe situatie. Vernieuwing betekent niet de vernietiging van het oude, maar wel een totaal ander inpassen van oude waarden in een nieuwe tijd, in een nieuwe maatschappij.
Als wij innerlijk een vernieuwingsproces doormaken, zo ontdekken wij in de eerste plaats een periode van afgeslotenheid, waarin alle dingen die ons eens geestelijk beroerden en grote vreugde of inhoud gaven, nu dood schijnen te zijn en dor als een bos in de winter. Maar opeens vinden wij, heel anders dan wij dachten, met geheel nieuwe mogelijkheden, die wij nooit hadden verwacht, in dat zelfde en soms ook in bijkomstige waarden, een nieuwe impuls voor geestelijke beleving, voor zelferkenning, ja voor kosmische beleving.
Zo moet u het begrip ‘vernieuwing’ beschouwen. Niet als een plotselinge verandering van decor, een ogenblik doven van het licht en het staan in een nieuwe wereld, maar als een vergroeien van die wereld, zodat u niet meer instaat bent om het oude nog te zien zoals u het altijd heeft gezien en datgene wat u nu natuurlijk acht, kortgeleden nog voor onmogelijk, of onjuist heeft gehouden. U verandert in denken en gewoonten. U verandert in inhoud, en dat doet ook uw wereld.
Vernieuwing is een rijpingsproces, waardoor de nieuwe inzichten en de innerlijke erkenning voeren tot een juister gebruik van eigen potentiële mogelijkheden, die men ook buiten de tijd bezit.
Geweten.
Ik heb een geweten, zegt de mens, en hij meent te weten wat dat geweten is: de ingebouwde goddelijke klok, die je precies vertelt wat goed is en wat verkeerd is. Waarbij hij dan maar liever vergeet, dat deze goddelijke klok kennelijk op tijd is gesteld door zijn ouders en onderwijzers, dat de maatschappij hem een oordeel heeft opgedrongen, zodat hij bijna naar een patroon is geconditioneerd. De mens spreekt over zijn geweten en hij bedoelt alleen maar “ik zondig tegen de gewoonte die men mij heeft opgedrongen.”
Er is een innerlijk weten. Dit innerlijk weten uit zich in de harmonie, die wij erkennen of de disharmonie, die wij aanvoelen. Daarop kunnen wij ons oriënteren. Maar dat heeft niets te maken met onze daden per se. Dat heeft te maken met de situatie waarin wij onze daden stellen. Dat heeft te maken met de wijze waarop wij beleven en niet alleen met wat wij beleven.
Een geweten is niet dat veilig ingebouwde wetboek, waardoor de mens als een religieus maatschappelijk iemand door het leven gaat van de biecht tot het graf. Wat men geweten noemt is vaak datgene wat door gewetenlozen anderen wordt bijgebracht.
Vergeet niet de Hitler-jugend had ook een geweten, waarbij elke twijfel aan de Führer de grootste zonde was die men kon begaan. Dat was geweten volgens hen. En wat is de werkelijkheid geweest? U kunt het zelf narekenen.
Neen, geweten als zodanig erken ik niet eens. Deze zinloze opbouw van maatschappelijke dressuur en structuur, die de mens in zijn leven voortdurend bepalen, verwerp ik.
Ik geloof in een harmonie van de mens met het Goddelijke. Ik geloof, dat er voor ons disharmonieën bestaan, waardoor wij dit contact met God, met de werkelijkheid dreigen, te verliezen. En als wij die als verkeerd aanvoelen en u wilt dat geweten noemen, dan zal ik het aanvaarden. Maar ik geloof niet in een wetboek, dat als een onveranderlijk Wetboek van Strafrecht, aangevuld met burgerlijke wetgevingen u precies vertelt wat u wel en wat, u niet moogt. Ik geloof slechts in een innerlijk weten van wat op dit moment goed is en wat op dit moment verkeerd is, omdat dit een kwestie is van harmonieën en disharmonieën, die je in je gehele leven ervaart, die je gehele wezen doorvoelt en die je zelfs als een soort kracht vanuit jezelf ziet geopenbaard.
Iemand, die teveel geweten heeft volgens de normen, wordt daardoor een gewetenloos mens, want hij handelt alleen volgens lege termen en niet volgens de zinvolle harmonieën van zijn wezen. En degene, die volgens de maatschappij misschien geen geweten heeft, maar die bewust handelt in overeenstemming met alles wat harmonie brengt, is voor mij de mens die het dichtst bij God leeft, die het dichtst bij de werkelijkheid staat en die de grootste betekenis heeft voor zijn medemensen.
Heus, leeft u maar volgens uw geweten, als dit geweten tenminste iets persoonlijks is en niet door de buurman wordt bepaald. Uw geweten kan niet vastgelegd zijn ergens in Den Haag, in Rome of in een ver verleden toen God nog wetten gaf op de berg Sinaï. Geweten is wat je zelf bent, je eigen harmonie. Als u dat weet te onthouden, dan bent u geen dwaze gelovige, maar een harmonisch mens, die elke disharmonie beschouwt als een probleem waarvoor een oplossing moet worden gezocht. En als u daarin slaagt, dan is het best met u en dan gaat het ook steeds beter met ons, want dergelijke bewuste zielen kunnen ons dan altijd verder helpen.