13 januari 1956
Aan het begin van deze bijeenkomst wijs ik u er op – zoals gebruikelijk dat wij noch alwetend noch onfeilbaar zijn en u dus wordt verzocht uw eigen oordeel te gebruiken. Het onderwerp van deze avond heb ik gekozen uit de kleine dingen, die in het leven zo belangrijk zijn. Het is mij en ook de andere sprekers, die mogelijkerwijze over dit onderwerp zullen spreken in de toekomst, natuurlijk niet mogelijk een handleiding te geven van: hoe men nu leven moet. Het is ons evenmin mogelijk u te gaan vertellen, op welke wijze je bepaalde dingen het beste doet. Zouden wij daarmee beginnen, dan zouden wij zeer persoonlijke adviezen moeten geven en u begrijpt wel, dat dat in een vergadering als deze moeilijk mogelijk is. Er zijn kleine punten, die in ieders leven gelijkelijk naar voren treden en die buitengewoon belangrijk zijn, juist voor de persoonlijke bewustwording van elke mens afzonderlijk.
Allereerst wil ik voor u het grondidee schetsen aan de hand waarvan u dan nadere toelichtingen krijgt. Een mens leeft. Wanneer wij echter het gedachteleven van een mens en zijn daadwerkelijke leven vergelijken, dan blijkt ons, dat zeer veel dingen aan die mens voorbij gaan; zij zijn hem te onbelangrijk, hij doet ze af met een gewoontegebaar. Hij kan het nieuwe, het zuivere niet zien, omdat het te onbelangrijk schijnt. Wanneer wij de gedachten zien van mensen, die streven naar bewustwording, die streven naar een hoge positie, die dromen, wat zij zullen zijn in de wereld, dan zijn het meestal van die grote, veeleisende dromen. De mens stelt zichzelf superieur tegenover anderen. De mens stelt zichzelf als machtiger, beter in zijn gedachtewereld. Hij houdt zich er niet mee bezig, hoe hij dat wordt. Een ideaal hebben, of een dagdroom, een gedachte is natuurlijk niet kwaad. Uiteindelijk beter te weten, waar u heen gaat, dan maar doelloos voort te lopen. Doelloos dag na dag te beleven, te zeggen: ik zal wel weer zien wat er gebeurt. Maar de meeste mensen schijnen niet in staat te zijn de gaping tussen de gedachte, die in hen leeft – of wat zij zouden willen – en de werkelijkheid te overbruggen, omdat die overbrugging niet iets geweldigs is. De mensen zeggen: als ik nu rijk was, als ik nu eens de 100.000 zou trekken? Maar u hoort ze niet zeggen: ik wil graag rijk zijn, dus ga ik elke cent sparen. Een cent is zo onbelangrijk, denken zij. Daar komt u niet verder mee. Begrijpt u waar ik naar toe wil? Gods wereld bestaat niet uit ontstellend belangwekkende en wonderbaarlijke gebeurtenissen. Dat karakter verkrijgen zij alleen in de ogen van de mensen, omdat die over het kleine heen zien. De hele Schepping is opgebouwd uit datgene, wat de mens kleinigheden noemt. Ook zijn eigen wereld, ook zijn eigen leven. Probeert u maar eens 500 van uw ademhalingen over te slaan en ziet in wat voor een toestand u zich bevindt. Doch wat is één zucht, één ademhaling? Maar alle ademhalingen bij elkaar zijn het stoffelijk leven. De mens zegt: ach, een korreltje zand, wat is dat? Als er geen zand zou zijn, waar zouden dan uw huizen staan? Hoe zouden die dan gebouwd zijn? De hele wereld zou anders zijn. Een kleine korrel zand is belangrijk. Een mens is geneigd alleen te kijken naar een orkaan en naar de neerspetterende regenvlagen. Maar hij let niet op een enkele dauwdruppel, behalve om eens op te merken, dat het wel aardig is, of dat u er natte voeten van krijgt. Zo’n enkele druppel is zo onbelangrijk, nietwaar? Hoogstens eens aardig – of mooi – maar betekenis heeft het niet. Toch is die dauw veel belangrijker voor de plantengroei dan de regenval. Regelmatige dauw is veel beter. Het plotselinge, het overweldigende, dat kunt u toch niet aan.
Er was eens een land, waar het erg droog was. En toen hebben de mensen gebeden en gesmeekt om regen, dag in, dag uit. Het komt voor, zelfs heden ten dage nog. En of het nu Gods Wil is geweest, of een toeval, kort daarop brak een storm los. Zij hadden gebeden: “Heer, zend ons regen! Het geeft niet hoeveel, als het maar regen is”. Toen eindelijk de regen ophield, waren de dorpen weggespoeld, de dalen waren tot grote waterlopen, vol verwoesting geworden en van de akkers, die op de heuvels lagen, waren er niet veel meer over.
Wanneer wij alles, wat wij verlangen in het leven, of wat wij ons voorstellen als belangrijk, ineens zouden kunnen verkrijgen of verwerven, dan zouden wij het ook niet kunnen verwerken. Wij zouden er aan ten onder gaan. Kijk, dit is de grondgedachtes dat niet het grote, maar het kleine voor de mens buitengewoon belangrijk is. Dat zijn leven niet wordt gebouwd uit grootse daden, maar uit kleine. Dat zijn bewustzijn niet is: een plotseling licht ontvangen, maar alleen telkens een klein straaltje licht meer zien. Ik geloof, dat ik de grondgedachte zo duidelijk genoeg omschreven heb. Ik zou dus gaarne over willen gaan tot de praktijk. U gaat naar de straat. Uw voeten dragen u voort. Wat gebeurt er rond u? Weet u dat? Wat ziet u eigenlijk werkelijk? Waar is uw aandacht op gespitst en waarom? Waar is uw ademhaling, beheerst u die wel, of wordt zij wat vlugger? Ik geloof niet, dat er velen zijn, die daar over na denken. Toch is het belangrijk. Die kleine weg, die u loopt, dat ogenblikje, dat u zich te midden van de huizen voort beweegt, dat is voor u een deel van uw wereldervaring. Wat zou er achter die gevels gebeuren? Interessant om er over na te denken, maar niet daadwerkelijk vaststelbaar. Wel is vaststelbaar, dat daar iemand zo loopt en daar iemand anders loopt. Wel is vaststelbaar, dat wij angstig lopen te kijken naar het verkeer, of dat wij betrekkelijk roekeloos verder gaan. Die dingen moeten wij opmerken. Zij geven ons een buitengewoon grote kennis omtrent onszelf. En wat meer is, zij maken het ons mogelijk ons op de juiste wijze te bewegen.
Ander voorbeeld. Een heel gewoon voorbeeld. U reinigt uw neus, u snuit uw neus. Hoe doet u dat? Waarom doet u dat? Zou het anders beter kunnen zijn? U hebt de gewoonte, wanneer u zich inspant, door open mond adem met grote gulpen binnen te halen. Is dat wel verstandig? Ziet u, dat zijn de kleinigheden. Ik heb bv. verteld over die ademhaling. Op het ogenblik, dat u met open mond, dus hijgend, adem gaat halen, dan gebeuren er de volgende dingen: in de eerste plaats wordt de lucht niet meer verwarmd en komt dus te koel in de longen, die ten opzichte van de rest van het lichaam een betrekkelijk hoge temperatuur hebben. Groot gevaar voor kouvatten e.d. Verder niet gefilterd. Er wordt vuil in de longen gebracht, doordat deze lucht niet eerst op de juiste wijze door het lichaam voorverwarmd is en gereinigd is, bent u minder goed in staat, waar u de zuurstof krampachtig nodig hebt om andere waarden in die lucht ook in uzelf op te nemen. U hebt behoefte aan – laten wij zeggen – bepaalde luchtelektrische capaciteiten – noem het voor mijn part Odd of levenskracht – die vrij in de lucht rond ons verdund aanwezig is. Die moet u in u opnemen, anders leeft u niet, dan bent u niet vitaal, dan hebt u geen veerkracht. Wat doet u nu? U haalt zo maar even adem. Die lucht moet verwerkt worden. Die longen moeten met alle geweld zorgen, dat zij niet lam geslagen worden. Zij moeten dat vuil verwerken, als het even kan. Zij moeten de zuurstof nemen, terwijl u hijgende en stotende ademt. De weefsels, die mede deze luchtelektriciteit geleiden, krijgen haast de kans niet door de kramp, die er ontstaat, om deze levenskracht op te nemen. Daardoor raken dus verschillende stromingen in uw lichaam in wanorde. Uw hart wordt zwaarder belast, maar ook uw bewustzijn lijdt er onder. U bent in die toestand niet meer in staat zo vlug, zo zeker en zo juist te reageren en waar te nemen. Er ontgaat u dus een deel van het leven. De conclusie is zeer eenvoudig: wij moeten ons bewust zijn van het ademhalen en proberen te voorkomen, dat wij hijgen, dat wij naar lucht happen. Beter wat minder snel zijn en regelmatig en normaal adem halen. Waar of niet?
Ja, ik eet wel, maar ja….. als het niet lekker is en ik moet eten….. Hoe vaak zegt u het niet? Eten is een slechte gewoonte, zegt men ook wel. Ik geloof graag, dat het in uw tijd een kostbare gewoonte is. Maar eten is voedsel tot u nemen. Dat is daarbij dan weer belangrijk. Als u gewoon eet, zonder dat u bijzondere aandacht aan het voedsel besteedt, dan bent u eigenlijk aan het laden. Dat lichaam werkt helemaal niet selectief! Het zal dan wel beginnen met verteren en gelooft het verder wel. Wanneer u met aandacht en met smaak eet, dan neemt dat lichaam wel alles in zich op. Vandaar dat (voor de dames) dat koekje tussen door ontzettend aanzet. U vindt het lekker, nietwaar? U eet het met een ware genotzucht. U eet het niet, omdat u nu eenmaal eten moet, omdat het etenstijd is, maar werkelijk omdat u er zin in hebt. Resultaat: dat koekje wordt beter afgebroken en verteerd en levert naast meer vitaliteit, over het algemeen meer zetmeel en suiker om eventueel uw slanke lijn te bedreigen. Als u steeds eet, wanneer u werkelijk zin hebt in het eten en niets eet, wat u niet direct met genoegen eet, dan wordt uw dieet ongetwijfeld een beetje anders. In mijn tijd was het: “Eten, wat de pot schaft, anders gaat het niet.” Daar heeft men gelijk in, omdat het stoffelijk gezien anders wel een zeer moeilijk zou worden. Maar vanuit ons standpunt – dit dus even verwaarlozend – is het toch wel belangrijk, dat u juist dan eet, wanneer uzelf daaraan behoefte voelt en u dan dat voedsel neemt, waaraan u de behoefte voelt. Dan hoeft u lang niet zoveel te nemen. Dat is punt één. Het spaart dus veel moeite bij de spijsvertering. Wat u hebt, verteert u veel beter en zet u veel beter om. Dat is punt twee. Maar wat is punt drie? Door mij op deze wijze te voeden, heb ik mijzelf de onaangenaamheid bespaard van overmatige inspanning bij de spijsvertering. Ik heb het aantal slakken, dat het lichaam af moet stoten, verminderd. Wat blijft er over? Meer vitaliteit voor andere dingen. Slapen! Ook al zoiets. Ik begin maar met de alledaagse dingen. De bijzondere aspecten zullen anderen voor u behandelen. U slaapt, nietwaar? Kunt u soms ook zo moeilijk inslapen? Algemene ziekte, hè? Waarom? Om de eenvoudige reden, dat uw lichaam noch uw geest in de toestand zijn, die voor het slapen noodzakelijk is. Al kan men nu zeggen: ja, maar, u moet toch zoveel uren slapen? Dwaas! Want zolang u niet ontspannen bent, betekent de poging om te slapen meer krachtverlies, dan het eenvoudig zonder alle omstandigheden nu daarvoor eens eventjes te gaan scheppen, wachten op de slaap. Dus slapen, dat moet u doen, wanneer u werkelijk slaap hebt. Het zou voor een hele hoop mensen lastig worden, want het betekent meestal, dat u in de middaguren, of voor sommigen rond 4 à 5 uur een halfuurtje zou gaan slapen. Dit betekent ook, dat vele mensen zeer vroeg te bed zouden gaan en zeer vroeg op staan, terwijl anderen eerst laat in de nacht zich te bed zouden begeven, om pas betrekkelijk laat in de morgen te verrijzen. Maar in feite zouden deze mensen dan slapen, zoals hun gestel het vraagt. Dat betekent, dat de rust wordt gegeven, wanneer het lichaam daaraan behoefte heeft. Dit betekent dus ook, dat minder oververmoeidheid bestaat. Dat hiervoor eenvoudiger en sneller een vollediger veerkracht van het lichaam herwonnen kan worden. Op deze manier slapen kan u enkele uren per dag aan tijd om te leven hier op aarde schelen. Op zichzelf al zeer belangrijk.
Tijd om te werken, om uzelf te zijn, om iets te doen in de stofwereld, die u toch uiteindelijk betreden hebt om bewustzijn op te doen via deze stoffelijke wereld. Maar nog meer. Wanneer ik mijn slaapperiode beperk tot hetgeen mijn lichaam nodig heeft, dan zal ik ontwaken met abrupte overgangen vermijden. Het staat misschien heel erg heldhaftig, wanneer u zegt: zo ben ik wakker en zo sta ik naast mijn bed, maar juist is dat niet. Want wanneer u slaapt onder de meest ideale omstandigheden, dan zal de temperatuur onder uw dekens ongeveer 80 – 82° Fahrenheit bedragen. Verder zal uw lichaam in een volledig ontspannen toestand met behoorlijk geopende poriën rusten. Wanneer u plotseling en schoksgewijze dat bed uitgaat, dan krijgt u te maken met een snelle temperatuurwisseling plus een zeer snelle omstelling van het lichaam. Resultaat: Wat denkt u? Vermoeidheid al aan het begin van de dag. Ook is het niet goed om nog een kwartiertje na te blijven doezelen. Maar in doorsnee mag, tenzij noodzakelijk andere invloeden u dwingen op te staan, het 5 minuten zijn, 5 minuten van het ontwaken tot het opstaan. Hetzelfde met het naar bed gaan. Het klinkt misschien heel erg mooi, wanneer u zegt: ik val als een blok neer, ik slaap. En men prijst u gelukkig daarom. Toch is dat niet de ideale vorm van slapen. Wanneer u gaat slapen, zou het eigenlijk zo moeten zijn, dat u zich naar bed begeeft en na een korte tijd reeds ontspannen in bed gerust te hebben, dus niet bij voorkeur lezen of zo en ook nog niet eventjes snoepen of een sigaretje roken, gewoon ontspannen rusten, zonder te willen slapen, maar blijft u even liggen, gewoon op uw rug. Dan denkt u zo eens even aan de dag, die afgelopen is. Op een gegeven moment komt dan het doezelige. Nu is dit belangrijk: een mens stamt – lichamelijk althans – uit een zeer dierlijk geslacht. Een mens heeft – net als een hond of een kat – een slaaphouding nodig. Men moet zich er aan gewennen die slaaphouding zo te zoeken, dat het lichaam zo volledig mogelijk rust. D.w.z. dat geen enkel deel van het lichaam zo heerlijk in de verdrukking komt. Ongetwijfeld heeft u er meer over gehoord en wanneer u daar meer over wilt weten, zijn er ongetwijfeld meerdere populair wetenschappelijke werkjes, die deze aspecten van het slapen verder verklaren. Maar waarom nu die korte periode vóór en na het slapen gaan? Omdat de mens, die eerst bewust tot een lichamelijke ontspanning is gekomen, daarmee voorkomt, dat door dromen en onbewuste reacties een te grote, vermoeiende levendigheid en bewegelijkheid in de slaap optreedt. Het lichaam wordt dus minder vermoeid, rust beter. Gelijktijdig zal de laatste bezigheid zijn: het denken, – dit als het even kan met een enigszins geestelijke inslag – uw geest voor bereiden op het voortzetten van haar werk en bewustzijn op een ander niveau gedurende de slaap. Iets, wat voor de geest wel zeer belangrijk is en ook voor het lichaam mede van zeer grote invloed kan zijn.
Dan – ik noem maar weer een paar van die kleine dingen -: u zit gewoon te werken, ergens op een fabriek of kantoor, in een huiskamer of in een keuken. U bent werkelijk ingespannen bezig. Dan bouwt u in uzelf een dubbele spanning op. Een lichamelijke door de bezigheid, die wordt verricht plus de geestelijke spanning van het pogen, dat u doet om hetgeen u zo dadelijk zult gaan doen in gedachten nu reeds op te bouwen. Het is begrijpelijk, dat het deze twee dingen tegelijk doen zeer inspannend kan zijn en bovendien een volledig bewustzijn van het geen u op het ogenblik doet, moeilijker maakt. U bent automatisch nog met dit bezig, terwijl u dat al weer overlegt. Resultaat: lichamelijke vermoeidheid, die groter dan nodig wordt en een geestelijke vermoeidheid. Bovendien het onvermogen om – hoe moet ik dat uitdrukken – met hart en ziel te werken. Wanneer u echter werkt en u went uzelf om elke bezigheid na ongeveer een half uur voor twee of drie minuten te onderbreken – twee of drie minuten, al is het maar, dat u zich even uitrekt, eventjes rechtop gaat staan, of gaat verzitten, of u vertreedt en even bij uzelf overlegt: wat heb ik nu gedaan en hoe ga ik het beste verder – dan is het beter. U zult misschien denken, dat het dwaas is om na zo’n korte tijd uw werk alweer even te onderbreken. Dat hoeft natuurlijk niet op de klok. Maar er zijn bezigheden, die soms uren duren. Wanneer u die niet onderbreekt wordt uw hele werken een voortdurend onttrekken van krachten aan de geest en zeker ook aan het lichaam. Dit betekent, dat het werk een zekere prikkelbaarheid in u opwekt. Dat uw reactie tegenover de buitenwereld verandert. Alweer: geen werkelijke en intense vreugde kan in het werk worden gevonden.
U ziet, het zijn allemaal kleine dingen, waar ik over spreek. Zo onbelangrijk. Maar er zijn zoveel onbelangrijke dingen, die eigenlijk voor lichaam en geest belangrijker zijn dan iets anders. Neem eens een mus op de straat. Een grauw vlekje leven, gehuld in veren, dat u zo voorbij loopt. Kijk nu eens even naar dat dier. Realiseert u, dat ook dit een leventje is. Neem er desnoods eens twee minuten voor. Dat is toch niet veel? Een of twee keer per dag twee minuten om naar de mussen te kijken, naar vogels dus of naar bloemen. Denk er eens over na, dat dat wezentje daar nu wel zit te kwetteren, maar dat het ook zijn eigen verlangens, verwachtingen en eigen dromen heeft. Dat het zijn eigen realisatie heeft van de werkelijkheid. Vraag u eens af, hoe dat diertje bv. die straat ziet. Dat onbelangrijke diertje kan u dan soms opeens een geheel andere visie geven op de belangrijke problemen, waarmee u bezig was op het ogenblik, dat u dat diertje zag. Er is zoveel te zien in de wereld. Een paar honden aan de lijn bv. die elkaar al keffende eens even vertellen, dat zij de andere wel zouden…… wanneer zij maar vrij waren. Op het ogenblik, dat zij los zijn, zullen zij elkaar slechts even vriendschappelijk besnuffelen om dan hun weg verder te gaan. Want zo is de hondengewoonte. Als u het zo eens ziet, vraag u dan eens af, of u eigenlijk niet precies zo bent. Soms zijn het alleen maar uw ideeën, die u aan de ketting houden. Maar juist omdat u zich daaraan gebonden voelt, bent u zo agressief. Het is maar twee, drie minuten kijken en u realiseren, wat u ziet, Even de achtergronden bij het geziene zoeken en u hebt ineens ook weer een idee voor en over uzelf. Een andere kleinigheid. Hoe vaak zien wij bv. niet dat een huisvrouw zegt: “0, ik kom wel voldoende buitenshuis elke dag, want ik doe toch boodschappen”. Maar zij vergeten, dat het beter is om tien minuten in de vrije lucht geheel ontspannen te slenteren, zo op uw gemak te lopen, zonder verder ergens over te piekeren of te denken, dan uren lang gejaagd in de buitenlucht bezig te zijn.
Dat zijn allemaal van die kleine, schijnbaar onbetekende punten. Daarvan heb ik u vandaag eigenlijk een staalkaart voorgelegd. U zult begrijpen, dat deze staalkaart alleen het begin kan zijn van een beter en meer uitgewerkte theorie omtrent de belangrijkheid der kleine dingen. Alle dingen zijn belangrijk voor ons, maar juist de kleine dingen meer dan ooit, omdat wij de kleine dingen kunnen overzien, begrijpen en bevatten, wat bij de grotere dingen lang niet altijd het geval is. Als wij geloven, dat de scheppende Macht zich geheel voor ons in de Schepping openbaart en uit, dan kunt u er van overtuigd zijn, dat u die God gemakkelijker erkent en vindt in het kleine dan in het grote. Dat u uzelf en de wereld in uzelf simpeler en eenvoudiger kunt vinden door op de kleintjes te letten, dan door te dromen over het grote en te worstelen met problemen, die u nog niet aan kunt. Ik hoop, dat u mij de eenvoud van mijn betoog niet kwalijk neemt, vrienden, ofschoon het u misschien zelfs wat onsamenhangend is. Wanneer er iemand is, die daar commentaar op heeft, wil ik deze gaarne te woord staan. Maar voor ik dat doe, sta mij nog een opmerking toe. Het gaat mij net als de komiek, die achter elk mopje zei: “Het moet eens gezegd worden.” Zo is het deze dingen ook. U weet het misschien allemaal wel. Het is niet ingewikkeld, verheven of esoterisch. Maar het moest eens gezegd worden. Want al weet u het misschien dan al te goed, u schijnt juist deze dingen maar al te vaak te vergeten. Wanneer u iets te zeggen heeft, is het mij een genoegen, mits over dit onderwerp.
Hoe ontstaat duizeligheid?
Dit kan voorkomen uit oorzaken in de stof, die de evenwichtsorganen aantasten, ofwel door een vermeerdering van de bloeddruk in de hersenen o.a. Gebrek aan vitaminen kan ook wel mede een rol spelen. Slapeloosheid, vermoeidheid, ondervoeding, niet te vergeten alcohol en andere stimulerende giften in te grote dosis, dat alles kan u duizelig maken. Maar als u last hebt van duizelingen, moet u eerst eens vast gaan stellen, wanneer u die hebt. Dan zult u de oorzaak in het algemeen al snel ontdekken. De één krijgt last ervan, wanneer hij zich te zeer inspant. Conclusie: ofwel licht gebrek aan het hart, ofwel een gebrek aan zuurstof. Geen juiste ademhaling. Een ander krijgt het, wanneer hij bukt. Conclusie: waarschijnlijk bloedarmoede. Anemie. Ondervoeding, waardoor te weinig goed bloed aanwezig is, en bij plotselinge bloedaandrang in de hersenen, waarden met zeer grote verschillen optreden. Wanneer na een feest de wereld een beetje begint te waggelen, dan is dat meestal het bewijs, dat u iets te vaak uit u glaasje hebt genipt.
- Wat is daar de remedie voor?
Voor dat laatste?
Nee, voor dat duizelig zijn bij het bukken.
Het verstandigste is om eens de bloeddruk te laten controleren. Komt het daardoor, dan heeft de medische wetenschap op het ogenblik wel enkele middelen, waardoor zij dit kunnen reguleren. Verder even laten zoeken, hoe de samenstelling van het bloed is. Of er wel voldoende rode bloedlichaampjes zijn. Of er geen bloedarmoede optreedt. Wanneer dat alles niet aanwezig is, blijkt dan, dat dit alles niet het geval is, dan wordt het tijd, dat u zich wat in de vrije lucht gaat oefenen, want dan is gebrek aan lichaamsbeweging meestal de oorzaak. Oorzaken zijn meestal te vinden in de bloedsomloop of de voeding.
Zoals u weet kan de samenstelling van het bloed soms aanmerkelijk worden beïnvloed door het al of niet aanwezig zijn van bepaalde vitaminen, ook in de voeding. Denkt u echter niet, dat vitamine een panacee is. Dat u alles maar kunt genezen met vitaminen, want dat is zeker niet zo. Soms kunnen ze belangrijk zijn, maar meestal niet zo belangrijk als de propaganda ze in uw ogen heeft gemaakt. Vergeet niet, dat degene, die propaganda er voor voert, er aan verdient, wanneer u de vitaminen koopt. Wanneer u sinaasappels eet vanwege de vitaminen en lever, omdat het zo goed is voor het bloed, dan is dat op zich wel goed, de feiten op zichzelf waar. Wanneer u een vitaminepilletje neemt, omdat het goed is uw tekorten aan te vullen, dan is dat ook wel in feite waar. Maar wat men vergeet er bij te zeggen is, dat het uiteindelijk toch niet van deze extraatjes moet komen, dat uw normale voeding reeds zo moet zijn samengesteld, dat u voldoende krijgt. Dat krijgt u in doorsnee ook. Uw voorvaderen gingen ook des winters geen sinaasappelen eten. Die aten erwten met spek en kool. Toch leden zij heus niet overmatig aan vitaminegebrek. Dat ontstaat pas bij een eenzijdige voeding. Eén van de dingen, die voor het verkrijgen van vitaminen heel belangrijk is, dat u vers eet. Beter verse kool, dan ingemaakte worteltjes of doperwten, beter een verse winterpeen, dan het fijnste van het fijne uit de wek. Beter een verse aardappel, dan een minder “aanzettend” dieet van synthetische artikelen.