Kosmische filosofie

image_pdf

8 augustus 1958

Wij zijn niet alwetend, of onfeilbaar. Voor vanavond hebben wij gemeend enigszins van de gebruikelijke inhoud af te wijken. Het blijkt namelijk, dat, in verband met het programma van het volgende jaar, menigeen zich afvraagt wat eigenlijk die cursussen inhouden. Wij willen deze avond niet veranderen in een programmabespreking. Daarom hebben wij gemeend de onderwerpen van zowel cursus I als van cursus II kort in te leiden. Dan zult u ontdekken, dat beide onderwerpen voldoende inhoud bezitten om zelfs in een korte samenvatting nog belangwekkend te mogen heten. Ik zou graag willen spreken over het onderwerp van cursus I: “Kosmische filosofie”.

Wat omvat kosmische filosofie? De kosmos. Wat is de kosmos? Wie kan zeggen, waar de droom ophoudt en de werkelijkheid begint en omgekeerd? Het is juist daarom, dat wij een reeks van cursussen voortzetten en verder ontwikkelen. Wij zullen trachten in de komende cursus het begrip ‘kosmos’, vooral ook in relatie met het Ik, te ontwikkelen. Dan komen wij ongeveer tot de volgende stellingen: De kosmos bestaat uit het geziene en het niet zichtbare. Het geziene beperkt zich echter tot datgene, wat zintuiglijk waar te nemen is. Al hetgeen wat wordt waargenomen, bv. door instrumenten, op grote afstand, moet worden gecorreleerd met de bekende feiten uit een kleine wereld. Het betekent dus, dat de stellingen misschien wel ongeveer juist zijn, maar dat zij geen levensbeeld kunnen vormen.
Ingewikkelder wordt het nog, wanneer wij de ongeziene gebieden nemen. Er is veel gesproken over verschillende dimensies. Ook wij hebben menig betoog erover gehouden. Men spreekt over de relatieve waarde van de tijd, over de inhouden, die verborgen liggen achter het onmiddellijk stoffelijk bestaan. Deze zijn helemaal niet waar te nemen, of slechts op een niet-wetenschappelijke wijze.

Wanneer wij iets willen opbouwen, dat het geheel van het Al in tezamen brengt, dan moeten wij noodgedwongen gaan filosoferen op grond van bekende feiten. Wij kunnen beschikken over meer feiten dan u omtrent de onzichtbare wereld. Het blijkt ons dan, dat er een hiërarchie is opgebouwd. Wij kunnen de verschillende Grootorden van verschillende krachten rangschikken en kunnen zelfs een systeem uitdenken, dat, volgens alle feiten, die dit bevestigen, een reeks van krachten steeds samenvoegt tot één grotere kracht. Het gevolg is, dat het Ik in de kosmos een geheel andere plaats inneemt, dan in het leven normaal. Wij krijgen bv. het vraagstuk: Worden wij in de kosmos geleid, of niet? Is er een Goddelijke wil, die onze daden voorbestemt? Dan blijkt, dat er wel degelijk grote banen bestaan, waaraan wij gebonden zijn. Wij kunnen ons niet zomaar vrijelijk bewegen in geestelijke, of stoffelijke werelden. Er zijn beperkingen, die weer een bepaald beeld en patroon hebben. Aan de hand van dat patroon kunnen wij ontdekken, wat onze eigen functie is in de kosmos. Er rijzen ons vragen, zoals waarom zouden wij ons met de kosmos bezighouden, terwijl wij nog zo klein zijn en dicht bij deze aarde wonen? Het antwoord is: u hoeft zich niet met de kosmos bezig te houden, maar de kosmos houdt zich bezig met u.

In een lezing over: De Kosmos en het Ik, zullen wij trachten ook dit volledig uit de doeken te doen. Hetzij hier voldoende om op te merken, dat, wanneer wij ingepast zijn in een kosmisch schema, wij ondanks de gedeeltelijke vrijheid van handelen, die ons gelaten wordt, alleen gelukkig, harmonisch en bewust kunnen leven, indien wij onze taak binnen de kosmos kunnen erkennen. Het ‘Ik’ zelf, deel van de kosmos zijnde, zal het totaal van zijn functies in zich dragen. In het ‘Ik’ zelf is dus de kosmos herkenbaar in zoverre deze binnen de functies van het Ik geuit worden. Wij moeten dat heel simpel bekijken. Neem bv. een weefgetouw. De spoel vliegt heen en weer en brengt daardoor een zeker patroon teweeg en de inslag, die in de schering het weefsel bepaalt.
Wij zijn eigenlijk iets dergelijks. Wij worden tussen twee krachten heen en weer geworpen. Die van de zuiver geestelijke tot de diepst materiële invloeden. Nu kan zo’n spoel wel eens een ogenblik wat hoger, of lager schieten, dan eigenlijk wenselijk is. Elke wever kan bevestigen, dat dergelijke weeffouten vaak voorkomen. Maar, zo zegt men, in de machine zit ook nog een kam. Als de spoel voorbij is, wordt het vastgestelde patroon daar toch door het aandrukken a.h.w. geschapen. Wanneer wij in ons leven eenmaal een daad gesteld hebben, dan wordt zij voor onze omgeving zo verbogen, dat zij precies past in het kosmisch schema. Wij hebben echter een kleine mogelijkheid gehad tot afwijking van het normale voor ons persoonlijk ervaren.

Als u een gulden hebt, dan kunt u uit die gulden vier kwartjes maken. Uit die vier kwartjes kunt u bv. twee dubbeltjes en vijf centen maken, of vijf stuivers per kwartje. De waarde blijft gelijk. Wanneer je het uiteindelijk onderverdeelt, kun je die gulden tot honderd centen maken. De hiërarchieën zou je ook zo kunnen zien. Kleine krachten en wetten, die schijnbaar op zichzelf staan, vormen samen één grotere wet, één grotere kracht. Die grotere kracht is niet zelfstandig, maar maakt weer deel van een reeks van soortgelijke krachten uit, die tezamen een hogere waarde tot stand brengen en zo verder. Het aardige van het geval is nu, dat onze geest, het ‘Ik’, een voorstelling kan verwerven van die kosmos. Zeg niet: ” het is onvoorstelbaar” zeg alleen: “de voorstelling is beperkt”. Zij kan eenzijdig worden gezien vanuit je huidige standpunt. Zelfs wanneer dat het geval is, weet je, wat er van je verwacht wordt. Dan voel je aan, wat je taak in het leven is; voel je aan, hoe krachten in jou je a.h.w. gebruiken om een bepaald iets tot stand te brengen. Indien u dat weet, vrienden, bent u een heel eind verder gekomen. Dan zult u leren om met die krachten mee te werken, ze als het ware te gebruiken voor uw eigen doeleinden. U zult uw doel niet meer zo laag stellen. Zo van: als ik alleen maar een beter salaris verdien. U zult het meer gaan bezien als: als ik nu maar eens wat meer kan beleven van de kosmos. Dat moet u niet gaan zoeken in de fenomenen.

Onze tweede cursus zal u daar ook voldoende toelichting op geven.

Is het eigenlijk belangrijk, dat u helderziende bent? In beperkte vorm in dit leven, zeker. Maar behoeft het kosmische inhoud? Is het belangrijk, dat u helderhorend bent, of dat u kunt uittreden? In feite niet. Wat u nodig hebt in de kosmos is in de eerste plaats begrip mét de kosmos. In dat begrip van eenheid worden dan alle verschillende gaven, verlangde prestaties eigenlijk, secundair; zij tellen eigenlijk zo hard niet meer mee. Het gaat erom, dat je van binnen één geheel vormt, dat zich in de kosmos volkomen op zijn plaats gevoelt. Zo kom je dan vanzelf tot het filosoferen. Dan probeer je een these op te bouwen omtrent het nut bv. van je eigen leven. Je gaat jezelf zeggen: “Kijk, al heb ik het niet gewild, ik heb hier en daar geluk gebracht. Ik wilde dat niet, maar ik heb het gedaan. Ik heb hier en daar wat vernietigd en daar misschien wat helpen scheppen. In al deze dingen samen tekent zich voor mij af, wat ik in de wereld moest doen. Ik erken mijn eigen doel”.

Stel nu eens, dat u zich hebt gerealiseerd, dat uw doel is: een beperkt aantal mensen te dwingen te beantwoorden aan de Goddelijke wet. U bent het gevolg geweest, dat op hun oorzaak een antwoord gaf. Zelf oorzaak zijnde, zowel als gevolg. Het resultaat is, dat u zegt: “mijn wegen worden geleid”. Wie kan mij leiden? De simpele mens zegt: “Ik heb een geleide- geest… .Dat is zeker waar, maar ook die geleidegeest wordt, zoals u, beheerst voor een groot gedeelte door krachten die je niet kunt overzien. Zo’n leiding, goed bedoeld, zou soms verkeerd uit kunnen lopen, zoals iemand die uit haat vernietiging op de wereld zou willen brengen en soms onbewust iets goeds schept.

Er moeten hogere krachten zijn. God dan? Wat is God? Een hypothese. Een naam, die wij geven aan iets dat al het zijnde zou omvatten. Wij kunnen ook zeggen, dat onze kosmos zelf een organisme is, het lichaam en dat daarin de geest van God woont. God is de gedachte, die het bestel van stoffelijke en half-stoffelijke sferen regeert, als het ware voortdurend dwingt tot een bewust handelen. Wij zijn al veel dichterbij gekomen. Als God het wil, dan betekent dit, dat God handelt. Dat handelen van God ligt niet meer in onze kosmos. Onze kosmos is het middel, waarmee God handelt. Waar? Dat weten wij niet. In een rijk, dat misschien een rijk van de gedachte is. Misschien ook in een wereld van Goden. Wie zal het zeggen?
Maar wij zijn één met die God. Daaraan kunnen wij niet ontkomen. Één te zijn met die God en in die God op te gaan, bewust deel te hebben aan Zijn daden, aan het leven Gods, is dan wel het mooiste, wat wij ons voor kunnen stellen, het belangrijkste. Zo bouwen wij structuur na structuur op om een voorstelling te krijgen van die geheimzinnige krachten, die het leven bewegen. Krachten, die in ons spelen, maar die evengoed sterrennevels bewegen. Krachten, die net zo goed in het ledig ‘Niet’ ergens verborgen zijn, als in de hardste materie, die wij kennen. Dan komen wij in de kosmos weer tot een grootste gemene deler, een norm, die op alles toe te passen is: op kracht, energie. Energie brengt ons tot de vraag, waar zij vandaan komt. Is zij straling? Neen: trilling.

Trilling waarin? In een onkenbaar veld. Spreek van wereldether, indien u wilt, van kosmische ether. Dan gaan wij zeggen: die trillingen zijn voor ons het belangrijkst. Wanneer wij onszelf bewust op onszelf in kunnen stellen, dan leven wij het Goddelijk leven, dan zijn wij de vorm, die de Goddelijke kracht zelf aanneemt, bewust en volmaakt. Dan zijn wij ook tevens deel van het Goddelijke in de zin, dat het begrip het geheel van het Goddelijke leert omvamen.

Het is een reeks van lezingen, waarin wij zullen trachten al hetgeen wat wij geleerd hebben over de Schepping, omtrent de kosmos en alle krachten die erin schuilen, duidelijk en zo eenvoudig mogelijk kenbaar te maken aan de mensen. Ondertussen zullen wij trachten zó te spreken, dat, terwijl de eenvoudigen kunnen begrijpen, diegenen, die meer weten, telkenmale de sleutel vinden tot nieuwe gedachten en tot nieuw begrip. Ik acht het mij een eer aan een dergelijke reeks van lezingen zo dadelijk mee te mogen werken. Ik hoop, dat u, wanneer u komt, niet alleen zult zeggen: ik ben tevreden, of: het is mooi, maar zult zeggen: er is iets voor mij open gegaan, ik heb een nieuwe en ruimere wereld gevonden…. Dat is het doel ervan. Ik ga nu het woord geven aan de tweede spreker, die voor u ook nog een toelichting zal geven over de cursus, waarin hij o.m. als spreker zal optreden.

Praktisch geestelijk streven.

De kwestie van actief geestelijk streven heeft in het afgelopen jaar zo nu en dan wat stof doen opwaaien. Er zijn er bij geweest die zich hebben afgevraagd, wat zij met het actief geestelijk streven moesten doen. Wat doe je als je helderziende bent? Hoe kun je genezende krachten ontwikkelen? “Het is wel erg interessant, maar wat doe ik ermee?”, werd er gezegd. Hoe kom ik tot de uitvoering ervan? Wanneer die vragen gaan rijzen, dan moet er een antwoord op worden gegeven, dat voldoende is. Zonder dat heeft het geen zin. Daarom willen wij nu eens in het komende jaar een reeks van lezingen gaan geven over actief geestelijk streven, in nieuwe zin, praktisch. Vandaar ook de titel van de cursus: Praktisch geestelijk streven.

De praktijk is iets, wat vlak bij de grond ligt. Per slot van rekening zijn er heel veel mensen die lopen met het hoofd in de wolken, neus in de wind, slaan zich op de borst als nog niet uit de kluiten gewassen gorilla’s om vervolgens uit te roepen: “Zie, wat ik geestelijk hoog gestegen ben”. Dan komt er een kiezelsteentje en liggen zij met hun geroep en al op de neus. Als zij tenminste voorover vallen, anders komen zij op een ander lichaamsdeel terecht. Dat hoog gaan is iets, wat je niet kunt doen, als je geen gezonde ondergrond hebt. Je moet beginnen een basis in je eigen leven te leggen; anders ben je niet veel beter dan een soort geestelijk politicus, die voortdurend een verkiezingscampagne tegen zichzelf houdt. Dat is meestal een vorm van opzettelijk, of onopzettelijk bedrog. Je moet niet tegen jezelf zeggen, dat je geestelijk zó hoog kunt gaan. Je moet allereerst tegen jezelf zeggen wat je geestelijk eigenlijk doen kunt. Hoe je datgene, wat in je geestelijk bestaat – de eigenschappen die je hebt en de machten die je bezit – gebruiken kunt.

Ik geef toe, dat de voorschriften niet altijd even prettig zijn. Wat zou u zeggen van een antwoord op de vraag: hoe krijg ik macht in de wereld? Het antwoord is heel eenvoudig. Er hoort echter een hele lijst van opschriften bij, die ik vanwege de tijd niet allemaal ga opsommen. Leer uzelf zozeer te beheersen, dat u in staat bent u een langere tijd op één enkel doel volledig te concentreren. Wanneer heel uw wezen gericht is op één doel en dit doel ligt binnen hetgeen voor uw eigen wezen aanvaardbaar is – een uitgestippeld doel dus – dan kunt u het altijd bereiken. Het klinkt simpel, maar het is soms onaangenaam. Je loopt met je grote scheppende gedachte. Je wilt iets uitvinden. Je wilt een nieuw concept van filosofie brengen. Je wilt al je geestelijk weten als een soort macht in de wereld creëren. Dan loop je over de boulevard… Oh, een aardig meisje… neen, concentreren. Een lekker ijsje. Niet aan denken. Concentreren. Het gaat regenen. Niet aan denken, concentreren. Er is maar één doel. Het is niet zo gemakkelijk. Het is niet iets, wat je zo kunt doen tussen het overkoken van de melk en het te heet worden van de strijkbout door. Je moet er werkelijk tijd aan besteden. Je moet proberen die concentratie steeds scherper op te voeren. Op die manier kun je een grote macht over de wereld verwerven. Maar wat heb je aan macht over de wereld, wanneer je jezelf niet kent? Ik geloof, dat zelfkennis in praktisch elke wijsgerige en esoterische richting van het meest belangrijke is.

Dan krijg je die eerste oer, originele vraag, die waarschijnlijk de eerste mens gestameld heeft op het eerste ogenblik, dat hij bewust werd dat hij wat anders was dan een dier: Wat ben ik? Wat ben ik? Ik ben dokter, dominee, referendaris, huisvrouw, typiste, secretaresse, enz. Het zegt niets. Een functie. Per slot van rekening: als je met een hamer een spijker in de muur slaat, kun je niet zeggen dat het een klap is. Dat is hetzelfde, wanneer je een mens wilt definiëren bij zijn beroep. Je kunt bijvoorbeeld zeggen: “ik ben een mens”. Maar definieert u eens even: wat is een mens? Waar bestaat een mens uit? Waarom is een mens een mens? Het is niet zo eenvoudig, als je denkt.

Een stukje zelfontleding is altijd nodig, voordat je gaat denken aan het krijgen van macht over de wereld en het gebruiken van je eigen geestelijke gaven. Wanneer u wilt weten wat u bent, zal ik een paar aardige uitspraken bijeen halen. Ook weer uit de grote lijst, die wij klaar hebben voor het volgende seizoen. Je bent een denkend wezen. Je kent een reeks van voorstellingen, die niet onmiddellijk zo buiten u bestaan. Door die gedachten ben je in staat mogelijke ontwikkelingen te voorzien en te reageren, alsof deze reeds werkelijkheid waren. Verder ben je in staat, dank zij dit denken, het verleden te doen herleven en door het heden met het verleden te vergelijken, de werkelijke ontwikkelingen redelijk snel vooruit in te schatten. Door het denken ben je in staat om dingen, die niet onmiddellijk kenbaar, tastbaar, of zichtbaar in je omgeving voorkomen, te leren kennen, begrijpen, of te hanteren, zodat, wanneer je ze ooit ontmoet, je in staat bent daar onmiddellijk mee te werken. Dat zijn zo een paar dingen die het denken je geeft. Het denken moet voor het mens-zijn nog meer met zich meebrengen. In al deze genoemde waarden moet de werkelijke mens in staat zijn zichzelf als van buitenaf te beschouwen, zodat hij mede speelt in een toneel zijnde gedachte en er niet slechts het middelpunt van uitmakend.

Je bent dus een wezen, dat denken kan. Maar hoe is dat wezen dan gebouwd? Wij hebben een kern, een Goddelijke kracht, een ziel, een bewustzijn, een geest en de stof. Je kunt het bestaan van die ziel wel ontkennen. Het is weinig belangrijk, want die ziel is alleen maar datgene, waar wij omheen gebouwd zijn. U zult kunnen zeggen: men is een kleibeeld, waarin een geraamte verborgen zit, want anders kan het zo niet worden geboetseerd. Op diezelfde manier steekt in ons de ziel. Wij kunnen slechts zijn, wat wij zijn, door de ziel. Onze uitdrukking is datgene, wat zich rond de ziel heeft gevormd. Het lichaam is de vorm, die wij aan dit bewustzijn weergeven.

Wij hebben geconstateerd, dat denken belangrijk is en dat het bewustzijn de dragende kracht is van ons eigen leven. Dat laat ons toe een paar praktische uitspraken aan te halen. Elke mens is het product van zijn gedachten en mogelijkheden; in ieder, die leeft, zal slechts zover leven als zijn gedachten een beleven mogelijk maken. In de vraag, wat ik ben, begint tekening te komen. Wij kunnen het hele beestje nog wel niet omschrijven, maar wij kunnen in ieder geval wel definiëren, wat wij in ieder geval moeten bezitten. Wij gaan detectivewerk doen, zoals de geleerden soms de botten van een of ander voorhistorisch monster, de staart van 17 meter zo eigenlijk opbouwen met de botjes die zij hebben, vaak met een redelijke juistheid, zo moeten wij uit de eigenschappen, die wij erkennen uit onszelf, uit de grondwaarde van het Ik een beeld maken van wat het Ik eigenlijk moet zijn en wat er verder bij hoort.

Conclusie: het stoffelijke wezen, wat een stofmens ziet, is eigenlijk ook maar een geraamte. Namelijk datgene, waarop het gewicht van de geestelijke mogelijkheden rust. Wij komen tot de conclusie, dat niet de stof, maar de geest de werkelijke vorming is van de mens. Die geest is variabel, zodat de vorm van de mens aan veranderingen onderhevig kan zijn. Dat kunnen wij gaan toepassen op persoonlijke eigenschappen, die wij bezitten. Dan weten wij een heel klein beetje, waar wij aan toe zijn, want, indien de stoffelijke eigenschappen a, b en c aanwezig zijn, impliceert dit, dat noodzakelijkerwijze geestelijk iets aanwezig moet zijn, dat wij als d omschrijven en dat het bepaalde, aan de vormen aangepaste, eigenschappen, moet bezitten. Wij krijgen een idee van onze geestelijke mogelijkheden, zoals die met stoffelijke mogelijkheden verweven zijn. Zeg niet, dat dat op zichzelf belangrijk is. In de praktijk heb je er heel weinig aan, wanneer je iets weet. Je moet het kunnen gebruiken, anders gaat het je net als die meneer, die wist op welk nummer van de loterij de hoofdprijs zou vallen. Hij was ontzettend blij, dat hij het wist, tot hij tot de ontdekking kwam, dat hij vergeten was het lot te kopen. Zo gaat het u, wanneer u vergeet na het ontdekken van het Ik en de eigenschappen voor uzelf – iets waar u wel eens degelijk over na zult moeten denken – uw eigenschappen en kwaliteiten niet gaat gebruiken om de resultaten die in uw bewustzijn als mogelijkheid liggen, tot werkelijkheid te maken. Dan blijkt, dat je een hele hoop meer bent, dan je denkt.

Een mens kan zien. Zien is niet slechts het functioneren van bepaalde organen, maar ook het ontstaan van een voorstelling, of een beeld in de mens. Dit impliceert, dat de mens op alle gebieden kan zien, ook wanneer dit niet met ogen gebeurt. Maar voorstellingen, gelijk aan die door de ogen ontvangen worden, zullen op praktisch alle gebieden kunnen worden ontvangen en verwerkt. Een mens verandert. Als het wezen dus stoffelijk veranderlijk is, dan houdt dit in, dat de vorm nooit een vaste waarde kan zijn. Vorm kan nooit een vaste waarde van de persoonlijkheid zijn. Werkelijke waarden zullen dus niet in vormen, maar in andere krachten worden uitgedrukt.

“Ik kan ook horen, ben ik ook helderhorend?” Neen, helderhorend niet, maar u bezit wel geestelijk het vermogen om op soortgelijke wijze indrukken in uzelf te verwerven en te ontwikkelen. Dus geestelijk kunt u horen, ook zal het op de duur helemaal niet lijken op horen, zoals de mens dit kent, maar de verwerking ervan in de geest blijft gelijk.

“Heb ik geestelijke krachten?” Wat dacht u anders? U hebt toch een geest? U bent in staat om met de vitaliteit van uw geest uw eigen lichaam in beweging en in bedrijf te houden. Dit betekent ook, dat u in staat zult zijn om die kracht buiten het lichaam werkzaam te doen zijn, namelijk indien de geest daar aanwezig is. Alle krachten die uit de geest voortkomen, moeten op stoffelijk niveau geuit kunnen worden en waar ze binnen de stof vanuit het lichaam geuit zijn, zullen zij ook elders in de stoffelijke wereld te openbaren zijn. Conclusie: als je bewust bent van je uitbare mogelijkheden en weet hoe je stoffelijk je daar aan te passen, hoe deze ingevolge je stoffelijk leven te ontwikkelen, dan zal je in staat zijn een groot gedeelte van die gaven werkelijk te bezitten en te activeren, ook buiten jezelf.

Wij kunnen niet zeggen, dat wij bij deze cursus doen, zoals bij sommige spraakcursussen. Bij het volgen van een zeer moderne spraakcursus krijgt u een reeks grammofoonplaten cadeau… Wij kunnen niet zeggen: bij het volgen van onze cursus krijgt u een reeks geestelijke krachten cadeau. Die zult u zelf moeten verwerven. Het enige, wat wij kunnen doen is u te vertellen, hoe u die verwerven kunt. Heel vaak op een eenvoudige manier kun je dat doen. Je kunt een geestelijke ontwikkeling doormaken in het dagelijkse leven. Het klinkt vreemd voor degenen, die het dagelijkse leven alleen maar als rompslomp beschouwen. Een mens die werkelijk bewust is, die weet, wat hij geestelijk wil, kan tot elke ademhaling toe a.h.w, een betekenis geven in geestelijke zin. Men kan alle daden, handelingen en gebeurtenissen vanuit zichzelf beheersen en steeds weer leiden in de richting van hetgeen geestelijk wordt erkend. Daardoor ontwikkelen wij ons niet alleen stoffelijk, maar vergroten wij onze geestelijke mogelijkheden.

Niemand zal van u verwachten, dat een rinoceros rond kan lopen met de botjes in zijn lijf van een mus. Toch verwachten heel veel mensen wel, dat zij als een normaal stofmens, alle grote geestelijke krachten zullen kunnen ontvangen en dragen. Dat is niet waar. Er is training nodig, die gevonden kan worden in de eenvoudigste dingen van het leven. Beheers jezelf. Probeer jezelf te onthouden van té grote vreugde, té groot leed. Zorg, dat je een middenweg weet te vormen. Zorg, dat je die middenweg metterdaad uitdrukt. Zorg, dat je nooit strijd bij anderen opwekt, maar altijd aan anderen vrede geeft. Zorg, dat je nooit eist, maar altijd geeft. Het zijn een paar eenvoudige punten en die kun je op elk klein apart puntje van het stoffelijk leven gaan uitwerken. Wij kunnen zover komen, dat zelfs eten, heel gewoon de maaltijd, geestelijk van een zeer groot belang kan zijn. Al is het alleen maar, omdat de wijze van eten gelijktijdig het lichaam een zo groot mogelijke rust en vrede geeft en de geest de stimulans, waardoor zij buiten de gevormde bewustzijntjes met stofnorm door kan dringen in die oneindigheden, waarin dan geen stofrealiteit meer bestaat, maar het grote ervaren van levende krachten.

Praktisch geestelijk leven houdt heel wat in, vrienden. Het brengt ons niet alleen bij de mens zelf, maar ook bij zijn wereld. Je vraagt je al heel gauw af: wat kan ik nu als onbelangrijk mens doen t.o.v. het lot van de wereld? Antwoord: geen p…, tenzij vanuit en door jezelf, nooit in stofvorm, altijd geestelijk. Hoe kan ik geestelijk die wereld veranderen? Door te leren mijzelf zozeer geestelijk harmonisch te voelen met die wereld, zonder daarbij mijn eigen hogere geestelijke waarden en krachten te verliezen, dat ik in staat ben zonder stoffelijke handeling deze invloed geldend te maken in mijn omgeving. Heb ik dit eenmaal gedaan, dan zal ik door mijn stoffelijke handelingen deze invloed bevestigen en van anderen, die normalerwijze vijanden, of tegenstrevers zouden zijn, nu medestrevers maken, zodat in gezamenlijke arbeid zelfs een grote taak in korte tijd verricht kan worden.

Wanneer ik er alleen maar over nadenk, wat voor stof ik zelf in cursus II te behandelen krijg, breekt mij zo nu en dan het angstzweet uit. Niet over hetgeen ik voel te moeten zeggen, dat weet ik wel. Mijn angst betreft de vraag, of ik er wel tijd voor zal hebben. Bovendien krijgen wij dan nog het punt: “wat is mijn probleem?” Ook dat moet ik aansnijden, want elke mens heeft zijn eigen probleem. Wij zijn nu eenmaal niet allen geheel gelijk gebouwd, wij hebben ook niet allen dezelfde geestelijke achtergronden. Ieder van ons heeft een eigen reeks van verlangens en doelstellingen. Ieder heeft zijn eigen stoffelijke beperkingen. Daardoor heeft ieder het probleem: hoe kan ik, vanuit mijn standpunt, nu praktisch mijn leven zo bouwen, dat er geestelijke krachten uit voort komen? Ook daar is een antwoord op te geven. Niet slechts door het u bekende “ken uzelf”, maar ook door het juiste omschrijven van het probleem. Wanneer ik tijd ervoor kan vinden, stel ik mij dan ook voor eens een uur te besteden aan het geven van voorbeelden, waarmee ik u dus aan wil tonen, hoe in elk geval de mens gelijke mogelijkheden heeft, mits hij uitgaat van zijn persoonlijke achtergronden, ontwikkelingen, zonder zich ooit te binden aan bepaalde dogma’s of stellingen, zonder zich ooit te beperken volgens een benauwde wetmatigheid, die niet bij zijn wezen past. Als ik dat heb gedaan, misschien houden wij dan nog tijd over te spreken over een paar voorbeelden die wat dichter liggen bij het cursistendom.

U hebt hier bv. een klein probleempje. Wij hebben vakantie en het regent. Wat vervelend, wat kunnen wij doen om die vakantie toch aardig te maken? U zult zeggen, dat het helemaal in de stof ligt, maar dat is niet waar. Uw vakantie en ontspanning en dus de vreugde, die u innerlijk ervaart, geeft u veerkracht en het stelt u in staat om beter stoffelijk te werken en meer houvast te vinden. Dus ook om uw geestelijke ervaring juister uit te breiden. Hoe kunnen wij dat doen? Vakantie is ontspanning en vakantie met een programma kan nooit meer een ontspanning zijn. Het wordt alleen maar een inspanning in een andere richting. Ten tweede: wanneer het slecht weer is en ik pas mij bij dit weer aan, dan zal ik te allen tijde de vreugde hebben, dat juist ik kan genieten op deze wijze. Stel, dat het regent. Ik had vanavond net zo graag op de Boulevard willen zitten. Wat vervelend! Je kunt ook zeggen: het is net een avond om naar het theater te gaan, zodat ik nu eindelijk dat leuke stuk ook kan zien, zonder dat ik er spijt van heb, dat ik zoveel mooi weer voorbij laat gaan… Dan is de inhoud anders geworden. U geniet net zo intens. U hebt net zoveel plezier en u voelt zich veel beter. Hé, wat zijn die kinderen weer lastig! Neen, het is slecht weer en de kinderen hebben bezigheid nodig. Laat ik voor één keer nu eens proberen, dat ik nog klein ben en proberen met die kinderen te spelen. Ongetwijfeld zult u heel veel ervaring opdoen. Misschien krijg je wat pijnlijke spieren, maar dat moet je er op de koop toe nemen.

Je zult zeggen, dat het dwaas is om dat zo te vertellen als geestelijke wijsheid. Nu zullen wij het voorbeeld omdraaien en met de cursus in verband brengen. “Wat loopt het mij in het leven toch tegen. Het gaat mij nooit goed.” Het wordt zo vaak gezegd. Waarvoor bent u al niet gespaard gebleven? Aan welke gevaren bent u ontkomen? Ik kan mij voorstellen, dat iemand zegt: “Ik ben al zo oud en niet getrouwd. Ik wou, dat dat toch maar gebeurd was.” Doe je er nog wat aan? Zo ja, dan wordt het hoogste tijd. Zo neen, als je er alleen maar over blijft treuren en klagen, dan heeft het geen zin. Zeg dan: wat ben ik gespaard van een hoop problemen, die ik anders had moeten oplossen. Laat ik proberen juist door dit vrijer zijn van deze problemen een beetje meer te betekenen voor de wereld rond mij. Je hebt mensen, die zeggen: “En ik word nooit eens rijk…” Denk eens aan, wat een vreugde: elke morgen en avond vol spanning in de beursberichten te kijken, of je weer armer of rijker bent geworden!!! Dan heb je je ook nog de ergernis bespaard bij het invullen van belastingbiljetten.

Als ik het zo vertel, is het een grap. Maar in feite het zoeken van de zegeningen die in het heden liggen, betekent de bevrijding van de geest, betekent de rust, de kracht, het werkvermogen van de stof. Zo simpel als u denkt, is het niet. Het eenvoudige voorbeeld is: indien je geeft, kun je een geesteshouding opbouwen, die zich bevrijdt van alle stoffelijk gebeuren buiten dat van het ogenblik. Leer op dit ogenblik een maximum van ervaring op te nemen, zodat de geest zich zo snel mogelijk kan ontwikkelen en daarom al haar gaven zo intenser kan leren gebruiken. Door het juist aanvaarden van de simpele dingen in het leven, door het nemen van de juiste ontspanning, door het verrichten van arbeid op de juiste wijze en je te gedragen tegenover medemensen zó, dat je er tevreden over kunt zijn, zonder ooit ergens achter in je hoofd te moeten denken, heb ik iemand beledigd, of heb ik iemand schade toegebracht? Vind je de methode om geestelijk zo vrij te worden, dat je kunt reiken tot de allerhoogste sferen; zodat je krachten kunt puren, die een genot en vreugde op zichzelf zijn. Dingen, die de somberste dingen tot vreugde kunnen maken. Dan kunt u net, zoals Daniël in de leeuwenkuil, vrolijk zijn, of, zoals de jongelingen in de vuurpoel, die dit toch volgens de mensen erg onaangenaam konden vinden, een loflied zingen aan God, omdat Hij Zijn grootheid juist in uw ellende bewijst.

Dat zijn enkele punten die zo bij het praktisch geestelijk leven te pas komen. Ik heb zo het idee, dat degenen, die niet alleen de theorie aanhoren, maar ook de praktijk kunnen beleven, daar ook veel aan kunnen hebben. Ik zal mij in de eerste plaats moeten richten tot de beginners, de mensen, die eerst eens moeten leren met zichzelf en de wereld te leven, voordat zij geestelijk verder kunnen gaan. Dat neemt niet weg, dat, al zal ik geen kosmische sleutels verbergen in mijn betogen, ervan overtuigd ben, dat ik menigeen een nieuwe wereld kan laten zien, een nieuw geluk kan geven en een diepere inhoud in zijn bestaan; wanneer men maar niet alleen luistert, maar de lessen ook in de praktijk omzet. Daar gaat het om.

Ik heb eigenlijk een fout gemaakt. Ik heb te veel over mijzelf gepraat. Ik zal u precies vertellen, hoe de zaken staan. Dit is de laatste avond van het seizoen. Het wordt tijd, dat men zich weer in gaat spannen voor het komende seizoen. Wij hebben zo gedacht, wanneer er nog mensen zijn, die misschien niet begrijpen, wat onze cursussen betekenen, dan is het voor hen wel eens goed te horen, wat er in zit. Voor degenen, die een onvolledig begrip hebben van het werk van onze Orde, is het misschien wel eens aardig een klein tipje van de sluier opgelicht te zien van al de bijeenkomsten, die dan zo besloten zijn. Als je dan zo kijkt naar de zondagochtenden, de esoterische kring, Groot Geestelijke Scholing en al, wat er bij hoort, dan kunnen wij een hele avond vol praten alleen met dergelijke “monsters”. Geen monsters zonder waarde hoor. Het heeft wel degelijk zijn betekenis.

Wij hebben gedacht, dat u er misschien toch iets vindt, al was het alleen maar de gedachte, dat op aarde – en lang niet alleen bij ons, maar in vele andere richtingen evenzeer – een praktisch onderricht te vinden is. Als je het maar werkelijk volgt met de praktijk, voor de mens kan het een grote bevrijding betekenen; ook vrijwording. Zoals er ongetwijfeld niet alleen door ons, maar door vele grote groepen, lessen worden gegeven, die je meer en meer in contact brengen met de kosmos zelf, zodat u niet hoeft te zeggen, dat u als mens arm, eenzaam en verlaten op deze wereld zit. Als dat het geval is, is het uw eigen schuld. Wie zoekt en oprecht zoekt, die zal voor zich een weg kunnen vinden, die leidt naar grote geestelijke vrede, grotere bewustwording en vooral: een actiever en intenser leven in het Goddelijke en met het Goddelijke.

Als wij dat een beetje met de praktijk voor elkaar kunnen brengen, vrienden, dan is het de moeite waard om met die praktijk te beginnen.

De strijd van de mens in het leven.

Wanneer de mens goed leeft en dus niet gedreven wordt door angsten of begeerten, dan zal hij een zeer grote vrijheid ervaren en daarin geluk en vrede vinden. Er is dan geen sprake meer van strijd in het leven. Wanneer men een dergelijk punt heeft bereikt, dan zoekt men onwillekeurig naar God. Wanneer ik alleen terug mag verwijzen naar bv. het boeddhisme, maar ook naar sommige heiligen uit het christendom, dan blijkt wel uit deze omschreven en vastgelegde gevallen, dat de mens wel degelijk in staat is boven alle levensstrijd uit, in een onmiddellijk contact met zijn God te komen. Bij de Boeddhisten vinden wij als voorbeeld naast de Gautama Boeddha zelf menige Bodhisattva met zijn bijzondere bereikingen.

In het christendom vinden wij naast Jezus verschillende heiligen als Franciscus van Assisi, Augustinus, e.a. De mogelijkheid om aan die levensstrijd te ontkomen bestaat dus wel degelijk, terwijl men ook in onmiddellijk contact met het Goddelijke kan komen, zij het misschien enigszins beperkt door de wijze, waarop men dit contact heeft gevonden.

Wat is dan eigenlijk de strijd, die de mens voortdurend in het leven te voeren heeft? De mens leeft in een omgeving, die niet helemaal is aangepast aan de eisen, die hij zelf aan het leven stelt. Hij heeft zich bovendien aan te passen aan een reeks van gedachten en voorstellingen, die in flagrante strijd staan met zijn geestelijk beeld en geestelijke voorstelling van “goed leven”. Alle strijd komt in de eerste plaats voort uit innerlijke verdeeldheid, innerlijke tegenstrijdigheden. Dit geldt niet alleen voor het lot van het individu, maar evenzeer voor de ondergang van volkeren, de grote strijd, die sommigen te voeren hebben.

Wij kunnen dergelijke dingen evenzeer vinden in Napoleons leven en daarmede in het leven van de gehele Franse natie, als bv. in dat van dhr. Jansen, die ergens woont in Driehuizen bij het kruispunt. Napoleon, klein van gestalte, voelde zich de minderwaardige. In zijn minderwaardigheidsgevoelens streefde hij er naar de meerdere te worden. Daardoor gaf hij zijn gehele wezen om die superioriteit te bewijzen. Maar het “de meerdere zijn” was niet voldoende, want hij vreesde, in een stationair zijn, wederom zijn belangrijkheid te verliezen. Vandaar zijn voortdurende oorlogen, vandaar zijn uiteindelijk zelf de ondergang veroorzaken door het grote avontuur in Rusland, zijn nederlagen ook, toen hij eenmaal terugkeerde van Elba. Voor de Franse natie betekende Napoleon een herleven van oude glorie en pracht, die men zelf zo-even in de revolutie had gedood en vermoord. Het betekende een terugkeer van orde en recht – waar een uitleven van eigen lusten slechts onrecht had geschapen – en dit vreesde, omdat het onrecht voor menigeen de dreiging was van een huwelijk met Madame Guillotine.

Hoe gaat het met onze mijnheer Jansen? Hij meent het goed, maar hij zou eigenlijk meer willen verdienen. Zijn vrouw zegt hem steeds, dat anderen meer hebben. Daarom streeft en werkt hij, en komt hij op de sociale ladder steeds verder naar voren. Gelijktijdig moet hij veel laten, wat hij eigenlijk begeerde. Hij zou zo graag in zijn tuintje zijn rozen verzorgen. Het kan niet, want hij moet werken. Het gevolg is, dat hij droomt van de rozen en er een lichte bitterheid komt. Hij moet besluiten nemen, maar hij is geen besluitvaardig mens. Hij neemt de besluiten, maar twijfelt voortdurend aan de juistheid van zijn beslissingen. Managerziekte, maagkwalen, onrust, en voor wij het weten is onze mijnheer Jansen een wrak, oud voor zijn dagen.

Het is begrijpelijk, want deze strijd speelt zich af door het onvermogen van de mens juist te leven. Toen de mens wandelde met God, was de wereld een paradijs. Indien de mens weer leert te leven met God, leert de kosmos zelf voor zich te ervaren als het werkelijk belangrijke, zichzelf en zijn belevingen terugbrengende tot op de belangrijkheid, die zij in feite bezitten, dan leeft hij wéér in een paradijs. Zolang als er nog een mens is, die meent, dat zijn inkomen belangrijker is dan het heil van zijn volk, zolang er nog een mens is, die meent, dat zijn politieke macht belangrijker is dan zijn eerlijkheid, zolang er nog een mens is, die meent, dat geloofsgezag voor de menigte belangrijker is dan een waar geloof in de leraren en van de leraren in het geloof zelf, zal er strijd blijven. De mens voor zichzelf kan hieraan ontkomen. Wanneer hij begint te beseffen, dat hij zelf – ongeacht de goede of kwade eigenschappen die hij bezit, de meerderwaardigheid of de minderwaardigheid die zijn deel zijn in het leven, – hij ten allen tijde staat op een plaats waar hij behoort.

Wanneer de mens begrijpt te dromen van dingen, anders dan zijn eigen mogelijkheden, maar dat het altijd een vreugde is om het beste te doen, wat je kunt, zo vaak je kunt en zo veel je kunt. Waarom verlangt de arbeider naar de status van de directeur en zegt de directeur te verlangen naar de gezeten rust van de rijkaard, die van zijn rente leeft en waarom zegt de rijkaard, dat het leven zo laf en kleurloos is geworden en dat hij liever een werkman zou zijn?

Niemand waardeert, wat het leven hem geeft; iedereen verlangt datgene, wat een ander heeft: begeren. Toch is een ieder angstig, dat een ander misschien een ietsje van het bereikte zou kunnen wegnemen. Men vreest ten onder te gaan, wanneer een ander zich een persoonlijk voorrecht aan zou meten. Men meent dat elke greep naar gelijke welvaart van lager-staanden, een bedreiging is van eigen zekerheid: angst. De mens vreest datgene te verliezen, wat hij niet waardeert. Hij waardeert tevens datgene, wat hij nooit zal kunnen bezitten en geslingerd tussen deze beiden komt hij tot onredelijke handelingen en daden. Hierdoor gedreven eist hij van het leven, telkenmale meer. Voorbeeld: hoe vaak zien wij niet in een huwelijk, dat de beide partners van elkaar begrip eisen, in plaats van elkaar begrip te geven. Hoe vaak zien wij niet in een huwelijk, dat van de ander wordt verwacht een zekere onderdanigheid en opoffering, die men zelf niet geeft, omdat men vreest zijn gezag, zijn invloed in het gezin te verliezen. Hoeveel huwelijken breken in deze dagen daaraan niet stuk? Ik geloof, dat dit een beeld is, van de strijd, die de mens in het leven voert. Niet tegen het leven, niet tegen die anderen en niet tegen de teleurstelling, maar tegen zijn eigen innerlijke verdeeldheid, zijn onvermogen om te leven, zoals hij het behoort te leven.

Zou een mens zijn God in het leven kunnen bereiken? Een gewoon mens die niet een heilige, Boeddha, of Bodhisattva is? Ik meen van wel. Wanneer die mens tenminste in zich het vermogen heeft om het onvermijdelijke te ondergaan, niet te verlangen naar hetgeen hij niet bezitten kan en niet te vrezen voor datgene wat hij niet verliezen kan. Wanneer de mens begrijpt, dat zijn werkelijke waarde is gelegen in zijn geestelijke integriteit, wanneer hij aanvoelt, dat het alleen belangrijk is eerlijk jezelf te zijn ten allen tijde, belangrijk om nooit iets te doen, wat je jezelf zou kunnen verwijten, wat je van een ander niet zou gedogen. Dan kan hij degelijk wel met God leren wandelen. Want dan zal het Goddelijke hem uit alle delen van de Schepping tegemoet treden, tot er een ogenblik van rust komt, een ogenblik van teruggetrokken zijn, een ogenblik van zich vanuit het leven verwijderen, een ogenblik, zoals de Boeddha onder de baobab boom en Jezus in de woestijn beleefde: een ogenblik, dat je eerlijk bent tegenover jezelf; de schatten van de begeerte verwerpt, de vrees ontkent door te zeggen: “Ziet, ik ben eeuwig en onvergankelijk, door Dat, wat mij geschapen heeft”.

Dan ontmoet je je God. Dan heb je die God ontmoet en dan is het leven vol en rijk. Dan kent het geen dood meer, hoogstens een spelend overgaan van sfeer tot sfeer, tot je uiteindelijk het Goddelijke Zelf ontmoet. De strijd van de mens is de strijd van het onbegrip van de mens. De strijd van de mens is het menselijk onvermogen om in de praktijk te brengen wat hij droomt. Menselijke strijd: het verschil, dat er bestaat tussen de Goddelijke wil en het spel van menselijke gedachten en begeerten.

Esoterie.

Esoterie is eigenlijk iets wat je niet in woorden kunt brengen, waar je alleen maar een ogenblik over kunt dromen en filosoferen. Het erkennen van het eigen Ik wordt niet vastgelegd in woorden, kan niet worden uitgebeeld in een grafiek. Er is geen enkele menselijke voorstelling, die het ontwaken van een innerlijk weten, van een grote innerlijke rijkdom kan uitbeelden. Esoterie is niet de uiterlijkheid van stellingen, vrienden, noch de veelheid van Goddelijke wetten, van metafysisch leren en van metafysisch gebazel. Het is een plotseling zien, waar je tot nog toe niet gezien hebt. Als een mens die zijn hele leven lang in een snelle, zware wagen over de wegen heeft gejakkerd en die dan plotseling door een kleine panne stil blijft staan, ergens midden op het land met een paar koeien, en een paar bomen misschien, waarin een vogeltje zingt. Eerst is hij gejaagd. Het gewone, het gewende is weggevallen. Langzaam ziet hij ineens een dorp aan de einder, in het blauw van een komende avond. Hij hoort een vogel, die zo helder zingt als geen orkest kan spelen. Hij ruikt de frisse geuren van de lucht en hij ziet, hoe de koppen zich in de wind stellen, wanneer de koeien wachten op het uur van melken. Voor hij het weet, is hij gevangen in een ban, die hem zijn hele leven een ogenblik doet vergeten. Hij droomt misschien van vroeger, droomt van zichzelf en van vrede, van buiten zijn. Ineens kijkt hij op zijn horloge. Is het al zó laat? Dan wordt er gejakkerd. Heeft de chauffeur die band nog niet omgelegd? Voort, voort, wij moeten jagen, want wij moeten naar de stad. Dan is het beleven voorbij. Maar soms zal zo iemand, gezeten in zijn kantoor, aan zijn grote bureau, een ogenblik aan dat moment van rust terugdenken. Een hekje, een wei en een zingende vogel.

Dat is eigenlijk nu zoiets als esoterie. Met het jachtende van het bestaan ontgaan je de mogelijkheden, die in je eigen leven verborgen zijn. De schoonheid, die je ervaren hebt, het geluk, dat je hebt gekend, ach, het zijn allemaal uiterlijkheden. Zij kunnen alleen maar in vormen worden voorgesteld. De mens verzamelt zijn leven in foto’s, in dode beelden in plaats van in levende herinneringen. Soms komt er een ogenblik, dat je ineens herbeleeft. Het vreemde is, dat je in het beleven, jezelf ziet, anders dan anders. Anders dan je gewend bent te zijn. Wat meer waard, wat eerlijker. Soms heb je de moed om weg te dwalen. Soms heb je moed, om wanneer die auto er eenmaal staat met zijn panne, niet alleen maar een ogenblik langs de weg te staan en te zien, maar wanneer je gezien hebt, dan loop je misschien een laantje in met wat wilgen, met een slootje langs de kant. Je voelt je even helemaal vervreemd van alle dingen. Dan word je wat sentimenteel en misschien zou je zelfs willen zingen, of willen bidden, wanneer de zon met een paar vegen van kleur de hemel even tot een wonderlijk schouwspel maakt. Dat is eigenlijk esoterie. Op het ogenblik, dat je in jezelf keert, niet stil te blijven staan alleen maar bij de herinnering, bij een ogenblik van zelfbeschouwing, maar die vreemde weg af te gaan, met zijn wonderlijke gedachten, met zijn bloemen, met zijn dreiging, totdat je een ogenblik weet: het is wonderlijk om te bestaan. Een ogenblik als het ware om te bidden, of te zingen.

Er is al heel veel gezegd over esoterie. Men heeft wel gezegd, dat het is te Zijn te midden van de sterren. Dat is eigenlijk niet waar. Men heeft ons verteld, dat esoterie kan worden vastgelegd in een voortdurende innerlijke strijd. Dat is niet waar. De echte esoterie is het erkennen van de weg die naar binnen toe voert, naar de kern van je eigen wezen. Daar kom je eigenlijk vaak meer per toeval toe, dan uit een weloverwogen zoeken. Wanneer je intuïtief zoekt is de mogelijkheid veel groter, dat je een weg vindt. Meestal komt het zo ineens. Er is een gebeuren, je hebt 1.000 keer geprobeerd, wat je niet gelukt. Een storing, of een onverwachte avond dat je rustig thuis zit, zelfs een onverwacht bezoek, een onverwacht contact met een enkel mens, een woord. Dan ineens zie je de weg, die je moet gaan. Wanneer je dan in jezelf doordringt, dan begrijp je iets van de Goddelijke waarheid, zoals die ook in jou zelf ligt. Dan erken je in jezelf dingen, die je tot nog toe alleen buiten je hebt gezien als een droom. Als je weer terugkomt, dan ziet je wereld er vreemd uit. Het is een verschil, alsof je uit een schitterende tropische tuin ineens staat in de kille, barre kaalte van een noordpool, ijs, sneeuw en storm. Het was zo warm en gemoedelijk. Wanneer je je daardoor laat slaan, kom je niet verder. Menige esotericus strandt juist op het feit, dat hij teveel verlangt. Hij zal nu plotseling binnen willen gaan in de lichtende sferen en lichtende belevenissen en het altijd behouden, maar dat kan niet. Wanneer je op die noordpool staat en je weet, dat er tuinen zijn, zou je dan misschien door het verlangen getrokken, terugreizen? Een moeilijke weg over onafzienbare ijsvelden, over een kille zee, vol van dreigende schotsen en bergen, die een groot gevaar opleveren, net zo lang, tot je je tuin weer hebt gevonden.

Zo moet u de esoterie beschouwen. De esoterie doet ons, net als een droom, onze innerlijke werkelijkheid zien. Zij geeft ons een beleving van een Kracht en een Licht, dat wij anders voor onmogelijk zouden heten. Iets, wat wij niet kenden. Wij stappen een ogenblik binnen in ruimten van licht, geur en klank, zo wonderlijk, dat wij eigenlijk uit onszelf weg zouden willen dansen van louter vreugde. Dan komen wij terug weer in het leven. Wij hebben dan geleerd, waar de tuin ligt van het innerlijk Licht. Dan moeten wij onze weg gaan zoeken, daarheen terug, terend op de herinnering misschien, moeizaam verder worstelend, elke keer weer, maar steeds in de richting van die tuin.

Begrijp het dus goed. Wanneer wij nu een besluit gaan maken van dit seizoen en dus ook van al die lezingen over esoterie, al die sprookjes: esoterie brengt u niet zonder meer ineens, voorgoed in een soort eeuwige zaligheid. Neen, zij stelt u in staat voor een kort ogenblik die Lichtende wereld, die hemelruimte in jezelf te vinden. Zij toont je als het ware, dat het de moeite waard is om er heen te streven. Dan ga je moeizaam in leven en ervaren de weg, die je steeds dichter brengt bij dit beleven, ook al zul je het misschien nooit meer ervaren, nooit meer, terwijl je nog streeft, maar één keer kun je er komen. Dat is de hoofdzaak. Esoterie toont ons het doel, geeft ons de kracht om de weg te gaan, maar ontneemt ons niet de noodzaak om te leven in de sferen en stof als mens en geest, tot wij het heiligdom in onszelf gevonden hebben en daarin onze vrede vinden.

Het zijn maar een paar korte woorden, vrienden. Mag ik erop wijzen, dat wij dankbaar zijn in het afgelopen jaar ook voor deze rubriek zoveel gehoor te vinden? Wij hopen, dat u het niet alleen beschouwt als een sprookje, of een reeks van mooie woorden, want het is iets, wat u aangaat, juist u. Juist u, omdat in u dat geheim ligt, de bevrijding ligt, waarvan het sprookje vertelt dat in u de hemeltuin ligt, waarvan u misschien droomt. Wij hopen, dat deze esoterie u zal leren te denken met een ander doel: Gods vrede in jezelf, jezelf in Gods vrede, één met de Kracht, één met de waarheid. Wanneer wij daartoe een steentje bij mogen dragen, vrienden, zijn wij gelukkig, want wij hebben geleerd, dat boven alle eigen en innerlijke ontwikkeling de band ligt, die ons allen verenigt, stof en geest, God en Schepping, alle dingen.

Juist die band trachten wij te bevestigen met wat wij u leren, zoals wij die ook trachten te bevestigen, wanneer wij een ogenblik aan uw zijde gaan, trachtend u een raad te geven, of u terug te houden misschien van iets wat verkeerd zou zijn. Een begrip van de eenheid met alle dingen is de bekroning van onze esoterie, meen ik. Een eenheid die steeds intenser wordt beleefd, die je steeds meer brengt tot een leven vóór anderen en daardoor in anderen.

Ik zal zo het woord overgeven aan de laatste spreker, maar nogmaals, wij zijn u dankbaar, dat u ons de mogelijkheid geeft om op onze wijze aan esoterie te doen, ook daadwerkelijk. Wij hopen dat wij u meer kunnen geven dan alleen maar wat mooie woorden, of prettige avonden.

Het schone woord.

Wij gaan besluiten met het Schone Woord. Een drietal onderwerpen naar uw keuze:

  • Vakantie

Een droom van ledige dagen met zon doorstoofd, waarin het vreemde landschap een wereld berooft  van alle zorgen en doet openbloeien  als een bloem.

Vakantie, flitsend spel van gedachten en krachten,  een zoeken naar ander bestaan dan je kent en toch steeds weer hetzelfde leven en wezen, waarheen je je ook wendt, waar je ook wilt gaan.

Want in de rust van de vakantie zien wij herrijzend  uit sleur als dood, de mens, zoals hij was in werken, bij zijn taak, genoopt in zijn leven tot streven.

Mens, die droomt van oneindigheid en toch gebonden blijft aan tijd en daarom minuten telt.

Vakantie wordt genomen om de kracht, die zij geeft. Een tijd van stille rust, zo zegt men. Toch wordt  zij eerst beleefd in het werken van een komend jaar, bron van nieuwe krachten. Bron ook van gedachten en herinneringen, die blijven. Je vreugd hergevend in zoete dromen, wanneer de zorgen komen  van de elke dag.

Vakantie is noodzakelijk. Indien zij u nog wacht,  wens ik u dat zij brengen mag: niet slechts zon en mooie dagen,  niet slechts licht en lach,  en ruisen van de zee, doch krachten voor een nieuwe taak en geesteskracht daarmee, die u leert het stoffelijk zijn te dragen. U vleugelen gevend voor een beter geestelijk bestaan.

  • Leven

In de duisternis een woord, beving, explosie van licht; in de oneindigheid een lichtend punt zich vragend: Ben ik?

Denkende punt, door lichtdruk geleid, tot een nieuwe wereld. Zich zoekend vorm en bestaan, tot zij zich richt tot streven.

Vragende: waarom ben ik?

Een wezen, dat leeft en de wet doorvoelt,  die de aarde regeert. Mens, die in worsteling  en strijd, leert kennen Scheppers wil en wet, toch vragend: Waarom moet ik streven?

Een wezen, aan de aard’ ontgroeid, dat nieuwe wereld zich ontdekt,  in zich erkent een lichte kracht uit licht tot licht gewekt. Een wezen dat de Schepping ziet  en weet zich daar te geven,  erkennend God is alle Zijn.

Hij is in mij.

Dit slechts is leven.

  • Straling

Een stem uit de oneindigheid, door kleinste delen voortgedragen, antwoord soms op mensenvragen,  regeert het leven en de tijd. Straling, uit de mens geboren, vonk van mens tot mens,  die leven geeft en ook geneest en vrede geeft, waar men slechts vrezen kende, zodat hij gaan kan, onbevreesd.

De straling springt uit de aarde, als veld geboren, spelend spel van pool tot pool, gaan wervelende turbines voort, zoemen generatoren, ze hergeeft straling  de kracht.

Dan flitst het licht in alle landen aan en wordt besloten nacht  tot dag, uit mensenhand geschapen. Wanneer de zon, door felle toorn bewogen, haar scherpe vlammen spuwt  en door de drift nog in zich donker, diepe wonden draagt,  haar straling is het, die de aarde benadert.

Deze is het, die aan mensenwegen knaagt en doet verstommen alle stemmen,  die men slingert door de lucht.

Straling is de wilde vlucht soms uit de ruimte aangekomen, makend tot vlammenzee een ster, nova van de aarde, ver gezien, een speldekop van licht.

Soms schept de straling leven, waar dorre barheid heerst, vruchtbaarheid soms gevend,  waar nimmer leven was.

Al deze dingen samen genomen,  alle straling saam omvat, is slechts kracht uit God geboren,  als een leven gevend pad.

De Schepping met Zijn, Zijn schijn verbindend,  zodat zij niet meer vraagt zichzelf: waar te gaan, maar leert om, door het Licht gedragen, in Lichte sferen op te gaan.

Straling, gaande van sfeer tot wereld  en kerend tot de hoogste sferen weer. Kracht van het scheppend zijn, die van het begin der tijden, alle dingen voortbestaan doet, zonder kenbaar eind. Straling is het wezen Gods, door onbegrip in velden nog omlijnd, doch werkelijkheid en Licht in ons, de ware kracht van het leven.

image_pdf