Jezus, de magiër

image_pdf

12 februari 1981

Dit lijkt een zeer bijzondere titel, maar dat is het eigenlijk niet. Jezus is iemand die allerlei dingen doet op het gebied van het paranormale, het occulte, het magische. Hij geneest melaatsen en wat hij al niet meer doet. Kortom, Jezus is iemand die allerlei ongebruikelijke dingen doet. Bovendien demonstreert hij nog even dat hij op water kan lopen zelfs zonder dat er paaltjes onder water zijn. We zouden dus kunnen zeggen: Jezus is een magiër. Maar als wij het daarbij laten, dan kijken we alleen naar de verschijnselen. Ik geloof, dat we eigenlijk meer moeten kijken naar Jezus, de mens. De God daarin nu ja, daar kunnen we over vechten. Laten we gewoon kijken naar Jezus.

Jezus, die wegtrekt toen hij 12 jaar was. Hij gaat naar het noorden en komt terecht o.m. in Syrië. Hij doolt rond in de Sinaï en zelfs nog verder noordelijk en bezoekt o.a. een boeddhistisch en een brahmaans klooster; boeddhistisch tussen aanhalingstekens.

Jezus, die een krankzinnige opleiding heeft gehad. Aan de ene kant is hij praktisch een wetgeleerde. Zijn kennis van de overlevering en van de wetsrollen is praktisch feilloos. Aan de andere kant heeft hij een sterke Esseense training gekregen. De Essenen waren o.m. mystici, daarnaast ook filosofen. Hij heeft bovendien in zijn jeugdjaren in Egypte (de eerste 6 jaren) toch reeds contact gehad met de magie van de oriënt. Wanneer deze jongen wegtrekt, dan is hij eigenlijk al getraind. Hij kan de wetgeleerden in de Tempel als een bar mitzvah (een religieus meerderjarige jongen zal hij wel geweest zijn) verbazen met zijn kennis van de Wet. Hij is in staat om allerlei wonderlijke dingen tot stand te brengen. Ook al behoeven wij de legenden niet te geloven dat het kind Jezus uit zand vogeltjes maakt die dan wegvliegen. Ik denk, dat er eerder iets aan het vliegen was bij degene die dat vertelde.

Wat heeft Jezus in die jaren geleerd? Let wel, zijn hele opvoeding neigt in de richting van het paranormale, het mystieke en ongetwijfeld ook het magische. Wanneer hij in Syrië terecht komt, dan heeft hij daar te maken met priesters die voor een deel doen aan magie en die goede hypnotiseurs zijn. Als hij verder komt in de Sinaï, dan zal hij ongetwijfeld in enkele kluizenaarsverblijven en bij zwervende stammen het een en ander hebben opgepikt van o.a. telepathie en empatische mogelijkheden.

Wanneer hij nog verder noordelijk gaat, dan komt hij terecht bij mensen voor wie magie eigenlijk het meest normale is. Kijk naar de hindoe-leer vandaag de dag en je ziet hoeveel magische rituelen daarin nog steeds bestaan. Hij heeft dus zeker ook van die magie kennis genomen. Hij heeft geleerd dat er bepaalde relaties zijn. Relaties die samenhangen met de natuur, maar ook met de windrichtingen, met de oceanen, met de aarde. Hij heeft geleerd dat de dingen samen meer zijn dan alleen maar een onbezield verschijnsel. Zijn meesterschap, die hij later toont, zal hij, waarschijnlijk al in deze tijd reeds hebben verworven.

U herinnert zich allemaal dat de discipelen en hij in een storm zitten op het Meer van Tiberias. De stormwind loeit. Zij maken Jezus wakker. Ze zeggen: Meester, wij vergaan. Jezus maakt een gebaar, spreekt een spreuk en de wind gaat liggen. Nu kunt je dat natuurlijk meteorologisch gaan verklaren en zeggen dat Jezus op dat ogenblik zich bewust was van een tijdelijke gelijkheid van luchtdruk die naderde enz. enz. Maar dat klinkt wel erg overdreven en erg rationeel.

Wanneer Jezus dan eindelijk zover komt dat hij wordt uitgestoten (dat is feitelijk gebeurd) uit de gebedsruimten van zijn godsdienst en van zijn volk, dan moeten wij ons ook afvragen: waarom is dat gebeurd? Dan blijkt, dat Jezus erg praktisch denkt. Dat hij denkt in oorzaak en gevolgwerkingen, maar dat hij ook wel degelijk rekening houdt met bepaalde magische regels, bv. die van identiteit en identificatie. Juist daardoor verwijdert hij zich van het strikt letterlijke interpreteren van de dingen. Voor hem is de Wet een beweging, niet alleen maar een gefixeerde lijn waar je niet overheen moogt gaan. Jezus zou dat ongetwijfeld erg onplezierig hebben gevonden. Als je eerst zo geëerd bent zodat je mocht lezen uit de Thora, daaruit moogt verklaren en prediken en dan ineens eruit wordt gegooid, dat doe pijn.

Jezus heeft zich waarschijnlijk teruggetrokken. Het was een schandaal. Hij moest eerst tot kalmte komen. Het ziet ernaar uit dat hij in die periode zich voor het eerst bewust gaat worden van iets anders. Wij noemen dat dan de Christus. Maar het verandert Jezus niet. Hij blijft precies dezelfde die hij is: een nogal smal gebouwde niet al te grote jood. Donkere ogen, een baard. Daar verander je niets aan. Ook aan de hele opvoeding, de achtergrond daarvan verander je niets. Als een andere chauffeur in een 2 CV‑tje stapt, dan kan hij daar mis­schien iets meer mee doen dan de vorige bestuurder, maar het blijft een 2 CV‑tje. Nu wil ik niet beweren dat Jezus een 2 CV‑tje was, ofschoon ik betwij­fel zoals sommige katholieken beweren dat hij een extra super de luxe limousine van de Rolls Royce was.

Wij moeten ons dus realiseren: wat is Jezus in de eenzaamheid? Hij weet niet waar hij aan toe is. Hij zoekt zichzelf. En dan krijgen we dat bekende verhaal dat hij 30 dagen en nachten heeft gevast op een berg en dat hij in die tijd werd bekoord. Dat hangt eigenlijk samen met bepaalde inwijdingsrituelen. Wij vinden soortgelijke denkbeelden bij bepaalde inwijdingen in Tibet maar ook bij bepaalde stammen die in het Ganges-gebied en in Birma leven. Wij vinden soortgelijke dingen ook elders op de wereld. Denk maar aan de indianen. Wij vinden ook bij de negers een soortgelijke periode.

Dus wat Jezus doet is niet iets uitzonderlijks. Het is wel iets wat niet eigen is aan zijn volk. Het komt voort uit een andere manier van leven en denken. Vanaf Mozes hoort je nooit meer dat iemand 30 dagen in de eenzaamheid gaat. Jezus doet het. Het is alsof hij begint te beseffen wat er eigenlijk gaande is: dat de geest in zichzelf een bepaalde waarde en betekenis heeft en dat hij daarmee een mate van harmonie kan bereiken die in de mensen, maar ook in de verschijnselen van de natuur haar eigen zeggenschap heeft.

Jezus gaat dan naar Johannes de Doper; deze luid sprekende zonderling die zijn hoofd heeft verloren door een danseres. Hij laat zich door hem dopen. En dan staan we weer voor een mysterieverhaal. Een duif zou daar boven de wateren hebben gezweefd, een stem zou hebben gezegd: Dit is mijn welgeliefde zoon, etc. Dit is een aardig verhaal. Aan de andere kant, hoe kan zo’n verhaal tot stand komen, indien die doop niet iets heel bijzonders heeft betekend? Als je een inwijding ondergaat, dan komt er een ogenblik dat je de last van het ingewijd zijn op je moet nemen. Dat betekent meestal een daad van nederigheid. Wij vinden dat nu nog terug bij een priesterwijding waar hij die wordt gewijd languit op de grond ligt voor degene die hem moet wijden. Je moet het zien in dat kader; de absolute onderwerping aan de nieuwe verantwoordelijkheid. Op dat ogenblik begint Jezus te veranderen. Maar hoe kun je veranderen, indien je niet in staat bent om gebruik te maken van de kwaliteiten die je hebt? Zeker, wat hij doet is misschien een beetje eigenaardig. Laten we nu eens even goed nadenken.

Wanneer een gewoon mens bij u komt (u heeft bv. zoals Simon de visser een goed lopend bedrijf en nog wat achter de hand waar de Romeinen niet aan kunnen komen) en hij zegt u; Leg je werk neer en volg mij. Doet u dat dan? Dan zegt u toch eerst: Wat wil je?

Dan wordt ons verteld, Jezus keek hen aan en ze volgden hem. Nu kan dat wel waar zijn, indien Jezus een enorm overwicht heeft bezeten. Maar dan is daar ook nog een techniek voor nodig. Hij keek hen aan. Ja, ja, een hypnotiseur kijkt ook zijn sujet aan. Hier wordt a.h.w. de wil van de apostel, de uitverkorene, overspoeld door iets anders. Wat dat andere is? Sommigen zeggen: Het was God die sprak in hem. Maar dan vraag ik mij af waarom Hij daarna zijn mond heeft gehouden. Bij de volgelingen van Jezus merk je daar niets van; die spreken namens God. Maar God houdt zijn mond. Dus hier begint het eigenlijk al.

Jezus gaat rond en predikt. Ja zeker, hij predikt. Hij werkt wonderen. Wat voor wonderen zijn het? Genezing. Nu ja, paranormale genezing is denkbaar. Een zenuwpatiënt die denkt dat hij doodziek is, kun je met een beetje suggestie soms weer helemaal op de been brengen. Er zijn andere ziekten waarbij het een beetje moeilijker wordt. De zeven leprozen bv.. Zij krijgen een voorschrift om zich goed te gaan wassen. Dan zijn ze rein en genezen en kunnen ze naar de Tempel gaan. Een mooi verhaal. Maar waarom zeven?

Zeven is een bijzonder getal. Waarom komt er maar één terug om te bedanken? Ook weer een vraag. Waren zij wel werkelijk melaats? Ik geloof niet, dat ze in die tijd de mogelijkheid hadden om onderscheid te maken tussen melaatsheid en bepaalde andere aandoeningen die eveneens ettering en zweren veroorzaken maar wel van een heel andere geaardheid. Die zouden wellicht kunnen zijn ontstaan door gebrek aan hygiëne. Het is eigenlijk allemaal wat onzeker, een beetje wonderlijk wat we over het openbare leven van Jezus horen. Maar dan zijn er ook nog punten bij waarvan wij ons afvragen: Zijn we nu gek of niet?

Jezus staat daar voor de mensen. Het ene ogenblik verandert hij water in wijn (dat is het tegenovergestelde wat men tegenwoordig probeert te doen), en het volgende ogenblik trekt hij zich met zijn leerlingen terug in de eenzaamheid. Waarom zou hij dat doen? Telkenmale weer horen we dat Jezus zich terugtrekt in de eenzaamheid of dat hij zich met zijn leerlingen de eenzaamheid in gaat. Waarom? Er is geen enkele reden om daar een verklaring voor te vinden. Tenzij wij uitgaan van het standpunt dat Jezus zijn leerlingen iets heeft bijgebracht waarvan het gewone volk niets behoeft te weten.

Daar is wel iets voor te zeggen, want de leerlingen blijken later dan ook in staat genezingen te doen, de duivel uit te drijven e.d.. Petrus geeft een demonstratie die maar half lukt: wandelen op water. Halverwege gaat hij onder, want toen dacht hij ineens aan het water. Hij heeft natuurlijk moeten denken aan zijn doel!

Wat heeft Jezus in die tijd gedaan? Als ik dat zeg, dan heb ik daarvoor geen enkel bewijs. Onthoudt u dat goed!

Wij weten dat Jezus samenkwam met de Twaalf in de eenzaamheid maar dat hij soms ook met een grotere groep bijeenkwam, die wel de Zeventig genoemd werden. Stel u voor, dat Jezus achter datgene wat hij het gewone volk zegt nog een daadwerkelijke leer heeft, een praktische leer. Dat is dan niet iets wat we met het verlossingsidee zonder meer in verband kunnen brengen. Misschien dat het daarom is weggelaten. Waarschijnlijk dat men ook een deel ervan later heeft laten verdwijnen omdat het zo lastig is, als je Meester iets kan en jij kunt niet bewijzen dat je bij hem hoort door iets van hetzelfde waar te maken. Het volgende is volgens mij steeds weer gebeurd.

Wanneer Jezus zich terugtrok in de eenzaamheid en zijn apostelen meenam, dan sprak hij in hun bijzijn met de Vader. Hij sprak dus met de hoge krachten en die manifesteerden zich ook. Daarvoor gebruikte hij een bekende, nogal oud ritueel waarin hij zich in de verschillende windrichtingen boog en de namen riep van de winden en van de engelen die heersen over de winden. Daarna hield hij een pauze. Hij bracht een brandoffer, meestal van graan. Daarna riep hij de grote naam. Wat er dan ontstond is maar in een enkel geschrift neergelegd. Ik meen, dat een deelkopie daarvan in het klooster in de Sinaï berust, maar het merendeel daarvan is verdwenen.

Een deel van de overlevering bestaat nog bij de Abessijnse christenen. Dan werden de mensen omhuld door een enorme stilte en was het alsof ze van top tot teen tintelden en trilden. Zij hoorden geen geluid, maar het was alsof een stem in hen sprak. Als dat verschijnsel langzaam verflauwde, dan begon Jezus te spreken. Hij vertelde hun hoe je ziet of een mens te genezen is, hoe je een mens kunt genezen, hoe je kunt zeggen waar er sprake is van bezetenheid en waar er sprake is van epilepsie. Hoe je een mens moet benaderen. Hij gaf hun les.

Als de Zeventig samenkwamen, dan leerde hij hun o.m., zij het dat de inleidende ceremonie dan ietwat anders was, hoe mensen die tezamen zijn als eenheid, een kracht vormen van geestelijk gehalte die zo groot is dat eigenlijk het menselijk denken stilstaat, dat op zo’n ogenblik de grenzen tussen de mensen wegvallen en dat in die intense concentratie een rapport, een eenheid bestaat die men eigenlijk volledig telepathie zoudt kunnen noemen. Een gave, die de eenheid blijft behouden zolang zij door hetzelfde denken wordt beheerst. Iets wat ook nog een verklaring zou kunnen zijn voor datgene wat met de leerlingen is gebeurd die na Jezus’ dood bijeenkwamen in de korenmarkt en door de H. Geest werden bezield. Als we Jezus zo bekijken, dan wordt het wel een beetje anders.

Jezus heeft wel degelijk bepaalde rituelen. Het is niet alleen maar een rondsloffen, zo nu en dan een wondertje doen en ondertussen de zaligheid verkondigen. Jezus heeft wel degelijk zijn vaste normen. Wanneer hij werkt, dan werkt hij met middelen die ook in de magie thuishoren. De overspelige vrouw. Jezus zit daar en hij schrijft in het zand. Waarom schrijft hij in het zand? Iemand die ooit in de Oost is geweest, weet dat nu nog bepaalde begaafde occultisten daar als ze voorspellingen doen of bezweringen uitspreken of zelfs maar als ze een waarheid illustreren de gewoonte hebben om met een stok tussen de voeten diagrammen te tekenen. Daar kunnen woorden bij staan. Een vriend van mij heeft een keer dat praktisch opgelost. Het enige dat de man deed, zei hij, was de namen opschrijven van alle klanten van de vrouw die haar vervolgden. Dat is ook denkbaar. Maar aan de andere kant denk ik, dat ze hem dan ook aangevallen zouden hebben als medeweter. Dat gebeurde niet.

Jezus doet hier iets dat ten doel heeft de aandacht te boeien. Het is iets waarmee je een suggestieve eenheid met de ander kunt bereiken en daardoor krijg je gezag over de ander. Dit is een techniek die zo oud is dat ze in Egypte al werd gebruikt voordat de piramiden werden gebouwd. Hier vinden we in het Evangelie een aanduiding dat Jezus diezelfde techniek ook gebruikte.

Een ander voorbeeld is de uitdrijving van de demon die de bezetene bezit en die zijn naam geeft als Legio ofwel ‘Wij zijn velen.” Hij beveelt ze om in zwijnen te varen. Nu zeggen de mensen; Dat was een goedheid van Jezus. Neen, het was geen goedheid, het was een noodzaak. Er bestaat namelijk een magische regel die nu nog steeds in delen van Azië en Afrika wordt toegepast. Als de woning goed is gekozen, dan is de demon de gevangene tot de woning is vernietigd. Die regel bestaat nog steeds, de praktijk ook. Dan vragen we ons toch af of Jezus zich hier ook niet houdt aan de regels van de magie. In dit geval is het een magie die thuishoort in de buurt van de zuidgrens van het huidige Pakistan. Vergeet niet, dat was vóór Mohammed. Ook hier weer zien we Jezus met handelingen die magisch aandoen. In andere gevallen hebben we te maken met zuivere suggestie, met mentaliteitsveranderingen.

Wanneer Jezus de Bergrede houdt, dan zitten ze daar allemaal en ze hebben niets te eten. Toen zei Jezus: Wat hebben wij? Een paar broden en wat visjes. Hij zei: Ga daar maar mee rond. Zij werden allemaal zat; ze kregen meer dan voldoende. Wat gebeurde er? Door dit gebaar schept Jezus een gevoel van verplichting. Bij oosterse volken kan verplichting heel zwaar wegen. Hij maakt daardoor eigenlijk de aanwezigen tot zijn gasten. Waar de gastheer tekort heeft of tekort schiet daar is de gast mede aansprakelijk zo goed als de gastheer verantwoordelijk is voor de veiligheid en het welzijn van zijn gasten. Dat bestond zelfs nog in 1900 in een land als Armenië. Dus ook hier weer, wat er gebeurde was eigenlijk een psychologisch foefje. Iedereen zegt; Dank u. Men breekt er een stukje af, neemt dan zijn eigen brood en als men ziet dat de buurman niets heeft, zegt men: Hier heb je wat van mij.

Het zijn niet de mirakelen die in een bijzondere samenhang staan met al het voorgaande. Jezus is kennelijk een telepaat.

Op een gegeven ogenblik kwam een Romeins hoofdman bij hem en vroeg om zijn dochtertje te genezen. En terwijl iedereen zei: Wat begin je met al die ellende, keek Jezus de man aan en zei: Ga naar huis, want zij is reeds genezen. Het doet een beetje denken aan de manier waarop sommige facehealers in deze tijd nog werken. Die zeggen: Ik heb de geest gesproken. Ga maar naar huis de zieke wordt beter. Je behoeft niet eens ver te zoeken. Die mensen zijn er vandaag nog. Maar hoe weten zij dat? Ja, dat is een aflezen.

Een ander geval. het opwekken van het dochtertje van Jaïres. Was ze dood of was ze schijndood? Dat weten we ook niet. Het kan heel goed zijn dat ze in een kataleptische trance verkeerde en dat Jezus haar daaruit haalde.

En Lazarus dan? Met Lazarus was het een beetje moeilijk. Hij lag daar in het graf en hij riekte reeds. Jezus had tranen in zijn ogen, maar hij wekte hem wel op uit de dood. Nu zeggen wij: Dat is wonderbaarlijk. Wacht even! Er zijn vele soortgelijke verhalen geweest over andere ingewijden die dat ook hebben gedaan. Apollonius van Tyana zou het gedaan hebben. Kum Pat Sen (?) en nog vele anderen. Het is dus weer niet iets dat maar één keer gebeurt. Dat willen de verkondigers ons voorhouden dat het maar één keer is gebeurd, maar dat is niet waar. Het zijn verhalen die we overal terugvinden.

Is dit opwekken van doden dan misschien iets dat in de magie thuishoort? Denken we eens aan de praktijken waarmee men iemand tot zombie kan maken en het mogelijk is de zombie weer vrij te kopen. Dan is dat iemand die gestorven is, die een lange tijd zonder bewustzijn heeft geleefd en tot het bewustzijn terugkeer. Dan denken we aan bepaalde goena‑goena praktijken waarmee ook mensen die gestorven zijn, kunnen worden teruggeroepen, maar wel alleen kort na hun dood. Dan denken we aan de Tibetaanse praktijken waarmee het mogelijk is om een dode inderdaad weer op te wekken en te laten spreken. We denken aan de Egyptische magie waarmee iemand, die op de schoot van Osiris rust (d.w.z. die ook dood is maar nog niet overgeleverd aan de priesters die hem moeten voorbereiden voor het eeuwige leven), kan worden gedwongen te spreken. Met andere woorden: dat opwekken, dat boodschappen overbrengen van de doden kwam overal voor, maar het is magie.

Moeten wij nu aannemen dat Jezus het totaal anders heeft gedaan, als we weten dat hij in zijn leven kennis heeft genomen van vele magische praktijken? Het lijkt mij niet redelijk om dan te zeggen: Neen, dit was anders, ook als het beter past bij het geloof. Wij moeten toegeven dat, wanneer Jezus hier optreedt, dan is in de manier waarop hij optreedt, de wijze waarop hij werkt, tot zelfs hij beroert haar eerst bij de slapen en dan bij de handen, zoals in een uitvoerige vorm van het Evangelie staat over de opwekking van de dochter van Jaïres, hij de techniek gebruikt die ook elders hiervoor werd toegepast.

Wij weten dat Jezus zich steeds in de eenzaamheid terugtrekt in de woestijn voor meditatie. Wij weten dat zeer vele ingewijden van allerlei geloofsvormen een soortgelijke traditie hebben van het zich terugtrekken; als het even kan op een berg. Wij weten dat Jezus samenkomt met zijn leerlingen en dat hij ‘grote beslotenheid’ doet. Waarom zou hij dat doen, als het niet was om zijn leerlingen te instrueren? Alles spreekt daarvoor, omdat Jezus een magiër is geweest. Dan kunnen wij daarbij twisten over de vraag of hij wel of niet de Zoon Gods is geweest. Maar als hij dan de Zoon Gods is of God Zelf, zoals sommigen beweren, dan heeft hij nog gewerkt met de middelen die op aarde bestonden. Dan heeft hij zich kennelijk steeds weer gehouden in de manier waarop hij optrad aan de tradities van verschillende vormen van magie en niet slechts aan één magische traditie. Mogen we dan niet zeggen dat Jezus een magiër is?

Als wij nu toch bezig zijn, mogen we dan niet veronderstellen ‑ ook al klinkt het speculatief en zullen we hoogstens enige aanduidingen kunnen vinden in enkele apocriefe geschriften – dat Jezus met zijn leerlingen samenkwam in de woestijn of in de eenzaamheid en met hen sprak en ook met hen bepaalde rituele plechtigheden volvoerde. Waarom zouden wij die waarschijnlijkheid ontkennen? Het is niet genoeg, als er een verlosser is die boven de mensen staat. Het is niet genoeg, als Jezus het voorbeeld is dat onze zonden wegneemt en verder niets. Maar als we met Jezus te maken hebben, Jezus de magiër, die ook als mens en werkend met menselijke middelen het schijnbaar bovennatuurlijke tot stand brengt Als we te maken hebben met een enorm geestelijk vermogen dat zich volgens menselijke riten en geconcentreerd zich uitend verschijnselen veroorzaakt, dan staan we voor iets wat wél is na te volgen.

Als Jezus tot de mensen roept: “Ik ben u de weg en de waarheid!” dan is dat een heel mooie spreuk. Dan betekent het over het algemeen: Schaap, loop achter je herder aan, ook al weet hij niet waar hij naartoe gaat. Maar als het is: ik ben u de weg en de waarheid, dan is de waarheid de wetenschap die ik u heb overgeleverd. De weg is datgene wat ik ben en ben geworden. Dat is wat anders. Dan is het een ontwikkeling die je kunt doormaken. Dan is christen zijn niet alleen vroom-gelovig zijn en niet zondigen.

Trouwens de vraag is altijd waar de zonden vandaan komen. Ik geloof niet, dat Jezus ze ooit heeft opgesomd. Het is een kwestie van in jezelf de geestelijke krachten ontwikkelen. In jezelf de band met de Christus, met God, vinden. In jezelf de wetenschap ontwikkelen die verder gaat dan de menselijke redelijkheid en de menselijke goedgelovigheid. Die vreemde magische wetenschap, die wel degelijk in staat is effecten te veroorzaken, die wetenschappelijk niet verklaarbaar zijn, die voortdurend menselijke kwaliteiten en eigenschappen demonstreert, die pas in de laatste jaren – en dan nog slechts zeer aarzelend – worden erkend en bestudeerd zonder dat iemand precies weet hoe die werken.

Jezus, de magiër, is de weg. Hij is het die de mens duidelijk maakt dat je eerst de grenzen van de pseudo‑redelijkheid moet doorbreken en moet komen tot het volledig hanteren en openbaren van je wezen wil je werkelijk tot God gaan. Tot God gaan is doordringen tot de wetmatigheden die niet in de wetenschap zijn vast te leggen.

Spreken met de Vader wil zeggen: waarheden ervaren waarvoor je geen redelijke achtergronden kunt aanvoeren, maar die je wel altijd met feiten kunt demonstreren als zijnde waarheden. De magie van Jezus is een wetenschap. Maar vanuit wetenschappelijk standpunt is veel van hetgeen Jezus tot stand brengt empirie; het is een ervaringsweten dat niet ondersteund wordt zonder meer door vaste regels en normen.

Als ik spreek over Jezus, de magiër, dan spreek ik niet alleen over de man die in de woestijn vreemde riten volvoert. Dan spreek ik niet alleen over de man die paranormale gaven gebruikt op een manier die vele anderen in zijn tijd in mindere mate ook moeten hebben beheerst. Dan spreek ik over een Jezus die in zichzelf de mogelijkheid vindt om het wezen van magisch denken, het wezen van godsdienstig denken en de mystieke vereenzelviging met de Vader tot een eenheid te brengen en daaruit iets waar te maken, daaruit een leer te putten, daaruit manifest te maken dat God werkt op aarde.

Het zal u duidelijk zijn dat hetgeen ik hier heb gezegd bepaalde consequenties heeft.

Als een dominee voortdurend het Woord balkt (vergeef mij de uitdrukking) en ondertussen in een wetgebonden liefdeloosheid zijn medemensen vaak wezenlijk ten onder laat gaan, dan is hij zeker geen volgeling van Christus. Als een priester de op zich toch magische rituelen van zijn kerk vervult aan een altaar, de magische gebaren maakt en de spreuk van de kerk murmelt zonder dat daar reëel iets uit voortkomt, is hij dan wel een ware priester? O ja, hij is een priester van een kerk. Maar is hij ook een ware volgeling van Jezus? Ik geloof, dat er een eis moet worden gesteld aan hen die Jezus’ woord verkondigen:

Maak datgene waar wat Jezus heeft geleerd. Genees de zieken. Drijf de duivelen uit. Lees de toekomst, indien het noodzakelijk is. Maar bovenal, vind de mystieke eenheid met de Vader waardoor je sterker bent, overtuigender dan een mens met een hele kerk achter zich ooit kan zijn.

Als ik spreek over Jezus, de magiër, dan toon ik gelijktijdig de betrekkelijkheid aan van elke leer die alleen maar op geloof zonder meer is gebaseerd. Dan stel ik de eis, die volgens mij een ieder mag stellen, als je ernstig zoekt en streeft, zal de waarheid ook metterdaad kenbaar kunnen worden. Niet in een verre toekomst, in een Koninkrijk der Hemelen, vooral als je een goede erfenis nalaat, maar dan moet ze nu en onmiddellijk kenbaar zijn. Dan moet ze nu voortvloeien uit je wezen als een kracht. Dan moet ze je omgeven als een sfeer die anderen beïnvloedt. Dan moet ze zieken genezen. Niet in een wanhopig zoeken naar de juiste formule, maar in de spontaniteit van een erkende noodzaak die de oplossing geeft voor het probleem.

Dan is er niet alleen maar sprake van een moeizaam verdraagzaam zijn en zoeken naar begrip. Dan is er sprake van die empathie waardoor je de ander begrijpt in zijn wezen en zo de ander kunt geven wat hij nodig heeft zonder dat je daarom de wereld staat te verbluffen met een uitspraak die ze niet kan begrijpen. Het betekent dat je zoveel inzicht en doorzicht hebt dat je de mensen met hun stoffelijke redelijkheid en spitsvondigheid als een waar diplomaat schaakmat zet, en als een innerlijk bewuste de duisternis verdrijft door het licht.

Jezus heeft in zijn leven al die dingen gedaan. Ik heb u enkele punten genoemd die buiten de normale Evangeliën liggen. Ik heb u dingen gezegd die niet te bewijzen zijn in deze tijd. Ik voor degenen die zich daarmee bezighouden. Bedenk wel, ook het historische bestaan van Jezus is wetenschappelijk gezien niet bewijsbaar; het is hoogstens aannemelijk te maken.

Ik heb Jezus gesproken, in de geest. Ik heb zijn kracht ervaren. Ik weet wat zijn wezen is. Ik weet wat de Christus is waarmee hij verbonden is. U weet dat niet. En op grond van dit alles durf ik mijn stelling handhaven. Op grond van dit alles kan ik alleen maar verklaren. Elk woord dat ik omtrent Jezus en hetgeen hij deed heb gezegd is volgens mijn beste weten waar.

Wat u geloven wilt, is uw zaak. Hoe u Jezus wilt volgen, de Christus wilt zien, is uw zaak.

Ik zou nog graag tot slot, het volgende, willen opmerken.

Wij hebben ons beziggehouden met Jezus, de magiër. Laten wij de consequenties trekken uit hetgeen wij hebben gezegd. Het betekent, dat elke christen in zekere zin een magiër is, een magus. Want de werkelijke christen zal de innerlijke kracht en de erkenning van de Christus zo goed als de leer van Jezus leven als een noodzaak om met geestelijke krachten buiten zich onmiddellijk werkzaam te zijn. Dit nu is magie.

Wie dus komt tot de erkenning dat iets – van hetgeen is gezegd door ons op deze avond – juist en waar is en zich eventueel nog verder wil informeren over datgene wat we over het wezen en de ware leer van Jezus al meermalen uitvoerig hebben gezegd, die zal volgens mij zijn eigen innerlijk moeten onderzoeken. Hij zal moeten proberen zich eerst bewust te worden van een oneindige liefdekracht in zich die geen vijanden kent. Dat laatste is het moeilijkste. Hij zal dan deze kracht in zich opnemend van daaruit zich een beeld, onverschillig welk, maken van Jezus of desnoods van God en dit beeld gebruiken als symbool en de krachten die in hem schuilen voortdurend uitzenden naar de mensen.

Werkelijk christendom is het vinden van de gemeenschap der mensen, niet het vinden van de uitverkorenheid of de verhevenheid boven andere mensen. Zolang een christen niet bereid is de gelijkheid en gelijkwaardigheid van alle mensen te erkennen, is hij geen christen volgens Jezus’ leer. Zolang een christen alleen werkt met woorden en niet met de krachten die in hem schuilen, is hij geen christen volgens Jezus’ leer. Maar als een mens naar buiten toe een totaal andere leer verkondigend in zich de liefde voor de totaliteit samen met de liefde voor God ervaart en daaruit zijn krachten puttend deze tot de mensen zendt direct en wezenlijk, is hij een ware christen. Christen zijn is niet een leer belijden of bepaalde zaken geloven. Waarlijk christen zijn is leven in een kracht en vanuit een kracht waardoor alles wat goddelijke liefde is, wat kosmische harmonie is tot uitdrukking wordt gebracht ook in de wereld waarin wij zelf leven.

image_pdf