20 november 1973
Dit is een uitspraak van Jezus Christus tijdens zijn leven. In de eerste plaats: Waarom Koninkrijk? Dit koninkrijk of mijn regering, mijn regime zou men ook kunnen zeggen, grijpt waarschijnlijk terug op de behoefte van de Joden, een Verlosser te hebben die hen als “Vorst” onafhankelijk zou maken en zou bevrijden van alle vreemde overheersing. De term grijpt dus, mijns inziens, eigenlijk terug op de bestaande Messiaanse verwachtingen van het joodse volk in die tijd.
“Is niet van deze wereld” De nadruk zou op “deze” moeten vallen. Met andere woorden: Er is een kracht, er is een macht en ik ben er deel van, ik representeer dit, maar deze is niet van deze wereld waarin u leeft. Zij heeft dus niet de vorm van een menselijk gezag.
Nu zeggen de mensen: Ja, maar waar is die wereld dan? En dan denken zij aan een andere wereld, bv. een andere ster, een andere planeet, of zij denken aan een sfeer. De hemel is voor een hoop mensen nog steeds een tent die achter een voorhang met sterren opgericht is, waarin mogelijk vele woningen en tuinen zijn…, maar die dan toch een soort replica is van de aarde, een beetje geïdealiseerd.
Maar als Jezus nu eens bedoeld zou hebben – en ik geloof dat ik dat terecht zeg – “Mijn rijk is niet van deze wereld” in de zin van: “de menselijke toestand”. Het heeft niets te maken met uiterlijkheden, met vormen; het heeft niets te maken met jullie begrenzingen van ruimte of van tijd, met wat jullie noemen: een hemel, een hel, een sfeer of een wereld! “Mijn rijk”: is de verbondenheid in de Vader, dus in de Kracht waaruit Jezus op aarde werkt, de Kracht die de Christus als het ware manifesteert als de werkelijke Liefde.
Wanneer je je dat gaat realiseren dan zou je dus, op grond van deze uitspraak moeten vertalen: Het rijk Gods, het Rijk ook van de Christus, is de werkelijke Liefde, de onzelfzuchtige Liefde, die in de mens bestaat, waardoor hij zijn Schepper en de Schepping kan aanvaarden, waardoor hij niet zoekt naar uitingen in de beperktheid van een wereld, maar zoekt in zich de verbondenheid met het geheel te vinden en vanuit zich, in zijn daden, in zijn geloof consequent dat in hem ervaren geheel met zijn alomvattende Liefde, uit te drukken.
Let wel! Jezus bindt dit niet, zoals mensen dit later hebben gedaan, aan een bepaald geloof. Hij bindt het niet aan bepaalde leerstelligheden, hij constateert.
Daar waar een mens in zich de Schepping en de Kracht van de Schepping liefheeft, onverschillig of ge dan spreekt over God, Allah, Brahma, Totaliteit of Eerste Oorzaak; en gelijktijdig die liefde in zichzelf erkent als een relatie met alles wat ge kent, alles wat er voor je bestaat, een waas van gelijkwaardigheid, dan ben je deel van dat Koninkrijk Gods, deel van Jezus Rijk.
Dat betekent niet dat je je van de mensen moogt of kunt afzonderen. Ik weet dat er mensen zijn die zeggen: Ja, maar in de eenzaamheid kan ik beter bidden voor de mens. Wanneer zij gevoelen dat dit hun enige mogelijkheid is, om kerkelijk de mensheid lief te hebben en hun Schepper te herkennen in die liefde en lief te hebben, dan zullen wij moeten zeggen: dat is hun zaak. Maar het is niet a-priori de beste weg. Jezus ging onder de mensen. Hij trok zich alleen terug, wanneer het hoogstnoodzakelijk was. Zijn Liefde bracht hem voortdurend tot de mensen. De Christusliefde. En nu kunnen wij er verder over gaan twisten of Jezus als persoon mens is of niet. Of het Goddelijk aspect de Christus is, een eeuwige kracht die ook in Jezus, de mens, tot uiting komt, of dat die Christus, van het begin af, in Jezus aanwezig is.
Maar eigenlijk hebben wij daar weinig aan. Want wij kunnen vechten over zogenaamde waarheden, zonder ze ooit volledig te beseffen. Maar wij kunnen de eenheid met God, met de kosmos, met de mensheid, met alle leven, in onszelf ervaren en vanuit ons openbaren, door wat wij zijn, door wat wij denken en wat wij doen, zonder dat wij ook maar één leerstelling erkennen, of dat wij maar één kruisje slaan. En toch is dat Jezus Rijk.
Mijn conclusie is dus: Wanneer gezegd wordt: Mijn Rijk is niet van deze wereld, dan maakt Jezus duidelijk, aan degenen die rond hem zijn, dat Hij geen vorst is of kan zijn op deze wereld. Omdat “vorst zijn” “heerschappij aanvaarden op deze wereld” tegenover andere vorsten of heerschappijen op deze wereld, strijd betekent, haat betekent in een zin die voor Jezus onaanvaardbaar is.
Hij maakt ze duidelijk dat Hij niet is: de Verlosser van stoffelijke zorgen of verbondenheden. Maar dat hij iets brengt dat eigenlijk transcendentaal in de mens ontstaat en hem voor een groot gedeelte onttrekt aan die gebondenheden van de wereld, omdat hij in zich een waarheid vindt, een kracht, een geloof, een inzicht, waardoor hij alle dingen kan aanvaarden en zelfs zijn vijanden lief kan hebben en zelfs zijn beulen kan zegenen. En geloof me, om zover te komen moet je wel heel diep die liefde in jezelf gevoelen.
Broeder denkt u dat strijd, in zich, onaanvaardbaar is?
Dat geloof ik niet. In verband met het voorgaande wil ik er u op wijzen dat Jezus, in de Tempel, de zweep greep en de geldwisselaars en de verkopers van offerdieren eruit ranselde. Ik meen dat dit wel een element van strijd met zich brengt. Verder wijs ik erop dat Jezus leven, zij het op ander, meer verbaal en geestelijk niveau een voortdurende strijd is geweest. Bv. Met de Farizeeën, Sadduceeën en anderen. Niet zonder strijd dus. Maar het is iets anders als de strijd voor ons wordt: iets waardoor wij ons waar willen maken ten koste van anderen. Of wanneer de strijd een natuurlijk verschijnsel is, waarin geen haat kennen, geen overwinning op de ander nastreven, maar alleen proberen om voortdurend de waarheid die in ons is, en dat licht dat in ons is, te manifesteren. En ik geloof dat daarin het grote verschil ligt.
De natuur is gebaseerd op strijd. Er bestaat niets in het leven, waar dan ook, waarin strijd niet een deel uitmaakt van, het bestaan. Kijk in een druppel water; het ene kleine minuscule wezentje jaagt het andere. Strijd.
Gaat u kijken in de natuur waar planten zijn. De ene probeert de andere te omstrengelen en zijn sappen te onttrekken om zelf groter te kunnen worden.
Kijk in de dierenwereld. Vogels die vechten om hun jachtterrein te behouden, die vechten om hun broedterrein veilig te houden. Denk aan de tijger, de leeuw, denk aan alle jagers, de wolven, de prooidieren, voortdurend een strijd. Er is geweld. Je moet niet denken dat de wereld geweldloos kan zijn. Trouwens er wordt ook van Jezus gezegd dat Hij het formuleerde: Ik ben niet gekomen om u de vrede, maar om u het zwaard te brengen. Maar het ligt er maar aan waarvoor je het zwaard hanteert.
Wanneer u leeft en u eet uw lekker stukje varkens- of rundvlees dan is er ook een dier voor gestorven. Je hebt het niet zelf gedaan, er is een dier voor gestorven. Dat dier heeft zijn doodsstrijd gekend en u bent de overwinnaar. Want u consumeert het. Strijd is er altijd. Dat betekent nu niet dat u uw stukje vlees moet laten staan, wanneer u zonder dat niet leven kunt. Het betekent alleen dat u het element “strijd” niet moet gaan vertalen alleen maar met “ruzie”. Dat u het moet vertalen eenvoudig als: de strijd om het bestaan en deze is er voor iedereen. Maar wij kunnen die strijd voeren in een liefde, in een aanvaarding van het strijdelement, zonder haat en zonder angst en in een gevoel van een toch verbonden zijn, of wij kunnen die strijd gewoon op de voorgrond stellen en zeggen: Als ik nu maar win dan komt de rest er niet op aan.
In het eerste geval dan handelen wij juist, zoals de leeuw juist handelt, wanneer hij de kudde besluipt en één van de dieren, meestal een van de zwakkere kiest, bespringt en doodt, want dat is zijn leven.
Maar zoals het verkeerd is wanneer je in bloeddorst zou geraken.
Wanneer dieren dat doen hebben zij daar meestal nog een reden voor. Mensen vernietigen alleen omdat zij willen laten zien dat zij meer zijn dan een ander. Dat is onaanvaardbaar.
Ik geloof in de strijd van het bestaan en in de strijd van de mens tegen zichzelf, tegen de wereld. Maar ik geloof dat die strijd gebaseerd moet zijn op liefde, een zoeken naar hoger begrip, het zoeken naar werkelijke eenheid, zelfs in de strijd. En dat het nooit mag zijn een poging om een deel van de schepping uit te sluiten, ten voordele van andere delen.
Is de strijd normaal ook aanwezig bij de hoger bewuste?
In zekere zin. De hoger bewuste heeft een voortdurende strijd te voeren met zichzelf, omdat bij niet tevreden mag zijn met het bereikte. Zodra je tevreden bent met wat je bent, zonder meer te willen zijn, sluit je jezelf van het leven af en ook van de krachten ervan.
In de tweede plaats: ook met de wereld. Want hij moet die wereld niet aan zijn maatstaven onderwerpen, maar moet, vanuit zijn begrip, werken met die wereld, volgens de maatstaven van die wereld. Hij moet dus niet zeggen: Ik ben meer dan jij. Hij moet zeggen: Wij zijn gelijk en daarom moet ik uw taal spreken en uw begrippen in mij opnemen, opdat wat in mij leeft in u zou kunnen bestaan. Dat is ook een hele grote strijd.
Het kan nodig zijn dat hij daarvoor, op een gegeven ogenblik, iets voor iemand uitschakelt. Wanneer hij dat doet, dan doet hij dit omdat alleen op deze wijze, zijn verbondenheid met alle dingen nadruk kan krijgen.
Dus ook de hoogbewuste kent strijd. Zelfs in de sferen, onze wereld dus, waarin het bewustzijn bijna alomvattend is geworden is nog altijd de strijd. De laatste strijd die wij wel zullen kennen is de strijd om “ik” te blijven tegenover een schepping, die wij in onszelf reeds aanvaard hebben als deel van onszelf, maar waarin wij bang zijn een deel van onszelf te verliezen, omdat wij denken dat het zo erg belangrijk is dat wij, van ons uit, de besluiten nemen terwijl wij toch niets anders kunnen doen dan de besluiten van het geheel door onszelf tot uiting brengen. Ik geloof dat dat de laatste strijd is, maar die strijd blijft bestaan, ja.
Betreffend het Rijk Gods. De Rooms-katholieke en Protestantse Kerken die vereenzelvigen dit bijna altijd met de uitbreiding van hun eigen kerk. Wat denkt u daarover en wanneer dat Rijk Gods, na, tweeduizend jaar nog niet gerealiseerd is, of heel weinig, hoe had het dan eigenlijk moeten gaan?
U vraagt hier eigenlijk naar kerkgeschiedenis. Laat ons het kort zo zeggen: De eerste christengemeenschappen waren, in hun geloofsbeleving, zoals hun geloofsverkondiging nogal pluriform. Er waren dus vele vormen van denken en geloven en die liepen vanuit het Judeïsche, via, het zuiver in Christus geloven en alleen die verkondigen, tot zelfs de Griekse filosofieën toe. Ook die speelden een rol.
Het Christendom was in die dagen een verbondenheid. Het was niet zozeer een organisatie. Wij zouden misschien hier Paulus, door zijn aard al iemand die gezag en orde onontbeerlijk vond (daarom zat hij ook eerst achter de Christenen aan) misschien ook kunnen verwijten dat juist hij, door zijn reizen en vooral zijn vele zendbrieven en zijn pogingen om contact te houden met de verschillende gemeenten, getracht heeft uniformiteit tot stand te brengen. Niet alleen dus een band tussen allen die in de Christus geloofden, op welke wijze dan ook, maar ook een vormgeving aan de wijze waarop men in die Christus moest geloven. Hij heeft daar veel meer voor gedaan dan bv. Petrus. U hoeft alleen de epistels maar na te lezen en u kunt dat zelf uitvinden. Hier hebben wij dus al een neiging tot formaliseren. Het is niet meer de beleving; het is de vorm van de aanvaarding en een zekere mate van “ingewijd zijn” in die Christengenootschappen die een grote rol spelen. Het offermaal, eigenlijk bedoeld als een liefdemaaltijd, krijgt meer en meer het karakter van een magische ritus, waardoor bijzondere machten en krachten worden vrijgemaakt. Ook hier zijn dan grote verschillen nog; soms geschiedt dat in beslotenheid, dus niet ten aanzien van alle gelovigen, maar alleen ten aanzien van de oudsten, in andere gevallen voor de gemeente. En dat zijn dus allen die ingewijd zijn. De doop wordt hier over het algemeen als kenmerk voor gebruikt, ofschoon de doop niet zonder meer noodzakelijk was in de beginperiode.
Wij krijgen nu een situatie waarin de filosofie zich van het Christendom meester maakt en waar een groot aantal afwijkende denkbeelden worden gepredikt. Jezus is, in plaats van een in het “ik:” beleefde werkelijkheid, meer en meer aan het worden tot een filosofisch argument en gelijktijdig een macht die boven de mens staat en die niet in hem leeft. Vanaf dat ogenblik eigenlijk is het Christendom verloren. Op het ogenblik dat Pausen vorsten worden, dat koningen een reformatie gebruiken om hun lege oorlogskas te vullen, is het Christendom geworden tot een parodie van zichzelf, waarbij uiterlijkheden en gezagsverhoudingen, een juristerij zelfs, een belangrijker rol spelen dan dat wat je in jezelf kent.
En als u kijkt naar de kerk van vandaag, dan is de werkelijke mystiek daarin bijna gestorven. De mens wil een aandeel hebben in de plechtigheid. Goed, maar dat aandeel moet er dan niet een zijn dat geformaliseerd is, maar dat uit hemzelf voort kan komen. Dit echter wordt hem niet gegeven. Het eigen contact met God moet terugtreden voor de gezagsverhouding die in al die kerkelijke groeperingen bestaan. Het is daarom dat zoveel mensen ook weglopen naar: “Jezus People”, “God-children”, “Holy Christian Movement” noem maar op. Meestal engelse namen, veel Oosters denken en daarmee de mogelijkheid om een innerlijke wereld weer te betreden, die niet onderworpen is aan dezelfde normen en regels die je, in het normale bestaan, kent.
Een kerk kan niet: aan de ene kant een werkende organisatie zijn en gelijktijdig aan de andere kant, buiten alle werkelijkheid, in de mens krachten doen ontstaan. De strijdigheid tussen deze beiden is dus, volgens mij, de fout van het huidig Christendom. Ik geloof dan ook dat “Christendom” niet moet worden gezien als een belijdenis, maar als een leefwijze. Dat is misschien jammer voor velen die denken dat belijdenis erg belangrijk is. Maar ik geloof dat God niet let op je woorden, maar op je daden.
Ik ben ervan overtuigd dat mijn eigen ervaring, dit afschattende dat: wat je bent, metterdaad meer telt dan wat je de wereld hebt gezegd of wat je jezelf als vrome praat hebt voorgehouden.
De wereld heeft behoefte aan mensen met harten die openstaan voor het leven, voor de wereld en voor de krachten van die wereld. Geen mensen die eelt op hun knieën en eelt op hun hart hebben. Misschien heb ik hiermee voldoende gezegd?
Dan kan ik het eerste gedeelte als volgt besluiten vrienden:
Ik heb geprobeerd om ieder het zijne te geven, dat is erg moeilijk en nu moet ik mijzelf ook iets proberen te geven. Ik zou iets willen zeggen over: wat ikzelf ben, als u dat goedvindt.
Ik ben een mens geweest als iedereen. Wanneer ik de lijst van mijn onvolkomenheden op moet sommen, dan, houd ik u veel te lang bezig. Ik heb geleerd; een deel in het leven, een deel na de dood, dat een glimlach en een aanvaarding van het bestaan veel belangrijker zijn dan al het andere. Zoek vrede met jezelf en zoek in jezelf vrede met het bestaande. Voer geen strijd met het leven en met de mensen, probeer ze te aanvaarden. En als je dat niet kunt, laat ze dan desnoods aan je voorbijgaan. Maar probeer om niet te haten, niet te veroordelen, niet te verwerpen. Zo is dat in mij tot stand gekomen en zo is het goed.
Ik leef nu al langere tijd in een geestelijke wereld, in een bewustzijnstoestand. En vanuit die toestand hou ik mij nog voortdurend bezig met uw wereld, met andere bewustzijnstoestanden in, wat men, mijn wereld zou kunnen noemen. Want er bestaat misschien een verschil in de vorm van bestaan tussen ons, of van bereikt besef, of van bestaande beheersing, of van bestaande kracht. Maar deze verschillen worden overschaduwd door het feit dat wij allemaal deel zijn van één en hetzelfde. Noem het: Gods Schepping, noem het: Gods Geest, Gods Droom. En juist omdat die eenheid bestaat en erkend kan worden en moet worden, volgens mij, spreek ik hier over dingen die mij soms niet en soms wel interesseren en probeer ik u een paar gedachten te geven, die u kunnen helpen misschien om met een beetje minder vooroordelen te leven in de wereld.
Het is belangrijk dat u leert te beseffen wat in het leven belangrijk is en dat je nooit de liefde verliest. Het gevoel van verbondenheid, ondanks alles, met kosmos en wereld. Dat gevoel is het dat ook mij drijft om hier te spreken en om te werken, als ik het zo mag noemen Het is datzelfde wat mij ertoe brengt voortdurend te zoeken naar een beter begrip, een juister besef, het vermogen om meer te zijn, om meer te doen. Wanneer je dit eenmaal aanvaard hebt en niet meer jezelf zoekt, maar eigenlijk het deelgenootschap zoekt met alle dingen, dan zult u ontdekken dat je daarin enorm gelukkig kunt zijn.
Ik geloof zelf dat het het uiteindelijke geluk is, de werkelijke vreugde van het leven omdat er zo enorm veel goeds gebeurt en niet alleen maar het kwade dat je als mens ze graag opsomt. Dat er voortdurend meer licht wordt geboren en niet alleen maar meer duisternis. Het leven is vreugdiger dan u denkt, maar dan moet u niet alleen uzelf en uw eigen problemen centraal gaan stellen. U moet ze zien tegenover het geheel waarin en waarmee u leeft. Dan vindt u de oplossing. Dan zult u misschien op uw manier ook leren wat het is om niet alleen voor uzelf te bestaan.