uit de cursus ‘Inzicht 2’ (hoofdstuk 5) – februari 1964
Wanneer wij zoeken naar een inzicht in onszelf en constateren hoe invloeden van buitenaf ook op het geestelijk leven een grote invloed kunnen uitoefenen, zo is het ongetwijfeld belangrijk eveneens na te gaan wat zij in de komende tijd kunnen betekenen, voor zowel het innerlijk leven van de mens als voor zijn uiterlijke omstandigheden.
De invloeden, die nu aan het afnemen zijn, laten nog een spoor van verwarring na. Wij weten allen dat de afgelopen maanden en zelfs dagen in vele gevallen nog verwarring met zich brachten, terwijl er ook in de wereld vele problemen zijn, waarvoor niemand op het ogenblik een redelijke oplossing ziet. Wat onszelf betreft, heeft deze invloed een zekere traagheid, een loomheid, een moeheid verwekt en misschien ook een zeker fatalisme. Onze uitbarstingen van energie zijn niet in overeenstemming met de resultaten die wij ervan verwachten.
Op ons geestelijk leven heeft dat eveneens invloed. Vooral de mens die deze invloeden onmiddellijk zal ondergaan, weet dat hij of zij in vele dingen traag is. Het is alsof het begrip wat langzamer komt, of men teveel secundaire vragen ziet rijzen bij de beschouwing van een bepaalde stelling. Deze tijd gaat binnenkort voorbij. De komende invloeden worden ongetwijfeld dit jaar bekroond met een invloed van energie – of het gouden licht. Ik wil hierop niet in het bijzonder doelen. Er zijn kleinere invloeden, die ten dele dichterbij liggen.
Wij hebben op het ogenblik een sterke invloed, die aan vele mensen een zeker geluk geeft. Er zijn bereikingen mogelijk, die men zelf niet verdient. Het is alsof men wanneer men tot iets komt, ondanks al deze vertraging en verwarring, toch weer nieuwe perspectieven ziet. Het is een belangrijk punt voor ons geestelijk leven. Wij kunnen er dus rekening mee houden, dat nog enige tijd de belangrijkste invloed de mogelijkheid geeft om – indien wij ons verzetten tegen onze verstrooidheid, laksheid en loomheid – een beter inzicht in onszelf te verwerven.
Nu is dat in de eerste plaats esoterie, dat weet ik wel. Maar geen mens kan leven, zonder een beeld van zichzelf te hebben. Geen mens kan in waarheid leven met bewustzijn en inzicht, zonder een redelijk en waar beeld van zichzelf te hebben. Er zullen in deze tijd vele ontdekkingen mogelijk zijn, waardoor u juister begrijpt wat u eigenlijk bent. Voor u betekent dit enerzijds een confrontatie met dingen die u minder prettig vindt. U zult in vele gevallen tot de ontdekking komen, dat u minder meester bent van uzelf en uw lot dan u meende te zijn. Anderzijds zal blijken, dat de wereld u misschien niet zo waardeert als u meent dat de wereld u moet waarderen. Alles bij elkaar echter is de hoofdwerking toch gunstig, want u gaat beseffen waar de kernpunten van uw leven liggen. Deze kernpunten wil ik zo dadelijk nog even nader toelichten.
Na deze invloed komt er een periode van sterkte, van licht en van kracht. In deze periode zullen velen van u de neiging gevoelen om u ook lichamelijk wat meer in te spannen. Wij kunnen in deze tijd rekenen op grotere activiteiten in de gehele wereld; en deze zijn geneigd tot het extreme te gaan, ten goede zowel als ten kwade. Voor de mens, die echter onder deze invloed leeft, betekent het heel vaak dat hij – mits hij zich hoedt voor overdrijving – voor zijn lichamelijke gesteldheid en zijn geestelijk inzicht veel kan bereiken. Er is echter één belemmering.
Werd in de eerste golf vele krachten u gegeven en worden inzichten haast zonder moeite mogelijk, zo zal deze invloed van kracht in de eerste plaats activiteit van u eisen. U zult zelf moeite moeten doen. Degene die zich dan de moeite getroost op geestelijk en op ander terrein, heeft grote mogelijkheden tot slagen. Er zijn in deze tijd weinig mislukkingen te vrezen, zolang men serieus is. Degene echter, die iets half doet, wordt geconfronteerd met voortdurende mislukkingen. En degene, die niets doet, zal aan het einde van die periode meer schade hebben geleden dan winst gemaakt.
Dan hebben wij daarna een bijna rechterlijke periode. Men zou dit astrologisch waarschijnlijk willen omschrijven als een overheersende Saturnusinvloed voor de meeste mensen, daar hier een oordeel volgt. Deze periode van oordeel loopt in het latere deel van het jaar – laat ons zeggen van september tot november. Verscheidene van deze fasen overlappen elkaar overigens ten dele.
Deze kosmische invloed is daarom belangrijk, omdat zij ons een inzicht geeft in onszelf, maar gelijktijdig spreekt ze een oordeel uit. In de afgelopen jaren is dit oordeel veelal niet mogelijk geweest. De relativiteit van begrippen, die eerst moest ontstaan, opdat er een vernieuwing mogelijk wordt in deze dagen, heeft in vele gevallen grenzen vervaagd en daarvoor niet de persoonlijke grenzen in de plaats gesteld. Er bestaan geen grenzen voor de mensheid als geheel, dat is waar. Die bestaan niet in geestelijk en niet in stoffelijk opzicht. Maar wat wel bestaat, is de persoonlijke grens.
De mens moet beantwoorden aan zijn eigen doel en streven. Hij moet leven direct volgens de lijn a.h.w. die zijn taak inhoudt in het Al. In de door mij genoemde periode zal men, vooral daar waar men is afgeweken van de werkelijke lijn van leven, worden geconfronteerd met het oordeel. Men zal de gevolgen te dragen krijgen van eigen onjuiste handelingen en over het algemeen niet datgene kunnen verwerven wat men had gedacht. Het is een tijd, die voor velen verliezen met zich brengt; en deze zijn in stoffelijk opzicht hier en daar pijnlijk.
Geestelijk echter zal juist hierdoor een helderder inzicht mogelijk worden. Want wij moeten niet vergeten, dat wij – levend in een wereld, die ons steeds maar toegeeft, een wereld die ons niet dwingt om de gevolgen te beseffen van onze eigen levenshouding en daden – over het algemeen het geestelijk nogal gemakkelijk nemen. We stellen mooie algemene richtlijnen, formuleren ze buitengewoon fraai en laten het erbij. Maar op het ogenblik, dat die oorzaak‑en‑gevolg werking sterk wordt en wij zien hoe alles, wat wij hebben gebouwd op feitelijk onrecht of op onjuistheid volgens ons eigen besef, ineenstort, dan zullen wij wel genoopt zijn om voor onszelf te stellen: dit was dus geen deel van mijn leven; ik heb hier ergens gefaald. En in de erkenning van het falen alleen ligt de mogelijkheid tot het opbouwen van dat wat wel belangrijk is.
Het einde van dit jaar eindigt wederom met grote spanningen, die in dit geval o.m. het mentale gebied weer beïnvloeden en daarnaast vele astrale waarden op deze wereld wekken. Een invloed die wederom verwarrend lijkt. Want alle gevolgen uit het verleden worden nu, zij het op een verschillend vlak, bijna ogenblikkelijk kenbaar. Sommige zijn ineens een stoffelijke realiteit, andere zijn eerder een nu pas erkende dreiging; en dat ook dit grote verwarringen teweegbrengt, zult u begrijpen. Maar een mens, die bereid is om de gevolgen te aanvaarden en inziet dat hij aan niemand en aan niets eisen kan stellen, als hij dit niet eerst aan zichzelf doet, zal hierin ongetwijfeld ook weer een grotere mogelijkheid tot geestelijke rijping verkrijgen.
Op de zuiver stoffelijke aspecten van dit alles wil ik niet te ver ingaan. Ik meen, dat op een cursus als deze daarvoor weinig plaats is. De bewustwordingsmogelijkheden op zichzelf zijn echter zeer belangrijk.
Allereerst hebben wij dan de confrontatie met onze eigen waan. Wij bezitten allen een aantal illusies omtrent onszelf, onze plaats en ons recht in de wereld. Deze illusies zouden wij niet graag prijsgeven. Maar indien wij innerlijk zoeken naar waarheid, indien wij zoeken naar een grotere werkelijkheid die onvergankelijk is, dan zullen wij die dingen wel moeten prijsgeven. Geconfronteerd met de onhoudbaarheid van onze illusies kunnen wij natuurlijk uitwijken naar nieuwe illusies, maar wij zullen daarin geen vertrouwen hebben.
Wij kunnen ook hard tegenover onszelf zijn en erkennen hoe de feiten er in wezen voorstaan. En de erkenning op zich zal dan m.i. meer dan voldoende zijn om de waarheid naar voren te brengen.
De kosmische waarheid is nu eenmaal onveranderlijk. We kunnen daar lang of kort over praten, maar wij kunnen haar niet wijzigen. Wij kunnen haar duizend keer opnieuw formuleren, maar het verandert aan haar werkelijke betekenis niets. Doordat wij met die werkelijkheid worden geconfronteerd en haar voor onszelf opnieuw moeten vaststellen en formuleren, krijgen wij – zowel voor een esoterische bestreving als voor een juistere aanpassing aan de wereld – meer redelijke en bovendien meer juiste richtlijnen.
Een tweede punt van onze bewustwordingsmogelijkheden is wel gelegen in het feit, dat wij altijd weer in ons leven een verkeerde nadruk leggen op de geestelijke en stoffelijke aspecten. Op de noodzaak deze als een perfect evenwicht te handhaven, zolang men in de stof leeft, is hier meermalen gewezen. Wanneer u wordt geconfronteerd met een overvloed van energie en deze niet alleen geestelijk of alleen lichamelijk kunt uiten, is de enige mogelijkheid om werkelijk gelukkig en succesvol te zijn deze beide samen te voegen.
Een erkenning van de energie die op je inwerkt houdt verder in dat je pogen en streven daaraan moet worden aangepast. De verhouding “ik” – Al (krachten in het “ik”, krachten in de kosmos) speelt een heel grote rol in de bewustwording. Vooral onder de tweede invloed zal men leren hiermede rekening te houden. Men zal ontdekken, dat men door te ver te gaan – hetzij geestelijk, hetzij stoffelijk – voor zichzelf alleen maar problemen tot stand brengt, dat men echter door in beide evenwichtig te streven zeer grote mogelijkheden verkrijgt en bij een bewust streven ook zeer goede resultaten. Dit betekent voor de ziel en ook voor de geest, dat er een balans wordt geschapen. Het is alsof er een gevoel van evenwicht terugkeert dat bij velen enigszins teloor is gegaan. En wanneer wij de steile weg naar de werkelijkheid willen volgen, dan is die evenwichtszin nodig, omdat wij ons menigmaal boven afgronden moeten wagen.
De winst, uitgedrukt in bewustzijn, luidt dus: een aanvoelen van het voor het “ik” noodzakelijke evenwicht, waardoor voortdurend bereikingen mogelijk zijn in de stof en in de geest, dankzij een juist handhaven van innerlijk evenwicht en evenwichtigheid t.o.v. de kosmos.
De verdere invloeden houden een vijftal verschillende punten in, die elk voor zich belangrijk zijn. Ik som ze hier achtereenvolgens op:
In alle verwarring is de enige richtlijn: handelen. Een verwarring kan slechts door handelen worden opgelost, nimmer door overpeinzing alleen. De mens zal dit moeten leren en zal moeten beseffen, dat het in vele gevallen beter is tot actie over te gaan zonder absoluut zeker te zijn dat dat het enig juiste is, dan zich van actie te onthouden.
Geestelijk betekent dit dus, dat men zal leren bepaalde invloeden, inspiraties en contacten te aanvaarden, ook al is men daarvan niet geheel zeker.
Een werking, waardoor oorzaak‑en‑gevolg wordt versneld, confronteert ons met het verleden. Ofschoon de mens zich daarvan meestal redelijk niet bewust is, heeft zijn bestaan in het verleden geleid tot zijn huidige denk- en leefwijze. Men zal enerzijds veel omtrent het verleden kunnen beseffen aan de hand van ontwikkelingen en problemen, maar anderzijds – en dat is nog veel belangrijker – kunnen komen tot een juist inzicht in zijn feitelijk wezen van nu en de mogelijkheden die er voor dat “ik” bestaan. Een juiste erkenning van mogelijkheden betekent ook een juistere gerichtheid.
Het oplossen van vraagstukken wordt bij de mens van tegenwoordig vaak vertroebeld door vooropgezette meningen, bepaalde opvattingen en geloofspunten, die in feite niets ter zake doen. Vooral in zijn neiging om, naast het werkelijk belangrijke vele minder belangrijke problemen aan te snijden, gaat vaak het werkelijke probleem teloor in de bijkomstigheden, waarmee men zich kwelt. De gehele reeks ontwikkelingen dwingt de mens echter zich steeds weer tot de hoofdzaken te beperken. En vooral wanneer in de tweede helft van het jaar het tempo eenmaal is toegenomen, zal men weinig tijd krijgen om die bijkomstigheden op te lossen. Men moet eenvoudig verder of men wil of niet. De enige andere mogelijkheid is: stilstand; en daarmee een isolatie van de wereld, een geestelijk zich beperkt gevoelen en een achteruitgaan van zijn mogelijkheden op een voor het “ik” kenbare wijze.
Ten laatste hebben we dan nog de invloed van het geestelijke zelf. Naarmate dus de invloeden, die op aarde kenbaar worden en voor de mens ook lichamelijk kenbaar, meer verwarrend en sterker afwisselend worden, zal hij meer en meer genoopt zijn zich te richten op zijn geestelijke achtergrond. Maar die geestelijke achtergronden houden ook in: zijn geestelijke zintuigen en mogelijkheden. Hij zal daarop meer en meer moeten vertrouwen; want als je geen redelijke weg meer weet en je moet voortgaan, dan is het enige dat je kunt doen: intuïtief kiezen.
Wanneer je niet kunt zien en je moet voortgaan, dan moet je je tastzin gebruiken. Op deze wijze wordt men gedwongen innerlijke mogelijkheden en capaciteiten te realiseren, die normalerwijze ongebruikt blijven. Men betreedt daarmede bewust of onbewust een grotere wereld dan de eigene; en door het betreden daarvan wordt dus ook het aantal belevingen en mogelijkheden aanmerkelijk vergroot. Resultaat: een bewuster en vooral na enige tijd ook gelukkiger leven.
Geluk wordt niet meer afhankelijk gesteld van stoffelijke bijkomstigheden, maar wordt gebaseerd op innerlijke kracht en harmonie, terwijl eigen begaafdheden zorgen voor de mogelijkheid om al te nadelige gevolgen in de materie en eventueel ook in de geest uit te schakelen.
Uit dit korte betoog zult u hebben kunnen afleiden hoe belangrijk de komende tijd zal zijn. De komende invloeden zijn niet alleen maar werkingen die geestelijk belangrijk zijn of die materieel iets betekenen. Zij zijn een direct deel van het vormend proces, waaraan alle mensen en een deel van de geest reeds onderworpen zijn. Zonder direct te stellen, dat wij worden gemodelleerd tot een beter wezen, geloof ik toch wel te mogen stellen, dat wij de mogelijkheid krijgen ons aan de perfectie aan te passen, dan wel de pijn van de imperfectie zullen moeten aanvaarden.
Dit heeft psychologische voordelen. Laten wij daarbij niet vergeten, dat je zelf over het algemeen wisselt tussen twee uitersten.
Het eerste is: jezelf de aanvaardbaarheid bewijzen van iets wat je in wezen niet aanvaardbaar acht.
Het tweede is: jezelf veroordelen om datgene, wat je eerst voor jezelf als goed hebt verklaard.
Een typisch iets. Deze mentaliteit is dus gebaseerd op enerzijds een je vastklemmen aan uiterlijke normen, anderzijds een beantwoorden aan je persoonlijk behoefte‑element. Tussen die beide zoekt men op deze wijze een soort evenwicht. En menigeen zal zich bestraffen, omdat hij heeft gezondigd niet tegen zichzelf maar tegen de code die de gemeenschap hanteert. Op het ogenblik echter, dat je wordt geconfronteerd met een grotere en meer omvattende wereld, een groter en doelbewuster bestaan vooral, valt dit element van zoeken naar aanpassing met de wereld weg.
We zien dit element ook optreden, wanneer de mens onder grote psychische of zelfs fysieke spanning verkeert. Zodra het gevaar-element een bepaalde maat overschrijdt, zien wij dat de mens – zoals dat heet – reverteert tot het oerdier. Dat is een feit. Maar hij wordt in plaats van een kuddewezen een persoonlijkheid; een voor zichzelf levende ik-heid, die ten koste van alles zichzelf bevestigt.
Zonder nu te stellen dat wij de gemeenschap terzijde moeten schuiven, moeten wij toch wel opmerken dat een ieder, die de gemeenschap primair en zichzelf centraal stelt, het gevaar loopt zijn persoonlijkheid te verliezen en veel van zijn bewustwordingsmogelijkheden. Wanneer de omstandigheden op de wereld dit tegengaan en daarvoor in de plaats stellen de noodzaak (in de eerste plaats geestelijk, maar daarnaast ongetwijfeld in de volgende jaren ook stoffelijk) om allereerst van jezelf uit te gaan, dan zal daarmee de individualiteit van de mens worden versterkt en vele van de problemen, die hij zich eens heeft gemaakt, zullen wegvallen. Hij heeft dan niet meer de gemeenschap als maatstaf, maar zijn eigen erkennen en noodzaak. Dit maakt bovendien vele ontvluchtingsmanoeuvres en verdringingen onnodig.
Verder geloof ik dat wij moeten begrijpen, hoe de mens tegenwoordig staat tegenover “het leven”. Hij zal meestal een godsdienst belijden, zonder een waar geloof te kennen. Hij zal een esoterisch systeem volgen om het systeem en niet om de innerlijke erkenning. Men hangt aan het uiterlijke en verliest vaak alle begrip voor de essentiële waarden. Dit is niet alleen te zien aan de innerlijke mens, maar wij kunnen het zelfs zien in bv. de regeringen en groeperingen, mede door hun optreden hier op de wereld. En in de komende tijd, dat garandeer ik u, zult u daarvan nog wel meer zien.
Nu het “ik” wordt teruggedrongen tot zichzelf, blijkt echter dat het uiterlijke van geen belang is; het is slechts een begeleidend verschijnsel van eigen leven. Op deze manier wordt dus niet alleen de individualiteit versterkt, maar er komt een grotere eerlijkheid, en bij die eerlijkheid ongetwijfeld ook de erkenning van wat eigen geloof eigenlijk inhoudt.
Denk niet dat ik hier de nadruk leg op het geloof, omdat ik het belangrijk vind dat u een gelovig mens zult zijn. Maar een geloof is een aanvaarding van een niet‑bewezen zekerheid, waardoor wij vollediger gebruik kunnen maken van ons wezen en onze mogelijkheden, dan op een zuiver redelijke basis mogelijk zou zijn. Terugkeren tot je werkelijk geloof, je werkelijke innerlijke zekerheden met een terzijde stellen van alle vormen, betekent terugkeren tot de krachtbron, waardoor je meer jezelf kunt zijn. En hoe meer je jezelf bent, des te evenwichtiger je innerlijk wordt. Want het is juist het niet of niet geheel jezelf kunnen zijn, waardoor die onevenwichtigheden ontstaan.
Voor de wereld zelf betekent dit een snelle verandering op velerlei terreinen. Voor de mens betekent het een terugkeer tot zijn innerlijke werkelijkheid en een zich onafhankelijk maken van buiten hem bestaande thesen en theorieën. Bovendien verkrijgt hij hierdoor wederom een juister en meer omvattend gebruik van zijn z.g. paranormale of parapsychische begaafdheden, die tot op dit ogenblik wegvallen.
Ik wil graag proberen u enig inzicht te geven in de betekenis die dit heeft. Laat ons stellen, dat u op een gegeven ogenblik moet beschikken over een zekere kennis. Die kennis bezit u niet direct bewust; d.w.z. u kunt haar zich niet zonder meer herinneren. Op het ogenblik dat het bewuste proces van zoeken wordt stilgezet, treedt het onderbewustzijn op als directe weergave van alle gegevens. Soms zo sterk dat het lijkt of men de boeken kan lezen die men eens doorbladerde en daarin de details kan opzoeken, die men in feite over het hoofd heeft gezien. Een dergelijk vergroten van eigen reactievermogen alleen al is onnoemelijk veel waard. Want de doorsnee‑mens heeft ongeveer 1500 maal zoveel ervaring als hij bewust kan gebruiken. Over het feitenmateriaal, dat hij zou kunnen verwerken, kunnen wij geen oordeel geven, maar in het algemeen mag ook weer worden gesteld, dat de inhoud van het onbewust herinneringsvermogen tenminste het honderdvoudige is van het herinneringsvermogen, dat voor het waakbewustzijn toegankelijk is. En vollediger leven zal ongetwijfeld hieruit voortkomen.
Een tweede punt is de kwestie van intuïtie. Ook hiervoor behoeven we niet direct een bovenzinnelijke verklaring te zoeken. Indien echter uw “ik” voldoende harmonisch is, functioneert uw gehele brein als een soort enorme rekenmachine. Dat brein heeft alleen maar de “input” nodig (d.w.z. de stelling van het probleem) om de uitkomst bijna onmiddellijk te geven. De tussenliggende processen, die bij verstandelijk denken dus door onszelf worden verricht, treden voor ons niet op; ze zijn automatisch. Veel van hetgeen de mens doet en een groot gedeelte van zijn reacties, kunnen door deze intuïtie wel degelijk worden geregeerd. Ongeveer 9/10 van uw ervaringen, kan op deze manier door correlatie van de aanwezige herinneringen in bewustzijn en onderbewustzijn, of door afstemming op mogelijkheden die kunnen worden vermoed, onmiddellijk worden gegeven.
Deze intuïtie kan verder inhouden: geestelijke contacten, die men niet waakbewust kent; eventuele contacten met sferen, waarin men reeds enigszins leeft, maar die men op aarde eveneens niet kenbaar kan maken. Ook deze begaafdheid zullen wij in het begin naar ik aanneem vooral meer op het stoffelijk terrein, dat ik hier heb omschreven, zien optreden. Sneller en juister beslissen wordt mogelijk bij minder overwegen en ook een grotere onpartijdigheid van constatering. Ik geloof ook dit te moeten zien als een voor uw begrip toch wel belangrijk punt.
Indien u met die twee verschijnselen geen raad weet, zult u de moed niet hebben u daarop in de komende tijd te beroepen. Het resultaat is, dat u de reactiesnelheid mist die noodzakelijk is om in de versnelde loop van gebeurtenissen en vernieuwing mee te komen. Toch zult u die verschijnselen in en rond u steeds weer ontdekken. Weet u dat ze bestaan en hebt u enig inzicht in hetgeen zich afspeelt, dan kunt u daaruit ongetwijfeld tot een zelfstandig gebruik ervan komen en daarmede harmonisch blijven met de tijd en de krachten die er een rol in spelen.
De kwestie van helderziendheid en helderhorendheid kunnen we rustig overslaan. Ook deze gaven zullen wel voorkomen, maar zij kunnen door de mensen toch niet voldoende rationeel worden ingepast in het toch hoofdzakelijk materiële levensproces.
Iets anders is de telepathie. De gevoeligheid voor de geconcentreerde gedachte van anderen neemt toe. De invloeden die optreden bevorderen dit proces, omdat de mens langzaam maar zeker terug moet naar een communicatie, die voldoende kortheid bezit. En dat betekent, dat een klein woord en een klein gebaar tot volle betekenis moeten worden aangevuld door de daar achter liggende gedachte, die a.h.w. onbewust wordt overgenomen.
Ook het aanvoelen van mensen op afstand neemt toe. Op het ogenblik is dit proces reeds gaande. Wanneer die gevoeligheid nog meer op de spits wordt gedreven, dan kunnen we erop rekenen dat steeds meer mensen – bewust of onbewust – met elkaar in contact kunnen treden. Dat betekent niet alleen dat er een grotere eerlijkheid wordt gewaarborgd (want men kan niet zonder zeer goed geschoold te zijn één gedachte uitzenden en alle nevengedachten eenvoudig terughouden), maar het zal ook ten goede komen aan het begrip voor anderen. Heel vaak zal een telepathisch beeld een constatering van toestanden, feiten of noodzaken mogelijk maken, die aan de hand van woorden alleen nimmer zullen worden aangevoeld.
Ook is belangrijk, dat het mondelinge contact in vele gevallen secundair of misschien overbodig kan worden, zodat personen die op elkaar zijn afgestemd elkanders ideeën of indrukken a.h.w. overnemen. Ik wil niet zeggen, dat dat van het allergrootste belang is. Maar voor uzelf en uw harmonie met anderen is het toch geloof ik wel van een voldoende importantie om er aandacht aan te besteden.
Wanneer u die eigenaardige ideeën krijgt en het is alsof u een gesprek met een ander voert, dan zult u in deze dagen nog vaak constateren dat uw fantasie aan het werk was. Maar naarmate de tijd verder gaat, zult u ontdekken dat de feiten die in deze droomtoestand, deze fantasie optraden, ook reëel bestaan; dat daarin gestelde mogelijkheden, gedane constateringen, desnoods gemaakte afspraken zelfs een achtergrond van werkelijkheid hebben. Ik meen dat daardoor in de toekomst de mens zekerder van zichzelf kan worden en ook van zijn wereld. U ziet dat er heel wat met deze invloeden verbonden is.
Ik ga voorbij aan de verdere mogelijkheden die er ongetwijfeld bestaan, zoals het langzaam zich ontwikkelen van bepaalde vormen van telekinese, gevoeligheid voor bv. lichamelijke afwijkingen of ook structuur afwijkingen in materie, omdat deze m.i. nog niet ver genoeg zullen zijn ontwikkeld in de eerstkomende 5 à 10 jaren om daarvan bewust gebruik te gaan maken. Zou iets dergelijks optreden, constateer het en tracht er gebruik van te blijven maken, voor zover dat mogelijk is, zonder alleen daarop te vertrouwen.
Het geheel dat ik u nu heb voorgelegd, draagt het typische stempel van een vernieuwing, waarvan u op dit ogenblik misschien heel weinig merkt. Een vernieuwing, die u een beetje vreemd voorkomt, omdat ten slotte alles zo gemakkelijk en als vanzelf voortgaat met volgens uw mening logische ontwikkelingen. Maar wie na enige tijd kan terugzien, zal ontdekken hoe stormachtig de veranderingen en ontwikkelingen van deze tijd zijn geweest. Voor degene die zich in zo’n periode bevindt, is het niet zo belangrijk dat hij zich een beeld maakt van wat er precies gebeurt. Belangrijk is slechts dat hij innerlijk harmonisch kan blijven en dat hij gelijktijdig een zekere harmonie met de wereld en het werkelijke Al kan behouden.
Wij meenden in onze lezingen zoveel mogelijk ook aan deze recente ontwikkelingen aandacht te moeten besteden, want de sferen zelf ondergaan deze invloeden op een wat vreemdere wijze dan u. Wat voor u alleen maar een vage inwerking is, kan voor ons een plotselinge verandering betekenen.
Waar wij meenden grote wouden in vruchtbaar land te zien, ligt plotseling een woestijn. Waar wij meenden een verboden gebied (een soort Sahara) te zien liggen, vol stenen en rotsen, daar is nu een bloeiende tuin. En wij moeten voor onszelf uitmaken waarom. Want pas als wij het beeld hebben omgezet in een realisatie, kunnen wij het gebied betreden en het beeld gebruiken.
In de sferen besef je hoe belangrijk dit is. Het gaat hier niet alleen om een spel van licht en duister of om een verandering van kleuraspecten of een sterke toenadering misschien van hoger sferen tot je eigen sfeer. Het gaat doodgewoon om het afsterven van bepaalde delen, die je belangrijk achtte en waarin je je zeker voelde en het ontstaan van nieuwe mogelijkheden, die je echter pas kunt betreden als je ze begrijpt.
De mens is ook geest. En het lijkt mij niet redelijk aan te nemen, dat hij zich aan deze gevolgen, die voor ons geestelijk bestaan, geheel zal kunnen onttrekken. Wij weten wel, dat zijn wereld niet zo kennelijk voor hem verandert. Het is voor hem steeds een geleidelijk proces, waarin hij schijnt mee te groeien. Dat de geestelijke achtergronden daarbij zo sterk veranderen, zal hem daarom vaak ontgaan en leiden tot conflicten, die niet noodzakelijk zijn. Houdt u echter rekening met het optreden van deze invloeden, ook als werkingen in uzelf en niet alleen als iets wat misschien de wereld verandert, dan zult u ons inziens gemakkelijker beseffen hoe terreinen, die eerst volkomen zeker en vruchtbaar leken, nu drijfzand of moeras zijn geworden en de droomwerelden van vroeger nu ineens betreden kunnen worden. U zult misschien gaan begrijpen hoe de leegte van leven, die soms toch ook optreedt, opeens kan omslaan in een volheid van leven. Uw gebrek aan belangrijkheid ineens wordt vervangen door een zeer grote importantie voor velen. Want alleen indien u er begrip voor hebt, kunt u het gebruiken.
Ik hoop u niet te zeer te hebben gekweld met dit betoog en wil eindigen met een laatste vaststelling.
Het is in deze tijd voor mens en geest noodzakelijk zich voortdurend aan te passen, elke verstarring te voorkomen, te streven naar alle positieve ontwikkelingen en bovenal te vermijden dat men – zoekende naar de oplossing van een bepaalde vraag voor zichzelf of voor de wereld – teveel de bijkomstigheden allereerst gaat oplossen. Eerst de hoofdzaak; dan zal blijken dat alles, wat we daarnaast hebben gezien, zichzelf oplost.
Hopelijk zal een eventueel optreden van grotere gevoeligheid of een vreemde beïnvloeding van uw wezen in de komende tijd u niet meer zo sterk verwarren en zult u in plaats van ongerust te zijn er bewust gebruik van leren maken.
Gastspreker.
Het leven op uw wereld is in deze dagen onderhevig aan grote en voortdurend toenemende veranderingen. Wanneer men probeert te begrijpen wat daarvan de oorzaak is, zo zal men zich allereerst moeten verdiepen in het eigenlijke scheppingsplan en al wat daarmede gepaard kan gaan.
Kosmisch gezien is het menselijk ras één van de vele mogelijkheden, die wordt gebruikt om begrip te doen ontstaan. De mens, die zichzelf gaat zien als einddoel van de schepping, vergist zich meestal door zijn te zeer homocentrisch denken in de werkelijke bedoelingen, die ten grondslag liggen aan de schepping zelf. De kern is altijd weer het begrip dat noodzakelijk is, de erkenning. Op welke wijze deze tot stand komt is van minder belang.
Er zijn in het Al een oneindig aantal mogelijkheden. Sommige daarvan zijn concreet, andere bestaan alleen in werelden, die aan voortdurende verandering onderhevig zijn en geen vaste waarden kennen, zoals uw wereld. De voor u concrete toestanden zijn dan ook niet in de eerste plaats gericht op het bereiken van een ideale mens of zelfs maar een ideale bereikingsmogelijkheid voor de mens. Zij zijn eenvoudig gericht op het scheppen van een zo groot mogelijk begrip en daardoor een zo juist mogelijke erkenning van de schepping.
De Schepper, zo zegt men wel, spiegelt Zich in de schepping. Maar daarvoor moet Zijn beeld zijn uitgedrukt. De spiegel moet a.h.w. de straling van de Schepper erkennen en terugkaatsen, voordat zij haar taak als spiegel kan vervullen. Wij allen hebben daarbij ons deel. Niet de taak om iets werkelijk te maken, maar de taak om datgene, wat in ons berust van het Goddelijke Zelf terug te kaatsen op de juiste wijze.
Wanneer een wereld als de uwe en vele andere in de loop der tijden worden getroffen door opeenvolgende golven van kosmische werkingen, zo ziet men hierin graag het plan van de Schepper. Ik geloof echter dat wij daarbij vergeten, hoe de Schepper in wezen is; of misschien ook niet weten hoe Hij is. Wat Hij doet, is ons de gedachte zenden, waarop wij moeten antwoorden. Wij beantwoorden daaraan, door ons in te stellen op Zijn wezen, maar gelijktijdig ook door van uit Zijn wezen te verwerkelijken wat Hij ons als taak of als mogelijkheid geeft.
Dat dit voor de mens vaak moeilijk is, is begrijpelijk. Op het ogenblik, dat hij beseft dat hij niets anders is dan de weerkaatsing van het Goddelijke, zal hij het gebeuren rond hem en ook zelfs datgene waaraan hij zelf deel heeft, niet meer zien als een persoonlijke taak of kwestie. Het is eenvoudig een beantwoorden aan de bron van zijn wezen; en daardoor verliest hij alle belangrijkheid, die hij meende te bezitten.
Zo hebben de meeste Leraren en Meesters zich willen richten op het gevoel van belangrijkheid van de mens door hemzelf tot verlichte, tot uitverkorene, tot hemelbewoner te maken, indien hij beantwoordt aan bepaalde eisen. Dat dit niet geheel juist is gesteld, zal u uit het voorgaande duidelijk zijn geworden.
Alles wat geschiedt is niets anders dan het ondergaan van een goddelijke Gedachte. Levende in de tijd bereiken ons de beelden niet gelijktijdig maar achtereenvolgens, althans volgens ons eigen bewustzijn.
En zo zien wij de directe werking van de Schepper als een reeks onregelmatige en niet geheel te voorzeggen optreden van golvingen of invloeden, die er in de kosmos bestaan en van daaruit nu dat deel van de schepping beïnvloeden.
Indien wij echter trachten ons los te maken van onze plaatsgebondenheid en van uit het middelpunt van het Al schouwen, zo zien wij dat deze invloeden altijd bestaan; zij zijn eeuwig en onveranderlijk. Maar de wezens, die in de tijd leven (ook de sterren en hun satellieten), komen soms binnen het bereik van een deel van die Gedachte en soms zijn zij in wat men neutraal gebied zou kunnen noemen. Hierin ligt voor ons het ongeloofwaardige. Men kan zich niet voorstellen dat de golven van energie, die tenslotte toch met een grote snelheid op uw aarde aanstormen, deze golven van kracht, waarvan men weet dat de zon op haar baan ze zal doorsnijden, blijvend zijn. Toch moet worden gesteld:
Alle krachten, die uw wereld nu ondergaat, zijn in wezen blijvend en werken op die wereld in op het ogenblik dat zij de baan van deze krachten snijdt.
Wat de resultaten van deze invloeden zullen zijn, is moeilijk te zeggen. Wij kunnen natuurlijk zeer veel veronderstellen. Maar laat ons daarbij niet vergeten dat nog niet zo lang geleden in de tijd een golf van licht deze wereld trof; en de mens geloofde, dat een bevrijding van zijn beperkt mens‑zijn binnen korte tijd zou aanbreken. Er zijn toen inderdaad belangrijke figuren geboren: Johannes, die u de Doper noemt, is representant van een aflopend tijdperk; Jezus, die u de Verlosser noemt, als begin-invloed van een komend tijdperk. Zonder deze kosmische werking hadden zij niet kunnen bestaan. Maar de wereld kwam weer in een neutraal gebied. En ziet, de mens heeft getracht de waarden om te vormen tot iets, wat beantwoordde aan de mens en niet aan God.
Ik hoop dat hieruit u duidelijk begint te worden, hoe belangrijk het is, dat wij deze invloeden niet slechts ondergaan, maar dat wij ze in ons verwerken. Want alleen door ons te laten veranderen door een invloed die ons treft, onze taak en werkzaamheden daardoor te laten bepalen – zelfs indien dit misschien betekent een terugkeer van een hoge wereld tot een lagere – zijn wij in staat om het juiste te geven op het Goddelijke, de Originator van al deze krachten.
Hoe wij nadenken over het leven en het lot, doet eigenlijk weinig ter zake. Je kunt niet verwachten dat de Schepper denkt als de mens of de geest. Wij moeten leren denken in overeenstemming met de Schepper. En dit is voor ons allen, voor de hogere geest zowel als de lagere en de stofgebonden geest, de grote moeilijkheid.
Het is redelijk aan te nemen dat de vele invloeden, die reeds voorbij zijn en de reeksen invloeden die nog zullen komen, daarom voor u een meer persoonlijke betekenis zullen hebben. Dat is onvermijdelijk. Maar toch moet u langzamerhand worden geleid tot een begrip van grotere eenheid en harmonie. Op het ogenblik dat de mensheid als geheel kan reageren in plaats van in grote verdeeldheid onder te gaan, is het moment gekomen dat zij als geheel, als ras, als deel van een goddelijke Gedachte, kan beantwoorden aan haar bestemming.
Het eerste doel, dat wij ons steeds weer moeten stellen is daarom: de juiste eenheid in de mensheid tot stand te brengen. Want die mensheid bestaat niet alleen uit hen die op een gegeven ogenblik in de stof vertoeven. Het begrip “mensheid” omvat al diegenen, die nog leven in een toestand, waarbij zij aan de menselijke bewustzijnswaarden in meer of mindere mate beantwoorden. En dat betekent dat wezens, die in een ver verleden hebben geleefd en wezens wier toekomst op deze aarde zal liggen, gezamenlijk mensheid zijn.
In deze dagen en in de komende tijd wordt die eenheid gelijktijdig bevorderd en voor het menselijk begrip misschien bemoeilijkt door een zo veelvuldige en zo veelvoudig mogelijke incarnatie van al diegenen, die met de mensheid op enigerlei wijze verband houden. Door zoveel mogelijk verschillende groepen incarnatie-golven en bewustzijnsfasen samen te voegen in één materiële wereld, die gelijktijdig grote werkingen en invloeden ondergaat, kan men hopen dat het begrip van harmonie, de noodzaak van een werkelijke en werkzame eenheid eindelijk zal worden gerealiseerd.
Elke kracht, die u in de komende tijd zult ondergaan, is in de eerste plaats bedoeld om God te weerkaatsen, om uw antwoord uit te lokken op de werkelijkheid van de goddelijke Gedachte.
Elk werk, dat van uit de hogere geest wordt volbracht binnen het kader van zo’n invloed echter, is in de eerste plaats bedoeld om de mensheid tot grotere eenheid en grotere harmonie te brengen.
Het verschil dat wij in die invloeden zien, is voor ons misschien belangrijk. Sommige invloeden zijn zuiver gouden licht, andere zijn eerder duister; een verwarring die gelijkt op de wolken, welke een inktvis produceert wanneer hij vlucht voor de vijand. In wezen echter zijn ze gelijkwaardig. Ze zijn gezamenlijk één geheel. Vergeten hoezeer de verschillende werkingen allen een eenheid vormen, zou voor mens en geest voeren tot grote zelfmisleiding en verder tot grote miskenning van eigen mogelijkheden en bestemming.
Wij hebben ons uit de geest dan ook ten doel gesteld om in de eerste plaats de mensen duidelijk te maken wat er met hen gebeurt. Want veel van hetgeen u niet helemaal kunt verwerken, wordt duidelijker als u beseft hoe invloeden van buiten uw wezen dit wezen veranderen en invoegen in een geheel, dat voor u misschien pas morgen zal bestaan. Maar daarnaast moeten wij trachten om met leringen, met kracht en inspiratie, zonder daarbij ook maar één groep of één mogelijkheid over het hoofd te zien, de gedachte aan eenheid, aan een harmonische samenwerking, waarbinnen een ieder toch een eigen functie heeft, te doen groeien. Want slechts waar die harmonie is, is de eerste reële weerkaatsing van het Grotere.
Nu zijn er volgens de misschien meer theosofische begrippen wortelrassen. Wij zouden kunnen zeggen: afgesloten eenheden van wat als geheel mensheid is. Elk voor zich staande op een bepaald peil van stoffelijke mogelijkheid en bereiking, elk voor zich verder beantwoordend aan een reeks kosmische invloeden, die de Gedachte Gods zijn. Wanneer er voldoende eenheid is bereikt, valt een ras weg. Blijkt dat die eenheid niet te bereiken is en dat er een steeds grotere verdeeldheid optreedt, dan vernietigt een ras zichzelf. Voor de Schepper en de kosmos is het nl. niet belangrijk of een ras blijft bestaan of ondergaat. Belangrijk is slechts, dat er in het tijdloze een antwoord wordt gevonden op de uitgezonden trilling.
Ofschoon dit enerzijds ons begrip voor belangrijkheid misschien verandert, zal het anderzijds ons begrip voor de noodzaken vergroten. Wij zullen altijd wel blijven bestaan. Maar wat kan een geest nog weten, die haar bewustzijn ziet uitgeblust in een vernietiging, die niet alleen stoffelijk maar ook geestelijk is.
Het bewustzijn valt weg, maar het “ik” blijft bestaan en begint een nieuwe cirkelgang. De denkende energie herrijst, maar het wezen dat was kent zichzelf niet meer. Voor ons is de persoonlijkheid die wij bezitten, het bewustzijn dat wij ons hebben verworven van het hoogste belang. Alleen zo zijn wij waarlijk “ik”. Dan moeten wij ook trachten in onszelf en in de gemeenschap met de mensheid als geheel te komen tot een aanvaardbaar antwoord op de invloeden die ons beroeren.
En nu ik dit heb gesteld, mijne vrienden, kom ik aan een tweede, naar ik meen, eveneens verhelderend punt in mijn betoog.
U hebt over het algemeen uw deugden en fouten steeds afgewogen tegen de wereld, tegen anderen. Misschien hebt u leren beseffen, dat een absolute maatstaf binnen de mensheid niet bestaat. Er bestaat echter wel een absolute maatstaf, ofschoon deze geen deel is van de mensheid en niet kan worden uitgedrukt in een menselijk begrip of zelfs maar een geopenbaarde wet. Die maatstaf is altijd weer het resultaat.
Binnen de mensheid is de bedoeling, de wil, het streven vaak belangrijker dan het verschijnsel, dat daardoor tot stand komt. Voor het geheel echter, geldt alleen maar de vraag: Beantwoordt men aan de kracht of beantwoordt men daaraan niet? Indien men niet beantwoordt aan de juiste waarden van harmonie, is men doelloos, is het bestaan zinloos en zal het als zodanig niet worden gecontinueerd, nadat men eenmaal of enkele malen de mogelijkheid heeft gehad (omdat andere delen van eenzelfde ras of groep nog bestaan) om alsnog die harmonie te zoeken.
Voor de mens ligt de moeilijkheid in het niet direct kenbaar zijn van de juistheid van harmonie. Wij kunnen stellen dat de mens, die in zichzelf graaft, de waarheid vindt. Wij kunnen zelfs stellen: Men zegt, dat alle wijsheid uit Tibet komt. Maar ziet, Tibet is gelegen in uzelf, of het Koninkrijk Gods ligt in u.
Hoe wij het echter ook stellen, het “ik” is belangrijk, omdat het de juiste reactie vindt. Op het ogenblik dat het “ik” van uit zichzelf de juiste harmonische beantwoording heeft gevonden aan het Al, waarin het leeft, is het daardoor oneindig en heeft het zich onttrokken aan alle beperking.
De wegen, die daartoe moeten worden bewandeld, kunnen niet altijd menselijk worden omschreven. De meest eenvoudige omschrijvingen zijn deze:
- Besta, doch vreest niets en begeer niets.
- Heb alles lief gelijk uzelf.
In deze omschrijvingen ligt het hele geheim. De wereld rond ons mag bestaan of niet bestaan, maar zo wij haar erkennen in onszelf, moet zij voor ons aanvaardbaar zijn. Waar in ons de harmonie bestaat, begint de oneindigheid.
Waar in ons de disharmonie of de verwerping ontstaat, zal altijd weer – en dit geldt nogmaals uitdrukkelijk voor de hoogste geest zowel als voor de pas in de mensheid nieuw‑geborene – het “ik” te gronde gaan.
Zoek daarom niet in de eerste plaats naar het doel dat wordt gesteld, maar zoek eerst naar de harmonie. Laat deze harmonie desnoods doelloos zijn. Zij zal haar doel verwerven uit de kracht, die de verschijnselen schiep om daarin zichzelf te spiegelen. Maar wie streeft naar het doel zonder harmonie, kan niet beantwoorden aan de eeuwigheid en aan de Eeuwige en verliest daarmee zijn zin, zijn betekenis en zelfs zijn bewust bestaan.
Deze stellingen maken u misschien duidelijk, waarom in deze dagen dat de kosmische invloeden, de goddelijke Gedachte, de aarde beroert, zovelen van degenen, die u kent als Groten en Verhevenen, terugkeren en zich aan de wereld wijden in een dienstbaarheid, die voor u haast onvoorstelbaar is. Ook hun bestaan is afhankelijk van de harmonie. En waar zij een harmonie slechts kunnen erkennen en verwezenlijken van uit die mensheid, waartoe zij behoren, zullen zij slechts door die harmonie in de mensheid te bevorderen hun eigen doel kunnen bereiken.
Wij zijn niet alleen maar een gemeenschap van geesten en mensen. Wij zijn een directe belangengemeenschap, wier bestaan afhankelijk is van haar samenwerking, van haar eenheid.
Er zal u door onze goede vrienden veel worden geleerd over de mogelijke uitwerking van een bepaalde kosmische inwerking. Op zichzelf is dat goed. Het zal er immers toe bijdragen dat gij onder die invloeden uw evenwicht gemakkelijker behoudt en uw streven naar harmonie juister en redelijker kunt voortzetten. Maar dit betekent nog niet, vrienden, dat dit het einddoel is.
Ik wil u nog een derde punt voorleggen. Onze afhankelijkheid van elkander wordt door het voorgaande bepaald. Dan impliceert dit ook onze verantwoordelijkheid tegenover elkander. De mens, die van uit zichzelf harmonie creëert, zal – ongeacht het antwoord dat hij rond zich meent te bemerken – behoren tot de werkelijke mensheid. Degenen, die daaraan niet kunnen beantwoorden, zijn op den duur geen levende wezens meer in de kosmische zin van het woord. Er kunnen menselijke vormen bestaan, die nimmer waarlijk leven volgens deze definitie. Zij zijn bezield met een dierlijk leven. Zij reageren en denken zoals u, maar voor hen is harmonie een onmogelijkheid; en daardoor is voor hun ook de eeuwigheid niet bereikbaar.
In oude legenden heeft men deze eigenschap toegekend aan bv. natuurgeesten. Ik echter zeg u, dat dit alleen gelijkenissen zijn. Want de mens kan niet erkennen dat levenden en doden gelijktijdig en gezamenlijk kunnen werken en streven op uw wereld. Toch zeg ik u, dat dit zo is. En daarbij blijkt dan dat deze niet‑eeuwigen op aarde in feite figuranten zijn. Hoe belangrijk zij ook mogen schijnen, ze zijn in feite slechts de uitdrukking van het al of niet harmonisch bestaan van de levenden. Daarom kunt u aan de omstandigheden in de wereld buiten u nimmer afmeten, in hoeverre uw eigen bestaan doelmatig is of niet. U kunt echter wel door de harmonie, die u innerlijk en met uw wereld in stand weet te houden voor uzelf een begrip verkrijgen van de werkelijkheid, die er voor u bestaat, de eeuwigheid waarin ge leeft.
Naast de vele dingen, die onmiddellijk zichtbaar en beleefbaar zijn, bestaan er vele die voor u niet onmiddellijk zichtbaar of beleefbaar zijn, omdat zij liggen buiten het directe kader van uw begrip, van uw werkelijkheid. Naarmate uw harmonie echter groter wordt, zal al datgene wat wezenlijk voor u is vollediger bestaan. De perfectie van harmonie is niet het leven door alle tijden, maar het tijdloos worden van het leven.
Het begrip eeuwigheid wordt al te veel door de mens gebruikt als een beeld van steeds verdergaande tijd. Hij begrijpt niet dat het eerder is: het fixeren van iets in een bepaalde toestand, waarin het volledig beantwoordt aan de goddelijke Gedachte. Juist omdat wij levenden en doden tezamen kennen en zelfs in bepaalde sferen – vooral in die welke met de aarde zeer verwant zijn – vormen kunnen voorkomen, die alle verschijnselen van leven vertonen, maar zonder bezieling, zullen wij moeten streven naar een harmonie van uit onszelf en door onszelf; en zullen wij nimmer mogen terugvallen op de eis van een algehele harmonie van de wereld buiten ons met ons wezen.
Dit laatste zal veel voor u duidelijk maken van hetgeen er in de komende tijd gebeurt. U zult daar bepaalde gestalten zien, die kennelijk disharmonisch zijn en die dat in verhoogde mate worden, naarmate de disharmonie onder de mensen toeneemt. U zult ontdekken, dat deze figuren de neiging hebben alle harmonie aan te tasten en te vernietigen waar zij maar kunnen. U zult echter ook erkennen, dat – waar de mens zijn harmonie bewaart – hij ondanks alles plotseling voor deze krachten is gevrijwaard.
Wanneer in de komende tijd voor u problemen ontstaan, waarvoor u geen oplossing weet, zou ik u willen zeggen: Zoek niet de oplossing van uw probleem in de mensheid, maar zoek een zo groot mogelijke harmonie in en van uit uzelf met de mensheid, met het leven, met alle dingen.
Het leven, mijne vrienden, is in zekere zin een gave, waarover wij ons moeten verheugen. En toch klinkt het voor de mens vaak dwaas, als men zegt: “Gij bestaat, verheug u daarover.” Dit is begrijpelijk. Voor de mens is het bestaan een samenspel van genoegen en lijden, van bereiking en mislukking. Maar hij vergeet, dat dit het menselijke beeld is. Een harmonie kan – naar ik meen – alleen ontstaan uit een aanvaarding. En een bewuste aanvaarding is meestal een vreugdige aanvaarding, omdat men zin ziet in het geheel. U te zeggen: “Wees vreugdig,” zonder meer heeft geen zin. Maar wanneer u vreugde kent in de komende tijden, maak dit dan niet tot een vreugde om dat wat toevallig gebeurt, maar om het begrip van eenheid, dat ge in uzelf hebt verworven. Dit is het meest belangrijke.
Ik wil u niet verder kwellen met mijn pogingen om u de werking van deze tijden en de zin van het leven als geheel duidelijk te maken.
Ongetwijfeld zullen uw eigen vrienden u nog het een en ander kunnen zeggen, dat voor u misschien in meer concrete termen is gegoten. Zo gij mij en velen van degenen, die in deze dagen trachten de wereld weer te bereiken, misschien voorwerpt dat wij te theoretisch zijn, zo verzoek ik u echter te bedenken, dat onze werkelijkheid de uwe als onbelangrijk beschouwt. Dat veel van hetgeen voor het leven betekent, voor ons de bijkomstigheid is, het nevenverschijnsel van het werkelijke bestaan.
Indien ik heb getracht u een beeld te geven van datgene, wat voor ons werkelijk bestaan is, zo is dit niet in de hoop dat gij dit voor uzelf als reëel zult beleven – gij zijt mensen in de stof. Maar wel in de verwachting dat u na overweging hiervan begrip zult tonen zowel voor ons werken in uw wereld en in de vele sferen, die daarmede nog onmiddellijk verbonden zijn, als voor de werkelijke bestemming die wij in onszelf erkennen. Want de harmonie in en met alle dingen is voor ons het einddoel van alle bestaan, de zin van alle streven.
Commentaar.
Ik neem aan, vrienden, dat hetgeen onze grote Broeder, onze oudere Broeder heeft gezegd voor velen van u wat verrassend is. En ik kan begrijpen dat velen onder u zich zullen afvragen, waarom dit zo zelden aan de orde wordt gesteld. Laat mij daarom nog ons eigen standpunt (dat van de Orde en ten dele ook van de Grote Broederschap) kort hier stellen en op deze wijze gelijktijdig de avond afronden.
Datgene, wat de Groten beseffen, wat zij kennen en waaruit zij leven, is voor ons een ver luchtkasteel; het is voor ons nog niet volledig werkelijk. De krachten, die zij kennen, zijn voor ons reëel. Hun woorden zijn voor ons inderdaad vol betekenis, maar wij kunnen deze dingen niet beleven. Wij moeten er naartoe groeien. Wij menen dan ook, dat het misschien wel eens goed is dat dit zo wordt gesteld, maar dat wij eerst met de details van ons eigen bestaan zullen moeten afrekenen; en dat wij ons streven naar een misschien beperkter vorm van begrip en van harmonie eerst maar eens op onze eigen wijze moeten voortzetten, voordat wij kunnen beginnen aan het in ons realiseren van die grotere begrippen.
Wij zijn misschien als kinderen t.o.v. deze ouderen. Maar wie van een kind verwacht dat het een prestatie levert van een volwassene met een gespecialiseerde studie, is een dwaas. Wie van ons wil verwachten, dat wij kunnen beantwoorden aan deze hoge begrippen en ze volledig begrijpen, evenzeer. Wij gaan uit van de eenvoudige stellingen en standpunten. Wij erkennen dat al die leringen, die ons zijn gegeven, te herleiden zijn tot de begrippen eenheid, verdraagzaamheid, harmonie. Daarop is ons streven gericht.
Wij begrijpen evengoed als u, dat er inderdaad misschien wezens zijn, die niet leven in de zin van “eeuwig bestaan”. Maar wij hebben daarmee op dit ogenblik te maken als een werkelijkheid. Pas wanneer wij weten, dat zo’n wezen niet leeft, kunnen wij het negeren; en dan bestaat het niet meer voor ons. Dit geldt in de astrale wereld, dit zal ongetwijfeld evengoed gelden in een materiële wereld. Zolang wij dit echter niet erkennen, zullen wij zoiets of zo iemand moeten beschouwen als een realiteit.
Ik geloof daarom, dat het haast gevaarlijk is te vertellen, dat er wezens zijn die niet eeuwig zijn, die alleen maar een disharmonisch verschijnsel zijn, een nevenproduct van de levenden, omdat menigeen geneigd zal zijn iedereen, die dan niet past in zijn systeem van denken, tot die niet-levenden te rekenen; en dat kan niet waar zijn.
De stellingen zijn u voorgelegd; en dit betekent, dat het uw recht is er kennis van te nemen en ze te overdenken. Maar ik wil u toch wel waarschuwen, dat u deze dingen niet probeert te gebruiken om uw eigen bewustzijn te definiëren. Want van uit het standpunt van onze Orde is in de eerste plaats belangrijk, dat verdraagzaamheid en harmonie door u als noodzakelijke waarden in het leven worden gezien; en dat u deze niet ziet als waarden, waardoor u de noodzaak tot een beslissing of tot een handeling kunt ontlopen, maar eerder als iets, waardoor elke handeling, elke reactie, elk begrip wordt een samengaan, een samenwerken met anderen in plaats van een jezelf zoeken ten koste van anderen.
De Witte Broederschap gelooft in het richten van het leven en van de gebeurtenissen op aarde en niet alleen maar als iets wat het kosmisch doel verwerkelijkt, al zit dat er ongetwijfeld bij. Zij gelooft erin als middel om de eenheid van de mensheid tot stand te brengen; een eenheid van begrip, van denken en van streven. Een ontwikkeling van de mens, zodat hij niet alleen meer is een stoffelijk wezen, waarin geestelijke gaven en mogelijkheden sluimeren, maar een bewuste geest in een bewust sterfelijk voertuig.
Deze dingen zijn ongetwijfeld maar kleine fasen op de weg naar dat Grote, waarover werd gesproken, maar zoals in het eerste gedeelte al werd gezegd, wij moeten er wel voor waken, dat wij ons niet bezighouden met de secundaire waarden, voordat wij de primaire hebben opgelost. En voor ons lijkt mij de primaire waarde te zijn: leven in een zo groot mogelijke harmonie. Het vinden van een zo groot mogelijk geluk, maar ook een zo veel mogelijk samengaan met anderen; en dat vooral in het begrip: geestelijk samengaan. Want waar er een geestelijk samengaan bestaat, zal alle noodzakelijke stoffelijke samenwerking enz. vanzelf wel ontstaan.
Laat ons beginnen met het kleine; met dat wat ons nu mogelijk is. En niet het grote willen verwerkelijken, dat misschien ergens op de achtergrond ligt.
Misschien hebt u het gevoel, dat ik de grote waarde van een belangrijke spreker aantast. Maar ik meen, dat wij recht hebben om dit te doen. Niet de waarde willen wij aantasten, maar wel de bruikbaarheid.
Hoe kan een rijke zich voorstellen hoe een arme, die uitgehongerd is, zich voelt? Hoe kan iemand, die de grote begrippen van kosmische eenheid in zich draagt, precies beseffen hoe het voor ons is, die die begrippen nog niet eens kennen?
Laat ons daarom niet te veel willen uitgrijpen naar dit Hogere. Het mag een verklaring zijn voor wat er gebeurt. Maar met deze verklaring staan we nog op precies hetzelfde punt, waarop wij altijd hebben gestaan. En als wij daarin harmonie kunnen scheppen, als wij daarin het juiste samengaan kunnen bereiken, dat noodzakelijk is voor mens en geest, dan is dat meer dan voldoende.
Nogmaals, het is niet mijn bedoeling om hier de indruk te wekken van te ontkennen hetgeen is gezegd. Ik erken de volle waarde ervan. Maar wat ik weet van onze Broederschap en van onze Orde, wijst mij erop dat dit wel zeer hoog is gegrepen. Ik meen dat wij beter doen niet te hoog te grijpen, maar met onze verstandelijke mogelijkheden in ons werkelijk bestaan, zoals wij dat nu kunnen realiseren, eerst eens iets te bereiken.
Wij kunnen misschien geen kosmische eenheid met de gehele mensheid in een korte tijd bereiken, maar wij kunnen een redelijke eenheid bereiken, een redelijke verdraagzaamheid, een begrip, een harmonisch samenwerken van misschien kleinere groepen of kleinere menigten. En al zijn het alleen maar volkeren of groepen binnen volkeren, die deze harmonie leren beseffen en daarmee van uit de geestelijke waarden werken, dan hebben we al veel bereikt.
Al datgene wat de komende invloeden u aan ontwikkelingsmogelijkheden geven, zal in die harmonie tot uiting komen en niet door een speculeren van: hoe is het nu eigenlijk?
Werk met wat je hebt, mens. Werk van uit de kleine mogelijkheden, die je nu kent. Vermijd enige mens te schaden, waar je maar kunt. Probeer elke mens te helpen en te dienen, waar dit mogelijk is. Maar bovenal, probeer een gevoel van eenheid te bereiken, waardoor je niet naast of tegenover de mensheid staat, maar deel bent van de mensheid. Dit ligt binnen onze ogenblikkelijke mogelijkheden. Dit lijkt mij hetgeen kan worden verwerkelijkt in deze tijd; en wat daaruit verder zal groeien, dat zullen wij dan wel zien.
Ik heb hiermede mijn slotwoord wel voltooid.
Te weten dat zegen, kracht en dergelijke algemeen bestaan, betekent nog niet dat ze voor ons altijd even werkelijk zijn. Wij moeten er gevoelig voor zijn. Wij moeten er a.h.w. harmonisch mee zijn, voordat ze voor ons betekenis krijgen. En in vele gevallen zullen wij daaraan zelf uiting moeten geven of deel maken van iets, dat uiting eraan geeft, voordat het voor ons leeft.
Laat ons dan proberen om – in het zoeken naar de kracht van de kosmos en de zegening die de kosmos ons schenkt – daarvan deel te zijn en die kracht naar anderen uit te dragen. Niet opvallend of onverdraagzaam of overheersend, maar eenvoudig door deel ervan te zijn en haar te delen met allen. Zo handelend zullen wij ook dat Hogere bereiken. Maar als wij het Hogere nu trachten te bereiken, vrees ik dat we zullen mislukken, omdat we niet komen tot datgene wat binnen onze mogelijkheden en zelfs onze noodzaken ligt.