16 januari 1970
Ik leg vanavond hier een eerste proeve van bekwaamheid af en roep daarvoor uw clementie in. Ik moet u dan allereerst vertellen dat wij niet alwetend of onfeilbaar zijn. Het is wel vervelend op je eigen fouten te moeten wijzen, maar het schijnt nu eenmaal onvermijdelijk te zijn.
Dan is mij de taak opgedragen u iets te vertellen wat actueel is en betrekking heeft op uw wereld. Ik heb er, daar dit zo schijnt te horen, een titel boven gezet: Knots.
Wanneer ik uw wereld van heden bezie, vind ik er onnoemlijk veel dingen in, die mij doen lachen, om niet te zeggen, dat ik die wereld soms wel wat belachelijk moet vinden. Dit laatste vooral vanwege haar problematiek. Ik geloof dat de problematiek van uw tijd grotendeels een welvaartsreuma is, die het volksgeweten belaagt. Want wat zie ik: dingen, waarin wij vroeger plezier konden hebben, zijn langzaam maar zeker verworden tot ernstige, ja, zeer ernstige punten van beraad. Wanneer men in onze tijd had gesproken – of wij geconfronteerd waren met uw jeugd onder het motto, dat nu hier homo ludens zich manifesteert – zou onze reactie bijvoorbeeld wel geweest zijn: dat ‘homo’ geloven wij wel, maar waar blijft de ‘ludens’. En indien men ons gezegd zou hebben dat de intensiteit, waarmede de jeugd van uw dagen de sociale ontwikkeling nastreeft, wat blijkt uit haar voortdurend grotere honger naar inspraak, hadden wij ons ongetwijfeld afgevraagd of niet de angst van sommige ouderen om in opspraak te komen, de jongeren niet aan een vorm van inspraak helpt, waarbij slechts kan blijken dat zij wel zeer veel spreken, maar kennelijk niet veel te zeggen hebben.
Het gehele probleem van de inspraak lijkt mij, als ik het zo zeggen mag, wat ludiek van aard. Ondanks de bloedige ernst, waarmede men zich er mee bezig houdt, is het een in mijn ogen toch wel wat speels gebeuren waarbij onderwijzers, docenten, leerlingen en studenten van de eerste klas tot de laatste fase van de universitaire studie tezamen schijnen te moeten gaan zitten om te beraden wat er met de school en de lesstof moet gebeuren. De onderwijzers schijnen qua stem gelijkgesteld te moeten worden met de leerlingen, zodat dezen altijd in de minderheid schijnen te zijn. Dat kan niet anders dan een zeer speelse school worden. Ik vraag mij echter wel af of men in dit geval nog waarlijk van scholen zou kunnen spreken: ik dacht dat in het begrip school ook scholing was inbegrepen.
Daarbij zie ik in de humorloze ernst waarmee de op zich vaak zinloze leuzen de ruimte in worden geslingerd een verval van menswaardigheid en menselijkheid: in uw tijd schijnt men zich weinig bewust van de ons nog zo bekende kolderieke humor van het te laat erkende misverstand. Ik mag misschien een voorbeeld geven: Jan Pet loopt op tegen een student, die de woorden wat inslikkend, opmerkt: “Pas op, of ik sla je (‘n) pernicieuze anemie”. Waarop de ander reageert: zeg meester, als je maar met je poten van mijn meisje afblijft. Een historisch feit, dat door ons al verhalende dan verder werd uitgewerkt op de wijze van: ja, en wat meer is, hij was niet alleen met haar verloofd, pernicieus als de zaak ook was, hij is zelfs met haar getrouwd. Hij heet Jan. Annemie is nu boven Jan. U kunt dit afdoen als een verhaal over de streken van het verleden. Maar u kunt er tenminste nog om lachen. Hebt u daar dan geen behoefte meer aan in uw tijd?
Waarom kan men dan niet meer lachen, wanneer men moet horen dat een topconferentie van allerhande koningen, sjeiks, staatshoofden, in Afrika zonder werkelijk resultaat uiteengaat, omdat de financier weigert verder de kosten van het verblijf voor de heren te betalen, zodat men onmiddellijk de zaak sluit met een communiqué, “dat men grote vooruitgang heeft geboekt”? Waarom neemt nu eenieder dergelijk dingen ernstig op en hoor ik niemand opmerken: zij confereren dus omentwille van de smeer, de smeerlappen? En wanneer ik hoor dat in uw dagen vele belangrijke mannen in beraad bijeen zijn gekomen om uit te maken hoe het land verder bestuurd moet worden, zo welt in mij, leek die alleen de gang van zaken ziet, onwillekeurig de vraag op: wordt het dan bestuurd? Want het schijnt mij eerder toe, dat u in uw dagen te maken hebt met een hopeloze samenwerking van stuurloze, die in gezamenlijke pressiegroepen al twistende met u de helling afrollen naar een onbekende bestemming.
Het is wat wreed het zo te zeggen. Ik zou misschien met enthousiasme moeten jubelen over al dat nieuwe, dat zo kenmerkend voor uw tijd heet te zijn. Maar ja, wanneer ik bijvoorbeeld hoor van uw actie tomaat, zo heb ik het gevoel, dat zij aangevuld zou moeten worden door een daar geheel bijpassende actie: de actie apekool. Wanneer een aankomend acteur meent niet aan zijn trekken te komen, zo moet hij desnoods in amateurverband, proberen te laten zien hoeveel beter hij het wel kan dan de beroepsmensen, die het stuur in handen hebben. Zo is het vroeger gebeurd en ik kan niet inzien, dat het eerst bewijs van je kunnen geven, nu opeens overbodig zou zijn geworden. Wanneer ik hoor, dat in uw dagen de kunstenaar zelf bepaalt wat kunst is – dus waarvoor hij subsidie wil hebben – zo gun ik de kunstenaar ongetwijfeld zijn bepaaldheid. Maar als puntje bij paaltje komt, aanvaard ik daarom nog niet alles van hem als kunst. Hij maakt iets tot kunst, door het kunst te noemen? Dat is dan niet werkelijk scheppen, maar ‘kunst maken’. Dan is zo iemand voor mij geen kunstenaar, maar een kunstenmaker. Een waarschijnlijk voor u reeds wat doorgepraatte woordspeling, die echter eveneens op zou kunnen gaan in zovele andere gebieden. Wat moeten wij bijvoorbeeld denken van een kardinaal, die zover gaat, dat hij op een gegeven ogenblik het celibaat voor de priester ziet als een beroepsbekwaamheid? Wij hadden in onze tijd wel eens het gevoel dat een langdurig celibaat wel eens uit een bepaalde onbekwaamheid voort zou kunnen komen.
Maar kerkelijk is dit dus in uw dagen kennelijk niet het geval. Dit zijn van die punten, mijne vrienden, die mij toch ergens het hart beroeren. – Vergeef mij, wanneer mijn spreektrant nog niet geheel aan uw behoeften is aangepast. Ik bedoel met hart het centrum van mijn contact met uw wereld. Ik vraag mij af hoe een mens tot werkelijke grootheid zal kunnen komen, wanneer hij de kunst om over zichzelf te lachen verliest. Ik vraag mij af hoe de mens er ooit toe zal kunnen komen, zijn gedroomde betere wereld te creëren, wanneer hij begint met alles te verpesten wat hij heeft. Ik vraag mij af wat de geestelijke ontwikkeling kan en moet zijn, wanneer wij rekening houden met de noodzaken op uw wereld en ons aan de andere kant ook afvragen, hoe een mens daarop zou kunnen reageren.
Ik wil proberen u in verband met deze vragen enkele – summiere – puntjes voor te leggen.
Ik meen dat het geen zin heeft staatshoofden te laten confereren. Hun conferenties zijn bijna even kostbaar als een oorlog, dragen minder kenbare vrucht en sussen steeds weer een volksgeweten, dat mijns inziens beter niet gesust had kunnen worden.
Ik ben ervan overtuigd dat de heiligheid van een geloof gelegen is in het geloven, niet in de rite of zelfs maar in de geloofwaardigheid van zijn priesters.
Ik meen dat politiek de verspilling door ondeskundigheid betekent van de werkelijke potentie van een natie.
Nu wil ik op dergelijke dingen niet al te ver ingaan. Het zou pijnlijk kunnen worden. Ik heb immers zelfs gehoord dat er geen Nederlandse maagd meer is sedert de bezetting en bevrijding van uw land? Maar dit is, meen ik, zolang geleden, dat er sindsdien al weer heel wat gebeurd kan zijn. Maar uw situatie, zoals ik die zie, vraagt een revolutie. Ik kan daarom eerlijk meegaan met eenieder, die die revolutie op een praktische wijze weet te bedrijven. Maar volgens mij betekent revolutie nog niet dat je onnodige weerstanden op moet roepen. Het betekent zeker niet dat je moet vergeten wie en wat je zelf bent en moet leven uit de pretenties en ideeën, die je zelf nog niet geheel begrijpt. Ik meen dat een werkelijke revolutie alleen maar geboren kan worden met grof geweld of – en dit zou volgens mij toch wel aangenamer en beter zijn – uit een gevoel van humor, dat steeds weer de belachelijkheid van de gebruiken en pretenties van de gevestigde orde in deze dagen aantoont.
Want veel van de geëerde instanties in uw dagen zijn in mijn ogen maar knots. Eenvoudigweg knots. Men importeert in uw land met veel kosten en moeite grote hoeveelheden grondstoffen voor de vervaardiging van kunstboter, terwijl men zit op wat men de boterberg noemt. Gelukkig kan hier de marine een oplossing bieden: zij kan de wat kleine vloot uitbreiden met enkele botervlootjes Op soortgelijke knotse wijze wordt er steeds meer voedsel op de wereld vernietigd, omdat men de mensen dwingt daarvoor zo hoge prijzen te betalen, zodat het produceren van overbodig voedsel – en zelfs het zich onthouden van de daadwerkelijke verbouwen in sommige landen – meer rendabel is. Zou men het overbodige voedsel nu nog weggeven aan die delen van de wereld, waar men door omstandigheden tekorten kent met een dankje voor de opruiming, zou ik hier nog geen bezwaar tegen maken. Maar: koffie wordt gedenatureerd. Thee wordt verbrand. Wol wordt deels gebruikt voor doeleinden waarvoor zij zeker niet bestemd is, soms zelfs voor legering van dieren. Wat zonde is van het materiaal, maar in de vreemde logica van uw wereld schijnt te passen: op die manier heeft men tenminste synthetische vezels nodig, nietwaar? Graan is er zoveel, dat het in het ene land ligt te verrotten, terwijl in het andere land de mensen omkomen van de honger.
Deze dingen kun je mijns inziens alleen in het juiste daglicht stellen, wanneer je laat zien, hoe degenen die over de noodzaak van dit alles met zoveel ernst weten te spreken, eigenlijk belachelijk zijn. Hoe zij, meer dan de burger die hun wijsheid niet kan aanvaarden, waarlijk knots zijn.
Maar ja, u zult mij toegeven, dat de burger, die over deze dingen niet nadenkt en zich liever voortdurend bezighoudt met het uitschreeuwen van zinloze leuzen eigenlijk nog meer ‘t predicaat knots verdient dan sommige leiders, die tenminste nog als handige jongens voor zich weten te zorgen. Wanneer ik iemand hoor zeggen, dat het “belangrijk is om in Nederland een politiek evenwicht te handhaven”, ben ik geneigd te zeggen: “Mijn goede man, dat is helemaal zo belangrijk niet”. Waarop de man waarschijnlijk woedend wordt en begint te brallen over “mensen die geen begrip hebben van sociaalpsychologische verhoudingen en zich er daarom buiten moeten houden”. Waarmede de man dus kennelijk wil aanduiden, dat hij een sociaalpsychologische verhouding heeft. Hetwelk, bij de salarissen, die dergelijke mensen zich in vele landen plegen toe te kennen, ongetwijfeld voor hem betaalbaar zal zijn.
Ik zou willen vragen waarom iemand met zeer veel elan staat te vertellen, dat hij een zwijgende meerderheid achter zich heeft op elk ogenblik, dat een deel van de massa tegen zijn inzichten in, in beweging komt. Ik meende tot nu toe dat een werkelijke meerderheid alleen voort kan komen uit actie, uit de daad. Iemand die zich beroept op een zwijgende meerderheid, die achter hem zou staan, zegt in feite: “ik ontleen mijn recht, mijn gelijk en mijn belangrijkheid aan het woud van versteende hersenen, waar ik mij voor tracht te plaatsen”. Persoonlijk doen dergelijke dingen mij, vrienden, wat vreemd aan. Ik voel voor mensen die praktisch denken. Praktisch denken is natuurlijk wettelijk niet altijd toegestaan. Ik heb mij natuurlijk geïnformeerd over de ontwikkelingen in uw landje om te weten wat ik zou moeten gaan zeggen hier. Wanneer ik dan hoor dat men zeer gebelgd is over het feit dat iemand eindelijk luidop heeft durven zeggen dat eenieder, die sabotage wil plegen, daarvoor alle kans heeft, en om iets te bereiken, de veelal uitvoerige gebruiksaanwijzingen maar hoeft te lezen, zo verbaast het mij eerder, dat niemand die mogelijkheid reeds eerder beseft schijnt te hebben, dan dat de overheid verbolgen is. En wanneer de mensen zo goed weten hoe zij het op dit terrein moeten doen, zo vraag ik mij af waarom wij steeds weer moeten constateren dat zij op andere gebieden niet weten hoe het te doen.
Natuurlijk ga ik u hier geen cursus geven in sabotage, want sabotage is verboden. Integendeel: ik wil u waarschuwen tegen de gevaren van een sabotage, waarvan ik u nu enkel voorbeelden ga geven. En ik wijs u erop, dat het, gezien deze formulering, geheel toelaatbaar is iets te zeggen, dat ik anders misschien beter niet zou kunnen zeggen. Luister goed: wanneer iemand een redevoering houdt – politiek bijvoorbeeld – luister dan goed en aandachtig tot hij bijna klaar is. Roep dan luid en verstaanbaar: “Wat hebt u hiermede nu eigenlijk werkelijk bedoeld te zeggen?” Blijf om uitleg vragen en u zult zien – en met u vele anderen – dat de man in de hitte van zijn betoog op den duur geheel vergeet waarover hij het eigenlijk heeft gehad. Stel daarop zo mogelijk één enkele suggestieve vraag en de man zal in zijn pogingen nog een zinnige eenzijdigheid uit zijn onbedoelde veelzijdigheid te distilleren meer voor zijn tegenstanders doen, dan dezen onder een dergelijke beperking voor zichzelf zouden hebben kunnen doen.
Wanneer iemand u zegt dat een kerkelijke opvatting op een bepaalde wijze alleen bruikbaar is, zegt u: “Natuurlijk. Dus laten wij u hierin alleen.” De kans is er, dat de dogmatici dan gaan denken: alleen is ook maar alleen. En wie weet komt dan de synode uiteindelijk toch tot de conclusie, dat de hoofdzaken belangrijker zijn dan de bijzaken. Stel dat u te maken krijgt met een volgens u onjuiste situatie op regeling in het verkeer, die u zou willen saboteren
bijvoorbeeld. Er zijn namelijk van dergelijke dwazen, al hoop ik dat u daartoe niet behoort. De juiste oplossing is dan eigenlijk heel eenvoudig. Je moet dan niet beginnen de wegen te versperren, want daarmede bereikt u toch weinig. U moet gewoon gaan rijden met een auto, die op kritieke ogenblikken en punten voortdurend afslaat en niet zo snel weer op gang kan komen. U zou eens moeten zien, wat voor een heerlijke uitwerking dat heeft.
Wanneer u een demonstratie houdt, zo kan ik mij voorstellen, dat men aan de bewogen gemoederen uiting geeft met kreten, die een politioneel ingrijpen ten gevolge hebben. Ik wil u erop wijzen dat u, zelfs als deelnemers aan de betoging, als goede burgers toch verplicht bent de politie te helpen. Daar het de bedoeling schijnt te zijn van de gezagsdragers zich zo snel mogelijk te midden van de betogers te kunnen begeven, moeten wij er zorg voor dragen, dat zij zich inderdaad zo snel mogelijk geheel temidden van de menigte kunnen bevinden. Het is begrijpelijk dat de behulpzame menigte in haar ijver wat sterk opdringt. Voor de politiemensen is het misschien onaangenaam, dat zij zich hierdoor niet zo vlot, ja, misschien geheel niet meer kunnen bewegen, maar er zal in de nabijheid altijd wél iemand zijn, die helpt voorkomen dat de man zich pijn doet met zijn eigen wapens of voorkomt dat zijn pet afvalt. Uiteindelijk moet je toch goed zijn voor elkaar, nietwaar?
U moet kort en goed steeds meewerken. Wanneer er dus een kabinet is, dat gezien zijn daden graag vallen wil, moet je doodgewoon proberen het met een klein duwtje op het juiste moment te helpen. Wanneer iemand in zijn christelijke overtuiging zoveel zegt, dat hij in zijn biesheuvelse onderbroek komt te staan, dan bewondert u de heuvelen en dalen, laat de biezen voor wat zij zijn. Zeg vooral niet dat de man zijn biezen moet pakken. Uiteindelijk is het parlement ook deel van de werkverschaffing. Wanneer u echter vreest dat het geval zich zal herhalen, heft u vermanend de vinger en spreekt: “Barendje, Barendje…” Meer niet. U moet eens zien, wat een opzien dat kan baren. Leuzen als “weg met Nixon” zeggen maar weinig.
Uiteindelijk is er altijd wel iemand, die iemand weg wil hebben. Neen. “Nixon hoog, maar dan zo hoog mogelijk” is mijns inziens een leuze die het beter doet. Kortom: u moet nooit zeggen dat iets verkeerd is, maar u moet wel steeds zeggen hoe goed het wel zou kunnen zijn. Dat is een punt, waarop naar ik meen de meeste mensen tegenwoordig vallen.
Bekijk het eens zo: een maatschappij, die geheel gebaseerd is op het bestrijden van meningen, valt achterover van ontsteltenis, wanneer zij van onverwachte zijde gelijk krijgt. Dit is, naar ik meen, zowel de heer Schmelzer als de heer Vondeling wel eens overkomen. Van Schmelzer wil ik niet te veel vertellen, nu het ernaar uitziet dat het bekende werk “de nachten van Cabiria” een vervolg dreigt te krijgen in de nachten van Schmelzer. Maar over Vondeling kan ik u wel vertellen dat de man gewend was om uitvoerig gelijk te staan hebben. Maar hij heeft zich nooit zo belazerd gevoeld als op de ogenblikken, dat hij van de tegenpartijen zonder meer gelijk kreeg. Hij zat zich dan altijd af te vragen, waar hij een fout had gemaakt.
Geloof mij: wanneer de jeugd de artiesten steeds weer een ovatie brengt voor hun goede spel om daaraan dan toe te voegen hoe jammer het is, dat dit talent verspild werd aan dergelijke toneelstukken, zou men meer bereiken dan met tomaten. De gestreelde kunstenaar heeft dan het gevoel, dat hij met zijn talent ‘niets’ nog tot ‘iets’ heeft kunnen maken en wil dan wel eens zien wat hij bereiken kan, wanneer hij iets heeft, waarin hij de tanden kan zetten. Je kunt een voorstelling in een schouwburg natuurlijk de richting van fabeltjesland uitsturen met 500 hartige hapjes, die, hatsekidee verdwijnen naar instellingen – want de grootste slokoppen van uw maatschappij zijn nu eenmaal de instellingen. Maar je kunt misschien veel beter het geheel verrijken met een buitengebeuren, dat het passende clowneske karakter heeft. Met droeve en heilige ernst en plagerijen worden maar weinige mensen overtuigd. Maar spot, ironie, persiflage kunnen dodelijk zijn.
Toch moet u, wanneer er openbare B.B.-oefeningen zijn, niet klagen over geldverspillingen of de mensen uit gaan lachen. De mensen bedoelen het immers goed. Integendeel, neem spontaan deel aan de oefening en laat zien hoe goed u het doet. Wanneer u het dan zo goed doet als u meent het te kunnen, zal de B.B. ongetwijfeld veel vreugde kunnen beleven aan het verbeteren van de door u helaas in te grote ijver wat beschadigde apparaten enz. Wat natuurlijk alles bedoeld is als voorbeeld en niet meer. Iemand, die meegeeft op enthousiaste wijze, pleegt in feite een soort judo. Iemand, die stoer probeert anderen tegen te houden, zal echter, wanneer hij maar een stap fout zet, een ontzettende smak kunnen maken. Bij het jiujitsu bestaat een eenvoudige regel die zegt: leer bewust vallen en al vallende de kracht van je tegenstander tegen hem uit te spelen. Jij weet wat er zal gaan gebeuren en bent daardoor weer het snelste op de voeten.
Maar een dergelijke tactiek vraagt iets anders dan de doffe, dreunende ernst van deze dagen. Neen. In deze knotse wereld schijnt een droeve stenentijdperk-ernst, compleet met knotsen uitgebroken te zijn. Zij grijpt om zich met de fatale snelheid van de Hongkonggriep, waarover ik wel wil opmerken, dat zij duurzamer schijnt te zijn dan menig ander in Hongkong vervaardigd artikel.
De voortdurend grotere uitbreiding van een bijna dodelijke ernst ontneemt de mens bovendien het ene voorrecht, dat hij bezit boven de dieren: op elk gebied is de mens het beest te beestachtig, maar slechts op één gebied is de mens werkelijk geheel de meerdere van elk dier: in zijn begrip voor humor. Wanneer de mens dit gevoel voor humor verliest, wordt hij langzaam maar zeker een menselijke mier in een mierenstaat, waarbij ongetwijfeld de mieren nog heel wat gemier kennen over indelingen, werkverdeling en culturen, maar het leven verder traag en steeds eender voorbijgaat. Dan wordt alles een sleur, waarin zelfs het spel een verplichte plicht wordt, de ontspanning in feite voor allen een inspanning gaat betekenen, waaraan je je maar moet onderwerpen, en zelfs de arbeid geen uitweg meer biedt uit de verveling.
Mijne vrienden, ik zie uw wereld niet als een wereld, die je zo maar eens even zonder slag of stoot kunt gaan bekeren of verbeteren. Wanneer je op een gegeven ogenblik hoort hoe de ouderen zich uitlaten over de jeugd, lijkt mij dit reeds een bewijs voor die stelling. Ik heb zo het gevoel, dat de ouderen de jongeren niet begrijpen. Wat begrijpelijk is, want zij zijn zelf eens jong geweest en konden toen de ouderen ook niet begrijpen. Want ook de jeugd blinkt nu eenmaal uit door onbegrip. Waarbij ik onmiddellijk mijn excuses voor deze noodzakelijke uitspraak aanbied aan de meer jeugdige aanwezigen. Het is namelijk zo, dat ouderen altijd weer redeneren: zoals wij het deden, zoals wij het doen, zoals onze vaderen het deden, was het goed. Wij hebben vele dingen ontwikkeld, wij hebben veel nog beter gedaan. Wie kan ons nu nog overtreffen? De noodzaak tot verandering als weg tot verdere ontwikkeling, ziet men niet meer. Overtuigd van eigen goedheid en onfeilbaarheid ziet men de speelse humor niet, die wel degelijk ook, naast goede mogelijkheden, zo ruimschoots aanwezig is in de ijverige bestrevingen van de jongeren.
O, het doet natuurlijk wat vreemd aan, dat de jongens van heden vaak zo gekleed gaan, dat een zeer nauwkeurig onderzoek noodzakelijk is om uit te maken of het toch misschien niet een meisje is. Ik kan mij voorstellen, dat er ouderen zijn, vooral bijzienden, die dat wat gênant vinden. Maar aan de andere kant vraag ik mij af waarom deze ouderen zich zonder meer verlustigen in verhalen als bijvoorbeeld Ivanhoe. Want in de dagen waren voor mannen ook de lange haren mode, zelfs wanneer dit niet al te duidelijk wordt getoond. In de tijden van de ridders waren de mannen in hun uiterlijk zeer verwijfd. Daar stond natuurlijk wel tegenover, dat vele vrouwen in die dagen kenaus waren. Ik meen overigens dat de aard van de mensen aan minder veranderingen onderhevig is dan zijn uiterlijk, zodat een kleine terugkeer naar uiterlijkheden uit het verleden niet kan schaden. De oudere die zegt dat deze verwijfde en ontaarde jeugd niet deugt, herinnert zich waarschijnlijk niet meer de belachelijke figuur, die hij zelf eens sloeg met een tiencents rottinkje in de hand en een zorgvuldig geblankette hoed.
Terwijl zij is vergeten hoe zij rondliep in een te kort, recht afhangend jurkje en kralenkettingen, die, voorzien als zij waren van vele aanhangsels, de jaloezie op zouden kunnen wekken van menig hippie in deze dagen. Ik geloof dat zij, die zich over de beat zo opwinden, vergeten zijn hoe zij eens, al Charlestonnende, de walsdromen van hun ouders uiteensloegen.
De jeugd wil anders zijn. Het is zelfs haar recht anders te zijn. Ofschoon zij wel moet begrijpen dat haar anders zijn alleen belangrijk is, omdat het voorkomt dat er een te grote uniformiteit zal ontstaan. Uniformiteit betekent gelijkschakeling. Gelijkschakeling – excuses aan degenen, die daarbij eens betrokken zijn geweest – voert tot een soort legerdiscipline, waarbij men tracht eenieder zoveel mogelijk te maken tot een soort dundrukkopie van de anderen. Het is gemakkelijker natuurlijk: in de gelijkgeschakelde wereld hoef je maar te brullen en alles geeft acht, of zelfs meer. Gezien de devaluatie zou men misschien nu beter kunnen roepen: geef twintig. De voorstander van gelijkschakeling vergeet, al sprekende over alle oude idealen, dat een mens pas werkelijk een mens is, wanneer hij niet alleen het recht heeft om zelf te denken, maar daarnaast ook het recht en de mogelijkheid heeft zijn mening zelf naar voren te brengen, maar bovenal de mogelijkheid heeft ook te handelen volgens eigen inzichten.
Een wereld, die de jongeren op dit ogenblik tot stand zouden kunnen brengen – ik denk hierbij vooral aan de zeer progressieve en agressieve jongeren – zou een wereld worden van enorme uniformiteit, waarin de debatterende groepen elkander zouden bekogelen met nieuwe visies over kunst, maatschappij enzovoorts. Veel van het werk zou waarschijnlijk in het begin goed en inventief gedaan worden, maar slechts halverwege de voleinding gestaakt worden, omdat men er dan gewoonweg geen aardigheid meer in heeft. De ouderen zijn in de maatschappij van heden dus onontbeerlijk, al is het alleen maar om er zorg voor te dragen, dat het vele goede waaraan de jeugd begint, ook nog afgemaakt wordt. Zoals de ouderen met hun behoudende opvattingen vandaag nodig zijn, omdat zij de jeugd iets geven, waartegen zij zich af kan zetten. Want wanneer je springen wilt, kun je niet met de beentjes in de lucht starten.
Je hebt iets nodig dat de nodige weerstand geeft, zodat je je met kracht af kunt zetten. De generaties helpen elkaar omhoog, juist door het conflict dat tussen hen ontstaat, de verschillen tussen hen, die onvermijdelijk zijn. Maar wanneer zij deze verschillen dan ook accepteren en respecteren door de erkenning van elkanders betekenis, worden de mogelijkheden nog groter.
Er is dan geen sprake meer van een weerbarstige bodem of een taaie en modderige poel – zoals ik mij de orthodoxie vaak voorstel – maar eerder een soort verende plank, die, zelf op zijn plaats blijvende, zijn energie gebruikt om de springer meer beweging te geven.
Oh, dit zijn alles waarschijnlijk voor u dagdromen en als zodanig niet interessant. Toch zou men het generatieconflict zo moeten benaderen. Maar als wij het dan al zo moeten benaderen, dient dit dan te geschieden met de dodelijke ernst, die ik ondanks alles ook in dit verband steeds weer voel oprijzen. Kan het niet anders? Het is mij helaas nooit gegeven geweest de volkse taal zodanig te beheersen, dat ik erin slaagde mijzelf uit te drukken op een wijze, die nog net niet onpassend voor de omstandigheden zou zijn. Toch zou ik mijn strijdleuzen zeker zelfs dan wat leuker willen maken: “Stoot u niet aan naakt, anders geeft ook u aanstoot.” Of: “Kippenvel zie je ook bij de poelier.” “Stoot u niet aan lange haren, maar bedenk wel, wat Absalom daardoor is overkomen.”
Ofschoon deze leus misschien wat te bijbels is voor deze tijd. Zoals ik graag zou willen zeggen, maar de aanvaardbaarheid ervan voor velen toch betwijfel: “Laat ze maar kletsen, betaal ze er alleen niet voor. Zeker geen 40 mille per jaar.”
Ik zou zeggen: “Laat de soldaten maar rustig exerceren. Zolang zij het uit vrije wil doen,
mogen ze.” Ik zou zeggen: “Zodra je, om de vrijheid te bevorderen, een ander je wil op gaat leggen, ben je een heerlijk, waarschijnlijk zelfs democratisch socialistisch dictatortje geworden.” En welke goedwillende zou een dikke tor willen zijn, wanneer de dikke padden van kapitalisten al klaar zitten om alle dikke torren te verslinden of te gebruiken voor hun eigen doeleinden?
En vergeet niet dat de dictator, ongeacht de schoonheid die hij mogelijk met zich brengt, door alle mensen die zichzelf willen zijn, wordt beschouwd alsnog schadelijker dan de aardappelkever – hoe heet dat beest ook weer? Kortom: mijn pleidooi voor een vrijere mensheid berust mede op een vorm van politiek en sociaal judo, waardoor werkelijke geweldpleging kan worden voorkomen. Wanneer je in je ijver om te helpen met een tegenstander samen over de grond rolt om hem dan bovendien nog zeer vriendelijk te behandelen, toe te spreken en af te stoffen, bereik je meer, terwijl het veel gezelliger is.
Er schijnt in deze tijd een slager in omloop te zijn, die hierop slaat. Deze slager heeft niets te doen met veehouderij, slachters, bloed, maar is een lied, dat gaat over goedzijn voor elkaar, elkander helpen, nietwaar. Wanneer je elkander wilt helpen, zelfs wanneer je een ander nog het liefste wilt helpen zichzelf belachelijk te maken, doe je dit nog het beste door lief voor hem te zijn. Iemand die een ander een klein stukje touw af wil nemen om die ander daaraan op te hangen, komt te kort en zal dus niet slagen. Het is dus verstandiger die ander de kans te geven meer touw te vervaardigen. En als hij genoeg heeft gemaakt, geef je hem het idee dat het geschikt is om aan te hangen. Wie weet, doet hij dan dat ook nog wel zelf.
Dat is witte magie!!
Misschien is dat wel witte magie. Maar u weet dat ze tegenwoordig niet meer bestaat. Tegenwoordig is er de wetenschap. Ofschoon men zou kunnen stellen dat men nu in menige wetenschap even weinig weet omtrent de krachten, waarmede men werkt als vroeger in de magie. Wel wist men in de magie vroeger meestal heel wat meer dan men wilde zeggen, terwijl men in de wetenschap vaak meer zegt dan men werkelijk kan weten.
Maar genoeg daarvan. Mijn beeld van uw knotse, daverende, denderende, dampende wereld is uiteindelijk toch wel een enigszins komisch beeld, dat niet zonder enige tragiek is. Men speelt ijverig nog het spel van Jan Klaassen, de duivel en Pierlala, de dood, maar de poppenkast staat al in brand. De helden concentreren zich op het verdrijven van de duivel en het opsluiten van de dood in een kistje, waarin van onderen toch geen bodem zit, tot de vlammen hen bereiken. Het resultaat is een gebraden poppenkast poppenpoppenkast…. Maar een dergelijke braderie van menselijkheid is niet zeer begerenswaardig, lijkt mij. Laat ons lachen om het spel, maar bovenal kijken naar de feiten: mensen die elkaar bestrijden, bestrijden daardoor niet de dingen, die werkelijk het bestrijden waard zijn.
Bekijk het eens zo: wanneer u vindt dat er iets fout gaat door de luchtverontreiniging, helpt demonstreren niet veel en toch kunt u er misschien zelf iets aan doen. Agitatie helpt vaak niet veel, tenzij de omstandigheden zeer gunstig zijn. Ik wil u een voorbeeld geven, als de automobilisten onder u even de oren toe willen houden. Ik kan mij voorstellen dat iemand van mening is, dat de luchtverontreiniging in de stad grotendeels mede door auto’s wordt veroorzaakt. Nu koopt zo iemand wat goedkope aardappelen, u weet wel, de wat waterige dingen, die in zuidelijker streken wel patatten worden geheten. Dezen kunnen namelijk, mits met een wat bekwame klap in een uitlaat van een auto geperst, helpen de luchtverontreiniging te verminderen. Iemand kan dus met een kilo aardappelen en enkele overwogen bewegingen meer bijdragen tot de zuiverheid van de lucht in de stad dan zeg 200 demonstrerende mensen met zeg 17 spandoeken. Dit is geen aansporing tot sabotage. Maar doet men ooit zoiets, wees dan wel vriendelijk voor de betroffen automobilist, help hem zo nodig zijn wagen aan de kant te duwen. Je moet nooit dergelijke dingen doen en dan een ander in de kou laten staan. Dus als het even kan, help de man met zijn wagen en wijs hem erop dat hij met de tram verder kan gaan. Voor degene die hierdoor getroffen wordt, is zoiets natuurlijk erg vervelend. Je moet je dus wel afvragen, welk belang prevaleert, vervoer of luchtverontreiniging.
Want de luchtverontreiniging is niet veel moois. Maar waterverontreiniging is nog erger. Zoek echter altijd een werkelijke oplossing. Of wilt u over enige jaren genoegen nemen vanwege de gemeente tegen redelijke prijs bij u thuisbezorgde zuurstof in te ademen, om althans thuis nog zonder masker adem te kunnen halen? Wilt u er genoegen mee nemen dat, op kosten van de belastingbetaler, op den duur dermaline aan alle waterwegen wordt toegevoegd, zodat men er althans in kan zwemmen zonder dat de huid blaren vertoont, zodat hoogstens de kleur van de zwemmer wat verandert? Drinken kunt u dan waarschijnlijk van gemeentewege tegen redelijke prijs geleverd gedistilleerd water, inclusief de voor gedistilleerd gebruikelijke accijns?
Er zijn in de wereld van heden zoveel dingen, waar je eigenlijk eens over na zou moeten denken. Zoveel dingen, waar je eigenlijk tegen zou moeten ageren. Niet omdat je mensen wilt kwellen, die zich daarmede bezighouden of iemand iets wilt ontnemen, maar doodgewoon omdat je ervoor wilt zorgen, dat de wereld beter wordt.
En dit bereik je altijd nog het beste door iemand te helpen. Wanneer iemand te veel rookt (wat schadelijk is voor hem en mogelijk voor zijn omgeving), zou je hem eens vuur moeten geven met een kleine vlammenwerper. Dit veroorzaakt over het algemeen een afname van de consumptie, ofschoon door gewoonte en zenuwen, plus dit model aansteker, de eerste twee sigaretten wel bijzonder snel zullen verdwijnen. Wanneer de mensen te veel uit blik eten en dit schadelijk zou zijn voor de gezondheid, zou u de mensen misschien reeds wat kunnen helpen door stilletjes alle blikjes voor hen alvast open te maken in de winkels.
Kortom: wees lief voor elkaar, wees heel goed voor elkaar, houd van elkaar. Een van u merkte tijdens mijn voorbeelden meerdere malen op “sabotage! Hoe kunt u!” Ik zou daar nooit aan denken. Integendeel. Help eenieder, zo goed als u maar kunt. Wanneer iemand tegen u zegt: “Maak mij uw minister-president”, weet u wat u dan moet doen?
Op hem stemmen?
Neen. Bezorg hem liever eerst een mooi kabinet thuis. Dan kan hij eerst nog wat oefenen. Wanneer iemand tot u roept: “Ik heb de enige waarheid”, helpt u hem het beste door er een hekje omheen te zetten, opdat hij ze niet verliest.
Wanneer iemand beweert dat hij het toch altijd het beste weet, help hem: zet hem vast in een luistercabine en laat hem ongeveer 12 uren lang naar zijn eigen uitspraken luisteren. Dan weet hij nog veel beter wat ‘hij beter weet’ en misschien zelfs wat hij toch eigenlijk niet weet.
Overigens ben ik zeker niet voor een optreden dat de vrijheid van anderen belemmert. O neen. Maar aan de andere kant ben ik niet tegen een handelwijze, die iemand in zijn vrijheid belemmert, wanneer je hem zo zonder schade aan derden helpt iets waar te maken, wat hij kennelijk reeds nastreeft. Dus op de wijze waarop men tijdens een kermis de boeienkoning helpt, door hem zo stevig mogelijk in te knopen – op eigen verzoek – helpt u degenen, die beweren en zelfs wensen alle problemen op te lossen, door hen zoveel mogelijk problemen te geven. Dan kunnen zij tenminste naar hartenlust oplossen.
Wanneer ambtenaren van bijvoorbeeld de belastingen u onbegrijpelijke aanslagen opleggen, zo is het natuurlijk redelijk die ook te betalen, nietwaar. Die mensen weten beter weg in de regels dan u. Maar u zoudt toch wel gek zijn wanneer u zonder meer elk niet verder gespecificeerd bedrag zoudt betalen. Deze mensen zijn dienaren van de gemeenschap, dus ook van u. Ga eens met ze praten. Die mensen zijn er toch voor? Zij zijn ongetwijfeld vriendelijk. Ga er dus eens naar toe en vertel hen, dat u niet begrijpt, wat zij met uw centen nu eigenlijk allemaal doen. Vraag hen vriendelijk u alles eens duidelijk uit te leggen. En als zij het niet weten zijn er misschien wel hogere dienaren van de gemeenschap, die u te woord willen staan. Op deze wijze kunt u bijdragen aan de verbetering van deze knotse dwaze wereld. Want naar ik meen wordt uw wereld nog wel het meeste gekweld door misverstanden.
De mensen begrijpen elkaar niet en daardoor willen zij elkander niet helpen, maar denken elkanders tegenstander te zijn. En waarom hebt u tegenstanders nodig? Maak u liever vrienden door eenieder te helpen zo snel mogelijk verder te komen in de richting, waarin hij kennelijk wil gaan. Bedenk dat dit een goede uitwerking heeft, want velen bekeren zich bijna onmiddellijk en van de anderen zult u waarschijnlijk weinig last meer hebben.
En zo ik u niet te ver op weg kon helpen in de richting van uw eigen wensen, ergernissen, begrip enzovoorts, hoop ik nu maar dat de tweede spreker van de avond u alles wat voor u van belang kan zijn zal kunnen brengen. Het zou, naar ik meen, niet fair zijn nu onmiddellijk heen te gaan. Ik mag u de gelegenheid geven vragen te stellen en doe dit bij deze, ofschoon ik wel hoop dat één vraag mij bespaard zal blijven: “U komt toch niet meer terug?” Want misschien heb ik het verdiend, maar zelfs dan kan het misschien nog wel wat milder worden geformuleerd.
Niemand stelt vragen? Niemand gevoelt lust mij verder te helpen en mij zo duidelijk te maken welke fouten mij brachten tot het kiezen van de titel “knots”. Ik meen daaruit te mogen aflezen dat deze titel, zelfs voor uw wereld, in uw ogen gerechtvaardigd is. Zelfs wanneer zij uzelf mede omsluit. En u prijzende en lovende voor deze toch ongetwijfeld zeer grote zelfkennis, dank ik u voor de mij verleende aandacht.
Huidige werkingen.
U hebt zo even een van de eerste weeën meegemaakt van een ex-leerling journalist, die zich ondanks zijn literaire neigingen tot spreker tracht te ontwikkelen. Ik moet bekennen, dat zijn stijl wat aanstekelijk op mij werkt, ook al ben ik het niet geheel eens met zijn geheel nieuwe en vrije versie van ‘wien neerlands bloed’. Nu moeten wij ons echter met meer geestelijke zaken bezig gaan houden en in dit verband wil ik uw aandacht vragen voor allerhande werkingen, die er op het ogenblik zijn of binnenkort werkzaam kunnen worden.
Wij hebben vaak te maken met gehele reeksen van eigenaardige gebeurtenissen en ontwikkelingen. Kijk maar eens naar de branden van de laatste tijd. Misschien is er gedurende dit jaargetijde in eigen land zo hier en daar wel een brandje te verwachten, maar het aantal grote branden en vooral industriebranden over de gehele wereld is, op het ogenblik en nog voor de komende maanden, hoger dan normaal. U bent er, wat dit betreft, dus nog niet. Ik meen zelfs dat er dit seizoen nog een benzinepomp hier in de buurt de lucht in zal gaan. Maar de schade zal wel dragelijk blijven. Want van werkelijk grote schade kunnen wij eerst spreken, wanneer deze in mensenlevens kan worden uitgedrukt. U moogt dergelijke tendensen echter niet beschouwen als invloeden, die slechts branden ongelukken, scheepsrampen en dergelijke betreffen. Deze gebeurtenissen zijn, vanuit geestelijk standpunt, alleen maar een bijproduct van hetgeen er onder de mensen leeft en bestaat.
Het lijkt u misschien zuiver toeval dat bepaalde handelingen, gebeurtenissen, belevingen opeens en onverwacht bijna overal op de wereld voorkomen. In wezen ligt de oorzaak in een soort sfeer, een beïnvloeding, die ook de relaties van de mensen onderling, uw eigen gedrag en tot op zekere hoogte zelfs uw slagen en falen bepalen kan. Het ‘wat ben je, wat wil je’ wordt onder die invloeden tot een ‘kun je je nog verweren?’. Om ons te kunnen verweren tegen de werking van een dergelijke sfeer of invloed, hebben wij natuurlijk iets nodig dat niet zo gemakkelijk beïnvloed kan worden als bijvoorbeeld het menselijke lichaam. Een ideaal zou in dergelijk omstandigheden als een soort houvast kunnen dienen. Maar idealen werkt men vaak te zeer uit, waardoor zij tot een programma worden, een soort schema, waaraan wij ons gebonden voelen zonder dat het ons werkelijk nieuwe krachten of meer inzicht zal geven. Wij hebben dus iets van node, dat een ideaal zou kunnen zijn, maar dat niet gevormd is, niet is vastgelegd in een systeem.
Geestelijk vinden wij iets dergelijks in de verschillende geloofsvormen. Wanneer je bijvoorbeeld aan een God gelooft, kun je daarop terugvallen in tijden van onzekerheid, terwijl je emotionele relatie met deze God of dit ongevormde ideaal, je helpt op de invloeden op een meer harmonische wijze te reageren en deze zo meester te blijven. Met het wezen en systeem, dat in het goddelijke verborgen kan zijn, het hiernamaals, hoef je je immers niet nadrukkelijk bezig te gaan houden, wanneer God je op de aarde heeft geplaatst. Het is je taak om te leven en wat er verder nog bestaat of verkregen wordt, zie je wel weer, wanneer je de menselijk stoffelijke status prijs hebt gegeven. Wanneer je als mens leeft, maar het gevoel hebt dat er iets achter je staat, dat er een reden is voor hetgeen je doet, zodat je de mogelijkheid hebt je daardoor aan alle mogelijkheden aan te passen, dan vloeit je niet alleen kracht toe, maar vind je ook een steeds zich vernieuwend en aan de omstandigheden aanpassend besef enzovoorts.
De mens denkt. Maar het denken van de mens is beperkt. De gemiddelde mens gebruikt ongeveer 1/5 tot 1/4 bewust actief. De rest van zijn brein beheerst hij niet, zo het al actief is.
Met hersenen en denken is het dus ook niet zo heel mooi gesteld. Ons denken heeft verder voor ons pas betekenis, wanneer er een emotie achter staat. Een gedachte die klinisch blijft, zonder dat er enig gevoel van verbondenheid en dergelijke bij te pas komt, zegt niet veel, zij beïnvloedt anderen niet enzovoorts. Wanneer men alleen zou kunnen denken en spreken zonder enige emotie, zonder gevoel, dan zou men geïsoleerd zijn van de rest van de schepping en als mens en geest mislukken. Bezit je echter het gevoel van zinrijkheid en verbondenheid, dat uit begrippen als God voort kan komen, dan beschikt men over meer energie, ook van emotionele aard.
Emotie is goed. Je moet het natuurlijk niet overdrijven. Er zijn mensen, die alleen op hun emoties leven, maar dat zijn dan weer mensen, die over het algemeen heel veel over het leven te klagen hebben. Om volledig en bewust gelijktijdig te kunnen leven, zal men moeten beseffen: ik moet de dingen niet alleen constateren en erkennen, ik moet ze ook aanvoelen.
Met dit gevoel breng ik voor mijzelf veel meer van de werkelijke wereld over, dan ik ooit met denken alleen zou kunnen doen. Het is zelfs gebleken in het verleden, dat mensen die een buitengewone ontwikkeling van de direct toegankelijke hersencapaciteit – sommigen zelfs reeds tot de helft van de beschikbare capaciteit – niet alleen voor de ontwikkeling van de mensheid zeer belangrijk zijn, maar ook dat zij beschikken over een grote mildheid die niet in toegeeflijkheid, maar in begrip voor anderen tot uiting pleegt te komen.
Denk eens aan een genie als Einstein. Hij is een zeer groot denker, eigenlijk zelfs een mathematisch filosoof. Hij denkt vlugger en beter dan anderen. Hij wordt op den duur door een groot deel van de wereld erkend, om niet te zeggen vereerd. Toch is en blijft hij een vriendelijk man, met begrip en zelfs tijd voor eenieder, die daaraan werkelijk behoefte heeft.
Hij was zeer zeker niet een mathematicus, die boven en dus buiten de mensheid stond. Hij was juist iemand die zich met alle mensen en ontwikkelingen in de mensheid verbonden gevoelde. Overgebracht op een ander terrein: Pablo Casals, een muzikaal genie, echter met een zeer scherp verstand en – indien het hem past – een wonderlijk goede opmerkingsgave.
Ook deze mens is mild, voelt zich kennelijk met anderen verbonden, heeft zijn eigen inzichten en oordeel, maar helpt met veel begrip eenieder, die dit werkelijk van node heeft. Vele werkelijk begaafden hebben begrip en gevoel voor hun medemensen. Nu kunnen wij stellen, dat dit mede het gevolg is van het feit dat een groter deel van de hersenen werkzaam is. Maar dan zouden wij het misschien ook om kunnen draaien. Volgens mij zou je ook kunnen zeggen: de mens, die een grotere verbondenheid heeft met zijn wereld, krijgt een grotere bewustzijnscapaciteit.
Daarbij is het geloof ergens noodzakelijk. De werkelijk goede en grote mannen van deze wereld hebben allen iets, waarin zij geloven. Of dit geloof nu gaat over de hemel, die eens op aarde zal komen of dat hun God daarbij een mannetje in de wolken is of misschien een vreemde kosmische kracht, een ademhaling, die ergens, zoals een kind belletjes blaast, de schepping tot stand brengt om daarna terug te slippen, is van geen belang. Zelfs niet wanneer je je God voorstelt als een groot, onbestemd wezen, waarin en waardoor je leeft en waarin je je bewust kunt worden. Van belang is dat je leert een verbinding te hebben met de ander, met het andere. Dit is de bron van een emotie, die je ook vanuit een geestelijk standpunt kunt bezien.
Want ook de emotie brengt iets over naar de geest. Menselijke beredeneringen hebben voor de geest vaak weinig betekenis. Maar wanneer de emotie de drager wordt van enig bewustzijn of besef, zo wordt dit verankerd hierdoor in die fijnere delen van het ik, die wij de geest noemen.
Die geest heeft heel wat mogelijkheden, waar de mensen niet te veel over plegen te denken.
Iets weet men er in uw tijd wel van af: u kent immers de parapsychologie, die de psyche meer paranormaal beschouwt. Ik heb wel eens het gevoel, dat vele zogenaamde paranormaal beschouwende mensen de zaken eerder abnormaal beschouwen. Maar ja …
U weet echter dat er in de mens vele mogelijkheden schuilen, die echter maar bij zeer weinigen geheel ontwikkeld zijn. Sommigen hebben rudimentaire telepathie, anderen blijken bij bijvoorbeeld het werpen van dobbelstenen een zekere mate van telekinese te hebben. En deze dingen behoren toch wel ergens tot het gebied, dat wij het gebied van de geest plegen te noemen. De geest heeft nu eenmaal een aantal mogelijkheden, die niet aan de normale materiële beperkingen zijn onderworpen. Zo neemt de geest bijvoorbeeld waar door een concentratie van haar bewustzijn. Zij is dus ter plaatste op het ogenblik, dat zij aan een plaats denkt. Diezelfde geest is kracht, energie. Zij heeft geen vaste vorm, geen vast bepaalbare inhoud in uw ruimte, maar kan een deel van haar wezen wel degelijk veranderen in iets of een kracht, die van meer stoffelijke aard is.
Wanneer je dus leeft in een steeds sterker contact met die geest, kun je ook die verschillende inwerkingen van de geest gemakkelijker beheersen, de niet stoffelijke invloeden kun je gemakkelijker baas. Niet alleen besef je je wereld beter en voel je gemakkelijker aan wat er gaande is en wat er gaat komen, want ook voorgevoel speelt dan wel een rol, maar je kunt op den duur vooruitlopen op de kosmische werkingen en de reacties, waardoor zij op aarde merkbaar kunnen zijn. De geest beheerst haar eigen wereld. Al bent u op het ogenblik geen geest en herinnert u zich daarvan niet zo veel meer, hoop ik dat u dat van mij zult willen aannemen.
De geest is een wezen, dat denkt en niet alle dingen hoeft te aanvaarden en te herinneren. Bij mensen kennen wij iets dergelijks: bij shocktoestand komt het voor, dat mensen een selectieve blindheid of doofheid vertonen. Later rationaliseert men dit wel weg, maar toch is dit verschijnsel de verklaring voor het feit, dat zoveel mensen over een verkeersongeluk en dergelijke, dat hen zeer heeft aangegrepen, afwijkende verklaringen geven. Al te vaak is dit de reden dat mensen, die een en hetzelfde incident zien, daarvan geheel verschillende versies geven. Er zijn nu eenmaal dingen, die men niet wil weten, niet wil zien, terwijl er andere dingen zijn, die men wel wenst te constateren, ofschoon zij nimmer werkelijk zijn voorgekomen. Deze mensen veranderen dus zelf reeds iets aan hun wereldbeeld. De wereld is echter in staat dit wereldbeeld enigszins te corrigeren, omdat er anderen zijn, die hetzelfde hebben gezien of geconstateerd, zodat je nooit zonder meer kunt zeggen: ik heb gelijk. Voor de geest bestaat deze laatste mogelijkheid niet: zij bepaalt haar eigen wereld. Wanneer zij iets niet wil zien, weten, kennen, dan bestaat het voor haar ook niet en is er niets wat haar ertoe kan brengen de feiten nog als werkelijkheid of zelfs maar als mogelijkheid te aanvaarden.
Stel u nu voor dat de mens in de materie leeft, zodat de mens voortdurend onontkoombare feiten toevoegt aan hetgeen die geest reeds aan feitenkennis bezit. Zij zal dan dus ook in de eigen wereld hierdoor een uitgebreider besef en grotere mogelijkheden verkrijgen. Maar nu is besef met de geest praktisch identiek aan vermogen: hoe meer je weet en kunt aanvaarden, hoe meer je ook kunt. En het zo bereikte kunnen van de geest weerspiegelt zich dan vanzelf ook in haar mogelijkheden in en voor haar stoffelijk voertuig. Men wordt hierdoor dan bijvoorbeeld meer paranormaal begaafd misschien, maar hierop wil ik niet al te veel doorgaan.
Liever wil ik terug keren tot de tendensen.
U krijgt rond de helft van de volgende maand bijvoorbeeld een echt explosieve periode. U zult dan zien dat de humeuren overal ontvlammen, zodat de mensen vaak en ernstige ruzie maken. Maar u zult ook zien dat oliekacheltjes opeens in brand geraken, dat gasleidingen exploderen enzovoorts. Ik meen zelfs dat in deze tijd weer een olieopslagplaatsje uitbrandt, maar naar ik meen toch niet in Nederland. Die tendens kun je eigenlijk dan dus voorvoelen.
Maar wanneer je weet wat er aan de hand is, kun je er ook vaak iets aan doen. Wanneer u weet dat u mogelijk morgen dringend een rekening zult moeten betalen en op geen enkele wijze daaronder uit kunt komen, zult u misschien vandaag in staat zijn zoveel geld in huis te halen dat u die rekening inderdaad kunt voldoen. Op soortgelijke wijze kan ik vandaag, omdat ik aanvoel wat de mogelijkheden voor morgen zijn, vanuit mijzelf de voorzorgen reeds nemen, die nodig zijn om aan alle ontwikkelingen van morgen zo goed mogelijk het hoofd te bieden. Je bouwt jezelf dan een verdediging tegen de invloeden, die je van alle kanten dreigen te overspoelen. Hierbij is het echter van groot belang, dat je een dergelijke verdediging nimmer in jezelf beschouwt als een algehele afwijzing. Het is nu eenmaal niet mogelijk je tegen de gehele wereld, en alles wat daarop is en daarin werkt, te verzetten. Als mens ben je bijvoorbeeld gebonden aan de mensheid, omdat de mensheid nu eenmaal in een zo kunstmatig milieu leeft, dat de onderlinge afhankelijkheid van de mensen zelfs voor het voortbestaan van de mensheid bepalend kan zijn. Maar je kunt dus wel zeggen: ik kan ervoor zorgen dat iets mij niet gebeurt en mij erop voorbereiden om anderen te helpen, wanneer het hen overkomt. Om u een heel eenvoudig voorbeeld te geven: Over een dag of vier is er een tendens merkbaar – niet van astrologisch te berekenen aard overigens – waarin het aantal verkeersongelukken weer toe gaat nemen. Dan gaan er weer heel wat wagens in de prak en misschien ook heel wat mensen. In de eerste plaats zul je onder dergelijke invloeden dus zelf voorzichtiger rijden. Daarnaast lijkt het mij wel erg verstandig, wanneer je, wanneer je zoiets aan voelt komen, ervoor te zorgen, dat je een pakje verband in je zak hebt. Dat kan immers dan opeens nodig zijn en soms kun je met zoiets zelfs een mensenleven redden. Op een dergelijke wijze op voorvoelde inwerkingen reageren betekent dus dat je eigenlijk je wereld wat beter leert beheersen.
Geestelijk betekent het dat je van je leven meer nut hebt. Maar achter dit alles schuilt een filosofie, die wat abstracter is. Aarde en zon zijn deel van de kosmos. In de kosmos bestaan vele werkingen, die ook de aarde en de zon kunnen bereiken. Op aarde zijn deze vaak niet eens goed meetbaar. Maar de mens kan er toch door beïnvloed worden. Dergelijke invloeden kunnen soms ook de werelden van de geest bereiken. Ook voor de geest geldt dan, dat de invloed niet het milieu zelf, maar de erkenning daarvan beïnvloedt. Men ziet dus zijn milieu anders. Doordat je je wereld anders ziet, zul je op alles, wat daarin mogelijk is, anders kunnen reageren. Er ontstaan zo voor jou andere problemen en andere besefte mogelijkheden. Het is de mens, die door dergelijke invloeden voortdurend verandert, ofschoon hij dit slechts zelden beseft.
De mens is nu eenmaal gebonden aan een tijdlijn, die hij niet geheel kan overzien, laat staan beheersen. Met een beter begrip voor het element tijd zou de mens zeker heel wat meer kunnen doen voor een juiste en tijdige oplossing van zijn problemen.
Juist hierdoor wordt de mens zozeer beheerst door de tendensen van de kosmos, waarvan hij deel uitmaakt. Toch kan men wel degelijk beseffen, dat invloeden ons beeld van de wereld kunnen veranderen en dit beduidt dat de wereld niet is, zoals wij haar menen te zien. Stel dus: onze wereld is een basiswerkelijkheid, die wij aanvullen met onze interpretaties. Deze interpretaties zullen veranderen naargelang de invloeden, die wij ondergaan. Dit geldt voor de mens als geheel. Indien ik op zou stijgen tot in de hoogste sfeer, zou dit nog steeds voor mij van kracht zijn. Er is een basiswerkelijkheid en er is mijn interpretatie van die wereld. Dan kan ook hier mijn werkelijkheid veranderen, al blijft de basis gelijk.
Daar het gehele ik gebonden is aan dit alles, is het ook bij een voortbestaan belangrijk je aan te kunnen passen. Door een aanvoelen van de basiswerkelijkheid zowel als van de veranderingen, die voor jou als gevolg van veranderde interpretatie op gaan treden, kom je tot een betere beheersing van je eigen wereld en ontstaat een meer bewuste relatie met de vaste waarde. Je krijgt steeds meer beheersing over en begrip voor je werkelijke milieu en je eigen werkelijke persoonlijkheid.
De basiswerkelijkheid zal altijd alles omvatten wat voor mij bestaat, dus ook de mensen en geesten, licht en duister. Ik zie deze dingen echter niet zoals zij zijn. Indien men echter het eigen ik zo naar de ander toe weet uit te breiden, zodat men werkelijk begrip voor die ander krijgt en van een geheel werkelijk contact sprake is, leer je deze mens als deel van je werkelijke wereld kennen. Je zult wel verder blijven interpreteren en onder omstandigheden nog steeds doof of blind kunnen zijn voor bepaalde dingen, maar alle veranderingen, die je nu erkent in de werkelijkheid, omvatten nu berekenbaar en kenbaar ook dat deel van de werkelijkheid, dat de ander of het andere is. Je kunt een mens, die je zo hebt erkend wel in alle sferen anders waarderen en zelfs je waardering in eigen wereld wijzigen, maar je zult hem steeds blijven kennen.
Daarom stel ik: hoe meer ik van mijn wereld werkelijk heb leren kennen, hoe groter mijn mogelijkheid mij, ondanks alles, aan de basiswerkelijkheid te blijven refereren. Leef je een illusie, dan maak je deze wel voor een deel voor jezelf waar, maar je zult ook alles in de richting van de illusie gaan interpreteren, zodat wij menen dat zij een onveranderlijk en zeker deel van onze werkelijkheid uitmaakt. Er komt echter altijd weer een tijd, waarin wij onze illusies niet langer tegenover de werkelijkheid kunnen handhaven. Begrip voor anderen houdt in, dat men ook de aard van hun illusies beter gaat beseffen, zodat men ook in zijn menselijke relaties het wezenlijke beter benadert. Wat betekent dat men, ondanks eigen interpretaties, juister en meer volgens de werkelijkheid kan reageren.
De geest die op deze wijze een groter deel in de werkelijkheid van de wereld verkrijgt, zal ook over grotere vermogens beschikken, meer waarnemen en tot stand kunnen brengen. Is zij verbonden met een stoflichaam, dan krijgen wij dus niet alleen een scherpere en meer kenbare ontwikkeling van paranormale vermogens, maar vooral een meer praktisch bruikbare vorm ervan. Hierdoor kun je dan in eigen wereld ook meer tot stand brengen. Je leven krijgt eerst inhoud, wanneer alles wat je kunt en doet, ook voor jou zin heeft. Kun je het paranormale dus bewust inschakelen in je leven, zo zal niet slechts de zinrijkheid groter worden, maar ook de begripswaarde, die daaruit voortvloeit. Het complexe karakter, dat het leven voor u pleegt te hebben, wordt hierdoor aanmerkelijk eenvoudiger, zodat snelle bewustwording tot stand komt. Je zult je dan ook meer met optredende tendenzen één kunnen gevoelen. Zij werken dan mee, zodat je je dichter bij God kunt gevoelen en gelijktijdig beter beseft wat je werkelijk gelukkig kan maken. En dit is alles wat ik wilde zeggen. Ik geef nog een kort schema van optredende tendenzen.
Op het ogenblik: wit licht. Tegenstellingen zijn dan groter. Wie tegenstellingen tracht te bestrijden, kan veel schade ondervinden of grote spanningen ondergaan. Einde deze maand, begin volgende maand en rond 22 februari: blauwe tendens. Technisch nieuws. Beschouw het u op dit terrein medegedeelde niet als zonder meer waar. Zelf kunt u echter, door van deze denkbeelden uit te gaan, vaak veel voor uzelf en anderen tot stand brengen. Tijdens en na deze perioden gouden licht, dat echter door blauwe en rode tendensen overschaduwd wordt. Deze vitaliteit kan u, onder meer aan het einde van deze maand, in staat stellen vele van de moeilijkheden, die u nu ondervindt, op te lossen en uw zaken voor de komende tijd beter te regelen.
Vragen.
Denken de hersens zelf of zijn zij meer een instrument?
De hersens zijn zoiets als de typemachine van de geest. De geest kan dus denken op stoffelijke wijze door de cellen te activeren, maar kan niets uitdrukken in de stof. Je zou kunnen zeggen: het verband tussen inkomende prikkels en reacties of gedachten wordt voor een deel door de geest gelegd, zodat het geen vol automatisch proces is.
Kan men de hersens dan met een computer vergelijken?
Inderdaad. Zelfs werken de hersenen eveneens met een tweetalig stelsel, gebaseerd op de doorlaatbaarheid of niet doorlaatbaarheid van de cellen, die, zoals u weet, aanliggend zijn geplaatst en zo denksporen mogelijk maken. Bij defect kunnen bepaalde denksporen ingeschakeld blijven, ongeacht het feit dat een deel van de prikkels niet passend is voor deze cellen. Het resultaat daarvan noemt men dan monomanie.
En hiermede moet ik mijn bijdrage gaan beëindigen. Ik hoop u niet al te zeer verveeld te hebben en meen u naast enig inzicht ook enkele aanwijzingen gegeven te hebben, die voor u van praktische betekenis zijn of kunnen zijn. Ik wil dan ook eindigen met de wens dat u allen erin zult slagen de komende invloeden te begrijpen, zo mogelijk te voorvoelen en in ieder geval ook praktisch te gebruiken voor het verwerven van groter inzicht, meer beheersing en meer geluk in uw bestaan.