Over Jezus werken en lijden

image_pdf

21 maart 1967

Wanneer we ons willen bezighouden met de werkelijkheid van Jezus werken en lijden, dan moeten we wel een paar punten vooropstellen. Ik weet niet of die voor iedereen even prettig liggen, maar we moeten de zaak duidelijk maken:

U moet goed begrijpen dat Jezus in zijn tijd een rebel is, een opstandeling, een provocateur eigenlijk. In zijn gedrag, in zijn leven en in zijn redevoeringen gaat hij in tegen de gevestigde opvattingen. En wanneer Jezus de mens in die Bergrede o.m., want er is natuurlijk heel veel gezegd, het is niet eens allemaal vastgelegd, confronteert met de punten waarop zij geluk kunnen vinden. Wanneer hij de mens daarnaast confronteert met de verplichting van de mens, dan doet hij dit de eerste plaats wel om een bestaand beeld af te breken. Jezus leeft in een maatschappij waarin het aanzien van de Farizeeën, van de hogepriesters, van de oudsten, eigenlijk gelijk komt aan een soort gouvernement. De Romeinen zijn weliswaar de werkelijke heersers, maar in het dagelijks leven is het gehele land Israël nog een theocratie. En deze Godheid spreekt alleen en uitsluitend via de tempel, via een accumulatie van wetten en reglementen en heeft daarbij dus ook een beoordeling van de mens tot stand gebracht. Zo is een weduwe bv. iemand die minder in tel is. Iemand die ongeluk heeft, beschouwt dit als een straf van God, we vinden dit in sommige puriteinse opvattingen in het Christendom later terug. Iemand die niet volledig bij zijn verstand is, dat is iemand die door God gevloekt is, die moet je met rust laten, maar die telt niet mee. Kortom er wordt een hele reeks van visies gegeven op de maatschappelijke belangrijkheid daar, en wanneer Jezus die Bergrede spreekt dan moeten we hem niet in de eerste plaats alleen maar zien als iemand die troost geeft. Sommige mensen doen dit.

Wij moeten hem zien als iemand die ook daar in feite provoceert. Die probeert om de maatschappij tot bewustzijn te brengen van een andere mogelijkheid van leven, een totaal andere waardering. En dan zegt hij o.m. dat bekende “zalig zij de armen van geest en de armen en de bedroefden”. Dan somt hij daar alles op wat eigenlijk beschouwd wordt als een bestraffing, als een moeilijkheid in deze maatschappij. Wanneer je het samen wilt vatten in een paar woorden, dan zegt Jezus eigenlijk op dat ogenblik, “Mensen jullie zijn dwaas dat jullie je bezighouden met al deze maatschappelijke vooroordelen die in stand worden gehouden door degenen die jullie wensen te regeren”. Elke mens is een mens. Elke mens is uit God. En juist de mens die jullie de mindere achten, de mens die niet is opgenomen in de zelfrechtvaardiging van de maatschappij is een gelukkig mens, want hij zal troost vinden, hij zal ingaan in het Koninkrijk der hemelen, voor hem zal er een vervulling zijn. Maar jullie en je zelfrechtvaardiging, jullie met het idee dat jullie kennis, jullie wetenschap meer dan voldoende is, jullie juist zullen dat niet vinden.”

Laat ons nu deze tijd eens onder de loupe nemen En laten we dat dan eens niet doen vanuit het gangbare standpunt, maar trachten daarbuiten te staan. Van buitenaf de zaak te bezien. Er zijn mensen die zich beroepen op hun wijsheid, maar ze begaan vele dwaasheden. Er zijn mensen die zich gerechtvaardigd achten omdat ze aan alle wetten gehoorzamen. En er zijn zelfs mensen die vinden dat God hen gesteld heeft als rechters over de mensen. Deze mensen zoeken een rechtvaardiging voor wat ze zijn en wat ze doen in de allerhoogste, maar God is zelf de enige rechter. God is het die elke mens aanvaardt in zijn eigen belangrijkheid en hem geeft wat hij nodig heeft. Die maatschappij is ergens ziek. Nu kunt u zeggen: ja die maatschappij is ziek dat horen we zo vaak, dat heeft geen praktische betekenis. Ik zou zeggen dat heeft een heel grote praktische betekenis. Wanneer wij beseffen dat hetgeen er gebeurt, wat er ook gebeurt dus in deze tijd overeenkomst vertoont met de situatie die er was hoofdzakelijk in Jeruzalem natuurlijk, maar daarnaast toch ook wel in het hele land van Israël, dan begrijpen we dat er ook de behoefte is aan de vrijmaking.

Jezus is niet alleen maar de Verlosser. Dat aspect van zijn wezen, daar wordt voortdurend de nadruk op gelegd. Jezus is ook iemand die vrij maakt, hij probeert de mensen duidelijk te maken dat ze zelf moeten leven, dat ze zelf moeten streven en werken. Hij probeert die mensen duidelijk te maken dat ze verplichtingen aangaan ten aanzien van God en dat deze verplichtingen heilig zijn en geen andere. Hij probeert de mens te doen beseffen dat zijn leven niet moet worden opgebouwd binnen het gangbare bestel, maar moet worden opgebouwd uit de liefde voor de naaste. Zegt Jezus zelf niet: het hoogste gebod van allen is, gij zult uw God liefhebben boven alle dingen en uw naaste gelijk uzelf. Daarin ligt eigenlijk de hele oplossing van die Bergrede en haar betekenis voor deze tijd. U hebt uw medemensen lief, of hebt u ze wel lief? Liefhebben dat wil zeggen, jezelf a.h.w. offeren. Liefhebben dat wil zeggen niet alleen maar aan jezelf denken, dat wil zeggen zorgen dat een ander net zoveel heeft als jij, dat hij net zoveel kansen krijgt en niet alleen maar omdat het moet, omdat er een wet is of omdat het beloond wordt, maar eenvoudig omdat je niet anders kunt bestaan.

Werkelijke liefde voor God dat betekent God erkennen in het totaal van de schepping, dat betekent je hele leven a.h.w. aan die God schenken en dat kun je moeilijk doen wanneer je elke dag gedoken bent in de beursberichten en dat kun je moeilijk doen wanneer je voortdurend bezig bent erover na te denken hoe je je eigen kerk mooier en machtiger kunt maken dan die van een ander? Jezus verkondigt a.h.w. het vallen van de banden, de banden die de mens binden. In deze maatschappij zijn banden noodzakelijker dan in het oude Israël. Het in ook begrijpelijk; de bevolkingsdichtheid is groter, men beschikt over een technologie die eigenlijk verder gevorderd is dan het moreel besef van de mens kan hanteren en bedwingen. We hebben te maken met een enorme gecompliceerdheid van sociale structuur. En wanneer we van daar uitgaan, dan moeten we hetzelfde zeggen wat de priesters hebben gezegd: beter dat één mens sterve dan dat een volk ten onder gaat. En dan kunnen we zeggen: beter dat Jezus wordt verloochend, een beetje hier en een beetje daar, dan dat onze gulden maatschappelijke orde en onze belangrijkheid ten gronde gaan.

In deze moderne wereld sta je eigenlijk voor het grote conflict, of je zult leven voor God en je naaste, of leven voor de waan, de schijn die de omgeving je voortdurend voorgoochelt. Misschien zou je het zelfs nog scherper en moderner kunnen formuleren door te zeggen: de vraag is wat u zult zijn, een mens die zelf leeft, of een verbruiker. Daar komt het op neer. Je hebt niet zoveel nodig om te leven als je denkt en je hebt heus niet zoveel dingen die belangrijk zijn als je wel denkt. Voor jezelf zijn ze misschien belangrijk ja. Maar als je nadenkt over die naaste, dan ligt de zaak anders en dan moet je niet beginnen met te zeggen: ach de mensen zijn er slecht aan toe, we zullen wat doen voor de missie in Congo, voor de hongerlijders in India, we zullen er wat voor neerleggen aan geld. Je zou moeten zeggen: wat heb ik wat ik mijn naaste werkelijk kan geven, niet zo’n lapmiddeltje. Hoe is het mogelijk om in die Congo de mensen op hun eigen wijze, ze zijn onze broeders, ze zijn onze naasten, als mens te laten groeien tot een menselijk bestaan.

Dan moeten we niet zeggen, we moeten voedsel sturen naar India in de eerste plaats; we moeten zeggen: we moeten allereerst zorgen om die mensen in staat te stellen zelf hun problemen op te lossen en dan moeten we niet protesteren tegen een oorlog in Vietnam, terwijl er overal elders ook geweld is op de wereld; en dan moeten we ons niet alleen druk maken over de concentratiekampen van Duitsland, want er zijn elders nu nog concentratiekampen. Dan moeten we ons afvragen: wat heeft de naaste nodig? En dan moeten we zeggen de oorlog in Vietnam kunnen we niet oplossen. Maar wat ik wel kan doen dat is de vijandschap bestrijden. Ik kan mijzelf tot een offer maken a.h.w. voor iets wat meer is dan de uiterlijke vrede die men dan altijd nastreeft.

Jezus leert dat hij gekomen is om de mens de weg te zijn en de waarheid, en in de Bergrede geeft hij de mens de waarheid zoals die werkelijk bestaat. Een arme van geest zal binnen gaan in het koninkrijk der hemelen juist omdat hij door zijn armoede van geest, zoals de mens dat ziet, dichter blijft staan bij Gods werkelijkheid en de bedroefde zal getroost worden omdat de droefenis bij de erkenning van de werkelijkheid van het bestaan en voortbestaan wordt opgeheven. En een hongerige zal geen honger meer kennen, want in God is alle voeding en alle vervulling. De dorstigen worden gelaafd. Iedereen kan a.h.w., dat zegt Jezus, waarlijk in Gods rijk zijn en elk op zijn eigen wijze. Op deze wereld heb je Gods rijk gemaakt tot een soort politieke actiegroep. Nu kun je zeggen dat kerk en politiek dingen zijn, maar u zult zelf wel weten hoe ver doorgevoerd het opleggen van beginselen, principes en leefwijzen in deze maatschappij is gevorderd. Dat geldt niet alleen voor de Christenen dat geldt ook voor elk andere groepering. Maar hebben we wel als mens de plicht om ons daar dan aan te onderwerpen. Hebben we niet eerder als mens de plicht om mens te zijn.

In deze tijd denken de mensen vaak aan winst, verdienste, spaargelden en zekerheid, ze denken aan de noodzaak om deftige mensen te zijn in de ogen van anderen. Jezus in zijn Bergrede zegt: dat is allemaal niet belangrijk. Hij zegt niet dat hij gekomen is om de oude wet op te heffen, helemaal niet, die wet interesseert hem niet eens. Wel zegt hij dat hij gekomen is om een einde te maken aan het oude verbond, de uitverkiezing van het volk van Abraham en Jacob. En als u daar nu eens even over nadenkt, betekent dat dat er geen uitverkoren zijn, ook geen Christenen die uitverkoren zijn boven anderen. Dan betekent dit dat je in de moderne wereld de grenzen moet afbreken. Dan houdt dit in dat al dat geschetter van vaderlandsliefde hoe mooi het ook moge klinken en hoe menselijk het moge zijn, verkeerd is. Dan betekent dit en dat heeft Jezus mijns inziens willen zeggen, niet alleen met de Bergrede maar met zijn hele leven, dan is het noodzakelijk om mens te zijn, en desnoods zelf te lijden zonder verzet. Dan mag je alleen in verzet komen wanneer anderen lijden.

De mensen denken weleens aan Jezus als een doetje, als een mannetje dat zich overal laat sturen en laat behandelen zoals men wenst. Men denkt weleens aan hem die voortdurend lijdzaam is en duldzaam. In onze termen misschien als het toppunt van verdraagzaamheid. Hij is dat inderdaad maar alleen zolang het hemzelf betreft. Hij kan zijn beulen vergeven, hij kan bidden voor de Farizeeërs en hogepriesters, maar hij kan niet dulden dat het volk bedrogen wordt in de tempel, dan slaat hij de wisselaars en de handelaars en offerdieren eruit, oplichters. Dat kan hij niet accepteren. Daar waar misbruik wordt gemaakt van de medemensen daar is het Christelijk gezien uw plicht om daar iets tegen te doen, maar zelfs dan heeft u niet het recht om die mensen aan te vallen. Je moet zelfs de tollenaar kunnen begrijpen, zelfs de handelaar in sikkels. U weet het de tempelmensen. Maar je moogt wel degelijk het hen onmogelijk maken hun handwerk uit te oefenen.

Jezus zou in deze moderne maatschappij gezegd hebben: Mensen maak eindelijk eens een einde aan al dat bedrog, kom uit je schelp, kom eens uit je verborgenheid, uit je eigen egoïstisch, zelfzuchtig centrisch bestaan. Kom eens naar voren en kijk wat ze je aandoen, niet alleen jou maar je naasten. Voor jezelf mag je dat allemaal nemen, dat is niet zo belangrijk, maar wat ze die naasten aandoen kun je dat aanvaarden? Mens laat je stem horen, mens offer jezelf op het altaar van de naastenliefde. Wees een mens waarin God leeft. God is niet de kerk. God is niet eens een geloof, God wordt met duizend namen genoemd omschreven en aanbeden. God is de kern van het bestaan, Hij is de levenskracht zelf, Hij is het bewustzijn dat het hele heelal in stand houdt en bestuurt. Is het belangrijk hoe je die God zoek? Is het nu werkelijk zo belangrijk in welke woorden je die God terugvindt? Is het nu werkelijk zo gewichtig dat je die God alleen maar op een bepaalde manier benadert, is het niet veel belangrijker dat je God vindt? Wanneer zijn volgelingen commentaar hebben op het gebruik van de Samaritaan om God te aanbidden op de toppen van de bergen, dan zegt Jezus tot die volgelingen: ” Denkt gij niet dat mijn vader hier is, zowel als in een tempel”? Dat is een duidelijk antwoord, zou ik zeggen. Jezus verbiedt, en ik ga hier misschien wat verder dan in het onderwerp werd bedoeld, maar ik vind het belangrijk in deze context. Jezus zegt eigenlijk voortdurend tegen zijn leerlingen, denk er nu om alles wat jullie doen op deze wereld dat moet voor God gerechtvaardigd zijn en dat moet je naasten helpen.

Hij zegt tot hen: De vormen zijn onbelangrijk, maar je hebt geen bezit nodig, je hebt ook geen tweede paar schoenen nodig op de weg, je hebt niets nodig buiten het geloof in je God. En als je dat geloof in God hebt, dan kunt ge een boom doen verdorren even buiten Jeruzalem, een vijgenboom waartegen je zegt: nimmer zult ge meer vruchten dragen. Maar dan zegt hij ook: maar indien gij gelooft zo kunt ge de bergen tot u roepen. Dat is heel wat.

Jezus stelt: – en dat is voor deze moderne maatschappij geloof ik toch wel erg belangrijk -, dat het geloof,- een geloof dat niet geformuleerd wordt, begrijp dat wel,- God zien als een Vader alleen, dat is geen geloofsbelijdenis, dat is een innerlijke aanvaarding en het vertrouwen in die God boven alle dingen, dat die belangrijker zijn dan alle techniek, dan alle bezit, alle positie. Hij zegt tegen zijn leerlingen steeds weer: “Als ze maar geloven dat alle dingen mogelijk zijn”. Hij hamert op het geloof, niet in een bepaalde vorm hij maakt er geen godsdienst van, begrijp me, wat Jezus bedoelt is niet een ritueel, dat is geen catechismus.

Wat Jezus bedoelt, dat is vertrouwen dat te boven gaat aan het kunnen der mensen, dat gericht is op God, meer niet, maar dan ook volledig. Wanneer bij in de Bergrede al die dingen opsomt, wanneer hij probeert de mens te confronteren met het hele gebeuren in de mensheid, dan maakt hij duidelijk dat juist de mens die losgeslagen is, de mens die niet meer weet waarheen, maar die het geloof heeft, eigenlijk de uitverkorene is. Niet wat de mens heeft op aarde, maar dat wat hij niet heeft, is meestal een sleutel tot de bereiking. Niet wat de mens bezit, is zijn sleutel tot bereiking maar datgene wat hij geeft, niet de persoonlijke uitdrukking. De persoonlijke wet is belangrijk, al handhaaft Jezus ook voor zich de wetten voor zover ze niet in strijd zijn met wat hij ziet als zijn taak en roeping, zijn zending. Hij zegt doodgewoon: houd je aan de wetten zover het mogelijk is, maar onthoudt één ding, boven alles gaat je menselijke verantwoordelijkheid, je innerlijke aanvaarding van de Vader.

Daar het nu tegen Pasen is, is het misschien ook wel belangrijk hier te wijzen op Golgotha. Het “neem uw kruis op en volg mij”, dat heeft als eens opgang gemaakt, zoiets in de zin van, als je maar voldoende lijdt dan zal je wel uitverkoren zijn. Maar vergelijk dat nu eens met die Bergrede. Wanneer u lijdt, werkelijk lijdt, onverschillig hoe en u moet een innerlijke zekerheid vinden en u hebt ergens een vertrouwen, een geloof in die God, dan volgt er een compensatie. Dan komt de zaak a.h.w. voor elkaar. Maar zolang je niets hebt, zolang je dus dat kruis opneemt met het doel om dat kruis nu ook eens heel plechtig en gewichtig mooi te dragen, op dat ogenblik volgt u Jezus niet waarlijk meer. Het kruis dragen dat betekent niet het lijden dragen, dat betekent doen wat Jezus gedaan heeft, vechten voor je naasten en wanneer je ziet dat dat de enige weg is, je offer brengen. Tot driemaal toe heeft Jezus gebeden in de hof van calvarie, driemaal zou hij gezegd hebben, indien het Uw Wil is Heer laat deze beker aan mij voorbijgaan, Hij beëindigde het gebed met: “niet mijn wil maar Uw wil geschiedde”. Wij behoeven niet blijmoedig te offeren, al denk je dat misschien, maar we moeten begrijpen dat het offer soms noodzakelijk is, belangrijk is Je moet begrijpen dat dat offer brengen, zo goed, zo moedig, zo blijmoedig mogelijk, omdat het niet voor jezelf is maar voor een ander, eigenlijk van het allerhoogste belang is.

De maatschappij van vandaag is opgebouwd op het profiteren van elkaar. Wanneer je iemand iets moet geven, dan ga je niet zeggen: dat kan ik nog wel, maar ik moet mij iets ontzeggen, dan zeg je, neen dat is te veel gevraagd. Wanneer iemand je zegt: je zou wat goedkoper, wat beter moeten werken, dan zeg je: waarom zou ik het doen, een andere doet het ook niet. Wanneer iemand je zegt: in het leven moet je proberen om dat bovenzinnelijke, dat bovennatuurlijke wat in je bestaat, kenbaar te maken. Dan zeggen de meeste mensen: ach daar heb ik eigenlijk geen tijd voor, ik zal het weleens in mijn vrije uren doen. Maar Jezus vraagt de inzet van de gehele persoonlijkheid, Jezus vergt a.h.w. van zijn volgelingen ook die inzet. Hij zegt niet tegen ze: ik zal wel met jullie gaan en het voor jullie in orde maken, hij stuurt ze daar alleen op uit. En hij zegt niet tegen ze dat alles goed zal gaan op de wereld in tegendeel. Als hij bij Jeruzalem staat, kijkt hij naar beneden naar die stad en hij zegt met een zekere weemoed, maar ook met een aanvaarding van het onontkoombare dat de mens zelf veroorzaakt: “Voorwaar ik zeg u geen steen zal op de andere blijven”.

Die Jezus moeten we begrijpen, niet de halfzachte schoongelokte jongeling met het zegenend gebaar, het engeltje met een baardje die weldoend door de wereld gaat, dat was Jezus niet. Je moet denken aan de man, de strijder, de wat forse man die durft aanvallen als het nodig is. Oh hij is geen agitator, hij is geen volksmenner, maar iemand die alle middelen gebruik om de mensen meer bewust te maken, iemand die er helemaal niet voor terugdeinst om te zeggen: “die wetten deugen niet” en de mens die er vooral niet voor terugdeinst om te zeggen: “in de Vader kan ik dit, en ook gij kunt dit in de Vader en in mijn Naam”. Dat betekent, profiteer niet van je naasten. Dat betekent, geef eigenlijk meer dan je missen kunt, niet alleen aan geld, dat is niet zo belangrijk geloof me, maar aan mededogen, aan medeleven aan tijd, aan begrip, aan innerlijke kracht. Hij zegt tegen de mensen in feite en dat moet de moderne tijd maar eens proberen te begrijpen “Alle weten van de mensen is niets, vergeleken bij de kracht die schuilt in het geloof”. Om het anders te zeggen: datgene wat de mens weet van zichzelf en zijn eigen wereld is zo weinig dat het in het niet verzinkt bij de werkelijkheid die God geschapen heeft als rechtmatig erfdeel van de mens. Als basis van zijn wezen. Het is ook opvallend dat Jezus zelf in een zo belangrijke toespraak, – we danken dit hoofdzakelijk aan Johannes en Matheus, – als de Bergrede de mens niet lastigvalt met de duivel. En Jezus noemt in zijn hele bestaan eigenlijk maar één keer die duivel bij name en dan nog niet eens als satan, eerder als een kracht. Daarom bidt u nog steeds: “en verlos ons van het kwade”. Zo u wilt “van den boze” in een ouderwetse versie. Jezus schermt niet met hel en verdoemenis, Hij wijst op het duister dat bestaat, Hij wijst erop dat het duister eeuwig is, zo eeuwig als de schepping en het licht.

Maar hij heeft het niet over degenen die uitgeworpen zijn als eeuwig verdoemden, dat hebben ze ervan gemaakt. Hij heeft het over degenen die uitgeworpen zijn als degenen die ongelukkig zijn. Hij omschrijf de chaos van het duister als een oord waar geween is en geknars van tanden. Hij probeert de mens te vinden, de ziel van de mens. Hij probeert de mens de weg te geven die belangrijker is, die krachtiger is, die beter is dan alles wat je eigenlijk zou kunnen verwachten als mens. Hij zegt in feite tegen de mens: “Wanneer je vergeet te gehoorzamen aan je eigen wereld, zodra God je roept, dan kun je meer zijn dan een mens.”

En in deze wereld waarin je voortdurend weer ziet hoe men God wetenschappelijk tracht te verklaren en soms te ontluisteren, waarin je ziet hoe de mens probeert door te dringen tot de wereld van de microkosmos en reizen maakt naar de sterren, dan zou ik toch weleens de vraag willen stellen: is dit alles wel zo belangrijk? Is dit wel zo belangrijk als je denkt? Is de mensheid wel zo gelukkig als zij denkt? Is er niet een andere wijze van leven, waarin je juist, omdat God je nabij is, omdat je niet meer alleen staat, of alleen maar tussen mensen, waar je niet meer te beroepen hebt op de tijd en de menselijke inzichten en regels, maar op een eeuwigheid gelukkig zijn? De wereld die zelfbeperking zou opleggen, die de mens nu kennelijk niet kan opbrengen, omdat hij alleen maar gelooft in zichzelf ook al aanbidt hij nog God. Een innerlijke kosmisch lichtende wereld die de mens brengt tot het voltooien van taken die onmogelijk zijn in de ogen van anderen. Die genezing brengt waar de wetenschap en niemand genezing kent; en de mogelijkheid daartoe verwerven, die de ziel vrijmaakt van haar lasten, niet alleen maar door een absolutie, maar door haar te doen herkennen dat God voortdurend in hem is. Je zegt tegen de wereld: al jullie sociale belangrijkheid, jullie gevestigd zijn, is maar een voorbijgaande vorm. Maar de mens, de naaste die naast je gaat, de mens die je kent, die je ziet, waarom je leeft, waarmee je werkt, die mens, deze naaste is belangrijker dan alle dingen, alleen God is belangrijker dan de naaste.

Wie dit zou begrijpen in deze tijd zal waarschijnlijk wel naar een reden zoeken om het niet in de praktijk te brengen. Dat lijkt een onmogelijke, een onmeetbare opgave, iets wat je misschien kunt doen ergens via een roeping binnen een klooster of binnen een kerkgemeenschap, maar wat je toch niet zelf kunt doen. Toch vraagt Jezus juist dit, hij vraagt het omdat het mogelijk is wanneer je in jezelf het geloof vindt. Een geloof dat niet gebaseerd is op spitsvondigheid, op allerhande beredeneringen en typologieën, dat niet voortkomt alleen maar uit filosofieën gebaseerd op de reeds bekende feiten, maar door de eenvoudige levensaanvaarding van een kracht in jezelf. En als u mij vraagt wat is de betekenis van de Bergrede, ja zelfs van Jezus leven en lijden voor de wereld van vandaag, dan kan ik niets anders zeggen dan: Het is een kreet die doorklinkt tot in deze dagen: mensen durf eens wat meer in je God te vertrouwen, durf wat meer te geloven. Probeer je eens wat minder druk te maken om al die kleinigheden. Mens denk eens wat meer aan je naaste en wat minder aan jezelf. Probeer niet zo uit te maken wat je rechten en je plichten zijn. Help je naasten, waar en hoe dan ook.       Maar je zegt tegen de wereld in feite tegen die wereld van vandaag: Als jullie zo voort blijven gaan in zelfrechtvaardiging, en eigenwijsheid dan zal er geen steen op de andere blijven.

Daarnaast geeft hij ons zijn eigen wezen; niet Jezus de mens maar Christus de Goddelijke Kracht, de Goddelijke Liefde en als zodanig zegt hij: Ik ben u de weg en de waarheid. De Liefde Gods is de enige onveranderlijke waarheid in een menselijk bestaan, de enige weg daartoe is het erkennen van de naaste en het erkennen van God als het allerbelangrijkste in het bestaan.

U leeft vandaag in deze wereld, en alles wat ik spitsvondig en netjes over die Bergrede vertel heeft geen zin, het is absoluut nutteloos en zinloos wanneer u niet begrijpt hoe Jezus is, begrijpt hoe uit hem die Christusgeest oprijst, niet als een last die wij te dragen hebben, maar als een kracht die wij in onszelf kennen. Hoe God de Vader niet alleen maar de verre toeziende vriend is waar wij eens te land zullen komen, als we braaf en netjes zijn. Maar dat God de Vader de kracht is die elke dag in je is, zonder welke je geen ogenblik kunt leven en bestaan. Een God die je lief moet hebben niet als het “verschijnsel leven” maar als de kracht van een eeuwig leven zelf in jezelf altijd elk ogenblik van de dag.

U weet allemaal dat wij in de geest nog wel eens op aarde kijken. En het zal heel vaak gebeuren dat u iets doet waarvan u blij bent dat een ander het niet ziet, terwijl een heel stel geesten van verschillende grootorde, rangorde, kracht van licht, heel rustig staat te kijken wat u uitvoert. Zelfs als ze daar niet zijn dan is daar God, dan is daar het leven zelf in u dat registreert en waarneemt. U hebt geen engelbewaarder nodig met een notitieboekje. Al wat u leeft, leeft God met u, in u, door u, en alles wat u denkt, uw nachtmerries, worstelingen om een houding te vinden of om een positie in te nemen, uw zoeken naar al datgene wat u dan zo belangrijk of begeerlijk toeschijnt, al die dingen bij elkaar zijn altijd bekend met elke intrige met elke handeling die onjuist is, met elke schuldbewustzijn dat er in u leeft met elke zelfverheffing en elk egoïsme dat er in u bestaat. U kunt niets doen zonder dat het bekend is. U hebt het recht op uw eigen leven. God heeft u dat gegeven, heeft dat vastgelegd in zijn wetten, heeft bepaald hoever u kunt afwijken van hetgeen in u de juiste weg zou zijn. Hij heeft ook gezegd wat uw eindbestemming zal zijn, hij heeft u ingebouwd. U bent vrij, volledig vrij, maar dat wil niet zeggen dat u iets onopgemerkt of geheimzinnig kunt doen, weet u. En in de menselijke wereld is die neiging tot geheimhouding en tot achterbaksheid haast ziekelijk geworden. Ik geloof dat Jezus ook bedoeld heeft dat die dingen eigenlijk uit den boze zijn. Dat je eerlijk moet leven voor je God met het besef dat niets van wat je bent en doet ergens werkelijk geheim is. Dat je de aansprakelijkheid en de verantwoordelijkheid niet kunt ontvluchten door een redenering. Dat je eenvoudig jezelf overlevert aan wat je zelf bent. Ik weet ook dat wij in onze werelden, – al zouden sommigen van u misschien liever meer een hypothese zijn dan een werkelijkheid, – voor u werken. Proberen voor u iets te doen. Niet omdat wij u in het bijzonder liefhebben, maar omdat we u kennen, omdat we uw wereld kennen. U bent eenvoudig onze naaste. Wanneer dat betekent dat velen van ons voortdurend hard werken en worstelen en zwoegen, in plaats van de paradijselijke palm wuivend, vreugde belevende, die u zo vaak als een einddoel voor ogen wordt gesteld, dan betekent dat alleen maar dat we God leven dat wij de Vader leven en de Christus leven. Dat wij daardoor deel zijn van het Koninkrijk der hemelen, dat wij daardoor gelukkig zijn. Zoals u alleen werkelijk en volledig gelukkig kunt zijn wanneer u niet meer denkt aan uzelf, wanneer u in uw leven en uw werken alleen maar eigenlijk uitgaat van dit feit: ik kan toch niets geheimhouden, ik kan niets verborgen doen, ik kan niets uitblussen.

Maar wanneer ik mijn naasten erken, wanneer ik leef volgens de God die in mij is, de stem Gods die ik in mij erken, dan zal ik gelukkig zijn, dan zal ik mij deel weten van het Koninkrijk Gods. Niet alleen in een enkele flard van mystiek beleven of iets wat misschien meer lijkt op een vergeestelijkt uitgedrukte hysterie, maar gewoon als een kalme zekerheid van elke dag. Dat is eigenlijk het belangrijkste wat er is. Waarlijk gelukkig zijn! Wie van u weet wat dat betekent? Wie van u is werkelijk grenzeloos gelukkig geweest zonder voorbehoud, zonder nevengedachten? In het koninkrijk Gods bestaat dat geluk niet in uiterlijkheden, maar in de voortdurende vervulling als het ware van de God in je, van de kracht in je en de voortdurend uitdrukking van de Christus die ook door jou voortdurend actief is.

Voelt U zich nu niet al te zeer bedrukt omdat u zo zeer faalt. Denk maar aan de tollenaar, die uit de boom bijna boven op Jezus viel toen Jezus hem aanspraak. Die was in de ogen van de wereld een grote zondaar en het aantal gemeenheden die hij had uitgedacht, zullen heel wat groter zijn geweest dan de meeste van u hebben uitgedacht. Maar toen hij begreep wat Gods liefde is, die Jezus aanvaardde, toen was hij vrij. En dat teruggeven van al dat onrechtmatig verworvene was niet eens een ellende voor hem, nee het was een vreugde hij was blij dat hij ervan af was. Hij is nooit zo blij en gelukkig geweest. Als u zegt: ja maar ik heb zoveel dingen die niet in orde zijn, om voor die werkelijkheid van God te treden, ben ik bang. Dan wil ik u herinneren aan de gelijkenis van de Farizeeërs voor in tempel en de tollenaar achterin. Weet u we zijn geen van allen waardig, we zijn God niet waardig, we beseffen hem niet eens. Maar wanneer wij God erkennen, is dat God voldoende en dan vinden wij uit God rechtvaardiging. Door het werk Gods waarmee wij dienen, voor onze naasten leven, en dat zonder organisaties zonder, overbodige wetten, zonder een verbannen van de vreugde uit je leven, zonder allerhande gekke voorschriften, alleen maar door die naasten te dienen, vrij, want God heeft ons vrij geschapen als mensen en als geest. We kiezen onze eigen weg. Wat we op die weg op onze hals halen dat zullen we zelf moeten oplossen natuurlijk en als we God met ons weten, dan gaat het zo gemakkelijk. U hoeft zich heus geen zorgen te maken over het feit dat u bespied wordt of over het feit dat God alles weet. Wanneer u tenminste niet probeert om een vesting op te bouwen rond uzelf en te zeggen: wat ik ben gaat niemand aan en mijn belang en mijn wijsheid is het enige en mijn gezag en mijn macht moeten ten koste van alles gehandhaafd worden. Wanneer je maar niet zegt: God is alleen in tempels, of Gods stem spreekt alleen maar door de hogepriesters. Het in eenvoudig genoeg. U begrijpt heel goed dat hetgeen ik hier zeg voor uw tijd, zeker in deze klimmende Aquariustijd van zo groot belang is dat u dat niet ineens kunt doen. Dat gaat eenvoudig niet. Maar u kunt het in ieder geval proberen, u kunt er een begin mee maken. Al is het alleen maar door er een keer over te denken. En door eens een enkele keer wat meer aan een ander en wat minder aan jezelf te denken, dan heb je misschien al heel veel gedaan.

Maar het gekke is: Wanneer wij God zoveel geven, geven wij een klein stukje van ons wezen en ons denken, dan heeft Hij ons a.h.w. gevonden of beter gezegd wij hebben Hem gevonden, en dan geeft hij zoveel vanzelf, veel meer dan je ooit kunt geven. Alleen hij betaalt het niet uit in kasbiljetten en hij drukt zijn waardering niet uit in een nieuwe auto of in een lekker kapitaaltje op de bank. Hij drukt zijn waardering uit door u te bevrijden van de dingen die het onmogelijk maken jezelf te zijn in een ware erkenning van zijn wezen. En geloof me dat proces, wanneer je het aanvoelt en begrijpt is iets fantastisch.

  • Wat bedoelde Jezus met zijn “Zalig”

Zalig is een wat ongelukkige vertaling eigenlijk, je zou kunnen zeggen gelukzalig, maar dat gelukzalig dat betekent dus een wegsmelting van grenzen. Zalig dat wil zeggen: in harmonie zijn, in vrede zijn met God en de wereld. Zalig zijn reeds nu de bedroefden, want zij zullen getroost worden, wanneer zij nu in hun leven, God niet verwerpen, dan komt de troost automatisch, iets waar je eigenlijk niet eens meer hoeft om te bidden, bidden doe je alleen om iets bijzonders of om God te bedanken. Zalig zijn de zieken, zij zullen genezing vinden, zalig zijn de gevangenen, zij zullen bevrijd worden. Nu moet u dat niet alleen maar letterlijk opvatten. U moet het zien zoals Jezus het bedoelde: er waren mensen die gevangen waren, de gevangenen van de voorschriften van de overleveringen van de Thora, ook zij worden bevrijd. En u moet dat zieke niet alleen maar zien als mensen die ziek zijn, last hebben van reumatiek of zo. U moet dat eigenlijk zien als alle ziekten, ook die van de geest, ook die bezeten zijn, dit manisch depressief zijn, het feit dat het er is, maakt je zalig wanneer je God niet verwerpt daarin. Want God geeft je wat nodig is, hij geeft je de kracht, de beheersing, hij geeft je het gevoel van eenheid waardoor al het andere onbelangrijk is.

Dus zalig is heel eenvoudig te omschrijven. Zalig is in welke wereld, in welke vorm je ook leeft zo één met God en de totaliteit, dat alle lijden onbelangrijk wordt onder het geluk van dit gevoel van eenheid. Die eenheid die verbondenheid met de Kosmos is meer dan al het denkbare en die weg is ook voor u altijd open. Ik heb u duidelijk willen maken dat, waar het menselijk zijn tekortschiet, het geloof in staat is om het onmogelijke mogelijk te maken, u in staat stelt een weg te vinden uit elke verwarring, u in staat stelt om de waarheid te vinden in alle dingen.

image_pdf